2
3
Zo was Utrecht Herinneringen aan Utrecht muziekstad in de swinging sixties Nico Jan Stijne in zijn jonge jaren, 1970. FOTO: PRIVÉBEZIT
De koffiekelder-cultuur, ‘vetkuivers’ en de Woolloomooloo: Utrecht groeide in de jaren zestig uit tot een populaire uitgaansplek voor jongeren. We halen herinneringen op met Nico Jan Stijne, eigenaar van de website ‘Zo was Utrecht’. Een walk down memory lane.
De metamorfose van Utrecht
Door Anouk van Leeuwen Het zijn scènes die onlosmakelijk verbonden zijn met de swingende jaren zestig: de historische beelden van vier jongens uit een wereldberoemd bandje uit Liverpool die een rondvaart maken door de Amsterdamse grachten. Het is 6 juni 1964, de tweede dag van het bezoek van The Beatles aan Nederland. De Beatlemania bereikt een hoogtepunt: duizenden gillende fans staan rijen dik langs de kades en een enkeling waagt zelfs een sprong in het water om even later hardhandig door de waterpolitie uit de gracht te worden geplukt. Tot dan toe liep het in Nederland, in tegenstelling tot Engeland en Amerika, helemaal niet zo’n vaart met de vernieuwende popmuziek zoals The Beatles die lieten horen. De twist werd gedanst op rock-’n-rollmuziek, op kinderfuifjes werd Highschool-rock gedraaid en de talloze tienerbandjes en -sterren die daaruit voortvloeiden waren nog immens populair. Toch werd het op die ene donderdag in juni meer dan duidelijk dat het ook hier een kwestie van tijd zou zijn voordat de zogenaamde beatmuziek de Nederlandse zieltjes zou veroveren.
‘Het bakje met popmuziek in de platenzaak werd steeds wat groter’ “Vóór 1965 gebeurde er in Utrecht voor mijn gevoel niet veel op muziekgebied, dat kwam pas daarna”, herinnert Nico Jan Stijne zich. Hij moet hard lachen als hij terugdenkt aan het begin van de zestiger jaren en aan de knullige Nederlandstalige liedjes die toen voortdurend gezongen werden. Ook daarna kon men maar langzaam wennen aan de invasie van de beatmuziek. “Maar het bakje met popmuziek in de platenzaak werd wel steeds
wat groter.” Stijne is ongeveer zeventien jaar oud als hij zich onderdompelt in het Utrechtse uitgaansleven van de jaren zestig. Voor de gelegenheid heeft hij een lijstje gemaakt met plekken waar ‘het’ destijds gebeurde. Dat doet hij graag, herinneringen vastleggen. Op zijn website ‘Zo was Utrecht’ (www.zowasutrecht.nl) staat een grote verzameling verhalen en beelden die herinneringen uit het Utrecht van de jaren vijftig, zestig en zeventig opnieuw tot leven wekken. Dit allemaal omdat hij verknocht is geraakt aan de stad waarin hij opgroeide en waar hij dus ook als jongeman het uitgaansleven ontdekte. In dat uitgaanscircuit kwam je verschillende gelegenheden tegen voor een uiteenlopend publiek, net zoals dat vandaag de dag vaak het geval is. Aan de Mariaplaats ontmoetten voornamelijk ‘gewone’ jongens en meisjes (geen studenten of intellectuelen) elkaar in dancings als Don Quichott, Hordijk (nu discotheek Storm)en Cartouche. Een andere populaire ‘danshoek’ zat aan de Oudegracht vlakbij het Jacobskerkhof: hier bevond zich Vat 69, eigendom van de Utrechtse zanger Don Mercedes. In de werf kelder eronder kwamen veel Antillianen en Surinamers samen in Discotheek 1875. “Op de werf kade kon je vaak de klanken horen van steeldrums bespeeld door een ter plekke opgericht steelbandje”, vertelt Stijne. Het is maar een fractie van wat de binnenstad te bieden had: in de Woolloomooloo kwamen (en komen nog steeds) de studenten dansen en Sarasani was een plek waar je maar beter niet kon komen vanwege vermeend drugsgebruik en illegale handel. “De eigenaar had terrariums met slangen staan...”. ‘Vetkuivers’, werkende jongeren op buikschuivers (een soort brommers, red.), kwamen in de H. Cruiff op het Vredenburg en “de meiden hadden van die suikerspinkapsels”. Op datzelfde plein haalde je aan het einde van de avond bij de Wimpey, de voorloper van McDonalds, een broodje hamburger. Maar vooral kenmerkend voor het uitgaansleven van de jaren zestig in Utrecht was de koffiekelder-cultuur. Omdat er in die tijd nog geen echte uitgaansgelegenheden
speciaal voor jongeren waren, boden de werf kelders langs de Vismarkt en de Oudegracht (één van de bekendste was De Catacomben, ter hoogte van het huidige Tivoli) uitkomst. Met de koffiekelders kregen vooral middelbare scholieren de kans om even weg te zijn van huis. Er traden regelmatig bandjes op en “je kon er koffie of een flesje fris krijgen met een tosti”, mijmert Stijne. Zo divers als het uitgaansleven in de binnenstad van Utrecht was, zo schaars was echter het aanbod aan concerten in de Domstad. Aan optredens van plaatselijke bandjes en landelijke groepen geen gebrek, maar wie buitenlandse popgrootheden wilde zien, moest toch echt naar de hoofdstad. Utrecht kampte kortweg met een zalentekort.
‘Men kende de ziel van de jeugd nog niet’ De slechte organisatie van de weinige popconcerten destijds herinnert hij nog goed. “Men was zoekende, Utrecht was er nog niet klaar voor.” Het mondde vaak uit in onvrede bij het jeugdige publiek, dat zich onbegrepen voelde. In 1966 zag Stijne in de Jaarbeurshallen The Kinks optreden, maar het voorprogramma was in handen van het Cocktail Trio (bekend van onder andere Het Vlooiencircus en Wie heeft de sleutel van de jukebox gezien?, red.). “Ken je dat? Zoek maar op, het is nogal een verschil. Daar zaten wij echt niet op te wachten. Men kende de ziel van de jeugd nog niet.” Pas na 1970 kreeg Utrecht meer gestalte als muziekstad met de opening van Muziekcentrum Vredenburg, het Beatrix Theater en een nieuwe Tivoli aan de Oudegracht. Ook de Jaarbeurshallen werden vernieuwd en het nieuwe centrum van groei en bloei van de stad was geboren. De muziek in Utrecht kon vanaf dat moment − eindelijk − haar vleugels helemaal uitslaan.
Stadsuitbreidingen, verregaande modernisering en een sterke economische groei: het is de recente geschiedenis van de stad Utrecht. Als niet meer dan een saaie provinciegemeente ondergaat Utrecht net zoals veel andere Nederlandse steden in de jaren vijftig en zestig een ingrijpende gedaantewisseling. Grondgebied wordt uitgebreid door de snel groeiende bevolking, nieuwbouwwijken verrijzen en vanwege de komst van meer auto’s en treinen stijgt ook de hoeveelheid asfalt en wordt Utrecht het landelijke knooppunt van de Nederlandse Spoorwegen. In die jaren verdwijnt de industrie om plaats te maken voor de welvaart van de dienstensector. De universiteit groeit uit tot de grootste werkgever in de regio en wijkt vanaf 1968 zelfs uit naar de Uithof, waar een geheel nieuwe ‘studentenstad’ ontstaat. En nieuwe kantoren en winkels bepalen voortaan het gezicht van de historische binnenstad. De bouw van winkelen kantoorcentrum Hoog Catherijne eind jaren zeventig bij het station is hier een goed voorbeeld van. Daarvoor vallen vele bestaande gebouwen onder de slopershamer, iets wat veel Utrechters betreuren. Naast deze ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen verandert Utrecht ook op maatschappelijk en cultureel gebied, zoals dat in vele westerse landen gaandeweg gebeurde. Het is de tijd van de Swinging Sixties: de consumptiemaatschappij dijt verder uit, sociale taboes (seks, racisme) worden doorbroken en er ontstaat een heuse jongerencultuur tegen de starre verhoudingen in de maatschappij . Die (hippie)cultuur komt in Utrecht tot uiting met onder andere de creatie van nieuwe uitgaansgelegenheden en jongerencentra waar de muziek uit die tijd hoogtij vierde.
Achttienduizend mensen kwamen op de tweede editie van het festival Flight To Lowlands Paradise af in de hoop Jimi Hendrix te kunnen zien. Het werd een chaos. 28 december 1969. FOTO: SPAARNESTAD FOTOARCHIEF
Dé uitvalsbasis van de hippiecultuur in Utrecht: het jongencentrum Kasieno op het Paardenveld, met de rijk beschilderde voorgevel. 1969. FOTO: SPAARNESTAD FOTOARCHIEF