1 Kronieken 1 Kronieken 1
1. Adam, Seth,
Kortheidshalve worden in deze eerste vier verzen alleen gesteld de blote namen van dertien oudvaders die vóór den zondvloed geleefd hebben. En men moet de woorden dezer verzen aldus nemen en verstaan, van Adam is geboren Seth, van Seth is Enos geboren, enz. Enos,
2. Kenan, Mahalal-el, Jered, 3. Henoch, Methusalah, Lamech, 4. Noach, Sem, Uit en door deze drie zonen van Noach is de wereld als vernieuwd en met mensen beplant. Zie de aantekening Gen. 10:1. Cham Uit en door deze drie zonen van Noach is de wereld als vernieuwd en met mensen beplant. Zie de aantekening Gen. 10:1. en Jafeth. Uit en door deze drie zonen van Noach is de wereld als vernieuwd en met mensen beplant. Zie de aantekening Gen. 10:1.
5. De kinderen van Jafeth waren Gomer, en Magog, en Madai, en Javan, en Tubal, en Mesech, en Tiras. 6. En de kinderen van Gomer waren Askenaz, en Difath, Gen. 10:3 staat Rifat: de R en de D worden op meer plaatsen de een voor de ander gesteld, vanwege de gelijkheid derzelve. Zie 2 Kron. 1:7. en Thogarma.
7. En de kinderen van Javan waren Elisa en Tharsisa, Zie de aantekening Gen. 10:4. de Chittieten en Dodanieten. Alzo staat er ook Gen. 10:4, maar hier lezen sommigen Rodanim.
8. De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan. 9. En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan. 10. Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn Hij is de eerste
na den zondvloed geweest, die met geweld steden en landen onder zijn gehoorzaamheid gebracht heeft. Zie van Nimrod breder Gen. 10:9. op aarde.
11. En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten, 12. En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten. 13. Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth, 14. En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet, 15. En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet, 16. En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet. 17. De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, Uz, Hul, Gether en Mesech Gen. 10:23, genoemd Mas zijn Arams zonen geweest, en Sem was hun grootvader. Zie Gen. 10:23. Daarom stellen enigen hier dezes te weten, Arams zonen waren Uz; en onthoud dit eens vooral, dat de Hebreën een en denzelfden persoon, alsook een en dezelfde plaats, dikwijls verscheiden namen geven, gelijk in de naamregisters van dit boek en elders meer dikwijls wordt bevonden. en
Hul, en Gether, en Mesech. 18. Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber. 19. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk Versta dat de inwoners der aarde zijn verdeeld en van elkander gescheiden geworden, als God hunne spraken verward heeft in het bouwen van den toren te Babel, Gen. 11:9,16. Peleg wordt vertaald, een verdeling. verdeeld is, en de naam
zijns broeders was Joktan. 20. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah, 21. En Hadoram, en Uzal, en Dikla,