
6 minute read
Ervaringsdeskundige sinds ontstaan van Vlaams bodemdecreet
Bioterra is ontstaan in 1996 en maakt intussen deel uit van de groep De Cloedt. Volgens Wouter Vermin die binnen de groep manager Treatment & Valorisation is en Bioterra leidt, zou Bioterra zich niet hebben kunnen ontwikkelen zonder het Vlaamse bodemdecreet dat een wetgevend kader voor de aanpak van verontreinigde bodem creëerde. Vandaag verzamelt Bioterra vervuilde bodems, sedimenten en mineraal afval in uit heel België maar ook daarbuiten. Op jaarbasis verwerkt Bioterra op haar sites nu zo'n 1,25 miljoen ton grond, slib en diverse minerale afvalfracties.
Volgens Wouter Vermin mogen wij trots zijn op de manier waarop het Vlaamse bodemdecreet (VLAREBO) de problematiek van de verontreinigde gronden heeft geregeld. “Op internationale congressen stel ik vast dat wij op dat vlak binnen Europa voorop lopen. Het bodemdecreet had vooral tot doel de diffuse verspreiding van verontreinigde bodem tegen te gaan. Het decreet zorgde ervoor dat de ontvanger van uitgegraven grond zeker was van de kwaliteit ervan. Het materialendecreet (VLAREMA) heeft daarenboven ook goed gedefinieerd wanneer een afvalstof niet langer een afvalstof is. Daarop konden wij dan verder onze activiteiten enten. Want niemand wil op zijn terrein afvalstoffen ontvangen.”
Bioterra streeft ernaar een oplossing te bieden voor alle bodems, ongeacht de mate van vervuiling en de structuur van de aangetroffen afvalstroom. Naast de exploitatie van een CGR (Centrum voor Grondreiniging) en van 24 TOP's (tijdelijke opslagplaatsen) zet het bedrijf ook in op de exploitatie van een definitieve opslagplaats (DOP) voor afgegraven gronden. In een voormalige groeve worden grondoverschotten van een bepaalde milieu- hygiënische kwaliteit definitief opgeslagen. Maar met uitgegraven bodem groeven en graverijen opvullen wordt in Vlaanderen hoe langer hoe moeilijker.


Slinkende opvangmogelijkheden in groeven
Wouter Vermin stelt dat er op dat vlak in Wallonië nog wel opportuniteiten bestaan. “Maar in Vlaanderen zijn heel wat groeven intussen opgevuld geraakt. Ook onze eigen DOP geraakt stilaan vol. Daar was een herinrichtingsplan aan verbonden. Door het opvullen van die groeve met niet verontreinigde bodem wordt het mogelijk 30 hectare waardevolle natuur aan het nationaal park Hoge Kempen toe te voegen. Door dat positieve effect zou die opvulling dus een perfect voorbeeld van een PIMBY (Please In My Backyard)-fenomeen kunnen zijn omdat de eindsituatie een hogere natuurwaarde heeft dan de lege put. Maar momenteel overheerst opnieuw sterk het NIMBY (Not In My Backyard)-syndroom, zeker voor gronden die afkomstig zijn van de werken aan de Oosterweelverbinding. “Wij willen niet de vuilbak van de Oosterweel worden”, argumenteren de gemeentebesturen, alhoewel er geen terreinen zijn die al zo grondig werden geanalyseerd als die aan de Oosterweelverbinding. En ook door deze houding geraken groeven nog moeilijk vergund om al dan niet deels aangevuld te worden.”
Op internationale congressen stel ik vast dat wij op dat vlak binnen Europa voorop lopen.
PFAS van kwaad naar erger
Bijkomend zorgt de PFAS-verontreiniging voor problemen. Voor deze problematiek bestaat in Vlaanderen nog geen definitief maar enkel een voorlopig kader. Dat gaat gepaard met meer onzekerheden. Voor de verwerking van die gronden is er voldoende capaciteit beschikbaar. Maar stortplaatsen heffen extra bedragen als zij PFAS-gronden ontvangen omdat zij zich willen indekken tegen steeds wijzigende normeringen.
Normaliter moet de vervuiler betalen. Maar in dit geval is het de sector die hiervoor grotendeels betaalt en dit doorrekent aan haar cliënteel, de overheid en de burgers, wij dus allemaal. Maar zelfs dat tijdelijk handelingskader werd onlangs door de Raad van State vernietigd. Daardoor riskeren we in een situatie terecht te komen waarbij alle bodems waar enigszins PFAS gedetecteerd wordt, gecatalogeerd gaan worden als ‘verontreinigd’ en dus niet langer toepasbaar zullen zijn onder voorwaarden. Dit dreigt de gehele bouwsector in een fatale wurggreep te brengen en aldus tot de annulering en het stilleggen van projecten te leiden. In Nederland bestaat wel al een definitief kader, heffen de stortplaatsen geen supplementen en kan de verwerking daardoor goedkoper.”
In Nederland bestaat al een definitief kader voor PFAS, heffen de stortplaatsen geen supplementen en kan de verwerking daardoor goedkoper.
Van reinigingsinstallatie naar recuperatiecentrum
Sinds 2016 exploiteert Bioterra in Genk een fysisch-chemische reinigingsinstallatie. Die is volledig in eigen beheer geëngineerd en uitgerust om de meest complexe minerale afvalstromen te verwerken tot hoogwaardige gerecycleerde granulaten. Deze installatie vormt een doordachte samenstelling van diverse scheidingstechnieken en kent zijn gelijke niet, zeker niet in België.
De site in Genk is bovendien trimodaal bereikbaar: via de weg, het water én het spoor. Door de strategische ligging nabij de grenzen van Nederland en Duitsland en de korte afstand tot de regio Luik in Wallonië, verzamelt en behandelt Bioterra een verscheidenheid aan grond- en afvalstromen. Het is op deze site dat nu de meeste investeringen op het vlak van recyclage worden gedaan. Het CGR voor bodem evolueert naar een recuperatiecentrum voor inerte materialen.
AggReMix als nieuwste ontwikkeling
Om de groei in de circulaire bouwmarkt te bestendigen besteedt Bioterra veel tijd en energie aan R&D. Zo kan Bioterra dankzij haar nieuwste ontwikkeling ‘AggReMix’ de bouwsector nu voorzien van hoogwaardige recyclaten. AggReMix staat voor Aggregates-Recycling-Mixing. Het gaat om een breed assortiment van hoogwaardige gerecycleerde granulaten.
De vervuilde, minerale afvalstromen komen van overal: veegvuil van de straten (gemeentelijk en stedelijk afval), bodemassen na de verbranding van biomassa voor elektriciteitsproductie, rioolslib, het met zand en slib verontreinigd water van de carwash, zand uit grote gieterijen, fijne fractie afkomstig uit bouw- en sloopafval, zand of grit dat gebruikt werd voor de oppervlaktebehandeling van metalen en muren, enz.
“Op basis van nieuwe technieken verwerken wij die tot secundaire, hoogwaardige grondstoffen, meer bepaald voor bouwtoepassingen als zandcement, mager beton, stortklaar beton en eigen zand- en granulaatmengsels”, legt Wouter Vermin uit. “Wij maken er een mineraalerts van dat voldoet aan de eisen om niet langer als een afvalstof te worden beschouwd. Bouwbedrijven kunnen die gecertificeerde gerecyclede materialen vervolgens aanschaffen om in nieuwe ‘recepturen’ te worden gebruikt.”
Applicatielimieten nog niet bereikt
Bij wijze van demo heeft Bioterra met stortklaar beton stockagewanden van 13 meter hoog en 60 cm dik laten bouwen met een recyclagepercentage van 92%. Dergelijke demoprojecten tonen aan dat de applicatielimieten voor gerecycleerde materialen nog niet zijn bereikt. De Europese normen staan verregaand hergebruik toe maar Wouter Vermin betreurt dat de Belgische Benor-normen op dit vlak het hergebruik sterker limiteren. Een geharmoniseerde Europese betonnorm, onder CE-label, zou hierin moeten kunnen faciliteren.