


Onze beroepsidentiteit
Het belang van de poortwachtersfunctie
Verloskundigen in tijden van oorlog
Vier hoogwaardige supplementen ter ondersteuning van de zwangerschap. Ideaal om mee te geven aan jouw cliënt.
Maak een professional account aan
Gebruik actiecode: KNOV
Ontvang de eerste 5 stuks
Job Paulus
Voor jullie ligt de juni-editie van ons ledentijdschrift, met als overkoepelend thema 'Waar je van bent'. Een editie waarin we reflecteren op wie we zijn als verloskundigen, waar we voor staan, en hoe dat bepaalt wat we elke dag doen.
Wie je bent en waar je van bent is iets waar je niet dagelijks bij stilstaat. Het is voor jou gewoon, maar het is niet vanzelfsprekend. Als niet-verloskundige zie ik bijna elke dag de unieke meerwaarde die een verloskundige heeft. Hoe jullie altijd de zwangere vooral zien als persoon, of ze nu gezond of ziek is. Die persoonlijke aandacht doet ertoe. En maakt dat ik me zo thuis voel binnen de vereniging.
Het is goed dat we ‘wie we zijn en waar we van zijn’ nu vastleggen in een officieel document en jullie zien in dit nummer een mooi interview met de twee schrijvers daarvan. Het document vormt een basis in een tijd waarin de zorg voortdurend verandert en waarin onze rol belangrijker is dan ooit.
Op pagina 34 gaan we in gesprek met een huisarts over een belangrijke rol die verloskundigen en huisartsen delen: die van poortwachter. Ook gynaecoloog Thomas van den Akker houdt ons een spiegel voor: hoe ons handelen in de westerse wereld, met een toenemend aantal overbodige ingrepen, effect heeft op de manier waarop wereldwijd naar geboortezorg wordt gekeken. We dragen als Nederlandse verloskundigen een verantwoordelijkheid die verder reikt dan onze eigen praktijken en verloskamers.
Verder in dit nummer een inkijkje in het werk van twee verloskundigen in Oekraïne, waar moed en veerkracht dagelijks nodig zijn om zorg te bieden in een context van conflict en onzekerheid. En we nemen afscheid van Marianne Sanders bij White Ribbon, die zich jarenlang heeft ingezet voor veilige geboortezorg wereldwijd.
Vanuit onze identiteit en onze rol gaan we in deze editie ook in op de kracht van verloskundig leiderschap. Jacqueline Dunkley-Bent spreekt over leiderschap als het vermogen om in elke situatie je rol te pakken – niet vanuit macht, maar vanuit compassie en betrokkenheid. Verloskundig leiderschap betekent voor mij: leiden vanuit je hart, met het hoofd erbij. Durven en moed tonen om het goede te doen. Altijd vooral de mens zien in de spreekkamer, aan de beleidstafels of waar je ook bent. Het betekent zelf beslissen en verbinden, luisteren én spreken, volgen én leiden.
Redactieraad
Kristi Francken (KNOV), Yvette Hoogenboom en Marco Beentjes (Vrhl Content en Creatie), Regine Detollenaere, Yvonne Kuipers, Simone Valk
Grafische vormgeving en druk
Elma Media B.V. www.elma.nl
Acquisitie
Elma Media B.V.
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 - 33 16 00
Vormgeving, redactie en fotografie
Vrhl Content en Creatie in opdracht van Elma Media B.V.
Aan dit nummer werkten mee:
Jan de Gier, Ank de Jonge, Ine Kaaijk, Myra Langenberg, Marjolein Lansbergen, Linda Nuis, Job Paulus, Anna Seijmonsbergen, Natascha van der Steen, Mirjam Streefkerk, Brigitte Tebbe, Suzanne Thompson, Sara de Waal, Marijn van der Zwaard
Abonnementen, personalia en adreswijzigingen
KNOV
Postbus 2001 3500 GA Utrecht abonnementen@knov.nl
Abonnementsprijzen
Abonnementsprijzen voor niet-leden van de KNOV (inclusief portokosten) voor 4 nummers per jaar:
Nederland €120
Binnen Europa €149
Buiten Europa €174 Los nummer €33
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacy statement van Elma Media van toepassing. De Verloskundige is het ledenblad van de KNOV en verschijnt vier keer per jaar.
©2025 Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen
Mercatorlaan 1200, 3528 BL Utrecht
Oplage 5.000
ISSN 0348-1925
Verloskundigen in tijden van oorlog
Tussen leven en overleven
Doorverwijzen of niet: waar trek je de grens? 34
WIE WE ZIJN 7
Verloskundige beroepsidentiteit
‘Dit is wie wij zijn’ 21
Column van een klinisch verloskundige
Sisterhood 24
Ons voorbeeld telt
Hoogleraar Verloskunde en gynaecoloog Thomas van den Akker 28
Verloskundigen in Oekraïne
Tussen leven en overleven
52
Handreiking bij babysterfte
Verloskundigen als spil in de zorg 64
Help jij de wereld veranderen?
Jacqueline Dunkley-Bent sprak tijdens de KNOV-Tweedaagse 67
Mijn praktijk
Gezonde balans tussen werken en zwangerschap
INNOVEREN 16
Changing Midwifery
Professional Responsibilities (wetenschap)
39
Wat er nodig is om ‘midwife-led continuity of care’ (MLCC) te implementeren (wetenschap) 44
Ervaringen met continue zorg (MLCC) in de praktijk 60
Perinatale audit: reflecteer ook op overbehandeling (wetenschap)
SAMENWERKEN 34
Het belang van de poortwachtersfunctie Doorverwijzen of niet? 49
White Ribbon in Nederland
Marianne Sanders neemt afscheid als voorzitter
KNOV 12
KNOV-Tweedaagse 2025
Een viering van verbinding en kennisdeling 33
Q&A
Hoe ga je om met het vernietigen van oude papieren medische dossiers?
47
Update Nieuws 57
Opinie
Reactie op het boek ‘Ei foetus baby’ van Trudy Dehue 70
Update KNOV
Ontwikkeling richtlijnen en kwaliteitsdocumenten
EEN PROFESSIONELE KOLF VOOR ELKE BEHOEFTE
Zowel bij uitdagingen tijdens de borstvoeding als wanneer een moeder gescheiden is van haar baby, Symphony is altijd de beste keuze.
TOT 50 % MEER MELK 2
Symphony’s unieke combinatie van twee op onderzoek gebaseerde programma’s (INITIATE en MAINTAIN) helpt een moeder om meer melk voor haar baby te kolven in de eerste twee weken.2
KLINISCH GETEST EN BEWEZEN
60+ jaar onderzoek en vertrouwd door miljoenen moeders, Symphony is het #1 merk in ziekenhuizen3 en de meest aanbevolen kolf door verloskundigen en moeders1
Aanbevolen door vroedvrouwen voor huur. Gebaseerd op gemiddelde beoordeling in iConsult-enquête onder 480 vroedvrouwen in Europa en aanbevolen door mama’s op basis van MiBaby-enquête onder 534 moeders in Duitsland, maart 2023. Meier PP et al. Journal of Perinatology. 2012: 32(2):103-10. Breast pumps – based on distribution in maternity wards and NICUs.
Medela AG, Lättichstrasse 4b, 6340 Baar, Switzerland, www.medela.com
Medela een nieuw protocol heeft voor het overstappen van Symphony's INITIATE- naar het MAINTAIN-programma, dat gebaseerd is op nieuw bewijs en gemakkelijker te volgen is. Grotere nauwkeurigheid bij ‘wanneer over te stappen’ en vereenvoudiging van de procedure helpen ervoor te zorgen dat alle moeders het juiste programma gebruiken in de juiste fase van de lactatie, om maximaal voordeel te halen uit elk programma.
Wil je meer weten over het nieuwe protocol? Of wil je leren hoe eenvoudig te kolven met Symphony in de dagelijkse praktijk? Volg dan onze gratis training via of
scan de QR-code:
Moed, gezondheid en verbinding: dat zijn de drie waarden die de kern vormen van de beroepsidentiteit van de verloskundige. Na een intensief proces van bijna een jaar ligt er nu een conceptversie van het document dat die identiteit beschrijft.
Schrijvers Michelle ten Berge en Ruth Evers vertellen hoe dat document tot stand is gekomen. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van je vak.’
Ergens op zolder bij Michelle ten Berge ligt een oude VHS-videoband met daarop een film uit de jaren negentig waarin ze zelf ook figureert. In ‘Een bevlogen begin’, die eind jaren negentig werd opgenomen, komen studenten van de Academie Verloskunde Amsterdam aan het woord. Michelle is te zien in de film, net als Ruth Evers. ‘Die titel van de film en de bevlogenheid van de studenten die je in die film ziet zeggen alles over ons vak’, zegt Michelle nu. ‘Het is niet zomaar een vak. Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet. Het is een vak met een sterke eigen identiteit, eigenlijk al eeuwenlang.’
En precies die identiteit hebben Michelle en Ruth in de afgelopen maanden proberen vast te leggen. Het bestuur vroeg hen in juni vorig jaar om ‘identi-
teitsdocumenten’ voor de verloskundige te ontwikkelen. Dat juist dit tweetal hiervoor werd gevraagd is niet helemaal toevallig. Michelle en Ruth hebben beiden veel schrijfervaring, zijn al jaren nauw betrokken bij de KNOV en kennen het vakgebied vanuit verschillende perspectieven. Na hun studie werkten ze allebei respectievelijk 26 en 10 jaar als verloskundige. Michelle draait nu nog af en toe een dienst naast haar werk als coach voor zwangeren en zorgverleners. Ruth is eigenaar van Talmor, een bedrijf dat trainingen, advies en coaching biedt aan professionals en bedrijven. ‘Hoewel ik al sinds 2010 niet meer praktiseer, noem ik mezelf nog steeds zo: verloskundige NP. Veel meer verloskundigen doen dat en ook dat zegt iets over onze beroepsidentiteit. Een loodgieter die al vijftien jaar niet meer actief is, zal zichzelf waarschijnlijk niet meer zo noemen.’
‘Iedereen heeft ten diepste een idee over wat ze doet’
Michelle was meteen geïntrigeerd toen Ruth en zij werden gevraagd. ‘Ik merkte al enige tijd dat we als beroepsgroep zoekende zijn. Misschien zelfs stuurloos. Dat we de mensen met wie we samenwerken soms te veel willen pleasen. Het was voor mij heel duidelijk dat we aan de slag moesten met onze identiteit. Dat we scherp zouden krijgen: dit zijn we en – dat is minstens zo belangrijk – dit zijn we niet.’ Ruth heeft diezelfde motivatie. ‘Het huidige bestuur kondigde in hun campagne in 2022 al aan dat ze vonden dat wij als beroepsgroep meer kleur moesten gaan bekennen. Dat sprak me aan. Ons beroep staat van meerdere kanten onder druk. Het is dus tijd voor ons om rechtop te gaan staan. En met dit identiteitsdocument doen we dat.’
De ideale verloskundige
We spreken Ruth en Michelle begin april, een paar dagen nadat de conceptversie van het identiteitsdocument naar de KNOV-leden is verstuurd. Die hebben zes weken de tijd om te reageren. Het is dus een spannende periode – maar eigenlijk ook weer helemaal niet, zeggen ze. Want het tweetal is grondig te werk gegaan. Tijdens de ledendag in september vorig jaar organiseerden Ruth en Michelle workshops, waarin ze de deelnemers vroegen hun ideale verloskundige te beschrijven - én een hele slechte en een middelmatige. Daarna volgden drie ophaalsessies met een expertgroep. Die groep bestond uit eerstelijns en tweedelijns verloskundigen, verloskundigen met specifieke expertise (bijvoorbeeld over de rol van poortwachter), verloskundigen die in het onderwijs en de wetenschap werken en twee vertegenwoordigers van twee cliëntenorganisaties. ‘Het interessante was dat we steeds ongeveer hetzelfde ophaalden’, zegt Michelle. ‘Er bestaat impliciet dus al een behoorlijk gemeenschappelijk
beeld van de identiteit van de verloskundige. We hebben dat alleen nooit expliciet gemaakt – tot nu.’
Binnenste buiten
Het boek‘Je binnenste buiten – Over professionele identiteit in organisaties’ speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van het identiteitsdocument.
Ruth en Michelle lazen het boek, maakten aantekeningen en doken ook in andere wetenschappelijke literatuur over beroepsidentiteit. ‘In een snel veranderende wereld, zo schrijft ‘Je binnenste buiten’, is het belangrijk te weten wat je basis is, waar je van bent, waar je in gelooft, wat onvervreemdbaar van jou is en wat je kleur geeft. Een sterke professionele identiteit is die basis. Het is het vergeten hart van de professionele ontwikkeling.’
Ruth en Michelle gebruikten het boek, samen met de andere literatuur, om tot een raamwerk te komen dat bestaat uit negen elementen. De elementen ‘kernwaarden’ en ‘historie’ hebben in het identiteitsdocument elk een eigen hoofdstuk. Daarna worden in een hoofdstuk de overige zeven elementen ingevuld. Dit zijn: ‘een gespecialiseerd kennisgebied en een unieke set vaardigheden’, ‘onderscheidend ten opzichte van andere beroepen’, ‘maatschappelijke context van het beroep’, ‘een gevoel van gemeenschap’, ‘professionaliteit en autonomie’, ‘persoonlijke ontwikkeling en zelfreflectie’ en ‘samenwerking met andere disciplines’.
Verschillende perspectieven
En zo konden de twee gaan schrijven. In het begin viel op dat Michelle vooral haar collega-verloskundigen als lezer in gedachten had, en Ruth juist andere stakeholders zoals het ministerie, de verzekeraars en gynaecologen. Zo ontstond er een verschil in toon. Ruths beschrijvingen lieten aan stakeholders zien dat de werkomstandigheden voor verloskundigen anders moeten worden. ‘Eigenlijk moet een verloskundige zes, acht of misschien wel twintig uur ongestoord naast een barende kunnen zitten –zonder dat ze tussendoor drie online vergaderingen moet bijwonen of kraamvisites moet rijden’, zegt Ruth. ‘Als je dat opschrijft maak je stakeholders duidelijk dat die manier van werken er met deze werkdruk en deze administratielast niet in zit.
Maar voor een werkende verloskundige in het veld leest het anders. Als je opschrijft hoe de ideale verloskundige zich gedraagt, dan kun je als verloskundige misschien denken dat je alles fout doet.
Maar als je aan de andere kant weer te veel nuance opneemt, zien stakeholders misschien de urgentie niet om zaken aan te passen. Hier zijn we uiteindelijk samen uitgekomen. En zo waren we steeds aan het zoeken naar de juiste woorden en aan het schaven aan de tekst. We wilden beschrijven wie we in de kern zijn, zonder direct heel normerend te zijn.’
En dat was soms best ingewikkeld. Soms lijkt het bijvoorbeeld tijdens een baring alsof een verloskundige niets doet, maar voegt ze juist daarmee wel degelijk iets toe. Watchful attendance noemen we dat sinds een paar jaar: de verloskundige laat zoveel mogelijk het proces haar natuurlijke beloop en komt alleen in actie als het nodig is. Met deze term laten we zien dat ‘niets doen’ wel degelijk ‘iets doen’ is. Ruth: ‘Watchful attendance vraagt om een scherp observatievermogen, een bescheiden aanwezigheid, om afstemmen op de zwangere en de situatie. Dat is natuurlijk niet ‘niets doen’. De weerbarstige praktijk van vandaag, waar je als verloskundigen helaas (soms) mee moet omgaan, is dus níet het uitgangspunt van het identiteitsdocument.
‘Ik verwacht ook wel dat we daar feedback op krijgen’, zegt Ruth. ‘Wij wilden een tijdloos document maken. Een tekst die past bij de verloskundige van vroeger, van nu en die van de toekomst.’
Oorspronkelijk was het idee van het bestuur om drie identiteitsdocumenten op te stellen. Een document over de zorginhoud, een document over de rol van de verloskundige als poortwachter en een document over de resources/middelen. Toen het schrijfproces vorderde en het identiteitsdocument meer vorm kreeg, besloot het bestuur op advies van de schrijvers dat idee los te laten. De poortwachtersrol is een van de rollen die een verloskundige kan aannemen, ze draagt daarmee bij aan zinnige en zuinige zorg. Maar het is geen onderdeel van de identiteit, zo lichten de schrijvers toe, want bijvoorbeeld in de middeleeuwen was ze helemaal geen poortwachter, maar had ze wel al grotendeels dezelfde identiteit. Ook het document over resources/middelen kwam te vervallen, omdat dit meer gaat over randvoorwaarden dan over de identiteit zelf.
Verbinding, gezondheid en moed
Nu ligt er dus één identiteitsdocument. De kernwaarden en de geschiedenis vormen daarvan het fundament. Na zorgvuldig beraad kwamen Ruth en Michelle tot drie kernwaarden: verbinding, gezondheid en moed. Michelle: ‘We hadden na een eerste brainstorm een hele lijst met waarden, maar als je
‘Als beroepsgroep zijn we zoekende’
er zoveel hebt, wordt het drijfzand. Toen zijn we gaan zoeken naar woorden waarin meerdere waarden samenkomen. Verbinding verwijst naar de relatie en het partnerschap met de zwangere. We vonden een prachtige quote daarover in een document uit
Nieuw-Zeeland: ‘Instead of seeking to control childbirth, midwifery seeks to control midwifery, in order that women can control childbirth. Midwifery must maintain its woman-centred philosophy to ensure that its control of midwifery never leads to control of childbirth’.’
Gezondheid staat voor het brede, holistische beeld van de zwangere als mens, met haar eigen context, geschiedenis en behoeften. Het is dus bewust breder dan fysiologie, wat wordt gezien als een klassieke waarde voor de verloskundige. En moed is de derde waarde. ‘We hadden eerst autonomie’, vertelt Ruth. ‘Dat bleek een standaard kernwaarde voor professionals. Daarom zochten we naar een woord dat net iets verder gaat, omdat wij in de afgelopen eeuwen die autonomie zo hebben moeten bevechten. Daar is moed voor nodig. En moed kwamen we daarnaast ook nog in meerdere andere aspecten van het vak tegen.’
Rijke geschiedenis
kent een geschiedenis van onderdrukking en veerkracht. Op verschillende momenten in onze geschiedenis dreigde het vak ondergesneeuwd te raken door andere disciplines, maar steeds kwamen verloskundigen weer boven. Ruth: ‘Als je naar onze geschiedenis kijkt, zie je de systemische draadjes met de bredere geschiedenis. Ons vak is vooral uitgevoerd door vrouwen voor vrouwen en we moesten ons werk vaak verdedigen tegenover mannen. We volgen een hbo-opleiding en hebben wo-opgeleide medisch specialisten als gesprekspartners. Zowel de vrouwengeschiedenis als het verschil in opleiding hebben bijgedragen aan systemische hiërarchie.’
Michelle: ‘De drie overkoepelende waarden die we hebben geformuleerd kun je op elk moment in onze geschiedenis plakken.’
Weerwoord
Het tweetal neemt in een apart hoofdstuk de ruimte om de rijke en roerige geschiedenis van de verloskundige te beschrijven. De verloskundige
‘De weerbarstige praktijk van vandaag is dus níet het uitgangspunt’
Als vereniging wordt de KNOV doorlopend geconfronteerd met lastige vraagstukken. Met een identiteitsdocument in handen krijgt het KNOV-bestuur de mogelijkheid om makkelijker koers te bepalen voor de beroepsgroep. Het wordt eenvoudiger om woorden te geven aan de onderbouwing voor beleidskeuzes. Maar ook voor verloskundigen in de praktijk of kliniek is daar nog terrein te winnen. Een duidelijke kleur en richting helpt de verloskundige bij haar positionering tussen alle overige zorgverleners waar ze mee samenwerkt en in haar voorlichting naar de zwangere die ze onder zorg heeft.
Daarbij blijft er nadrukkelijk ook ruimte voor het individu. ‘We creëren met dit document een bandbreedte. Daarbinnen kun je nog steeds je eigen kleur geven aan de invulling van het vak. We hopen dat onze leden zich herkennen in deze bandbreedte, dat ze hun basis erin terugvinden’, zegt Michelle. Ruth en Michelle kunnen zich beiden voorstellen dat ze op momenten in hun carrière iets aan het identiteitsdocument hadden kunnen hebben. Michelle: ‘Toen ik afstudeerde kwam ik terecht in een heel ander vak dan waarvoor ik was opgeleid. Er was in 2000 een enorme babyboom en tegelijker-
‘De kernwaarden en de geschiedenis vormen het fundament’
want op deze manier leveren we én geen kwalitatief goede zorg én zorgen we slecht voor onszelf. Dan was het capaciteitsprobleem veel eerder zichtbaar geworden in plaats van dat we het maar weer zelf gingen dragen.’
Nieuwe werkelijkheid
tijd vielen er praktijken om. De druk was enorm. Ik was jong, had geen kinderen, dus kreeg de ene na de andere dienst erbij omdat we onvoldoende waarnemers hadden. Tot ik een burn-out kreeg en ook uitviel. Ik denk dat als we toen zo’n document hadden gehad, ik meer taal had gehad om te kunnen zeggen: ‘Met minder verloskundigen wel hetzelfde aantal cliënten blijven helpen past niet bij wie we zijn. We moeten het aantal inschrijvingen aanpassen aan de huidige hoeveelheid werkzame verloskundigen,
Toen Ruth werkte als verloskundige, was ze er rond 2009 bijna een jaar uit. ‘In die periode was er enorm veel gebeurd rondom de 24-uursbeschikbaarheid van de epiduraal en alle media-aandacht voor de ‘middeleeuwse wijze’ waarop vrouwen hun kinderen moesten krijgen in Nederland. Ik kwam terug in een nieuwe werkelijkheid, waar opeens bijna iedereen een epiduraal wilde, terwijl daarvoor in onze praktijk 75 procent van de mensen thuis wilde bevallen. Ik dacht toen al: we hebben iets nodig.’
Dat ‘iets’ is Ruth destijds vorm gaan geven met haar bedrijf.
En daar komt nu het identiteitsdocument bij.
Op 27 juni 2025 vindt de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering plaats. Op het moment van schrijven weten we nog niet of het identiteitsdocument dan al in stemming wordt gebracht, of tijdens de najaars-ALV. Daarna gaat de KNOV nadere, meer praktische, invulling geven aan de implementatie van het document, maar hoe dat er precies uit gaat zien is nu nog niet bekend. Michelle: ‘We hopen dat dit document niets nieuws vertelt, maar wel iets verwoordt wat iedereen al weet en voelt. Dat collega’s zich erin herkennen en denken: ja, dát is waarom ik dit vak doe.’
Op 13 en 14 maart 2025 vond de allereerste KNOV-Tweedaagse plaats op het sfeervolle Landgoed
Mennorode in Elspeet. Een bijzondere bijeenkomst, die ruim tweehonderd verloskundigen uit het hele land samenbracht. Twee dagen samen om geïnspireerd te raken en een impuls te geven aan je werkende leven. Op het programma? Prikkelende sprekers, workshops en natuurlijk ook tijd voor ontspanning! Het evenement was afgelopen najaar snel uitverkocht en we delen graag de hoogtepunten en de ‘take home messages’ met de collega’s die er niet bij konden zijn.
Verschillende verwachtingen
Het was zo’n eerste keer nog niet voor alle deelnemers duidelijk wat ze konden verwachten. Sommigen gingen er dan ook neutraal in, anderen keken er al weken naar uit. Eindelijk weer iedereen zien, en dan niet een dagje, maar twee volle dagen! Verzoeknummers voor de dj werden in de weken voor het event al enthousiast gedeeld.
Een warm welkom op Landgoed Mennorode
Midden in de Veluwse bossen bood Landgoed Mennorode de perfecte setting voor de Tweedaagse. De natuurlijke omgeving en de gastvrije sfeer droegen bij aan een gevoel van rust en verbondenheid, waardoor deelnemers zich volledig konden richten op het programma en de onderlinge interactie.
‘Een bijzondere energie’
En wat externe rust was niet verkeerd. Zoveel vrouwen bij elkaar (en twee mannen): dat geeft een bijzondere energie.
Inspirerende sprekers
Op het programma stonden vier sprekers, elk met een eigen expertise. Als voormalig ‘Chief Midwifery Officer’ in Engeland en sinds mei 2023 woonachtig in Nederland, deelde Jacqueline Dunkley-Bent haar ervaringen over leiderschap in uitdagende tijden. Ze benadrukte het belang van veerkracht en samenwerking binnen de beroepsgroep, en moedigde verloskundigen aan om, zelfs in moeilijke omstandigheden, de handen ineen te slaan en gezamenlijk de schouders eronder te zetten. Maar bovenal sprak ze haar complimenten uit over de Nederlandse verloskundigen. ‘De hele wereld benijdt jullie’, aldus Jacqueline. ‘Zelfs met de stijgende verwijscijfers doen jullie het vele malen beter dan andere landen en bieden jullie mensen een ervaring die ik iedere zwangere zou gunnen: om behandeld te worden als gezond en niet als ziek.’
Zoveel verschillen
Actrice Judy Lijdsman verbeeldde in een op ‘De Vaginamonologen’ geïnspireerde voorstelling op rake, humoristische en hartverwarmende manier zes verschillende verloskundigen. En deed dit bijzonder treffend. ‘Die actrice, was zij nou eigenlijk zelf ook verloskundige?’ was een veelgestelde vraag. Haar laatste karakter, aankomend student Verloskunde Rosa, verbaasde zich: ‘Ik wist echt niet dat er zoveel verschillen waren!’
En die verschillen? Daar kon Marijke Spanjersberg wel wat mee. Marijke, bekend om haar werk op het gebied van samenwerking en organisatieadvies, introduceerde het concept van ‘tussentaal’. ‘Hoe overbrug je verschillen als je het op inhoud oneens bent? Misschien moet je betere spelregels maken.
Misschien moet je elkaars bedoelingen beter snappen, of moet je zien waar je de hele tijd in ronddraait met elkaar. Dat kan helpen’, aldus Marijke. Ze liet zien hoe veel van onze interacties worden beïnvloed door externe systemen en structuren, en hoe het begrijpen hiervan kan leiden tot betere samenwerking en minder schuldgevoelens over individuele tekortkomingen.
Verbinding
Het programma werd begeleid door dagvoorzitter Ruth Evers, die op haar eigen, ludieke wijze de sessies, sprekers én deelnemers verbond. Ook de lunches, het diner en een feest zorgden voor verbinding. Het is goed om met elkaar de diepte in te gaan, maar het gevoel echt samen te zijn en weer één beroepsgroep te vormen, daar draagt samen feesten ook aan bij. En dat deden de deelnemers. De dansvloer was goed gevuld en ook de photobooth werd enthousiast benut.
‘Een energieke sessie zette aanwezigen aan het denken’
Meer
Op dag twee stonden sessies van Jennifer Walker en Froukje Weidema op het programma. Met haar diepgaande kennis van de vrouwelijke anatomie en de fysiologie van de baring, bood Jennifer nieuwe perspectieven op houding en balans tijdens de zwangerschap en tijdens de bevalling. ‘Als we meer comfort in de zwangerschap brengen, is er tijdens de baring meer balans in het lijf van de zwangere en meer ruimte voor de baby om goed door het baringskanaal te bewegen.’ Ze benadrukte het belang van het observeren van de barende vrouw en het aanpassen van ondersteuning op basis van haar individuele behoeften. ‘In plaats van te kijken naar centimeters ontsluiting, kun je kijken waar de baby zich precies bevindt in het bekken en wat je met de houding van de barende kunt doen, waardoor de baby meer ruimte krijgt’, aldus Jennifer. ‘Hiermee krijgen zowel de zwangere als de verloskundige die haar begeleidt meer fysiologische tools, en krijgt de zwangere meer regie over haar eigen bevallingsproces’. In een energieke sessie zette Jennifer de aanwezigen aan het werk met hun eigen bekken én aan het denken.
Omgaan met onderlinge verschillen
Froukje Weidema sprak over het voeren van morele dialogen binnen de verloskunde. Met haar achtergrond in ethiek bood ze handvatten voor het constructief omgaan met meningsverschillen en het behouden van een open dialoog, zelfs bij complexe ethische vraagstukken.
‘Leren, inzichten delen en genieten’
Want die vraagstukken, die zijn er binnen ons vakgebied. Op een ‘dilemmamuur’ waren tien stellingen geplaatst waar alle deelnemers rode of groene stickers bij konden plakken. Dit werd enthousiast gedaan en maakte de vele verschillen én overeenkomsten zichtbaar in wat verloskundigen vinden van een aantal actuele onderwerpen in de geboortezorg. Het maakte weer eens duidelijk dat het niet mogelijk is het overal over eens te zijn en worden, maar vooral om goed met elkaar en de onderlinge verschillen om te gaan.
Dat is ook voor het KNOV-bestuur niet altijd makkelijk, zo gaf bestuurder Marieke Smith aan. En één van de redenen voor het opstellen van het document ‘De Beroepsidentiteit van de verloskundige’, dat tijdens het schrijven van dit artikel in commentaarfase ging. Marieke: ‘We zullen met elkaar moeten kijken naar onze gedeelde waarden. Wie zijn we als verloskundigen, waar zijn we van als beroepsgroep en wat betekent dit voor de keuzes die we met elkaar moeten maken’. Zie ook het artikel op pagina 7 in dit tijdschrift.
De KNOV-Tweedaagse 2025 markeerde een belangrijk moment van samenkomst en reflectie voor de leden van de KNOV. Om samen te leren, inzichten te delen en te genieten. De gedeelde inzichten en ervaringen zullen ongetwijfeld bijdragen aan de verbinding binnen de vereniging. Én zullen inspiratie bieden in tijden van toekomstige dilemma’s en hoe hier als beroepsgroep mee om te gaan. Voor degenen die er dit jaar niet bij konden zijn: de KNOV is voornemens om de Tweedaagse vaker te organiseren, zodat iedereen de kans krijgt om deel te nemen aan deze waardevolle uitwisselingen.
Kon jij niet bij het event zijn? De KNOV deelt in de komende maanden zoveel mogelijk inzichten uit de sessies via haar kanalen en op ledendagen. Lees bijvoorbeeld het interview met Thomas van den Akker op pagina 24 en met Jacqueline Dunkley-Bent op pagina 64. Ook in komende edities van dit tijdschrift, en op de socialmediakanalen van de KNOV, worden bijdragen gedeeld.
Naast de lezingen en workshops zetten prikkelende video’s – over het effect van hoe wij hier in Nederland werken op de rest van de wereld, over de dynamiek van vrouwen onderling en over de verschillen tussen generaties op de werkvloer – de aanwezigen aan het denken. Benieuwd naar deze video’s? Je vindt ze op het Vimeo-kanaal van de KNOV.
Op 12 november 2024 promoveerde Hanneke Torij met haar proefschrift
‘Changing Midwifery Professional Responsibilities’ over veranderende verantwoordelijkheden van verloskundigen en de ontwikkeling van het beroep van verloskundige in Nederland. Dit artikel bevat een korte samenvatting van het proefschrift.
Achtergrond
Het beroep van verloskundige is aan verandering onderhevig. Deze veranderingen gaan onder meer over de rol van verloskundigen bij preventie, over het verlenen van zorg aan vrouwen en gezinnen in kwetsbare omstandigheden – waarbij ook hun bredere leefomgeving wordt meegenomen – en over de ontwikkeling van specifieke vaardigheden en specialisaties binnen hun beroep, zoals bij klinisch verloskundigen. Het proefschrift bestaat daarom uit twee delen:
• Deel 1 richt zich op de rol van verloskundigen, en ook breder geboortezorgprofessionals, bij het ondersteunen van zwangeren in kwetsbare omstandigheden.
• Deel 2 richt zich op de taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen.
Ondersteunen van zwangeren in kwetsbare omstandigheden
Voor wat betreft het eerste deel is bekend dat leven in kwetsbare omstandigheden samenhangt met ongunstige uitkomsten bij de geboorte. Denk aan vroeggeboorte, een laag geboortegewicht, babysterfte en ook complicaties bij de moeder. Deze uitkomsten staan niet op zichzelf en kunnen op langere termijn leiden tot leer- en ontwikkelstoornissen bij het kind
en ook tot hart- en vaatziekten en een minder goede kwaliteit van leven. Ze kunnen daarmee ook leiden tot hogere zorgkosten en een nog hogere druk op de zorg. Risicofactoren, zoals wonen in een achterstandswijk, kunnen kwetsbaarheid vergroten, terwijl beschermende factoren, zoals een stabiel sociaal netwerk, kwetsbaarheid kunnen voorkomen of verminderen. Vrouwen in kwetsbare omstandigheden lopen een hoger risico op een minder goede kwaliteit van zorg en minder goede toegang tot zorg. Het is daarom belangrijk dat geboortezorgprofessionals goed zijn toegerust om kwetsbaarheid te herkennen en om goede, toegankelijke zorg en ondersteuning te bieden.
De doelen van het onderzoek in het eerste deel van het proefschrift waren dan ook:
• om inzicht te krijgen in kennis, vaardigheden en attitude van verloskundigen en gynaecologen als het gaat over kwetsbaarheid;
• om een tool te ontwikkelen die bijdraagt aan de samenwerking in de zorg aan zwangeren en gezinnen in kwetsbare omstandigheden;
• en – in het kader van bredere uitwisseling tussen professionals – om een gezamenlijke definitie van zwangeren in kwetsbare omstandigheden te ontwikkelen.
Het onderzoek is deels uitgevoerd binnen een Europees samenwerkingsverband, het International Midwifery Research and Education network for Families in vulnerable circumstances (IMREF network; redorangeltd.com/imref-network-e-magazine) en deels binnen het regionaal consortium Zwangerschap en Geboorte Zuidwest Nederland (regionaalconsortium.nl). Dit consortium bestaat uit ongeveer honderd organisaties vanuit zorg, onderwijs, onderzoek en beleid die met elkaar samenwerken aan praktijkgericht onderzoek. Denk daarbij aan verloskundigenpraktijken, ziekenhuizen en kraamzorgorganisaties, maar ook aan ouders, gemeenten, Veilig Thuis en onderwijs- en onderzoeksinstellingen.
Hoewel het consortium nu breed de regio ondersteunt als het gaat om onderzoek en kennisontwikkeling, was een gezamenlijk ontwikkeld doel bij de start in 2013 om professionals in de regio te ondersteunen bij zorgverlening aan zwangeren en gezinnen in kwetsbare omstandigheden.
In de eerste studie van het promotieonderzoek is gekeken welke kennis, vaardigheden en attitude professionals hadden over kwetsbaarheid. Alle eerstelijnsverloskundigen, klinisch verloskundigen en gynaecologen in het regionaal consortium hebben hiervoor een vragenlijst ontvangen. Binnen de groep van respondenten hadden de meeste professionals de gevolgen van kwetsbaarheid goed op het netvlies. Ook gaven zij aan tijdens de eerste controle te vragen naar factoren als roken, alcoholgebruik en gebruik van drugs. Weinig respondenten gaven echter aan te
‘Leven in kwetsbare omstandigheden hangt samen met ongunstige uitkomsten bij de geboorte’ samen met uitkomsten de geboorte’
vragen naar factoren als inkomen en naar de woonomgeving. Hoewel de meeste geboortezorgprofessionals voldoende kennis leken te hebben en de meesten zich bovendien goed toegerust voelden in het verlenen van zorg aan deze zwangeren, gaven zij ook aan dat de aandacht voor dit onderwerp tijdens hun studie laag of zelfs erg laag was en dat ze behoefte hadden aan meer training.
Binnen hetzelfde regionaal consortium was eerder al een aantal studies uitgevoerd dat zich richtte op hoe de populatie eruitzag, op organisatie van zorg en ook op kennis, vaardigheden en attitude van professionals – de voorlopers van de hierboven toegelichte vragenlijst. De uitkomsten van deze studies zijn gebruikt om een tool te ontwikkelen die professionals kan helpen om de samenwerking met zwangeren en met collega’s te verbeteren wanneer er sprake is van kwetsbare omstandigheden. Om dat te realiseren, zijn verschillende veldraadplegingen georganiseerd en is vervolgens afgesproken om met elkaar – op basis van de uitkomsten van de studies en de veldraadplegingen – een blauwdruk voor de zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden te ontwikkelen.
De blauwdruk zelf is ontwikkeld met een aantal verloskundige samenwerkingsverbanden (VSV’s) in de regio en is vervolgens in verschillende stappen doorontwikkeld naar een lokaal zorgpad voor ieder VSV, steeds samen met het betreffende VSV zelf.
In totaal is dat in zeven VSV’s gelukt en daarna zijn deze VSV’s ondersteund bij de implementatie, onder andere door het samen met de VSV’s schrijven van een plan van aanpak en het aanbieden van een multidisciplinaire training. Uit de interviews die zijn gehouden om dit proces én het werken met de blauwdruk te evalueren, kwam naar voren dat professionals de blauwdruk bruikbaar vonden, dat het hen structuur bood en ook dat het uniformiteit waarborgde in integrale zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden.
Tijdens de derde studie, en tevens laatste studie binnen dit deel van het promotieonderzoek, is
in een Europees samenwerkingsverband een definitie ontwikkeld van kwetsbaarheid. Het uitgangspunt van deze samenwerking was dat het uitwisselen van kennis en goede praktijkvoorbeelden tussen verloskundigen in Europa bij kan dragen aan kennis en vaardigheden van verloskundigen en op die manier ook bij kan dragen aan het verbeteren van zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden. Met dat uitgangspunt is dan ook een netwerk opgezet met verloskundigen, verloskundedocenten, onderzoekers en studenten uit zeven steden in zes landen in Europa: het IMREF network.
Om effectief uit te wisselen en samen te werken, moet je echter wel zeker weten dat je het over hetzelfde hebt. Daarom was de eerste stap in dit samenwerkingsproject om een gezamenlijke werkdefinitie vast te stellen. Dat is gedaan door middel van een zogenaamde Delphi-studie. Hierbij kom je in een aantal rondes, startend vanuit wat in de literatuur bekend is en in de daaropvolgende rondes steeds meenemend wat de resultaten van de ronde daarvoor waren, tot een gezamenlijke definitie. Er is consensus bereikt over de werkdefinitie van kwetsbaarheid binnen dit samenwerkingsproject:
‘Een vrouw die wordt bedreigd door fysieke, psychologische, cognitieve en/of sociale risicofactoren in combinatie met een gebrek aan adequate ondersteuning en/of adequate coping skills’
Naast een gezamenlijk gedefinieerde doelgroep, gaf de Delphi-studie inzicht in elkaars en ook in de eigen context.
Klinisch verloskundigen
In het tweede deel van het promotieonderzoek is gekeken naar de rol van klinisch verloskundigen binnen het Nederlandse gezondheidszorgsysteem. Dat is gedaan omdat tot op heden de positie van klinisch verloskundigen in Nederlandse ziekenhuizen niet eenduidig is en ook kwetsbaar.
Het aantal klinisch verloskundigen in Nederland is de afgelopen twintig jaar bijna verzesvoudigd (Muysken, 2006; NIVEL, 2020), terwijl er tot voor kort geen landelijke profielen waren voor hun
‘De medische en sociale context van een zwangere moeten onderdeel zijn van verloskundige zorgroutine’
werkzaamheden en ook niet voor vereiste kennis, taken en verantwoordelijkheden. Ongeveer tien jaar geleden is een beroepsprofiel voor klinisch verloskundigen ontwikkeld, waarin staat beschreven dat klinisch verloskundigen aanvullende vaardigheden moeten verwerven (net als verloskundigen dit moeten voor andere handelingen), omdat de bachelorgraad niet volstaat (KNOV, 2013). Maar in de dagelijkse klinische praktijk is aanvullende scholing niet verplicht. Er is weinig onderzoek gedaan naar welke vrouwen typisch door een klinisch verloskundige worden begeleid en naar de taken en verantwoordelijkheden die zij hebben. De doelen binnen dit deel van het promotieonderzoek waren dan ook om:
• het type bevallingen dat doorgaans wordt begeleid door klinisch verloskundigen te identificeren;
• inzicht te krijgen in de taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen in Nederlandse ziekenhuizen.
Om te kijken welk type vrouwen door klinisch verloskundigen wordt begeleid tijdens de bevalling, is gebruik gemaakt van de grote, nationale dataset
Perined. Met behulp van statistische analyses is gekeken of, op basis van kenmerken van alle ziekenhuisbevallingen van de jaren 2000 tot en met 2016 in deze dataset, vrouwen konden worden verdeeld in groepen. Specifiek is hierbij gekeken of er groepen geïdentificeerd konden worden van vrouwen wiens kind tijdens de geboorte aangepakt werd door een verloskundige in het ziekenhuis. De veronderstelling was dat er een verschil zou zijn in het type vrouwen dat door klinisch verloskundigen werd begeleid.
Er kwamen drie groepen naar voren uit de analyses:
• vrouwen die werden overgedragen van de eerste lijn naar het ziekenhuis;
• vrouwen die werden ingeleid;
• vrouwen met een keizersnede.
Daarnaast kwam naar voren dat verloskundigen eigenlijk geen rol hadden bij de keizersnedes en dat hun rol bij de twee andere groepen ongeveer gelijk was; in beide groepen pakten zij ongeveer 30% van de kinderen aan. Op basis hiervan kon dus niet worden vastgesteld welke groepen vrouwen typisch door klinisch verloskundigen werden begeleid. Daarom is vervolgens gekeken naar individuele kenmerken van vrouwen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen vrouwen die werden verwezen tijdens de bevalling en vrouwen die al zorg in het ziekenhuis kregen. Deze zogenaamde secundaire analyse liet zien dat klinisch verloskundigen bevallingen begeleiden met een grote variatie aan kenmerken,
zoals pijnbestrijding en vroeggeboorte. De frequentie van de betrokkenheid van klinisch verloskundigen nam door de jaren heen toe, maar er werden geen noemenswaardige veranderingen in hun betrokkenheid gezien. Er waren kleine verschillen tussen de beide groepen. Zo was de kans dat een kind tijdens de geboorte werd aangepakt door een klinisch verloskundige bij pijnbestrijding en ook bij de bevallingen bij voldragen zwangerschappen iets hoger bij de groep vrouwen die al zorg in het ziekenhuis kregen.
Tot slot is met behulp van een vragenlijst – die aan nagenoeg alle klinisch verloskundigen in Nederland is gestuurd – onderzocht wat taken en verantwoordelijkheden van klinisch verloskundigen waren en ook of deze varieerden tussen de typen ziekenhuizen in Nederland. Uit dit onderzoek bleek dat de meeste respondenten zorg verleenden op de verloskamers. Ze waren vaak betrokken bij de inleiding van de baring, bij verzoeken tot pijnbestrijding, wanneer er sprake was van meconiumhoudend vruchtwater, bij een niet vorderende ontsluiting en wanneer er sprake was van een hoge bloeddruk bij de aanstaande moeder. Hun dagelijkse taken en verantwoordelijkheden hingen echter af van het type complicaties, de drukte op de verloskamers en ook het aantal jaren werkervaring. Verder varieerden hun taken tussen de verschillende typen ziekenhuizen. De meerderheid van de klinisch verloskundigen in deze studie had ook niet-zorggerelateerde taken, bijvoorbeeld het verzorgen van onderwijs.
Conclusies en aanbevelingen
Op basis van de studies binnen dit promotieonderzoek en de resultaten daarvan, is een aantal algemene conclusies en aanbevelingen geformuleerd:
• de medische en sociale context van een zwangere moeten onderdeel zijn van verloskundige zorgroutine;
• een blauwdruk, aangepast aan de lokale context en aan de behoeften van zwangeren en van geboortezorg- en sociale zorgprofessionals, kan hierbij helpen en biedt structuur en uniformiteit bij het verlenen van zorg aan zwangeren in kwetsbare omstandigheden;
• dit thema zou bovendien goed moeten worden ingebed in curricula en in training aan professionals;
• het is aan te bevelen om bij samenwerking tussen professionals te beginnen met consensus over de doelgroep en met het verkrijgen van inzicht in elkaars context;
• en om bij onderzoek de expertise te gebruiken – en te investeren in de ontwikkeling van – consortia;
• het is belangrijk om in vervolgonderzoek inzicht te krijgen in waarom onderwerpen zoals inkomen, sociaal netwerk en onvoldoende middelen om rond te komen, minder vaak worden besproken door verloskundigen en gynaecologen;
• en om ook in toekomstig onderzoek samen te werken met (aanstaande) ouders en met toekomstige professionals.
Voor wat betreft de rol van klinisch verloskundigen zijn onze conclusies en aanbevelingen als volgt:
• klinisch verloskundigen spelen een belangrijke rol in de verloskundige zorg en begeleiden bevallingen met een grote variatie in complexiteit;
‘Het onderzoek is deels uitgevoerd binnen een Europees samenwerkingsverband’
• ze spelen bovendien een cruciale rol als het gaat om continuïteit van zorg; binnen het ziekenhuis en ook bij overdracht van eerste naar tweede of derde lijn;
• ze vervullen bovendien niet-zorggerelateerde taken;
• formele erkenning en het waarborgen van professionele autonomie van klinisch verloskundigen zijn nodig om hen in staat te stellen hun werk goed te kunnen doen;
• dit vereist beleid en regelgeving, onderwijs en formele inbedding van taken in ziekenhuizen;
• hierbij bevelen we aan om toe te werken naar een master, echter rekening houdend met eerder verworven competenties;
• voor wat betreft eventueel vervolgonderzoek bevelen we aan om de ervaringen van klinisch verloskundigen zelf en van de vrouwen die zij begeleiden mee te nemen.
Bronnen
1. Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen en Nederlandse Vereniging Obstetrie en Gynaecologie, 2013. Beroepsprofiel Klinisch verloskundige. Accessed April 19, 2023. docplayer.nl/48458094-Beroepsprofiel-klinischverloskundige.html
2. Muysken J, Kenens RJ, Hingstman L. Cijfers uit de registratie van verloskundigen – peiling 2006. NIVEL. 2006. Accessed April 19, 2023. nivel.nl/sites/default/files/bestanden/ cijfers-uit-de-registratie-van-verloskundigen-peiling-jan-2006.pdf
3. NIVEL. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2018. NIVEL. 2020. Accessed April 19, 2023. nivel.nl/sites/default/files/pdf/Cijfers-uit-de-registratievan-verloskundigenpeiling-jan-2018.pdf
4. Rotterdam University of Applied Sciences (2022). IMREF network. International Midwifery Research and Education Network for Families in Vulnerable Circumstances. Accessed July 11, 2023: redorangeltd.com/imref-networke-magazine
5. Rotterdam University of Applied Sciences (2025) Regionaal Consortium Zwangerschap en Geboorte Zuidwest Nederland. Accessed April 23, 2025: hogeschoolrotterdam.nl/ onderzoek/projecten-en-publicaties/zorginnovatie/ samenhang-in-zorg/regionaal-consortium/over-het-consortium/
is klinisch verloskundige in het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft.
Het was midden maart en mistig koud. Ondanks een ongelooflijk vroeg vertrek om files te vermijden, was het alsnog een lange rit, maar m’n eerstelijns collega en ik kwamen tóch op tijd aan om de KNOV-Tweedaagse helemaal mee te maken. Daar, tussen de bomen van Elspeet, maakte ik kennis met Els, Leila, Gwen, Esther, Rosa en Myrthe. Een eerstelijner, tweedelijner, praktijkmanager, caseloader, VIO en waarneemster. Allemaal verloskundige, allemaal vol overgave en allemaal herkenbaar. Misschien een tikje karikaturaal, maar toch: ik vond stukjes van mezelf in elk van hen.
Deze ‘collega’s’ waren overigens niet van vlees en bloed, maar onderdeel van de openingsact, gespeeld door een actrice* die zich uitgebreid had verdiept in de vele smaken die ons vak rijk is. En hoewel zij in haar eentje was, zag ik ze daarna overal: in de gang van het hotel, bij de koffieautomaat, in de rij voor het toilet en buiten tussen de bomen. Elsen, Leila’s, Gwens, Esthers, Rosa’s en Myrthes in overvloed.
Zoveel verloskundigen bij elkaar, dat maakte iets los. Het deed me terugdenken aan het ACNM** congres in Washington, waar ik tijdens m’n buitenlandstage mocht aansluiten. Daar stond alles in het teken van ‘sisterhood’, iets waar ik toen eerlijk gezegd nog niet zoveel van begreep. Verloskundigen die elkaar om de hals vlogen, speeches, applaus voor elkaar. In mijn nog jonge en behoorlijk nuchtere hoofd was het… veel. En nogal… Amerikaans.
Maar nu, tussen al die bevlogen collega’s uit het hele land, voelde ik het zelf. Trots. Verbondenheid. Sisterhood. En ik was duidelijk niet de enige. Verloskundige zijn werd gevierd: met energie, enthousiasme en eindeloos veel gesprekken. Na afloop ging ik volledig overprikkeld maar blij naar huis. En ik bedacht: je hoeft niet met honderden in een hotel te zitten om dat gevoel te ervaren. Ik voel het ook in het appgesprek met ‘mijn’ student, die ik als bijna afgestudeerde weer tegenkom. In die auto op weg naar Elspeet. In een telefoontje van een eerstelijns collega, na de onverwacht moeilijke start van mijn pasgeboren neefje. In mijn arm om háár heen, als ze meekomt met een zwangere bij wie het thuis tijdens de controle voor minder leven oorverdovend stil bleef. In het elkaar simpelweg steunen en soms bevragen, in plaats van het afvallen van keuzes of beleid. Noem het verbondenheid of sisterhood. Wat mij betreft verdient het hoe dan ook een applaus.
*Judy Lijdsman **American College of Nurse Midwives
Vertrouw op IRON VITAL® vloeibaar ijzer dat de juiste concentratie goed opneembare ijzer-II-gluconaat, Vitamine B1, B2, B3, B6, B12 en C bevat en dankzij de natuurlijke planten- en vruchtenextracten een heel aangename fruitsmaak heeft.
NIET CONSTIPEREND
GIST-, GLUTEN- EN LACTOSEVRIJ
GEEN CONSERVERINGSMIDDELEN
GESCHIKT VOOR VEGETARIËRS
EN VEGANISTEN
ALCOHOLVRIJ
Behoort u tot de beroepsdoelgroep binnen de geboortezorg en wilt u graag folders en proefmonsters van de IRON VITAL® voor uw praktijk ontvangen?
Stuur dan een mail met uw volledige adresgegevens naar: info@arkopharma.nl
SLECHTS
PROEFMONSTERS AAN!
‘’Altijd de beste zorg’’
Alles voor een onbezorgde kraamtijd
Tijdens de zwangerschap lever jij de beste zorg voor jouw client. Vegro zorgt voor alle hulpmiddelen om jullie te ondersteunen tijdens de kraamtijd.
De voordelen van Vegro:
• Gratis lenen van kraamhulpmiddelen
• Kosteloos bezorgen en ophalen bij de cliënt
• Contracten met alle zorgverzekeraars
Bij Vegro kun je terecht voor het huren, lenen en kopen van onder andere bedverhogers, borstkolven en kraamverband.
Kijk op vegro.nl/kraamaanbod voor ons uitgebreide assortiment.
Als lid versterk je niet alleen je eigen positie, maar ook die van alle verloskundigen in Nederland. Door als collectief op te treden, staan we sterk en kunnen we breed gedragen stappen zetten richting een nog betere geboortezorg.
Het KNOV-lidmaatschap
De KNOV behartigt jouw belangen aan landelijke tafels. We staan voor je klaar met informatie en advies over de inhoud en organisatie van verloskundige zorg. Al meer dan 125 jaar.
Ledenvoordelen
• Je kunt meedenken over en bijdragen aan de inhoud van het vak.
• Je hebt toegang tot handige documenten over waarneming, praktijkvoering, overname, tariefbepaling, toelatingscontracten, etc.
• Als je lid bent van de KNOV ben je automatisch ook aangesloten bij de geschilleninstantie.
• Als klinisch verloskundige heb je via de KNOV toegang tot juridische ondersteuning door vakbond FBZ.
• Je krijgt toegang tot de KNOV helpdesk.
• Je hebt toegang tot het online inspiratienetwerk, waar meer dan 2.600 verloskundigen met elkaar in gesprek gaan en elkaar helpen.
• Je ontvangt vier keer per jaar het tijdschrift De Verloskundige.
• Je krijgt toegang tot de nieuwe KNOV-platforms.
‘Ik ben sinds mijn afstuderen lid van de KNOV. Als vrouwelijke beroepsgroep hebben we historisch gezien geen sterke maatschappelijke positie. Hoe kan het dat ons bestaansrecht door de eeuwen heen regelmatig ter discussie staat, terwijl bijvoorbeeld tandartsen een vanzelfsprekende positie hebben?
In Nederland zijn we wel een zelfstandig beroep. In het buitenland zien we wat er kan gebeuren als je dit niet behoudt: inperkingen van beroepsvrijheid en geen autonomie als professional. Daarom is het belangrijk ons te verenigen en ons samen hard te maken voor toegankelijke geboortezorg.’
Caroline Kooij, verloskundige
Lid worden of meer weten?
Kijk op knov.nl/lid-worden of scan de code.
Wereldwijd sterven er jaarlijks nog duizenden vrouwen door complicaties bij de bevalling. Thomas van den Akker - hoogleraar Verloskunde en gynaecoloog in het Leids Universitair Medisch Centrum – was vier jaar werkzaam in Malawi en maakte het van dichtbij mee.
Hij pleit ervoor dat we kritisch moeten zijn op interventies, in het dagelijks werk en in richtlijnen. ‘Door meer in te zetten op natuurlijke bevallingen en te laten zien hoe belangrijk goede begeleiding daarbij is, kunnen we een inspiratie zijn voor onze collega’s in het buitenland.’
Of we massaal naar het buitenland moeten om verloskundigen te helpen? Thomas denkt niet dat dat de oplossing is. ‘Natuurlijk kun je het doen, maar zorg dan wel dat je goed voorbereid bent en de juiste opleidingen volgt. Zelf ben ik destijds Arts Internationale Gezondheidszorg en Tropische Geneeskunde geworden. Als je gaat, ga dan niet voor twee weken, maar voor een langere periode als je iets wilt betekenen. Dit is echter geen oproep om te vertrekken. Je kan ook op andere manieren iets bijdragen, bijvoorbeeld door in eigen land kritisch te zijn op interventies. En je bewust te zijn van de voorbeeldpositie die we hier hebben.’
Ziekte en zwangerschap
Naast zijn werk als gynaecoloog heeft Thomas een aantal onderzoeksnetwerken en -groepen.
‘Dit wetenschappelijk onderzoek gaat grotendeels over moedersterfte of heel ernstige complicaties bij een bevalling. Gelukkig gebeuren die ernstige problemen in Nederland niet zo vaak, maar ook hier is het belangrijk complicaties voor de moeder te blijven onderzoeken en terug te dringen. Dit doen we ook internationaal, we vergelijken landen met elkaar en voegen gegevens samen. Ik heb veel contact met collega’s op plekken waar moedersterfte een groot probleem is. Nieuwe cijfers van de VN laten zien dat wereldwijd nog steeds 260 duizend vrouwen per jaar overlijden, het overgrote deel in arme landen.’
Vier jaar werkte hij in een districtziekenhuis in het Afrikaanse land Malawi, van 2006 tot 2010. ‘Tijdens mijn geneeskundeopleiding wilde ik heel graag een andere cultuur meemaken. Ik was erg gedreven door de grote verschillen in de wereld: een gezonde dosis
‘Dat moedersterfte weer gaat stijgen, vind ik ongelofelijk en pijnlijk’
idealisme dus. Ik vind het nog steeds de leukste baan die ik gehad heb, niets ten nadele van mijn huidige werk. Elke dag bracht iets nieuws en onverwachts. Je stond altijd op met het idee: ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken voor iemand. Soms gingen dingen ook mis en waren er vreselijke frustraties. Maar je wist: wat ik doe, doet ertoe.’
Nare beelden
Hoewel het een geweldige tijd was, staan ook veel nare beelden op zijn netvlies gebrand. Zoals een bevalling met ernstig bloedverlies, terwijl Thomas – samen met een verloskundige – ter plekke een transfusie deed met zijn eigen bloed. Tevergeefs, helaas. Of de vrouw bij wie de bevalling al begonnen was buiten het ziekenhuis. ‘Het was een stuitligging en het onderlichaam was er al uit. Ik zag dat het kind niet meer leefde. Het echoapparaat was stuk, dus we konden nog niet zien dat het een Siamese tweeling was, met twee hoofden en drie armen. Dat zijn dingen die je niet vergeet.’
Het zijn voorbeelden die deels al verklaren waarom het misgaat in sommige landen. ‘Dat komt simpelweg omdat er te weinig middelen en te weinig (goed getrainde) mensen zijn. De omgeving draagt vaak ook niet bij aan goede, respectvolle zorg. Als je met tien mensen tegelijk moet bevallen in een kamertje, met veel herrie, geen pijnstilling en een gebrek aan verloskundigen om jou enige vorm van aandacht te geven, dan is dat geen veilige plek.’
Slechte verloskunde
Thomas heeft een eenvoudige omschrijving van wat in zijn ogen ‘slechte verloskunde’ is: too much too soon, of too little too late. ‘Beide aspecten zijn aanwezig: hier, in Afrika en elders. Aan de ene kant zijn er vrouwen die te laat te weinig zorg krijgen, vaak omdat er te weinig middelen en mensen zijn.
Aan de andere kant zie je dat er – als vrouwen eenmaal in het ziekenhuis zijn – te vaak een te groot middel wordt ingezet, zoals de keizersnede. Die worden steeds vaker gedaan omdat ze makkelijk en planbaar zijn. Er wordt gedacht dat dit soort zorg modern en veilig is, omdat er in de rijke landen ook steeds meer keizersneden gedaan worden. Dat is een slechte zaak. De schatting is dat in 2030 één op de drie vrouwen met een keizersnede gaat bevallen. Ik vind dat een gruwelijk aantal en vooral een probleem op plaatsen waar de keizersnedezorg minder veilig is.
‘Verloskunde gaat in de kern over het tegengaan van onrechtvaardigheid’
Op rurale plekken in sommige Afrikaanse landen overlijdt 1% van de vrouwen die een keizersnede ondergaat, omdat de operatie minder veilig is. Zo raak je levens kwijt. En bovendien, de gevolgen van al die keizersneden – ook voor latere zwangerschappen –worden onvoldoende meegewogen.’
Gelukkig zijn er veel plekken waar het met de jaren steeds beter is geworden. Maar, zo zegt Thomas, die verbeteringen komen nu weer onder druk te staan omdat er ernstig beknibbeld wordt op het ondersteunen van zorg op diverse plekken in de wereld. ‘Denk aan het stopzetten van USAID door de regering Trump. Dat heeft enorme gevolgen, hoor ik nu al. Allerlei programma’s moeten per direct stoppen en collega’s worden ontslagen. Dat zijn ook mensen in dienst van een ziekenhuis of van een ministerie van gezondheid, ondersteund door donaties die de VS mogelijk maken. Dat levert enorme problemen op. De VN verwachten
studeerde Geneeskunde en Biomedische Wetenschappen in Leiden en werkte vier jaar als districtsarts in Malawi. Hij is buitengewoon hoogleraar Global Maternal Health aan de VU en hoogleraar Verloskunde, in het bijzonder maternale gezondheid, in het LUMC. Aan de VU promoveerde hij op een proefschrift over het tegengaan van moedersterfte en andere ernstige complicaties rondom de bevalling. Als staflid Verloskunde ontwikkelde hij mede een onderzoekslijn om ernstige maternale problemen terug te dringen, met groot wereldwijd onderzoekswerk.
Scan de code om de video, die hij maakte voor de KNOVTweedaagse, te bekijken.
niet voor niets dat de moedersterfte weer gaat stijgen, terwijl de trend dalende was. Dat vind ik ongelofelijk en pijnlijk na wat er is opgebouwd. Dat wordt nu zomaar tenietgedaan.’
Belangrijke rol
Thomas is na zijn periode in Malawi altijd betrokken gebleven bij onderzoek en zorg op andere plekken. Zo werkt hij veel met onderzoekers en collega’s in onder andere Ethiopië, Tanzania, Malawi en een aantal
‘Je stond altijd op met het idee:
ik zou vandaag het verschil kunnen gaan maken’
andere landen. Ook voor verloskundigen in Nederland zijn er manieren om iets bij te dragen en het verschil te maken. ‘Je kunt met elkaar uitdragen hoe belangrijk het is om er – simpelweg – te zijn. Dat klinkt triviaal, maar daar gaat het wel om. Verloskundigen hebben een heel belangrijke rol. Het zijn er helaas wereldwijd te weinig en ze worden ook niet genoeg ondersteund, door te lage salarissen bijvoorbeeld. Maar ze vervullen een essentiële rol, door mensen bij te staan en door een bevalling te begeleiden. We weten dat continue ondersteuning de bevalling prettiger maakt. Je voorkomt er vaak de noodzaak tot pijnstilling en keizersneden mee. Vooral dat laatste is belangrijk: we zouden vrouwen veel meer de kans moeten geven op een natuurlijke manier te bevallen, en ingrepen zoals een inleiding of keizersnede alleen inzetten als die écht noodzakelijk zijn. Dat voorbeeld moeten wij geven, want onze verloskunde wordt als modern en luxe gezien en de wereld kijkt hoe wij het doen. Je kunt als Nederlandse verloskundige een inspiratie zijn door uit te dragen hoe belangrijk het vak is, daarover te spreken met collega’s en wereldwijd contacten te leggen. Daarnaast is het ook mogelijk opleidingen te ondersteunen op sommige plekken, zoals al gebeurt.’
Verloskundigen ontmoeten
Er zijn volgens Thomas diverse kanalen om in contact te komen. ‘De wereld is klein en met elkaar verbonden. De ICM (International Confederation of Midwives) is een forum waar verloskundigen van over de hele wereld elkaar ontmoeten. Dat soort plekken: wees erbij. Het is ook voor jezelf inspirerend en leuk.
Ik ging niet naar Malawi met de gedachte dat ik alles wel even beter zou maken, die indruk wil ik echt niet wekken – want ik heb juist ook ongelofelijk veel geleerd daar. Over hoe je met simpele middelen onder moeilijke omstandigheden mensen tóch kan helpen.
Dat zijn we in Nederland soms verleerd. Als er iets gebeurt wat een beetje buiten de richtlijnen valt, dan kun je echt wat leren van hoe ze dat in een klein ziekenhuis in Afrika doen.’
Verloskunde – en wat verloskundigen doen – gaat in de kern over het tegengaan van onrechtvaardigheid, zo benadrukt Thomas. ‘Het gaat over sociale rechtvaardigheid. Dat betekent dat we zwangere vrouwen – die een periode meemaken waar ze extra zorg nodig hebben – rechtvaardigheid bieden door ze de zorg te geven die ze nodig hebben. Dat dit op veel plekken niet goed lukt, dat maakt cynisch en moedeloos. Als je geeft om je vak, dan ben je geraakt door wat er gebeurt wereldwijd. Dat merk ik bij meer mensen die in landen zijn geweest waar het niet goed gaat. Maar ze zijn ook strijdbaar en zien het glas vaak als halfvol.
Lang niet alles gaat slecht en de weerbaarheid van mensen is groot. Dus ondanks tegenslagen gaan we ertegenaan, dat zie je ook veel terug.’
In Malawi was het voor Thomas niet alleen maar kommer en kwel. ‘Ik herinner me ook hoe warm sommige momenten waren. Ons afscheid na vier jaar was ook heel mooi, met het hele dorp en het ziekenhuis erbij. We hadden een crowdfunding opgezet om de grootste band van Malawi naar het dorp te halen. Alsof Di-rect naar Klazienaveen kwam. Dat was geweldig. De hele ervaring was in die zin heel dubbel, want ik heb naast grote warmte en vreugde ook veel onrechtvaardigheid gezien. Die kan je niet zomaar oplossen, maar je kan er wel iets tegen doen. Door met elkaar uit te dragen hoe belangrijk ons werk is.’
Als het luchtalarm afgaat en de grond trilt van de explosies, denkt een verloskundige in Oekraïne niet aan vluchten. Ze is gefocust op de zwangere die ze op dat moment begeleidt. En vervolgens op de baby, wiens leven begint in een schuilkelder. Het werk van een verloskundige gaat altijd door. Ook in oorlogstijd. ‘Ze hebben ons nodig, dus zijn we er.’
In Oekraïne maken veel verloskundigen elke dag de keuze tussen de zorg voor iemand anders en hun eigen veiligheid. Sinds het begin van de oorlog leven ze in een andere werkelijkheid. Zwangeren kunnen niet meer rekenen op hun vertrouwde verloskundige of kraamkliniek en door bombardementen, beschietingen, bezetting en centralisering van de gezondheidszorg zijn veel ziekenhuizen onbereikbaar. Bovendien zijn medicijnen, steriele handschoenen en echoapparatuur in frontliniegebieden schaars.
Meer doen met minder
De schaarste is het gevolg van de toegenomen behoefte aan medische middelen voor gewonden en spoedeisende hulp. Het is dan ook moeilijk om de benodigde hoeveelheid voor geboorten en
pasgeborenen in frontliniegebieden (die bijna de helft van het grondgebied van Oekraïne beslaan) op peil te houden. Overheidsinterventies zijn er vaak met de beste bedoelingen, maar kunnen averechts werken. Zo leiden bureaucratische barrières bij het beheer van de humanitaire hulpstroom tot vertragingen in de levering van essentiële goederen. Bovendien leiden migratie en militarisering van de bevolking, inclusief medisch personeel, tot een tekort aan zorgprofessionals.
Creatief zijn
Anastasiia Zviahintseva is verloskundige in de stad Sumy, in het noordoosten van Oekraïne. ‘Zwangeren verwachten nog steeds dat we voor ze zorgen’, vertelt ze. ‘Ook als we nauwelijks middelen hebben of zelf bang zijn. Veel vrouwen krijgen geen regelmatige prenatale zorg.
Sommigen hebben tijdens de hele zwangerschap geen zorgverlener gezien. Hierdoor lopen ze meer risico op complicaties. En wij, verloskundigen, moeten werken met wat er is. Dat betekent creatief zijn, snel schakelen en vooral: blijven zorgen.’
Schuilkelders als kraamkamers
De omstandigheden waarin Oekraïense verloskundigen werken, zijn op bijna alle vlakken veranderd. Anastasiia: ‘We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards. Ook regelen we veilige routes om vrouwen naar bevallingscentra te brengen. En we coördineren – samen met humanitaire organisaties en vrijwilligers – het verzamelen van basishulpmiddelen zoals babypakketten, warme dekens en schone lakens. Er is geen warm water,
‘We begeleiden bevallingen in schuilkelders, in auto’s en op geïmproviseerde brancards’
soms zelfs geen elektriciteit. Steriele omstandigheden zijn eerder uitzondering dan regel. En toch brengen we elke dag kinderen ter wereld.’
Zelfs de voorbereiding op de bevalling is aangepast aan de oorlogssituatie. ‘Zo leren we partners hoe ze een bevalling kunnen begeleiden als er geen gynaecoloog in de buurt is. En we vertellen hoe ze moeten handelen als hun partner bevalt in een schuilkelder, of als er constant beschietingen zijn. We passen ons aan: we zetten alles op alles om veilige zorg te bieden. Ook als de vijand op enkele kilometers afstand zit.’ Dit brengt ook persoonlijke risico’s met zich mee.
‘We zijn voortdurend in de buurt van militaire doelwitten, in gebieden waar beschietingen plaatsvinden. Elke dienst kan je laatste zijn. En toch gaan we door. Omdat iemand het moet doen. Soms hoor je het fluiten van een raket terwijl je een hartslag probeert te vinden met een doptone. Dat is de harde realiteit.’
Herstel na de oorlog
De oorlog laat diepe sporen na, ook bij de Oekraïners zelf. Na de oorlog moeten niet alleen nieuwe kraamklinieken worden gebouwd, ook de bevoorrading van medicijnen en apparatuur moet weer op gang komen. Dit geldt ook voor de
Sinds het begin van de grootschalige invasie is het systeem van kraamzorg in Oekraïne niet wezenlijk veranderd. De zorgprotocollen en functionele verantwoordelijkheden zijn nog hetzelfde. Net als voor de oorlog vinden de meeste bevallingen plaats onder begeleiding van een gynaecoloog. Veel verloskundigen zijn echter vertrokken, waardoor de werkdruk van degenen die blijven, is toegenomen.
Oekraïense verloskundigen doen dus nog steeds hetzelfde, maar onder grotere psychologische en fysieke stress – door beschietingen, constante luchtaanvallen, bombardementen op woonwijken en ziekenhuizen en het personeelstekort.
De belangrijkste taak van een verloskundige is nu om zwangeren vertrouwen,
veiligheid en rust te bieden, tijdens en na de bevalling. De verloskundige staat voorop in de ondersteuning en is actief betrokken bij educatief werk om vrouwen voor te bereiden op het moederschap –helaas soms zonder partner.
Net als tijdens de coronapandemie kunnen verloskundigen online trainingen volgen. Ook organiseerde de Ukrainian Midwives Union een tweedaags forum voor verloskundigen van verschillende kraamklinieken in het hele land. Hier konden zij hun zorgen en ervaringen delen, nieuwe kennis opdoen en socializen. De Ukrainian Midwives Union verzorgt voor niet-medisch personeel in afgelegen gemeenschappen ook trainingen op het gebied van pre-medische zorg voor zwangeren.
internationale samenwerking als het gaat om kennis en hulp. Verder zijn de opleiding en bijscholing van zorgverleners belangrijk, net als eerlijke lonen en psychische ondersteuning, voor moeders en verloskundigen. Volgens
Anastasiia is misschien één ding nog wel belangrijker: dat vrouwen weer durven vertrouwen.
‘Dat ze zwanger durven te zijn, durven bevallen en hun kind een toekomst geven. Dat begint bij ons als verloskundigen, wat er ook gebeurt.’
Gevoel van veiligheid
Liudmyla Vedmid is verloskundige in Charkov. Zij vertelt: ‘Voor de oorlog reageerden mensen enthousiast als ik vertelde dat ik al dertig jaar werkte als verloskundige. Nu kijken ze verbaasd. Ze vragen zich af wie het in deze stad nog aandurft om zwanger te worden. En eerlijk?
Soms vraag ik me dat zelf ook af.’ De oorlog heeft
‘Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden’
Liudmyla’s perspectief veranderd. ‘We leven in het moment. Onze hele levens passen nu in een rugzak – de alarmkoffer – die altijd klaarstaat. Elke keer als ik naar mijn werk ga, weet ik niet of ik thuiskom. Of ik überhaupt nog íéts heb om naar terug te keren.’ Toch probeert ze haar werk te blijven doen, met dezelfde toewijding als vroeger. ‘Het is onze taak om zwangeren een gevoel van veiligheid te geven, hoe bedrieglijk dat ook is onder deze omstandigheden.’
Nieuwe taken
Wat tijdens een oorlog misschien nog belangrijker is dan medische zorg, is emotionele steun. ‘Vrouwen die we helpen, zijn vaak getraumatiseerd’, geeft Liudmyla aan. ‘Er zijn zwangeren die seksueel geweld hebben meegemaakt, die moesten vluchten, die familieleden en soms al hun bezittingen kwijt zijn. In zo’n situatie ben je
‘Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven’
als verloskundige ineens veel meer dan alleen een zorgverlener. We zijn een baken van rust. Iemand die ze vertrouwen, die luistert en hulp en troost biedt, vooral wanneer een partner ontbreekt. Een onmisbare rol. Eigenlijk zijn we allemaal perinatale psychologen geworden. En ook na de bevalling is ons werk niet klaar. Want wat doe je als een vrouw nergens heen kan met haar baby? Als haar huis verwoest is terwijl ze aan het bevallen was? Dan regel je papieren, zoek je opvang en vertel je haar waar ze hulp kan krijgen. We doen wat nodig is. Ik ben verloskundige, maar ook maatschappelijk werker.’
Hoop voor de toekomst
Ondanks alles – de schaarste, de angst, de uitputting – blijven beide verloskundigen hoopvol. Liudmyla: ‘Vrouwen in Oekraïne blijven kinderen op de wereld zetten. En wij blijven hen helpen. Want zij zijn de dapperste vrouwen ter wereld – en de toekomst van Oekraïne.’ Anastasiia vult aan: ‘Elke baby die geboren wordt, is een symbool van leven. Een signaal dat de toekomst er nog is. Dat de oorlog ons niet klein krijgt. En dat liefde en menselijkheid blijven bestaan, zelfs onder de meest erbarmelijke omstandigheden.’
Dit artikel kwam tot stand met medewerking van de Ukrainian Midwives Union, de beroepsorganisatie waarvan beide geïnterviewde verloskundigen lid zijn.
Verkorte Productinformatie KyleenaTM
Werkzame stof: bevat 19,5 mg levonorgestrel. Hulpstoffen: Polydimethylsiloxaan elastomeer, siliciumdioxide (colloïdaal watervrij), polyethyleen, bariumsulfaat, polypropyleen, koperftalocyanine, zilver. Indicatie: Anticonceptie voor maximaal 5 jaar.
Zwangerschap; acute of terugkerende PID (pelvic inflammatory disease) of aandoeningen die geassocieerd zijn met een verhoogde kans op infecties in het kleine bekken; acute cervicitis of colpitis; endometritis post partum of geïnfecteerde abortus gedurende de afgelopen drie maanden; cervicale intra-epitheliale neoplasie, tot genezing; maligniteit van uterus of cervix; progestageen-gevoelige tumoren, bijv. borstkanker; abnormaal uterien bloedverlies met onbekende oorzaak; congenitale of verworven uterusanomalie, waaronder myomen die het inbrengen en/ of vasthouden van het intra-uteriene systeem zouden belemmeren (d.w.z. als zij de baarmoederholte vervormen); acute leveraandoeningen of levertumor; overgevoeligheid voor de werkzame stof of voor één van de hulpstoffen.
van de inserties) en lag deze in hetzelfde bereik als de incidentie die voor andere IUD’s/IUS’en is gerapporteerd. Bloedingen en pijn kunnen symptomen van partiële of volledige expulsie van Kyleena zijn. Het risico op expulsie is verhoogd bij vrouwen met een geschiedenis van hevig menstrueel bloedverlies, en vrouwen met een BMI die hoger is dan normaal ten tijde van de insertie. Een partieel uitgestoten Kyleena moet worden verwijderd. Op het moment van verwijderen kan een nieuw IUS worden ingebracht, mits zwangerschap is uitgesloten. Perforatie of penetratie van het corpus uteri of de cervix door een intra-uterien anticonceptivum kan voorkomen. Bij eventuele perforatie een dergelijk spiraaltje verwijderen; operatief ingrijpen kan noodzakelijk zijn. Zowel het geven van borstvoeding ten tijde van de insertie als insertie tot 36 weken post partum werden geassocieerd met een verhoogd risico op perforatie, evenals een uterus in vaste retroversie-flexie. Als de draadjes voor het verwijderen bij follow-uponderzoek niet zichtbaar zijn bij de cervix, moeten onopgemerkte expulsie en zwangerschap worden uitgesloten.
Indien één of meerdere van de volgende aandoeningen bestaan of voor het eerst optreden een specialist consulteren of verwijdering overwegen: migraine, focale migraine met asymmetrisch verlies van gezichtsvermogen of andere symptomen die wijzen op voorbijgaande cerebrale ischemie; uitzonderlijk ernstige hoofdpijn; geelzucht; duidelijke bloeddrukverhoging; ernstige arteriële ziekte, bijvoorbeeld beroerte of myocardinfarct. De bloedglucosespiegel dient te worden gemonitord bij gebruiksters van Kyleena die lijden aan diabetes. Het inbrengen en verwijderen kan gepaard gaan met enige pijn en bloeding. De ingreep kan een vasovagale reactie bespoedigen. Bij zwangerschap tijdens het gebruik moet ectopische zwangerschap worden uitgesloten en moet het spiraaltje zo snel mogelijk worden verwijderd. Effecten op het menstrueel bloedingspatroon zijn bij de meeste gebruiksters van Kyleena te verwachten. Als het bloedverlies in de loop van de tijd heviger en/of onregelmatiger wordt, dienen passende diagnostische maatregelen te worden genomen. Zoals tijdens het gebruik van alle typen IUS/IUD zijn infecties in het kleine bekken gemeld. Zoals bij andere gynaecologische of chirurgische procedures kan na insertie van een IUD een ernstige infectie of sepsis optreden, hoewel dit zeer zeldzaam is. In klinische onderzoeken was de incidentie van expulsie laag (<4%
Zeer vaak: hoofdpijn, buikpijn/pijn in het kleine bekken, acne/ seborroe, veranderingen in het bloedingspatroon, waaronder meer of minder menstruatiebloedingen, spotting, soms optredend bloedverlies en amenorroe, ovariumcyste, vulvovaginitis, gewichtstoename. Vaak: depressieve stemming/depressie, verminderd libido, migraine, duizeligheid, misselijkheid, alopecia, infectie van het bovenste deel van het tractus genitalis, dysmenorroe, pijnlijke of gevoelige borsten, expulsie van het spiraaltje (volledig en partieel), afscheiding uit de geslachtsorganen. hirsutisme, uteriene perforatie. 1x1 IUS.
RVG 118462.
Bayer B.V., Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp.
Bayer B.V, Siriusdreef 36, 2132 WT Hoofddorp, tel. 023 799 1000
U.R. 3 mei 2024. Uitgebreide informatie (SmPC) is op aanvraag beschikbaar.
*anticonceptivum gratis bij personen jonger dan 25 jaar, en ongeacht hun leeftijd bij personen die in aanmerking komen voor “verhoogde tegemoetkoming” en voor de orale noodanticonceptie
De medewerkers van het KNOV-bureau krijgen allerlei vragen van verloskundigen.
In deze rubriek lichten we veelgestelde of opmerkelijke vragen uit. Dit keer:
Steeds meer praktijken maken gebruik van digitale dossiers die zijn ingescand en gedigitaliseerd. Hierdoor worden papieren medische dossiers steeds vaker overbodig (uitzonderingen daargelaten). Maar wat doe je met deze oude papieren dossiers als ze niet meer bewaard hoeven te worden volgens de wettelijke bewaartermijn**.
Persoonsgegevens
Allereerst is het belangrijk te weten dat medische dossiers persoonsgegevens bevatten en dus onder de Europese privacywet, de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) vallen. De Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) is de toezichthouder op de naleving van deze wet in Nederland. Hoewel de AP en de Wet geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) op hun website voorschrijven dat medische dossiers veilig vernietigd moeten worden, wordt er niet exact omschreven hoe dit moet gebeuren. Toch gelden er voor de vernietiging van vertrouwelijke patiëntgegevens specifieke eisen op het gebied van gegevensbescherming. Een papierversnipperaar ligt misschien het meest voor de hand, maar versnipperen is niet altijd versnipperen.
Beschermingsklasse
Medische dossiers vallen onder beschermingsklasse 3, de hoogste klasse volgens de DIN-norm 66399 en in ISO/IEC 21964-norm. Deze normen schrijven voor dat papier met persoonsgegevens minimaal vernietigd moet worden met een papierversnipperaar van veiligheidsniveau P-5. Door deze shredder wordt het papier zodanig versnipperd dat
het onmogelijk is om de informatie te reconstrueren. Papierversnipperaars met een lager beveiligingsniveau voldoen dus niet aan deze eisen volgens de AVG.
Twee mogelijkheden voor veilige vernietiging:
1. Aanschaf van een geschikte papierversnipperaar; voor het vernietigen van medische dossiers met minimaal een P-5 beveiligingsniveau.
2. Inschakelen van een professioneel vernietigingsbedrijf; gespecialiseerd in de vernietiging van vertrouwelijke documenten.
**De hoofdregel is dat een zorgverlener het medisch dossier twintig jaar moet bewaren (te rekenen vanaf het tijdstip waarop de laatste wijziging in het dossier heeft plaatsgevonden, tenzij een langere termijn vanuit de zorg van een goed hulpverlener nodig is (artikel 454, lid 3 BW en onze Meldcode)). Dit is bepaald in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Als het gaat om (een vermoeden van) kindermishandeling is de bewaartermijn van de gegevens in het dossier twintig jaar vanaf het jaar waarin het kind 18 jaar wordt. Het dossier wordt dan bewaard tot het 39de levensjaar. Zie voor meer informatie bladzijde 29 van de Meldcode (scan de code).
Heb je ook een vraag? Stel hem via MijnHelpdesk door in te loggen op knov.nl. Je vraag wordt dan zo snel mogelijk beantwoord.
Net als huisartsen hebben verloskundigen een poortwachtersfunctie: het bieden van goede zorg in de wijk en doorverwijzen wanneer nodig. Die rol is wettelijk verankerd, met een goede reden. Want als we te veel patiënten doorverwijzen naar de tweede lijn, loopt ons zorgsysteem compleet vast én wordt de zorg onbetaalbaar. Maar waar ligt het omslagpunt als het gaat om wel of niet doorverwijzen? En hoe doet een huisarts dit?
Laten we eerst even teruggaan naar de basis. De rol van de poortwachter is juridisch verankerd in de Zorgverzekeringswet, zowel voor de huisarts als de verloskundige. Met een goede reden, dat mag duidelijk zijn: zo voorkomen we onnodige medicalisering, zorgen we samen voor gezondheidsbevordering en het soepel houden van ons zorgsysteem. De KNOV vindt het belangrijk om die rol te koesteren en sterk te houden. Zo dragen we bij aan goede relationele zorg, laagdrempelig toegankelijk voor alle zwangeren. Als poortwachter werk je veel samen met andere partijen. Het is ontzettend
belangrijk om vanuit die rol samen te werken met het sociale domein of andere zorgverleners in de wijk of het ziekenhuis. Want als poortwachter ga je verder dan alleen de risico-selectie. Je werkt aan relationele zorg, het opbouwen van een goede vertrouwensrelatie, het tegengaan van medicalisering en een goede samenwerking met andere zorgverleners.
Scherp blijven
Een zwangerschap is onderdeel van het leven, iets normaals. Zwangeren kunnen onzeker zijn, ze hebben vragen over de zwangerschap of komen
voor een reguliere controle. Als verloskundige ben je er voor de zwangere. Je probeert haar in eerste instantie zelf te helpen. Want niet iedereen heeft een (medisch) probleem dat moet worden opgelost met medicatie of met de hulp van een specialist. Is er volgens de richtlijnen of kwaliteitsdocumenten van de eigen beroepsgroep een medische indicatie?
Dan kan in overleg met de zwangere een verwijzing naar een andere zorgverlener passend zijn.
Je kunt dit vergelijken met de zorg van een huisarts. Niet iedereen die naar een huisarts gaat, is ziek.
Dus ook niet iedereen heeft een behandeling of
‘Bij doorverwijzen ga ik ervan uit dat de betrokken specialist meer kennis heeft’
begeleiding nodig. Soms heeft iemand alleen een vraag, of wil diegene gerustgesteld worden.
Als verloskundige kun je zelf hulp en begeleiding bieden om een zwangere verder te helpen. Het is belangrijk om hier scherp op te blijven. We moeten goed voor ogen houden dat de zorg geen kwestie is van u vraagt, wij draaien: dat gaat ten koste van de solidariteit binnen ons zorgsysteem – en dus van de zorg voor anderen.
De integrale blik
Bij de keuze om iemand al dan niet door te verwijzen, zijn niet alleen de richtlijnen, handreikingen en kwaliteitsdocumenten belangrijk, maar vooral ook de context en relatie tussen zorgverlener en cliënt.
Die is essentieel voor de goede zorg die je kan leveren gedurende de hele zwangerschap. Met andere woorden: hoe beter je jouw cliënt kent, hoe beter de kwaliteit van zorg die je kan bieden. En hoe beter je kunt beoordelen of doorverwijzen naar de tweede lijn nodig is. Marjolein Tasche, voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging, zegt hierover in een artikel op de-eerstelijns.nl –platform voor innovatie: ‘Voor ons betekent de poortwachtersfunctie dat de huisarts integraal naar iemand kan kijken, in zijn of haar context, met zijn of haar volledige medische geschiedenis. Er is een vertrouwensrelatie. Dat bij elkaar is het poortwachterschap waar wij sterk aan gehecht zijn. En dat is dus wat anders dan de poortwachtersfunctie in meer enge zin: een professional in de eerste lijn die bepaalt of iemand al dan
niet ‘doorgelaten’ moet worden naar meer specialistische zorg. Juist de ‘brede medischgeneralistische blik’ is essentieel.’
Wat kunnen we leren van huisartsen?
Van huisartsen is breed bekend dat zij deze functie vervullen. Er is daar veel onderzoek gedaan naar de meerwaarde, en grote adviesorganen zoals de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de SER wijzen op het versterken van deze rol, bijvoorbeeld door meer tijd voor de cliënt in te bouwen. Ook de verloskundige heeft deze taak binnen de geboortezorg. Deze is nét zo belangrijk, maar wel minder bekend. Dan rijst de vraag: wat kunnen we van huisartsen leren? We vroegen huisarts Iddo de Ruiter hoe hij invulling geeft aan de poortwachtersfunctie. Hoe beoordeelt hij of hij een patiënt doorverwijst? ‘Die keuze baseer ik op mijn medische kennis en natuurlijk de standaarden en richtlijnen die we als huisartsen hebben. Vaak gaat dit in samenspraak met de patiënt. Als ik iemand doorverwijs, dan ga ik ervan uit dat de betrokken specialist meer kennis heeft. Of meer mogelijkheden om de oorzaak van een bepaalde klacht te achterhalen, dan wel te behandelen.’
Totaaloverzicht
Ook Iddo vindt het belangrijk om naar het integrale plaatje te kijken: ‘Als huisarts heb je het totale overzicht: van voorgeschiedenis en ziektebeelden tot en met medicatiegebruik en eventuele ziekten die in de familie voorkomen. En vaak ken je je patiënten goed, waardoor je beter kunt inschatten wat de beste zorg is voor iemand. Bij bepaalde klachten kan een patiënt direct, zonder verwijzing, naar de fysiotherapeut of diëtist. Dat is best handig, want dat scheelt ons tijd. Als huisarts heb je vaak een goede relatie met deze zorgverleners, waardoor je onderling nog kunt overleggen als dat nodig mocht zijn. Ook krijg ik vaak een terugkoppeling, die ik in mijn patiëntendossier kan zetten. En omdat zij ook bepaalde
richtlijnen hanteren om te bepalen welke klachten zij wel of niet behandelen, heb ik er vertrouwen in dat zij de patiënt naar mij doorverwijzen als zij diegene niet kunnen helpen.’
Terugkerend thema Krijgt de rol van poortwachter aandacht in de opleiding? ‘Jazeker. De specialisatie tot huisarts duurt drie jaar: het eerste jaar werk je in een huisar tsenpraktijk, het tweede ergens anders
– bijvoorbeeld de eerste hulp of een verpleeghuis –en het derde jaar weer bij een huisartsenpraktijk. Het wel of niet doorverwijzen van patiënten is een terugkerend thema. De huisarts in opleiding krijgt altijd de vraag waar het besluit tot doorverwijzen op gebaseerd is. Je leert dus goed onderbouwen waarom je kiest voor een verwijzing of niet. Uiteraard is het daarna ook een kwestie van ervaring: hoe meer ervaring je hebt, hoe comfortabeler je je voelt bij het zelf behandelen van een patiënt.’
Het omslagpunt
Waar ligt voor de huisarts het omslagpunt als het gaat om wel of niet doorverwijzen? ‘Als er een moment komt dat mijn zorg niet meer toereikend is’, legt Iddo uit. ‘Elke huisarts maakt gebruik van de richtlijnen en standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Hierin staat per ziektebeeld duidelijk het omslagpunt omschreven. Laat ik het voorbeeld nemen van iemand met suikerziekte en een slechte nierfunctie. Op het moment dat die nierfunctie dusdanig slecht wordt dat voor mij het verdere beleid lastig te bepalen is, verwijs ik de patiënt door naar de nefroloog – een internist met specifieke kennis op het gebied van nieren. Dat is de standaardroute. Afgezien daarvan, overleg ik ook met de patiënt – en soms met een specialist. Kom je zelf niet verder met een patiënt, ook dan kun je besluiten diegene door te verwijzen. Dat is een grijs gebied. Maar het blijft een gegeven dat je niet zomaar iemand doorverwijst, daar moet je een goede reden voor hebben. Net als voor medicaliseren trouwens, dat doe je ook niet ondoordacht.’
Patiënt overtuigen
Als een zorgverlener de rol van poortwachter niet goed vervult, wat gebeurt er dan? ‘Huisartsen behandelen ongeveer 95% van de zorgvraag zonder een doorverwijzing naar de tweede lijn’, aldus de huisarts. ‘Als we iedere patiënt zouden doorsturen, dan loopt ons zorgsysteem compleet vast en
‘Als we iedere patiënt doorsturen, loopt ons zorgsysteem vast’
wordt de zorg onbetaalbaar. We zijn dan ook goed opgeleid om de juiste beslissing te nemen, in samenspraak met de patiënt: afwachten, behandelen of doorverwijzen. De poortwachtersfunctie is een elementair onderdeel van ons zorgsysteem en een groot goed.’
Soms kost het veel moeite om een patiënt te overtuigen dat niet doorverwijzen de beste keuze is. ‘Vaak heb je een persoonlijke band met je patiënt en lukt het je om uit te leggen dat doorverwijzen niet zinvol is’, geeft Iddo aan. ‘Maar het komt voor dat dit niet lukt. Heel soms denk ik: ik heb mijn uiterste best gedaan om iemand niet door te verwijzen, maar de patiënt is niet overtuigd. Dan is doorverwijzen medisch gezien niet echt nodig, maar het geruststellen van een patiënt kan in mijn opinie ook een legitieme reden zijn om iemand door te sturen naar een specialist. Uiteraard pas nadat je echt goed je best hebt gedaan om uit te leggen waarom jij verwijzen niet nodig vindt. Elke huisarts zal hierin zijn eigen afweging maken.’
Groot vertrouwen
Komt het weleens voor dat patiënten zonder tussenkomst van de huisarts de behoefte hebben om contact te zoeken met de tweede lijn? ‘Zelden’, zegt Iddo. ‘Dat is ook niet ons systeem: je kan pas naar de tweede lijn als je een verwijzing van de huisarts hebt. Het vertrouwen in de huisarts is vaak zo groot, dat patiënten diens besluit accepteren. Word je als huisarts gepasseerd, dan moet je je afvragen of je de goede arts bent voor die patiënt.’
Vind producten en advies op lansinoh.nl
Hét merk dat moeders ondersteunt bij elke stap van het moederschap: Zwangerschap, Postpartumperiode, Borstvoeding
Lansinoh steunt alle moeders met innovatieve producten die inspelen op hun behoeften, ter ondersteuning van het advies van zorgprofessionals. Ontdek ons samplingsprogramma op onze website!
Verlichting voor mama direct na de bevalling
• Peri bottle (spoelfles)
• BIOLOGISCHE verzachtende spray voor het perineum
• Herbruikbaar warm/koud kompres
• Verzachtend kraamverband warm/koud
• Kraamverband
Een rustige start van de borstvoeding
• HPA Lanoline tepelcreme
• Wegwerp- of wasbare zoogkompressen
• Warm/koud kompressen
• Siliconen kolf (melkcollector)
Borstvoeding voortzetten met kolven
• Oplaadbare huurkolf Smartpump, 280 mmHg + Optie : handsfree kolfset
• Bewaarzakjes voor moedermelk
• Drinkflesje met NaturalWave-speen
• NIEUW: Handsfree borstkolf
Continue zorg door verloskundigen staat in het Engels ook wel bekend als Midwife-Led Continuity of Care (MLCC). Veel verloskundigen willen graag MLCC bieden, maar lopen in de praktijk tegen allerlei barrières aan. Hoe zorg je ervoor dat continuïteit van zorg niet alleen een ideaal blijft, maar daadwerkelijk wordt geïmplementeerd? In deze review hebben we onderzocht welke factoren succesvolle implementatie van MLCC bevorderen en welke uitdagingen overwonnen moeten worden.
Achtergrond
MLCC wordt internationaal erkend als een zorgmodel dat leidt tot betere gezondheidsuitkomsten voor moeder en kind, een hogere mate van tevredenheid onder vrouwen en meer werkplezier onder verloskundigen, vergeleken met andere modellen van zorg1-3 Vrouwen die MLCC ontvangen, hebben meer kans op een spontane vaginale bevalling en hebben minder vaak een vaginale kunstverlossing, episiotomie of keizersnede1 Voor vrouwen met sociale risicofactoren lijkt MLCC bovendien een beschermend effect te hebben op vroeggeboorte en een laag geboortegewicht3,4. In MLCC wordt een vrouw gedurende haar zwangerschap, bevalling en postpartumperiode begeleid door één of een klein team van verloskundigen. Dit model bevordert een vertrouwensband tussen de verloskundige en de vrouw en draagt bij aan positieve zorgervaringen1. Ondanks deze voordelen blijft de implementatie van MLCC in veel hoge-inkomenslanden een uitdaging. Ook in Nederland is dit zo en volledige verloskundig geleide zorg is alleen beschikbaar voor vrouwen met een laag-risico zwangerschap. Ongeveer 90% van de vrouwen start de
zorg bij een eerstelijns verloskundige. Veel vrouwen worden tijdens de zwangerschap of bevalling overgedragen naar de tweede of derde lijn, waar ze Obstetrician-Led Care krijgen. Uiteindelijk vindt 27% van alle bevallingen plaats in de eerste lijn5. Het implementeren van MLCC is internationaal een complexe verandering in de geboortezorg. Een eerder recent gepubliceerd ‘review van reviews’ van Zarbiv et al. (2025) beschrijft de bevorderende en belemmerende factoren van MLCC-implementatie6. In onze review maken we hierop een verdiepingsslag en hebben we gekeken naar de mechanismen die aan deze factoren ten grondslag liggen. Het effect van een interventie hangt namelijk sterk af van de context waarin deze plaatsvindt en de mechanismen die wel of niet geactiveerd worden7,8 Immers, wat voor de ene verloskundige een belemmering kan zijn, hoeft dat voor een andere verloskundige niet te zijn. In onze realist review hebben we dan ook onderzocht
wat werkt voor wie, onder welke omstandigheden en waarom. De centrale onderzoeksvraag luidt: ‘Hoe beïnvloeden verschillende contextuele factoren de mechanismen die ten grondslag liggen aan de implementatie van MLCC in hoge-inkomenslanden?’
Methode
Onderzoeksopzet
We voerden een realist review uit om te begrijpen welke mechanismen bijdragen aan succesvolle implementatie van MLCC in hoge-inkomenslanden en welke niet. Een realist review is een vorm van literatuuronderzoek waarin niet alleen wordt beschreven wat werkt, maar vooral hoe, waarom, voor wie en onder welke omstandigheden iets werkt. Uitkomsten kunnen dus verschillen afhankelijk van de context. Deze verbanden worden in de realist approach geformuleerd als zogeheten ‘context-mechanisme-uitkomstconfiguraties’ (CMOCs). Dit zijn verklaringen
‘Een complexe verandering in de geboortezorg’
41 interviews en 8 focusgroepen
Ongestructureerde zoekopdrachten met betrekking tot MLCC
Initiële programmatheorie
Systematische zoekopdracht naar de implementatie van MLCC
Tweede stakeholderbijeenkomst
Verfijnde programmatheorie
Persoonlijke ervaringen van de auteurs
Aanvullende zoekopdrachten
Figuur 1: Ontwikkeling van een programmatheorie over de implementatie van MLCC.
waarin wordt beschreven hoe bepaalde omstandigheden (context) specifieke reacties of gedragingen (mechanismen) activeren, die vervolgens leiden tot bepaalde effecten (uitkomsten)9-12
Initiële programmatheorie
Bij de start van de realist review werd een eerste hypothese (programmatheorie) opgesteld over hoe de implementatie van MLCC succesvol kan verlopen. Deze initiële programmatheorie was bij ons gebaseerd op 41 interviews en 8 focusgroepen met verschillende stakeholders.
Daarnaast werd gebruik gemaakt van bestaande kennis en praktijkervaring van de onderzoekers en zijn ongestructureerde zoekopdrachten gedaan naar de implementatie
van MLCC. De voorlopige theorie werd besproken in een stakeholderbijeenkomst met onder andere eerstelijns verloskundigen, klinisch verloskundigen, gynaecologen, de beroepsvereniging, cliëntenorganisatie en zorgverzekeraars, zodat een rijk palet aan inzichten en ideeën kon worden meegenomen.
Systematische zoekopdracht naar MLCCimplementatie
Vervolgens werd een literatuur-search uitgevoerd in samenwerking met een medisch informatiespecialist. Er werd gezocht in vijf grote wetenschappelijke databanken. Documenten werden geïncludeerd als ze betrekking hadden op de implementatie van een vorm van continuïteit van verloskundige zorg in hoge-inkomenslanden. Selectie gebeurde in twee rondes door ten minste
twee onderzoekers. Eerst werd een selectie gemaakt op basis van titel en samenvatting. Verdere selectie vond plaats op basis van de volledige teksten. Alle geïncludeerde documenten werden vervolgens beoordeeld op relevantie, informatiewaarde en geloofwaardigheid13,14. Alle relevante documenten werden opgenomen.
Analyse en synthese
Tijdens het analyseren werden memo’s geschreven en verbanden gelegd tussen contexten, mechanismen en uitkomsten. Door ‘retroducerend redeneren’ – een combinatie van inductief en deductief denken, aangevuld met interpretatie – zijn onderliggende causale mechanismen geïdentificeerd15,16 Hierbij is geput uit bestaande theorieën om samenhang in de bevindingen te verklaren. Op basis hiervan werd een verfijnde programmatheorie geformuleerd, die in een tweede stakeholderbijeenkomst werd gepresenteerd en gevalideerd, zie figuur 1.
In totaal zijn 1.604 referenties gescreend op titel en samenvatting. Van 62 artikelen werd de volledige tekst beoordeeld, waarna uiteindelijk 37 artikelen werden geïncludeerd. Aanvullende iteratieve zoekrondes leidden tot de toevoeging van vijf artikelen, een boek, een nieuwsbrief en een ongepubliceerde dataset, zie figuur 2 (scan de code). De geïncludeerde documenten waren afkomstig uit verschillende landen: het Verenigd Koninkrijk (16), Australië (14), Nederland (4), Canada (3), Denemarken (1), Zweden (1), Ierland (1), Nieuw-Zeeland (1) en de Verenigde Staten (1).
‘Implementatie vraagt om visionair leiderschap’
De meeste documenten zijn gebaseerd op kwalitatieve data en geven diepgaand inzicht in de ervaringen en perspectieven van betrokkenen bij de implementatie van MLCC.
Roltheorie en machtstheorie
Om de implementatie van MLCC beter te begrijpen, zijn twee bestaande theoretische invalshoeken gekozen die geschikt bleken om de centrale dynamieken van dit proces te duiden, namelijk de roltheorie en de machtstheorie16,17. Roltheorie verklaart hoe sociale rollen (zoals verloskundige, arts of moeder) worden gevormd, beleefd en aangepast binnen een organisatie of samenleving.
Machtstheorie kijkt naar hoe macht verdeeld, uitgeoefend en betwist wordt binnen sociale systemen. Samen geven deze theorieën inzicht in de uitdagingen rond veranderende rollen en machtsverhoudingen bij de invoering van MLCC.
Verfijnde programmatheorie
Uit de literatuur blijkt dat de implementatie van MLCC beïnvloed wordt door factoren op verschillende niveaus: maatschappelijk, regionaal, interpersoonlijk en persoonlijk. In een raamwerk is weergegeven hoe deze contexten het denken en handelen van betrokkenen beïnvloeden, zie figuur 3.
Verloskundigen, artsen, managers en beleidsmakers zijn gewend aan bestaande structuren en machtsverdelingen. De invoering van MLCC veroorzaakt onzekerheid en angst over rolveranderingen, verlies van controle of autoriteit, en over het onbekende van het nieuwe model18-31. Om deze transitie te laten
slagen, zijn leiders nodig die bestaande normen durven bevragen en collega’s kunnen meenemen in de verandering18,20,21,25,32-34. In totaal identificeerden we 16 verbanden tussen context, mechanisme en uitkomst (CMOCs), die ondergebracht zijn in vier hoofdthema’s:
• Macrolevel uitdagingen
• Leiderschap
• Rolambiguïteit en conflicten
• Persoonlijke en professionele grenzen
Macrolevel-uitdagingen
Hoewel MLCC in sommige landen beleidsmatig wordt ondersteund, vormen financiële structuren vaak een belemmering20,21,24,25,27,31,32,35-44. Preventieve zorg leidt voor een organisatie tot minder inkomsten dan interventiegerichte zorg, wat MLCC financieel onaantrekkelijk maakt21,23,31,45
Een herziening van het financiële systeem is daarom nodig, waarbij niet de productie maar de kwaliteit van zorg centraal staat. Tegelijkertijd kunnen beleidsrapporten die MLCC ondersteunen juist inspireren tot verandering. Wanneer echter geen financiële of beleidsmatige ondersteuning volgt, kunnen op microniveau spanningen ontstaan tussen zorgverleners over rolverdeling en verantwoordelijkheid21,23,25-27,29,31,32,40,41,44,46-50
Zorgsystemen staan sterk onder druk, waarbij mensen en middelen efficiënt moeten worden ingezet en de zorgkosten moeten worden verlaagd, met behoud of verbetering van de kwaliteit van zorg. Vaak functioneren ziekenhuizen als zelfstandige organisaties en interpreteren zij beleidsadviezen verschillend. Door personeelstekorten en de druk om kosten te reduceren, kiezen sommige instellingen
bewust voor centralisatie en standaardisatie. Dit kan leiden tot polarisatie tussen partijen: waar de één kiest voor efficiëntie via centralisatie, ziet de ander juist continuïteit van zorg als oplossing voor personeelsbehoud en kostenbesparing. Deze spanningen op systeemniveau kunnen doorwerken in de samenwerking tussen zorgverleners op de werkvloer21,24,29,31,32,35,38,41,43, 44,46,47,51 .
Leiderschap
De implementatie van MLCC vraagt om visionair leiderschap van mensen die bestaande structuren durven uitdagen en verandering mogelijk maken. Dit kunnen formele leiders zijn zoals ziekenhuisbestuurders en afdelingshoofden, of informele leiders zoals invloedrijke verloskundigen en gynaecologen. Formele leiders kunnen beleid aanpassen, middelen toewijzen en prioriteiten stellen. Informele leiders beïnvloeden collega’s via houding, gedrag en netwerken. Hun steun is essentieel voor het draagvlak voor MLCC18,20,21,24,25,28, 34,36,38-42,52-56. De mate waarin MLCC wordt ondersteund en duurzaam ingebed raakt, hangt sterk af van de persoonlijke overtuigingen van deze leiders. Leiders die MLCC ondersteunen, creëren een stimulerende omgeving. Wanneer nieuwe leiders met andere prioriteiten aan het roer komen, kan dit het voortbestaan van MLCC ondermijnen21,33,38,39,43,47,57. Ook hebben gynaecologen vaak meer invloed op beleidsvorming dan verloskundigen, wat de implementatie van MLCC kan belemmeren, ondanks dat wetenschappelijk bewijs MLCC ondersteunt18,21,25,31,32,44,48
Ook cliënten kunnen een rol spelen als informele leiders. Met name vrouwen met toegang tot informatie en middelen kunnen pleiten voor gepersonaliseerde, continue zorg. Hun vraag kan leiden tot beleidsaanpassingen, herverdeling van middelen en meer inzet op MLCC. Of een vraag leidt tot verandering hangt af van de invloed die
cliënten hebben en dat hangt weer samen met bijvoorbeeld hun sociaaleconomische positie19,25,30,32,40,51,57-59
Rolambiguïteit en conflicten
De implementatie van MLCC vraagt om een herverdeling van rollen, verantwoordelijkheden en machtsdynamieken binnen de geboortezorg. Dit kan leiden tot spanningen en misverstanden tussen verloskundigen, gynaecologen en andere zorgverleners 21-23,2528,30-32,35,36,42,44,45,47,48,50. In veel zorgsystemen van hoge-inkomenslanden is het medisch model dominant, waarbij gynaecologen een hiërarchisch hogere positie innemen en verantwoordelijk zijn voor beslissingen25,35,41,42. In MLCC zijn verloskundigen volledig verantwoordelijk en autonoom in hun handelen, met de bevoegdheid om de zorg zelfstandig te coördineren en te verlenen, en indien nodig door te verwijzen naar een gynaecoloog22,25,26,31,36,37,49,53,54. Zelfs in landen waar verloskundigen formeel autonoom zijn, worden
zij in de praktijk beperkt door stakeholders met andere in belangen22. Door de toename in autonomie en beslissingsbevoegdheid kunnen veel verloskundigen zich gesterkt voelen door MLCC. Echter, een toename in verantwoordelijkheden kan bij andere verloskundigen juist leiden tot angst en onzekerheid. Gynaecologen die de toegevoegde waarde van de veranderende rol van verloskundigen zien, zullen eerder samenwerken om de implementatie van MLCC te ondersteunen. Sommige gynaecologen kunnen de toenemend autonome rol van verloskundigen echter zien als een uitdaging voor hun autoriteit. Spanningen kunnen zich uiten in conflicten over beslissingsbevoegdheid, een gebrek aan vertrouwen en moeizame communicatie en samenwerking21-23,25-28,30-32 35,36,42,44,45,47,48,50 .
Persoonlijke en professionele grenzen Het werken binnen MLCC kan uitdagingen met zich meebrengen voor de werk-privébalans
Maatschappelijke context
Complexe financiële, juridische en regelgevende structuren
Regionale context
Bevolkingsdichtheid, hiërchische structuur, omvang van het samenwerkingsverband, capaciteit van professionals, geschiedenis van veranderingen en samenwerking
Interpersoonlijke context
Rollen, verantwoordelijkheden, beslissingsbevoegdheid
Persoonlijke context
Persoonijke kenmerken, ervaring, training, mening, motivatie, eerdere ervaringen en percepties, kennis van andere disciplines
Figuur 3: Raamwerk voor de contextuele invloeden op meerdere niveaus.
van verloskundigen door een toegenomen vraag naar flexibiliteit en beschikbaarheid. In een samenleving waarin zorgtaken nog steeds vaak op vrouwen rusten, beïnvloeden persoonlijke omstandigheden in sterke mate de mogelijkheid om MLCC te bieden. Verloskundigen die naast hun werk ook veel zorgtaken hebben (zoals zorg voor kinderen of mantelzorg), kunnen hierdoor stress of overbelasting ervaren. Verloskundigen die werk en privé goed kunnen combineren voelen zich autonoom, ervaren meer werkplezier, minder burn-out en blijven gemotiveerd. Degenen die hierin geen flexibiliteit ervaren raken sneller overbelast, vallen uit, of zoeken werkvormen die beter passen bij hun leven19,20,24,27,28,34,36,37,41,43,49,50,55,60. De grootte van de caseload en het verloskundig team beïnvloedt de houdbaarheid van het model. Een gemiddelde caseload van 35–40 cliënten per fulltime verloskundige per jaar wordt vaak als haalbaar beschouwd voor volledige continuïteit van zorg27,36,51-53,55,61-63. Te grote teams kunnen de continuïteit ondermijnen, terwijl te kleine teams te weinig back-up bieden. Naast aantallen is ook de onderlinge samenstelling van het verloskundig team van belang. Een belangrijke voorwaarde voor succesvolle en duurzame implementatie van MLCC is een gedeelde visie. Verloskundigen hebben vaak uiteenlopende achtergronden en opvattingen over zorg. Wanneer zij echter een gemeenschappelijke visie delen, bevordert dit vertrouwen, samenwerking en onderling begrip. Dit draagt direct bij aan het verminderen van uitval, verhoogt de tevredenheid en zorgt voor minder conflicten en een hechter team21,24,25,34,39,40,49,50,52,54,55,60,61
Discussie
Met de analyse van 45 documenten hebben we in beeld gebracht welke omstandigheden specifieke reacties of gedragingen activeren, die vervolgens leiden tot gewenste of ongewenste gevolgen van MLCC-implementatie.
‘Er is sterk bewijs voor de effectiviteit van MLCC’
MLCC blijkt een complex proces, beïnvloed door maatschappelijke, regionale, interpersoonlijke en persoonlijke factoren. Belangrijke mechanismen kunnen onderverdeeld worden in macrolevel-uitdagingen, leiderschap, rolambiguïteit en conflicten, en persoonlijke en professionele grenzen.
Om verloskundigen en andere stakeholders te motiveren voor MLCC, is het belangrijk om gevoelens van onzekerheid en ongerustheid serieus te nemen. Veranderende rollen en machtsverhoudingen kunnen onzekerheid en conflict oproepen, wat de noodzaak onderstreept van heldere roldefinities en goede ondersteuning. Zowel formele als informele leiders spelen een cruciale rol in het aangaan van deze uitdagingen en het begeleiden van de overgang. Een complicerende factor is het grote aantal stakeholders met uiteenlopende belangen en prioriteiten. Hierdoor ontstaan vaak situaties waarin degene met de meeste macht en invloed uiteindelijk de uitkomst bepaalt.
Ondanks overtuigend bewijs voor de voordelen van MLCC blijft er verdeeldheid bestaan tussen voor- en tegenstanders, wat leidt tot variatie in het zorgaanbod. Om tot meer consistentie in zorgverlening te komen, zijn duidelijke beleidskeuzes nodig. Het expliciet benoemen van barrières is een noodzakelijke eerste stap in het ontwikkelen van strategieën en het samenwerken met anderen om deze barrières aan te pakken. Het erkennen van machtsongelijkheid kan helpen om die te doorbreken en ruimte te creëren voor verandering47 In complexe samenwerkingsverbanden kunnen
verschillen in mandaten, achtergrond en hiërarchie tot wrijving leiden. Samenwerking vereist dat professionals hun eigen perspectief tijdelijk loslaten en zich verplaatsen in de waarden, werkwijzen en taal van anderen64,65. Dit kan als bedreigend worden ervaren, waardoor samenwerking wordt bemoeilijkt. Professionals die over de grenzen van hun eigen discipline heen kunnen kijken (‘knowledgeability’), zijn beter in staat om deze samenwerking vorm te geven en verandering te realiseren66. Het aanleren van deze vaardigheid zou een plek moeten krijgen in de opleiding van zorgverleners. Interprofessioneel leren, waarbij studenten van verschillende opleidingen samen leren, kan daarbij een waardevolle methode zijn66,67. Ook cliënten spelen een belangrijke rol in de adoptie van MLCC. Goed geïnformeerde vrouwen die de voordelen van continue verloskundige zorg kennen, pleiten vaker actief voor deze zorgvorm40,58,59 Hun stem kan via cliëntorganisaties, feedback of publieke campagnes het zorgbeleid beïnvloeden. Tegelijkertijd leidt hun inzet niet altijd tot verandering57. Belangen die zwaarder wegen dan cliëntvoorkeuren zouden daarom publiekelijk besproken moeten worden. De realist methodiek maakte het mogelijk om mechanismen te identificeren die vaak onopgemerkt blijven, maar een grote invloed hebben op de implementatie van MLCC. Een sterke kant van deze review is de brede aanpak, waarbij gebruik is gemaakt van literatuur, interviewdata en de inbreng van Nederlandse stakeholders. Dit heeft de analyse verdiept, maar het Nederlandse perspectief van de stakeholders zou de toepasbaarheid voor andere landen
kunnen beperken. Bovendien wil niet elke verloskundige in een MLCC-model werken36,41,42,55. Daarom is het belangrijk om te onderzoeken in welke MLCC-vorm verloskundigen wél in staat en bereid zijn om te werken.
Conclusie
Deze realist review laat zien hoe complex de implementatie van MLCC is in hoge-inkomenslanden. Ondanks sterk bewijs voor de effectiviteit van MLCC, zijn uiteenlopende belangen en machtsdynamieken belemmeringen voor de implementatie ervan. Concrete beleidsmaatregelen en richtlijnen zijn nodig om consistentie in zorg te waarborgen. Door barrières op macroniveau te herkennen, kunnen leiders strategieën ontwikkelen om die te overwinnen. Een gedeelde visie, sterke samenwerking en leiderschap dat vertrouwen opbouwt en onzekerheid wegneemt, zijn essentieel om een ondersteunende context voor MLCC te creëren. Verder onderzoek moet zich richten op de specifieke omstandigheden waarin betrokkenen bereid én in staat zijn om MLCC te implementeren.
Hoe nu verder?
In het COMIC project loopt nog een implementatiestudie waar praktijken en regio’s aan deelnemen. Vanuit COMIC zullen praktische aanbevelingen geformuleerd worden voor deze implementatie.
Continuïteit van zorgverlener, zoals besproken in het extract van Renate Simmelink et al: ‘Understanding how midwife-led continuity of care (MLCC) can be implemented and under what circumstances: a realist review’, levert mooie resultaten op, maar kent ook een aantal praktische uitdagingen. Daarom delen verloskundigen Janneke Gitsels, Caroline Kooij en Sanne Brons hun ervaring met het leveren van continue zorg. Ondernemer Desire Melchiot deelt haar ervaring vanuit cliëntperspectief.
Caroline Kooij:
‘Zwangeren zijn de kanariepietjes in de kolenmijn’
Caroline Kooij werkt in een caseloadteam van twee verloskundigen in eerstelijnspraktijk Kairos in Amsterdam. Zij vertelt: ‘Meerdere dagen oproepbaar zijn vind ik niet zo lastig. Wanneer er nu iemand midden in de nacht belt, is er nog wel de fysieke hobbel om op te staan, maar ik ben vooral nieuwsgierig, omdat ik de vrouw persoonlijk ken. Om continue zorg goed te kunnen leveren, moet je wel waken over je eigen emotionele beschikbaarheid; je komt heel dichtbij en daardoor is het contact intensiever. Over het coachende stuk leerden we op de verloskunde academie niet zoveel. Daar heb ik extra cursussen en een coachopleiding voor gevolgd. Ook omdat ik dat zelf interessant vind.’
Zwangeren zijn de kanariepietjes in de kolenmijn, schetst ze. ‘Ze laten ons overduidelijk zien wat er niet klopt aan ons geboortezorgsysteem. Wat ik zie, is dat grote groepspraktijken meer zijn ingericht rondom de werkbaarheid voor de verloskundige. Caseloadpraktijken meer rondom de beste uitkomst en ervaringen van zwangeren. Dat wij investeren in onze cliënten en meer
zorg op maat geven, zien de tweedelijnscollega’s waar we mee werken als meerwaarde van de eerste lijn. Terwijl zij juist weer goed zijn in interventies en snel contact maken. De samenwerking verloopt heel goed. Om te zorgen dat continue zorg breder wordt opgepakt, doen we mee aan onderzoek. Maar er is iets veel groters nodig. De beroepsgroep heeft zeker visie, maar ze moet ook durven zeggen: zó zien we de toekomst van de geboortezorg. Met reële contracteisen. Continue zorg is nu een soort van vrijwilligerswerk. En de cliënt investeert op persoonlijke titel in een kleinere kans op complicaties.’
Janneke Gitsels:
‘Bij vrijwel alle baringen pakken we zelf het kind aan’
Janneke Gitsels is senior onderzoeker bij de Universiteit van Amsterdam en verloskundige bij Lavita, een eerstelijnspraktijk aan het Zaans Medisch Centrum. Janneke en collega Nasim zijn het duoteam binnen de praktijk dat zich richt op continuïteit van zorg. Janneke: ‘Voor ons betekent continuïteit van zorg dat je vanaf het begin van de zwangerschap tot en met het kraambed de vrouw bijstaat. We hebben de visie en missie van onze praktijk helder beschreven. Daarin staat onder meer dat we kwaliteit van leven en zorg willen leveren aan alle vrouwen, ongeacht ras, cultuur, leeftijd, religie en (geestelijke en lichamelijke) gezondheidsstatus.’
Zij streven naar een caseload van zeven per maand. ‘Bij vrijwel alle baringen pakken we zelf het kind aan, ook de baringen met milde medische indicaties (BAMI). Vanaf het begin is zonodig samenwerking met de tweede lijn. We hebben bewust gebouwd aan het vertrouwen met de tweedelijnscollega’s. Dat is groot. Mede daardoor kan er steeds meer in de BAMI. De baring is een proces waar we alle tijd voor nemen. Door bij onze zwangeren te blijven, leveren we goede zorg. Er zijn minder interventies nodig, minder verpleegkundigen en medische staf. Daarmee verlichten we de capaciteitsproblematiek. Maar onze extra zorg wordt niet betaald. Het is liefdewerk, oud papier. Alle verloskundigen in het land die caseload werken, hebben daar last van. Je moet niet bang zijn om iets uit te proberen als je continuïteit van zorg biedt. Het is belangrijk dat verloskundigen die continue zorg bieden, op de been blijven. We zijn nu bezig met een VSV-project om de BAMI vergoed te krijgen. Los daarvan is de KNOV bezig met een landelijke tariefsverhoging voor continue zorg, waarmee de caseload van verloskundigen omlaag kan. Een goed plan, want dan zullen meer verloskundigen op deze manier kunnen werken.’
‘Mijn vroedvrouwenvreugde is weer 100%’
Vroedvrouw en coach Sanne Brons startte 27 jaar geleden met een duopraktijk die uitgroeide tot een groepspraktijk. Twee jaar geleden gooide ze het roer om en begon een solo caseloadpraktijk in het Drentse Roden. Dat betekent 24/7 klaarstaan voor de vrouwen die zich bij haar aanmelden. Sanne over continuïteit van zorg:
‘In de groepspraktijk miste ik contact met vrouwen. Soms was ik nog moe van de vorige bevalling, als ik bij de volgende zat. Ik bleef niet altijd bij mensen na een doorverwijzing. Nu heb ik veel contact met de vrouwen in mijn praktijk. 40% bevalt thuis, vaak in bad. Mijn verwijscijfers zijn niet spectaculair beter; de winst zit hem vooral in de cliënttevredenheid. En mijn vroedvrouwenvreugde is weer 100%. Aan 24/7 beschikbaar zijn moet je wel toe zijn in je leven; met een gezin is het haast niet te doen. Privé moet ik natuurlijk weleens een afspraak afzeggen. Ik krijg voldoende steun voor mijn manier van werken. Van collega’s, van de tweede lijn en van zorgverzekeraars. De tijd lijkt rijp voor continuïteit van zorg.’
Het zou mooi zijn als continuïteit van zorg breder beschikbaar komt, vindt ze. ‘Iedereen moet kunnen kiezen voor deze kwaliteit van zorg. Bestaande organisaties om de verloskunde heen, zouden het beter kunnen faciliteren. Met een hoger tarief kunnen meer verloskundigen deze zorg bieden. En het mag wat minder bureaucratisch, zodat het opstarten van een praktijk minder lastig is. Continuïteit van zorg is niet mainstream. Om het verder te implementeren in het systeem van geboortezorg, is leiderschap nodig. Zelf zet ik kleine stappen, met grote idealen raak ik gefrustreerd. Bij vergaderingen breng ik bijvoorbeeld de gesprekken terug naar de kern: wordt de cliënt hier beter van? Er is ook een beweging nodig die opstaat om het systeem te veranderen. Continue zorg gebeurt vanuit liefde en vertrouwen. De enigen die dat in beweging kunnen zetten, zijn vrouwen zelf.’
Cliënt Desire Melchiot:
‘Ik heb geleerd dat ik een stem heb’
Desire Melchiot, personal trainer in Amsterdam, kreeg in mei 2024 dochter Ruby Jade. Haar verloskundigen boden continue zorg. ‘Ik heb een eigen bedrijf, ben gewend aan hop-hop-actie. Toen ik net zwanger was, had ik geen idee wat me te wachten stond.
Mijn verloskundigen Caroline (Kooij, zie elders op deze pagina’s) en Soraya stelden vragen als: wat heb je nodig, wat voel je, wat vind je eng, heb je hier- of daaraan gedacht? Als ik hulp nodig had, kon ik altijd bellen en waren ze er voor me. Door alle gesprekken werd ik tijdens de zwangerschap steeds rustiger en zeker van mezelf. Vanaf het begin was het een mooie samenwerking. Waarschijnlijk is het belangrijkste van het hele proces: dat ik heb geleerd dat ik een stem heb, dat ik mag zeggen waar mijn grenzen liggen en wat ik nodig heb. Ook in het ziekenhuis, toen ik een ruggenprik kreeg. Omdat ‘mijn persoon’ er de hele tijd bij was en me aan mijn stem herinnerde, heb ik een fijne bevalling gehad, zonder stress of trauma. Pijn deed het wel, haha! Dat het zo mooi is gegaan, helpt me in het moederschap, ik kan mij dat heel relaxed eigen maken.’
Dit voorjaar gaf de KNOV een webinar dat werd georganiseerd naar aanleiding van de vele vragen die ze vanuit het veld ontving over het VSV. Er werd onder meer ingegaan op vragen als: welke taken vallen onder het VSV en welke niet? Wat is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van het VSV en wat blijft bij de individuele zorgaanbieders? En wanneer is een onderwerp geschikt om als VSV gezamenlijk over te besluiten? De ZonMw-subsidie die VSV’s hebben aangevraagd voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van onderdelen uit het VSV-basiskader kwam ook aan bod. In het webinar werd toegelicht dat het oprichten van een juridische entiteit hiervoor niet per se noodzakelijk is, het ontvangen en beheren van de subsidie kan bijvoorbeeld ook via een bestaande juridische entiteit verlopen.
Nieuwsgierig naar de andere vragen die langskwamen tijdens het webinar? Scan de code voor de Q&A.
Duurzaamheid is een belangrijk thema voor de KNOV. In 2024 hebben ze de Green Deal Duurzame Zorg (GDDZ) 3.0 ondertekend, een samenwerking tussen de overheid en zorgorganisaties om duurzame zorg te stimuleren. De Green Deal richt zich op vijf pijlers: gezondheidsbevordering, kennis en bewustwording, CO2-reductie, circulariteit en vermindering van de milieu-impact van geneesmiddelen.
Praktisch hulpmiddel
Als vervolg hierop hebben we eind 2024 samen met verloskundigen, STBN en Stimular de Checklist Duurzame Verloskunde gelanceerd. Dit is een praktische kaart vol tips om duurzamer te werken.
Vanaf 2025 verwachten zorgverzekeraars dat zorgaanbieders duurzaamheid meenemen in hun plannen en zich inzetten voor de doelstellingen uit de GDDZ 3.0. Hoewel er nog geen handhaving plaatsvindt, is het verstandig nu al stappen te zetten. Mogelijk dat zorgverzekeraars in 2026 hier namelijk wel eisen aan stellen. Met de checklist kun je beoordelen waar jouw praktijk kan verduurzamen en je kunt hem ingevuld toevoegen aan jouw jaarplan.
Download de checklist via de code!
Op dinsdagavond 24 juni vinden twee webinars plaats naar aanleiding van de publicatie van de multidisciplinaire richtlijn Hyperemesis Gravidarum in maart 2025.
Deel 1: Inhoudelijk webinar
Tijd: 18.30 – 20.00 uur
Spreker: Marjolein Houben (verloskundige n.p., HG-expert en EMDR-therapeut)
Accreditatie: 1,5 punt (Kwaliteitsregister Verloskundigen, categorie A)
Opname: Terugkijken mogelijk, maar niet geaccrediteerd
Deel 2: Webinar voor toetsgroepbegeleiders
Tijd: 20.15 – 21.15 uur
Spreker: Marjolein Houben
Accreditatie: 1 punt (Kwaliteitsregister Verloskundigen, categorie A)
Beide webinars bieden praktische en actuele informatie rondom HG en zijn bedoeld ter ondersteuning van verloskundigen in de praktijk én toetsgroepbelegeiders. Inschrijven kan via de agenda op de KNOV-website.
hou van dit product 100% aanbevolen voor alle zwangere vrouwen
Wereldwijd streeft White Ribbon naar verbetering en toegankelijkheid van de gezondheidszorg voor vrouwen, zodat het recht op veiligheid en gezondheid vóór, tijdens en na zwangerschap en baring kan worden gewaarborgd. De Nederlandse stichting White Ribbon kaart haar standpunten al sinds 2009 waar het maar kan aan. Marianne Sanders neemt deze zomer afscheid als voorzitter van deze belangrijke stichting.
Ze zit op de grond in een overvolle zaal en moet echt even bijkomen.
Het is 2008, en Marianne Sanders is als lid van een Nederlandse verloskundigendelegatie aanwezig op een internationale ICM-conferentie in Glasgow. Daar deelt de Amerikaanse organisatie White Ribbon confronterende cijfers over moedersterfte, wat vooral in Afrika een groot probleem blijkt. De beelden en cijfers laten Marianne en haar Nederlandse collega’s niet los. ‘Verschrikkelijk vond ik het. Dramatisch. We zaten daar, keken elkaar aan en wisten: hier móeten we iets mee. We moeten dit probleem nog veel meer aan de kaak stellen, bekender maken, zodat we het kunnen oplossen.’
Toegankelijke gezondheidszorg
De bijeenkomst in Glasgow in 2008 markeerde het begin van White Ribbon Nederland. Marianne is van meet af aan betrokken. ‘We begonnen als een informele werkgroep’, vertelt ze. ‘Collega’s, vriendinnen – we renden voor elkaar, luisterden naar elkaar, dachten mee, zetten acties op. De sfeer was informeel maar gedreven.’ De officiële oprichting van de stichting volgde in 2010.
De eerste jaren van White Ribbon Nederland werden gekenmerkt door idealisme en daadkracht. ‘We hadden vanuit Nederland iets te bieden, wisten wij’, vertelt Marianne. ‘Onze geboortezorg is goed geregeld, en we zagen dat onze kennis en ervaring ook relevant konden zijn voor andere landen.’ Via internationale contacten kwamen verloskundigen, tropenartsen en gynaecologen bij de stichting langs om te vertellen over projecten die zij al jaren draaiden. De stichting kwam ook in contact met professor Jos van Roosmalen, destijds gynaecoloog en voorzitter van de Working Party of Safe Motherhood and Reproductive Health, van de NVOG. Deze groep is wereldwijd actief. Jos begeleidde regelmatig promovendi uit Tanzania en andere landen. Zijn oratie ‘Moeder, het kind van de rekening’ maakte diepe indruk op Marianne en haar collega’s en gaf richting aan de missie van de stichting.
‘We hadden vanuit Nederland iets te bieden’
Zichtbaarheid
White Ribbon Nederland zette zich niet alleen in met kennis, maar ook met zichtbaarheid. Van de Engelse White Ribbon-organisatie kregen ze promotiemateriaal toegestuurd. Op de zaterdag voor Moederdag werd in de beginjaren de zogenoemde Moedernacht georganiseerd, met evenementen in Amsterdam, Utrecht en Maastricht. ‘Dat was de tijd van een beetje roepen’, zegt Marianne met een glimlach. ‘We wilden zichtbaar zijn, lawaai maken, aandacht vragen.’
Marianne was vanaf het begin bestuurslid en vicevoorzitter van White Ribbon en nam in 2015 – enigszins tegen haar eigen aard in – het voorzitterschap op zich. ‘Ik ben eigenlijk een volger, niet iemand die op de voorgrond wil treden. Maar er was niemand anders op dat moment. Veel verloskundigen hebben het druk; met hun werk, met hun gezin. En ik vond dat het White Ribbon-werk door moest gaan.’
Inmiddels heeft ze gezien dat je met relatief kleine initiatieven enorm veel impact kunt maken.
Marianne noemt Mothers on the Move in Kenia, een initiatief van de Nederlandse verloskundige
Jolene Damoiseaux. Haar project helpt Keniaanse zwangeren aan vervoer naar deskundige zorg.
‘Jolene zag dat er in een bepaalde regio gemiddeld drie vrouwen per maand stierven doordat ze niet
‘Bezuinigingen op ontwikkelingshulp vormen een grote bedreiging voor verdere vooruitgang’
op tijd de juiste zorg kregen. Ze heeft toen geregeld dat er vervoer vanuit het dorp voor hen beschikbaar kwam, dat men zich verantwoordelijk voelde voor zwangeren en zieken, waardoor de maternale sterfte afnam naar nul per maand. Dat is toch fantastisch?’
In de afgelopen jaren heeft de stichting op verschillende manieren bijgedragen aan bewustwording, educatie en actie. De stichting zocht meer contact met de industrie, verspreidde folders, maakte eigen ‘ribbons’ en vertaalde de film ‘Birth & Death’, die te zien is op YouTube en whiteribbon.nl. Ook organiseert White Ribbon jaarlijks een symposium. Dat zijn bijeenkomsten die plaatsvinden in een warme, betrokken sfeer, vertelt Marianne. Verloskundigen, gynaecologen, studenten, onderzoekers, industrie en ngo’s ontmoeten elkaar. ‘Het is geen massaal event. We hebben meestal zo’n zestig bezoekers, maar dat is juist de kracht. De aanwezigen zijn mensen met invloed en de wil om iets aan moedersterfte te doen. Ze nemen de opgedane kennis mee naar hun praktijk, hun beleid, hun opleiding. In 2024 was Elke Slagt er bijvoorbeeld, de enige verloskundige in de Tweede Kamer momenteel. We hebben goed contact met haar.’
De White Ribbon Award
Ook reikt de stichting sinds 2013 elk jaar de White Ribbon Award uit. De onderscheiding is bedoeld voor personen of organisaties die zich inzetten voor het verminderen van moedersterfte, vaak met een innovatieve of impactvolle aanpak. Vorige winnaars zijn onder anderen verloskundigen Barbara Kwast, Petra ten Hoope-Bender en Franka Cadee en de gynaecologen Kitty Bloemenkamp
en Gunilla Kleiverda, verbonden aan Women on Waves. Marianne vertelt over de editie van 2018, waar toenmalig burgemeester Aboutaleb van Rotterdam de award uitreikte aan de DuitsEgyptische gynaecoloog Tarek Meguid, die destijds op het eiland Zanzibar in Tanzania werkte. Dit specifieke event raakte haar diep. ‘Tarek hield zo’n goed betoog over mensenrechten in relatie tot moedersterfte en hoe het lot van veel vrouwen in arme landen verbeterd kan worden. Je zag gewoon zijn woede over die onnodige moedersterfte’, vertelt ze. De gedachte aan dit moment ontroert haar zichtbaar opnieuw.
Dit jaar ging de award naar verloskundige
Nelle Kleppe-Kaljouw, vanwege haar indrukwekkende werk in onder meer Malawi. Daar en op verschillende andere plaatsen in de wereld versterkt zij de verloskunde samen met haar man Paul, die financieel deskundige is. Zo onderzoekt Nelle met haar man en lokale zorgteams de lokale zorgstructuren en probeert ze die te versterken waar nodig. Nelle trainde in Malawi bijvoorbeeld lokale artsen en verloskundigen in drie missieziekenhuizen in acute verloskundevaardigheden. Geen overbodige situatie in een gebied waarin de zorg naar Nederlandse maatstaven wel een kwaliteitsimpuls kon gebruiken: ze leerde hen levensreddende technieken zoals aortacompressie, voor het beheersen van postpartumbloeding. Daarnaast gaf ze echografietrainingen.
De toekomst van White Ribbon
Gaandeweg is er al veel gewonnen. Het aantal vrouwen dat overlijdt voor, tijdens of na de bevalling is tussen 2000 en 2023 afgenomen met 40%. Maar de WHO stelt ook vast dat de bezuinigingen op ontwikkelingshulp die we over de hele wereld zien,
‘De White Ribbon Award ging dit jaar naar verloskundige
Een in april gepubliceerd WHO-rapport vormde de aftrap van de campagne ‘Healthy beginnings, hopeful futures’, waarmee de wereldgezondheidsorganisatie komend jaar meer aandacht voor baby- en moedersterfte wil krijgen. De WHO roept overheden, zorgprofessionals en maatschappelijke organisaties op om te investeren in toegankelijke, menswaardige geboortezorg. Niet alleen in medische voorzieningen, maar ook in educatie, transport en structurele ondersteuning van zorgverleners. ‘Een veilige geboorte begint met het recht op zorg – vanaf het allereerste moment’, aldus WHO-directeur generaal Tedros Adhanom Ghebreyesus. De campagne ‘Healthy beginnings, hopeful futures’ loopt tot en met maart 2026. Meer informatie is te vinden op who.int.
een grote bedreiging vormen voor verdere vooruitgang. White Ribbon is dus nog niet klaar met het werk, ook al stopt Marianne deze zomer als voorzitter. Dit doet ze na een lange carrière – zij had vanaf 1984 een eigen verloskundepraktijk in Amsterdam-Noord en werkte van 1999 tot haar pensioen in 2020 in het AMC in Amsterdam. ‘Het voorzitterschap vraagt veel. Ik heb er met liefde energie in gestoken, maar nu is het tijd om het stokje over te dragen. Al zal ik zeker bestuurlijk betrokken blijven, want ik vind het werk veel te belangrijk.’
De toekomst van White Ribbon ziet ze hoopvol tegemoet. De stichting heeft ruim zevenhonderd vrienden, waarvan een deel een maandelijkse bijdrage levert. Er ligt dus een goed fundament, met ruimte voor groei. ‘We willen graag aandacht blijven besteden aan moedersterfte, blijven samenwerken met andere organisaties en ruimte geven aan nieuwe generaties in de verdere ontwikkeling van de stichting. Ik hoop dat ook jonge verloskundigen zich laten raken door onze boodschap. Want hun betrokkenheid, hun drive, die kan levens redden.’
De nieuwe KNOV-handreiking over babysterfte biedt verloskundigen praktische handvatten om ouders te begeleiden in hun donkerste dagen. Uitvaartbegeleider en verloskundige
Magdeleen Matter schreef de handreiking over dit voor veel verloskundigen moeilijke onderwerp. ‘Juist in dit vak ben je de spin in het web bij een verlies dat ouders diep raakt.’
Onthand. Zo voelde Magdeleen
Matter zich toen ze als startend verloskundige voor het eerst in een situatie kwam waarbij de baby was overleden. Dat gebeurde eind vorige eeuw. Tijdens haar opleiding had ze er weinig over geleerd. ‘Dit was totaal onbekend terrein. Natuurlijk kun je bedenken dat het heel erg is en heel moeilijk voor de ouders. Maar hoe geef je dan vervolgens goed invulling aan jouw werk als verloskundige?’ Het gevoel van Magdeleen destijds, staat niet op zichzelf. Nog steeds krijgen studenten in verloskundige opleidingen weinig
praktische instrumenten aangereikt rondom babysterfte. En dus worstelen veel verloskundigen met het complexe thema.
Verloskundige én uitvaartbegeleider
De recent gepubliceerde handreiking ‘Begeleiding bij babysterfte’ moet daar verandering in brengen. Magdeleen schreef deze handreiking op verzoek van de KNOV. Dat zij daarvoor de aangewezen persoon was, leidt geen twijfel: Magdeleen heeft bijna 25 jaar ervaring als verloskundige én werkt sinds 2017 als uitvaartbegeleider, waarbij ze vooral veel uitvaarten van baby’s organiseert.
‘Ik werkte als zelfstandig verloskundige op het Groningse platteland en heb in die regio dus een aardig geboortezorgnetwerk. Ik had dat nooit zo gepland, maar toen ik uitvaartbegeleider werd, kreeg ik van die voormalige collega’s vaak de vraag of ik een uitvaart van een overleden baby wilde doen. Zij kenden geen uitvaartbegeleiders die hierin gespecialiseerd waren. Bij die uitvaarten merkte ik hoe verloskundigen worstelden. Sommigen hadden liever telefonisch contact dan dat ze langsgingen. Bij anderen zag ik dat zij zich helemaal terugtrokken. Er was en is zoveel onwetendheid, onmacht ook. En angst voor ontevredenheid of klachten. Dat raakte me diep.’
Bij de nascholing over babysterfte, die Magdeleen destijds volgde, hoorde ze vergelijkbare verhalen. ‘Eigenlijk kregen verloskundigen daar best een beetje op hun kop. Sommige verloskundigen durven niet langs te gaan als ze een zwangere naar het ziekenhuis hebben doorverwezen omdat een hartje niet klopt. Terwijl de verloskundige de eerste zorgverlener is voor zwangeren en net bevallen vrouwen. Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vakmanschap.’
Een mindmap
Met deze verhalen in gedachten hoefde Magdeleen geen seconde na te denken toen de KNOV haar verzocht de handreiking te schrijven.
‘Jij kunt ouders helpen en dat is van onschatbare waarde’
‘Velen worstelen met dit complexe thema’
Betekenis geven
Ze ontwikkelde de eerste opzet vanuit een mindmap: ‘Alles kwam uit mijn hoofd. Ik wist wat erin moest: een praktisch stuk, communicatie, omgaan met ontevredenheid van cliënten, rouw, vervolgzorg. En bovenal: een schop onder de kont. Niet omdat ik zo graag kritisch wil zijn, maar wel omdat ik de overtuiging heb dat omgaan met verlieservaringen van ouders een wezenlijk onderdeel is van het vak.’ Ze stemde de tekst vervolgens af met een werkgroep bestaande uit professionals in de geboortezorg. De handreiking biedt verloskundigen richting, erkenning en concrete aanwijzingen in een emotioneel en vaak onoverzichtelijk domein.
Continuïteit
Verloskundigen in hun kracht zetten, wanneer welkom heten en afscheid nemen samenkomen: dat is wat de KNOV en Magdeleen met de handreiking voor elkaar willen krijgen. Een belangrijke aanbeveling uit de handreiking is bijvoorbeeld het organiseren van continuïteit: dat ouders zoveel mogelijk met dezelfde verloskundige te maken hebben. ‘Zeker in grotere praktijken is het makkelijk om een bezoekje aan je collega die morgen dienst heeft over te laten. Mijn advies is om bij een dode baby één casemanager aan te wijzen – bij voorkeur degene die bij het slechte nieuws betrokken was. Wat ouders niet willen als ze in rouw zijn, is elke dag een ander gezicht aan hun bed.’
‘Zorg dus dat je er bent’, vervolgt ze, ‘misschien zelfs buiten je dienst. Bel nog even op je vrije dag. Dat maakt het verschil.’ Ook benadrukt Magdeleen hoe belangrijk het is dat verloskundigen niet op afstand blijven. ‘Als je tijdens de zwangerschap goed geïnvesteerd hebt in de relatie met je cliënt, dan heb je een band. Gebruik die, want ouders vertrouwen je. Laat die niet los, ook met het oog op een eventuele volgende zwangerschap.’
Communicatie en praktische begeleiding
De handreiking biedt duidelijke handvatten over wat je wel en niet zegt. Je hoeft geen troost te bieden, zo staat er. Je moet er vooral zijn.
Contact maken
De cirkel van hechting en verlies.
Luisteren, stiltes laten vallen, eenvoudige taal gebruiken. En: erkenning geven. Noem de baby bij naam. Zeg bijvoorbeeld: ‘Je bent moeder geworden. Hoe is dat voor jou?’ Magdeleen: ’Verloskundigen die dit al vaker hebben meegemaakt herkennen dit misschien wel: ook ouders van een overleden baby zijn vaak gewoon heel trots. Er is dan ook vreugde om het kind dat er is. Ze vinden hun baby prachtig en willen het eigenlijk ook laten zien aan hun naasten.’
Die trots komt vaak later, zo is de ervaring van Magdeleen. ‘Als ik voor het eerst kom willen ouders de uitvaart vaak klein houden, maar na
enige dagen merk ik vaak dat ze toch aan meer mensen hun kind willen laten zien. En dat is normaal. Als de ouders een goed netwerk hebben dat betrokken is geweest bij de zwangerschap, dan is mijn advies om die ook uit te nodigen. Zodat de ouders ruimte creëren om ook na de uitvaart over hun kindje te praten. Je wil niet dat de buurman wegduikt achter de schutting.’
De handreiking voorziet ook in andere praktische aanwijzingen: hoe om te gaan met het opbaren van een baby, hoe aangifte te doen, hoe aandenkens te maken en hoe om te gaan met fysieke processen als stuwing of afscheidsrituelen bij verschillende culturen. Verloskundigen kunnen ook ondersteunen bij keuzes rondom obductie, vervoer en uitvaart.
Magdeleen: ‘Veel ouders weten niet wat er kan en veel reguliere uitvaartbegeleiders ook niet. De verloskundige kent deze wereld beter. Jij kunt ouders helpen om te ontdekken wat voor hén klopt. Dat is van onschatbare waarde.’ In de handreiking staat bijvoorbeeld ook hoe belangrijk het is om ouders te helpen bij het maken van aandenkens. Dat kan een haarlokje zijn, een foto, een brief of een beschrijving van de geboorte.
Hechting aan het kind dat is overleden is erg belangrijk. De handreiking gaat in op de cirkel van hechting en verlies, een theorie die de stadia beschrijft die we als mensen allemaal doorlopen in relatie met anderen: van contact, via hechting en onvermijdelijk verlies, door de rouw heen en uiteindelijk, dankzij betekenisgeving, naar nieuw contact. Als een baby overlijdt liggen hechting en afscheid nemen heel dicht bij elkaar. Het is dan belangrijk om ook aan die hechting aandacht te besteden. Moedig ouders bijvoorbeeld aan om de baby vast te houden en te verzorgen. Dat kan hen helpen om een blijvende band met hun kind op te bouwen.
Een volgende zwangerschap
De handreiking pleit voor maatwerk: wat erin staat is niet in beton gegoten. Het staat je natuurlijk vrij om af te wijken van de handreiking als je dat passend vindt. Magdeleen: ‘Net als een bevalling is verlies na een bevalling geen universele ervaring. De een wil foto’s en bezoek, de ander juist stilte. Als het goed is, ben je als verloskundige al gewend om dat maatwerk te leveren, om jouw zorg af te stemmen op de specifieke wensen van de vrouw.
Je levert dus eigenlijk iets wat je al goed kunt: empathie, nabijheid, aanwezig zijn.’
De handreiking adviseert ook om langer in contact te blijven met de ouder of ouders dan de standaard kraamperiode. ‘Ik ken verloskundigen die nog jaren op de overlijdensdatum van de baby een berichtje sturen. Daarmee leg je de basis voor vertrouwen
gj – ook als er een nieuwe zwangerschap volgt.
‘Wij móeten er zijn, dat hoort bij ons vak’
Er is een neiging om na verlies automatisch over te stappen op tweedelijnszorg, dat is begrijpelijk, maar niet altijd terecht. Verwijs bij een volgende zwangerschap dus niet automatisch naar het ziekenhuis’, adviseert ze. ‘De eerste lijn heeft zóveel te bieden, juist aan ouders die een kind verloren hebben: kleinschaligheid, nabijheid en vertrouwen.’
g
De totstandko ge verlo
maar de impa kun wel voor hen z werk.’ Verlosk maar eens, ‘We opgel te luisteren. W t handelen. D
De totstandkoming van de handreiking heeft Magdeleen gesterkt in haar overtuiging: verlieszorg hoort bij verloskunde. ‘Babysterfte is zeldzaam, maar de impact is levenslang. Als je ouders goed begeleidt, kun je hun pijn niet wegnemen, maar er wel voor hen zijn. En dat is ontzettend waardevol werk.’ Verloskundigen zijn, benadrukt ze nog maar eens, bij uitstek geschikt voor deze taak. ‘We zijn opgeleid om nabij te zijn, af te stemmen, te luisteren. Wees dus niet bang. Wees aanwezig. Durf excuses te maken als er ontevredenheid is over je handelen. Daarmee maak je verbinding mogelijk.
En dat is wat
En dat is wat ouders zich blijven herinneren.’
De handreikin helpen Magd hem vooral do maken hebbe het t zeker: in d zo
De handreiking kan verloskundigen hierbij helpen. Magdeleen adviseert collega’s dan ook om hem vooral door te lezen, ook als ze nog niet te maken hebben gehad met babysterfte. ‘Ik weet het zeker: in de basis heb je het in je om deze belangrijke zorg te leveren – anders was je geen verloskundige geworden.’
Reactie op het boek ‘Ei foetus baby’ van Trudy Dehue
Auteur: Anna SeijmonsbergenSchermers (universitair docent Amsterdam UMC, opinieartikel op persoonlijke titel)
Trudy Dehue’s boek ‘Ei foetus baby’ biedt een scherpe blik op de geschiedenis van zwangerschap en laat overtuigend zien hoe vrouwen eeuwenlang zijn geconfronteerd met een gebrek aan rechten, autonomie en goede zorg. Hoewel het boek waardevolle inzichten geeft, slaagt het er naar mijn mening niet in de discussie over abortus verder te brengen. De ondertitel, ‘Een nieuwe geschiedenis van zwangerschap’, suggereert een historische analyse, maar het boek lijkt vooral bedoeld om kritiek te leveren op de pro-life-beweging en om de abortuspil te promoten. Door te vervallen in karikaturen en polarisatie blokkeert Dehue juist de constructieve dialoog die dit complexe thema in mijn ogen nodig heeft.
Framing
Dehue zet de pro-life-beweging neer als ‘pro-dwang-activisten’ en verwijt hen een ideologie die rechtstreeks voortkomt uit Katholieke dogma’s uit het verleden. Deze framing doet geen recht aan de
diversiteit binnen de pro-life-beweging en miskent dat veel mensen, ook buiten religieuze kringen, ongeboren leven zien als beschermwaardig.
Het abortusdebat gaat niet simpelweg over vóór of tegen zijn, maar over het spanningsveld tussen de autonomie van de vrouw en de beschermwaardigheid van ongeboren leven. Waar Dehue als pro-choiceaanhanger de nadruk legt op vrouwenrechten, richten pro-life-aanhangers zich vooral op het belang van het ongeboren leven. Juist over deze twee waarden zou het gesprek moeten gaan. Beide perspectieven zijn legitiem en verdienen erkenning, ook al zal niet iedereen ze op dezelfde manier wegen.
Ook haar pleidooi voor het normaliseren van de abortuspil is, in mijn ogen, eenzijdig. Ze pleit voor het laagdrempelig gebruik ervan zonder tussenkomst van een arts en belicht daarbij vooral de voordelen. Mogelijke nadelen en ethische vragen blijven onderbelicht.
Juist in een gesprek dat zo beladen is, is wederzijds respect cruciaal. Pro-life en pro-choice zijn geen monolithische blokken; binnen beide groepen bestaan uiteenlopende visies. Het abortusdebat vraagt om erkenning van zowel de autonomie van de vrouw als de beschermwaardigheid van ongeboren leven, en om een dialoog waarin begrip voor beide waarden centraal staat. Laten we daarom het gesprek heropenen en dé fundamentele vragen durven stellen: vanaf wanneer is het leven beschermwaardig en hoe verhoudt dat zich tot de autonomie van de vrouw? Dat is het kruispunt waar wederzijds begrip kan groeien. Hoe relevant ‘Ei foetus baby’ op sommige punten ook is, het draagt in mijn ogen niet bij aan die noodzakelijke dialoog. Het versterkt eerder de loopgravenoorlog dan dat het bruggen bouwt. Een gemiste kans.
Het populaire magazine Gezond Groeien is volledig vernieuwd. Naast ervaringsverhalen van zwangeren en verloskundigen vind je praktische informatie over voeding voor zwangeren en ouders met kinderen tot 1 jaar. Inclusief lekkere en gezonde recepten. Handig om uit te delen tijdens een consult!
Voor verloskundigen en gynaecologen gratis te bestellen in onze webshop. Scan de QR-code.
ABN AMRO Verzekeringen
Beroepsaansprakelijkheid
Bedrijfsaansprakelijkheid
Rechtsbijstand
Verlostas
Bedrijfsschade WEGAM
Waarom MBV?
Onafhankelijk advies
Transparante beloning Breed aanbod verzekeraars
Vast aanspreekpunt
Alles onder één dak
Samen met ABN AMRO hebben wij de verloskundigenpolis ontwikkeld. Dit is een modulair verzekeringspakket speciaal voor verloskundigen. U kiest zelf welke dekkingen u hiervan wilt afsluiten. Natuurlijk kan MBV u hierover adviseren.
t 033 456 51 47 info@mbv-fa.nl
De perinatale audit is niet meer uit het verloskundige landschap weg te denken. De multidisciplinaire evaluatie van diverse casuïstiek heeft in de afgelopen vijftien jaar een belangrijke bijdrage geleverd aan het identificeren van verbeterpunten in de verloskundige zorg en het stimuleren van lokale actie hierop. Daarmee heeft onze zorg een mooie verbeterslag gemaakt en zijn zaken als SBARR en ‘speak up’ nu volledig ingeburgerd. Het is daarom een mooi moment om de perinatale audit naar een volgend niveau te tillen en de scope van preventie van calamiteiten te verbreden. In deze reactie willen we een oproep doen tot een evaluatie van de perinatale audit casuïstiek die voorbij de daadwerkelijke calamiteit (in dit geval de uterusruptuur) reikt. Daarnaast stellen we voor om tijdens de perinatale audit-bijeenkomsten de vraag toe te voegen ‘Wat had er juist minder kunnen worden gedaan?’. Als reflectie op mogelijke overbehandeling.
In de perinatale audit ligt de nadruk veelal op wat er te weinig is gedaan. Hierdoor zijn de aanbevelingen voor verbetering van de zorg vaak eenzijdig en beperkt. Een mooie aanvulling zou zijn om te evalueren wat er mogelijk te veel is gedaan, namelijk de medische interventies die hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst en of deze – al dan niet medisch gezien – echt noodzakelijk waren. Dat wordt verder toegelicht aan de hand van de eerder gepubliceerde fictieve casus betreffende een uterusruptuur. Die werd gepubliceerd onder de titel
‘Wat komt er uit de PAN’ over het thema ‘Uterusruptuur’, gepubliceerd in editie 24/1 van NTOG en editie 2024-1 van De Verloskundige.
De fictieve casus betreft een barende (G3P2) met een sectio in de anamnese. De baring werd ingeleid bij 40+3 en na AROM volgden bijstimulatie met oxytocine en epidurale analgesie. Vanwege een abnormaal CTG werd besloten tot een vacuümextractie, die niet succesvol bleek, waarna een spoedsectio werd uitgevoerd. Hierbij werd een uterusruptuur vastgesteld.
Tijdens de auditbespreking werden op basis van deze casus drie verbeterpunten gedocumenteerd (zie Tekstbox 1). Daarnaast werden overstijgende aanbevelingen geformuleerd op basis van een analyse van 114 casussen met een uterusruptuur (zie Tekstbox 2).
Voorkomen van uterusrupturen
De gedocumenteerde verbeterpunten richten zich op aspecten van documentatie en communicatie. Dit zijn factoren die mogelijk hebben bijgedragen aan suboptimaal handelen in geval van een uterusruptuur.
‘Zonder litteken in de uterus had deze vrouw waarschijnlijk geen uterusruptuur gehad’
Tekstbox 1. Verbeterpunten bij casus:
1. Betere documentatie rondom keuze VBAC
2. Tolkentelefoon bij counseling
3. Betere overdracht rondom dienstwissel
Opmerkelijk is dat de casus andere, sterk geassocieerde risicofactoren bevat die niet in de verbeterpunten worden genoemd. Zo is een eerdere sectio caesarea de belangrijkste risicofactor voor een uterusruptuur1-3; zonder litteken in de uterus had deze vrouw waarschijnlijk geen uterusruptuur gehad. Daarnaast werden haar weeën opgewekt met oxytocine, een bekende risicofactor, vooral bij vrouwen met een sectio in de voorgeschiedenis. Oxytocinegebruik kan leiden tot hyperstimulatie, wat vaker voorkomt dan bij spontane weeën1, 3, 4 en waarbij het risico op uterusruptuur toeneemt bij hogere doseringen5. Bovendien kreeg de vrouw epidurale analgesie, wat de herkenning van pijnsignalen, die kunnen wijzen op een dreigende uterusruptuur, bemoeilijkt3, 6
Door uitsluitend te focussen op verbeterpunten na het optreden van een uterusruptuur – oftewel, wat méér gedaan had kunnen worden – blijft de aandacht voor mogelijk vermijdbare medische interventies achterwege. Had deze uterusruptuur wellicht voorkomen kunnen worden? Dat is een belangrijke vraag die in de perinatale audit thuishoort.
Blinde vlek
In deze casus missen essentiële vragen om naast tekortschietende zorg ook eventuele overbehandeling als risicofactor of zelfs oorzaak van de uterusruptuur te bespreken. Onderstaande vragen zouden in deze perinatale audit over uterusruptuur de reflectie op een hoger niveau getild hebben:
1. Wat was de reden voor het uitvoeren van een sectio bij een eerdere zwangerschap en had deze voorkomen kunnen worden?
2. Wat was de reden om de baring in te leiden en had deze inleiding voorkomen kunnen worden?
3. Hoe snel werd de oxytocine opgehoogd en had dit langzamer gekund?
4. Wat was de reden voor het inzetten van epidurale analgesie en zijn hierbij minder risicovolle alternatieven overwogen?
Ook de aanbevelingen uit de landelijke perinatale audit laten zien dat de oorzaken van een uterusruptuur geen onderwerp van gesprek zijn geweest (zie Tekstbox 2). Echter zou volgens de schrijvers de focus verbreed moeten worden naar het voorkomen van een uterusruptuur, omdat dit een veel constructievere benadering van verbetering biedt dan de huidige, eenzijdige focus op documentatie, communicatie en scholing rondom de behandeling van een uterusruptuur. Deze suboptimale factoren zijn zeker niet onbelangrijk, maar zouden niet nodig zijn als uterusrupturen voorkomen zouden worden.
Te weinig of te veel ingegrepen?
Deze bespreking van de perinatale audit maakt duidelijk dat het makkelijker is om te kijken naar wat mogelijk te weinig is gedaan, dan te reflecteren op interventies
Tekstbox 2.
De aanbevelingen uit de landelijke PAN betroffen vijf categorieën:
1. Organisatie van zorg
2. Scholing
3. Richtlijnen en protocollen
4. Documentatie
5. Communicatie
die hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst. Medische interventies zijn van cruciaal belang om perinatale en maternale morbiditeit en mortaliteit te voorkomen, maar ze hebben ook nadelen. Deze nadelen kunnen op hun beurt weer bijdragen aan perinatale en maternale morbiditeit en mortaliteit. Besprekingen van nadelige uitkomsten in de praktijk leiden vaak gemakkelijker tot het invoeren van meer protocollen of interventies. Een actueel voorbeeld hiervan is dat perinatale sterfte bij een vrouw boven 40 jaar in verschillende regio’s heeft geleid tot het invoeren van de maternale leeftijd als indicatie voor een inleiding. Er kleven echter aanzienlijke nadelen aan het gebruiken van individuele casus als aanleiding om meer interventies in te voeren. Ten eerste wordt voorbijgegaan aan de wetenschappelijke literatuur, die aantoont dat de kans op perinatale sterfte voor deze groep nog steeds zeer laag is en er aanzienlijke variatie bestaat binnen deze groep7. Daarnaast wordt onvoldoende gewogen wat de gevolgen zijn van een toename in het aantal interventies8
Veiligheid versus risico Ook cliënten/patiënten reflecteren gemakkelijker op wat te weinig is gedaan, dan op wat mogelijk te veel is gedaan. Wanneer een ernstige complicatie optreedt, is de eerste reactie vaak gericht op wat er gedaan had kunnen worden om dit te voorkomen. Het is echter veel moeilijker om te reflecteren op welke interventies beter achterwege hadden kunnen blijven. Het idee van veiligheid wordt doorgaans versterkt door het inzetten van meer interventies, terwijl minder of niet ingrijpen vaker als risicovol wordt ervaren.
Wanneer men ingrijpt, kan men achteraf zeggen: ‘We hebben er alles aan gedaan.’ Maar als men geen actie onderneemt, blijft altijd de vraag bestaan of de uitkomst anders zou zijn geweest wanneer er wel ingegrepen was. In dit opzicht heeft de zorgverlener een essentiële rol: het bieden van het juiste perspectief aan de zwangere vrouw en het versterken van haar vertrouwen, in plaats van beslissingen te laten leiden door de angst om tekort te schieten.
Conclusie
In deze reactie wordt opgeroepen tot het toevoegen van een reflectie op overbehandeling als vast onderdeel van de perinatale audit. We denken dat de perinatale audit een belangrijk platform zou moeten zijn voor het bespreekbaar maken van zowel de suboptimale factoren als ook de medische interventies die (mogelijk) hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomst. Door het verbreden van focus heeft de perinatale audit de potentie om meer ongunstige uitkomsten te voorkomen en verdergaande protocollering en onnodige medicalisering tegen te gaan. Het is van belang deze kans ten volle te benutten.
Samenvatting
De perinatale audit draagt positief bij aan het verbeteren van de zorg, echter ligt in de verbeterpunten vooral de nadruk op wat er te weinig is gedaan.Terwijl medische interventies die mogelijk hebben bijgedragen aan de ongunstige uitkomsten vaak niet worden besproken. Dit leidt tot een eenzijdige benadering van zorgverbetering. In de voorgelegde fictieve casus van de uterusruptuur richtten de verbeterpunten zich uitsluitend op suboptimale factoren na het ontstaan van de ruptuur, zoals communicatie en documentatie. In de perinatale audit zou naast deze factoren ook aandacht moeten zijn voor interventies die de ongunstige uitkomst mogelijk hebben veroorzaakt en worden gereflecteerd op de medische noodzakelijkheid van deze interventies. Zo kan de perinatale audit bijdragen aan het voorkomen van nadelige uitkomsten en tegelijkertijd het verminderen van verdergaande protocollering en onnodige medicalisering.
Auteurs
Dr. Anna. Seijmonsbergen-Schermers1, verloskundige en Prof. dr. Ank de Jonge1, verloskundige en onderzoeker Amsterdam UMC, UMCG en AVAG/ InHolland Dr. Nadine van der Lee, gynaecoloog Spaarne Gasthuis Haarlem
1. Amsterdam UMC locatie Vrije Universiteit Amsterdam, Verloskundige Wetenschap, De Boelelaan 1117, (1081 HV), Amsterdam. Verloskunde Academie Amsterdam Groningen, InHolland, Amsterdam. Amsterdam Public Health, Quality of Care, Amsterdam. Universiteit van Groningen, Universitair Medisch Centrum Groningen, Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde en Langdurige Zorg, Groningen.
De auteurs verklaren dat er geen sprake is van (financiële) belangenverstrengeling.
Contact
Anna Seijmonsbergen-Schermers a.seijmonsbergen@amsterdamumc.nl
Bronnen
1. Al-Zirqi I., Daltveit A.K., Forsen L., Stray-Pedersen B.& Vangen S. Risk factors for complete uterine rupture. Am J Obstet Gynecol. 2017;216(2):165.e1-.e8.
2. Sandall J., Tribe R.M., Avery L., Mola G., Visser G.H., et al. Short-term and long-term effects of caesarean section on the health of women and children. Lancet. 2018;392(10155):1349-57.
3. Zwart J.J., Richters J.M., Ory F., de Vries J.I., Bloemenkamp K.W.& van Roosmalen J. Uterine rupture in The Netherlands: a nationwide population-based cohort study. BJOG. 2009;116(8):1069-78; discussion 78-80.
4. Heuser C.C., Knight S., Esplin M.S., Eller A.G., Holmgren C.M., et al. Tachysystole in term labor: incidence, risk factors, outcomes, and effect on fetal heart tracings. Am J Obstet Gynecol. 2013;209(1):32.e1-6.
5. Cahill A.G., Waterman B.M., Stamilio D.M., Odibo A.O., Allsworth J.E., et al. Higher maximum doses of oxytocin are associated with an unacceptably high risk for uterine rupture in patients attempting vaginal birth after cesarean delivery. Am J Obstet Gynecol. 2008;199(1):32.e1-5.
6. Rottenstreich M., Rotem R., Hirsch A., Farkash R., Rottenstreich A., et al. Delayed diagnosis of intrapartum uterine rupture - maternal and neonatal consequences. J Matern Fetal Neonatal Med. 2021;34(5):708-13.
7. Goodarzi B., Seijmonsbergen-Schermers A., van Rijn M., Shah N., Franx A.& de Jonge A. Maternal characteristics as indications for routine induction of labor: A nationwide retrospective cohort study. Birth. 2022;49(3):569-81.
8. Seijmonsbergen-Schermers A.E., Peters L.L., Goodarzi B., Bekker M., Prins M., et al. Which level of risk justifies routine induction of labor for healthy women? Sex Reprod Healthc. 2019:100479.
Verloskundigen hebben één van de belangrijkste beroepen ter wereld. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Daarom moeten we binnen de verloskunde leiderschap tonen en onze kennis doorgeven. Dát benadrukte Chief MidwifeJacqueline Dunkley-Bent tijdens haar voordracht op 13 maart 2025 tijdens de KNOV-Tweedaagse.
Van een zwaan in het water zie je op het eerste gezicht alleen de bovenkant’, vertelt Jacqueline Dunkley-Bent. Als Chief Midwife van de International Confederation of Midwives (ICM) is zij sinds 2023 verantwoordelijk voor het behartigen van de belangen van verloskundigen wereldwijd, het verbeteren van de zichtbaarheid van het vak en het streven naar gelijkheid op gebied van zwangerschapservaringen en -resultaten. ‘Het beeld van een zwaan haalde ik aan tijdens mijn lezing. Dat deed ik omdat een zwaan boven de waterlijn heel gracieus is, en tegelijkertijd onder water als een gek kan trappelen. Op diezelfde manier bieden we als verloskundigen het beste aan de zwangeren, baby’s en families die we helpen, maar wat niemand ziet is dat we – onder de waterlijn – soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd kunnen zijn. Om goed te functioneren als verloskundige is het belangrijk dat die onzichtbare delen van jezelf worden ondersteund.’
Jacqueline benadrukte ook hoe belangrijk het is om er voor junior verloskundigen te zijn: ‘Goed mentorschap is essentieel om nieuwe verloskundigen in staat te stellen om krachtig en vol zelfvertrouwen te werken. Zij moeten gesteund worden om zich te ontwikkelen, misschien zelfs tot een nieuwe leider of manager, als ze dat willen. Op die manier zal wat we als verloskundigen doen, door de generaties heen golven. Vandaar de titel van mijn lezing: ‘Changing the course of history, the midwives contribution’. Het was fantastisch om mijn verhaal te kunnen vertellen aan honderden geweldige en inspirerende Nederlandse verloskundigen.’
‘Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig’
Vertegenwoordiger van verloskundige belangen
Jacqueline houdt van iedere rol die ze als verloskundige heeft gehad. ‘Mijn ervaring in de praktijk vormt de basis voor alles wat ik doe’, vertelt ze. ‘De laatste jaren als leidinggevende, maar eerder ook als praktiserend verloskundige, docent en professor. In 2019 werd ik de eerste Chief Midwifery Officer, oftewel het hoofd van verloskunde, in Engeland. Het creëren van de positie van Chief Midwifery Officer, en de bijbehorende onderliggende structuur van leidinggevende verloskundigen en onderzoekers, hielp om nationale verloskundige doelen te bereiken, zoals het terugdringen van mortaliteit en het stimuleren van de keuze om verloskundige te worden. Bij het vormgeven van mijn team koos ik onder andere specialisten op gebied van gelijkheid en verloskundigen die leidinggaven op een regionaal niveau. Ook vond ik het belangrijk om een hoofd onderzoek in mijn team te hebben, zodat het ministerie zag dat we niet alleen
‘Nederland mag trots zijn op de cijfers’
vertelden dat we evidence-based werken, maar dat ook daadwerkelijk déden. Toen vertegenwoordigde ik de belangen van verloskundigen in Engeland, nu doe ik dat eigenlijk wereldwijd. Als Chief Midwife bij ICM benadruk ik het belang van een goed toegeruste en opgeleide verloskundige beroepsgroep. Een van de zaken waar ik aan werk is het ontwikkelen van leiderschapscompetenties, leiderschapskaders en een leiderschapsacademie voor verloskundigen, om de verloskundige beroepsgroep te versterken.’
Een aantal zaken hielp Jacqueline in haar ontwikkeling als leider. ‘Ten eerste de overtuiging dat verloskunde een van de belangrijkste beroepen ter wereld is. Als wij als verloskundigen ons werk goed doen, verbeteren we de gezondheidsuitkomsten en -ervaringen voor deze en volgende generaties. Het idee dat wij zoveel positieve impact kunnen hebben is krachtig. Ik heb ook veel gekeken naar welke kenmerken sterke leiders hebben en ben nagegaan wat ik zelf kon doen om te verbeteren. Met de jaren heb ik geleerd dat ik als leider vooral groei en ontwikkel in tijden van grote uitdagingen. Zo was de coronapandemie voor mij een hele uitdagende tijd. Er was veel onzekerheid en angst en er waren overal schrijnende situaties. Maar ik leerde het te omarmen, om door te zetten en overeind te blijven als leider. In deze periode werkte ik ook in de klinische praktijk. Door zij aan zij te staan met de verloskundigen op de plekken waar de nood het hoogst was, leerde ik leidinggeven door de pijn heen. Dat was beter dan in een kantoor te zitten, denkend aan de problemen.’
‘Je kunt de beste zorg leveren en tegelijkertijd soms bang, ongelukkig of gedesillusioneerd zijn’
Observaties in Nederland Volgens Jacqueline oogst de verloskunde in Nederland wereldwijd jaloezie. ‘Met name de opzet met eerstelijnsverloskundigen is uniek, omdat zij vrouwen gedurende het hele traject bijstaan. Vrouwen in Nederland hebben veel geluk met deze werkwijze, omdat ze hierdoor een relatie met hun verloskundige kunnen opbouwen. Maar natuurlijk zie ik dat er ook in Nederland uitdagingen zijn. De caseloads zijn groot, er is veel administratie, het aantal thuisbevallingen is teruggelopen en het aantal keizersneden is toegenomen. Ik denk wel dat het goed is om deze dingen in perspectief te zien: het aantal keizersneden is van 15 naar 17% gegaan, maar in vergelijking met de rest van de wereld is die stijging bescheiden.’ Er zijn landen waar dat op 80% ligt, weet ze. ‘Maar natuurlijk is het heel belangrijk dat inleidingen of keizersneden alleen gebeuren als er een medische indicatie is. Daarom moet onderzocht worden waaróm deze percentages stijgen. Een ander belangrijk punt om aan te pakken is dat een groot aantal verloskundigen erover denkt om te stoppen, zoals bleek uit het onderzoek van Esther Feijen-de Jong1. Dit is het moment voor leidinggevenden om in actie te komen en er alles aan te doen om te zorgen dat praktiserende verloskundigen zich gehoord en begrepen voelen, zodat ze niet denken dat het verlaten van het vak hun enige optie is.’
Fundamentele waarden
Wat de Chief Midwife nog wil meegeven aan verloskundigen is wat haar moeder altijd tegen haar zei: doe je best, wees je beste zelf en doe altijd wat juist is.
‘Het is als verloskundige ontzettend belangrijk om te blijven reflecteren en te blijven leren’, legt ze uit.
‘Je kunt bijvoorbeeld een ervaren verloskundige zijn, maar op bepaalde momenten in je carrière toch angst voelen. Als je geen hulp daarin krijgt, kan die angst je praktijk beïnvloeden of hoe je met anderen omgaat.
Als je die angst herkent, zorg dan dat je de steun krijgt die je nodig hebt om die angst te verminderen. Zelfs senior verloskundigen kunnen het imposter syndrome krijgen. Dat beperkt hun mogelijkheden om zorg van hoge kwaliteit te leveren. Wees dus dapper genoeg om hulp te vragen, wees authentiek en werk vanuit je fundamentele waarden.’
heeft gewerkt als verpleegkundige en verloskundige, en bekleedde senior posities in de klinische praktijk, het onderwijs, leiderschap en management. In 2019 werd zij de eerste Chief Midwifery Officer, oftewel het hoofd van verloskunde, in Engeland. In 2023 werd zij de eerste Chief Midwife voor de International Confederation of Midwives (ICM), waarvan het hoofdkantoor in Den Haag zit.
Bron 1. research.rug.nl/en/publications/intentions-to-leave-andactual-turnover-of-community-midwives-in-
Zwangeren melden zich vaak pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn. Maar deze hadden in veel gevallen voorkomen kunnen worden volgens bedrijfsarts Monique van Beukering.
Monique van Beukering is uitvoerend bedrijfsarts bij Zorg van de Zaak, een bedrijfsgezondheidsnetwerk dat bestaat uit arbodiensten, interventiebedrijven en trainings- en adviesbureaus. Zij was projectleider van een groep die in 2007 voor de beroepsvereniging van bedrijfsartsen (NVAB) – met medewerking van de KNOV en een verloskundige –de eerste versie van de richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk1 realiseerde. Deze richtlijn is in 2018 herzien en in 2024 heeft de groep een aantal aanbevelingen geüpdatet. Monique is onderzoeker bij het Amsterdam UMC, waar ze in 2022 promoveerde op haar onderzoek ‘Healthy work in pregnancy’2
Onwetendheid
Veel zwangeren kunnen zonder problemen doorwerken tot aan hun verlof. Uiteraard afhankelijk van het type werk dat ze doen. Maar de belangrijkste conclusie uit het onderzoek van Monique is duidelijk: bij circa 50% van alle zwangeren worden afspraken uit de richtlijn niet nageleefd en wordt er vaak zelfs niet aan de eisen van de wet voldaan. Bij cliënten die zwanger zijn van
meerlingen ligt dit percentage nog eens 10% hoger. Dat komt voornamelijk door onwetendheid; zwangeren weten meestal niet waar ze recht op hebben. Een consequentie van de structuur waarin de gezondheidszorg in Nederland is ingericht. De meeste zwangeren komen in een vroeg stadium van hun zwangerschap alleen bij de verloskundige. Het is echter de bedrijfsarts die beschikt over specifieke kennis over het werk in relatie tot de zwangerschap. Deze beschikt over passende methodes om zwangeren te begeleiden. Cliënten melden zich echter pas bij de bedrijfsarts als er problemen zijn ontstaan en uitval dreigt. En dat had in veel gevallen voorkomen kunnen worden.
Allereerst is het goed om eens te kijken waar zwangeren in Nederland recht op hebben: niet te zwaar tillen, niet te lang staan of lopen en niet te veel bukken, hurken of knielen. Als het nodig is moet een zwangere werknemer tussendoor kunnen rusten, later kunnen beginnen of eerder naar huis gaan; tot 1/8 van de totale werktijd. Werkstress dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Nachtdiensten draaien na twaalf weken wordt in principe afgeraden, maar in overleg met de bedrijfsarts kan een zwangere hier eventueel mee doorgaan tot twintig weken zwangerschap. En veertig uur per week en negen uur per dag werken vormen de limiet. Om er maar een paar te noemen (zie kader Richtlijnen werk en
zwangerschap elders in dit artikel, red). ‘Kijk, als het een keer voorkomt dat een cliënt meer dan veertig uur werkt, is dat nog niet zo’n groot probleem’, aldus Monique. ‘Maar waar structureel grenzen worden overschreden, wordt de kans op een te vroeg of te klein geboren kind aanzienlijk groter. Evenals de kans op een hoge bloeddruk van de zwangere zelf en in uiterste gevallen zelfs de kans op een miskraam3.’ Daarom hebben werkgevers in Nederland een aantal verplichtingen. De eerste is om het dagelijks werk te analyseren op mogelijke risico’s voor de zwangerschap. Tweede verplichting is het geven van voorlichting aan de zwangere over haar persoonlijke werksituatie én hoe deze waar nodig kan worden aangepast. Tot slot dienen zij er zorg voor te dragen dat het werk op een veilige manier voor de zwangere wordt ingericht. Aan dat drieluik van verplichtingen wordt echter maar door 15 tot 18% van de werkgevers gehoor gegeven, blijkt uit onderzoek. ‘De werkgever draagt namelijk niet de last voor de zorgkosten, dat doet de zorgverzekeraar’, verklaart de bedrijfsarts. ‘En kosten voor ziekteverzuim ten gevolge van zwangerschap en bevalling worden gedragen door het UWV. Daarmee is de noodzaak voor werkgevers waarschijnlijk niet hoog genoeg en komen deze taken onvoldoende van de grond.’
Informatie voor cliënten op deverloskundige.nl
De KNOV heeft een informatieve website voor zwangeren die onlangs geheel is vernieuwd. Op deze website kunnen cliënten antwoorden vinden op veel voorkomende vragen. Zo wordt er uitgebreid ingegaan op risico’s van lichamelijke belasting, onregelmatige werktijden en stress. En de gevolgen van werken met schadelijke stoffen, infectieziekten of straling. Maar ook zaken als zwangerschapsdiscriminatie, borstvoeding en kolven worden belicht. Verwijs naar deverloskundige.nl.
‘Als je structureel grenzen overschrijdt, wordt de kans op een te vroeg geboren kind groter’
Advies
Volgens Monique ligt de oplossing in een snellere verwijzing naar de bedrijfsarts door eerstelijns verloskundigenpraktijken. ‘Alle mensen in loondienst hebben recht op een preventief gesprek met hun bedrijfsarts bij zwangerschap. Ook als er nog geen klachten zijn die tot mogelijk uitvallen van de werknemer kunnen leiden. Alle bedrijfsartsen in opleiding krijgen les aan de hand van de richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk. Zij beschikken verder over een stappenplan met de juiste begeleiding. Zo’n preventief spreekuur is vrijwillig, maar ook anoniem. Dus een werkgever weet niet dat een zwangere daar is geweest, mocht zij bijvoorbeeld bang zijn dat door gevolgen van een bezoekje carrièrekansen in het gedrang komen.’
Monique is overtuigd van de noodzaak om in de opleiding van verloskundigen en gynaecologen aandacht te besteden aan de mogelijke risico’s van werken in combinatie met zwangerschap. Toch is zij terughoudend over het geven van inhoudelijk advies door de verloskundige op het gebied van werk. ‘Het in kaart brengen van de werksituatie, eventuele risico’s voor zwangeren en zaken als ‘hoe ga je
1.Lichamelijke belasting:
- Maximaal 10 kg tillen. Vanaf week 20: maximaal 5 kg (week 20: 10x5 kg, week 30: 5x5 kg).
- Niet te lang staan en lopen, afwisselen met zitten. Na week 20: niet langer dan 3 uur per dag.
- Niet te veel bukken, hurken, knielen (inspannende houdingen).
2.Werktijden:
- Maximaal 40 uur per week, enmaximaal 9 uur per dag.
- Stop met nachtdiensten bij 12 weken zwangerschap. Dit geldt in ieder geval voor zwangeren met gezondheidsklachten, complicaties van de zwangerschap of andere belastende werkomstandigheden. Toch doorgaan met nachtdiensten tot 20 weken zwangerschap? Overleg dan eerst met een bedrijfsarts (raadpleeg cao van het bedrijf).
- Pauzemogelijkheid (om tussendoor te rusten) of later beginnen of eerder naar huis gaan (1/8e van de werktijd).
3.Werkstress zoveel mogelijk vermijden.
4.Lawaai: blootstelling minder dan 80 decibel.
5. Vermijd contact met infectieziekten, bijvoorbeeld bij volwassenen, kleine kinderen, maar ook zieke dieren of planten. En vermijd contact met giftige stoffen: er is een check benodigd of en hoe dit veilig kan.
Bovenstaande gegevens zijn van toepassing op gezonde zwangere vrouwen. Voor vrouwen met een chronische ziekte, of met problemen in de huidige of eerdere zwangerschap, gelden andere regels. Zij moeten hun werk in overleg met de bedrijfsarts soms extra aanpassen. Bij afwezigheid van een bedrijfsarts is de verloskundige of gynaecoloog het aanspreekpunt.
het gesprek aan met je leidinggevende hierover’ is echt een vak apart. Vaak ontstaat hieruit een maatwerkoplossing. Het gaat erom dat verloskundigen in een vroeg stadium van de zwangerschap kunnen signaleren en verwijzen naar de bedrijfsarts of een arbodienst.’
Bij ieder dienstverband in Nederland is de werkgever verplicht om een bedrijfsarts in te kunnen schakelen waar de zwangere terecht kan met vragen. Maar wat doe je dan als de cliënt als zzp’er werkt? Monique: ‘In dat geval vind ik dat je als verloskundige best mee kunt denken vanuit je expertise in zwangerschappen en risicofactoren. Neem dan de richtlijn1 als handvat. Tabel 2 in de richtlijn toont de werkgebonden risicofactoren en aanbevelingen en tabel 3 toont de persoonsgebonden risicofactoren en aanbevelingen. Het onderzoek ‘Healty work in pregnancy’2 is hier een aanvulling op.’
Bronnen
1. nvab-online.nl/kennisbank/zwangerschappostpartumperiode-en-werk/
2. dare.uva.nl/search?field1=keyword;value1=Beukering; docsPerPage=1;startDoc=1
3. Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational shift work and working hours during pregnancy on health outcomes: a systematic review and meta-analysis. Am J Obstet Gynecol. 2019;221(6):563-76.
Adane HA, Iles R, Boyle JA, Gelaw A, Collie A. Maternal Occupational Risk Factors and Preterm Birth: A Systematic Review and Meta-Analysis. Public Health Rev. 2023 Oct 23;44:1606085. doi: 10.3389/phrs.2023.1606085. PMID: 37937117; PMCID: PMC10625911.
Cai C, Vandermeer B, Khurana R, Nerenberg K, Featherstone R, Sebastianski M, et al. The impact of occupational activities during pregnancy on pregnancy outcomes: a systematic review and metaanalysis. Am J Obstet Gynecol. 2020;222(3):224-38.
Vrijkotte T, Brand T, Bonsel G. First trimester employment, working conditions and preterm birth: a prospective populationbased cohort study. Occup Environ Med. 2021 Feb 24:oemed-2020-107072.
Vrijkotte TG van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions and birthweight: a prospective cohort study. Am J Public Health. 2009 Aug;99(8):1409-16. doi: 10.2105/AJPH.2008.138412.
Croteau A. Occupational lifting and adverse pregnancy outcome: a systematic review and meta-analysis. Occup Environ Med. 2020;77(7):496-505. doi:10.1136/oemed-2019-106334.
Vrijkotte TG, van der Wal MF, van Eijsden M, Bonsel GJ. First-trimester working conditions
Je ziet ze vast weleens voorbijkomen: oproepen om bijvoorbeeld deel te nemen aan een werkgroep voor de ontwikkeling van een kwaliteitsdocument. Of om commentaar te geven op een conceptrichtlijn. Dat vraagt de KNOV je niet zomaar: richtlijnen en andere kwaliteitsdocumenten moeten aansluiten bij de behoeften van verloskundigen, de nieuwste inzichten en de actuele vraagstukken uit het dynamische werkveld. Zo ontwikkelen we samen praktische handvatten om de kwaliteit van de verloskundige zorg hoog te houden. Dit jaar werd en wordt gezamenlijk gewerkt aan de volgende kwaliteitsdocumenten, waarbij de KNOV penvoerder is:
In ontwikkeling
Standpunt Intermitterende auscultatie
Standpunt Baringshoudingen
Handreiking Indicaties vitaliteitsecho
MDR Anemie en zwangerschap
MDR Hemorrhagia postpartum (HPP) in de eerste lijn
MDR Prenatale verloskundige begeleiding
MDR Postnatale begeleiding
MDR Uitwendige versie in de eerste lijn
Afgerond
Februari 2025: Handreiking
Begeleiding bij babysterfte
December 2024: Standpunt
Preventie vroeggeboorte
December 2024: MDR Screening en preventie foetale Groeirestrictie
Oktober 2024: Handreiking
Echografie bij plaatsing en nacontrole IUD
Oktober 2024: Herziening MDR
Hypertensie aandoeningen
Juli 2024: Handreiking Omgaan met baringspijn
De kwaliteitsdocumenten zijn mogelijk gemaakt door kwaliteitsgelden van ZonMw.
Ben je op zoek naar specifieke kwaliteitsdocumenten?
Scan de code voor een volledig overzicht op de KNOV-website.
Wil je zelf ook bijdragen aan de ontwikkeling van richtlijnen en kwaliteitsdocumenten?
Bekijk dan de actuele oproepen door deze code te scannen.
Geen voorraad, geen risico. Maak in 2 stappen een actiecode aan en verdien commissie. AFFILIATE
Geef je cliënt slechts één keer advies en ontvang commissie op iedere volgende aankoop.
Koop de producten zelf in en profiteer van exclusieve kortingen en maximale marges. INKOPEN
Maak een professional account aan en kies jouw verdienmodel:
Vitakruid.nl/knov
WaterWipes® bevatten slechts 2 ingrediënten: 99,9% water en een druppel fruit extract. WaterWipes® zijn de meest aanbevolen babydoekjes door kraamverzorgenden in Nederland* en helpen om de gevoelige huid te beschermen.