KNOV De Verloskundige 2025#4

Page 1


De Verloskundige

Blijven groeien in je vak

Hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn

Wat is jouw verantwoordelijkheid? Handreiking voor klinisch verloskundigen

Bewust en bekwaam

Vier hoogwaardige supplementen ter ondersteuning van de zwangerschap. Ideaal om mee te geven aan jouw cliënt.

Maak een professional account aan

Gebruik actiecode: MAMASAMPLE

Ontvang de eerste 5 stuks gratis, t.w.v. €40

Alieke de Roon-Immerzeel

Bestuurslid KNOV

Bevoegd en bekwaam

De afgelopen jaren heeft dit tijdschrift een vergelijkbare metamorfose ondergaan als de vereniging zelf: waar we eerder vooral inzetten op meer randvoorwaardelijke zaken (met meer en minder succes), positioneren we ons nu vanuit beroepsidentiteit en vakinhoud. En daar sluiten we met De Verloskundige bij aan: de afgelopen uitgaven stonden in het teken van relationele zorg, data en wijsheid*. In deze editie gaan we in op onze bevoegd- en bekwaamheid om het vak uit te mogen oefenen, de wettelijke kaders die daaraan ten grondslag liggen en hoe we onze bekwaamheid opbouwen en vasthouden.

Die bevoegd- en bekwaamheid ligt vooral vastgelegd in de wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG). Daar staat onder meer (artikel 35 lid 1): ‘Het is anderen […], verboden om buiten noodzaak beroepsmatig de handelingen, genoemd in artikel 36** te verrichten ten aanzien van personen.’ En ook (artikel 35a lid 1): ‘De op grond van artikel 36 bevoegde personen zijn tot het verrichten van de handelingen, genoemd in artikel 36, uitsluitend bevoegd voor zover zij redelijkerwijs mogen aannemen dat zij beschikken over de bekwaamheid die vereist is voor het behoorlijk verrichten van die handelingen.’

Als ik ChatGPT vraag of de juridische tekst over bevoegd- en bekwaamheid ook positief verwoord te vinden is – altijd op zoek naar de fysiologie – is het antwoord nee. En ook duidelijk: Nederlandse wetteksten gaan over verboden en dan mogelijke uitzonderingen.

De wet BIG benadrukt daarmee dat wij als verloskundigen een uitzondering zijn. Een uitzonderlijk vak met een uitzonderlijke en beschermde juridische positie. Niet iedereen mag verloskundige zorg leveren en wij dragen zelf de verantwoordelijkheid. Maar hoe bewust bekwaam zijn wij? Daar is dit tijdschrift aan gewijd. Op pagina 36 gaat jurist Annemarie Smilde uitgebreid in op de recent uitgekomen KNOV-handreiking over ons deskundigheidsgebied, en dan vooral ook het grijze gebied waarin klinisch verloskundigen het vak uitoefenen. Spoiler: verloskundigen hebben ook in de kliniek een grote bevoegdheid! Op pagina 50 is alles te lezen over de start van de KNOV-academie. Dit nieuwe programma gaat bijdragen aan onze bekwaamheid door scholing aan te bieden op beroepsidentiteit en vakinhoud. Het interview met Andor de Rooy over de beroepsidentiteitswaarde ‘moed’ sluit daar mooi op aan.

Ook wij als bestuur leren elke dag. Je leest erover in het interview op pagina 14. We hebben tijdens de Algemene Ledenvergadering ons meerjarenplan voorgelegd, waarin we met en voor elkaar nog meer willen ontdekken en uitwerken. We zien ernaar uit om dat met bureau en leden vorm te geven!

* Heb je goede ideeën die bijdragen aan de invulling van dit tijdschrift?

Neem dan contact op met redactie@knov.nl.

** Verloskundigen vallen onder de beschrijving zoals verwoord in artikel 36 wet BIG.

Colofon

Redactieraad

Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom, Weija Steffens (Vrhl Content en Creatie), Regine Detollenaere, Yvonne Kuipers, Simone Valk

Grafische vormgeving en druk

Elma Media B.V. www.elma.nl

Acquisitie

Elma Media B.V.

Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00

Vormgeving, redactie en fotografie

Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.

Aan dit nummer werkten mee:

Jan de Gier, Hedy Jak, Ine Kaaij, Iris Kroon, Marjolein Lansbergen, Myra Langenberg, Linda Nuis, Natascha van der Steen, Mirjam Streefkerk, Sara de Waal

Abonnementen, personalia en adreswijzigingen KNOV

Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl

Abonnementsprijzen

Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar: Nederland €120

Binnen Europa €149

Buiten Europa €174 Los nummer €33

Coverfoto: VI-Photography

Privacy

Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.

©2025 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen

Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht

Oplage 5.000

ISSN 0348-1925

Duurzaam deskundig

aam undi

prakti

Blijven leren in de praktijk

21

Hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn

Interview met Andor de Rooy

Nieuwe handreiking geeft houvast 36

BEVOEGD EN BEKWAAM 7

De kracht van vakbekwaamheid

Hoe blijf je een deskundig professional? 13

Column van een klinisch verloskundige

Nieuwe bouwplannen 14

Op koers!

De plannen van het herkozen KNOV-bestuur 21

Hoe kalmte helpt moedig te zijn

Interview met Andor de Rooy 28

Hoe werkt leren?

Praktische leerstrategieën van een expert

NZa-kostenonderzoek

Hoe het tarief tot stand komt

Bevoegd & bekwaam handelen in de klinische verloskunde

Fouten maken wil je niet

Maar wat als het toch gebeurt?

44

Reflecteren op je eigen handelen met Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) 49

Accreditatie

Hoe zit het nu precies?

Een KNOV-academie Wat is het plan?

Leermomenten Collega’s delen hun inzichten INNOVEREN

Thuis bevallen met twee verloskundigen zonder kraamzorg: zegen of zorg erbij? Wetenschap 57

De rol van de verloskundige in het besluitvormingsproces Wetenschap KNOV 19

Update KNOV

Ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten

20

Q&A

Zijn er landelijke afspraken over wie in welke gevallen de nacontrole verzorgt? 35

Update Nieuws 63

Lid worden

Media – boeken, podcasts en films

Tips voor de donkere dagen

Veilig slapen, vanaf de eerste nacht.
De AeroSleep® 3D-topper: goed voor matras én kindje

Ademende 3D-laag

Unieke 3D-technologie die garandeert dat baby’s vrij kunnen ademen en slapen op een luchtlaagje

Super absorberend

Kindjes én matrassen blijven steeds droog en schoon

+ Hygiënisch & wasbaar

Snel gewassen en snel weer droog. Een schoon bedje opmaken gaat vlotter dan ooit!

Ontdek alle matraspakketten van AeroSleep® steeds inclusief 3D-topper

Nieuwsgierigheid als bron van bekwaamheid

Watjaarjijgakomend doen?

Heb je een diploma verloskunde op zak, dan ben je bevoegd én bekwaam.

Maar hoe zorg je ervoor dat je die deskundige professional blijft? Oftewel: hoe ga je tijdens je loopbaan om met vakvrouwschap, nieuwe ideeën en veranderende technieken? Wat betekenen de begrippen bevoegd en bekwaam?

Én wat vraagt het om deze levend te houden in de praktijk?

Tekst Myra Langenberg
‘Bekwaamheid vraagt om voortdurende ontwikkeling, eerlijke zelfreflectie en het onderhouden van praktische vaardigheden’

is jouw verantwoordelijkheid als individuele professional. Die bouw je op en houd je op peil door praktijkervaring, scholing en reflectie. De KNOV formuleert het zo: je bent bevoegd als je volgens de wet mag handelen, maar alleen bekwaam als je het daadwerkelijk kunt en verantwoord doet.

Je kunt dus bekwaam zijn zonder bevoegd te zijn.

Bijvoorbeeld bij het klieven van een tongriem, dat niet binnen de wettelijke bevoegdheid valt.

Andersom geldt: als je niet bekwaam bent, ben je automatisch niet bevoegd. De wet mag je iets toestaan, maar de verantwoordelijkheid ligt altijd bij jou.

Dit maakt zelfreflectie onmisbaar: bekijk kritisch of je alle handelingen nog goed in de vingers hebt. Zo niet: werk eraan, om medische missers te voorkomen.

Van onbewust onbekwaam naar onbewust bekwaam

Laten we beginnen met de termen bevoegd en bekwaam, waar staan die nou precies voor? Met een diploma verloskunde ben je bevoegd om te werken als verloskundige. Maar er is wel een voorwaarde: je bent alleen bevoegd als je ook bekwaam bent, dus ervaring hebt en weet hoe je je werk goed moet doen. Heb je een diploma, maar je vak al jaren niet uitgeoefend? Of heb je een bepaalde handeling al heel lang niet uitgevoerd?

Dan ben je formeel niet meer bekwaam – en niet automatisch bevoegd. Dit vraagt van verloskundigen dat ze zeker weten dat ze bekwaam zijn: een diploma alleen is niet voldoende. Want bekwaamheid is geen statisch gegeven: die verandert, groeit en kan ook afnemen.

Bevoegd en bekwaam: wat zegt de wet?

De Wet BIG en het Besluit AMvB Opleidingseisen en deskundigheidsgebied verloskundige bepalen welke handelingen verloskundigen mogen uitvoeren: die gaan dus om je bevoegdheid. Jouw bekwaamheid

Een bekend model dat helpt om je eigen leerproces te begrijpen, is dat van psycholoog Abraham Maslow. Hij beschrijft vier leerfasen, van beginner tot expert: Onbewust onbekwaam – je weet niet dat je iets niet kunt.

Bewust onbekwaam – je beseft dat er iets te leren valt.

Bewust bekwaam – je kunt het, maar moet er nog bij nadenken.

Onbewust bekwaam – je handelt vanzelf, met vertrouwen en routine.

Die fasen komen terug in alle leertrajecten. Bij studenten zie je dat magische moment: ze ontdekken wat ze allemaal nog niet kunnen. Dat is pijnlijk, maar precies daar begint het leren. En dat blijft zo, ook als ervaren verloskundige. Elke nieuwe setting – een andere praktijk of een andere rol – confronteert je opnieuw met onbekwaamheden. Ben je onzeker over je bekwaamheid? Praat erover met collega’s. Bespreek bijvoorbeeld een casus. Vertel wat jij hebt gedaan en vraag of jouw collega’s hetzelfde zouden hebben gedaan. Het gevaar schuilt in de onbewuste onbekwaamheid. Juist in een vak waarin je vaak

alleen werkt, is het belangrijk om je bewust te blijven van wat je nog te leren hebt. Zoek daarom momenten van gezamenlijke reflectie op, of loop eens een dagje mee met een ander en kijk hoe diegene het doet. Of vraag of je een dagje mag hechten of infusen prikken in het ziekenhuis om je skills op te krikken. Zo blijf je zelfkritisch én lerend.

Werken aan je bekwaamheid

Je bent er dus zelf verantwoordelijk voor dat je bekwaam blijft. Dat vraagt om eerlijke zelfreflectie. Stel jezelf regelmatig de vraag: mag ik iets doen volgens de wet, maar kan ik het ook echt? Heb ik deze handeling voldoende in de vingers? Zonder die reflectie mis je inzichten die cruciaal zijn voor veilige zorg. Twijfel je? Vraag dan anderen hoe zij vinden dat je het doet, collega’s maar bijvoorbeeld ook studenten. Zij krijgen de meest recente leerstof én zien misschien jouw blinde vlekken. Hiervoor moet je je natuurlijk wel kwetsbaar opstellen. Dat kan confronterend zijn, maar het is wel heel belangrijk.

Geen formele toetsing: doe het zelf

In de praktijk wordt je bekwaamheid zelden formeel getoetst. Meestal gebeurt het impliciet, in gesprekken met collega’s, tijdens intervisie of feedbackmomenten. Dat zou structureler kunnen. De KNOV wil daarom in de toekomst toewerken naar een soort bekwaamheidsregister met persoonlijke portfolio’s van haar leden. Een keer per twee jaar bekijkt een gelijke jouw portfolio en houd je een ontwikkelingsgesprek, met als onderwerpen: waar ben je goed in en wat kun je nog een beetje bijspijkeren? Niet vanuit controle, maar vanuit ontwikkeling en om je intrinsieke motivatie aan te boren.

Checklist Hoe bevoegd en bekwaam ben jij?

Reflectie is niet iets wat je doet ‘als je tijd hebt’. Het is een kernvaardigheid van de moderne professional. Wil je weten waar jij staat qua bevoegdheid en bekwaamheid? Stel jezelf dan eens de volgende vragen:

Wanneer heb ik voor het laatst een handeling uitgevoerd waarbij ik twijfelde aan mijn eigen bekwaamheid?

Welke handelingen doe ik zelden? En ben ik daar nog wel voldoende bekwaam in?

Wanneer heb ik voor het laatst actief gewerkt aan het opfrissen van mijn kennis of vaardigheden?

Voel ik me veilig binnen mijn team of praktijk om hierover te praten?

Ken ik de grenzen van mijn bevoegdheid?

Vanuit de KNOV wordt al gewerkt aan initiatieven die die ontwikkeling ondersteunen, zoals de KNOVacademie, die in 2026 van start gaat (lees meer hierover vanaf pagina 50, red.). Doel van de academie? Scholing bieden vanuit de beroepsidentiteit,

Houd ik bij wat ik doe aan scholing, oefening en reflectie?

Bij wie kan ik terecht als ik twijfel over mijn bekwaamheid?

Wat wil ik het komende jaar doen om mijn bekwaamheid te verstevigen of verdiepen? w amheid

als implementatie e van n i o van landdelijjke Ove KNOV het lereen niet Het i intrinsieke motivatie. Zie het als e tot o tot verdieeping v onze te versterk

f naar aanleiding erigens stelt de draait om jouw en an je vak en om en

als implementatie van richtlijnen of naar aanleiding van landelijke ontwikkelingen. Overigens stelt de KNOV het leren niet verplicht. Het draait om jouw intrinsieke motivatie. Zie het als een uitnodiging tot ontwikkeling, tot verdieping van je vak en om onze beroepsidentiteit te versterken.

spannende situatie met een collega kan al veel opleveren. Neem de tijd om het gesprek met elkaar aan te gaan: hoe doen we het? Wat zeggen cliënten over ons? Maak bespreekbaar hoe bekwaam je bent. Het Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) is een goede manier om dit op te pakken. Hiermee bespreek je stapsgewijs en gestructureerd een casus met collega’s. Je kunt zelf een casus inbrengen en veel leren van inzichten en concrete handvatten van de andere deelnemers. Vanaf pagina 44 vind je een artikel over MIO, dat laat zien hoe dat in de

Veiligheid en kwetsbaarheid

spannnende situatie met e Neem de o aan te gaan: hoe doen we ovver ons? ? M Maak bespreek beennt. Het Methodisch Inte is een goede manier om d je stapsgewijs en met Je kunt zelf van e van de andere e de d elneemer j je een artikel over MIO, d praktijk werkt . en kwetsb

Zelfreflectie is dus belangrijk, maar durf je het ook toe te geven als je ergens niet (meer) bekwaam in bent? Voel je je veilig genoeg? Of ben je bang dat je hierdoor niet goed genoeg lijkt? Je mag best vaker zeggen: hier ben ik minder sterk in. Dat is geen schande, maar een teken van professionaliteit.

Zelfreflectie is dus belang toe te als je ergens bent? V Vo l el je je gen hierdoor zeggen: hier ben ik minde schaande, maar een tekken

Reflecteren kun je leren

Reflecteren kun leren

Rfltkjl

Het mag d du d idelijk zelfreflectie is de sleutel

Het mag duidelijk zijn: zelfreflectie is de sleutel tot bekwaam blijven. Toch schiet het er vaak bij in door drukte en de waan van de dag. Hoe kun je hier toch scherp op blijven? Het belangrijkste is om bewust tijd te maken voor reflectie. Er niet automatisch van uitgaan dat handelingen die je al jaren doet, goed gaan. Intervisie, casuïstiekbespreking of het simpelweg bespreken van een

Juist door uit te sprek aan – en daar in je e netwerk k iema

Juist door dat uit te spreken, kun je gericht werken aan verbetering – en daar gaat het tenslotte om. Vraag in je netwerk iemand om jouw vaardigheden te beoordelen. Of, als dat onveilig voelt, in een andere regio. Initiatieven als de KNOV-academie en regionale scholingsgroepen zijn er om de drempel van kritisch naar jezelf kijken te verlagen. Leren is vaak makkelijker als je het samen doet, in een omgeving waarin vertrouwen en collegialiteit de norm zijn.

Verschillen in bekwaamheid: samenwerken als kracht

‘Professioneel handelen betekent erkennen wat je nog te leren hebt – en daar actief aan werken’

En onthoud: als verloskundige hoef je niet alles even goed te kunnen. Verschillen in bekwaamheid kunnen binnen teams juist een kracht zijn. Kijk daarom eens binnen je eigen praktijk naar taakdifferentiatie. De een is sterk in counseling, de ander in hechten of het begeleiden van complexe bevallingen. Maak dat bespreekbaar. Je kunt misschien – als het overdag is – je collega bellen

die heel goed is in hechten om even mee te kijken. Zo leer je van elkaar in een veilige omgeving.

Intrinsieke motivatie

Veel verloskundigen kennen de druk van nascholingspunten, accreditatie-eisen of simpelweg de praktische overwegingen rondom tijd en geld. De KNOV richt zich vooral op intrinsieke motivatie. Veel verloskundigen volgen scholing omdat het moet, niet omdat ze echt iets willen leren. Maar leren wordt pas waardevol als je iets kiest wat je echt leuk

‘Waarom doen we dit eigenlijk op deze manier?’

een gesprek met een collega, een casusbespreking of een student kan nieuwe inzichten geven. Het gaat dus om een lerende houding: nieuwsgierig, zelfkritisch en bereid om te blijven oefenen.

Ondersteuning van de KNOV

us. Ook k

De K en p en b hand bevo desk word

De K bero via h gesti doen refle

De KNOV ondersteunt je met richtlijnen, standaarden en praktische hulpmiddelen rondom bevoegdheid en bekwaamheid. Zoals handreikingen over klinisch handelen, kwaliteitsregisters en deskundigheidsbevordering. Daarnaast heeft de KNOV een helpdeskfunctie voor vragen over bevoegdheden. Ook wordt intercollegiale ontwikkeling gestimuleerd. De KNOV toetst haar richtlijnen breed binnen de beroepsgroep, zodat ze aansluiten bij de praktijk en via het kwaliteitsregister worden verloskundigen gestimuleerd aan deskundigheidsbevordering te doen. Niet alleen met scholing, maar ook door reflectie en intervisie.

Blijven leren

Bli

Be He gr o p

Bekwaamheid is dus méér dan verplicht nascholen. Het is een houding, en een keuze om te blijven groeien. Durf je af te vragen: ben ik echt bekwaam op alle fronten? Waar kan ik nog groeien? En hoe pak ik dat aan? De mooiste manier om bekwaam te blijven: leren met én van elkaar. Begeleid studenten, deel je kennis en stel vragen. De inzichten die je daardoor krijgt, zijn goud waard. Leren is niet iets wat stopt na je diploma – het is de kern van je beroep. Zonder reflectie leer je niks. Pas als je durft te kijken naar wat beter kan, blijf je groeien, als professional én als mens.

Stichting Still, vo als het leven even stil staat….

Een blijvende herinnering in een kwetsbaar moment

Als verloskundige hoop je dat iedere zwangerschap en geboorte goed verloopt. Toch kun je in je werk onverwacht geconfronteerd worden met verlies: een zwangerschap die anders loopt dan verwacht, een baby die veel te vroeg afscheid moet nemen, of een ouder die plotseling overlijdt.

Stichting Still is er juist voor die momenten waar woorden tekortschieten en beelden zoveel kunnen betekenen. Met een netwerk van vrijwillige fotografen legt Still, kosteloos, liefdevolle en respectvolle beelden vast van kinderen of ouders die niet verder mee konden in dit leven. Waar ouders in het begin soms aarzelen (wil ik hier wel foto’s van?), blijken de reportages achteraf vaak van grote waarde voor het rouwproces.

Verloskundigen spelen hierin een sleutelrol. Juist in de eerste uren en dagen na het verlies zijn zij vaak de eersten die ouders begeleiden en adviseren. Ook wijzen zij ouders vaak op de mogelijkheid van een fotoreportage (in het ziekenhuis of bij de ouders thuis).

Fotograaf Lianne vertelt: “Wanneer ik een gezin bezoek in zo’n kwetsbaar moment, voel ik de intensiteit van hun verdriet én de tedere liefde die er tegelijkertijd is. Door mijn lens zie ik ouders die hun kindje voor het eerst én tegelijkertijd misschien wel voor het laatst in hun armen houden. Het vastleggen van deze momenten geeft hun later iets tastbaars om op terug te grijpen. Ik ervaar vaak hoe belangrijk de aanwezigheid van zorgprofessionals is: hun warmte, geruststelling en aandacht maken dat het gezin zich gedragen voelt, zelfs in het diepste verdriet. Samen creëren we een ruimte waarin liefde en herinnering centraal staan.”

Stichting Still gelooft dat ieder gezin recht heeft op zo’n reportage. Het is een kleine lichtstraal in een donkere tijd, een gebaar dat helpt dragen wat eigenlijk ondraaglijk is.

Meer weten?

Op onze website staat informatie over hoe onze Stichting werkt: www.stichtingstill.nl.

Voor het aanvragen van een fotoreportage: 085 130 47 90

Voor minder dringende aanvragen verzoeken wij je te mailen: info@stichtingstill.nl

Scan & doneer

Dankzij donaties en vrijwilligers kunnen wij dit waardevolle werk blijven doen. Help mee en draag bij aan blijvende herinneringen.

Voor ouders, broertjes, zusjes en familieleden worden deze foto’s vaak een anker. Een stille getuige van een leven dat er was, van liefde die gedeeld werd, van verbinding die altijd blijft. Juist in de dagen, weken en jaren na een verlies kan het terugzien van die beelden een steun zijn. Jona, zo klein, zo bijzonder, voor altijd gekoesterd.

van een klinisch verloskundige

Marjolein Lansbergen

is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.

Nieuwe bouwplannen

Op de studiedag voor klinisch verloskundigen hoorde ik een treffende vergelijking: ons beroepsprofiel is als een grote bak LEGO-steentjes, en onze functieomschrijving is het bouwwerk dat je ermee maakt. Een duidelijkere metafoor is er volgens mij niet.

De LEGO-vergelijking past wat mij betreft bovendien niet alleen op het overkoepelende niveau, maar ook bij de verloskundige als individu. Want de ontwikkeling in het vak, van student tot starter tot ervaren collega, is ook als bouwen. De opleiding legt natuurlijk de basis: hoe de steentjes in elkaar klikken, welke volgorde handig is en hoe je voorkomt dat het bouwwerk omvalt. Zodra je je diploma op zak hebt, mag je jezelf bouwopzichter noemen: zelfstandig en bevoegd, vol enthousiasme om de stenen te gebruiken.

Als beginnende verloskundige volgde ik keurig de stappen uit het instructieboekje.

Protocollen en de VIL waren mijn handleiding en gaven houvast in een wereld vol nieuwe ervaringen. Met de jaren groeide mijn zelfvertrouwen. De instructies hoefde ik niet telkens meer op te zoeken; die zaten al stevig verankerd in mijn hoofd. Meer medische kennis, betere communicatievaardigheden, andere ervaringen: allemaal mooie nieuwe stenen in de voorraad om mee te combineren of te improviseren. Soms was het bouwresultaat een beetje ‘gewoon’ en andere keren nog mooier, leerzamer, spannender óf verdrietiger dan ik had verwacht.

De ‘LEGO-collectie’ groeide door uitbreidingssets: nascholingen, symposia, gesprekken met inspirerende collega’s en bijzondere cliënten. Ook waagde ik me een paar keer aan een hele nieuwe bouwdoos, in de vorm van een aanvullende opleiding. De verzameling groeide en groeide… maar er bleven ook blokjes onaangeroerd. Ik wist gewoon nog niet precies waar ik ze mee kon combineren en miste net dat éne stukje dat het geheel compleet zou maken. Soms dacht ik het te hebben gevonden, om dan te merken dat het tóch niet klikte. Andere keren vergat ik dat ik aan het zoeken was en bouwde ik gewoon door met de meest voor de hand liggende onderdelen.

Tot nu. Want eindelijk heb ik dat ontbrekende stukje gevonden. Er wacht een heel groot, nieuw project waarin ik op een andere manier verder mag bouwen aan kennis, aan inzichten, aan de toekomst van ons vak, in de vorm van een PhD. Dus… dit is mijn laatste column. Maar zeker niet mijn laatste bouwwerk!

Verder bouwen op een stevig fundament

Een stabiele en betrouwbare beroepsgroep en vereniging: daar zet het KNOV-bestuur zich ook de komende drie jaar weer voor in. Tijdens de ALV in juni werden Marieke Smith, Maaike van Rijn en Alieke de Roon-Immerzeel herkozen en in september ging hun nieuwe termijn in. Aan de hand van hun kleurrijke praatplaat lichtten ze hun koers toe voor de komende jaren. ‘We hebben een stevige basis gelegd en zijn blij dat we die verder mogen uitbouwen.’

O‘We streven openheid en transparantie na’

f die herverkiezing nog spannend was? Best wel, zeggen de bestuurders. Hoewel ze ook wel het gevoel hadden dat ze op de juiste weg zaten. Alieke: ‘We spreken natuurlijk vaak met onze leden en we hoorden dan meestal positieve geluiden. Maar toch is zo’n moment spannend.’ ‘Ook omdat er naast onze herverkiezing een aantal andere spannende dingen op de agenda stonden’, vult Marieke aan. ‘Bijvoorbeeld het stuk over onze beroepsidentiteit. Daarop wilden wij als bestuur verder gaan bouwen. Als wij als bestuur herkozen zouden worden, maar dat document zou weggestemd worden, dan had ik niet geweten hoe we verder moesten.’ Gelukkig bleek die zorg onterecht. Met een grote meerderheid werd er ingestemd met de geformuleerde beroepsidentiteit en Marieke, Maaike en Alieke mogen de komende jaren voortbouwen op het fundament dat ze

in de afgelopen drie jaar hebben neergezet. En daar zijn ze behoorlijk trots op. ‘Wat ik vooral bijzonder vind, is dat iedereen in de afgelopen drie jaar weer een plek in de vereniging heeft gekregen door de platforms die we hebben ingericht’, zegt Maaike. ‘Of je nu student bent, klinisch verloskundige of bijvoorbeeld praktijkhouder: je kunt via het platform voor jouw werkomgeving makkelijk in contact komen met gelijkgestemden.’ Het ene platform is verder dan het andere, maar de bestuurders merken alle drie dat de verschillende soorten KNOV-leden zich door de platforms meer gezien voelen. De komende jaren worden de platforms dan ook verder uitgebouwd.

In het centrum

Tijdens de ALV van juni presenteerde het bestuur een praatplaat, die je ook op pagina 16 ziet. De bovenkant van de afbeelding geeft het werkveld weer met daarin nadrukkelijk

in het centrum de verloskundige en de zwangere. ‘Logisch natuurlijk, want voor de KNOV draait alles om het zorgen dat verloskundigen hun werk goed kunnen doen’, zegt Maaike. ‘Als bestuur zijn we ook met het systeem bezig, met politiek soms, maar de verloskundige die het werk daadwerkelijk uitvoert is de kern.’ De vrouwen achter de verloskundige staan voor de rijke geschiedenis van ons vakgebied, die ook zo goed is beschreven in De Beroepsidentiteit van de Verloskundige.

Om de verloskundige en de zwangere vrouw heen zien we het werkveld en de uitdagingen waarmee we te maken hebben. Onder de verloskundige en de zwangere vrouw zien we de KNOV en het bestuur, die zich focussen op enerzijds kwaliteit en anderzijds op belangenbehartiging. In de onderste reep van de plaat zien we de stappen die al gezet zijn en die nog gezet moeten worden. Daar staan bijvoorbeeld

‘Iedereen heeft weer een plek in onze vereniging gekregen’

de platforms en de onlangs doorgevoerde herziening van het Kwaliteitsregister – nog zo’n stap waar het drietal best trots op is.

Durven kiezen

Dat er nu een mooi fundament staat om op voort te bouwen, komt mede door de manier van werken van het bestuur. De drie durven te kiezen, zo zeggen ze zelf. ‘We hebben gekozen voor een duidelijke koers en durven die ook vrij rigoureus door te voeren’, zegt Marieke. ‘Dat geeft duidelijkheid: aan onze leden, maar ook aan onze netwerkpartners. Waar we voorheen konden verzanden in eeuwige overleggen, durven we het nu te zeggen als we het er niet mee eens zijn. Maar altijd

constructief: we komen dan met een ander voorstel.’ Een mooi voorbeeld daarvan is het Kwaliteitsregister voor klinisch verloskundigen, waar al tien jaar over werd overlegd. ‘Dat liep gewoon heel moeizaam, we kwamen er niet goed uit met de NVOG’, zegt Maaike. ‘Maar we wilden wel graag dat het er kwam en vanuit die overtuiging zochten we naar een oplossing. Die vonden we door het Kwaliteitsregister te laten beheren door de Federatie van VSV’s.’

Het bestuur werkt met het bureau aan een meerjarenplan om de stabiliteit van de organisatie de komende jaren te waarborgen –ook als het huidige bestuur er over een paar jaar niet meer is. Alieke: ‘Dit is voor ons een

Twee extra bestuurders

Marieke, Maaike en Alieke zijn op zoek naar twee nieuwe bestuurders. Naar twee mensen die zich bij hen aansluiten en die over drie jaar de huidige koers van de vereniging kunnen voortzetten. De KNOV heeft een zorgvuldige procedure opgesteld om de juiste bestuurders te vinden. Alle KNOV-leden kunnen reageren. Daarna is er een selectieronde, waarvoor een externe partij wordt ingeschakeld. Kandidaten lopen vervolgens een tijdje mee met het huidige bestuur om te kijken of het echt iets voor ze is. ‘Je krijgt soms best wat tegenwind, dus een beetje moed en dapperheid is wel belangrijk’, zegt Marieke. Alieke: ‘En een beetje strategisch kunnen of willen nadenken is ook belangrijk. Maar het is vooral belangrijk dat je ervoor openstaat om te willen leren en samen wijs te willen kijken naar het vak en de leden.’

Wil jij jouw ervaring en ideeën inzetten voor de toekomst van het vak? Neem dan vooral contact op via bestuursleden@knov.nl en maak vrijblijvend kennis.

nieuw instrument waarin staat wat we de komende jaren willen bereiken. Het zet de grote lijnen neer. We willen ons Kwaliteitsregister natuurlijk nog uitwerken in een bekwaamheidsregister, we hebben plannen voor de KNOV-academie, maar ook ideeën over demedicalisering en een sterkere positie van verloskundigen.’ Maaike: ‘We blijven ons ook inzetten om de inhoud van ons vak en belangenbehartiging te scheiden, waarbij die belangenbehartiging echt in de platforms zit en het werken aan kwaliteit en de beroepsidentiteit bij ons en bij het bureau. Dat levert ook interessante gesprekken op met leden en zorgpartners.’

Openheid en transparantie

De input uit die gesprekken neemt het bestuur vervolgens mee in de jaarplannen. En dat is soms best uitdagend. Marieke: ‘Iedereen is voor demedicalisering, maar als je het dan

Scan de code op pagina 17 om de praatplaat te bekijken.

vervolgens hebt over dat we te veel echo’s maken, wordt het gesprek al ingewikkelder. En als we persoonlijke zorg heel belangrijk vinden: hoe groot willen we dan dat praktijken zijn? Ik ben er trots op dat we er als vereniging nu beter in slagen om dit soort gesprekken te voeren. Dat past bij de cultuur van openheid en transparantie die we nastreven.’

Ook de concrete invulling van de beroepsidentiteit staat voor de komende jaren op de agenda. Tijdens de ALV in juni werd terecht de vraag gesteld: beseffen we eigenlijk wel waar we mee instemmen? Het instemmen gaat immers wat betekenen: de beroepsidentiteit vormt het vertrekpunt voor het handelen van de hele KNOV. En een goede basis voor de gesprekken die het bestuur de komende jaren zal voeren met leden en netwerkpartners.

‘Betrokkenheid is cruciaal om deze koers levend te houden’

Koersvastheid, duidelijkheid en betrouwbaarheid, zowel richting leden als richting stakeholders: dat is de ambitie voor de komende jaren. Marieke, Maaike en Alieke hopen dat jij als lid actief meedenkt, meedoet en meepraat – via de platforms, via bijeenkomsten of via direct contact. ‘Die betrokkenheid is cruciaal om onze koers levend te houden’, besluit Alieke. ‘Want alleen als we het samen doen blijft de KNOV een stabiele, betrouwbare en betekenisvolle vereniging. En alleen samen kunnen wij als verloskundigen onze unieke positie in het zorglandschap blijven versterken.’

De praatplaat.
De Beroepsidentiteit van de Verloskundige.
Marieke Smith.
Maaike van Rijn.
Alieke de Roon-Immerzeel.

DE DI G I TA L E G I D S V O O R V R O U W E N

MET E E N H O R M O O N S P I R A A LTJ E

Counselen van hormoonspiraaltje makkelijk gemaakt1

Informeert vrouwen over hun hormoonspiraaltje en wat ze

Scan de de app t

Of zooeek k 'MyyIUUS

Evalueert het menstrueel bloedingsprofiel met medisch

Maakt vrouwen vertrouwd met hun hormoonspiraaltje en verbetert de

Maakt objectief, datagestuurd overleg mogelijk en verhoogt

Referentie: 1. Karakoyun T, Podhaisky HP, Frenz AK et al. JMIR

Update

Transformatie kraamzorgsector en de rol van de verloskundige

In 2026 start de kraamzorgsector met een grootschalige transformatie, die invloed heeft op het werk van verloskundigen. De plannen richten zich op hybride werken (digitaal waar mogelijk, fysiek waar nodig) en op de ontwikkeling van regionale partuspoules. Daarnaast wordt gewerkt aan kraamzorg op maat, waarbij een nieuw indicatieprotocol meer flexibiliteit moet bieden: een kortere standaard zorgweek, met ruimte om op- of af te schalen waar nodig. Na langdurig overleg is de KNOV aangesloten bij dit project. De KNOV benadrukt dat de medische eindverantwoordelijkheid van de verloskundige een prominente plek moet krijgen binnen het nieuwe protocol. Zo kan de verloskundige als regiebehandelaar het zorgplan blijven bewaken en sturen op de hoeveelheid zorg die daadwerkelijk nodig is voor moeder en kind.

Update herziening

beroepsprofiel en beroepscode verloskundigen

In 2024 is de KNOV gestart met de herziening van het beroepsprofiel (uit 2014) en de beroepscode (uit 2009) voor verloskundigen. Met de publicatie van de Beroepsidentiteit van de Verloskundige komt dit project nu in een stroomversnelling. Samen vormen de documenten de ruggengraat van het kwaliteitsbeleid van de KNOV, het raamwerk voor beroepsuitoefening en de basis voor gesprekken over het Landelijke Opleidingsprofiel Verloskunde. Het nieuwe beroepsprofiel wordt naar verwachting in 2026 opgeleverd en beschrijft wat van verloskundigen verwacht mag worden, welke taken zij uitvoeren en welke competenties daarvoor nodig zijn. De beroepscode bevat normen en waarden die richting geven aan professioneel handelen. Beide documenten worden aangevuld met actuele onderwerpen en nieuwe wetgeving.

Reünie van de lichting 19821985 van de Vroedvrouwenschool Heerlen

Onlangs kwam de lichting 1982–1985 van de Vroedvrouwenschool in Heerlen weer bij elkaar voor een reünie. ‘Destijds zaten we intern, met z’n allen op een lange gang’, laat oud-studente Esther Rasenberg ons weten. ‘We hadden twee mannen in onze groep, iets wat jaren niet was voorgekomen. Zij zaten op een andere gang, want ze mochten niet op dezelfde gang als de vrouwen. We hadden twee weken les en daarna twee weken stage in de kliniek. Er werd voor ons gekookt, dus aten we ook allemaal samen. De band die daardoor is ontstaan, is bijzonder. Nu, na veertig jaar, waren er achttien van de drieëntwintig ‘vroedjes’ aanwezig. Het voelde meteen weer vertrouwd. Fantastisch om ieders verhalen te horen!’

Ook iets leuks om te delen in het tijdschrift? Mail het naar redactie@knov.nl.

Landelijke afspraken over nacontrole

De medewerkers van het KNOV-bureau krijgen allerlei vragen van verloskundigen.

In deze rubriek lichten we veelgestelde of opmerkelijke vragen uit. Dit keer de vraag:

Zijn er landelijke afspraken over wie in welke gevallen de nacontrole verzorgt?

‘Wij merken in onze regio dat ook vrouwen die volledig klinisch bevallen voor de nacontrole zes weken post partum naar de eerstelijnsverloskundigen worden verwezen. Zelfs bij baringen die in de tweede lijn gestart zijn en in een sectio zijn geëindigd. Zijn er landelijke afspraken over wie in welke gevallen de nacontrole verzorgt?’

Er zijn geen landelijke afspraken over wie in welke gevallen de nacontrole verzorgt. Deze afspraken moeten op VSVniveau gemaakt worden én in samenspraak met de cliënt.

In de multidisciplinaire richtlijn Postnatale zorg uit 2018 staat hierover het volgende beschreven (hoofdstuk 6, pagina 46):

• Maak in het VSV afspraken wie bij een volledig tweedelijns bevalling de bevalling evalueert in de eerste week.

• Nodig elke vrouw uit voor de nacontrole en leg het nut ervan uit. Plan tijdens de huisbezoeken in de kraamperiode de nacontroleafspraak in, voor zes weken na de bevalling.

• Laat de nacontrole verrichten door een voor de cliënt vertrouwde verloskundige zorgverlener (de coördinerend zorgverlener of zorgverlener die de partus heeft begeleid).

Voor wat betreft de nacontrole na een sectio is het Addendum

Postnatale zorg na sectio caesarea behorende bij de richtlijn

Postnatale zorg van toepassing (hoofdstuk 7, pagina 26):

‘Een nacontrole na een sectio gebeurt in principe in de

tweede of derde lijn en bij voorkeur met de verloskundig hulpverlener die bij de sectio of het besluitproces voorafgaand aan de sectio aanwezig is geweest. Belangrijk is wel om met de kraamvrouw te bespreken met wie zij de nacontrole wil. Deze behoefte kan verschillen, bijvoorbeeld door het proces rondom de sectio of het aanwezig zijn van fysieke klachten.’

Het kan dus voor een individuele cliënt ook passend zijn de nacontrole in de eerste lijn te hebben, al zal een nacontrole in de tweede lijn meer gangbaar zijn. Goed om te weten is dat ongeacht wie de nacontrole doet, de kosten hiervan zijn meegenomen in het tarief voor postnatale zorg.

Volledige multidisciplinaire richtlijn. Het volledige addendum.

Heb je ook een vraag? Stel hem via MijnHelpdesk door in te loggen op knov.nl. Je vraag wordt dan zo snel mogelijk beantwoord.

Andor de Rooy over moed en kalmte

‘Verloskundigen hebben per definitie skin in the game’

Moed is een belangrijke kernwaarde van de beroepsidentiteit van verloskundigen. Niet geheel toevallig is het ook de titel van een boek van leiderschapscoach en organisatiepsycholoog Andor de Rooy, spreker tijdens de KNOV-ledendag. Begin dit jaar verscheen zijn nieuwste boek ‘Kalmte’.

‘Mijn doel is niet heel Nederland zen maken, maar laten zien hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn.’

Of Andor zelf zijn kalmte weet te bewaren op een podium? ‘Ik voel me er niet helemaal senang bij’, zo geeft hij toe met een glimlach. ‘Dat komt vooral door de setting. Ik vind dat moed en kalmte zich niet altijd goed lenen voor zo’n dag. Het zijn heel persoonlijke thema’s, waar ik dagelijks over praat met leiders op alle niveaus. Dat werkt prima één-op-één, maar in een zaal ligt dat anders en moet je er een algemeen verhaal van maken.’ Dat hij het tóch deed - en met succes - is grotendeels te danken aan het feit dat moed een van de kernwaarden is van de Beroepsidentiteit van Verloskundigen. ‘Op een doordachte manier bovendien, met een visie en niet zomaar iets wat op papier is gezet. Dat trok me over de streep.’

Angst

Zijn boodschap in een notendop: kalmte maakt moed mogelijk. ‘Moed gaat over dingen doen die je moet doen, ondanks dat je spanning of angst hebt’,

zo vertelt Andor. ‘Een eerste stap daarin is het onder ogen zien van je angst en je eigen lafheid. De kunst is je er niet door te laten leiden, iets wat wel veel gebeurt. Dat werkt verlammend en maakt dat we veel dingen niet doen die we wel zouden moeten doen. Dan is moed nodig. Als je erover doordenkt, dan is kalmte uiteindelijk de gemoedstoestand die moed mogelijk maakt. En dan niet de kalmte die je bereikt op een yogamat, maar een kalmte als handelingsperspectief. Het gaat mij niet om kalm zíjn, maar om handelen vanuit die kalmte.’

Moed geeft kalmte

Het mooie van moed en kalmte, zo bepleit Andor, is dat ze in beide richtingen werken. ‘Kalmte brengt moed, maar moed geeft ook kalmte. Dus als je dingen niet uit de weg gaat, levert je dat juist kalmte op. Op het moment dat je dingen laat sluimeren –bijvoorbeeld administratie of een moeilijk gesprek – dan gaat dat kalmte ondermijnen. Bij mij is dat bijvoorbeeld de btw-aangifte. Ik ga het liever uit de

weg. Dat herkennen veel verloskundigen met een eigen praktijk ongetwijfeld. Als ik dat laat liggen, dan stapelt het zich op en daar word ik onrustig van.’

Verloskundigen hebben wat Andor betreft allesbehalve een gebrek aan kalmte. Sterker nog, zo zegt hij, ze kúnnen niet anders dan kalm zijn in hun werk. ‘Een bevalling vraagt om kalmte en die geven ze ook. Ik heb dat zelf ook ervaren bij de geboorte van mijn eigen kinderen. Mijn inschatting is dan ook dat het niet zozeer gaat over kalmte en moed in verloskundige handelingen, maar meer in de randzaken: in hoe je omgaat met andere zorgverleners, administratie of omstandigheden binnen je eigen praktijk. Daar zit meer de behoefte aan kalmte en moed, dan in het vak zelf. Dus nee, ik beweer zeker niet dat verloskundigen niet kalm genoeg zijn. Maar als je het even niet bent, let er dan op hoe je het wel kunt worden.’

‘Op het moment dat je dingen laat sluimeren, gaat dat kalmte ondermijnen’

Impulscontrole

In zijn boek ‘Kalmte, over moedig leiderschap in turbulente tijden’ reikt Andor diverse tools aan. Een daarvan is impulscontrole: ‘Dat gaat over begrijpen hoe emoties op je inwerken en bepalen hoe jij je voelt. De dictatuur van het gevoel, noem ik dat. Ik pleit ervoor dat het denken wat meer aandacht krijgt. Tegenwoordig speelt alles op je gevoel in. We voeren geen denkdiscussies, maar emotiediscussies. Terwijl ik denk: je wordt doorgaans niet kalm van je gevoel. Als je de impulscontrole niet op orde hebt, blokkeert dat de denkkracht om bij je kalmte te komen. Het veroorzaakt juist het tegenovergestelde van kalmte: strijd. Daar kom je heel snel in terecht.’

Zorgen dat je zelfbeeld klopt, is ook een belangrijk aandachtspunt bij het vinden van kalmte. ‘Er werkt veel op ons in: sociale media, succesvolle collega’s, noem maar op. Dat kan veel onrust geven. Als je behoeftes gaat nastreven die eigenlijk niet kloppen of onvervulbaar zijn, status of rijkdom bijvoorbeeld, of een streven naar aanzien, dan ondermijnt dat kalmte. Het zorgt dat je niet snel tevreden bent en altijd meer wilt. Dus je bewust zijn van je zelfbeeld is heel belangrijk.’

Ademhaling

Wie de lezing van Andor heeft bijgewoond, zal de gezamenlijke ademhalingsoefening nog niet vergeten zijn. Want naast cognitieve en emotionele intelligentie, focust Andor zich in zijn boek ook op ‘lichaamsintelligentie’. ‘Het is met nadruk niet mijn expertise, dus dat gedeelte is geschreven door Marcha van Merrienboer. Zij was erbij op de ledendag om met de aanwezigen ademhalingsoefeningen te doen, adempauzes zoals ik ze noem. Ik zie in de praktijk echt dat zo’n fysieke interventie helpt op momenten dat je geen kalmte ervaart. Het is moeilijk op papier te zetten, maar je moet het gewoon doen. Even de moed verzamelen om het te leren.’

Andor de Rooy.

Skin in the game

Andor steekt zijn bewondering voor verloskundigen niet onder stoelen of banken. Niet alleen om de kalmte die ze weten te geven, maar ook door de moed die ze tonen. ‘Skin in the game’, noemt Andor het. ‘Dat hebben verloskundigen per definitie’, zo zegt hij. ‘Ik heb bewondering voor mensen die een risico lopen met hun werk. Niet in gemakzucht opereren, maar met wat druk erop. We drijven een beetje naar een maatschappij met weinig skin in the game, ik zie dat overal om me heen. Verloskundigen hebben echter met leven en dood te maken. Ze hebben een hele klus te klaren, elk uur van de dag. Daar heb ik bewondering voor. Het is geen gemakzuchtig verhaaltje, maar het gaat echt ergens over. ’

Moedmotief

In zijn dagelijks werk zoekt Andor ook altijd naar het risico. Niet bij zichzelf, maar bij de mensen die hij coacht. ‘Bij alles wat ik doe, wil ik skin in the game hebben’, zo zegt hij. Het is voor hem een belangrijk ‘moedmotief’, iets waar hij ook over spreekt in zijn lezing. ‘Een moedmotief betekent kort gezegd: weten waar je voor staat. Dat helpt ook je kalmte te vinden. Bij mij is dat bijvoorbeeld mijn eigen vak overbodig maken en professioneel

‘Uiteindelijk is kalmte de gemoedstoestand die moed mogelijk maakt’

zijn in mijn werk. Een moedmotief is ook het overlijden van mijn eerste vrouw. Dat helpt me om soms te denken: hoe erg is het nu eigenlijk wat ik allemaal moet doen? Een moedmotief is eigenlijk een tegengif voor angst. Het helpt je op momenten dat je bang bent.’

Herkenbaarheid

Daags na de lezing kijkt Andor met een goed gevoel terug. ‘Het was een fijne ochtend met een mooie en bevlogen groep professionals. Veel mensen kwamen na afloop naar me toe met vragen en suggesties. Iedereen haalt wat anders uit het verhaal, dat is ook altijd leuk. Ik sprak bijvoorbeeld iemand met een snelgroeiende praktijk, die kalmte en moed zocht in de nieuwe situatie. Die behoefte aan moed is vaak herkenbaar: iedereen heeft wel momenten waarop het daaraan ontbreekt.’ Met zijn lezing hoopt hij verloskundigen een zetje in de goede richting te hebben gegeven: ‘Mijn doel is niet heel Nederland zen maken, maar laten zien hoe kalmte je kan helpen moedig te zijn. Met skin in the game.’

E2P12P25
Compact & transporteerbaarRobuuste krachtpatserDe 3D alleskunner

Thuis bevallen met twee verloskundigen zonder kraamzorg

‘Waarom doen we dit eigenlijk niet vaker?’, vraagt verloskundige Samie Zijlstra zich af. Ze doelt op het begeleiden van thuisbevallingen met twee verloskundigen, zonder kraamzorg. Dit lijkt een ongewone gedachte. Toch groeit de interesse voor deze vorm van samenwerking. Uit praktische overwegingen, maar ook vanuit een bredere reflectie op autonomie, kwaliteit van zorg en duurzame inzetbaarheid.

Samie werkt sinds 2009 als verloskundige.

Eind 2023 besloot ze het over een andere boeg te gooien. ‘Ik wilde wat doen met de frustratie die ik soms voelde. Waarom moeten we steeds de barricades op voor keuzevrijheid, bekostiging en toegankelijke fysiologische eerstelijns verloskundige zorg?’ Dit bracht haar bij de master verloskunde. ‘Ik wilde me verdiepen in beleid en onderzoek, om beleid rondom verloskunde op een andere manier te kunnen beïnvloeden. Door – naast actie te voeren – mijn standpunten met meer kennis te onderbouwen en te proberen mensen aan het denken te zetten.’

Verwachtingen en perspectieven

Samie onderzocht de verwachtingen en perspectieven van eerstelijns verloskundigen rondom het begeleiden van thuisbevallingen met twee verloskundigen. Wat betekent dit voor de kwaliteit van zorg, de werkdruk en de beleving van de barende vrouw? Het idee voor dit onderzoek ontstond in de praktijk. ‘We hadden een cliënt met een manuele placentaverwijdering in de voorgeschiedenis, dus een plaatsindicatie in het ziekenhuis voor een volgende baring. Maar ze wilde heel graag thuis bevallen. We wilden haar wens graag respecteren en voldoende bekwame handen bieden. Daarom besloten we haar thuisbevalling met twee

verloskundigen te begeleiden. Dat gaf rust en een veilig gevoel. Voor haar, maar ook voor ons. Ik merkte hoe waardevol het was om samen te werken – zowel praktisch als emotioneel.’

Kwaliteit van zorg

Het onderwerp bleek actueler dan ooit. Samie: ‘Capaciteitsproblemen zorgen regelmatig voor onzekere situaties en stress tijdens bevallingen. Er zijn momenten dat er geen kraamzorg beschikbaar is, of dat de aanwezige kraamverzorger weinig ervaring heeft met thuisbevallingen. Óf dat het dichtstbijzijnde ziekenhuis geen plek heeft, waardoor je genoodzaakt bent om thuis te blijven – soms ook met een medische indicatie. De mogelijkheid om thuis te bevallen staat onder druk. Dat kan invloed hebben op de kwaliteit van

‘Je hebt het gevoel de verantwoordelijkheid te kunnen delen, je kunt reflecteren op beslissingen en leert van elkaar’

zorg en de rust tijdens de bevalling.’ Daarnaast signaleert Samie dat verloskundige zorg steeds complexer wordt.

‘We hebben te maken met een relatief hoog verwijscijfer van de eerste naar de tweede lijn, onder andere door toenemende protocollen in een cultuur van maakbaarheid en angst. Tegelijkertijd willen we vasthouden aan de autonomie van vrouwen en van onszelf als professionals, en handelen vanuit onze expertise in de fysiologie. Daarom wilde ik onderzoeken hoe we de eerste lijn kunnen versterken, zodat we duurzame, veilige, mensgerichte en passende zorg kunnen blijven bieden en de keuzevrijheid van zwangeren kunnen waarborgen.’

Het onderzoek

Voor haar scriptie stelde Samie een focusgroep met eerstelijnsverloskundigen samen. Ze onderzocht hoe zij aankijken tegen het begeleiden van thuisbevallingen met twee verloskundigen. ‘De reacties waren opvallend eensgezind en enthousiast’, vertelt ze. ‘De deelnemende vroedvrouwen hebben het idee dat het goed zou zijn om standaard samen te werken, wat vooral fijn is bij grensgevallen of emotioneel beladen bevallingen. Tegelijkertijd kwamen direct de praktische zorgen boven tafel: knellende roosters, financiering en de cultuur onder verloskundigen om alles alleen te moeten kunnen.’ Toch ziet Samie daar kansen. ‘Juist in tijden van schaarste moeten we openstaan voor innovatie. Als er minder kraamzorg beschikbaar is, laten we dan onderzoeken of samenwerking tussen twee verloskundigen een alternatief kan zijn. Bijvoorbeeld met een

‘Het gaat erom dat vrouwen keuzevrijheid hebben én houden’

poule van verloskundige bevalassistenten (nadrukkelijk naast de eerste, eigen verloskundige), of met een achterwachtsysteem. Het gaat er niet om dat we de kraamzorg vervangen, maar dat we de zorg toekomstbestendig maken.’

Wat levert het op?

De mogelijke voordelen zijn divers, denkt Samie. ‘Er ontstaat wellicht meer ruimte en rust voor uitleg, emotionele steun en responsiviteit richting de barende bij een normale én een gecompliceerde bevalling. Maar ook voor de verloskundige zelf kan het verschil maken. Uit het promotieonderzoek van Liesbeth Kool blijkt dat een op de vijf startende verloskundigen emotioneel uitgeput is. Esther Feijen-de Jong signaleerde dat de vertrekintentie van verloskundigen van 33 procent in 2018 naar 52 procent in 2023 is gestegen. De werkdruk is hoog en de verantwoordelijkheid zwaar. Samen een thuisbevalling begeleiden, kan dat gevoel verlichten. Je staat er niet alleen voor, je kunt

Samie Zijlstra.

reflecteren en je leert van elkaar. Het is dan uiteraard wel belangrijk dat de rolverdeling helder is: de eerste verloskundige is verantwoordelijk voor het beleid, de tweede ondersteunt.’

Vervolgonderzoek

Uit literatuuronderzoek bleek dat er in Nederland geen wetenschappelijk onderzoek is gedaan naar dit thema. ‘In landen zonder kraamzorg, waar standaard twee verloskundigen aanwezig zijn bij een thuisbevalling, zien we soms gunstige uitkomsten, zoals minder perineumschade en een hoge mate van tevredenheid bij alle betrokkenen. Maar we weten niet of dat hier ook zo is.’ Daarom pleitte Samie voor vervolgonderzoek: ‘Een pilotstudie waarin we de inzet van twee verloskundigen systematisch onderzoeken: hoe ervaren verloskundigen dit en wat betekent het voor de barende vrouwen en voor de organisatie van kraamzorg en verloskundigen?’

Inzicht

Die pilot komt er. Van de Stichting Frederik Ruysch heeft Samie subsidie ontvangen om vervolgonderzoek te doen. Deze stichting stimuleert onderwijs en onderzoek in de eerstelijns verloskunde, gericht op doelmatige, cliëntgerichte zorg dicht bij huis. Met het toegekende bedrag van € 25.000 kan Samie bij Amsterdam UMC, Verloskundige Wetenschap – in samenwerking met prof. dr. Corine Verhoeven, Eerstelijns Verloskundigen Amsterdam-Amstelland (EVAA) en de GeboorteBeweging – twintig bevallingen in de regio Amsterdam onderzoeken, thuis of in het bevalcentrum. Deelnemende praktijken zetten hun achterwacht in als tweede verloskundige. Samie: ‘We interviewen beide verloskundigen apart en vragen de kraamvrouw een gevalideerde vragenlijst in te vullen, met drie extra open vragen over de aanwezigheid van de twee verloskundigen. Zo hopen we zicht te krijgen op beleving en bevorderende en belemmerende factoren.’ De pilot bevindt zich nog in de voorbereidingsfase; de medischethische toetsingscommissie buigt zich momenteel over de aanvraag. Samie hoopt nog dit jaar te kunnen starten.

Meer vertrouwen

Naast de organisatorische aspecten raakt dit thema een dieper niveau: het vertrouwen in de fysiologie van de baring. Samie: ‘Thuisbevallingen worden schaarser.

Hoe minder je ze als verloskundige meemaakt, hoe spannender ze worden. En hoe spannender ze zijn, hoe vaker je doorverwijst. Dat is een vicieuze cirkel. Samenwerken met een collega kan dat vertrouwen versterken. Je kunt sparren op hetzelfde niveau en van elkaar leren. Als je samen een baring begeleidt, zie je meer, voel je meer rust en durf je beter te wachten. En na een heftige ervaring is het fijn om er met je collega over te praten.’

Duurzame inzetbaarheid

Wat Samie vooral wil, is het gesprek op gang brengen. ‘We moeten kritisch blijven kijken naar ons eigen handelen. Niet omdat we het niet goed doen, maar omdat de context verandert. De zorg wordt complexer, de verwachtingen van vrouwen veranderen en de werkdruk neemt toe. Dit vraagt om meer samenwerken en meer reflectie.’ Ze benadrukt dat ze in haar onderzoek niet pleit voor het afschaffen van kraamzorg tijdens de bevalling, maar voor het exploreren van alternatieve mogelijkheden. ‘Als we het goed organiseren en zorgvuldig evalueren, kan het bijdragen aan meer vertrouwen en een duurzame inzetbaarheid binnen onze beroepsgroep. Het is zeker niet zo dat ik wil dat iedereen thuis bevalt, maar wel dat de zwangere een echte keuze heeft en blijft houden.’

Meer weten? Scan de code en lees de volledige masterscriptie van Samie Zijlstra MSc: Thuisbevallingen begeleiden met twee verloskundigen zonder kraamzorg: perspectieven en verwachtingen van eerstelijnsverloskundigen – een focusgroeponderzoek

De leerzone als succesfactor voor bekwaam handelen

In de drukte van het dagelijks werk schiet leren er soms bij in. Toch is het juist dat voortdurende

leren dat maakt dat je als verloskundige bekwaam blijft. Onderwijskundige en lector

Dominique Sluijsmans legt uit hoe leren werkt, wat je kunt doen om echt iets te veranderen in je handelen, en hoe je leren aandacht kunt geven in een volle werkweek.

I‘n de basis kun je pas zeggen dat je iets daadwerkelijk hebt geleerd, als het verankerd is in je gedrag’, vertelt Dominique Sluijsmans, lector integrale curriculumontwikkeling bij de Hogeschool Rotterdam en zelfstandig onderwijskundige, gespecialiseerd op het gebied van toetsing in dienst van het leren. ‘Je moet dus aan het denken worden gezet over je vakgebied, op zo’n manier dat het uiteindelijk tot een gewenste verandering leidt als gevolg van nieuw opgedane kennis en ervaringen. In de waan van de dag is bewust denktijd organiseren best een uitdaging.

Dat is meteen ook het grote verschil tussen de context van een werkende volwassene en die van een student, waarin er per definitie aandacht voor leren en oefenen is.’

Hoe werkt leren?

Om werkplekleren te kunnen ondersteunen, zijn er vier belangrijke voorwaarden: focus, motivatie, oefening en toepassing in de praktijk. Dominique

‘Je blijven ontwikkelen vormt je als professional én mens’

licht ze toe: ‘De eerste voorwaarde is het kiezen wat je wilt leren en waarom. Om als verloskundige tot een diepgaand begrip van iets te komen, is het belangrijk dat je de ruimte hebt om je tijdelijk te kunnen focussen op één aspect van je vak. Want als je te veel kennis tegelijk wilt opdoen, bestaat de kans op cognitieve overbelasting. Er zal dan veel niet blijven hangen. Onderzoek dus samen: waar is een specifiek kennishiaat waar ik graag aan wil werken?’ Een tweede voorwaarde is motivatie. ‘Leren werkt alleen als je er betekenis in ziet en vertrouwen hebt. Door een specifiek doel op te stellen en de situatie te visualiseren, krijg je motivatie. Denk bijvoorbeeld: ik wil leren om moeilijke gesprekken met cliënten rustiger te voeren. Door dat doel scherp te formuleren, vergroot je de kans dat je dat doel ook daadwerkelijk realiseert.’ De derde voorwaarde is dat je in de drukke praktijk van de verloskunde bewust oefensituaties creëert. ‘Want als je iets maar één keer hebt gelezen of één keer hebt gezien, zakt dat weer snel weg. Dat heeft te maken met ons werkgeheugen, dat in de praktijk al vaak wordt opgeslokt door de dagelijkse prikkels. Bouw dus bewust oefenmomenten in en zorg dat je dan in de leerzone zit, niet in de presteerzone. In de presteerzone – bijvoorbeeld tijdens een bevalling –moeten fouten worden geminimaliseerd. De leerzone is daarentegen bedoeld om juist wél fouten te kunnen

maken, met als doel deze tijdig te leren herkennen en herstellen.’ De vierde voorwaarde is dat je wat je in de leerzone hebt geoefend, in de presteerzone verankert. ‘Pas als je die nieuwe kennis en vaardigheden ook inzet tijdens je werk, wordt het een blijvende verandering.’

Maak bewust ruimte

Het kan een uitdaging zijn, maar het is belangrijk om bewust momenten te creëren om te reflecteren. ‘Alleen of met behulp van feedback van collega’s’, zegt Dominique. ‘Als je een leidinggevende hebt, heeft diegene een belangrijke rol om jou te helpen om leermomenten in te bouwen. Maar als je werkt als zelfstandig verloskundige, vraagt dat om zelfregulatie. Ga voor jezelf na: wat betekent bekwaamheid voor mij? Doe ik mijn werk nog goed genoeg? Leren is ook verbinding houden met je professionele beroepsidentiteit. Wees dus niet bang dat je niet aan je werk toekomt, het creëren van rust en vertraging is juist een voorwaarde om bekwaam én gezond te blijven!’

‘Het diploma is je toegangskaartje, daarna begint het pas’

Toetsen als leermiddel

Ook toetsen zijn volgens Dominique essentieel in het leerproces. ‘Toetsen is in de kern een middel om te onderzoeken of je hebt geleerd wat de bedoeling was. Ook zorgen toetsen voor betere resultaten in een vakgebied.’ Ze haalt een voorbeeld aan dat iedere verloskundige kent: de Virginia Apgar Score. ‘Die test is briljant in zijn eenvoud en doelgerichtheid. Het is een manier om op eenduidige wijze vast te stellen hoe het met een pasgeborene gaat. Het sterftecijfer is hierdoor sterk gedaald. Daarom zoek ik als onderwijsdeskundige voortdurend naar: hoe kunnen we toetsen op een eenduidige manier die de bekwaamheid bevordert?’

Aanbevolen leerstrategieën

Mensen geven vaak aan bepaalde manieren van leren de voorkeur, maar bij het opdoen van nieuwe kennis is een aantal strategieën aantoonbaar effectief, weet Dominique. ‘Stel: er komt een nieuw boek of een nieuwe richtlijn uit, dan is alleen het lezen ervan niet voldoende voor het onthouden en begrijpen. Schrijf liever een aantal nieuwe concepten uit op kaartjes. Vervolgens gebruik je die om regelmatig je kennis te testen. Vraag ook tijdig feedback aan een collega die je hoog hebt zitten. Stel een gerichte vraag om feedback te krijgen op een bepaald aspect van je handelen. Dat vraagt wel veiligheid en vertrouwen – dat zijn echt kenmerken van een leerzone. Ten slotte is het ook belangrijk om de frustratie en moeilijkheid van leren te omarmen. Leren geeft plezier, maar het gaat niet vanzelf. Het diploma als toegangskaartje vanuit je opleiding is van waarde, maar daarna begint het pas. In de echte wereld. Grijp dus de kansen om jezelf steeds verder te ontwikkelen. Dat vormt je niet alleen als professional, maar ook als mens.’

Dominique Sluijsmans.

Kijkje in het NZa-kostenonderzoek

Een tarief dat recht doet aan het werk

Wat kost het nu eigenlijk om goede verloskundige zorg te leveren? De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoekt dat eens in de zoveel tijd en de uitkomsten bepalen het landelijke tarief voor de eerstelijns verloskunde. De KNOV was nauw betrokken bij het recente NZa-onderzoek en maakt zich sterk voor een eerlijke en goed onderbouwde berekening. Drie betrokkenen bij het onderzoek delen hun ervaring.

Wanneer Eline Nanninga, beleidsadviseur Geboortezorg bij de KNOV, over het NZa-onderzoek praat, begint ze meteen met een nuance. ‘We noemen het vaak een kostenonderzoek, maar eigenlijk is het een kostprijsonderzoek’, vertelt ze. ‘De NZa bepaalt wat de kostprijs is van de zorg die verloskundigen leveren. Op basis daarvan stellen ze het maximumtarief vast voor de eerstelijns verloskundige zorg.’

Om maar wat te noemen: rond 2015 zijn er veel verloskundige samenwerkingsverbanden opgezet, met af en toe wat overleg in de regio. Nu, tien jaar later, is dat veel meer structureel en samen met andere regionale overleggen – zoals voor Kansrijke Start – standaard onderdeel van het werk. De kostenverdeling van een verloskundige ziet er dus wezenlijk anders uit. Door nu te herijken sluit het tarief beter aan bij de huidige praktijk.’

Een flinke klus

Tarief volledige verloskundige zorg in de afgelopen 20 jaar

De NZa bekijkt daarbij welke kosten een praktijk gemiddeld maakt: van onder meer huur en personeel tot materialen. ‘Heel eenvoudig gezegd,’ legt Eline uit, ‘worden alle totale kosten van de praktijken gedeeld door het aantal zwangere vrouwen dat zij hebben begeleid. Daar komt een bedrag per zwangere uit. Dat vormt de basis van het nieuwe maximumtarief.’

De laatste herijking stamt uit 2017. ‘Sindsdien is er ontzettend veel veranderd,’ vervolgt ze. ‘De kosten zijn gestegen, maar ook het werk is veranderd.

Om het nieuwe tarief te kunnen bepalen, leverden het afgelopen jaar bijna honderd praktijken hun jaarcijfers over 2023 aan. ‘Ze kregen heel concreet van de NZa een Excel-bestand dat ze moesten invullen, met verschillende tabbladen’, vertelt Eline. ‘Het is voor een praktijk best een flinke klus, maar het is belangrijk werk, want die gegevens vormen de basis voor het nieuwe tarief.’ De KNOV was nauw betrokken bij het hele proces. ‘Vanaf het begin hebben we intensief meegedacht: is alles straks duidelijk voor een praktijk die meedoet aan het onderzoek? We hebben bijvoorbeeld ook

ELINE NANNINGA:

‘Het gaat ons niet om meer geld, maar om een eerlijke en goed

geadviseerd over de timing. Zo werd de uitvraag niet tijdens de kerstvakantie verstuurd, maar juist erna. Dat zijn misschien kleine dingen, maar het helpt wel enorm.’

De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat het tarief de afgelopen jaren te laag was, en omhoog moet. Een mooi resultaat, stelt Eline. Er is echter ook een maar, legt ze uit, die alles te maken heeft met een belangrijk onderdeel van het maximumtarief: de normatieve arbeidskostencomponent (NAC). Dit is het inkomensdeel voor de praktijkhoudende verloskundige, dat bestaat uit een brutosalaris, vakantiegeld en werkgeverslasten. In 2023 en 2024 liet de NZa dat onderdeel opnieuw berekenen. De functiezwaarte van de praktijkhoudende verloskundige werd onderzocht met als resultaat een inkomensdeel van € 144.668 voor 2024, een stijging van ruim 14 procent.

Bezwaarprocedure

Volgens Eline erkent die stijging de toegenomen verantwoordelijkheden van praktijkhouders.

Echter is de manier waarop de NAC nu is toegepast in het totale tarief, reden geweest voor de KNOV om een bezwaarprocedure te starten. ‘We vinden dat het rekenkundig niet juist is meegenomen’, vertelt ze. ‘We hebben in totaal vier formele bezwaren, die uiteindelijk allemaal hierover gaan.’

Een belangrijk punt voor de KNOV is dat de NZa rekent met een voltijd werkweek van 36 uur.

Wie minder werkt, krijgt minder vergoed, maar wie meer werkt, krijgt niet méér. Oneerlijk, stelt de KNOV, en het zorgt voor een scheve berekening. Daarnaast is de waardering van het inkomen volgens de KNOV onvolledig. De hoogte van het inkomensdeel is gebaseerd op salarissen uit cao’s in de zorg, maar bijvoorbeeld toeslagen voor onregelmatige diensten zijn niet meegenomen.

Wat is voltijd?

Ook de definitie van ‘voltijd’ schiet tekort, legt

Eline uit. ‘De NZa zegt: wie 36 uur per week werkt, 46 weken per jaar, is voltijd. Maar iemand die 50 uur werkt en 50 weken per jaar, krijgt hetzelfde.

Eline Nanninga.

MARIËLLE VAN KLEEF:

‘Het is best wat werk, maar je helpt er de hele beroepsgroep mee’

Of iemand die 40 uur per week werkt, maar wat minder weken, die zou ineens géén voltijder zijn, terwijl het totaal aan uren juist hoger ligt. Dat klopt gewoon niet.’

De NZa zal de bezwaren beoordelen. Als ze worden afgewezen, kan de KNOV naar de rechter stappen. ‘Dan beslist de rechter of de berekening opnieuw moet,’ vertelt Eline. ‘In theorie zou het tarief dan zelfs lager kunnen uitvallen, maar het gaat ons niet om meer geld: het gaat om een eerlijke en goed onderbouwde berekening.’ De KNOV staat hier overigens niet alleen in. ‘Ook andere beroepsgroepen, zoals huisartsen en tandartsen, maken bezwaar over het inkomensdeel van de tarieven.’

Meedenken

Gedurende het hele proces dacht een werkgroep van de KNOV actief mee. In die groep zaten onder anderen Mariëlle van Kleef en Miranda de Jong. Zij brachten hun kennis uit het veld in en hielpen de vertaalslag maken van beleid naar praktijk. ‘Toen het kostprijsonderzoek werd aangekondigd, kwam er een oproep wie wilde meedenken,’ vertelt Mariëlle, verloskundige en praktijkhouder van De Geboortezaak. ‘Ik heb me meteen aangemeld. We zijn een soort klankbordgroep: we luisteren mee, denken mee en geven terug wat iets betekent in het veld en in onze eigen praktijk.’

Miranda, bedrijfskundig directeur van de Coöperatieve Verloskundigen Nijmegen, vult aan: ‘Ik heb een bedrijfseconomische achtergrond, dus ik kijk met iets andere ogen. Zo nemen we allemaal onze eigen kwaliteiten mee. De werkgroep werd bij alle stappen van het proces betrokken en kwam eens in de zoveel tijd samen. Dan lag er bijvoorbeeld een nieuw model op tafel. Wij keken of het logisch in elkaar zat, of het goed te volgen was voor praktijken en of er vragen bij zouden ontstaan. Het was echt een doorlopend proces: van opzet tot uitvoering.’

Feedback

Ook de conceptberekeningen werden gezamenlijk doorgenomen. ‘In een van de laatste versies zagen we bijvoorbeeld dat de extra leverancierskosten voor digitale gegevensuitwisseling (Babyconnect) er niet in zaten,’ vertelt Mariëlle. ‘Dat hebben we aangekaart, want die gelden horen wél in het tarief thuis. Uiteindelijk is dat aangepast. Dat laat zien dat er echt iets gebeurt met de feedback.’ Naast de inhoud keek de werkgroep ook mee naar de communicatie richting de achterban en of zaken niet te juridisch of technisch stonden omschreven. Voor velen is het immers toch een ver-van-je-bedshow, zo weten beide dames. ‘De samenwerking hierin met de NZa was heel goed. Geen vraag was te gek.’

Volgens Miranda is het belangrijk dat verloskundigen meedoen. ‘Als je invloed wilt hebben op de uitkomst, moet je meedoen en je mening geven,’ zegt ze. ‘De NZa en het onderzoeksteam hebben echt geluisterd naar onze inbreng. Dat helpt niet alleen het proces, maar ook je eigen inzicht in hoe tarieven tot stand komen.’ Mariëlle herkent dat. ‘Ik hoor soms collega’s mopperen over zaken die anders moeten,’ zegt ze, ‘maar dit is juist de plek om daar iets mee te doen. Je wordt gehoord, je kunt meedenken, en dat is waardevol.’

Gegevens aanleveren Miranda de Jong was niet alleen lid van de werkgroep, maar leverde ook zelf gegevens aan namens drie praktijken in Nijmegen. ‘Van elke praktijk had ik de jaarrekening nodig en de aangifte inkomstenbelasting,’ legt ze uit. ‘Het financiële deel invullen was nog het makkelijkst, vond ik. Lastiger was het

Mariëlle van Kleef.

in kaart brengen van een werkweek: wat zijn de ingeroosterde uren, welk deel werk je tijdens een dienst en wat doe je daarnaast nog allemaal? Daar ben ik echt samen met de verloskundigen voor gaan zitten.’ Het leverde soms verrassende inzichten op. ‘We zagen al snel: veel verloskundigen werken nóg meer dan ze denken. Want naast je diensten en spreekuren, zijn er ook maatschapstaken, vergaderingen, werkgroepen… alles hoort bij de huidige functie van de eerstelijns verloskundige en telt mee in de kostprijs.’

Hoge respons

Volgens Miranda verliep het aanleverproces opmerkelijk soepel. ‘De NZa had nog nooit zo’n hoge respons. Bijna alle aangeschreven praktijken hebben geleverd, op een paar na die dispensatie kregen om goede redenen. Er was zelfs een hulplijn voor vragen. Ik denk dat je er als praktijk gemiddeld wel een dag mee bezig bent, grotere praktijken zeker nog iets langer. Dus het vraagt wel wat van je.’ Mariëlle: ‘Het is best wat werk inderdaad, maar je helpt er de hele beroepsgroep mee. Als niemand levert, heb je geen invloed. En hoe meer data er is, hoe beter de tarieven de werkelijkheid weerspiegelen. Dus als je gevraagd wordt in de toekomst, is mijn advies: doe mee!’

Zowel Miranda als Mariëlle benadrukken hoe belangrijk het is dat de beroepsgroep over eigen data beschikt. ‘De KNOV had zelf al een intern onderzoek gedaan,’ zegt Mariëlle. ‘Dat is zó waardevol, want het laat zien hoe verloskundigen hun tijd besteden en waar het geld naartoe gaat. Met die informatie kun je het NZa-onderzoek ook beter duiden.’ Miranda vult aan: ‘Data tonen aan hoe intensief het vak is. Uiteindelijk wil je betaald krijgen voor wat je doet. Op deze manier komt er inzage in de complexiteit en intensiteit van het beroep verloskundige in de eerste lijn.’

De betrokkenen kijken tevreden terug op het proces. ‘Het onderzoek is goed uitgevoerd,’ zegt Miranda. ‘Het bezwaar van de KNOV richt zich eigenlijk alleen op de NAC en dat snap ik. Dat speelt ook in andere beroepsgroepen. Maar de samenwerking met de NZa was prettig, en ik denk dat we samen echt stappen hebben gezet. We hopen wel dat het niet nog eens tien jaar duurt tot het volgende kostprijsonderzoek: daarvoor verandert er te veel in ons vak.’

Een eerlijk tarief

Met de nieuwe berekeningen in de hand en de lopende procedure over de NAC kijkt de KNOV vooruit. Eline benadrukt nogmaals dat de inzet van de KNOV niet gericht is op het ‘binnenhalen’ van een hoger bedrag, maar op een zorgvuldig en transparant proces. ‘Het gaat ons om de onderbouwing,’ zegt ze. ‘Dat verloskundigen weten hoe het maximumtarief tot stand komt en dat er eerlijk wordt gerekend. Daar doen we het voor.’

MIRANDA DE JONG:
‘Data tonen aan hoe intensief het vak is. Uiteindelijk wil je betaald krijgen voor wat je doet’

Update KNOV: Ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten

Je ziet ze vast weleens voorbijkomen: oproepen om bijvoorbeeld deel te nemen aan een werkgroep voor de ontwikkeling van een kwaliteitsdocument. Of om commentaar te geven op een conceptrichtlijn. Dat vraagt de KNOV je niet zomaar: richtlijnen en andere kwaliteitsdocumenten moeten aansluiten bij de behoeften van verloskundigen, de nieuwste inzichten en de actuele vraagstukken uit het dynamische werkveld. Zo ontwikkelen we samen praktische handvatten om de kwaliteit van de verloskundige zorg hoog te houden. Dit jaar werd en wordt gezamenlijk gewerkt aan de volgende kwaliteitsdocumenten, waarbij KNOV penvoerder is:

In ontwikkeling

• Standpunt Intermitterende Auscultatie

• Standpunt Baringshoudingen

• Standpunt Obstetrisch Geweld en Handreiking Verloskundige zorgvraag buiten de richtlijn

• Handreiking Indicaties vitaliteitsecho

• MDR Haemorrhagia post partum in de eerste lijn

• MDR Uitwendige versie in de eerste lijn

Afgerond

• Januari 2025: MDR Hyperemesis gravidarum (penvoerder NVOG)

• Juli 2025: Richtlijn Anemie

• Juli 2025: MDR Infectiepreventie in de huisartsen- en verloskundigenpraktijk (penvoerder NHG)

• Augustus 2025: Leidraad Erytrocytenimmunisatie (penvoerder NVOG)

• Augustus 2025: MDR Dreigende vroeggeboorte (penvoerder NVOG)

• September 2025: Leidraad Preventie van POPC (penvoerder NVK)

• September 2025: Leidraad Gynaecologische echografie (penvoerder NVOG)

• Oktober 2025: Omgaan met taalbarrières (penvoerder PFN)

De kwaliteitsdocumenten zijn mogelijk gemaakt door kwaliteitsgelden van ZonMw.

Ben je op zoek naar specifieke kwaliteitsdocumenten? Scan de code voor een volledig overzicht op de KNOV-website.

Richtlijnen, handreikingen en andere kwaliteitsdocumenten helpen je om in de praktijk keuzes te maken voor de juiste zorg, passend bij jouw cliënt. Het kan zijn dat je tijdens je werk hiaten en knelpunten tegenkomt. Deze hiaten en knelpunten inventariseert de KNOV graag.

Je kunt eenvoudig je knelpunt(en) delen. Jouw input wordt dan besproken met de betrokken partijen. Scan de code voor het online formulier.

Van onduidelijkheid naar eigenaarschap:

nieuwe handreiking geeft houvast

Klinisch verloskundigen werken in een complexe zorgomgeving. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden die bij het vak horen, zorgen in hun dagelijkse praktijk geregeld voor vragen. De KNOV vroeg jurist Annemarie Smilde en een werkgroep van klinisch verloskundigen hun krachten te bundelen om meer duidelijkheid te verschaffen over de juridische positie van klinisch verloskundigen. Zij ontwikkelden, met input en steun van de achterban, de handreiking ‘Bevoegdheid, bekwaamheid en verantwoordelijkheid van klinisch verloskundigen’. Hoe biedt dit document de klinisch verloskundige ondersteuning bij de bepaling van haar bevoegdheid en verantwoordelijkheid?

Het ministerie van VWS heeft in 2021 in een brief erkend dat de zelfstandige bevoegdheid van verloskundigen om zorg te verlenen niet afhankelijk is van de werksetting (eerstelijns of klinisch).

‘Maar in de brief wordt niets concreet gemaakt’, licht Mignon toe. ‘Het geeft nauwelijks duidelijkheid over bij wie welke verantwoordelijkheid ligt in de dagelijkse praktijk. Vanuit die onduidelijkheid is de vraag gekomen om iets op papier te zetten.’

Annemarie: ‘Het is voor klinisch verloskundigen belangrijk om te weten dat ze in relatief veel situaties zelfstandig bevoegd zijn om zorg te verlenen en handelingen te verrichten. Zeker na het standpunt van het ministerie van VWS is het van belang je te realiseren dat zij niet louter onder de verantwoordelijkheid van een gynaecoloog werken.’ Als jurist op het gebied van gezondheidsrecht ziet Annemarie dat ook terug in

uitspraken van het tuchtcollege waarbij wordt aangegeven dat verloskundigen zelf verantwoordelijk zijn voor hun handelen. ‘Dat roept dan wel de vragen op: wat valt wel of niet onder de bevoegdheid van een klinisch verloskundige? Wat kan wel of niet, en onder welke voorwaarden? Dan is het zaak duidelijkheid te scheppen en helder te krijgen wie waar precies voor verantwoordelijk is. Alleen dan weet iedereen waar hij aan toe is.’

Kloppend met de werkelijkheid

Annemarie geeft regelmatig scholing aan verloskundigen en merkt op dat er – met name in de klinische werksetting – weinig is vastgelegd over de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van de verloskundige. ‘Daarom voelde ik mij heel gemotiveerd om aan de handreiking mee te werken’, vertelt ze. Mignon vult aan: ‘In sommige situaties, ook in de tweede en derde lijn, dragen klinisch verloskundigen de volledige

Over Mignon van der Horst

Mignon van der Horst is bijna achttien jaar verloskundige.

De eerste zes jaar werkte zij in de eerste lijn, voornamelijk in Arnhem. Sinds twaalf jaar werkt ze met veel plezier als klinisch verloskundige in ziekenhuis de Gelderse Vallei in Ede. Als actief KNOV-lid neemt zij deel aan verschillende werkgroepen.

Daarnaast is ze actief in het VSV, waar zij zich bezighoudt met het opstellen van gezamenlijke protocollen. In 2026 hoopt zij te starten met de opleiding tot physician assistant.

verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld een baring. Terwijl de heersende gedachte is dat wij altijd onder de verantwoordelijkheid van de gynaecoloog werken. Als de verantwoordelijkheden helder zijn, en ook op een juiste manier geregistreerd gaan worden, dan wordt beter inzichtelijk wat klinisch verloskundigen daadwerkelijk doen.’

Ze geeft aan dat ze het belangrijk vindt dat klinisch verloskundigen kunnen terugvinden welke handelingen ze mogen en kunnen uitvoeren en waar ze precies voor verantwoordelijk zijn. ‘Als dat inzichtelijk wordt, krijgt het vak van klinisch verloskundige een veel duidelijker kader. Dat versterkt de positie. En als je zelf de volledige verantwoordelijkheid draagt, ben jij ook degene die hierop aangesproken kan worden. Des te meer reden om goed te willen weten hoe het precies zit!’

Meer betrokkenheid

De handreiking ‘Bevoegdheid, bekwaamheid en verantwoordelijkheid van klinisch verloskundigen’ is een beschrijvend document dat als doel heeft meer duidelijkheid voor verloskundigen zelf te bieden. Mignon: ‘Wanneer duidelijk wordt dat wij wel degelijk zelfstandig verantwoordelijk en dus aansprakelijk zijn voor de zorg die wij leveren, vind ik ook dat wij een duidelijke

‘Als verantwoordelijkheden helder zijn, wordt beter inzichtelijk wat klinisch verloskundigen daadwerkelijk doen’

stem verdienen in het vormgeven van die zorg. Nog niet overal in Nederland zijn klinisch verloskundigen vertegenwoordigd in bijvoorbeeld VSV-besturen, of betrokken bij de interne organisatie van de zorg op managementniveau. Zeker met de huidige capaciteitsproblematiek is het soms een lastige puzzel: hoe houden we de zorg toegankelijk en veilig, en hoe zorgen we voor onze duurzame inzetbaarheid? Hopelijk kan dit document helpen om klinisch verloskundigen ook op dit vlak sterker te positioneren. Verder kan dit document wellicht helpen bij de inschaling van onze zorg, en ook inzicht bieden voor het tuchtcollege.’ Annemarie beaamt dat. ‘De handreiking biedt de klinisch verloskundige in geval van een tuchtklacht houvast bij het afleggen van verantwoording.

Mignon van der Horst.

Over Annemarie Smilde

Annemarie Smilde is jurist, gespecialiseerd in gezondheidsrecht. Vanuit Rechtvoordezorg adviseert zij onder meer beroepsorganisaties in de zorg en geeft zij scholing aan zorgprofessionals. Bijvoorbeeld aan verloskundigen over de toepassing van wet- en regelgeving. Annemarie was juridisch adviseur van de voormalige KNOV-NVOG Stuurgroep Klinisch Verloskundige.

Maar let op, het is geen tuchtnorm. Zie het als een goed hulpmiddel dat ingezet kan worden bij toetsing door het tuchtcollege of de geschilleninstantie. Het helpt na te gaan wat de discrepantie is tussen de praktijk en het juridische kader.’

Bewustwording

Vanuit haar expertise merkt Annemarie op dat de wettelijke regeling van de bevoegdheid van de verloskundige anders is dan die van andere BIG-beroepen. ‘Zij is minder vastomlijnd. Dit heeft deels te maken met algemene omschrijvingen in de wettelijke regeling. Het voordeel hiervan is dat er bij ontwikkelingen in de zorg niet altijd een aanpassing van de regeling

‘Het allerbelangrijkste van de handreiking:

nodig is. Het nadeel is onzekerheid voor de (klinisch) verloskundige over haar bevoegdheid en daarmee ook haar (tuchtrechtelijke) verantwoordelijkheid.

Deze handreiking biedt de klinisch verloskundige houvast om te bepalen wat ze wel en niet zelfstandig kan doen.’ Ook doet de handreiking aanbevelingen, voor het geval de klinisch verloskundige niet zeker is van haar bevoegdheid of verantwoordelijkheid. Over bevoegdheid en bekwaamheid valt veel te zeggen. Wat is het belangrijkste dat verloskundigen daarover moeten weten, denkt Annemarie? ‘De klinisch verloskundige moet weten wanneer zij volgens de wet zelfstandig kan handelen en wanneer zij een arts of physician assistant nodig heeft om zorg te verlenen.

Daarnaast heeft zij een eigen verantwoordelijkheid voor haar bekwaamheid. Het allerbelangrijkste van de handreiking: word je bewust van je positie.’

Praktisch toepassen

Mignon en Annemarie geven suggesties hoe de handreiking toe te passen. ‘Het vergt moed het gehele document van a tot z te lezen’, grapt Annemarie.

Annemarie Smilde.

‘Ga er vanuit praktijksituaties mee aan de slag. Pak bij een ingewikkelde situatie de handreiking met stappenplan er eens bij, en bekijk hoe je kunt en mag handelen.’ Gebruik de handreiking vooral op een praktische manier, tipt ook Mignon. ‘Het document kan je helpen om een situatie op een structurele manier in te schatten. Door het volgen van het stappenplan, aan de hand van praktijkvoorbeelden, krijg je helder wat jouw verantwoordelijkheden zijn, en wanneer je je verantwoordelijkheden kan of zou moeten delen met de arts, physician assistant of gynaecoloog. Daardoor heb je direct duidelijk wat jouw rol ergens in is, en wanneer je de verantwoordelijkheid juist deelt.’

Mignon geeft een voorbeeld. ‘Er komt een vrouw binnen die gaat bevallen na een eerdere keizersnede. Dat is een mid-risico, dus je bent zelf volledig verantwoordelijk. Maar als het CTG abnormaal wordt, dan komt er een risico bij, en wordt de situatie een hoog-risico. Dan bel je de gynaecoloog voor overleg of supervisie, en dan deel je de verantwoordelijkheid.’ Hierbij gaat het om een switch in de manier van denken, benadrukt Mignon. ‘Je maakt een inschatting van het risico in een bepaalde situatie, vind je het een laag- of mid-risico-situatie en acht je jezelf bekwaam, dan kan je deze zorg volledig onder je eigen verantwoordelijkheid verlenen. Maar komt er dan een risico bij, of heb je twijfel of een onderbuikgevoel, dan kan je er natuurlijk altijd voor kiezen om de gynaecoloog te bellen voor overleg, en zo je verantwoordelijkheid delen, tenminste, dat is mijn ervaring; dat gynaecologen hiertoe altijd bereid zijn.’ Annemarie: ‘En heb je geen tijd om de handreiking te bekijken? Doe jezelf een plezier en kijk dan alleen even naar het overzicht van geneesmiddelen. Dat is een eyeopener. Daarin staat precies beschreven wat je wel en niet zelfstandig kan voorschrijven.’

Levend document

In de handreiking worden diverse thema’s en vraagstukken behandeld. Er is een algemeen juridisch basisdeel waarin het gaat over bevoegdheden, bekwaamheden, voorbehouden en niet voorbehouden

‘Het overzicht van geneesmiddelen is een eyeopener’

handelingen. Dat gedeelte is ook voor eerstelijnsverloskundigen van toepassing. Daarnaast is er een praktisch deel waarin situaties in de klinische praktijk zijn geschetst. Daarbij is een inschatting gemaakt van het risiconiveau; hoe we daar met elkaar mee omgaan en welke verantwoordelijkheid daarbij hoort. Dan is er een Q&A-gedeelte, dat een ‘levend document’ wordt, want daar kunnen ook korte, praktische vragen – met antwoord – aan worden toegevoegd.

Mignon hoopt dat de handreiking meer bekendheid en waardering van het verloskundige vak in de kliniek teweeg gaat brengen. ‘We zijn geen artsen en we zijn ook geen eerstelijnsverloskundigen’, benadrukt ze. ‘Als verloskundigen in de tweede- en derde lijn hebben wij een eigen vak. Waarbij onze kracht hem zit in het bewaken van de fysiologie – ook als er sprake is van pathologie – en het toepassen van risicoselectie: wanneer hebben we een arts of gynaecoloog nodig? En misschien wel het belangrijkste: het zo goed mogelijk begeleiden van het ouderpaar in het krijgen van, en soms ook verliezen van, hun kind. Daarom is het zo belangrijk dat het duidelijk is wat wij kunnen en doen, en dat de juridische basis voor iedereen helder is. Op basis daarvan kunnen we onze eigenheid en positie in het ziekenhuis en in de maatschappij versterken. Dat hangt natuurlijk niet alleen maar af van deze handreiking, maar het helpt wel mee.’ Annemarie: ‘Het gaat om bewustwording. Dat duidelijk wordt dat klinische verloskunde een volwaardig beroep is, met andere uitgangspunten dan de eerste lijn kent. Het is ingewikkelde materie, maar ik ben blij dat er nu een document is dat duidelijkheid geeft.’

Ruimte voor fouten

Als verloskundige neem je veel beslissingen. Meestal goed, soms niet goed.

Als je een fout maakt, hoe ga je daar dan mee om? Hoe reageert de omgeving? En kan dat beter?

We vroegen het verloskundigen Christien Kanters en Eefje de Boer en coach en trainer Gert Roos.

Voor Eefje de Boer, die iets meer dan een jaar werkzaam is als verloskundige, was het vooruitzicht om ooit een fout te maken in het begin heel spannend.

‘Tijdens mijn opleiding dacht ik regelmatig: dit is niets voor mij, die verantwoordelijkheid is te groot. Maar gedurende de opleiding en stage groeide ik erin. Ik leerde dat ik niet alles perfect hoefde te doen, als ik maar eerlijk bleef en bleef communiceren. Als ik iets eng vond of iets niet goed had gedaan en dat gewoon zei, reageerden begeleiders begripvol. Dat gaf vertrouwen.’

Omgaan met verantwoordelijkheid

Na haar afstuderen voelde ze de druk van de verantwoordelijkheid weer sterker. ‘Alles lag ineens bij mij, en als startende verloskundige moest ik mijn weg daarin nog vinden. In het begin vond ik het moeilijk om mijn twijfels te delen, dat voelde nog niet vanzelfsprekend. Inmiddels werk ik in een fijn team in Amsterdam en merk ik dat ik die ruimte nu veel meer ervaar. De persoonlijke klik die ik met mijn collega’s heb, helpt daar enorm bij. Het is nu heel vanzelfsprekend om te overleggen, ik weet dat ik ze zelfs midden in de nacht mag bellen als er iets is. Ook heb ik al eens een fout gemaakt. Wat er precies is gebeurd, vertel ik hier liever niet, want ik wil niet dat iemand mijn naam aan dit voorval kan koppelen. Maar toen het gebeurde, heb ik direct mijn collega’s gebeld. Zij waren heel lief en stelden me gerust. Na het voorval dacht ik er een tijdje nog vaak aan en ik was bang dat dat zo zou blijven. Maar door er een paar weken goed over te praten, zakten mijn emoties.’

Verklaring afleggen

Christien Kanters werkt al veertien jaar als verloskundige en herkent de druk om het goed te doen. Ze legt uit: ‘We willen gezonde baby’s, gezonde moeders, tevredenheid voor de ouders, maar ook tevredenheid voor de

praktijk, de tweede lijn en het systeem. Twintig procent van de vrouwen kijkt niet tevreden terug op een bevalling. Daardoor denk ik vaak: ik mag geen fouten maken, niet medisch, niet in communicatie, niet in samenwerking naar de tweede lijn toe. Terwijl ik naar zorgverleners om me heen veel milder kijk.’ Maar in tegenstelling tot Eefje heeft Christien niet altijd ervaren dat anderen ook mild naar haar toe zijn. Aan het begin van haar carrière begeleidde Christien iemand die van haar derde kind beviel, en bij aanvang van het persen bleek dat de baby in het vruchtwater had gepoept. ‘Ik heb toen besloten niet over te dragen, maar bij de cliënt te blijven, omdat overdracht best wat tijd kost en ik vermoedde dat de baring snel verliep. Bovendien was ik in een ziekenhuis, dus in geval van nood kon er snel iemand zijn. Helaas heeft de baby

‘De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt’
Eefje de Boer.
‘De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt’

een slechte start gehad. Ook al had dat niet met het meconium te maken, toch werd mij verweten dat ik de keuze had gemaakt om niet over te dragen. Ik heb het gevoel dat ik daarvoor aan de schandpaal ben genageld: ik moest een verklaring komen afleggen bij twee gynaecologen. Ik was maandenlang onzeker, durfde de afdeling nauwelijks meer op.’

De toon maakt de muziek

Ze leerde toen hoe groot de impact van toon en context is. ‘De manier waarop fouten worden besproken, bepaalt of iemand groeit of breekt. De toon maakt de muziek.

Je moet kwetsbaar kunnen blijven, vragen durven stellen, zonder dat dat tegen je wordt gebruikt. Een collega had bijvoorbeeld al een tijd geen episiotomie meer gezet, en vroeg een arts om mee te kijken terwijl zij de knip zette. Achteraf werd haar uitleg gevraagd over haar gebrek aan deskundigheid, werd het besproken met de gynaecoloog en werd zelfs de praktijkhouder gebeld. Ik vond het juist prijzenswaardig dat ze het vroeg. Dat is precies de houding die we zouden moeten aanmoedigen.’

Steun van collega’s

Na haar eigen voorval had Christien, net als Eefje, vooral steun door te praten met haar collega’s. ‘Er is altijd wel iemand die naar je wil luisteren. Ik gun iedereen dat, het is zo belangrijk om ervaringen te blijven delen om ze te kunnen verwerken. Een ander kan je helpen om dingen in perspectief te zien. Het is belangrijk om vertrouwen in jezelf te blijven hebben,

zodat je open en vrij je werk kunt blijven doen, daar wordt de kwaliteit van zorg ook beter van. Spreek je collega dus aan als je weet dat er iets is gebeurd, en vraag: hoe is dit voor je? Blijf elkaar zien en houd contact.’

‘Het belang van het delen van ervaringen met collega’s is inderdaad niet te onderschatten’, beaamt Gert Roos, coach, trainer en voormalig huisarts, aangesloten bij het netwerk Coaches voor Medici, een onafhankelijk netwerk van coaches binnen de medische sector.

Hij biedt begeleiding aan artsen die worstelen met gemaakte fouten. Volgens Gert is het goed als collega’s elkaar actief benaderen als er iets heftigs is gebeurd.

‘Wacht niet tot iemand zelf om hulp vraagt; dat is vaak te moeilijk. Vraag dus gewoon eens bij de koffieautomaat: wil je erover praten? Zulke kleine gebaren kunnen een wereld van verschil maken.’

De pijn erkennen

Maar vóór je over het voorval kunt praten, is het volgens Gert belangrijk om eerst te erkennen dat je iets hebt meegemaakt dat pijn doet. ‘Soms stoppen mensen het weg. Ook wordt er soms omheen gepraat

Christien Kanters.

door collega’s of hulpverleners, die met goede bedoelingen de ernst ontkennen van wat er is gebeurd.

Vermijd die valkuil. Pas als je aandacht hebt voor de pijnlijke gevoelens kun je de volgende stap te zetten: jezelf op een milde manier tegemoet treden, in plaats van met strengheid en oordelen. Je kunt iets doen wat je prettig vindt, bijvoorbeeld wandelen, een bad nemen, of erover praten. Kleine stapjes helpen al.’

Structurele aandacht

Ook al heeft Eefje veel gehad aan gesprekken met collega’s, ze zou het fijn vinden als er een structureel moment zou zijn om samen over ervaringen praten.

Maar daar moet dan wel tijd voor worden ingepland. ‘Ik heb er weleens over gedacht, maar ik denk dat iedereen zo druk is dat het erbij in zou schieten.’

Gert denkt dat begeleide intervisie heel waardevol zou kunnen zijn. ‘Omdat er dan op een structurele manier met een ervaring kan worden omgegaan. Ik denk dat er hier nog veel te winnen is. Organisaties zijn tegenwoordig goed in het juridisch en patiëntgericht afhandelen van incidenten, maar kunnen soms meer aandacht hebben voor het begeleiden van de zorgverlener zelf. Terwijl het maken van fouten een bron van uitval en stress is. Het is dus niet alleen menselijk, maar ook organisatorisch verstandig om hier aandacht aan te besteden.’

Wat als je onzeker blijft?

Volgens Gert kunnen de meeste medische professionals die een fout hebben gemaakt het goed zelf verwerken door erkennen, mild zijn en erover praten. ‘Maar als

‘Vraag gewoon eens bij de koffieautomaat: wil je erover praten?’

je een aantal maanden later merkt dat je nog steeds enorm waakzaam bent en bang bent dat er weer iets gebeurt, is het goed om je te realiseren dat er hulp mogelijk is. In de ideale situatie vind je een hulpverlener die niet alleen ervaring heeft met het begeleiden van mensen in zo’n situatie, maar ook ervaring heeft in jouw vakgebied. Dan begrijp je elkaar sneller omdat de hulpverlener de situaties herkent.’

Eefje en Christien blijven gewoon aan de slag als verloskundige. ‘Er zijn dagen dat ik denk: ik ga bij de Hema werken,’ zegt Christien lachend. ‘Maar ik meen het nooit echt. Want dit vak, met al zijn complexiteit en kwetsbaarheid, is prachtig – áls we elkaar blijven steunen, blijven leren en durven toe te geven dat fouten maken menselijk is.’

Gert Roos.

In een veilige setting reflecteren op je eigen handelen

Zelf aan de slag met MIO

Reflecteren op het eigen handelen is essentieel om bevoegd én bekwaam te blijven als verloskundige. Het Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO) speelt hierbij een belangrijke rol, maar wordt helaas nog te vaak gezien als ‘moetje’. Terwijl het op een systematische manier delen van werkervaringen enorm kan bijdragen aan de bekwaamheid van jou als individuele verloskundige én aan die van de beroepsgroep als geheel. ‘Je doet het niet voor het vinkje. Je doet het om beter te worden in je vak.’

MIO is een gestructureerde vorm van leren met collega-verloskundigen. Het doel: samen reflecteren op het eigen handelen en zo de kwaliteit van zorg verbeteren. ‘Het verschil met regulier intercollegiaal overleg is dat MIO methodisch is’, legt Julia Bloeming uit. ‘MIO is geen losse uitwisseling van ervaringen, wat soms kan uitmonden in gewoon gezellig kletsen. Vaak ook heel zinvol, maar als je gestructureerd reflecteert kun je de bijeenkomst echt gebruiken om ervan te leren. Wat zou jij doen in deze situatie? Wat kunnen we hier als beroepsgroep mee en wat kun jij hier als individu van leren? En hoe gebruik je die nieuwe inzichten vervolgens in de praktijk?’

MIO in het kwaliteitsregister Julia is bij de KNOV senior programmacoördinator Meten en Verbeteren en werkte vanuit die rol mee aan het nieuwe kwaliteitsregister. In het nieuwe

kwaliteitsregister heeft ook het MIO een andere positie gekregen. Waar je voorheen in vijf jaar 40 MIO-punten moest halen, is het nu de bedoeling dat je in twee jaar twee MIO-bijeenkomsten bijwoont.

Een ander verschil is dat de perinatale audit nu niet meer telt als MIO-bijeenkomst. De perinatale audit is om heel veel redenen zinvol, maar door de groepsgrootte is er vaak minder veiligheid om open te reflecteren op je eigen handelen. MIO vraagt om een kleiner verband en om meer gelijkwaardigheid. Binnen MIO draait het om leren van en met elkaar, zoals dat vroeger gebeurde in gilden. ‘In de verloskunde werk je meestal alleen, zelfs je directe collega’s zien jou niet vaak aan het werk. Juist daarom is MIO zo waardevol: het is vaak de enige manier waarop je als verloskundige echt van collega’s leert. En dat werkt alleen in een veilige setting met vakgenoten, waar ruimte is voor vragen, twijfel en feedback.’

De vier vormen van MIO

MIO kent vier methoden: intervisie, casuïstiekbespreking, intercollegiale toetsing verloskundigen (ITV) en ethische reflectie. Het uitgangspunt is steeds: leren van elkaar. Je hoeft elkaar dus niet te overtuigen. Door structureel met collega’s te reflecteren, groeit niet alleen de deskundigheid, maar ook het bewustzijn van eigen drijfveren en overtuigingen.

‘Omdat je bijna altijd alleen werkt, bestaat het gevaar dat je onbewust onbekwaam bent’, zegt Julia. ‘Als niemand je bevraagt op je handelen, weet je soms niet wat je niet weet. MIO helpt je om je bewuster te worden van je eigen kennis en kunde. Je merkt: hier zit ik goed, daar wil ik me verder ontwikkelen. Of: anderen doen dit heel anders dan ik. Die uitwisseling is goud waard.’ Elke MIO-methode heeft een andere invalshoek. Zo richt intervisie zich op de persoonlijke professionaliteit van de verloskundige. De casus die wordt ingebracht, gaat vaak over hoe iemand zich verhoudt tot zijn of haar vak, inclusief gevoelens, overtuigingen en persoonlijke dilemma’s. De groep stelt verdiepende vragen zonder oordeel. Reflectie op het eigen handelen staat centraal. Bij casuïstiekbespreking draait het om het analyseren van een specifieke beroepssituatie waarin de inbrenger een actieve rol heeft gehad. De deelnemers aan deze bijeenkomsten onderzoeken de casus systematisch: wat speelde er, wat had anders gekund, wat leren we hieruit? Elke deelnemer denkt mee en trekt eigen conclusies, zonder dat de groep consensus hoeft te bereiken. Intercollegiale Toetsing Verloskundigen (ITV) gaat nog een stap verder: het eigen handelen wordt vergeleken met objectieve standaarden, zoals richtlijnen. In deze toetsgroep bespreken collega’s hoe zij handelen in vergelijkbare situaties en wat beter kan. Op basis van de uitkomsten maken zij afspraken waarmee ze aan de slag gaan. Later volgt een evaluatie. ITV is dus een cyclus van kwaliteitsverbetering in de praktijk. Ethische reflectie is bedoeld voor het bespreken van morele dilemma’s uit de praktijk. Bijvoorbeeld over wat ‘goede zorg’ is in een bepaalde context.

‘Als niemand je bevraagt op je handelen, weet je soms niet wat je niet weet’

Je krijgt tijdens zo’n reflectie geen advies, maar onderzoekt samen de ethische kanten van een situatie. Zo ontstaat er inzicht in verschillende waarden en perspectieven.

Zelf organiseren

De KNOV hoopt dat verloskundigen vooral zelf MIO’s gaan organiseren. Aanbieders van scholingen bieden vaak ook een dagdeel MIO aan, vertelt Julia. ‘Dat klinkt natuurlijk lekker makkelijk, maar wat je toch wel vaak ziet bij dat soort bijeenkomsten, is dat er een superexpert is die de sessie leidt en ook veel vertelt. Terwijl het wat ons betreft juist gaat om de wijsheid in de groep. Met verloskundigen onder elkaar is er meer gelijkwaardigheid en dus ook een veiligere setting.’ Het organiseren van een MIO hoeft niet ingewikkeld te zijn. De KNOV biedt toetsgroepprogramma’s, handleidingen en verslagformulieren. Deelnemers kunnen hun eigen groep vormen, van maximaal twaalf personen, en een begeleider aanwijzen. Je vraagt accreditatie aan als je de eerste bijeenkomst hebt gehad, dan moet je ook een verslag meesturen en wordt de aanvraag getoetst door de accreditatiecommissie. Voorheen was het een criterium dat degene die de sessie leidt daarvoor opgeleid is, nu is de vereiste dat je bekwaam bent. Dat ben je bijvoorbeeld als je al langere tijd ervaring hebt met het organiseren van dit soort bijeenkomsten. Julia: ‘Wat niet wegneemt dat we een scholing om een MIO-sessie goed te begeleiden nog wel adviseren. Daarin leer je bijvoorbeeld hoe je een veilige sfeer kunt creëren en hoe je ervoor kunt zorgen dat iedereen aan bod komt.’ De KNOV biedt zelf ook trainingen aan voor verloskundigen die de MIO-methoden ITV en casuïstiekbespreking willen leren begeleiden.

Intrinsieke motivatie

Twee keer per twee jaar bijeenkomen: dat klinkt niet echt als veel voor iets wat de KNOV kennelijk wel belangrijk vindt. ‘Maar het past wel bij de insteek van het nieuwe kwaliteitsregister: die is meer gericht op intrinsieke motivatie en minder op extrinsieke druk’, legt Julia uit. ‘Er zijn in het land al best wat voorbeelden van groepen die met enige regelmaat bij elkaar komen, wat ons betreft komen er daar nog veel meer van. Niet omdat het moet, maar omdat het werkt. Niet het punt dat je kunt behalen, maar het leereffect staat centraal.’ Dat past ook weer bij het bijhouden van je eigen bevoegdheid en bekwaamheid, meent zij. ‘Verloskundigen kunnen

‘Diepgang is absoluut de meerwaarde van

MIO’

Corlinde Nap begeleidt in de regio Driebergen-Zeist sinds drie jaar de halfjaarlijkse MIO-bijeenkomsten.

‘Voorheen volgden mijn collega’s en ik vooral landelijke MIO-bijeenkomsten. Tot we dachten: kunnen we dit niet samen gaan organiseren met de praktijk in Zeist, waarmee we veel samenwerken? Dat is niet alleen leuker, maar ook effectiever: je kent elkaar persoonlijk en je werkt samen met dezelfde ziekenhuizen in de regio. Die gedachte bleek te kloppen. We hebben nu zo’n zes bijeenkomsten gehad en er zijn dan meestal tussen de acht en twaalf collega’s. We zorgen voor lunch of taart en iedereen heeft er altijd zin in. Alleen al omdat je weet dat ons vak niet helemaal vast te leggen is in regels en protocollen en dat je elkaar nodig hebt om te zoeken naar de beste zorg. De meerwaarde van een MIO-bijeenkomst ten opzichte van een koffietafelgesprek is wel echt de diepgang: je gaat daardoor altijd naar huis met goede moed en praktische inzichten. Ter voorbereiding denkt iedereen al na over haar eigen handelen rondom het thema. Tijdens de bijeenkomst leggen we die bevindingen naast de landelijke cijfers en het protocol. En we brengen elkaar ook op ideeën. We hadden laatst bijvoorbeeld een MIO over serotiniteit en hoe je daarover het gesprek voert met de cliënt. Het is dan bijvoorbeeld fijn om onderling tips te delen over welke informatie je vooraf al per e-mail kunt delen met de zwangere.’

Corlinde Nap.

in het nieuwe kwaliteitsregister zelf aangeven of ze zich bekwaam voelen voor bepaalde handelingen. Dat vraagt om een andere houding. Om meer eigenaarschap en meer zelfreflectie.’

De winst van MIO is groot, stelt Julia. ‘Het vergroot je bewustzijn, versterkt je vakmanschap en biedt peer support. Zeker in een vak waarin je veel intense situaties meemaakt, is het belangrijk om je deel te voelen van een groep. Niet alleen voor de inhoud, maar ook voor je eigen draagkracht. MIO draagt bij aan je professionaliteit en aan je werkplezier als verloskundige. Én aan een lerende beroepsgroep, met oog voor elkaar.’

‘MIO levert altijd inhoudelijk iets op’

Op de website van de KNOV vind je meer informatie over MIO. Je kunt er de handleiding downloaden, in de kennisbank vind je meer achtergrondinformatie over de verschillende vormen en je leest er ook over de training

Begeleider ITV en Casuïstiekbespreking. Ga naar knov.nl en gebruik de zoekbalk.

Scan hiervoor de code.

Lydia de Kruijf begeleidt al meer dan vijftien jaar een ITV-groep in Rotterdam, samen met Jacolien Rijsdijk-Vuik.

‘Ik kende Jacolien van de opleiding en wij hebben in 2010 samen een cursus voor toetsgroepbegeleider gevolgd. We waren allebei net gestart als verloskundige en het leek ons goed om ook met andere starters op een gestructureerde manier over ons vak te praten. De groep verandert soms een beetje, maar de meesten zijn er al vanaf het begin bij. Twee keer per jaar komen we online samen en twee keer fysiek. We beginnen altijd met een rondje hoe iedereen erbij zit. Ja, dat loopt zeker weleens uit, maar als voorzitter zorgen Jacolien en ik er wel voor dat we de diepte ingaan. We hebben elke keer een onderwerp dat we de bijeenkomst ervoor bepalen. We stellen onderzoeksvragen vast en bekijken waar onze kennishiaten zitten.

Dat we elkaar al zo lang kennen en samen veel hebben meegemaakt is heel fijn. Daardoor kunnen we over alles een goed gesprek voeren. Ook over wat collega’s zelf meemaken tijdens en na hun eigen bevalling. Onderwerpen als postpartumdepressie en een onverwachte spoedkeizersnede hebben we hierdoor ook besproken: over de invloed die die ervaring op hun eigen rol als verloskundige had. De ene sessie heb je zelf veel in te brengen, bij een andere leer je juist weer heel veel. Ik vind het altijd fijn om erbij te zijn. Natuurlijk, ergens zijn de bijeenkomsten ook een verplicht nummer. Maar door de manier waarop wij het organiseren, is het gezellig én het levert inhoudelijk wat op.’

Lydia de Kruijf en Jacolien Rijsdijk-Vuik.

Ontdek Royal Green

Biologisch gecertificeerde folaat uit spinazie

Folaat en vitamine C hebben een positieve invloed op het immuunsysteem.

1 capsule bevat: RI

Folaatmix 4 mg

- Folaat uit spinazie 400 μg 200%

Acerola extract 118 mg

- Vitamine C uit acerola 18 mg 23%

Baobab vruchtenpulp 200 mg

Meer weten?

Folaat draagt bij aan de vorming van de placenta en groei van de foetus. Spinazie bevat van nature 5-MTHF.

Een uniek complex met alleen plantaardige ingrediënten. Optimaal biologisch beschikbaar.

Haal alles uit de natuur

Frenchtop Natural Care Products BV, tel: 0226-36 44 11, www.thegreenchapter.nl

‘’Altijd de beste zorg’’

Alles voor een onbezorgde kraamtijd

Tijdens de zwangerschap lever jij de beste zorg voor jouw cliënt. Vegro zorgt voor alle hulpmiddelen om jullie te ondersteunen

tijdens de kraamtijd.

De voordelen van Vegro:

•Gratis lenen van kraamhulpmiddelen

•Kosteloos bezorgen en ophalen bij de cliënt

•Contracten met alle zorgverzekeraars

Bij Vegro kun je terecht voor het huren, lenen en kopen van onder andere bedverhogers, borstkolven en kraamverband.

Kijk op vegro.nl/kraamaanbod voor ons uitgebreide assortiment.

Zo krijgt een scholing zijn

accreditatie

Of je nu een vaardigheidstraining volgt, een congres bezoekt of een e-learning afrondt: bij- en nascholing is een belangrijk onderdeel van je professionele ontwikkeling. Om zeker te weten dat scholingsactiviteiten van goede kwaliteit en relevant zijn voor het vak, kent de KNOV een systeem van accreditatie. Daarmee wordt zichtbaar welke scholingen bijdragen aan je vakbekwaamheid én meetellen voor het Kwaliteitsregister Verloskundigen. Maar hoe verloopt het proces van accreditatie precies?

1. Account aanmaken PE-online

Iedere verloskundige die staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister Verloskundigen heeft een persoonlijk dossier in PE-online. Ook de accreditatieaanvragen lopen via dit platform. Scholingsaanbieders hebben hiervoor een eigen account nodig. Zij kunnen een aanvraag indienen voor verschillende vormen van deskundigheidsbevordering, zoals e-learnings, vaardigheidstrainingen of klassikale scholing.

2. Aanvragen

Een opleider dient de accreditatie tijdig aan te vragen. De aanvraag wordt eerst door het KNOV-bureau gecontroleerd op volledigheid. Daarna beoordeelt de accreditatiecommissie de inhoud. Deze commissie bestaat uit zowel praktiserende als niet-praktiserende verloskundigen en een onderwijskundige.

Een herzien Kwaliteitsregister

3. Beoordelen

De commissie beoordeelt de aanvraag op basis van vastgestelde criteria, zoals de relevantie van het onderwerp, het niveau van de nascholing en de onderwijskundige kwaliteit. Het aantal accreditatiepunten wordt bepaald op basis van de duur van het inhoudelijke programma. Iedere verloskundige moet jaarlijks twintig accreditatiepunten behalen met geaccrediteerde scholing, waaronder een vaardigheidstraining spoedeisende handelingen en deelname aan een Methodisch Intercollegiaal Overleg (MIO).

4. Agenderen

De scholing wordt, indien gewenst, opgenomen in de nascholingsagenda van het Kwaliteitsregister, waar verloskundigen kunnen zien welke activiteiten er gepland staan (scan de code).

Het herziene register gaat uit van vertrouwen en stelt persoonlijke ontwikkeling voorop met focus op intrinsieke motivatie, ruimte voor eigen invulling en een kwalitatieve en kwantitatieve ondergrens. Er is rondom accreditatie het een en ander veranderd. Categorie D (waar bijvoorbeeld vergaderingen in vielen) is komen te vervallen. Hierdoor hoef je als verloskundige niets meer zelf op te voeren in je dossier. Dat wordt gedaan door de aanbieder of degene die de accreditatie heeft aangevraagd.

Voor de beoordeling maakt de accreditatiecommissie gebruik van een beslisboom. Benieuwd daarnaar of naar de voorwaarden voor accreditatie? Scan de code.

Denk jij graag mee over goede nascholing? Sluit je aan bij de accreditatiecommissie! Samen met collega’s beoordeel je scholingsaanvragen en draag je bij aan de ontwikkeling van het vak. Je vergadert maandelijks digitaal en ontvangt hiervoor vacatiegeld. Interesse? Scan de code om de hele oproep te lezen.

‘Scholing

helpt om ons vakvrouwschap te behouden’

Komend jaar is het zover! Dan gaat de állereerste, gloednieuwe KNOV-academie van start. Een leerplatform waar verloskundigen zich kunnen blijven ontwikkelen met scholing op maat. Suzanne Thompson en Ruth Evers zijn vanuit de KNOV nauw betrokken bij het opzetten van de academie. Ze vertellen er – met veel enthousiasme – alles over.

Waarom start de KNOV een academie?

Suzanne: ‘De KNOV heeft in het verleden al scholingen aangeboden, maar nooit onder de noemer van een academie. Sinds de reorganisatie in 2019–2020 is dat aanbod gestopt. Als je kijkt naar andere beroepsverenigingen – van huisartsen tot fysiotherapeuten –is het heel normaal om een eigen academie te hebben. Op die manier is het mogelijk onze verantwoordelijkheid te nemen voor het scholingsaanbod aan leden. Met de KNOV-academie zetten we dus iets nieuws neer, maar we sluiten ook aan bij een lange traditie van beroepsverenigingen die hun leden ondersteunen in professionele ontwikkeling. Scholing helpt om ons vakvrouwschap te behouden, onze samenwerking te verbeteren – bijvoorbeeld tussen eerstelijns- en klinisch verloskundigen – en onze positie binnen de geboortezorg te verstevigen.’

Hoe gaat de KNOV-academie eruitzien?

Suzanne: ‘Afgelopen jaar hebben we veel voorbereidend onderzoek gedaan. We ontwikkelen een onderwijsconcept dat zowel digitaal kan plaatsvinden als face-

‘We kiezen bewust voor onderwijs waarbij we in verbinding zijn met elkaar’ ‘ We voor onder wijs we in verbinding zijn met elkaar ’

to-face is. Bij dat laatste proberen we dat zoveel mogelijk in de regio aan te bieden en via de platforms. Sommige onderwerpen lenen zich goed voor e-learning. Zo ontwikkelen we een e-learning over de historie van de verloskunde – een onderwerp waar onder verloskundigen nog verrassend weinig kennis over blijkt te bestaan. Dat past perfect in een interactieve online module. Andere thema’s, zoals het werken met de in 2025 vastgestelde beroepsidentiteit of het versterken van de onderlinge relatie(s), vragen juist om fysieke aanwezigheid, reflectie en intervisie. Daarom kiezen we bewust voor hybride onderwijs.’

Op welke thema’s richt de academie zich?

Suzanne: ‘Naast handelen vanuit de beroepsidentiteit zijn er ook thema’s zoals de samenwerking tussen de eerstelijns- en klinisch verloskundigen, taal en framing binnen de geboortezorg, wetenschappelijke reflectie, werkgeverschap en ondernemerschap. We kijken goed wat de prioriteiten zijn. Het borgen van de beroepsidentiteit is daarin heel belangrijk.’

Wordt het aanbod ook afgestemd op actuele ontwikkelingen?

Ruth: ‘Zeker! De KNOV-academie is ook een plek waar we meer aandacht kunnen hebben voor wat er speelt in het veld, zoals vragen over ethische kwesties, veranderende wetgeving, leiderschap en mandaat of een verdieping op een nieuwe richtlijn, bijvoorbeeld

over baringspijn of prenatale zorg. Wij kunnen dat inbedden in de academie en ervoor zorgen dat verloskundigen ondersteund worden om gesprekken in de regio goed te kunnen voeren of nieuwe kennis toe te passen in de praktijk.’

Hoe sluit het aanbod aan bij de behoefte van de beroepsgroep?

Ruth: ‘Om het aanbod van de scholingen binnen de academie goed aan te laten sluiten bij de behoefte van de verloskundigen in het veld, hebben we input opgehaald bij verloskundigen in verschillende werksettings. Binnen elk platform is de academie in het najaar van 2025 een onderwerp geweest en zo hebben praktijkhouders, waarneemsters, loondiensters, klinisch verloskundigen, VEVO’s en anderswerkenden gedeeld met ons wat zij graag in de academie terug zouden zien. Daarnaast hebben ook het bestuur en alle verloskundigen binnen het bureau meegedacht over de vormgeving van het aanbod: wat heeft de beroepsgroep nodig aan kennis, vertrouwen, stevigheid en ondersteuning om de volgende slag te kunnen maken voor meer werkplezier, minder verwijzingen, minder administratielast en werkdruk, een stevigere positie in het veld en meer onderlinge verbinding?

We werken hierin samen met de collega’s die het Kwaliteitsregister herzien en zorgen ervoor dat we de scholingen binnen de KNOV-academie accrediteren enerzijds en de beweging maken van ‘vinken naar vonken’, van ‘controle naar vertrouwen’ anderzijds.’

Wat maakt de KNOV-academie uniek?

Suzanne: ‘Als beroepsorganisatie zijn wij goed geïnformeerd en op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen in het vak, het onderwijs, de wetenschap en de landelijke ontwikkelingen in de zorg. We zitten dicht

Als vereniging kijken wij heel goed hoe we meerwaarde kunnen bieden’

bij het vuur en weten wat er speelt. Dat onderscheidt ons van commerciële opleidingsaanbieders. Wij ontwikkelen geen echoscopie- of hechttraining, die kennis en vaardigheden kunnen verloskundigen elders opdoen; wij richten ons primair op scholing die bijdraagt aan de versterking van het beroep en de beroepsgroep. Als vereniging kijken wij heel goed hoe we meerwaarde kunnen bieden. Die zit in verbinding, kennisdeling en professionalisering van de verloskundige als vakvrouw.’

Wanneer gaat de KNOV-academie live?

Ruth: ‘Op dit moment zijn we nog druk bezig met de vorm en inhoud van de trainingen en met het inrichten van de online leeromgeving. Richting de zomer hopen we te kunnen starten met de eerste fysieke en online scholingen. Ik kijk enorm uit naar het moment dat we live gaan. Want met de academie bieden we verloskundigen echt iets nieuws en iets heel moois.’

Suzanne Thompson .
Ruth Evers

Leermomenten uit de praktijk

Of je nu al jaren in het vak zit of juist net gestart bent: in de verloskunde doe je elke dag nieuwe ervaringen en inzichten op. Je volgt trainingen, maar leert minstens zoveel van cliënten en collega’s. Zes verloskundigen en een student vertellen over leermomenten die hun manier van werken veranderden.

Weinig instructies geven

‘Een tijd terug begeleidde ik een primi, die beviel als ‘uit het boekje’. Poliklinisch, met haar man achter haar op de kruk, moeder en zus aan weerszijden. Ze had weinig instructies nodig, perste prachtig zelf mee op iedere wee. Uiteraard heb ik haar wel bevestigd en aangemoedigd. De volgende dag ging mijn collega bij haar op visite en gaf mevrouw aan heel ontevreden over mij te zijn en me niet meer te willen zien of spreken. De reden: ze had te weinig instructies van mij gekregen. Deze casus heb ik ingebracht bij de intervisie. Het zat me toch best dwars dat iemand, die in mijn ogen de perfecte bevalling had gehad, zo ontevreden was geweest. Maar tijdens de intervisie realiseerde ik me dat wat ík een mooie bevalling vind, voor een ander niet per se de beste ervaring hoeft te zijn. Sindsdien vertel ik – als ik bij iemand binnenkom – dat het mijn basisstijl is om zo min mogelijk instructies te geven, omdat het mijn overtuiging is dat zij het zelf goed zal kunnen aanvoelen. En waar nodig zal ik natuurlijk zeker helpen. Daarbij zeg ik ook dat als zij wél behoefte heeft aan duidelijke sturing, ik dit voor haar zal doen. Sindsdien heb ik er nooit meer problemen mee gehad.’

Maria Hoenderdos, eerstelijns verloskundige

Breder kijken

‘Ik werk al dertig jaar als eerstelijnsverloskundige. In 2023/ 2024 volgde ik een opleiding tot overgangsconsulent, als aanvulling – of later wellicht vervanging – van mijn verloskundige werk. Tijdens een les over slaapproblemen kwam de relatie tussen een laag ferritinegehalte en rusteloze benen aan bod, evenals de link met hypothyreoïdie. Voor mij was dat nieuw. Toevallig hadden we een zwangere met ernstige rusteloze benen, waardoor ze nauwelijks sliep. Magnesium, wisselbaden en voetreflextherapie hadden niets geholpen. Na de les overlegde ik met de gynaecoloog van de POP-poli; noch hij, noch zijn collega’s kenden de link tussen ferritinegehalte en rusteloze benen. De neuroloog, die vlak bij de gynaecoloog polikliniek houdt, vond hem echter vanzelfsprekend. Een streefwaarde van het ferritinegehalte is rond 70 µg/l. De volgende dag liet de zwangere bloedprikken: ferritine 9 µg/l (normaalwaarden 13–150 µg/l), Hb 6,7 mmol/l, MCV 88 fL. Vanwege haar mentale gesteldheid en het belang van snelle verbetering kwam zij in aanmerking voor een Ferinject; in andere gevallen kan ook ferrofumaraat volstaan. Ze was toen 30+2 weken zwanger. Een week later vertelde zij dat ze al twee nachten geen rusteloze benen meer had gehad. De rest van de zwangerschap sliep ze goed.

Voor mij een duidelijk leermoment: kijk breder en overweeg tijdig ferritinebepaling bij rusteloze benen in de zwangerschap.’

Irene Plancius, eerstelijnsverloskundige

Magie van er zijn

‘Tijdens een badbevalling op de kamer zijn in verband met een afwijkend hartritme (supra ventriculaire extra systole) van de foetus en 42 weken am duur. De wens van de ouders is begeleiding door de eerste lijn. Ik doe een CTG-beoordeling op de kamer. Inmiddels werkte ik zo’n zes jaar als klinisch verloskundige en deed ik mijn best om de fysiologie waar mogelijk mee te nemen in de tweede/derdelijns setting. Maar door van een afstand alleen maar te kijken naar het geboorteproces, de rust te ervaren ‘er wel te zijn, maar niets te doen’ kwam de magie daarvan terug. Dit stuk, namelijk ‘niets doen, maar er zijn’, was ik helemaal kwijtgeraakt in de - toch vaakhectiek van het klinisch werken. Inmiddels heb ik die aanpak, waar mogelijk, weer verweven in mijn manier van begeleiden.

Miran Gerritsen, klinisch verloskundige

De invloed van kalmte

‘Als negentienjarige eerstejaarsstudent liep ik in 2012 stage bij verloskundige Janneke in Zaandam. Wat mij het meest is bijgebleven, was haar kalmte. Tijdens onze dienst mocht ik observeren hoe zij een bevalling begeleidde. We waren in het ziekenhuis, de barende bereikte het hoogtepunt in de kracht van haar weeën en raakte in paniek. Janneke bleef heel zacht en rustig tegen haar praten, bijna fluisterend. Ze kon de barende helpen focussen om zich te herpakken en door te zetten. Janneke straalde zoveel rust en vertrouwen uit. Het was een energie die – in mijn optiek – op iedereen in de kamer inwerkte. Ik was zo onder de indruk van Janneke. Voor mij een echte vroedvrouw, een zaadje was geplant in mij. Gedurende m’n opleiding hoorde ik het tegenovergestelde: op dit soort momenten moest ik streng zijn en de leiding blijven behouden. Maar mijn ervaring met deze aanpak was dat ik dan de verbinding met de barende verloor. Gelukkig heb ik het ook anders gezien. Dat zaadje is in de tussentijd ontkiemd en ik werk aan mijn rust en kalmte.’

Lisseth Carrion Aranda, eerstelijnsverloskundige

De kracht van goed communiceren

‘Tijdens mijn stage in de eerste en tweede lijn deed ik, bij een nabespreking van een bevalling, een belangrijk inzicht op. De handelingen die je tijdens een bevalling doet, worden vaak niet per se als vervelend ervaren, maar vooral het gebrek aan communicatie daarbij. Het allerbelangrijkste van een bevalling begeleiden, is het communiceren over je handelingen. De manier waarop je communiceert is eigenlijk het belangrijkste om een goede ervaring te creëren bij de cliënt en partner. Zo zorg je ervoor dat ze geen nare herinneringen aan de bevalling overhouden. Ook als je moet handelen in spoed, blijf communiceren met de cliënt. Het kan in kleine woorden en non-verbale communicatie zitten waardoor de beleving van een bevalling al kan veranderen.’

Loena van Rooijen, student verloskunde

Bewust van vooroordelen

‘Er wordt veel gesproken over vooroordelen die we – bewust of onbewust – met ons dragen in ons werk als verloskundige. Uit recent onderzoek blijkt dat dit invloed heeft op ons werk, op ons beleid en hoe we iemand bejegenen. Tijdens mijn dagelijkse praktijkvoering probeer ik me bewust te zijn van mijn vooroordelen. We hebben ze allemaal en dat erkennen is de eerste stap richting verbetering. Onlangs heb ik het andersom meegemaakt. Iets wat ik niet vaak meemaak in mijn rol als verloskundige. Ik had een cliënt waar ik een vertrouwensrelatie mee had en die ik intensief had begeleid bij haar vorige zwangerschap. Zij had op basis van een vooroordeel over mij, mij bij een nieuwe ongewenste zwangerschap niet in vertrouwen durven nemen over haar abortuswens. Ik draag geen sluier, maar de meesten binnen onze praktijk weten dat ik in Iran ben geboren en gaan ervan uit dat ik moslima ben en dus ook anti-abortus zou zijn. Deze cliënte was zelf moslima en vreesde door mij veroordeeld te worden voor de moeilijke situatie waar ze in zat. Ze had hulp nodig en wendde zich tot een Nederlandse collega. Dit was voor mij een ‘aha-moment’! Zwangeren kunnen óók worstelen met hun vooroordelen ten aanzien van de verloskundige. En dat kan leiden tot stappen die mogelijk minder gunstig voor ze kunnen zijn. Ik kan me voorstellen dat het voor haar fijner was geweest als ze mij in vertrouwen durfde te nemen in plaats van een onbekende collega. Ik werk al bijna twintig jaar als verloskundige in de eerste lijn en nog steeds leer ik, niet alleen door te reflecteren op mijn eigen handelen, maar ook door te reflecteren op het handelen van de zwangere. Misschien zelfs van dat laatste nu nog meer.’

Nasim Yadegari – Bordbar, eerstelijnsverloskundige

en wendde zich was voor mij nnen óók van en ze r wen durfde te nde collega oskundige niet alleen door n, maar ook door n de zwangere. u nog meer.

Slimme voorbereidingen

‘‘Als verloskundige vind ik het opleiden van nieuwe collega’s belangrijk en leuk om te doen. Het valt mij op dat veel studenten, als ze de spullen gaan klaarzetten voor een thuisbevalling, gebruikmaken van het aankleedkussen. Daarop leggen ze de zuurstoffles of de kruiken. Toen ik studeerde, deed ik dat ook. Totdat ik mijn eerste slechte kind thuis had, en aankwam bij het aankleedkussen met de slappe baby. Daar lag de zuurstoffles op, waardoor er geen plek was om de baby goed neer te leggen. Dus sindsdien zorg ik voor een leeg aankleedkussen als veilige reanimatie- of opvangplek. Dat breng ik mijn studenten ook bij. En toch werd ik na twintig jaar in het vak laatst ook weer verrast. Ik kwam binnen bij een dame met – tot mijn verbazing – volledige ontsluiting. Ik pakte snel mijn spullen. Op het moment dat ik bijna alles uit mijn tas had, braken de vliezen. Met de kracht van een Super Soaker-waterpistool spoot het vruchtwater over de achterkant van het bed zo mijn acute tas in. Alles nat! Ik heb geleerd dat ik mijn spullen niet in de ‘vuurlinie’ moet leggen. Ook niet als daar drie meter tussen zit!’

Silvia Ramakers – de Boer, eerstelijnsverloskundige

De rol van de verloskundige in het besluitvormingsproces

Begin oktober promoveerde Lianne Zondag-McDermott aan de Universiteit Maastricht met haar proefschrift ‘The midwife as influencing factor in clinical decision-making’. Haar proefschrift richt zich op de rol van verloskundigen bij het wel of niet uitvoeren van een interventie. Ze deed verdiepend onderzoek naar hoe persoonlijke en professionele factoren invloed hebben op het besluitvormingsproces in verloskundige zorg. Van de KNOV kreeg Lianne het PhD Scholarship toegekend om het onderzoek en proefschrift financieel mogelijk te maken.

Ervaringen

Angst Werkdruk/stress

Overtuigingen

Natuurlijke processen, maar controle is nodig Richtlijnen en protocollen volgen

Waarden Hiërarchie

Controleren en beheersen

Afwachten en observeren

Ervaringen Vertrouwen

Overtuigingen

Zwangerschap en bevalling zijn natuurlijke processen

Waarden Gelijkwaardigheid Vrouwgerichte zorg

Gedrag

Sturend

Figuur 1. Ervaringen, overtuigingen en waarden die de houding en het gedrag vormen in het gebruik van interventies.

Achtergrond proefschrift

De aanleiding om te starten met dit onderzoeksproject ligt bij eerder onderzoek van Anna Seijmonsbergen-Schermers, waar Lianne als tweede auteur aan meewerkte.

Met behulp van Perined-data is onderzocht of er verschillen zijn tussen de twaalf provincies van Nederland in interventies, zoals episiotomie en inleiding van de bevalling. Daarnaast is gekeken of er verschillen waren in het aantal thuisbevallingen.

Er werden tussen de twaalf provincies grote verschillen in interventies en plaats bevalling gevonden, die niet verklaard konden worden door maternale karakteristieken. Een hoger of lager percentage ingrepen leidde niet tot

een verschil in mortaliteit of morbiditeit bij moeder of kind. Daarnaast bleek er sprake te zijn van een noord-zuidverdeling in Nederland: noordelijke provincies hadden meer thuisbevallingen en minder medische ingrepen dan de zuidelijke provincies.

Interventies tijdens de verloskundige zorg kunnen nodig zijn om morbiditeit of mortaliteit te voorkomen. Enige variatie in interventies is te verklaren doordat de conditie en voorkeuren van een vrouw kunnen verschillen. Grote variatie kan echter een aanwijzing zijn voor onvoldoende kwaliteit van zorg. Te weinig interventies kan leiden tot vermijdbare morbiditeit en mortaliteit, terwijl te veel interventies ook morbiditeit en mortaliteit

Ondersteunend

kan veroorzaken, naast dat het onnodige kosten geeft en het zorgsysteem belast. In verloskundige zorg wordt er daarom gestreefd naar het juiste evenwicht in interventies, zodat de uitkomsten voor moeder en kind zo optimaal mogelijk zijn en de benodigde zorg beschikbaar is voor degenen die het nodig hebben.

Houding verloskundige

Op basis van dit onderzoek en andere literatuur zijn er aanwijzingen dat verloskundigen medische ingrepen verschillend toepassen. Lianne onderzocht wat de oorzaken van deze variatie zijn. Om inzicht te krijgen in welke ervaringen, overtuigingen en waarden de houding van verloskundigen beïnvloeden ten aanzien van medische ingrepen, zijn er

twintig verloskundigen geïnterviewd. De data zijn j inductief geanalyyseerd en hieruit is een modelontwikkelddatdeverschillendehou-

model ontwikkeld dat de verschillende houdingen van verloskundigen beschrijft (figuur 1).

Alle verloskundigen gaven aan dat zwangerschap en bevalling natuurlijke processen zijn en spreken de intentie uit alleen medische ingrepen te doen indien nodig. Verloskundigen beschreven hun houding naar medische

‘Kritis he balans me d
‘Kritisch denkvermogen speelt een belangrijke rol bij het vinden van een balans in het gebruik van medische ingrepen’

ingrepen als gericht op afwachten en observeren of gericht op controleren en beheersen. Verloskundigendiezorgverleendenvanuitde

Verloskundigen die zorg verleenden vanuit de meer afwachtende en observerende houding, vertoonden meer ondersteunend gedrag: ze ondersteunden vrouwen zoveel mogelijk om eigen keuzes te maken. Verloskundigen die zorg verleenden vanuit een meer controlerende houding, lieten meer sturend gedrag zien, waarbij ze de zwangerschap en bevalling meer

controleren door aanvullende onderzoeken. Hierdoor leken verloskundigen met een meer afwachtende houding meer terughoudend te zijn met het toepassen van medische ingrepen dan verloskundigen met een meer controlegerichte houding.

Of samenwerking met andere zorgverleners meer vanuit gelijkwaardigheid of vanuit hiërarchie verliep, bleek invloed te hebben op de houding van de verloskundige. Net als opvattingen over vrouwgerichte zorg. Het ervaren van werkdruk of ervaringen die zorgden voor angst of juist vertrouwen in de zwangerschap en bevalling bleken de verloskundige te beïnvloeden. Doordat deze factoren kunnen verschillen bij een bepaalde situatie of tijdens iemands loopbaan, kan de houding van een verloskundige om wel of niet een ingreep uit te voeren ook verschillen. In aanvullend onderzoek is gevonden dat kennis, communicatieve vaardigheden en kritisch denkvermogen invloed hebben op de besluitvorming, onafhankelijk van het aantal jaren werkervaring. Verloskundigen verwerven kennis via de verloskundeopleiding en breiden deze verder uit door reflectie op ervaringen

Figuur 2. Onderverdeling VSV’s hoe in regionale protocollen om wordt gegaan met nationale richtlijnen.

Aanbevelingen nationale richtlijn worden gevolgd

Ontwikkelingen eigen aanbevelingen

Combinatie

Afhankelijk van onderwerp of aanbevelingen van nationale richtlijn worden gevolgd of zelf worden ontwikkeld

‘In verloskundige zorg wordt er gestreefd naar het juiste evenwicht in interventies’

en wetenschappelijk onderzoek. Kritisch denkvermogen speelt een belangrijke rol bij het vinden van een balans in het gebruik van medische ingrepen. Verloskundigen die minder vaak ingrepen toepasten, leken een hoger niveau van reflectieve vaardigheden te hebben, waarbij ze continu evalueren of een ingreep nodig is.

Zoals een van de verloskundigen tijdens de interviews vertelde:

‘Tijdens de bevalling probeer ik tegen mezelf te zeggen: “Hou je in, je hoeft de vliezen niet te breken. De vrouw heeft daar geen baat bij. Ze zal alleen maar heftigere weeën krijgen. Daar heeft ze niets aan.”’ Verloskundigen die minder vaak ingrepen toepasten, hanteerden een meer gebalanceerde

communicatiestijl in de zorg aan vrouwen. Ze boden vrouwen verschillende opties, stimuleerden gezamenlijke besluitvorming en verkenden actief de voorkeuren van de vrouw. Daarnaast hadden ze meer vaardigheden om discussies met andere zorgprofessionals aan te gaan. Verloskundigen die vaker ingrepen toepasten, communiceerden meer sturend, waarbij ingrepen als standaardprocedure werden gepresenteerd in plaats van als optie.

Verloskundigen met reflectieve vaardigheden, een kritisch denkvermogen en de vaardigheid om beleidskeuzes bespreekbaar te maken, maken beslissingen die meer afgestemd zijn op de individuele vrouw. Dit in plaats van standaardprocedures te volgen die zijn aan-

geleerd of zijn beschreven in bijvoorbeeld regionale protocollen. Bij standaardprocedures is er minder ruimte om zorg aan te passen aan de specifieke situatie of aan de wensen van de vrouw.

Op basis van deze bevindingen wordt geconcludeerd dat verloskundigen met de kennis en vaardigheden van een reflectieve professional meer gepersonaliseerde zorg geven in plaats van gestandaardiseerde zorg.

Bevalovertuigingen

In het onderzoek over regionale verschillen in interventies werd duidelijk dat er in regio’s een bepaalde trend in ingrepen was. In een regio waar in de eerste lijn meer interventies werden toegepast, werden ook meer interventies toegepast in de tweede lijn. Dit doet vermoeden dat er binnen een regio een bepaalde cultuur rondom het wel of niet toepassen van ingrepen bestaat.

Om verandering in onterechte praktijkvariatie te kunnen maken, is het belangrijk inzicht te hebben in overtuigingen van zorgverleners. Lianne onderzocht of het mogelijk is de bevalovertuigingen van eerstelijnsverloskundigen, klinisch verloskundigen en gynaecologen (i.o.) te meten met een vragenlijst. De gebruikte vragenlijst, de Birth Beliefs Scale, bleek een goede vragenlijst om verschillen tussen bevallingsovertuigingen van verloskundig zorgverleners te meten1

Uit het onderzoek kwam dat gynaecologen meer de overtuiging hebben dat bevallen een medisch proces is dan klinisch verloskundigen en eerstelijnsverloskundigen. Eerstelijnsverloskundigen hadden een sterkere overtuiging dat bevallen een natuurlijk proces is, gevolgd door klinisch verloskundigen en gynaecologen.

VSV’s

Invloed regionale protocollen

Binnen de Verloskundig Samenwerkingsverbanden (VSV’s) worden regionale afspraken over zorgbeleid vastgelegd in protocollen. Mogelijk verklaart de inhoud van deze protocollen voor een deel de variatie in interventies. Lianne vergeleek regionale protocollen van verschillende VSV’s over onderwerpen waarbij er aanbevelingen worden gedaan over het wel of niet inleiden van de bevalling. Daarnaast keek ze of de kwaliteit van de landelijke richtlijn verband hield met de inhoud en aanbevelingen in de regionale protocollen. Er waren grote verschillen tussen de regionale protocollen, wat mede de oorzaak kan zijn van de huidige verschillen in inleiden in Nederland. Want dat verschil is groot: recent onderzoek laat zien dat de kans op een inleiding voor een vrouw zwanger van haar eerste kind in de ene regio 14% is en in de andere regio 41%2. Het onderzoek laat zien dat sommige VSV’s de aanbevelingen uit de nationale richtlijnen volgden, terwijl andere VSV’s hun eigen aanbevelingen formuleerden (figuur 2). In bepaalde regio’s varieerde het per onderwerp of de aanbevelingen uit nationale richtlijnen werden gevolgd of eigen aanbevelingen werden geformuleerd. In VSV’s met een hoog percentage inleidingen werd eerder en extra vaak geadviseerd de bevalling in te leiden. VSV’s met een laag percentage inleidingen beschreven meer mogelijkheden om de bevalling door de verloskundige te laten begeleiden en beschreven vaker dat de vrouw de keuze moest maken.

Ruimte voor vervolgonderzoek

Het proefschrift heeft veel nieuwe informatie gegeven over de invloed van persoonlijke en professionele factoren van verloskundigen op het doen van ingrepen, maar menselijk gedrag is complex. Daardoor is er zeker ook ruimte voor vervolgonderzoek. In toekomstig onderzoek kan er gekeken worden naar factoren die de houding van verloskundigen beïnvloeden. Bijvoorbeeld werkervaring; het hebben van meer werkervaring wordt soms als een positieve en soms als een negatieve invloed beschreven als je persoonlijke zorg wil geven.

Daarnaast is er ook onderzoek nodig naar de cultuur en andere factoren die invloed hebben op het samenstellen van regionale protocollen en de samenwerking binnen regio’s.

Conclusies

Het onderzoek in het proefschrift laat zien dat richtlijnen en protocollen kansen bieden om zorg gedetailleerd en onderbouwd te beschrijven. Echter, te veel en te strakke afspraken zijn niet goed voor de kwaliteit van zorg. Dan kan er geen rekening worden gehouden met de situatie van een vrouw of haar wensen en wordt de kans op niet goed toegepaste medische ingrepen groter. Regio’s blijken ondersteuning nodig te hebben in het opstellen van protocollen gebaseerd op de juiste onderbouwing. Ondersteuning via beroepsorganisaties of landelijke belangenorganisaties aan de verloskundige regio’s is dan

‘De kans op inleiding voor een vrouw zwanger van haar eerste kind is in de ene regio 14% en in de andere regio 41%’

ook één van de aanbevelingen voortkomend uit het proefschrift. Evaluatie van wat aangepaste protocollen met het aantal medische ingrepen doen, is vervolgens waardevol.

Daarnaast is het belangrijk te erkennen dat verloskundigen verschillen. Zij verschillen in hun houding, kennis en vaardigheden en dat heeft invloed op wanneer zij een interventie uitvoeren. Meer aandacht voor training van verloskundigen om een reflectief zorgverlener te zijn is wenselijk. Hierdoor kunnen zij hun zorg beter afstemmen op de individuele persoon en voor diegene zorgvuldiger afwegen of een interventie nodig is. De vaardigheden van een reflectief zorgverlener helpen ook samenwerking te verbeteren en regionale protocollen te ontwikkelen.

Reflectiemodellen en intervisiebijeenkomsten met collega’s kunnen verloskundigen helpen hun eigen beleid beter te begrijpen, hun ervaringen te verwerken en patronen in hun handelen te herkennen. Maar het vraagt ook moed van verloskundigen: durven zij zich kwetsbaar op te stellen en echt te reflecteren?

En hoe ga je om met de onzekerheid die ontstaat als je minder gestandaardiseerde zorg gaat geven?

Bronnen

1. Lianne Zondag-McDermott, Tamar van Haarenten Haken, Pien Offerhaus, Eveline Mestdagh, Liesbeth Scheepers en Marianne Nieuwenhuijze. Validatiestudie van de Birth Beliefs Scale voor verloskundig zorgverleners. De verloskundige. 2025, 2: 45-49

2. Offerhaus P, van Haaren-ten Haken TM, Keulen JKJ, et al. Regional practice variation in induction of labor in the Netherlands: Does it matter?

A multilevel analysis of the association between induction rates and perinatal and maternal outcomes. PloS One, 2023. 8;18(6):e0286863

Doen we genoeg om moeders te helpen hun doelen op het gebied van borstvoeding te bereiken?

Moeders met risicofactoren voor lactatie hebben vaak moeite om borstvoeding op gang te brengen, waardoor hun melkproductie in gevaar komt. Duidelijke, evidence-based richtlijnen om zorgteams in staat te stellen effectief in te grijpen, zijn echter nog niet beschikbaar.

Tot nu toe!

Een internationaal team van verloskundigen heeft een gestructureerd, wetenschappelijk onderbouwd borstvoedingsplan en klinische trajecten ontwikkeld om zorgteams de juiste tools te geven om gezinnen met een risico op een lage melkproductie te begeleiden en voor te lichten.

Scan om meer te weten te komen

Ontdek hoe jouw team het verschil kan maken en het voortouw kan nemen in de ondersteuning bij borstvoeding. Meer informatie op medela.com of scan de code.

Literatuur: 1 Sakalidis VS et al. Acta Obstet Gynecol Scand. 2020; 99(11): 1561-1567. 2 Prime, D.K. et al. Breastfeed Med. 2012; 7: 442-447.

Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.

Word lid van de KNOV

Ledenvoordelen

• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.

• Je hebt toegang tot handige documenten over waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.

• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.

• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.

• Je krijgt toegang tot de KNOV-helpdesk.

• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.600 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.

• Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.

• Je krijgt toegang tot de nieuwe KNOV-platforms.

• Je krijgt korting op de tarieven van tolkendienst Global Talk.

• Je kunt gebruikmaken van een vertrouwenspersoon die jou bijstaat als je een klacht krijgt of dreigt te krijgen.

Het KNOV-lidmaatschap

De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels. We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al meer dan 125 jaar.

‘Lid zijn van de KNOV betekent voor mij betrokkenheid bij mijn vak en de verantwoordelijkheid nemen voor het voortbestaan hiervan. Daar moet je zelf ook iets voor doen. Als beroepsvereniging doen we dat samen. De KNOV zorgt voor ondersteuning en kennisdeling, en faciliteert dat inzichten en ervaringen kunnen worden gedeeld. Daar worden wij én ons vak allemaal beter van.’

Roelande Kuiperij, eerstelijnsverloskundige

Lid worden of meer weten?

Kijk op knov.nl/ledenvoordeel of scan de code.

Tijd voor ontspanning

Toe aan een momentje voor jezelf? Medewerkers en bestuurders van de KNOV delen hun favoriete boeken, films en podcast voor de donkere dagen. Laat je verrassen en inspireren!

Podcasts Alle podcasts zijn te beluisteren via Spotify, tenzij anders vermeld.

Tip van Marijn van der Zwaard, copywriter

Verloscast – S3 aflevering 5:

Bewust afwijken van de protocollen (2025)

‘Mooie beschouwing dat investeren in de relatie met de zwangere en partner om de echte vraag te doorgronden heel veel kan doen op dit thema. Ook de verloskundigen in de podcast ervaren een soort eyeopener op het eigen (standaard)handelen.’

Tip van Wilma van Driel, senior programmacoördinator implementatie en vakinhoud

Geschiedenis inside - Gijs van Engelen en Thomas van Luyn (2025)

‘In deze podcast worden bekende historische figuren op een ludieke manier besproken. Heel leuk en leerzaam.’

Tip van Floor Huberts, beleidsadviseur

Zembla Podcast: Op zoek naar Marlotte (2025)

‘Een uniek verhaal met een enorme plottwist. Als je begint stop je niet meer!’

Tip van Sabine Hofhuis, communicatieadviseur

To be a boy (2025)

‘Een boeiende podcast over jongens die opgroeien ten tijde van online ‘manosphere’-invloeden, en wat we als opvoeders en maatschappij kunnen doen om deze generatie jongens te steunen.’

Tip van Anne Smits, projectleider

Waar is Sarah? (2023)

‘Je hoort verhalen over wat er zich op zee afspeelt, maar ik ben er nog nooit zo dichtbij geweest.

Het zet je met beide benen op de grond.’

Tips van Sanna Veenstra-Kwakkel, beleidsadviseur internationale verloskunde)

De eeuw van de vrouw (2023)

‘Soms begrijp je de huidige tijd beter als je de geschiedenis kent. De Eeuw van de Vrouw laat helder zien hoe vrouwenrechten en feministische kwesties de afgelopen eeuw wel of geen podium kregen en welke maatschappelijke context daarbij hoort.’

Boeken Youtube

Tip van Nathalie Hagen, senior programmamanager

Ruis - Daniel Kahneman, Olivier Sibony, Cass R. Sunstein

‘Waarom we zo vaak verkeerde beslissingen nemen, en hoe we dat kunnen voorkomen. Aanrader voor iedereen die op welk niveau dan ook beslissingen neemt.’

Uitgeverij Nieuw Amsterdam ISBN 9789046832516 | € 24,99

Tip van Alieke de Roon-Immerzeel, bestuurder KNOV

De meetmaatschappij – Berend van der Kolk

‘Ik heb veel met data en dataduiding gedaan en mij verwonderd over hoeveel we verwachten van data. Veel van waarde is niet meetbaar, en veel wat meetbaar is, heeft geen waarde. Dit boek gaat daar op een leesbare manier dieper op in.’

Business Contact | ISBN 9789047014812 € 21,99

Tip van Marieke Smith, bestuurder KNOV

Tricky tijden – Jitske Kramer

‘Omdat de antropologie ons helpt begrijpen in wat voor tijd we leven. En laat zien dat de problemen en oplossingen breed maatschappelijk zijn.’

Boom | ISBN 9789024464197 € 27,50

Tip van Annemieke Proost, communicatieadviseur Een schitterend gebrek – Arthur Japin

‘Een ontroerend en pakkend verhaal dat laat zien hoe liefde en kwetsbaarheid hand in hand kunnen gaan, en hoe juist die kwetsbaarheid kan uitgroeien tot een onverwachte bron van schoonheid en kracht.’

Uitgeverij Arbeiderspers | ISBN 9789029552592 € 20,00

Tip van Alieke de Roon-Immerzeel, bestuurder KNOV

Onlineboekhoudtraining van De Boekhoudjuf (serie op YouTube)

‘Ik zou geen goede penningmeester zijn als ik niet ook een tip geef over basis-boekhouding. Leuker dan je denkt!’

Heb je zelf een goede kijk-, luister- of leestip, deel deze dan via redactie@knov.nl.

Adviseer jij al foliumzuur ?

Met Quatrefolic®: het beste foliumzuur wereldwijd beschikbaar

Met foliumzuur in de dosering aanbevolen door verloskundigen

Complete zwangerschapsformule met o.a. vitamine D, choline en ijzer

Benieuwd welke voordelen Multi Dag & Nacht

Mama allemaal heeft? Ontdek het!

Zakelijk.vitakruid.nl

Een laag foliumzuurgehalte van de moeder is een risicofactor voor het ontstaan van een ontwikkelende foetus.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.