178. “Dat was fijn hé Merel?” “Wat, Mus?” “Wel, dat praatje met die andere merel en mus!” “Ja, Mus.” “Zeg, Merel, kunnen we volgende keer eens tot bij de regenboog vliegen, denk je?” “Ik weet niet of dat zal lukken, Mus.” “Is het ver denk je Merel?” “Ja, Mus, erg ver.” “Oei, we zullen moe worden! En honger en dorst hebben!” “Ja Mus, we zullen op tijd rusten! En een lunchpakket meenemen!”