
14 minute read
Alpacawandeling
De les van de alpaca: laat je agenda niet leidend zijn
ij scharen ons in de categorie
Wfervente wandelaars. Toen de coronacrisis uitbrak, besloten we het Veluwe Zwerfpad te gaan lopen. Het streekpad telt in totaal 357 kilometer. Voor etappes van 20 kilometer draaien we onze hand niet om.
Daarom moesten zoon Thomas (10) en ik wat lachen, toen we een alpacawandeling boekten die staat aangekondigd als een route van 3 kilometer die ongeveer 1,5 uur duurt. Die afstand kun je toch met een beetje doorstappen in een halfuur afronden? Niet dus, we doen er zo’n twee uur over. En we vervelen ons niet. Een uitdaging is de wandeling soms wel.
Kapper Bij aankomst staan er al twee alpaca’s op ons te wachten: Ivan (volwassen, 1,5 meter hoog, lichte, dikke vacht) en Tinus (jong, 1,2 meter hoog, lichte vacht, bruine pootjes). „Ivan moet binnenkort worden geschoren”, aldus Hoeks. Zijn introductie op de wandeling is kort en duidelijk: de alpaca wandelt met jou en als hij even niet wil, ga je achter hem staan, klap je in je handen of geef je hem een duwtje. We krijgen een routekaart in handen en kunnen op pad: het erf van beleeboerderij Heierhof af en dan rechtsaf. De alpaca’s volgen gedwee. We zijn op pad.
Varkens Hoeks is eigenaar van de boerderij in het Brabantse Riethoven, iets ten zuiden van Eindhoven. De Heierhof biedt arrangementen voor verschillende groepen, van kinderfeestjes tot teambuildingssessies. Wandelen kan niet alleen met alpaca’s, maar ook met ezels. Boerengolfen, boogschieten en een hapje eten: de Heierhof heet met recht een beleeboerderij. De voormalige varkensboer houdt sinds eind jaren 90 struisvogels en begon later een minicamping. In 1996 stopte hij met varkens. „Wie toen zei dat je met agrotoerisme je boterham kon verdienen, verklaarde ik voor gek. Tegenwoordig kan het.” De voormalige varkensstallen bieden inmiddels onderdak aan de alpaca’s en de ezels. „Dat zijn sensitieve dieren, ze laten zich niet dwingen. Ik herken me er wel in.”

beeld RD, Anton Dommerholt
Dat blijkt tijdens de wandeling al snel. Zodra Ivan en Tinus iets groens langs de weg zien groeien, is hun aandacht al snel getrokken. Een hapje gras hier, een blaadje daar: ze trekken hun eigen plan en laten zich weinig gelegen liggen aan hun begeleiders. Althans, wij denken dan nog dat wíj het zijn die hén begeleiden.
Aanpassen Zodra we de bosrand zijn gepasseerd, blijken de rollen echt omgedraaid. Ivan weigert verder te lopen. De jonge Tinus kan dan bereid zijn aan de hand van Thomas vrolijk en lustig door te stappen, Ivan is dat niet van plan. Waarom zou hij ook? Waarom zou hij zich aanpassen aan de plannen van iemand die met 100 kilometer per uur naar Noord-Brabant komt gereden om even een rondje te lopen? Nee, Ivan trekt zijn eigen plan en houdt er zijn eigen snelheid op na. Ik moet me aanpassen.
Maar dat ben ik nog niet van plan. Ik spreek hem vermanend toe, geef hem een stimulerend zetje. Dat helpt soms een paar meter, maar niet veel meer. Aan het touw trekken helpt evenmin. Dan gaat de grootste van de twee alpaca’s er gewoon bij liggen, op zijn knieën of plat op zijn buik. Lopen, ho maar.
Thomas neemt Ivan over en denkt de oplossing gevonden te hebben: „We moeten liever tegen hem praten.” Maar ook dat helpt niet. Zelfs een paardenbloem voeren draagt slechts bij aan hooguit drie stappen vooruit. Daarna staat hij gerust weer vijf minuten stil.
Geduld Ik moet Hoeks gelijk geven: de alpaca wandelt met mij; hij bepaalt het tempo en het ritme. Wandelen met een alpaca is een oefening in onthaasten, in geduld. We besluiten er even bij te gaan zitten; tijd voor een selie en een video. Een straf is dat bepaald niet: de zon schijnt heerlijk, het bos kleurt alle kleuren groen, de vogels luiten vrolijk.
En Ivan en Tinus doen hun deuntje mee: „Muh, muh.” Hoe zou je het geluid van de alpaca eigenlijk noemen? Is het blaten? Is het hummen? Dat zijn het soort vragen dat je je gaat stellen als je toch rustig afwacht.
Van oorsprong leet de alpaca vooral in
Soms weigert de alpaca een stap te doen, soms rent hij vrolijk mee
Zuid-Amerika: Ecuador, Bolivia, Chili, Uruguay en vooral Peru. Het dier, ook wel berglama genoemd, wordt vooral gehouden voor de wol. De alpaca is de laatste jaren in Nederland steeds populairder geworden, mede omdat hij veel toegankelijker en tammer is dan de lama, die ook nog eens een stuk groter is. Ook in Nederland is de wol van het dier gewild, omdat die zacht en sterk is.
Zelfrelectie Langzaam maar zeker vragen we ons vertwijfeld af hoe we Ivan weer aan het wandelen krijgen. Zou het wel goed met hem gaan? Heet hij honger? Of gewoon geen zin meer, nu de middag grotendeels is verstreken?
Of ligt het niet aan Ivan, maar aan mij? Zou hij koppig zijn, omdat ik koppig doe? Is hij eigenwijs, omdat ik hem mijn wil opleg? Wandelen met een alpaca levert niet alleen onthaasten op, maar ook empathie en zelfrelectie. Kan nooit kwaad, besluit ik maar.
Uiteindelijk krijgen twee naderende honden Ivan weer aan het lopen. Kennelijk zijn die niet zijn vrienden. Van de vrouw die de honden uitlaat, krijgen we nog een advies: „Hou ze kort, dan lopen ze wel.” Een beetje gelijk heet ze wel: als we alpaca Ivan helemaal zijn eigen gang laten gaan, schiet het niet op, maar zodra we wat dwingender begeleiden, geet hij zich gewonnen en gaat hij gewillig mee.
Vooral als ze schrikken van twee loslopende honden, hebben ze de gang even link te pakken. Maar als Ivan even verderop, net nadat we bij een verlaagde akker rechtsaf moesten, een plas water ziet, wil hij niets anders dan er middenin liggen. Geduld maar weer. Ook een alpaca heet zijn wensen.
Klinkerweg Een paar rukjes aan het touw brengen hem weer in beweging. Als we het bos uit lopen, weten de alpaca’s zelf de weg: rechtsaf, over een onverharde weg – met de mooie namen Vlasakkers en Schufert. Ze willen nu zelfs een eindje rennen. Prima, jullie je zin. Zo langzaam als het even geleden ging, zo vlot gaat het nu. Thomas houdt even verder beide touwen vast en gaat zingend zijn weg: „Leuk uitje, pap.” En, tegen de dieren: „Rustig aan jongens, een recordtempo hoet niet, rustig.” Ze lijken snel te luisteren, want even later luidt Thomas’ commentaar: „Nu merk je dat de alpaca’s met mij wandelen en ik niet met hen; zij bepalen het tempo.”
Grasmaaier Aan het eind van de onverharde weg komen we weer in bewoond gebied. Rechtsaf. Aan beide kanten van klinkerweg Heiereind staan mooie, oude boerderijen. De alpaca’s lijken de stal te ruiken. Nog even schrikken ze van een te luidruchtige grasmaaier. Dan komt boerderij Heierhof weer in zicht. De struisvogels staan ons daar al op te wachten.
Boer Frank Hoeks vraagt ons Ivan en Tinus in de stal te brengen. Daar mogen ze weer bij hun soortgenoten. Dat moet een verademing zijn na een wandeling met een paar vreemde en dwarse snuiters. Hoeks: „Wat ik mooi vind aan alpaca’s, is dat ze hun eigen agenda hebben. Als ze een kwartiertje langer over een wandeling doen, maakt dat voor hen niet uit. Dat is voor ons goed om te besefen in een haastige, kapitalistische wereld.”
Haasten
En geef de alpaca’s eens ongelijk. Waarom zou je je haasten op een mooie, zonnige middag in april, waarop je als vader en zoon samen op pad bent? Dan moet de agenda helemaal niet leidend zijn, zeker niet als een wandeling ook nog eens levenslessen oplevert.
> heierhof.nl
Ba lanceren op een board in de golven
Maarten Dijkstra Het leek dé perfecte gezinsactiviteit in deze tijd van beperkingen: surfen. Gezellig , uitdagend én… toegestaan! Maar nu mijn plank de golven in mag , zakt de moed me toch een beetje in mijn wetsuit. Kan ik dit eigenlijk wel?
Het begint allemaal met een brainstorm over de vraag: wat gaan we doen op de verjaardag van ons oudste gezinslid? Drie puberzonen kijken verbaasd op van hun schermpjes: „Doen?! We kunnen toch gewoon thuis taart eten? Is dat niet genoeg dan?” De jarige in spe vindt dat inderdaad „niet genoeg” en aangezien die het mag bepalen, wordt het „iets leuks in de buitenlucht wat we met z’n allen kunnen doen en wat is toegestaan volgens de coronaregels.”
Veel valt af: museumbezoek –„niet leuk en verboden”–, een terras van een pannenkoekenhuis –„verboden”–, wandelen aan de Noordzee –„saai en te ver”– en dus wordt het iets wat wél met water te maken heet, maar wat niet zo ver en evenmin saai is: windsurfen. Aangezien niemand van ons ervaring met balanceren op een board heet, besluiten we een proeles voor vijf personen te regelen. De dichtstbijzijnde surfschool bevindt zich volgens Google Maps op familiecamping Veluwe Strandbad in Elburg. Eerst maar eens bellen. „Gutentag, womit
beeld iStock

kann ich Ihnen helfen?” vraagt de man aan de andere kant van de lijn. „Eh. ich belle für surfen. Eine lesse. Ist das möglich?” reageer ik ad rem in mijn beste Duits. Even is het stil –best lang eigenlijk.–, maar dan reageert de surleider in zíjn beste Nederlands: „Das kann, ja. Welche datum und tijd? En für hoeveel personen?”
We prikken een middag in het voorjaar: 19 euro voor anderhalf uur. Tja, per persoon valt het mee, maar als je met z’n vijven komt, is het totaalbedrag natuurlijk bijna 100 euro. Ach, we trekken de kosten van de taart ervan af. Plus de prijs van de inkopen voor alle gasten die dit jaar niet (mogen) komen. Bij nader inzien hebben we nog nooit zo’n goedkope verjaardag gehad.
Laveertechnieken Als we op dé dag, na wat stoere verhalen in de auto over schuimsporen en laveertechnieken, bij surfschool Lifetime-Sport aankomen, laat cursusleider Thomas ons allereerst zien welke pakken en schoenen we moeten aantrekken en waar de ‘pashokjes’ zijn. „Ga maar ruhig umkleiden, dan zien we elkaar hier für de instructie”, zegt hij. Dat „ruhig umkleiden” valt tegen. Horen die wetsuits echt zo strak te zitten of zijn er coronakilo’s bij gekomen? Misschien dat Duitse maten anders uitpakken dan Nederlandse? Tijdens de inspectie na de omkleedsessie vertelt Thomas dat de pakken strak horen te zitten. Ik hoop dat ik straks op het water niet in ademnood kom: nu snap ik waarom vrouwen in de 19e eeuw soms lauwvielen als ze een poos in een korset rondliepen. Als we alle vijf strak in het gelid voor Thomas staan, blijken de voorbereidingen op het echte werk nog steeds niet afgerond: we moeten nog ‘even’ de planken en de zeilen naar de ‘branding’ slepen. De cursusleider laat zijn blik keurend over onze lichamen glijden –zit mijn pak nou toch te strak?– en wijst ons dan één voor één passende exemplaren aan.
beeld RD


Zodra alle planken en zeilen bij de ‘branding’ liggen, steekt Thomas van wal. Met zijn instructie. Normaal gesproken heet hij vooral leerlingen van Duitse middelbare scholen als klant, vertelt hij. Vandaar dat hij en de andere medewerkers van het bedrijf uit Duitsland komen. Hij legt uit dat wij zogenoemde longboards hebben gekregen: grote, brede, dikke planken met veel volume, ideaal voor beginners, omdat ze heel stabiel zijn. De planken hebben een vin, vertelt hij verder. Hij wijst op een soort uitsteeksel onder zijn plank. „Die geet opwaartse druk en voorkomt dat het surboard zijwaarts wegglijdt.”
Grote vin In het midden van het board prijkt een wel heel grote vin. „Dat is het zwaard”, lacht Thomas. „Die maakt de plank stabieler en voorkomt dat je afdrijt. Als je op je plank wilt stappen, kun je je voeten het best in de buurt van dat zwaard plaatsen. Daar sta je het meest stabiel. Let wel op hoe de wind staat en leg je zeil van de wind af in het water. Anders slaat het meteen over je heen, wanneer je opstapt.”
Wat betret dat zeil: dat mogen we nu in de mastvoet klikken, instrueert Thomas. Dan komt hij vervolgens wel even kijken of de giek op de juiste hoogte prijkt. De giek? „Dat is die gebogen stang aan het zeil, waaraan je je als zeiler vasthoudt”, legt hij uit.
Na een beetje prutsen hebben we even later allemaal onze zeilen aan de plank bevestigd. Thomas schuit de giek bij de een wat omhoog en bij de ander wat omlaag. Het ding blijkt op borsthoogte te moeten zitten. Dan is het eindelijk tijd om te gaan. Een voor een waden we door de blubber van de inham bij de surfschool naar open water. De planken met de zeilen sleuren we als onwillige hondjes achter ons aan.
De wetsuit beschermt inderdaad een beetje tegen de kou, maar nat word je hoe dan ook. Het mooie van het Veluwemeer is dat je er overal kunt staan. Veel dieper dan 1,5 meter wordt het nergens. Behalve in de vaargeul, maar daar hopen we niet te belanden. Na 100 meter waden is dan eindelijk het moment van de waarheid aangebroken. Thomas doet het één keer voor: hij legt zijn plank dwars op de wind –„kijk naar het riet, de vlaggen of de golven om te zien waar die vandaan komt”–, plaatst het zeil van de wind af in het water, zet zijn rechtervoet bij het zwaard en trekt het zeil én zichzelf met behulp van een lijn aan het zeil omhoog. Daar staat hij. En daar gaat hij. Fluitje van een cent. Denken we.
Als hoofd van het gezin wil ik het goede voorbeeld geven. Net zoals Thomas leg ik mijn board en zeil in het water. Net zoals hij plaats ik mijn voet bij het zwaard. En net zoals hij trek ik me soepel en elegant ‘aan boord’. Plons, daar lig ik, achterover gevallen, weer in het water. Helaas ziet iedereen het. En lacht. Dan is het de beurt aan mijn jongste zoon. Zonder een spier te vertrekken hijst hij zich binnen tien seconden op zijn plank en zeilt weg. Alsof het niks is. Ik lach en juich naar hem, maar vanbinnen ben ik jaloers.
Hogere wiskunde Na een uurtje vallen en opstaan kan iedereen van onze groep redelijk soepel uit het water op de plank klimmen en eventjes in balans blijven staan. De meesten zijn zelfs in staat om een paar meters te maken. Alleen keren, dat blijt lastig. Vóór de wind gaat het redelijk, maar om niet in Harderwijk te belanden, zul je toch een keer moeten omdraaien. Thomas deed wel voor hoe dat moest, maar voor mij blijt het hogere wiskunde. Het heet iets te maken met voeten die een rondje rond de mast dansen en met het omgooien van het zeil. Maar het enige wat er bij mij omgegooid wordt, ben ikzelf. Gelukkig





is het Veluwemeer, zoals gezegd, niet al te diep, dus afstappen, de plank en het zeil handmatig omturnen, opstappen en terugzeilen is goed te doen. Wel apart dat ik vervolgens op een heel ander punt beland dan waar ik begon.
Vanaf dat eindpunt naar het startpunt zeilen blijkt onmogelijk. Thomas had het tijdens de instructie al gezegd: „Recht tegen de wind in gaan, kan niet; je zult moeten laveren.” Dat lijkt me echt iets voor de cursus voor gevorderden. Ik ga wel weer waden. Jammer dat ik mijn mobiel niet heb meegenomen, want die 10.000 stappen in de Ommetjes-app zou ik vandaag met gemak hebben gehaald.
Vervolgles Als we na de les uiteindelijk weer met z’n vijven aan vaste wal staan, kijken we elkaar even aan. Geven we een vervolg aan de stoere verhalen van de heenreis? Het lastige is dat we elkaar allemaal wel een keer of tien, twintig in het water hebben zien vallen. „Het was erg leuk”, besluit de jarige. „Misschien dat we binnenkort terugkomen voor een vervolgles.” Niemand durt te zeggen dat dat niet nodig is „omdat we het al ontzettend goed onder de knie hebben.” Voor die vervolgles nodigen we enkele ooms en nichtjes uit die nog nooit hebben gesurt, bedenken we. Kunnen we toch nog indruk maken. Al is het alleen maar doordat we het juiste jargon gebruiken.
Lifetime-Sport is geopend van 1 april t/m 15 oktober van 10.00 tot 18.30 uur. Elke dinsdag en zaterdag om 10.30 uur bestaat de mogelijkheid om een proefles windsurfen van anderhalf uur voor 19 euro per persoon mee te maken.
> lifetime-sport.nl
