De eerstelijns 2011 nr 3

Page 1

Jaargang 3 • editie 3 • april 2011

De Eerstelijns Magazine voor de samenwerkende zorgverlener

Eerstelijnsdiagnostiek: De sleutel naar zinnige en zuinige zorg •

Eerste stap in evaluatie integrale bekostiging •

10 ja a r ! er e ki jk E en he ld ku nd e op ve rl os

erking samenw unde en verlosk org kraamz op it e o l b

Stappenplan naar zelfmanagement chronisch zieken

Fysiotherapeut Rob Nolet kent het leed van beroepsmusici


heidslaperig Snurkt u? Voelt u zich slaperig Snurkt u? Voelt u zich slaperig overdag? vermoeidoverdag? overdag? g? Obstructieve ofofvermoeid Slaapapneusyndroom

Obstructieve Slaapapneusyndroom

Misschien u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom lijdtlijdt u aan het Obstructieve Slaapapneusyndroom oom Misschien

Herken het op tijd in de praktijk!

apapneusyndroom symptomen leiden... Slaapapneusyndroom Het Obstructieve Het Obstructieve Slaapapneusyndroom Heeft uw tot patient lastvolgende van snurken, slaperigheid of vermoeidheid overdag? kan de symptomen leiden... kan tot de volgende symptomen leiden... Is er sprake van onderstaande volgende symptomen: Overdag

n

Overdag

‘s Nachts Ochtendhoofdpijn

Overdag

‘s Nachts Luid snurken

Luid snurken Zich slaperig endhoofdpijn voelen Partner merkt Partner pauzes in de merkt pauzes in de ademhaling Zich slaperig ademhaling Verminderd voelen concentratieHappen vermogen naar lucht Happen Verminderd naar lucht concentratiePrikkelbaar vermogen zijn Onrustig

Overdag

Ochtendhoofdpijn

Ochtendhoofdpijn Zich slaperig voelen Zich slaperig

voelen

Verminderd concentratieVerminderd vermogen concentratie-

vermogen

Prikkelbaar zijn

slapen

Onrustig Prikkelbaar slapen Indommelen tijdens Regelmatig routineactiviteiten zijn toiletbezoek

Regelmatig toiletbezoek

Prikkelbaar zijn

Indommelen tijdens routineactiviteiten

Indommelen tijdens routineactiviteiten

mmelen tijdens behandeld blijft, ...en wanneer dit onbehandeld blijft, ineactiviteiten p: verhoogt het risico op: ...en wanneer dit onbehandeld blijft, Wanneer het OSAS onbehandeld blijft, verhoogt het het risico op een Hoge bloeddruk Beroerte Hoge bloeddruk beroerte, op: een hoge bloeddruk, hartritmestoornissen & type 2-diabetes verhoogt het risico Type 2-diabetes Hartritmestoornissen

Beroerte

Type 2-diabetes

Bespreek hetHoge tijdig bloeddruk met uw patiënt!

w arts Praat Hartritmestoornissen erover met uw artsType 2-diabetes

Praat erover met uw arts © 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be

* OCT 2009

2/11/09 15:58:05 12062_RIP_OSA_A2Poster_Flemish_v4.indd 1

© 2009 Philips Electronics N.V. All rights are reserved. RIT.EDU.005.Be

2/11/09 15:58:05

* OCT 2009


Redactioneel

Velen willen innoveren, weinigen willen veranderen Gewoontedieren zijn we en gelukkig maar, want dat geeft rust in het dagelijkse leven. Veranderen doen we alleen als het echt moet. Dat kan gaan over onze leefstijl, maar ook over de manier waarop wij de zorg inrichten. Komt een vrouw bij de dokter en zegt: “Mijn knieën doen zo zeer”. De dokter observeert haar en denkt: “25 kg afvallen, lijkt mij haalbaar”. Grote kans dat zij met nieuwe knieën de zorg verlaat. Begeleiden voor afvallen is ingewikkeld en oncomfortabel, dus dan maar een dure oplossing. Hetzelfde geldt voor de manier waarop wij de zorg inrichten. Komt een eerstelijns lobbyist bij een zorgverzekeraar en vraagt: “Hoe gaat het met jullie inkoop van het Stoppen met Roken zorgprogramma?” Zegt de zorgverzekeraar: “Duur spul, dat Champix”. Ik denk: “Het gaat toch om het aantal stoppers?” Grote kans dat we in ons gezondheidssysteem ons richten op de prijs en niet op de outcome. De prijs van pillen stuurt, maar niet het resultaat … Innoveren willen we allemaal, maar ons professioneel gedrag aanpassen bij deze zorginnovaties: dat is andere koek. De zorg staat wel voor die uitdaging. Zelfmanagement is daarbij het nieuwe toverwoord en de eerste ervaringen van Cohesie en Vilans worden in dit nummer beschreven. Mooi en nog veel te doen! Ook gaan we in op diagnostiek in de eerste lijn. Plexus rapporteert een haalbare besparing van 0,8 miljard. Ook deze innovatie vraagt om ander gedrag. Het motto is niet bezuinigen op eerstelijnsdiagnostiek, maar besparen door eerstelijnsdiagnostiek. Dit is een forse innovatie en de zelfstandige laboratoria laten zien dat het kan. De eerste bevindingen van de Evaluatiecommissie integrale bekostiging tonen aan dat het meten van veranderingen in een veranderende omgeving een moeilijke opgave is. Tegelijk leest u een mini-artikel over BTW op het koptarief. Wellicht dat door de eerstelijnssector zelf geïnitieerde regionale datacentra de gewenste en noodzakelijke transparantie op kunnen leveren. Ook dat staat duidelijk beschreven.

Wilt u reageren? Stuur een email naar kliphuis@lvg.org

Leo Kliphuis MPH is directeur van de Landelijke

In dit nummer een mooi kijkje in de keuken van de verloskunde. Innovator pur sang, Frans Annot van STBN, pleit voor een koppeling tussen de verloskunde en kraamzorg, vergelijkbaar met Buurtzorg. Deze kleinschalige manier van werken vergt een gedragsverandering bij de kraamzorgorganisaties. Het resultaat is wel dat we aansluiten bij de wensen van de klant.

Vereniging Georganiseerde eerste lijn en is lid van de redactieraad van de De Eerstelijns.

De Eerstelijns wil in ieder geval ondersteunen bij innovatie en veranderen. Door interessante nieuwe en vooral praktisch werkzame ideeën en mensen aan het woord te laten. Bent u zo’n innovator en heeft u mooie concepten en liefst resultaten, dan horen we graag van u. Veel leesplezier. • .

3

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011



In dit nummer

Redactioneel 03

06

PATIËNT AAN ZET Tien Stappenplan naar zelfmanagement 06

Hoe veilig is uw praktijk?

op vele manieren:

nooit

zelden

af en toe

ZonMw Op één lijn Versterken van organisatie dicht bij huis 14

14

Bewustzijn en inzet doen of laten de Ik ben mij bewust hoe door mijn kan komen. veiligheid van de patiënt in het geding te verkleinen en/of te Ik onderneem actie om dit risico voorkomen. Bereikbaarheid goed bereikbaar. Voor spoedgevallen is de praktijk

www.zorgvoorveilig.nl

Werken aan patiëntveiligheid kan

bijna altijd

Hoe veilig is de praktijk en hoe veilig is mijn handelen?

altijd

Bij dit nummer EERSTELIJNS DIAGNOSTIEK Actuele positionering in eerste lijn 08 In De Eerstelijns zit de checklist ‘Hoe veilig is de INDICATOREN praktijk en hoe veilig is Transparantie in ketenzorg mijn handelen?’ via regionale datacentra 12

Multidisciplinair werken in achterstandswijken 16

doen en laten de veiligheid van 1. Bewust zijn hoe door uw eigen de patiënt in het geding kan komen.

Patiëntenzorg richtlijnen en Diagnostiek verloopt volgens de standaarden. De hygiëne in de praktijk is op orde. ssionals, waarbij de Ik stem af met andere zorgprofe zijn. verantwoordelijkheden duidelijk informatie mee Bij overdracht gaat alle relevante hoort bij de patiënt Ik weet zeker dat het patiëntdossier spreek. waar ik mee ssier. patiëntdo Ik zorg voor een actueel n kan probleme Ik realiseer me dat de patiënt thuis van voorschriften hebben met het zelfstandig uitvoeren en adviezen. , materialen en Ik werk hygiënisch en de ruimte(s)

10 JAAR STBN Experiment met nieuw samenwerkingsmodel 17

uw beroepsgroep kennen. 2. De belangrijkste risico’s voor en en standaarden van uw richtlijn de volgens werken 3. Veilig en in het samenwerkings eigen beroepsgroep en de afsprak verband en/of de zorgketen.

21

Lachgas/zuurstof mengsel voor pijnbeheersing bij bevalling 21

melden, analyseren, bespreken, 4. Leren van incidenten: veilig beeld binnen de eigen praktijk, verbeteracties uitvoeren. Bijvoor of toetsgroep. overleg l binnen lokaal/regionaa 5. In gesprek gaan met patiënte incidenten en calamiteiten.

n naar aanleiding van klachten,

lopende inhoudelijke thema’s, 6. Als gespreksonderwerp van sprekingen, (home)teambijeenkomsten, werkbe oepen en dergelijke. patiëntenbesprekingen, toetsgr

instrumenten zijn schoon. Leren van incidenten en andermans Ik vind het belangrijk om van eigen incidenten te leren. calamiteiten In onze praktijk zijn incidenten en

SLIMMER ORGANISEREN Waar beginnen met zorg online? 23 bespreekbaar. bij het afgesproken Ik meld mijn eigen (bijna)incidenten meldpunt. g van incidenten Ik voer verbeteracties naar aanleidin uit. Kwaliteitsbeleid van patiëntveiligheid Ik zie het belang van verankering dergelijke. in werkplannen, handboeken en van patiëntveiligheid Ik zie het belang van verankering ing. middels praktijkaccreditering of certificer (zelf aan te Ook belangrijk voor patientveiligheid vullen).

INTEGRALE BEKOSTIGING Dinny de Bakker: ‘We hebben nog veel vragen’ 24

d als onderdeel van het 7. Aan de slag met patiëntveilighei verband met kwaliteitsbeleid. Bijvoorbeeld in ring. certifice of praktijkaccreditering

27

BEKKENFYSIOTHERAPEUT Onbekend specialisme in eerste lijn 27 om na te gaan U kunt de checklist gebruiken voor in hoeverre u zelf aandacht hebt patiëntveiligheid.

ligheidsprogramma ende eerste lijn. samenwerk “Zorg voor Veilig” is het patiëntvei georganiseerde en 15 maart 2010 van delijn. ramma gheidsprog eerste patiëntveili rkende veilig” is het en samenwe “Zorg eerde de georganis van voor

BIJZONDERE ZORGVERLENER Fysiotherapeut Rob Nolet: soms meer coach dan behandelaar 28 Ozis-ketenzorg succesvol geïmplementeerd 32

32

De keuze van een keteninformatiesysteem bij RCH 34

COLUMN JAN ERIK DE WILDT Zonne-energie en eerstelijnszorg 37

JAN VAN ES INSTITUUT Op zoek naar bewijs voor ‘passende’ praktijkorganisatie 38

38

OPINIE Tijd voor fundamentele discussie over huisartsenbekostiging 40 PRISMA ‘Ik ben de smoezen voorbij’ 41

Huisartsenteam toont verbeteringen diabeteszorg aan 44

Cover:: Rob Nolet,

44

fysiotherapeut, zie pag.. 27. Foto: Isabel Nabuurs.

DE EERSTELIJNS AGENDA 46 5

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Tien Stappenplan van Vilans wijst de weg voor begeleiders

Ondersteun zelfmanagement PATIËNT AAN ZET

‘De patiënt kan zijn leven laten beheersen door een chronische aandoening. Maar het kan ook anders. Hoe kan de zorgprofessional hem daarbij helpen? Zelfmanagement lijkt het toverwoord, maar veel patiënten zijn nog lang geen goede zelfmanager. Er is gedragsverandering nodig bij de patiënt én in het zorgteam dat hem begeleidt,’ zegt Jeanny Engels. ‘Daarom heeft Vilans voor alle zorgprofessionals die chronisch zieken begeleiden een plan in tien stappen naar zelfmanagement ontwikkeld.’ maar twee van de 365 dagen per jaar contact met een professional te hebben, en alle overige dagen zelf verantwoordelijk te zijn voor keuzes die hun gezondheid beïnvloeden. Dat roept om begeleiding.’

Patiënten worden gestimuleerd om meer en meer eigen regie te voeren over hun gezondheid. Dat is goed voor de patiënt en goed voor de behandeling. Er zijn echter nog veel vragen en dilemma’s over de aanpak van zelfmanagement. Soms lijkt het erop dat iedere instelling en iedere professional op zijn eigen houtje goed bezig is, maar onvoldoende kennis neemt van ervaringen en onderzoeksresultaten van elders. Ook in de zorg bij patiënten met diabetes en COPD speelt zelfmanagement een grote rol. ‘Deze mensen moeten hun lot in handen kunnen nemen om te blijven participeren in de samenleving. Het gaat om meer dan medische zorg, om kwaliteit van leven. Dat ze beseffen

Plan met tien stappen Jeanny Engels, senior medewerker chronisch zieken bij Vilans, is pleitbezorger van zorg die tegemoet komt aan wat mensen nodig hebben. ‘Daarin past zelfmanagement, maar de zorgprofessional moet gaan begeleiden.’ Ze heeft samen met Simone Arkesteyn het boekje Ondersteun zelfmanagement van chronisch zieken gemaakt, met een tien stappenplan om in de praktijk ondersteuning in zelfmanagement te bieden. ‘We hebben dit op een structurele wijze met zeven veldpartijen, enkele experts en cliëntvertegenwoor­ digers bedacht en uitgewerkt. Het komt erop neer dat in een praktijk het team eerst de voorwaarden voor zelfmanagement benoemt, daarna een plan van aanpak opstelt, vervolgens tot uitvoer overgaat en dan natuurlijk de resultaten evalueert. Het zal dan direct duidelijk zijn dat de zorgverlener niet in z’n eentje zelfmanagement in het dagelijks leven van de patiënt kan inbedden. Het is een zaak van het hele team rondom een patiënt én van de patiënt.’

Ervaring bij zorggroep Cohesie Dorien Jacobs is praktijkverpleegkundige in het Gezondheidscentrum Withuis in Venlo. Het CVRM-programma wordt hier uitgevoerd onder regie van de zorggroep Cohesie. ‘Omdat gedragsverandering bij zowel de patiënt als de zorgverlener een belangrijk onderdeel is, hebben wij een proef gedaan met het Stappenplan. In twee bijeenkomsten hebben wij onze visie op zelfmanagement geformuleerd en de taken verdeeld naar de competenties die in het team aanwezig zijn. Voor zelfmanagement kiezen wij de POH als aanspreekpunt en centrale zorgverlener. Ik heb 50 patiënten op het spreekuur uitgenodigd en aan hen voorgesteld om met een individueel zorgplan te gaan werken. Hierin staat de patiënt centraal en het is voor alle zorgverleners in de keten duidelijk

Individueel zorgplan nodig Wat houden die tien stappen precies in? ‘In de voorbereiding moet je met jouw team weten wat je onder zelfmanagement verstaat,’ vervolgt Jeanny Engels. ‘Kijk naar de competenties in het team, maak onderling afspraken en verdeel de taken. Voor zelfmanagement is een individueel zorgplan met een centrale zorgverlener nodig en het team moet met patiënten

wat de route in zorgverlening is. Als de patiënt aangeeft nog niet toe te zijn aan stoppen met roken, hoeft hij daarover geen vragen meer te beantwoorden op een consult, ook niet bij een diëtist of fysiotherapeut. Met het Stappenplan is zorg op maat gecreëerd en is de eigen rol van de patiënt vastgelegd. Deze multidisciplinaire aanpak wordt door het hele team gedragen; een individuele zorgverlener had dit nooit kunnen bereiken.’

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

6


van chronisch zieken Een patiënt is voor­bereid en weet welke vragen hij kan stellen in een consult dat uitgaat van zelf­ management. (Beeld uit Ondersteun Zelf­management van chronisch zieken, het Stappenplan van Vilans.)

kiezen welke succesvolle methoden gebruikt gaan worden. Daarna komt het aan op de uitvoering. Het team moet de patiënt voorbereiden op een consult. Zodat hij weet welke vragen hij kan stellen en weet dat hij zijn wensen voor begeleiding kenbaar kan maken. Een arts zei tegen me: “Maak het groter, zelfmanagement moet de spreekkamer uit.” Dat is de spijker op z’n kop geslagen, zelfmanagement moet door het hele praktijkteam en de patiënt gedragen worden. Ondersteun de patiënt zodanig dat hij dit buiten de spreekkamer goed kan doen. Vervolgens moeten de afspraken met de patiënt voor iedereen helder zijn.’

voor de patiënt vaak een kwestie van uitproberen hoe iets uitpakt. Het team kan daarbij ondersteunen en controleren of de patiënt meer zelf kan en wil doen voor zijn aandoening, zelf meer het beheer wil voeren. Dat vraagt om een gedragsverandering. Zowel in het begeleidende team als bij de patiënt. Bij zelfmanagement is de patiënt zelf aan zet. Om hem hiernaartoe te begeleiden hebben we het Stappenplan opgesteld. In 2011 en 2012 wil Vilans een tiental praktijken aan de hand van dit Stappenplan ondersteunen bij het maken van een teamplan en evalueren welke resultaten dit oplevert.’ •

Gedragsverandering In de evaluatie weet de zorgverlener hoe de ondersteuning van zelfmanagement door de patiënt wordt ervaren en of bijstelling nodig is. Bij mensen met een chronische aandoening kunnen keuzes die ze maken de gezondheid en het leven meer beïnvloeden dan bij gezonde mensen. Wat zal ik eten, welke activiteiten onderneem ik vandaag, welke medicijnen neem ik, dat zijn vragen in relatie tot de kwaliteit van leven. Het is

Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Vilans-Lena van der Wal Meer weten over zelfmanagement? Een theoretische inkadering op basis van het Chronic Care Model en het realiseren van gedragsverandering is opgenomen in een bijlage van het Stappenplan. Het Stappenplan bevat veel tips en is te downloaden op www.vilans.nl/zelfmanagement

7

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Actuele positionering van diagnostiek in de eerste lijn

De sleutel naar zinnige en zuinige zorg EERSTELIJNS DIAGNOSTIEK

Het onderzoekbureau Plexus rapporteert een potentiële bezuiniging van een miljard euro op diagnostiek. Niet door de stuksprijs van het laboratorium­onderzoek te verlagen maar vooral door de diagnostiek strategisch te plaatsen in het behandelproces in de eerste lijn. Jan Erik de Wildt en Leo Kliphuis schetsen de achtergronden en pleiten voor het versterken van de zelfstandige eerstelijnsdiagnostiek. Eerstelijnsdiagnostiek staat volop in de belangstelling. Na jarenlang in de luwte van andere zorgontwikkelingen te hebben gestaan, zijn er nu enkele concrete redenen waarom eerstelijnsdiagnostiek de aandacht trekt. Ten eerste staat in de beleidsagenda “Zorg die werkt” van minister Edith Schippers letterlijk: “Ik streef ernaar meer diagnostiek te laten plaatsvinden in de eerste lijn of in onafhankelijke diagnostische centra dicht bij huis. Per saldo zal dit leiden tot minder diagnoses in de tweede lijn.” Ten tweede constateert Plexus in haar Business Case Eerstelijnsdiagnostiek ( januari 2011, www.plexus.nl) dat bijna een miljard kan worden bezuinigd door versterking van de eerstelijnsdiagnostiek. Ten derde voert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnostiek. Door de LVG zijn vraagstekens geplaatst bij de opzet en de uitvoering van het onderzoek. Dit onderzoek zal dit voorjaar worden opgeleverd.

De bekostiging is gebaseerd op de tijd dat lichaamsvloeistoffen met een pipetje werden opgezogen en één voor één werden onderzocht onder een microscoop. Nu worden ladingen monsters volautomatisch onderzocht en is de 99,99 % betrouwbare uitslag binnen een afzienbare periode digitaal beschikbaar.

De bekostiging van andere onderdelen, zoals functieonderzoek, voldoet ook niet. Er zijn geen proces- en uitkomstindicatoren waaraan functieonderzoek moet voldoen. Er is geen goede prestatiebeschrijving. Er is geen goed tarief voor een betrouwbaar onderzoek. Feitelijk kan functieonderzoek door iedereen worden uitgevoerd. Daarmee kan verkeerde diagnosticering plaatsvinden. Met als gevolg over- en onderbehandeling van patiënten, bijvoorbeeld bij longpatiënten die geen adequate spirometrie hebben gehad. De bekostiging is versnipperd over meerdere budgetten: bij ziekenhuizen, eerstelijnsdiagnostiek, huisartsen en verloskundigen en in aanvullende verzekeringen. Er is daardoor geen eenduidige bekostiging, terwijl partijen wel op elkaars zorgmarkt actief zijn. Dat leidt tot ongelijkheid tussen partijen en niet naleven van de Wet Marktwerking Gezondheidszorg (WMG).

Kosten en bekostiging Er komt steeds meer eerstelijnsdiagnostiek. Door de vergrijzing en meer chronisch zieken, door het beter naleven van zorgprogramma’s, door innovatie (telezorg), laagdrempelige oplossingen voor beeldvormende diagnostiek als decentrale echo’s of Mri door huisartsen. Soms uitermate zinvol, soms discutabel. Deze groei leidt tot steeds hogere kosten, al weet niemand om hoeveel geld het precies gaat. Naar schatting circa 800 miljoen euro in de eerstelijnsdiagnostiek en 2350 miljoen euro aan diagnostiek in tweedelijns DBC’s. De bekostiging is ook uitermate ingewikkeld en loopt in opzet enorm achter met de dagelijkse praktijk.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

Diagnostiek als positionering Eerstelijnsdiagnostiek wordt steeds marktgerichter ingezet. Dat proces loopt al enkele jaren. In Medisch Contact is in 2006 het artikel “Voor een prikje” verschenen (zie: www.csense.nl/publicaties/vooreenprikje), 8


oproepen tot een actief beleid heeft de NZa sinds haar oprichting in 2006 nog niet handhavend opgetreden in eerstelijnsdiagnostiek. Alleen in 2008 is aangegeven dat betalen van een zogenaamde kick back fee (betalen voor aanleveren van bloed aan een bepaald laboratorium door huisartsen of verloskundigen) niet toegestaan is. Maar ondanks overtredingen van dit verbod, is er nog niet opgetreden.

waar­in dit al werd aangekondigd. De strategische positionering komt tot uiting bij ziekenhuizen die onder de noemer “wie de diagnostiek heeft, heeft de patiënt” de adherentie veilig willen stellen. Er wordt dan ook flink geïnvesteerd in eerstelijnsdiagnostiek. Terwijl tegelijk door de hoge vergoeding extra inkomsten worden binnengehaald. Deze vergoeding is immers gebaseerd op medisch specialistische diagnostiek, maar wordt ook verkregen bij de eenvoudigere eerstelijnsdiagnostiek. Ook commerciële partijen zijn actief, waaronder een aantal postbusbedrijven die alleen de marge opstrijken, maar verder geen toegevoegde waarde hebben. Maar noch VWS, noch de NZa, noch de zorgverzekeraars zijn er echt geïnteresseerd in geraakt. Totdat nu duidelijk is geworden dat er een forse bezuiniging kan worden gerealiseerd.

Een ziekenhuis betaalt ruim tien maal de marktconforme huur aan een HOED als de huisartsen de diagnostiek bij het ziekenhuis betrekken. Een ander zieken­ huis met een hoog tarief voor bloedafname en een vergoeding voor een klinisch chemicus, betaalt aan huisartsen voor diagnostiek en drukt daarmee een eerstelijns diagnostisch centrum uit de markt.

Rol van NZa De NZa heeft door andere prioriteiten en beperkte capaciteit de afgelopen jaren nauwelijks aandacht besteed aan de eerstelijnsdiagnostiek. Niet onlogisch omdat het een kleine deelmarkt betreft, technisch lastig in elkaar zit en er samenhang is met de bekostiging van de ziekenhuiszorg. Er is ook niet gehandhaafd in de eerstelijnsdiagnostiek. Ondanks enkele casus en

Wel is de NZa in opdracht van VWS eind 2010 een kostenonderzoek naar eerstelijnsdiagnostiek gestart. Dit onderzoek beperkt zich tot de eerstelijnsaanbieders, de huisartsenlaboratoria en eerstelijns diagnosti9

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Niet bezuinigen OP eerstelijns­diagnostiek maar bezuinigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek vergroting, zoals die wel optreedt in het buitenland. De reden is het veel te grote aanbod dat zichzelf in stand houdt met een te hoge vergoeding op onderdelen en het opdrijven van volume. Optimalisatie van bedrijfsprocessen via robotisering en automatisering vindt weinig plaats, omdat hiervoor grote productie-eenheden nodig zijn. In de bekostiging zijn geen of onvoldoende prikkels aanwezig. Noch bij de aanbieders van diagnostiek, noch bij zorgverzekeraars, die door effecten van postrisico-verevening en andere prioriteiten bij de zorginkoop geen actief beleid hebben gevoerd. Op basis van dit onderzoek naar de kosten van diagnostiek, maar vooral van de daarmee gepaard gaande vervolgkosten, heeft Plexus berekend dat een bezuiniging van bijna een miljard euro mogelijk is.

sche centra. Hoewel het onderzoek nog wordt uitgevoerd, is de hoogte van de haalbare bezuiniging (€ 60 miljoen) al aangekondigd…. De LVG, die als formele vertegenwoordiger van de onafhankelijk eerstelijns diagnostische aanbieders optreedt, heeft meerdere malen principiële en juridische bezwaren geuit tegen de huidige onderzoeksopzet en wellicht daaruit voortvloeiende consequenties. Omdat het onderzoek andere aanbieders, met name ziekenhuizen, buiten beschouwing laat en zich ook niet richt op de aangetoonde marktverstoringen (prijsdumping, hindermacht en aanmerkelijke markmacht) en ongelijke marktverhoudingen (kruisfinanciering en opbouw van financiële reserves). De juridische status van het kostenonderzoek als onderlegger voor bestuurlijke besluitvorming door VWS, staat daarmee ter discussie.

In het onderzoek is ook aandacht besteed aan het ongelijke speelveld. Door kruisfinanciering kunnen ziekenhuizen eerstelijnsdiagnostiek goedkoper aanbieden. Bijvoorbeeld fundusonderzoek of spirometrie aan zorggroepen. Als tegenprestatie voor een lager tarief, moeten de patiënten dan wel naar het ziekenhuis worden verwezen voor bloedonderzoek en liefst behandeling via parallelle DBC’s. Terwijl huisart-

Plexus constateert versnippering Uit het onderzoek van Plexus blijkt dat Nederland een versnipperd aanbod van eerstelijnsdiagnostiek kent. Met eerstelijns diagnostische centra en huisartsenlaboratoria, ziekenhuizen, commerciële partijen en de zorgaanbieders zelf, huisartsen, verloskundigen en fysiotherapeuten. Er is nauwelijks sprake van schaal-

Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnostiek Het substitutiemodel voor eerstelijnsdiagnostiek in de business case van Plexus, waarin de besparingen tot uitdrukking komen.

Te verwachten financiële impact als gevol van versterking van de diagnostische functie in de eerstelijns

+

+ + +

Te verwachten impact door substitutie van diagnostiek naar de eerstelijns

Te verwachten impact doordat er minder ‘parallelle’ DBCs (interne doorverwijzing tussen specialismen) en het vervolg DBCs geopend worden

+

Minder initiële DBCs doordat het aantal doorverwijzingen naar de tweedelijn afneemt Kosten diagnostiek uit DBCs Kosten diagnostiek in de eerstelijn Prijsverschil diagnostiek tussen tweedelijn en eerstelijn

Minder parallelle DBCs

Minder vervolg DBCs Concentratie van radiodiagnostiek

Te verwachten impact van concentratie van diagnostische voorzieningen in de eerstelijn

+ Concentratie van laboratoria

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

10


sen onafhankelijk dienen te verwijzen op basis van kwaliteitscriteria, zonder “economische belangen”. Daarnaast mogen ziekenhuizen wel een financiële buffer opbouwen en eerstelijns diagnostische centra niet. Daarmee kan een ziekenhuis meer bedrijfsrisico’s nemen en zich voorbereiden op vrije prijzen. Zoals eerder aangegeven treedt de NZa niet op.

Zorginkoop

Koptarief = BTW Al geruime tijd is de discussie over de financiering van chronische zorg als diabetes, COPD en CVRM op basis van het koptarief of integrale bekostiging actueel. Wat is het onderscheid?

Aanbevelingen Plexus Op basis van haar onderzoek doet Plexus enkele aanbevelingen. Maak het eerstelijns diagnostisch budget 100% risicodragend voor de zorgverzekeraars. Dan komt de inkoopmarkt op gang en wordt de laagste prijs voor de beste kwaliteit geleverd. Er is een overcapaciteit dus de markt leent zich prima voor vrije prijzen. Eerstelijnsdiagnostiek door ziekenhuizen alleen laten plaatsvinden indien er een strikte organisatorische en financiële scheiding is met de intramurale diagnostiek, zodat er geen kruisfinanciering plaats kan vinden. Afbouw van de postrisicoverevening in de curatieve sector. Hierdoor zullen zorgverzekeraars actiever gaan “knijpen” in de tweedelijns DBC’s en zorgkosten in de tweede lijn, ten behoeve van de eerstelijnszorg.

Integrale bekostiging bestaat uit zorgkosten en daarmee gepaard gaande c.q. noodzakelijke organisatorische kosten om de zorg te coördineren, verantwoorden en declareren. De betaling van de deelnemende zorgaanbieders op basis van de beleidsregel integrale bekostiging diabetes, COPD of CVRM vindt plaats aan de hoofdcontractant door de zorgverzekeraars. Vanuit deze integrale vergoeding worden de betrokken zorgaanbieders betaald. De integrale bekostiging is rechtstreeks gekoppeld aan zorg van de verzekerde en wordt als zorgkosten aangemerkt. Het leeuwendeel zijn zorgkosten en die zijn vrijgesteld van BTW. Dit is de gangbare praktijk in het land en er zijn meerdere schriftelijke bewijzen van de belastingdienst dat dit zo uitgelegd en geaccepteerd word.

Hoe nu verder? Het ministerie van VWS is aan zet. Om de woorden van minister Schippers in haar beleidsbrief “Zorg die werkt” in de praktijk te brengen. Met de onderliggende rapporten en de bezuinigingen in het vooruitzicht, lijkt het aannemelijk dat VWS vol inzet op zelfstandige eerstelijnsdiagnostiek. Met als uitgangspunt: niet bezuinigen OP eerstelijnsdiagnostiek, maar bezuinigen DOOR eerstelijnsdiagnostiek! •

Het koptarief is een vergoeding die wordt gegeven door een verzekeraar voor de organisatiekosten om de zorg te coördineren, verantwoorden en declareren. Maar geen zorgkosten. De betaling van de organisatiekosten vindt plaats aan de hoofdcontractant. Het koptarief bestaat grotendeels uit organisatiekosten en die zijn belast met 19% BTW. •

Jan Erik de Wildt, MHA Commonsense BV, en Leo Kliphuis, directeur LVG/Cartoon: Thijs Wessels

Mr. Theo P.M. Bisschops, Finding Solutions BV Advies van de auteurs •

Eerstelijnsdiagnostiek is een strategisch

Theo Bisschops is fiscaal juridisch adviseur en directeur van de

instrument om substitutie van de tweede naar

zorggroepen BeRoEmD in Rosmalen.en RCH Midden-Brabant in

de eerste lijn te bewerkstelligen.

Tilburg.

Ontwikkel een eenduidige en eenvoudige

kostprijssystematiek voor alle diagnostiek.

Ontwikkel een gelijk speelveld voor alle

aanbieders conform de WMG.

Handhaaf de regels (NZa).

11

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Landelijke benchmark diabetes

Transparantie in ketenzorg via regionale datacentra INDICATOREN

Met de inrichting van het Platform Regionale Datacentra is een belangrijke stap gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg. Met als concreet resultaat in 2011 een landelijke benchmark diabetes. Maar wie nu denkt dat deze gegevens voor iedere toepassing – denk aan toezicht door de Inspectie of keuzemogelijkheid voor patiënten – geschikt zijn, heeft het volgens mij goed mis. om het initiatief voor het aanleveren van scores op indicatoren vanuit de sector zelf vorm te geven. In de verschillende regio’s is bij de datacentra al veel kennis en ervaring rond data-extractie, dataverwerking en data-analyse, en het berekenen van scores op indicatoren aanwezig. Dat geldt ook voor het ondersteunen van zorggroepen bij het maken van registratieprotocollen in het huisartsinformatiesysteem en het geven van registratie-instructies. Daarom is besloten de regionale datacentra in een platform samen te brengen. Het platform, onder leiding van het Jan van Es instituut, kreeg de opdracht om een landelijke benchmark te realiseren. Tellers en noemers Vertegenwoordigers van de regionale datacentra hebben inmiddels een aantal platformbijeenkomsten achter de rug. Zij hebben elkaars werkwijze besproken en afspraken gemaakt hoe ze in december 2011 een diabetesrapportage kunnen opleveren die betrouwbaar en vergelijkbaar is en kan worden samengevoegd tot één landelijke benchmark rapportage. Naast de wijze van data-extractie en het vaststellen van de populatie waarover wordt gerapporteerd, zijn de definities van de tellers en noemers uitgebreid onderwerp van discussie: telt een verwijzing naar de oogarts als ‘ja, funduscontrole uitgevoerd’ of telt alleen een van de WCIA codes? Moeten alle in de richtlijn genoemde testen voor voetonderzoek zijn aangevinkt om ‘ja’ te scoren op voetonderzoek of is één vinkje voldoende? Welke afkapwaardes worden gehanteerd? Valt een BMI van 10 in de categorie ‘goed’ of in de categorie ‘onbetrouwbare uitslag’?

Als een zorggroep een contract sluit met een zorgverzekeraar over diabetes, COPD of CVRM, dan hoort daar vanzelfsprekend een verantwoordingsrapportage in de vorm van scores op proces- en uitkomstindicatoren bij. De eerste keer zien de meeste zorggroepen dit als een verplichting aan een andere partij. Bij veel zorggroepen slaat dat gevoel al in het tweede jaar om, als de afspraken met alle betrokkenen rond zijn. Als de zorgprotocollen met iedereen zijn besproken en in werking zijn getreden, als kaderartsen en managers de tijd krijgen om naar de cijfers te kijken, krijgt de rapportage de functie van sturingsinformatie voor het eigen kwaliteitsbeleid. Er worden nieuwe en gedetailleerdere eisen gesteld aan de data. Daarnaast worden ze nieuwsgierig naar hun prestaties ten opzichte van andere zorggroepen en geven aanwijzingen voor verbetering. Zelf vormgeven Dus eigenlijk bood Zorgverzekeraars Nederland in mei 2010 een prachtig antwoord op deze nieuwsgierigheid met het verzoek om gezamenlijke uitvraag aan alle zorggroepen. Zo werd het verzoek niet ontvangen. Er waren te veel onzekerheden: wie heeft inzagerecht, krijgt een verre zorgverzekeraar die weigert aan mijn DBC te betalen straks wel mijn cijfers te zien? Worden mijn eerlijke cijfers straks een-op-een gelegd naast die van een zorggroep die de cijfers van slecht scorende praktijken weglaat? Of worden ze vergeleken met die van de zorggroep die maar van een paar praktijken cijfers heeft en deze vermenigvuldigt met het aantal deelnemende praktijken? Een aantal grotere zorggroepen en gezondheidscentra, gesteund door LHV en LVG, heeft daarom besloten de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

12


Verlagen medicatie Wat heeft een patiëntenorganisatie eraan te weten dat 72% van de diabetespatiënten van zorggroep A een goede glycemische instelling heeft als niet tevens bekend is welke inspanningen de zorggroep levert om die instelling te bereiken? Zit daar een enthousiaste praktijkondersteuner met motivational interviewing technieken de patiënt te bewegen tot gedragsverandering of geeft ze telefonisch de testuitslag door die een verhoogde waarde laat zien en maakt ze een recept aan voor de huisarts om de medicatie aan te passen? Medicatieaanpassingen zijn in dit verband wellicht een veel interessantere maat. Als ik diabetespatiënt was, zou ik kiezen voor de zorggroep met het hoogste percentage medicatieaanpassingen naar beneden, dus dosering verlaagd of zelfs gestopt. Kortom, het gaat om indicatoren die echt iets zeggen over de kwaliteit en de wijze waarop gegevens verzameld, bewerkt en gepresenteerd worden. Dat proberen de zorggroepen en gezondheidscentra vanuit het veld te realiseren om de transparantie te bieden aan meerdere stakeholders. De regionale datacentra kunnen daaraan een belangrijke bijdrage aan leveren. •

Inzagerecht Tot zover denk ik dat er belangrijke eerste stappen zijn gezet op weg naar transparantie in de ketenzorg. Maar daarmee hebben we nog niet één lijstje indicatoren waarmee alle gebruikersgroepen bediend worden, inclusief een goed geregeld inzagerecht. De Inspectie voor de Gezondheidszorg bijvoorbeeld wil inzage in de scores op de kwaliteitsindicatoren op praktijkniveau, omdat ze daarmee denkt zicht te krijgen op de kwaliteit van de geboden zorg. Ik kan de inspectie verzekeren dat het volstaat te weten dat een praktijk bij een zorggroep is aangesloten. De zorggroep doet namelijk het werk dat de inspectie denkt te moeten doen met de uitkomsten: praktijken bezoeken die slecht scoren en verbeterplannen maken. Een zorggroep kan het zich niet permitteren slecht scorende praktijken ongemoeid te laten. Die halen het gemiddelde van de zorggroep naar beneden en dat verzwakt de onderhandelingspositie met de zorgverzekeraar. De inspectie heeft heel andere informatie nodig om haar werk te doen. Wat te denken van de bereikbaarheid? Dat een praktijk de diabeteszorg via de zorggroep regelt, wil nog helemaal niet zeggen dat de diabetespatiënt een assistente aan de telefoon krijgt in plaats van een bandopname.

Marianne Meulepas, manager en senior onderzoeker bij regionaal datacentrum Meetpunt Kwaliteit in Eindhoven

s

reDitatie Voor het congres wordt accreditatie vraagd.

rmatie Voor praktische vragen kunt u terecht a Zoer Congresmanagement BV, elita@elitazoer.nl of 183354057. Heeft u inhoudelijke vragen, dan kunt tact opnemen met Marc Bruijnzeels, te bereiken mail m.bruijnzeels@jvei.nl. Meer informatie over het amma vindt u op www.de-eerstelijns.nl.

Het Eerstelijns Transparantie Congres op vrijdag 20 mei in het World Forum in Den Haag brengt

urs Naast sprekers is er ruime aandacht voor alle tijen die op de een of andere manier een bijdrage eren aan het transparantieproces in de eerstelijnsg. Zij presenteren zich op het beursplein en in nschalige sessies, waarin netwerken en lunchen ombineerd worden.

u in drie blokken presentaties en een beurs met kleinschalige sessies op de hoogte van de stand van zaken en biedt een visie op de toekomst. Sprekers zijn minister Edith Schippers, Anne van Popta, Marc Bruijnzeels, Gert Westert, Nicole Kien,

De eerstelijns

Niro Siriwardena, Guus Schrijvers en Aldien Poll. Dagvoorzitter is Maarten Klomp. Hoofdsponsors zijn AstraZeneca, SHO Medisch Diagnostisch Centrum en Novo Nordisk.

13

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Versterken organisatie zorg dicht bij huis

De lijn in het programma Op één lijn Versterking eerste lijn

De eerste lijn is volop in beweging. Dat blijkt wel uit de reacties op het ZonMw-programma Op één lijn. Dit programma is gericht op de organisatie van zorg dicht bij huis en ontving in 2010 maar liefst 383 projectideeën.

‘Overrompelend veel’, geeft programmasecretaris Annette Pietersen volmondig toe. ‘We hadden maar enkele tientallen projectideeën verwacht. De focus op bestuurlijke organisatie bleek soms nog een lastige opgave. Veel projectideeën betroffen verbetering van de zorginhoud. Echter: de focus van het programma is organisatorische versterking, gekoppeld aan een aantal belangrijke doelgroepen. Mogelijk was dat verwarrend voor de indieners. We hebben veel projectideeën moeten afwijzen. Heel vervelend, want het liefste wil je iedereen die zich inzet voor verbetering van zorg steunen. Het was ook een helse klus voor de commissieleden, hoe geef je honderden inzendingen de aandacht die ze verdienen? Uiteindelijk mochten ruim 80 ideeën worden uitgewerkt tot een volledig projectvoorstel. Daarvan krijgen er 44 een projectsubsidie’.

Herkansing ‘ZonMw hoopt nog inzicht te krijgen of de afgewezen projectideeën op de een of andere manier toch zijn uitgevoerd’, geeft Annette aan. ‘Misschien kunnen we iemand vinden die dat wil onderzoeken. Waarschijnlijk zijn er onder de uitgewerkte projecten die zijn afgevallen nog enkele die met enige aanpassingen alsnog in aanmerking kunnen komen voor een subsidie van ZonMw. We gaan daar nog naar kijken. In de tweede helft van 2011 komt er een nieuwe subsidieronde. Deze zal een smallere scope hebben, aangepast aan de beleidslijnen van VWS. De exacte datum van openstelling is nog niet bekend. Andere ideeën van de commissie om vernieuwing in de zorg dicht bij huis te stimuleren, worden verder uitgewerkt.’

Begeleidend onderzoek Het begeleidend onderzoek van Op één lijn krijgt “SMOEL”. SMOEL staat voor Samenwerking Monitor Op één Lijn. Voor de uitvoering zijn een aantal partijen verenigd in een consortium, namelijk: Nivel, Jan van Es Instituut/Juliuscentrum, Instituut Beleid en Management van

Verschillende disciplines Bij nagenoeg alle projecten is de huisarts betrokken. Dat geldt ook voor de fysiotherapie. ‘Maar je ziet ook dat andere beroepsgroepen als ergotherapeuten en verloskundigen goed vertegenwoordigd zijn’, constateert Annette Pietersen tevreden. ‘Het was voor ons

de Gezondheidszorg (iBMG), EIM en Research voor Beleid. Het gaat daarbij om procesevaluatie, casestudie en gegevens over samenwerking vanuit het perspectief van zorgverleners en patiënten. In een van de volgende nummers van De Eerstelijns wordt de werkwijze nader toegelicht.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

14


Programmasecretaris Annette Pietersen: ‘De focus van het programma

Bezuiniging

ligt op organisatorische versterking, gekoppeld aan een aantal belangrijke

Voor het programma Op één lijn was oorspronkelijk € 18,6

doelgroepen.’

miljoen gereserveerd. Ook VWS en ZonMw ontkomen echter niet aan bezuinigingen binnen de overheid. Het totaalbudget

maar de vraag of zij wel konden aanhaken bij de projecten. Dat is gelukkig het geval en daar zijn we erg blij mee. Dit zegt veel over de samenwerking in de eerste lijn. Een aantal nieuwere spelers is in opkomst, zoals de specialist ouderengeneeskunde en de gemeente. Erg tevreden is ZonMw ook over het aantal projecten waarbij zorgverzekeraars actief betrokken zijn, want voor borging van projectresultaten is steun van zorgverzekeraars hard nodig.’

van het programma is daarom verlaagd naar € 16,3 miljoen. Daarbij zijn programmalijn 1 en 2 die zich richten op de zorgpraktijk ontzien en wordt voornamelijk gesneden in programmalijn 3 (wetenschappelijk onderzoek).

Bij chronische ziekten gaat het met name om verdere versterking van organisatiestructuren in de zorgketen. Samenwerking met de tweede lijn is bij veel projecten een bijzonder aandachtspunt. De organisatiestructuur bij ouderenzorg is lastig vanwege de verschillende financieringsvormen. De samenwerking tussen huisarts, wijkverpleegkundige, poh-ouderenzorg, thuiszorg en specialist ouderengeeskunde heeft de aandacht, evenals de samenwerking met gemeenten en welzijn. Bij lokale samenwerking ligt de oriëntatie op samenhang op wijk- of dorpsniveau, bijvoorbeeld gericht op behoud van zorg in kleine woonkernen. Er zijn tien projecten gehonoreerd rond verbinding van preventie, welzijn en zorg. Deze zijn heel divers, maar altijd gaat het om terugdringing van gezondheidsrisico’s. De projecten betreffende Zorg rond zwangerschap en geboorte zetten de samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen centraal. Bij de focusprojecten wordt ingezoomd op een deelvraag bij organisatievorming dicht bij huis. Zoals verkenning van geschikte ICT-infrastructuur, cliëntenparticipatie, opschalen van back-offices, toepassing van workflowmanagement.

Zes subgroepen ZonMw heeft de gehonoreerde projecten ingedeeld in zes herkenbare subgroepen: • Chronische ziekten • Ouderen • Lokale samenwerking • Verbinden preventie, welzijn en zorg • Zorg rond zwangerschap en geboorte • Focusprojecten

Website Op www.zonmw.nl/ opeenlijn meer infor­matie over Op één Lijn. Met een uitgebreidere beschrijving van de thema’s en de samenvattingen van de gehonoreerde projecten.

Overeenkomst Kortom: het betreft een grote variatie in projecten met verschillen in omvang, insteek, participerende disciplines, begroting en doelgroep. Ze vormen een treffende illustratie van de verscheidenheid aan vragen in de zorg dicht bij huis. De overeenkomst is duidelijk: versterking van de eerste lijn, voor zorg dicht bij de burger van hoge kwaliteit . • Tekst: Gerda van Beek/Foto: Marijn van Zanten

15

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Recept voor Hulpverlening: onderzoek van studenten Executive Masterclass Eerstelijnsbestuurders

Multidisciplinair werken in achterstandswijken WETENSCHAP EN PRAKTIJK

In achterstandswijken worden huisartsenpraktijken geregeld geconfronteerd met sociaal maatschappelijke problematiek. De ROS 1ste Lijn Amsterdam deed daarom in deze wijken onder de titel Recept voor Hulpverlening een onderzoek naar de behoeften van patiënten aan huisartsenzorg. Het onderzoek is kwalitatief van aard en bestaat uit twee fasen. In de eerste fase zijn interviews gehouden met bewoners van achterstandswijken, in de tweede fase zijn de resultaten hiervan voorgelegd aan een groep huisartsen. De bewoners van achterstandswijken geven aan dat de vertrouwensband met de huisarts van groot belang is, evenals de bejegening en de beschikbare tijd in de spreekkamer. Men komt vaak in eerste instantie met somatische klachten en noemt de achterliggende sociaal maatschappelijke oorzaak pas na flink doorvragen.

Daarbij zou de huisarts zich bezig moeten houden met preventie en voorlichting over leefstijlfactoren.

Sociale kaart De bewoners kennen de weg niet naar de juiste sociale voorzieningen en zouden een ‘sociaal persoon’ in de huisartsenpraktijk willen die hen kan helpen, informeren, adviseren en begeleiden. Er moet goede samenwerking en terugkoppeling plaatsvinden tussen huisarts en maatschappelijk werk en van de huisarts wordt verwacht dat hij de sociale kaart in de wijk goed kent. Verder blijkt informatieverstrekking vanuit de huisartsenpraktijk erg belangrijk; in de vorm van gesprekken met de huisarts, folders maar ook groepsvoorlichting.

Migranten De behoefte van migranten komt grotendeels overeen met die van autochtone bewoners. Ook zij vinden vertrouwen, bejegening en informatieverstrekking belangrijk en is er behoefte aan een persoon die hen de weg wijst naar de juiste hulpverlening. Zij leggen een accent op groepsvoorlichting en verwachten een meer daadkrachtige houding van de arts. Uit de behoeften van de deelnemers zijn projectideeën voortgekomen, die door huisartsen zijn aangevuld en beoordeeld op praktische haalbaarheid. •

Beste onderzoeksidee

Aanmelden?

‘Recept voor Hulpverlening is uitgevoerd door Pien van Langen en

De volgende Executive Masterclass Eerste­lijns­ bestuurders start op 15 september a.s. De masterclass omvat acht bijeenkomsten van twee aaneengesloten dagen met overnachting in het centrum van het land. Deze masterclass eindigt op 25 mei 2012. Meer informatie en aanmelding: Jan Erik de Wildt csense@planet.nl 06 51 821078 of Emely Scharbaai 013-4663628, e.m.scharbaai@tilburguniversity.edu.

Peter Eusman, studenten van de Executive Masterclass Eerstelijns­ bestuurders 2009-2010. Op basis van het beste onderzoeks­idee in deze masterclass heeft TRANZO € 10.000 ter beschikking gesteld voor de uitvoering. TRANZO heeft als doelstelling een brug te slaan tussen wetenschap en praktijk. De masterclass en dit onderzoek zijn voorbeelden hiervan.’ Prof. dr. Dinny de Bakker, programmaleider masterclass.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

16


STBN experimenteert met nieuw samenwerkingsmodel

‘Verloskunde is nog erg aanbodgericht’

10 jaar! Een heldere kijk op verloskunde

JUBILEUM

De verloskunde is weer onderwerp van debat. Het streven is moeder en kind in de hoofdrol. Al tien jaar staat STBN verloskundigen die willen professionaliseren en innoveren ter zijde. ‘We zoeken nieuwe vormen van samenwerking, maar het ei van Columbus hebben we nog niet gevonden’, zegt directeur Frans Annot. Kraamzorg à la Buurtzorg spreekt hem aan, want één ding is zeker: cliënten hebben baat bij de opbloeiende samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg. te behouden. De eerste groepspraktijken ontstonden en de automatisering van de praktijken is opgepakt. Er kwam een fors bedrag voor uitbreiding van de opleidingscapaciteit en de beroepsorganisatie KNOV zorgde voor professionele ondersteuning,’ blikt Annot terug.

Om de bovengemiddelde perinatale sterfte in ons land terug te dringen, moet de zorg rond zwangerschap en geboorte verbeterd worden en aansluiten op de wensen en behoeften van de vrouw. Hoe je de zorg anders moet organiseren en op een andere manier moet samenwerken, zijn vragen die STBN nu probeert te helpen beantwoorden. Tien jaar geleden, toen de verloskundige beroepsgroep STBN heeft opgericht, speelden er andere problemen. ‘Er was sprake van onderbezetting en verloskundigen voelden zich ondergewaardeerd. Het is een intensief vak, je moet 7 x 24 uur bereikbaar zijn. Het speerpunt lag destijds op behoud van de thuisbevallingen. We hebben tijdelijke geboortecentra opgericht om de thuisbevallingen

Advies Een goed begin De kwaliteit en veiligheid van de verloskundige zorg staat nu ter discussie. Dat komt omdat de babysterfte vlak voor, tijdens en in de dagen na de geboorte in Nederland hoog is, vergeleken met andere WestEuropese landen. De thuisbevalling ligt weer onder vuur. De toenmalige minister van VWS, Ab Klink,

17

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Kraamzorg à la Buurtzorg De zorg organiseren en samenwerken rondom dezelfde cliënt gebeurt in geboortecentra (zie kader) die in een rap tempo ontstaan. ‘Het is van belang dat voor de cliënt volkomen helder is wie verantwoordelijk is voor de zorg. In een geboortecentrum krijgt de vrouw één integrale dienst geleverd onder leiding van één regisseur, de verloskundige. De kraamzorg wordt vroegtijdig ingezet.’ Annot spreekt enthousiast over de samenwerking met de kraamzorgorganisaties. ‘Verloskundige praktijken werken met een vast team gespecialiseerde kraamverzorgenden dat assisteert bij de bevalling. Zij bieden passende zorg aan dezelfde cliënt en kunnen blindelings op elkaar vertrouwen.’ Hij realiseert zich dat kleinschalig werken rondom de cliënt voor de kraamzorgorganisaties wennen is. Zijn ideaal is Kraamzorg à la Buurtzorg. ‘Zet de kraamzorg weer vroegtijdig in, net als vroeger. Maak gebruik van hun expertise en hun korte lijnen met bijvoorbeeld de jeugdgezondheidszorg. Deze samenwerking met de kraamzorg is een goed voorbeeld van denken vanuit de cliënt in plaats vanuit het eigen vak: waar heeft de cliënt behoefte aan en hoe krijgt zij de goede zorg?’

Frans Annot: ‘De samenwerking tussen verloskundige en kraamzorg bloeit op in de praktijk. Het is een geweldige combinatie.’

stelde in 2008 een externe stuurgroep in, die de opdracht kreeg een advies uit te brengen met concrete en realistische voorstellen om de zorg rond zwangerschap en geboorte te optimaliseren, zodat waar mogelijk de perinatale sterfte en morbiditeit kan worden teruggedrongen. Deze Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte kwam begin vorig jaar met het advies “Een goed begin. Veilige zorg rond zwangerschap en geboorte”. Hierin staan concrete aanbevelingen die in vijf jaar tijd moeten leiden tot een halvering van het aantal maternale en perinatale sterfgevallen. Zwangeren dienen de beste zorg te krijgen, goed georganiseerd en veilig. Belangrijkste aanbevelingen: luister naar de verwachtingen, wensen en angsten van de zwangere en betrek actief haar leefomgeving. Vrouwen moeten gezonder aan een zwangerschap beginnen. Professionals krijgen het advies om een netwerk te vormen en bindende afspraken te maken over kwaliteit, registratie, verantwoording en transparantie. En actief te participeren in verloskundige samenwerkingsverbanden. Tot slot moet iedere zwangere een casemanager, geboorteplan en verplicht huisbezoek krijgen. Annot: ‘De aandacht gaat nu vooral uit naar de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn, daar wordt veel energie in gestoken. Maar je hoort niemand over een wijkgerichte aanpak. Er valt ook veel winst te behalen door het centraal stellen van de cliënt.’

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

Samenwerking verloskunde en kraamzorg Annot stuurde de directie van de organisatie van zorgondernemers Actiz, de organisatie voor zorgaanbieders in de thuis- en de kraamzorg, Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) en de Koninklijke Neder­ landse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), onlangs een open brief waarin hij hen opriep om ook op koepelniveau meer te gaan samenwerken. De samenwerking tussen verloskunde en kraamzorg bloeit op in de praktijk, waarom dan niet op uitvoerend en landelijk niveau? Hij noemt het een geweldige combinatie: juist verloskundigen kunnen een forse input goed gebruiken bij het ondernemerschap. Voor de kraamzorg is een extra investering in kwaliteitsontwikkeling en onderzoek welkom. Hij wijst daarbij op het gezamenlijke belang van de ontschotting: de cliënt centraal. Die is erbij gebaat dat zij kan rekenen op één dienst, geboden door verschillende professies die naadloos op elkaar aansluiten en samenwerken, zowel op landelijk niveau als op het niveau van de cliënt.

18


Behoud essentie eerste lijn De bevalling thuis en poliklinisch is het domein van de verloskundige. De medische bevalling is van de gynaecoloog. ‘We zijn doorgeschoten in deze scheiding die niet in het belang van de zwangere is’, vindt Annot. Als het aan hem ligt, heeft de verloskundige de leiding. Zijn streven is één groep verloskundigen - inclusief klinisch verloskundigen - die de cliënten continu begeleiden, pijnbestrijding kunnen toedienen en als medisch ingrijpen nodig is, de gynaecoloog inschakelen. ‘Dan behoud je de essentie van wat we nu nog de eerste lijn noemen: laagdrempelig, vrouw-gericht en oog hebben voor de wensen en behoeften van de cliënt.’

Meer afstemming en samenwerking in geboortecentrum STBN is betrokken bij de oprichting van geboortecentra. Hier kunnen vrouwen bevallen in een huiselijke, niet-medische omgeving en krijgen ze continu één-op-één begeleiding. De verloskundige heeft de regie en is eindverantwoordelijk voor de medische zorg en de organisatie, de kraamverzorgende is vroegtijdig aanwezig, voor de ‘doulafunctie’ en kan assisteren bij de bevalling. De tweede lijn is als het nodig is in de buurt. ‘Het geboortecentrum sluit aan op de wensen en behoeften van zwangeren en is een wat late maar noodzakelijke en zeker niet geringe innovatie van de poliklinische bevalling. Het biedt mogelijkheden voor pijnbestrijding. Het is een middel voor samenwerking tussen alle verloskundigenpraktijken én binnen de gehele keten van verloskundige zorg. Het maakt een einde aan de versnippering. De infrastructuur is aanwezig om tot heldere, vergaande afspraken te komen tussen

Nieuw organisatiemodel Hoe geef je optimale zorg rond de cliënt in de praktijk vorm? Dat probeert STBN in opdracht van Agis uit in een nieuw organisatiemodel in Amsterdam: 2MoVe)). In een pilot krijgen negentig vrouwen verloskundige zorg volgens dit model. Belangrijke pijlers zijn: de cliënt in de hoofdrol en continuïteit van zorg en begeleiding tijdens de baring. Daarbij wordt een aantal nieuwe instrumenten ingezet, waaronder case-

bijvoorbeeld verloskundigen en gynaecologen’, verklaart Annot. Het geboortecentrum groeit uit tot een brandpunt van interdisciplinaire samenwerking. Verloskundigen behouden de regie voor de groep cliënten die niet kiezen voor een thuisbevalling en houden meer bevallingen in de eerste lijn. Geboortecentra kunnen de eerstelijnsverloskunde prima versterken. Verloskundigen bundelen hun krachten en pakken “bovenpraktijkse” zaken op.

19

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


management en huisbezoek. De professionals nemen de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het bieden van passende zorg door uit te gaan van dezelfde visie en protocollen en het hanteren van dezelfde werkwijze. Niet nieuw of revolutionair, maar als het goed gaat, ervaart de cliënt dat de zorgverleners opereren als één geheel. Zij hoeft niet langer haar weg in de zorg te zoeken. ‘Natuurlijk vereist dit model veel praten met elkaar en transparantie over je manier van werken. Aanvankelijk was er veel enthousiasme, maar voelden bijvoorbeeld de gynaecologen weinig voor huisbezoeken. Ook hebben we de cliënten gevraagd wat zij willen: dat is één centrale zorgverlener, één huisbezoek. Onze verwachtingen zijn hoog gespannen, al moet nog blijken of de zorg beter is, de cliënt meer tevreden en de deelnemers blij met betere samenwerking onderling.’

Regie nemen Annot benadrukt niet op zoek te zijn naar een blauwdruk voor een toekomstbestendige eerste lijn. ‘Wij proberen verloskundigen verder te professionaliseren en een aanjager van nieuwe ontwikkelingen te zijn.’ Functionele bekostiging ligt in het verschiet. ‘Dat biedt de eerstelijnsverloskunde kansen. Laat zien dat je goedkoper bent, goede zorg levert en optimaal samenwerkt.’ Het vereist dat verloskundigen een goede partij zijn, maar volgens Annot staan ze op achterstand en zijn ze versnipperd. ‘Maar door de regie te nemen en zich op hun eigen waarde te profileren, moet het lukken. Dat kan zonder hun verlies van autonomie. Geen grote megapraktijken en iedereen in loondienst, dat niet, maar krachtenbundeling in eigen coöperaties voor echo’s, geboortecentra en wellicht ook heel praktische zaken als gezamenlijke inkoop, kraamzorg en waarneming.’ •

Ook op andere plaatsen werkt STBN aan een nieuwe manier van samenwerken en het verbeteren van de kwaliteit. In Groningen bijvoorbeeld. ‘Daar spelen andere problemen die de verloskunde bedreigen, als versnippering, centralisatieplannen en grote afstanden. Hier gaan we met alle partijen aan de slag om de organisatie van de verloskunde echt goed te veranderen en te verbeteren.’

EERSTELIJNTJES ‘Nu niet snijden in eerstelijns psychologische zorg’ De kosten van de geestelijke gezondheidszorg zullen stijgen als de minister snijdt in de eerstelijns psychologische zorg. Hiervoor waarschuwen vier beroepsverenigingen in de psychologische zorg en het landelijk platform GGZ. De organisaties zijn fel tegen de bezuinigingsplannen van minister Schippers om het aantal zittingen van de eerstelijns psychologische zorg terug te brengen van acht naar vijf per kalenderjaar, de eigen bijdrage te verhogen en ook de te vergoeden zorg in te perken. “De minister moet nu niet hakken in de voordelige en effectieve eerstelijns psychologische zorg.”

Tekst: Corina de Feijter/ Fotografie: Zorg in Beeld-Frank Muller en Marjon Zijlstra

gewenste besparing. “Ook wij vinden dat er gewerkt moet worden aan kostenbeheersing in de zorg, maar deze plannen zijn ondoordacht en tegenstrijdig.” Eerstelijns psychologische zorg aan volwassenen en kinderen is goedkoop en zeer effectief zoals ook uit cijfers blijkt. Ruim zeventig procent van de cliënten is geholpen binnen acht zittingen. Als de minister het aantal zittingen terugdringt tot vijf, stijgen de kosten doordat meer mensen met psychische problemen een beroep zullen doen op de veel duurdere tweedelijns specialistische zorg of de alsmaar uitdijende huisartsenzorg. “Een verhoging van de eigen bijdrage voor eerstelijns psychologische zorg terwijl het eigen risico ook nog eens verhoogd kan worden, maakt de voorziening feitelijk onbereikbaar voor de cliënt.”). •

De beroepsverenigingen vrezen dat de voorgenomen maatregelen juist zullen zorgen voor een kostenstijging en niet voor de PERSBERICHT

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

2011 maart 2011 Amsterdam, Beroepsverenigingen psychologische zorg:


Lachgas/zuurstof mengsel bij veilig gebruik prima middel pijnbeheersing

Bij een dubbelmasker is

Gezond en veilig baren met Relivopan®

er sprake van twee soorten

Het geboortecentrum van het Erasmus MC heeft het lachgas/zuurstof mengsel (merknaam Relivopan®) als pijnbestrijdingsmiddel bij de bevalling in ere hersteld. Na een aantal trials is gebleken dat het bij strikt geprotocolleerd gebruik veilig is voor zorgverleners.

ADVERTORIAL

bronafzuiging, waarmee het vrijgekomen lachgas wordt afgevoerd.

Volle bewustzijn Haar collega Elaine Joziasse, klinisch verloskundig van de verloskamers van het Erasmus MC, beaamt dit. ‘Relivopan is een inhalatieanalgeticum, dat bestaat uit een mengel van vijftig procent zuurstof en vijftig procent distikstofoxide, oftewel lachgas. Het is een middel om de pijn te beheersen, het neemt de vrouw weg van de pijn.’ De vrouw dient via een masker het mengsel zelf toe en blijft bij volle bewustzijn. Relivopan wordt via de longen in het bloed opgenomen en ook weer via de longen uitgescheiden. Het voordeel is dat het vrijwel direct werkt na een paar ademhalingen en na enkele minuten weer stopt na het beëindigen van de behandeling. >>>

‘Na mijn eerste bevalling waarbij ik Relivopan heb gebruikt, ging ik fluitend naar huis. Ik vind het heel plezierig dat ik deze mogelijkheid voor pijnbestrijding nu in mijn arsenaal van mogelijkheden heb’, zegt verloskundige Renate Hazel uit Rotterdam enthousiast. Ze noemt het een overbruggingsmiddel. ‘Het komt bij vrijwel elke bevalling voor dat een vrouw zegt: “hoe lang duurt het nog”, of “ik kan niet meer”. Naast de gebruikelijke methoden als een warme douche of een rugmassage kan ik deze mogelijkheid nu aanbieden. Ik heb drie bevallingen gedaan met het mengsel en ik zie dat het effectief is. Vrouwen ontspannen, ze gaan anders met de pijn om. De volledige ontsluiting volgt daarna en de vrouw kan gaan persen.’

21

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


>>>

Relivopan veilig toedienen blijkt te kunnen bij het gebruik van het zogeheten Anervac P-systeem. Kort gezegd krijgt de vrouw eerst een kinmasker op, met dubbelmasker. Met dit dubbelmasker is er sprake van twee soorten bronafzuiging, waarmee het vrijgekomen lachgas wordt afgevoerd. Door een intelligent ventiel, een demand valve systeem, wordt alleen Relivopan toegediend wanneer dit nodig is.

Veilige toediening Het gebruik van lachgas was in ongerede geraakt in Nederland. Zorgverleners die te veel aan het middel werden blootgesteld, zouden gezondheidsrisico’s lopen. In 2004 adviseerde de Inspectie voor de Gezond­ heidszorg en de Arbeidsinspectie om waar mogelijk alternatieve middelen te gebruiken ofwel piekbelasting te voorkomen door bronafzuiging. Aanleiding was het relatief hoge aantal verpleegkundigen in een Haags ziekenhuis dat tussen 1998 en 2003 beviel van een kind met een aangeboren afwijking. Zij hadden op de afdeling verloskunde gewerkt met lachgas. Toch is het verband tussen de geboorte van deze kinderen en blootstelling aan het middel nooit aangetoond.

‘Vrouwen ontspannen, ze gaan anders met de pijn om’

Vanaf de bouw Bij de plannen voor de bouw van het geboortecentrum in het Erasmus MC heeft de projectgroep besloten om rekening te houden met de mogelijkheid van het toedienen van lachgas. Het kan namelijk veilig toegediend worden als voldaan wordt aan een aantal beschermende maatregelen. Het gaat daarbij onder meer om een goede ventilatie en afzuiging, zodat de blootstelling van medewerkers aan lachgas onder de gestelde grenswaarden blijft. ‘Alle lof voor de leiding dat ze wilden investeren in de aanpassingen van de verloskamers en mee wilden werken aan de hernieuwde toepassing, zonder zekerheid over de uitwerking,’ aldus Joziasse.

Tot het persen Op basis van de uitkomsten van de proef zijn een aantal aanpassingen gedaan. Zodra een vrouw kan gaan persen, wordt Relivopan niet meer toegediend. Hazel: ‘De vrouw moet het kinmasker dan nog zo’n vijftien minuten ophouden, omdat het lachgas nog in haar longen zit. Daarnaast krijgt ze vijf minuten zuurstof toegediend. Ik vraag haar een paar keer diep adem te halen, zodat het lachgas eruit wordt gewassen.’ Als het lachgas op deze manier wordt toegediend, is het veilig en blijft de blootstelling onder de grenswaarden.

Dubbel masker Besloten werd om een medisch onderzoek te starten met Relivopan om te kijken of er voor de medewerkers een veilige werkomgeving kon worden gecreëerd. ‘Dat hebben we samen gedaan met de arbeidshygiënisten van het ziekenhuis. Zij moesten dus bij elke bevalling aanwezig zijn om de grenswaarden te meten.’

Minder verwijzingen Relivopan wordt in het geboortecentrum strikt geprotocolleerd toegediend. Er zijn acht protocollen en er vinden periodiek blootstellingmetingen plaats. De verloskundigen benadrukken dat veiligheid voorop staat bij het gebruik van lachgas. ‘Aan veiligheid moet je nooit concessies doen. Daarom kan Relivopan alleen poliklinisch worden toegediend’, zegt Hazel stellig. Ze voegt eraan toe dat alleen gezonde vrouwen het middel mogen gebruiken. Het is ook niet zo dat het in de plaats komt van epidurale analgesie. ‘Relivopan helpt prima bij het gezond baren in de eerste lijn. Het leidt ook tot minder verwijzingen naar de tweede lijn. Het voorkomt onnodige medicalisering. Het bespaart dus kosten.’ •

Verplichte training Het geboortecentrum van het Erasmus MC is het eerste geboortecentrum in ons land dat Relivopan toepast. In snel tempo worden verloskundigen en kraamverzorgenden uit Rotterdam getraind. Deze training is verplicht. Er komen ook verzoeken van verloskundigen uit de nabije omgeving van het ziekenhuis. Over een aantal maanden wordt er een evaluatie en een patiënttevredenheidsonderzoek uitgevoerd. Meer informatie over Relivopan van Linde Healthcare:

Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Linde Healthcare

zie www.relivopan.nl

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

22


Column Jeroen Cornelissen

Zorg online: waar kun je beginnen? EHealth heeft de toekomst, zeggen ze. EHealth moet mij tijd gaan besparen, maar ik zie niet waar en hoe! Dat is toch niets voor ons? Dat is toch alleen iets voor ziekenhuizen? Dit soort vragen krijg ik geregeld gesteld, omdat professionals uit de eerste lijn vaak niet weten waar ze moeten beginnen.

SLIMMER ORGANISEREN

Er zijn voldoende redenen om niet tot actie over te gaan: te hoge aanschafkosten, te lage vergoeding, te complex, of te ver van mijn bed. Of: ‘mijn patiënten willen dit niet’ en ‘daar ben ik te oud voor’. Andere bezwaren liggen bij het extra werk dat er door verwacht wordt, en daar zitten de meeste professionals niet op te wachten. ‘Want als ik mijn praktijk via internet ga ontsluiten, is het hek van de dam’. De digitale barbaren staan voor de virtuele deuren van de praktijk en popelen van verlangen bezit te nemen van alles waar een kabeltje aan zit. Hoe anders is de praktijk. Een goed uitgangspunt is je af te vragen hoe jij de ideale eerstelijns dienstverlening voor jezelf ziet, voor het geval jij bent veranderd van aanbieder in aanvrager. Zit jij er dan op te wachten om alleen tussen 8 en 9 de assistente te kunnen bereiken voor het maken van een afspraak, in een uur dat iedereen dat probeert? Of om in de wacht gezet te worden als je met een simpele vraag de huisarts of POH even wilt spreken? Veel van wat we nu eHealth noemen bestaat al. Zo hebben enkele HIS-leveranciers al de mogelijkheid van een online agenda ingebouwd. Je zou dan bij wijze van oefening kunnen beginnen met het openstellen van de agenda voor bijvoorbeeld twee afspraken per dag, of per week. Gewoon maar kijken of daar wel animo voor is en horen hoe patiënten dat ervaren. Het positieve bij-effect voor huisartsen is een reductie van de no-shows. Waarom? Omdat patiënten het gevoel hebben dat deze afspraken beter bij hen passen, meer ‘van hen’ zijn. Een stapje verder is het openstellen van het dossier, of van een deel daarvan. Ook daarmee zijn al ervaringen opgedaan. Zo blijken patiënten geen moeite te hebben met de vele afkortingen en de ‘artsentaal’, want daar lezen ze doorheen. Maar gaan ze dan ook niet meer mailen of bellen als ze hun dossier kunnen inzien? Nee, ze zijn vooral gerustgesteld omdat ze nu het hele plaatje kunnen zien.

Jeroen Cornelissen is eigenaar van iC25 en

Er zijn meer bezwaren te bedenken dan aanleidingen om te beginnen met zorg online. Het grootse bezwaar is niet de techniek, maar de eerste stap in het ongewisse. Als je die stap wilt zetten, zijn er veel mogelijkheden waarmee je kunt beginnen. •

23

lid van NZE.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Voorzitter Dinny de Bakker over eerste rapportage van de Evaluatiecommissie

‘We hebben nog veel vragen’ INTEGRALE BEKOSTIGING

De invoering van de integrale bekostiging is gepaard gegaan met veel aandacht. Voor- en tegenstanders lieten van zich horen. De voorstanders waren blij met de nieuwe bekostiging. Geen betaling meer per verrichting, maar één bedrag voor de totale zorg volgens de zorgstandaard. De tegenstanders wezen op het gevaar van opdeling van de patiënt in aparte aandoeningen. Op verzoek van de Tweede Kamer is een overgangsperiode ingesteld. Een evaluatiecommissie moet in die periode de ontwikkelingen rond de integrale bekostiging monitoren. Aan het eind komt de evaluatiecommissie met een advies aan de minister. integrale bekostiging is daarentegen volstrekt anders vormgegeven. Met een totaalsom voor ketenzorg. Dat heeft geleid tot de opzet van tientallen zorggroepen die zorg moeten leveren volgens de zorgstandaard, die contracten moeten afsluiten met zorgverleners, maar ook met subcontractanten. En die de automatisering op orde moeten krijgen, want voor samenhangende

‘Geen makkelijke opgave’, geeft professor Dinny de Bakker toe, voorzitter van de evaluatiecommissie. ‘De commissie is in juni 2010 formeel ingesteld. Eind 2012 moet al duidelijk zijn of voldoende aan de randvoorwaarden is voldaan om de overgangsperiode te beëindigen. Dat betekent dat we medio 2012 ons advies gereed moeten hebben. Tegelijk verloopt de invoering van de integrale bekostiging minder hard dan was beoogd. Het is voor ons niet eenvoudig om te kijken naar de zuivere invoeringseffecten.’

Monitoring Integrale Bekostiging Zorg voor Chronisch Zieken Eerste rapportage van de Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging

De problemen waarvoor de commissie zich ziet gesteld, komen in de eerste rapportage duidelijk naar voren. Dit rapport is begin 2011 uitgebracht. ‘De integrale bekostiging van chronische zorg betreft een ingrijpende maatregel’, stelt De Bakker vast. ‘De eerste lijn is altijd gefinancierd per discipline en per verrichting, met stevige schotten tussen de eerste en tweede lijn. Dat was 25 jaar geleden zo en dat is met de invoering van het nieuwe zorgstelsel niet veranderd. De Op weg naar de eindrapportage Net zoals deze rapportage, zal de eindrapportage ook niet veel wetenschappelijk onderbouwde gegevens kunnen bevatten. Is dat lastig voor een onderzoeker-pur-sang als professor De Bakker? Glimlachend: ‘Inmiddels loop ik lang genoeg in de wereld van beleid dat ik weet dat beleidsprocessen anders gaan dan je als onderzoeker zou willen. We zullen ons zoveel mogelijk baseren op ervaringen en feiten. Ons advies 2011 zal weloverwogen Januari zijn. Het is aan de politiek wat ze er vervolgens mee Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging

Postbus 93245 doet. Gaan we vanuit deze situatie verder met het ontwikkelen van 2509 AE Den Haag Telefoon 070 349 52 24

zorgprogramma’seib@zonmw.nl en met integrale bekostiging.? Of gooien we het over een ander boeg? De vraag is dan: welke boeg?’

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

24


geen mogelijkheid meer om verpleegdagen te declareren. Dan weet iedereen waar hij aan toe is. In de situatie die nu is ontstaan in de eerste lijn, kunnen zorgverleners en zorgverzekeraars nog steeds een eigen keuze maken: wel of geen integrale bekostiging. Dat maakt de opgave om te monitoren wel extra lastig. Zeker omdat soms zorggroepen integraal declareren, maar tegelijk ook noodgedwongen werken met kop­ tarief vanwege verre verzekeraars die de integrale bekostiging niet volgen.’

zorg is samenhangende ICT noodzakelijk, met gezamenlijk inzicht in de patiëntgegevens en de mogelijkheid tot het aanleveren van tal van indicatoren.’ Verschillend startpunt Niet elk programma kan hetzelfde worden gemeten. ‘Bij de chronische zorgverlening is sprake van verschillende invoeringsfasen. Er was al veel ervaring opgedaan met diabetes-ketenzorg’, geeft De Bakker aan. ‘Daar is eigenlijk geen sprake van een nulmeting. Cardiovasculair risicomanagement is later toegevoegd, maar dat is vorig jaar slechts mondjesmaat gecontracteerd. Dat geldt ook voor COPD, waarvoor integrale bekostiging pas mogelijk is geworden per 1 juli 2010. De zorgverlening van deze programma’s lijkt dit jaar pas redelijk op gang te komen, al is nog niet duidelijk of alle gewenste contracten worden afgesloten.

Professor Dinny de Bakker: ‘Ons eindadvies zal weloverwogen zijn. Het is aan de politiek wat ze er vervolgens mee doet.’

Evaluatiekader en hoofdvragen Met name gezien de problematiek, is een goede opzet van de evaluatie voor de commissie dan ook van groot belang. Daartoe is een evaluatiekader vastgesteld, met beschrijving van een aantal belangrijke randvoorwaarden om het beleid te doen slagen. De commissie staat voor drie hoofdvragen: • Worden de beoogde effecten gerealiseerd? • Is aan de randvoorwaarden voldaan? • In hoeverre is er sprake van al dan niet gewenste neveneffecten?

Twee financieringsssytemen En om het nog complexer te maken: er is ook sprake van twee verschillende financieringssystemen: de integrale bekostiging en de traditionele financiering met aparte verrichtingen en een koptarief. ‘Bij ziekenhuizen bestond er na de invoering van de dbc-bekostiging

Met deze hoofdvragen houden de evaluatiecommissieleden zich de komende tijd intensief bezig. Dat gebeurt vanuit tal van invalshoeken. ‘Het RIVM is verantwoordelijk voor de uitvoering van het onderzoek ten

Uit de eerste rapportage: ‘De integrale bekostiging van chronische zorg betreft een ingrijpende maatregel.’ 25

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Met diabetesketenzorg is al veel ervaring opgedaan; daar is eigenlijk geen sprake van een nulmeting.

zoek nog noodzakelijk is. Daarnaast gebruikt de commissie gegevens van het NIVEL, van het Landelijke Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH), uitkomsten uit het netwerk van paramedici en gegevens van het panel chronisch zieken. Dat zijn onze belangrijkste bronnen. Iedereen die onderzoeksgegevens heeft, roepen we op die door te sturen. Ook vindt dit jaar nog een rondetafelconferentie plaats met de belangrijkste stakeholders.’

behoeve van de evaluatiecommissie’, licht De Bakker toe. ‘Zij heeft daarvoor een inventarisatie uitgevoerd van lopend onderzoek en beschikbare bronnen. Dit overzicht zal binnenkort worden uitgebracht. Op basis daarvan besluit de commissie of aanvullend onderSamenstelling Evaluatiecommissie Integrale Bekostiging Commissieleden: Prof. Dr. Dinny de Bakker, bijzonder hoogleraar Structuur en Organisatie Eerstelijns­gezondheids­zorg

Voorlopige conclusie Het verbaast niemand dat de voorlopige conclusie in het eerste evaluatierapport begint met de opmerking dat er nog veel vragen zijn. ‘Een deel daarvan zal in de komende periode kunnen worden beantwoord, maar een deel ook niet’, stelt Dinny de Bakker vast. ‘Zo zullen we bijvoorbeeld de beoogde kostenbesparingen waarschijnlijk niet kunnen aantonen.’

Tranzo/Universiteit van Tilburg, Nivel, voorzitter Drs. J. Raams, huisarts, mede-initiator Diamuraal Eemland Prof. dr. Erik Schut, hoogleraar Economie van de Gezondheidszorg, IBMG Erasmus Universiteit Rotterdam Prof. dr. Bert Vrijhoef, bijzonder hoogleraar Chronische Zorg Tranzo/Universiteit van Tilburg, afd.

De slotregels van het rapport geven wel een richting. “Het invoeren van een integrale bekostiging zou een eerste stap kunnen zijn naar een integrale bekostiging van de gehele eerstelijnszorg…… Consistent beleid betekent eerder dat aanpassingen worden gemaakt binnen de ingeslagen weg, dan dat wordt teruggekeerd naar het oude systeem van gescheiden financiering.’ •

Transmurale Zorg Academisch Ziekenhuis Maastricht Jan-Erik de Wildt MHA, adviseur eerstelijnszorg Commonsense BV, Tranzo/Universiteit van Tilburg Waarnemers: Drs. Hans Simons, voorzitter ZonMw-programma­ commissie Op één lijn Mw. drs. Elvira van Eijk, ministerie van VWS Mw. dr. Caroline Baan, RIVM

Tekst: Gerda van Beek/Fotografie: Marjon Zijlstra

Secretariaat: Mw. drs. Annette Pietersen, ZonMw

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

26


Bekkenfysiotherapie

Onbekend, maar bewezen effectief Bekkenfysiotherapie is een relatief onbekend specialisme in de fysiotherapie. Bij de naam denken mensen vaak alleen aan bekkenbodemklachten bij zwangerschap en incontinentieproblemen bij vrouwen. Dat is een misverstand, zoals het ook een verkeerd beeld is dat bekkenfysiotherapie alleen is bedoeld voor vrouwen. Het is een breed specialisme waar veel mensen bij gebaat zijn, mannen, vrouwen en kinderen. ten met verzakkingsklachten, obstipatie, pijn in de onderbuik, anus of geslachtsdelen, urine- of ontlastingverlies, seksuele problematiek, prostaatklachten. Veelal complexe klachten waarvoor wij goede behandelmogelijkheden bieden. Naast advies en oefentherapie, werken we met ondersteuning door palpatie, myofeedbank, elektrostimulatie e.d. Zelf gebruik ik regelmatig in mijn praktijk een echo; mensen kijken mee en ik kan ze optimaal informeren waar de problemen zitten.’

Pas sinds 2004 is bekkenfysiotherapie een officieel erkend specialisme. Er zijn bijna 400 geregistreerde bekkenfysiotherapeuten werkzaam, die zijn verenigd in de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie bij Bekkenproblematiek en Pré- en Postpartum Gezond­ heidszorg. De aandacht voor problemen rond de bekkenbodem ontstond reeds begin jaren tachtig, in eerste instantie vanuit de zwangerschapsbegeleiding. De behandeling van bekkenbodemklachten nam al snel een grote vlucht. Daarbij ging ook om de behandeling van mannen en kinderen. Tegenwoordig maakt de bekkenfysiotherapeutische begeleiding deel uit van de multidisciplinaire behandeling rondom operaties aan de blaas, darm, baarmoeder of prostaat.

SPECIALISME IN DE EERSTE LIJN

In bekkenfysiotherapie wordt regelmatig gebruik gemaakt van een echo.

Standaard voor bekkenfysiotherapie ‘Het is een leuk vak’, zegt Ingrid enthousiast. ‘Je kunt veel voor de patiënt betekenen. Bovendien is het vak nog jong, waardoor er nog veel te ontwikkelen valt. Ik bezoek veel internationale congressen om goed op de hoogte te zijn. Als bestuurslid heb ik de portefeuille wetenschap en richtlijnen. Op dit moment werken we aan de totstandkoming van een gestandaardiseerde intake. Dit is de eerste stap in de ontwikkeling van de standaard voor bekkenfysiotherapie. Naar verwachting is deze in 2015 gereed.’ •

Wereldwijd koploper ‘Het is goed als het specialisme meer bekendheid krijgt bij eerstelijnszorgverleners’, verzucht Ingrid van Heeswijk, bestuurslid NVFB. ‘Wereldwijd hebben we een goede positie, we zijn echt koplopers. Desondanks is er in ons land nog onvoldoende bekendheid met bekkenfysiotherapie. Om er meer bekendheid aan te geven, hebben we een diagnosecodekaart opgesteld. Deze is verzonden naar verzekeraars. Ze waren erg verbaasd over de breedte van onze zorg. Juist omdat bekkenfysiotherapie zo’n breed gebied beslaat, is er sprake van een uitgebreide intake. Deze duurt soms wel drie kwartier tot een uur.’

Tekst: Gerda van Beek Opleiding Bekkenfysiotherapie is een driejarige post-hbo master­ opleiding. De bekkenfysiotherapeuten zijn breed op­geleid, zowel therapeutisch als diagnostisch. Ze staan

Goede behandelmogelijkheden Ze vervolgt: ‘Er zijn veel mensen die problemen hebben rond het bekken, lage rug en buik en die helaas niet naar ons worden doorgestuurd. Denk aan pa­tiën­

geregistreerd in het Register bekkenfysiotherapie, dat onderdeel is van het Centraal Kwaliteitsregister Fysiotherapie. Kijk op www.nvfb.nl

27

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

28


Fysiotherapeut Rob Nolet pleit voor meer preventie tijdens muziekopleiding

‘Ik ben soms meer coach dan behandelaar’ De Amsterdamse fysiotherapeut Rob Nolet behandelt al jaren musici. Hij is ook betrokken bij Het Concertgebouworkest. Als geen ander kent hij het leed waar sommige beroepsmuzikanten mee kampen: van bot-, gewrichts- of spieraandoeningen tot pijnklachten of podiumangst. Ze zijn vaak ziek van muziek. ‘Musici moeten opgevoed worden en meer inzicht krijgen in de belastbaarheid van hun lichaam.’

BIJZONDERE ZORGVERLENER

beginnen rond de 45. Dan hebben ze al een volledig arbeidsleven achter de rug en jaren van eindeloos oefenen. ze hebben nog twintig jaar voor de boeg.’ Het voortdurend moeten leveren van topprestaties gaat gepaard met een extreem eenzijdige belasting van spiergroepen en gewrichten. Maar een haperende arm of vinger kan het einde betekenen van iemands carrière.

‘Ken je het boek Life, de autobiografie van Keith Richards, de gitarist van de Rolling Stones? Hij is autodidact en wil een bepaald geluid uit zijn gitaar krijgen. In dit boek vertelt hij over zijn zoektocht naar de juiste klank. Hij oefent en luistert eindeloos, ik vind dat fenomenaal hoe begeisterd deze man is om iets voor elkaar te krijgen’, zegt Rob Nolet. Het is gedrag dat hij vaker ziet bij beroepsmusici. Met een grote emotionele toewijding oefenen ze hun vak uit. Het is een roeping, een passie waarvoor ze ook een tol lijken te betalen. ‘Wat doet iemand met een kantoorbaan als zijn lichaam iets mankeert? Die meldt zich ziek of gaat naar de dokter. Als bij een musicus een bepaald loopje niet meer goed lukt, gaat hij juist nog meer oefenen en het uitentreuren herhalen. Daardoor neemt de eenzijdige belasting alleen maar toe. Zeggen dat hij rust moet nemen, is het slechtste advies Dat je een musicus kunt geven. Dat levert vooral stress op, omdat ze bang zijn hun vaardigheden te verliezen.’ Hij wijst op nog een ander aspect van het beroep: ‘Musici zoeken naar een eigen klank, een eigen identiteit. Ze voeren niet hun eigen werk uit, maar dat wat componisten hebben bedacht. Ze zitten in een strak stramien en dat kan leiden tot fysieke en psychische problemen.’

Min of meer bij toeval raakte Nolet betrokken bij het behandelen en begeleiden van musici. Hij werkte eerst als fysiotherapeut bij Ajax. ‘Ik zie overeenkomsten tussen topsporters en musici: altijd onder druk presteren. Geselecteerd worden is al niet gemakkelijk.’ Hij kwam in contact met de Amsterdamse huisarts Delprat, medisch adviseur van Het Concertgebouworkest, die hem vroeg om assistentie. Samen hebben ze twee stichtingen opgericht: “Sanitas in Musica, Musicus Sanitas” en “Harm and Harmony in Musicians” die zich richten op het verspreiden van (para)medische kennis over de specifieke beroepsziekten van musici. Symposia en rapporten over de beroepsgerelateerde problemen van musici hebben voor zichzelf sprekende titels als “Wat nekt de musicus”, “Gevaarlijk spel” en “Wat de musicus kwelt en eventueel velt”. Het blijkt dat van de 25 duizend Nederlandse beroepsmusici meer dan driekwart lijdt aan bot-, gewrichts- of spieraandoeningen. Tweederde heeft pijnklachten en eenderde chronische pijn. Ruim twintig procent van hen overlijdt eerder dan gemiddeld en zestig procent heeft last van podiumangst. De helft van die groep gebruikt bètablokkers om de angsten de kop in te drukken. Ook gebruiken ze meer alcohol dan gemiddeld.

Leed van musici Nolet houdt praktijk op steenworp afstand van Het Concertgebouw en kent het leed van musici. Vaak spelen ze al jaren door met pijn. ‘Op hun vijfde starten ze met oefenen. Een topviolist van 21 heeft er zo’n tienduizend uur vioolstudie op zitten, naast de normale schoolbelasting. De meeste problemen en klachten 29

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


‘In De Unvollendete van Schubert zet een violist 400 duizend keer extreme druk op het eindkootje van zijn linker middelvinger’ tournee zie ik ze hier vaak weer verkreukeld terug.’ In de praktijk staat een piano en Nolet laat zijn patiënten altijd spelen. Het behandelen van musici vereist specifieke kennis, bijvoorbeeld over hoe een muziekinstrument bespeeld wordt en wat de gevolgen daarvan zijn voor de hand en de pols. ‘Neem bijvoorbeeld de symfonie Die Unvollendete van Franz Schubert. Violisten moeten dan 400 duizend keer extreme druk zetten op het eindkootje van hun linker middelvinger. Deze monotone repeterende beweging kan leiden tot overbelasting en ontstekingsreacties.’ Nolet neemt ruim de tijd voor zijn patiënten, want ze zijn vaak ziek van muziek. Soms moet hij ze afremmen omdat ze te snel weer het podium opwillen. Of hun streberige ouders erop aanspreken dat ze hun kind niet zo onder druk moeten zetten om veel te studeren. ‘Ik ben eigenlijk meer een coach dan een behandelaar. Soms moet ik een risico nemen. Dan constateer ik geen fysieke beperking, maar vermoed ik dat faalangst in het spel is. Maar wanneer kan ik met een gerust hart zeggen dat iemand weer kan gaan spelen? We moeten erop letten dat we geen patiënten kweken en te veel meegaan in het ziektebeeld. De grens bepalen wanneer iemand weer belast kan worden zijn ingewikkelde keuzen.’

Ziek van muziek Er breken weer drukke tijden aan voor Nolet, want de toelatingsexamens voor de conservatoria zijn achter de rug. ‘Dan melden ze zich hier met bebloede vingertoppen of pijnklachten.’ Hij ziet op zijn spreekuur ook regelmatig acute gevallen. ‘Een soliste die ‘s ochtends een verkeerde beweging maakt met haar nek kan direct bij me terecht. Dat vereist natuurlijk een flexibiliteit in onze praktijkvoering.’ Ook behandelt hij musici die kampen met allerlei klachten aan het bewegingsapparaat of hun handen, die een belemmering vormen bij het bespelen van hun instrument. ‘Na een

Musici opvoeden Nolet kijkt vaak mee als musici komen proefspelen bij het orkest. ‘Ik kijk dan meer naar de positie van het instrument dan naar de houding van de musicus. Als die zijn viool iets draait, kan dat al veel schelen en hoeft hij zijn arm minder hoog te houden. Geen docent die hem daar ooit op heeft gewezen.’ Dat brengt het gesprek op een punt dat Nolet oprecht ergert. Het is belangrijk dat een musicus zich bewust is van het functioneren van zijn lichaam en leert ernaar te luisteren. ‘Ze moeten opgevoed worden en meer kennis krijgen van de belastbaarheid van hun lichaam. Bijvoorbeeld leren dat rust ook belangrijk is. Ik zie dat als een belangrijke taak van de conservatoria. Dat de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

30


hoort bij de uitoefening van het vak en is een onderdeel van het begeleiden van studenten.’ Fysiotherapeuten als Nolet zijn spaarzaam in ons land. ‘Laatst belde een Haagse huisarts me nog of ik een collega kende aan wie hij zijn patiënt kon verwijzen. In deze stad is niemand te vinden, ondanks dat er een paar grote orkesten resideren.’ Hij vertelt dat hij regelmatig Amsterdamse huisartsen nascholing geeft en werkt aan een geaccrediteerde opleiding voor huisartsen en fysiotherapeuten via e-learning. Ook studenten geneeskunde zou hij graag zijn kennis overbrengen. Terugkeer na vlucht Een tijd geleden wilde Nolet zich volledig in België vestigen. Hij had meer dan genoeg van de toenemende administratie. ‘Elke patiënt die ik een half uur behandel, kost me twintig minuten aan administratie. We zijn daarin helemaal doorgeschoten’, zegt hij met zichtbare opwinding. Ook de naar eigen zeggen ziekelijke bemoeienis van zorgverzekeraars staat hem tegen. ‘Natuurlijk moet ons werk transparant zijn, maar je

moet oppassen dat je niet de hele tijd achter je pc zit.’ Een andere reden was dat de “muziek­geneeskunde” in België nog in de kinderschoenen staat. Maar: ‘Ik dacht, ik lijk wel gek dat ik ga vluchten, terwijl ik alle groten der aarde als Leonoard Bernstein en Wladimir Horowitz in mijn Amsterdamse praktijk heb gezien.’ Tegenwoordig werkt hij, naast zijn praktijk in Amsterdam, ook nog twee dagen in Antwerpen. ‘Wat me het meest boeit in mijn vak is dat het bij veel musici heel subtiel in elkaar steekt. Ik kijk meer naar het totale lichaam dan alleen naar die pijnlijke pols of weigerende vinger. Ik zie hoe iemand zijn instrument vastklemt en bespeelt. Ik kan het zien als een pianist bijvoorbeeld veel romantische stukken speelt. Veel meer dan bij andere patiënten is er sprake van een subtiele nuance bij de mogelijkheden van het menselijk lichaam en dat is ongelofelijk boeiend.’ Bij het afscheid begint hij weer over Keith Richard: ‘Lees dat boek.’ •

EERSTELIJNTJES PAZIO tekent overeenkomst met Pharma Partners In De Eerstelijns van juli 2010 introduceerden we het gezondheidsportaal PAZIO, actief in de regio’s Leidse Rijn, Schiedam en Maarssenbroek. Het zet innovatieve tools in om de zorg voor patiënten beter, goedkoper en toegankelijker te maken. Voor de integratie tussen het portaal en het huisartseninformatiesysteem via MijnGezondheid.net is met Pharma Partners nu een overeenkomst gesloten.

Tekst: Corina de Feijter/Fotografie: Isabel Nabuurs

‘PAZIO vorm een elektronische schil rond huisartsenpraktijken en gezondheidscentra, met een breed palet aan diensten, een virtuele ontmoetingsplaats tussen zorgverlener en zorgconsument en een bron van informatie voor wetenschappelijk onderzoek.’ Aldus Niek de Wit, hoogleraar huisartsengeneeskunde UMC Utrecht in De Eerstelijns. Nu maken PAZIO en PharmaPartners het samen mogelijk dat de huisarts vanuit het eigen informatiesysteem eenvoudig diensten als inzage in het eigen dossier, eConsult, eAfspraak en eHerhaalrecept kan aanbieden aan patiënten. Hiermee kunnen patiënten zelf de regie houden over hun ziekteproces. Dat is makkelijk voor de patiënt, vergroot de betrokkenheid van de patiënt bij de behandeling en verbetert de efficiency in de huisartspraktijk. De tijd die wordt gewonnen, komt ten goede aan de patiëntenzorg. Pharma Partners levert de technische infrastructuur, gebaseerd op Eenheid van Taal. •

Op 10 maart jl. tekenden de voorzitter van PAZIO Jos Kuilboer (UMC Utrecht) en PharmaPartners-directeur Robi Nederlof een samenwerkingsovereenkomst. V.l.n.r. zittend: Robi Nederlof en Jos Kuilboer (PAZIO), staand: André Dekker (PAZIO), Leone Flikweert (PAZIO), Piet Hein Knoop (PharmaPartners). de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Volledig huisartsdossier zonder dubbele registratie

OZIS-Ketenzorg succesvol geïmplementeerd COMMUNICATIE STANDAARD

Nu de informatie wordt uitgewisseld tussen HIS en KIS, maakt het volgens huisarts Roelof Welling niet meer uit in welke van de twee de diabetesregistratie plaatsvindt.

Huisartsencoöperatie Nijverdal/Hellendoorn is een van de eerste gebruikers van de ketenzorgondersteuning van Medicom en het VitalHealth KIS. Relevante mutaties in het KIS worden via OZIS-Ketenzorg doorgegeven naar Medicom en vice versa. Huisarts Roelof Welling is enthousiast: ‘We hebben een volledig huisartsdossier zonder dubbele registratie en kunnen integrale zorg leveren.’ HIS-KIS convenant Tijdens een ICT-bijeenkomst in de regio maakten de Nijverdalse artsen kennis met de ontwikkelingen in het kader van het HIS-KIS convenant. In dat convenant spraken KIS-leveranciers VitalHealth en PortaVita en HIS-leveranciers PharmaPartners en Promedico af een open standaard te ontwikkelen voor de integratie tussen HIS en KIS. Doel hiervan is het zorgproces in de keten optimaal te ondersteunen en bij te dragen aan een compleet patiëntendossier, zonder de noodzaak van dubbele registratie. Een stap die al gezet kon worden, was de uitwisseling van gegevens via de OZIS-Ketenzorg standaard. Welling: ‘Dat klonk veelbelovend, dus gaven we aan interesse te hebben.’

De coöperatie telt veertien huisartsen en maakt deel uit van de Diabetes Coöperatie Almelo, die in 2007 startte. ‘Van meet af aan was duidelijk dat we via een keteninformatiesysteem (KIS) gegevens zouden uitwisselen met de andere zorgverleners in de keten. Daarvoor gingen we in zee met KIS-leverancier VitalHealth. Het KIS functioneerde goed: je kunt andere zorgverleners inzage geven, het ondersteunt de chronische zorg uitstekend en het is heel eenvoudig om via het KIS naar de andere ketenpartners te verwijzen. Maar de terugkoppeling naar ons huisartsinformatiesysteem Medicom verliep via Edifact-berichten en de verwerking ervan was omslachtig.’

Goede proeftuin Een klein jaar later waren VitalHealth en Pharma­ Partners klaar voor een pilot met de uitwisseling van gegevens via OZIS-Ketenzorg. Coöperatie Nijverdal/ Hellendoorn werd uitgenodigd en niet veel later werd de koppeling tussen het VitalHealth KIS en Medicom tot stand gebracht. ‘De situatie hier leent zich uitstekend voor een pilot’, legt PharmaPartners accountmanager Freddy Mulder uit. ‘Het is een overzichtelijke, enthousiaste club en er wordt goed geregistreerd. Dat laatste is heel belangrijk. Als gegevens niet aan de juiste episode gekoppeld zijn, kan het systeem ze niet vinden en worden ze niet doorgezet naar het KIS.’ Eerlijke communicatie ‘De koppeling werkte eigenlijk direct goed’, aldus Welling. ‘Natuurlijk kom je kinderziektes tegen, maar de lijnen met PharmaPartners zijn kort en de communicatie is eerlijk. Als een optimalisatie tijd nodig heeft, de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

32


Toekomstmuziek Op dit moment hebben huisartsen, POH-ers en internisten toegang tot het KIS. De labwaarden komen als Edifact-bericht binnen. Welling: ‘Die verwerk ik zelf. Ik koppel ze aan de juiste episode en zo nodig aan een actie voor de assistente of POH-er. Ik hoop dat op termijn meer ketenpartners gebruik gaan maken van het KIS, zodat we ook hun informatie automatisch terugkrijgen in Medicom. Maar dat is toekomstmuziek. Evenals de wens om losse tekst mee te kunnen geven, bijvoorbeeld opmerkingen als ‘moeder is ziek’ of ‘medicatie ontregeld’, zodat je daar later op terug kunt komen.’

worden daar geen doekjes om gewonden. Het uitgangspunt van de leveranciers is dat er pas uitgeleverd wordt als de functionaliteit werkt en dat is prettig.’ Volledig dossier in HIS en KIS Volgens Welling maakt het nu eigenlijk niet meer uit of hij de diabetesregistratie in het HIS of in het KIS doet. ‘De informatie wordt uitgewisseld, dus ik beschik in beide systemen over de volledige gegevens. Als ik selecties op diabeteszorg maak, zal dat in beide systemen op hetzelfde uitkomen. Ik gebruik het KIS als basis, omdat het de chronische zorg beter aanstuurt dan een protocol in Medicom. In het protocol kun je bijvoorbeeld velden overslaan, in het KIS kan je een vraag zo instellen dat deze beantwoord moet worden om verder te kunnen. Bovendien genereert het KIS een melding wanneer patiënten moeten worden opgeroepen voor een periodieke controle of fundusfoto.’

Ondersteuning rol patiënt Deze en andere punten worden meegenomen in vervolgfasen van het HIS-KIS convenant. Ook de rol van de patiënt in het zorgproces wordt in de toekomst ondersteund. ‘Ons patiëntenportaal MijnGezondheid.net biedt Medicomartsen en Pharmacom-apotheken nu al mogelijkheden om de patiënt te informeren en te betrekken bij zijn gezondheid’, aldus Mulder. ‘Wanneer er een koppeling met het KIS tot stand komt, biedt dat zorgverleners en patiënten de mogelijkheid om de chronische zorg echt samen vorm te geven.’ •

Efficiënt en minder fouten Welling start het KIS nu nog apart op. ‘Het zou helemaal mooi zijn als ik via een icoon in Medicom rechtstreeks naar VitalHealth kon. Ik heb begrepen dat dit in een volgende fase beschikbaar komt in het kader van het HIS-KIS convenant. Voor nu ben ik heel tevreden met deze oplossing.’ In het beginscherm van het KIS kan relevante data uit Medicom worden opgevraagd. Deze gegevens worden in het KIS automatisch gekoppeld aan de juiste vragen. ‘Daarna is het een kwestie van langslopen en aanvullen. Je hoeft geen waardes of medicatiehistorie meer over te tikken. Dat scheelt tijd en de kans op fouten neemt af.’

Tekst: Margriet van Lingen/Fotografie: Wim van der Ende

Integrale zorg In Medicom verschijnt een melding wanneer een patiëntendossier vanuit het KIS bevraagd is. Als de POH-er een patiënt tijdens een periodieke controle heeft gezien, registreert ze dat in het KIS. De huisarts ziet dit terug in de journaalregels in Medicom. Eventuele nieuwe waardes, worden opgeslagen in het diagnostisch dossier van de betreffende patiënt in Medicom. ‘Dat betekent dat we ze ook bij de hand hebben wanneer de patiënt voor iets anders op het spreekuur is. Een belangrijke meerwaarde van de koppeling is, dat je meer overzicht krijgt in je HIS. De ICT ondersteunt op die manier integrale zorg.’

Meer informatie: www.pharmapartners.nl/zorggroepen www.vitalhealthsoftware.nl.

Kracht van de pilot Roelof Welling denkt en doet graag mee in innovatieve ICT-pilots. ‘Het werkt goed om nieuwe ontwikkelingen eerst in een kleine omgeving te implementeren, ervan te leren en door te verbeteren. Daarna kan het zich als een olievlek over Nederland uitspreiden. Dat is de kracht van de pilot met OZIS-Ketenzorg in Nijverdal.’

33

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Regionale Coöperatie Huisartsen (RCH) Midden-Brabant

Informatiemanagement: to be or not to be voor een zorggroep KETENINVESTERING

Hoe kan een zorggroep in eerstelijns copd-zorg het voortouw nemen? In de regio Midden-Brabant waren de partijen al drie jaar met een transmurale richtlijn bezig, maar realiseerden zich steeds meer dat je goede ketenzorg niet kunt ondersteunen zonder goede informatie. In september 2010 werd door de RCH een selectietraject voor een keteninformatiesysteem ingezet, waaruit Care2U als partner is geselecteerd. ‘Wil chronische zorg beklijven in de eerste lijn, dan is informatiemanagement onmisbaar.’ ‘We hadden een procesinstrument nodig in de zorggroep. Dit instrument kon worden gefinancierd uit de DBC’s voor diabetes en copd plus financiële ondersteuning vanuit ZonMw. Daarom kregen we een mandaat van het RCH-bestuur voor de keuze van een goede partner in de levering van data in een keteninformatiesysteem (KIS).’ Zo verklaren Annemarie Cromwijk en Theo Bisschops, ze zijn respectievelijk zorggroepmanager en directeur van RCH. ‘Informatiemanagement is de onmisbare schakel in chronische zorgprogramma’s. Wij zijn al in 2007 met een pilot voor copd gestart, mede door de bevlogen huisarts Frans Blessing en de zeer betrokken voormalige longarts Ferdinand Palmen van het St. Elisabeth Ziekenhuis. Dat heeft geleid tot een richtlijn voor ketenzorg in de eerste lijn, die later uitstekend bleek te sporen met de landelijke zorgstandaard copd. Wat we misten, was de governance: de monitoring en de kwaliteitsbewaking waarmee we de zorgverzekeraars konden overtuigen van de kwaliteit van zorg. We liepen voorop in zorg maar konden het niet in cijfers presenteren. Daarom hebben we versneld de keteninformatie ingevoerd.’ Criteria en breekpunten Maar hoe kies je een leverancier? ‘In het selectietraject hebben we de hulp ingeroepen van Jeroen Cornelissen; hij blijkt over de kennis en eigenschap-

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

34


pen te beschikken die nodig zijn om zo’n partner te selecteren. De uitgangspunten in het selectieproces waren de visie van de zorggroep op ketenzorg voor chronisch zieken en de criteria die wij aan een keteninformatiesysteem zouden willen stellen. Het waren ongeveer 80 criteria, die we moesten wegen en we moesten de breekpunten aanbrengen. De belangrijkste waren: de huisartsen blijven in hun eigen HIS werken en we moeten dubbele registratie van data vermijden. In de voorbereidende werkgroep kwamen we tot een shortlist van vier leveranciers, die zich hebben gepresenteerd in een carrousel. Dat wil zeggen dat elke leverancier een uur de tijd kreeg om aan een uitgebreide groep vertegenwoordigers van de zorggroep het KIS uit te leggen en om aan te geven waarom ze voor dit systeem moesten kiezen. Tenslotte hebben we locaties bezocht waar het product van twee KIS-leveranciers is geïmplementeerd.’

Annemarie Crom­wijk, zorggroepmanager: ‘De huisartsen moeten in hun HIS blijven werken en we moeten dubbele registratie vermijden, dat waren in de selectie van het KIS belangrijke eisen.’

Eerlijkheid over prestaties Dit is een intensief en ingewikkeld traject, geven Annemarie Cromwijk en Theo Bisschops toe. ‘Temeer omdat we ons niet volledig wilden overgeven aan een HIS-leverancier en we in de regio te maken hebben met zes HIS-systemen. Er is ook een lokale vertaling nodig, zo bleek duidelijk uit ons onderzoek. Onze zorggroep heeft andere behoeftes dan de collega’s elders. We hebben toch allemaal een unieke ontwikkeling doorgemaakt. De leverancier moet ons een goed gevoel geven, waarbij meespeelt dat men eerlijk is over de status en de prestaties van het keteninformatiesysteem. Wat kan wel, wat kan niet, wat mogen we in de toekomst aan opties verwachten? Er moeten modules aan de configuratie toegevoegd kunnen worden, terwijl we niet zitten te wachten op nota’s voor meerwerk. We zijn in Midden-Brabent een van de koplopers in diabeteszorg, maar door onvoldoende registratie beschikken we niet over managementinformatie en indicatoren die de kwaliteit van zorg aantonen. We hebben onvoldoende antwoord op vragen van zorgverzekeraars. Dat moet snel veranderen en daarvoor hebben we een meedenkende KIS-leverancier nodig.’

Instrument voor procesverbetering Op dit moment wordt het KIS ingevoerd. ‘Hiervoor bezoeken we onze huisartsengroepen in MiddenBrabant, waar we duidelijk maken dat meedoen in een zorggroep vereist dat data perfect geregistreerd en uitgewisseld worden tussen zorgverleners. Dat is een “to be or not to be” voor zorggroepen. Als je hierin als huisarts niet mee wilt gaan, staat volgens ons het lidDenken vanuit gebeurtenissen bij de patiënt DotMed, het bedrijf achter Care2U, wil met software het verband in eerstelijnszorg kunnen aanbrengen. Directeur Bert Blom: ‘Het gaat om de menselijke maat. Er wordt gedacht vanuit gebeurtenissen bij de patiënt, vervolgens worden via een of meer simpele regels de zorgleveranciers actief bij het behandelproces betrokken. Als we de vergelijking maken met de rotonde: je maakt zelf uit of je rijdt en wanneer dat gebeurt. Dat is het verschil met kruisingen, waar verkeerslichten bepalen of je verder mag. Care2U denkt in rotondes, waarop verkeer constant kan doorstromen en slechts met een enkele, interactieve regel rekening gehouden hoeft te worden: links heeft voorrang. Alle betrokken zorgverleners en op termijn ook de patiënt, krijgen een geautoriseerde afslag.’

‘Het is een spiegel

Behalve bij RCH heeft Care2U recent ook aan de zorggroep De Ondernemende Huisarts het KIS geleverd.

voor kwaliteit’ 35

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


dus tijd voor we naar verwachting de 5.500 copdpatiënten hebben geregistreerd. Instroom in de DBC betekent gebruik gaan maken van het KIS. Er is een 0-meting nodig, we moeten de gegevens uit de HIS’en extraheren en opschonen. Er is training nodig. Kortom we zitten nog maar aan het begin van het proces dat naar ons doel met de zorggroep moet leiden: 80 procent van de copd-patiënten in de eerste lijn behandelen. Met het diabetesprogramma zijn we al een stap verder. Alle 12.000 diabetespatiënten uit onze zorggroep zullen in juli van dit jaar in het KIS opgenomen zijn.’ •

maatschap van de coöperatie ter discussie. Het gaat er niet om dat we jou als huisarts pesten, zeggen we erbij, er zijn gewichtige redenen om te investeren in datainformatie. Misschien is het nog wel belangrijker dat de praktijkondersteuner zich het werken met het KIS snel eigen kan maken, omdat het keteninformatie­ systeem ook de efficiency en organisatie van de praktijk ondersteunt. Vervolgens kunnen praktijken vergeleken worden: het is een spiegel voor kwaliteit. De keteninformatie is een instrument in een zorggroep om zorgprocessen te verbeteren.’ Naar 80 procent in eerste lijn Hoe gaat RCH de informatie over de copd-patiënten in het KIS invoeren? ‘We zitten nu in de fase van instroom in de DBC. Dat doen we stapsgewijs, per kwartaal een deel van de 140 praktijken. Het vraagt

Tekst: Kees Kommer/Fotografie: Paul van der Klei

adv_210_135_2011:Opmaak 1 18-3-2011 10:25 Pagina 1

Care2U:

De menselijke maat in ketenzorg De ICT oplossing voor ketenzorg waarbij de patiënt centraal staat

2 zor gg roe pen

• • • • •

kie zen

individuele zorgplannen DM, Asma/COPD en CVRM: multimorbiditeit patiëntenlogistiek voor alle ketenpartners rapportage op maat en benchmarking administratieve ondersteuning inclusief facturering

• communicatie met het HIS

B E S T E K IS

Informatie en een demo vindt u op www.care2U.nl

De menselijke maat in ketenzorg

Hunzebos 7, 1447 TW Purmerend 0299 465674, info@care2u.nl Care2U is een geregistreerd merk van dotMed BV

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

36


Column Jan Erik De Wildt

Zonne-energie is eerstelijnszorg Heerlijk zo’n voorjaarsvakantie naar Oostenrijk; weekje skiën. Even lekker tot rust komen. Dan komt geleidelijk de creativiteit en de inspiratie weer terug en begint de energie zich op de hopen. In dit geval ook letterlijk. Op de terugweg door Duitsland valt het op dat er overal, ja echt overal zonnecollectoren zijn. De Oosterburen zijn een aantal jaren geleden begonnen met deze nieuwe vorm van energie en hebben hier vol op ingezet. Met resultaat. Door een zogenaamd “Einspeise­gesetz”. Dat is een wet die energiebedrijven verplicht om de met zonnepanelen opgewekte stroom tegen een vast tarief af te nemen. “Dit is toch De Eerstelijns?” hoor ik u denken? Ja zeker! Kun je de vergelijking maken met de eerstelijnszorg in Nederland? Daar ontstaat een enorm probleem dat niet met conventionele methoden is op te lossen. Het investeren is op zichzelf door allerlei omstandigheden niet aantrekkelijk en/of gebruikelijk. Dan kan een sterke visie, positief discriminerende wet/regelgeving en doorzettingsvermogen heel veel resultaat opleveren. Vergelijk de ziekenhuizen met oude bruinkoolcentrales, wel een enorme capaciteit, maar niet meer van deze tijd. Weghalen is geen optie, maar niet meer (zoveel) investeren wel. Op zoek naar alternatieven. Zonne-energie kent (bijna) geen nadelen. Het landschap wordt er een beetje door ontsierd. Eerstelijnszorg heeft (bijna?!) geen nadelen….

Het aantal nieuwe installaties, zoals gerapporteerd door Bundesnetzagentur. In

Wat is er nodig? Een duidelijke visie van de overheid, Die is er wel als je alle stukken eens naleest van de afgelopen tien jaar. Een stimuleringsregeling die de eerstelijnszorg vooruit helpt. Een Einspeisegesetz maar dan anders; een verplichting om eerstelijnszorg af te nemen door de zorgverzekeraars. Of men dan ook nog andere energie afneemt, moeten ze zelf weten. Maar eerstelijnszorg moet. Dat geeft de eerstelijnszorg de steun in de rug en de zekerheid dat investeren loont. Nu worden te veel en te vaak veranderingen doorgevoerd in de financiering of blijft er onzekerheid ontstaan, waardoor de eerstelijnszorg niet echt kan doorpakken: de GEZ regeling, de contractering van de DBC’s, de afschaffing van kwaliteitsimpulsen van fysiotherapeuten, huisartsen e.a.

groen per maand (dec. 42.023), in geel in totaal per jaar (159.800 in 2009). Grafiek: Peter J. Segaar/Polder PV.

Jan Erik de Wildt is eigenaar van Commonsense BV

Moraal van het verhaal? Investeer in de beste oplossing. Kies voor Duitse degelijkheid. Kies voor eerstelijnszorg. Mooi om te zien dat mijn energie al weer op peil is en dat ik er weer zin in heb om voor de eerstelijnszorg te blijven strijden. Niets doen is geen optie, doet u mee?! •

en houdt zich bezig met redesign van de eerste lijn Wilt u reageren? Stuur een mail naar je.dewildt@de-eerstelijns.nl.

37

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Op zoek naar bewijs voor ‘passen praktijkorganisatie in eerste JAN VAN ES INSTITUUT

‘Dé eerstelijnsorganisatie bestaat niet’, zo was de conclusie tijdens een invita­ tional bijeenkomst over praktijkorganisatie van het Jan van Es Instituut op 28 februari. Taakdelegatie, taakdifferentiatie en taakherschikking volgen elkaar in snel tempo op. In de praktijk zoekt ieder naar een passende oplossing voor de eigen situatie. Kennis ontbreekt over welke vormen van praktijkorganisatie het meest lonend is in de praktijk. Meer aansluiting tussen kennis en praktijk is geboden. In de ontwikkeling naar meer geïntegreerde eerstelijnszorg is de praktijkorganisatie cruciaal. Vanuit de gedachte dat de burger een vloeiend proces van zorgen dienstverlening in de eerste lijn moet ervaren is het meer dan ooit nodig om afspraken te maken over de onderlinge taakverdeling: wie doet wat en wanneer? Taakdelegatie, - differentiatie en multidisciplinair samenwerken vereist grotere geïntegreerde organisatievormen. Door grotere praktijken en deeltijdwerken neemt ook het aantal medewerkers toe. Met consequenties voor de interne organisatie en onderlinge afstemming en samenwerking.

Belangrijke elementen uit de praktijk Als startpunt voor de inrichting van de praktijkorganisatie geldt volgens de deelnemers van de invitational het expliciteren van een eigen gezamenlijke visie. Het zorgaanbod wordt bepaald door de behoeften van de populatie. Daarnaast wordt de wijze van organiseren op basis van competenties en ambities (aanwezig en wenselijk) bepaald. Het aanbrengen van een taakverdeling is daarbij essentieel. Ook is het van belang tijdig na te denken over het betrekken van andere disciplines. Voor het ontwikkelen en het aansturen van de praktijk is verder visionair leiderschap nodig en speelt ICT een belangrijke rol: zo dienen HIS-gegevens uitwisselbaar te zijn. Tenslotte kan kwaliteitsbewaking vorm krijgen door patiëntenenquêtes, accreditering en scholing.

Invitational praktijkorganisatie Het Jan van Es Instituut heeft met een invitational bijeenkomst een eerste aanzet gegeven tot het verwerven van kennis over een ‘passende’ praktijkorganisatie. Wat zijn de actuele ontwikkelingen op het gebied van praktijkorganisatie? Welke (nieuwe) modellen worden toegepast bij de inrichting van de praktijkorganisatie? Waaraan is in het werkveld behoefte?

Meedoen aan de discussie! Wat zijn uw ideeën over praktijkorganisatie? Werkt u in een optimale situatie die volgens u navolging verdient? Welke modellen kent u die de moeite waard zijn om verder uit te wisselen.Wij nodigen u graag uit

Extra mogelijkheden, extra eisen Grotere praktijken onderscheiden zich van de kleinere praktijksituaties op diverse punten. Zo kan er sprake zijn van een multidisciplinair samenwerkingsverband eventueel in een overkoepelende organisatie. Door de

een bijdrage te leveren aan de discussie over dit onderwerp. Of wilt u reageren op dit artikel? Mailt u dan naar het Jan van Es Instituut, t.a.v. Loes van Amsterdam: l.vanamsterdam@jvei.nl. Meer informatie over het Jan van Es Instituut vindt u op www.jvei.nl.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

38


nde’ lijn organisatiekracht ontstaat een breed zorgaanbod: de grenzen tussen nulde, eerste en tweede lijn kunnen makkelijker vervagen. Voor medewerkers biedt een grote organisatie extra mogelijkheden maar stelt ook extra eisen. Differentiatie in functieniveaus (junior, senior), maar ook een generalistische en een specialistische inzet is mogelijk en biedt kansen voor medewerkers, waarbij ambitie, levensfase, en financiële prikkels een rol spelen. Als specifiek element geldt de helderheid over verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor het medisch zorgproces, de facilitaire en bedrijfsmatige taken. De uitkomst van de invitational bevestigt de zoektocht naar een passende inrichting met bekende elementen.

333Zorg voor de complexe ouderenzorg lijkt succesvol te kunnen worden gedeeld waarbij de volgende aspecten moeten zijn geregeld: individuele zorgplannen, heldere coördinatie, structureel monitoren, coaching in zelfmanagement en de link naar de maatschappelijke dienstverlening. Meer structurele samenwerking tussen de huisartsvoorziening, de wijkverpleging en de welzijnsorganisaties lijkt dan ook geboden. Inzet van gespecialiseerde verpleegkundigen in diverse eerstelijnsrollen wordt als kwalitatief goed en veilig ervaren met een hoge patiënttevredenheid. De exacte competenties van deze gespecialiseerde verpleegkundigen zijn nog onduidelijk, key elementen zijn in ieder geval: ervaring, opleiding en ‘volwassenheid’. Echter op andere punten is er nog onvoldoende bewijs. Zo wordt de effectiviteit van de triage functie door de verpleegkundige, bijvoorbeeld via een inloopspreekuur, nog onvoldoende ondersteund met wetenschappelijke bewijs.

Aandachtspunten vanuit de wetenschap Recente reviews over de organisatie van taakdelegatie en –differentiatie in de eerste lijn tonen dat wetenschappelijk bewijs ontbreekt over de wijze waarop dit organisatorisch vormgegeven zou moeten worden. Wel zijn diverse aspecten op deelgebieden effectief gebleken: Veel begeleidingstaken bij chronische aandoeningen kunnen uitstekend worden gedelegeerd naar verpleegkundigen. Een ontwikkeling die reeds volop wordt ingezet met de POH. Ingrediënten voor succesvol samenwerken lijken hierbij heldere afspraken in een goed gestructureerde praktijk.

Grotere praktijken en meer deeltijdwerkers vragen om goede samenwerking en een passende praktijkorganisatie.

Modellen ‘passende’ praktijkorganisatie Doel van deze discussie is om onderbouwde modellen te vinden voor een ‘passende’ praktijkorganisatie. Momenteel blijkt dat zowel in de praktijk als in de wetenschap deze modellen ontbreken. Noodzakelijk is om vast te stellen of we kunnen bepalen in welke omstandigheden welke organisatievorm het meest passend is. Belangrijk hierbij lijkt vooral de aansluiting bij de praktijkpopulatie: wat is voor die populatie het meest passend? Om (toekomstige) eerstelijnspraktijken te ondersteunen is modelvorming wenselijk, maar behoefte is er vooral aan bruikbare instrumenten voor de inrichting van de eigen organisatie in de eigen context. •

Agenda * 18 april 2011: Werkbijeenkomst Opleiden van professionals voor de geïntegreerde eerste lijn. Georganiseerd door Jan van Es Instituut, LVG en Hogeschool Leiden. . * 20 mei 2011: Het Eerstelijns Transparantie Congres. Georganiseerd door Jan van Es Instituut en De Eerstelijns. Inschrijven via ww.jvei.nl en www.de-eerstelijns.nl.

39

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Tijd voor een fundamentele discussie over huisartsenbekostiging

Zorg voor

r een daalde

OPINIE

szorg in de gezondheid . toekomst van ectief gen op de lijns persp het eerste Beschouwin Bezien vanuit Nederland.

richt en Heuve en Dr GJC Schulp rtsenZorg (RHZ) Maast Huisa Regionale Maastricht,

lland

3 januari 2011

Guy Schulpen schreef recent Zorg voor een daalder. Beschouwingen over de toekomst van de gezondheidszorg. Bezien vanuit het eerstelijns perspectief.’ (30 pag.) Informatie: RHZ Maastricht en Heuvelland, telefoon (043) 350 69 10.

De huisartsenbekostiging is historisch gebaseerd op een huisarts en parttime doktersassistente. Voor de invoering van de zorgverzekeringswet in 2006 zijn de huisartsenposten ontstaan met een eigen financieringsmodel en enkele jaren daarna de module praktijkondersteuner (poh). In 2006/2007 zijn de M&i tarieven (voorheen flexigelden) geïntroduceerd. In 2008 heeft de poh ggz zijn intrede gedaan en vanaf dat jaar zijn geleidelijk aan ook de eerste DBC’s ontstaan met allerlei verschillende financieringsvormen. Vanaf 2010 integrale bekostiging voor ketenzorgprogramma’s of een koptarief. Het wordt onoverzichtelijk en gezien de belangrijke functie van de huisarts en de eerstelijnszorg is dat een onwenselijke situatie. Alle financieringsvormen zijn gebaseerd op een vast bestanddeel (praktijkkosten) en een variabel deel (verrichtingen). De basis is het abonnementstarief – inschrijftarief van ruim € 50. Bij de berekening van allerlei andere tarieven wordt telkens gerefereerd aan het abonnementstarief. Of het nu over het uurtarief in de ANW diensten gaat of de DBC’s. Hier ontstaat de vervuiling en ook de onduidelijkheid.

Nu vinden we misschien dat de kok (lees huisarts) een maximum inkomen moet krijgen, want hij wordt betaald met maatschappelijk geld. Maar hoe zit het dan met dat vrije tarief voor die huisarts? Waar past dat nog als ik toch al een maximaal salaris in gedachten heb? Wat gebeurt er als ik bij de ene kok een biefstuk krijg en bij de andere een stuk brood, hoe honoreren we dat verschil?

De huisartsenpost en zorggroep zijn hoofdcontractant voor spoedzorg en DBC’s. De hoofdcontractant mag wettelijk gezien geen onderhandelingsresultaten delen met de onderaannemers (meestal huisartsen) in het kader van de Mededingingswet. De andere onderhandelingspartij, de zorgverzekeraar, biedt aan een zelfstandige organisatie een vergoeding (vaak gebaseerd op eigen berekeningen van een uurloon), waarbij men refereert aan andere inkomsten van de onderaannemers. Dat gebeurt in toenemende mate op basis van een rapport van Plexus, waarin de huisarts € 60 per uur en de praktijkondersteuner € 40 per uur zou mogen verdienen. Omdat het abonnement al voor een basisinkomen zou zorgen. Daar ontstaan de problemen. Stel u het volgende voor: u logeert en dineert in een hotel en roept de manager omdat u een korting van 40% op uw maaltijd wil hebben verwijzend naar het feit dat het hotel ook inkomsten uit kamerverhuur geniet……

De financiering van de huisartsen is aan een fundamentele wijziging toe. Er ontstaan ontzettend kromme en onduidelijke redeneringen. Het is serieus te overwegen om een maatschappelijk verantwoord integraal uurtarief vast te stellen met een differentiatie naar de geleverde kwaliteit en prestatie. Kortom een tarief met een minimum variant en een maximum variant om substitutie, kwaliteit en excellentie te prikkelen. Daarnaast een (beperkte) opslag voor “praktijkkosten” en een inschrijftarief dat tegen werkelijke kosten aanleunt. Geef voor de overige verrichtingen gewoon een normaal en realistisch uurtarief. Dat maakt het allemaal een stuk overzichtelijker. •

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

Guy Schulpen en Jan Erik de Wildt

40


Educatieprogramma PRISMA voor mensen met diabetes type 2

“Ik ben de smoezen voorbij” ZELFMANAGEMENT

Hoe krijgt de diabetespatiënt door zelfmanagement meer grip op zijn ziekte? Op basis van het Engelse Desmond programma weten in PRISMA geschoolde trainers via motiverende gespreksvoering een proces op gang te brengen bij patiënten, dat inzicht in hun situatie biedt. ‘Hoe meer ze over hun chronische ziekte weten, hoe minder escapes ze hebben om de aandoening te ontkennen. Ze gaan in eigen woorden doelen stellen die de ziektelast verkleinen en die de kans op complicaties verminderen.’ Jos Jacobse en Janet Murris zijn de trainers die voor Diazon, onderdeel van de zorggroep Huisartsenzorg Noord-Kennemerland, het PRISMA-project begeleiden; PRISMA staat voor PRo-actieve Interdisciplinaire Self MAnagement educatie. Jos is diabetesverpleegkundige, Janet coördinator diëtiek diabetes. ‘Waar denk je aan bij diabetes,’ vragen ze aan de groep die ze coachen. ‘Aan de hand van de opmerkingen van deelnemers maken wij tekeningen. Als iemand “een suikerklontje” zegt, illustreren we stapsgewijs de route die glucose in het lichaam aflegt, tot op orgaan- en celniveau. Zodat de deelnemers precies de rol van glucose en insuline in beeld hebben. We bouwen de tekeningen op aan de hand van wat de deelnemers vertellen.’ De waan van de dag Zelfmanagement voor diabetespatiënten is geen standaard verhaal. ‘Door het stellen van de juiste vragen, kunnen mensen op zoek gaan naar eigen antwoorden. Want wat zijn hun aannames, wat is hun dagelijkse realiteit met diabetes type 2? We horen bij een deel van de diabetespatiënten: ik voel eigenlijk niets, ik heb geen probleem. Maar dan blijken deze mensen toch een bloedglucosewaarde van 12 te hebben. Hier ligt

Deelnemers vullen tijdens de bijeenkomst het gezondheidsprofiel in; daaruit kiezen zij een onderwerp waaraan zij willen werken.

PRISMA in praktijk Een huisartsenpraktijk nodigt een tiental patiënten uit, met hun partners. Er is keuze uit 2 x 3,5 uur op ochtenden of 3 x 2,5 uur op avonden. De voorkeur gaat uit naar een herkenbare locatie in de wijk. De poh is bij de training aanwezig als de vertrouwde contactpersoon. Ze ziet de patiënten ook eens van een andere kant en kan tijdens consulten samen met de patiënt nieuwe doelen formuleren. Interesse in PRISMA? Kijk op www.prisma-diabetes.nl. Janet Murris is coördinator diëtiek diabetes. 41

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


beschadiging van de bloedvaten op de loer. Hoe kun je in je dagelijks handelen gemotiveerd omgaan met deze ziekte, als je er niets van voelt? Gaandeweg wordt tijdens de PRISMA-training het plaatje gecompleteerd voor de patiënt.’ Haalbare doelen formuleren Jos en Janet leggen uit dat door het stramien van dit educatieprogramma bij de deelnemers een proces op gang komt dat tot meer kennis en bewustzijn leidt. ‘Hoe meer je over diabetes in jouw lichaam weet, hoe minder je een escape inzet om je niet aan het leefstijladvies te houden. Deelnemers gaan in eigen woorden hun haalbare doelen formuleren. De praktijkondersteuners informeren de patiënt in de huisartsenpraktijk ook uitgebreid over het gebruik van geneesmiddelen en de juiste leefstijl, maar dan beklijft niet alles. Via PRISMA krijgt diabetes een herkenbare plek, er ontstaat meer aandacht voor leefstijl, de dagelijkse handelingen en de sociale aspecten rond deze ziekte. “Ik ben nu de smoezen voorbij”, hoorden we een patiënt zeggen.’

PRISMA in eerste lijn Een van de speerpunten van het Nationaal Actieprogramma Diabetes voor een goede diabetesregulatie is zelfmanagement. Om meer te leren over hun diabetes en zelfmanagement kunnen mensen met diabetes

Lot in handen nemen Hans van Wijland heeft een duo huisartsenpraktijk in een Alkmaars gezondheidscentrum. Als kaderarts diabetes voor Diazon ontdekte hij dat binnen het chronic care model de geïnformeerde en geactiveerde patiënt een essentiële rol speelt. ‘De op het Britse model gestoelde PRISMA methode sprak mij direct aan door de wetenschappelijk onderbouwing en de empowerment die het patiën­ten oplevert. De training verloopt systematisch en ik vind het erg belangrijk dat ook de partner erbij kan zijn. De patiënt leert zijn ziekte te accepteren, er beter mee om te gaan en zijn lot in handen te nemen. Ik vind het belangrijk dat onze poh bij de patiëntentraining aanwezig is. Om voldoende follow-up in de zorg aan deelnemers te geven, hebben wij haar een cursus motivational interviewing laten volgen.’

type 2 het educatieprogramma PRISMA volgen. Het is een programma dat het VU medisch centrum sinds 2006 aan patiënten voorlegt. In samenwerking met Novo Nordisk wordt PRISMA nu ook aangeboden aan zorggroepen en huisartsenpraktijken in de eerste lijn. Een informatieve video over PRISMA is te vinden op www.changingdiabetes.nl/prisma.

Als het onderwerp gekozen is, formuleren zij samen met hulp van de trainers een doel voor hun actieplan.

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

42


Contracteren door verzekeraars Overigens denkt Hans van Wijland dat de PRISMAtraining niet bij elke diabetespatiënt werkt. ‘PRISMA is een goed model voor de stewardess uit het pilotenmodel van de Diabetes Vereniging Nederland. Het is verder van belang dat professor Frank Snoek van het VUmc, waar PRISMA vandaan komt, zicht houdt op de kwaliteit van uitvoering van PRISMA. Ik mis nu nog een follow-up, bijvoorbeeld een terugkommiddag of -avond na een jaar. Hoewel ik merk dat uit PRISMA ook een versterkt lotgenotencontact kan groeien. Nu wordt het educatieproject in de eerste lijn nog gesteund door Novo Nordisk, op termijn moet het een onderdeel worden van de ketenDBC voor diabetes. Het wordt tijd dat de zorgverzekeraars deze patiën­teneducatie gaan contracteren.’ • Tekst: Kees Kommer

Jos Jacobse is diabetes­verpleegkundige.

EERSTELIJNTJES Vernieuwde website Diabetesbehandelaar.nl Novo Nordisk lanceert de vernieuwde website Diabetes­ behandelaar.nl. De nieuwe website heeft meerdere mogelijkheden tot interactie en geeft bezoekers toegang tot het innovatieve Novolab. De website biedt op een overzichtelijke manier informatie en kennis over diabetesmedicatie en behandelmethoden, nascholingen, downloads en innovatieve online applicaties.

Diabetesbehandelaar.nl is een bron van informatie voor praktijkondersteuners, diabetesverpleegkundigen, internisten en huisartsen. Met de nieuwe website wil Novo Nordisk diabetesbehandelaren ondersteunen bij het vinden van de juiste informatie en het opdoen van de juiste kennis. Door het multidisciplinaire karakter van diabetesbehandeling en –zorg is het noodzakelijk dat alle leden van het diabetesteam over dezelfde informatie beschikken. De website geeft alle teamleden vergelijkbare informatie en de mogelijkheid om hierover met elkaar kennis en ervaring te delen. Gebruiksvriendelijk De website is overzichtelijker geworden, de structuur is geoptimaliseerd en het design is gebruiksvriendelijker. Via het media­centre krijgt de bezoeker toegang tot live en on-demand video-informatie en via het downloadcentre is snel en gemakkelijk informatie te vinden en te downloaden. In de webwinkel kunnen diabetesbehandelaren eenvoudig educatiemiddelen van Novo Nordisk bestellen. Een bijzonder nieuw onderdeel op Diabetesbehandelaar.nl is het Novolab, waar Novo Nordisk innovaties binnen het vakgebied deelt. •

43

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


Vier jaar multidisciplinaire diabeteszorg

Zorggroep Het Huisartsenteam KETENZORG CHRONISCH ZIEKEN

De verbetering in vier jaar is indrukwekkend. Nu wordt 90 procent van de 4700 diabetespatiënten volgens de zorgstandaard behandeld. Tegelijk is duidelijke gezondheidwinst geboekt: de patiënten scoren in bloeddruk, cholesterolgehalte, lichaamsgewicht en HbA1c beduidend beter. Ze zijn tevreden, de samenwerking tussen de zorgverleners wordt als voldoende tot uitstekend beoordeeld. opereren op basis van gelijkgezindheid in zorg voor chronisch zieken. We kiezen voor transparantie zodat we bij elkaar in de keuken kunnen kijken en dus elkaar kunnen corrigeren en stimuleren in het verbeteren van de zorgprogramma’s. We worden ook geholpen door de DBC-financiering in de eerste lijn, waardoor we krachtig kunnen sturen op processen. De multidisciplinaire diabeteszorg is hiervan een duidelijk voorbeeld.’

Dominiek Rutters en Jan Frans Mutsaerts leiden respec­ tievelijk als manager en voorzitter in WestBrabant een zorggroep die bewust klein blijft. ‘In Het Huisartsenteam willen we kunnen rekenen op de volledige participatie van de aangesloten huisartsen. Alle 40 huisartsen zijn NHG-geaccrediteerd en we willen Meten is weten Voorafgaande aan de start van de diabetes DBC (1 april 2007) heeft Het Huisartsenteam een 0-meting uitgevoerd. Daarna is jaarlijks een

Volgens zorgstandaard ‘In het verleden werd 30% van de diabetespatiënten behandeld volgens de zorgstandaard van de Nederlandse Diabetes Federatie. Na vier jaar intensieve samenwerking tussen huisartsen en verpleegkundigen van Het Huisartsenteam, diëtisten uit de regio, SHL-Groep en specialisten van het Amphia Ziekenhuis en het Franciscus Ziekenhuis is dit toegenomen tot 90%,’ leggen Dominiek Rutters en Jan Frans Mutsaerts uit. ‘Bijna een op de drie diabetespatiënten heeft nu zijn cholesterolgehalte beter onder controle dan vier jaar geleden en bijna een op de drie diabetespatiënten zit beter op gewicht. Aanvankelijk behandelden wij zes procent van de patiënten die op insuline is ingesteld, nu is dat zestien procent. Door scholing van de huisartsen en de verpleegkundigen kunnen we dus taken van de internist in de eerste lijn overnemen.’

meting gedaan. Figuur 1 toont de verbeteringen in het zorgproces. Figuur 2 toont de verbeterde zorguitkomst. Op het merendeel van de procesindicatoren wordt een score behaald van ruim 90%. Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam Verbetering zorgproces Het Huisartsenteam 0-meting, april 2007 4e jaarmeting, januari 2011

0-meting, april 2007

Suikerw aarde bepaald

4e jaarmeting, januari 2011

Bloeddruk bepaald Suikerw aarde bepaald Cholesterol bepaald Bloeddruk bepaald Gew ichtbepaald bekend Cholesterol Rookgedrag bekend Gew icht bekend Voetcontrole uitgevoerd Rookgedrag bekend Oogcontroleuitgevoerd uitgevoerd Voetcontrole Oogcontrole uitgevoerd 0%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100% 100%

Percentage patiënten dat betere zorg heeft gekregen, 2007 versus 2011

Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam Verbeterde zorguitkomst Het Huisartsenteam 0-meting, april 2007 4e jaar meting, januari 2011 0-meting, april 2007

HbA1c < 53 mmol/mol

4e jaar meting, januari 2011

HbA1c < 53 mmol/mol BMI < 25 kg/m2

Uniforme registratie De verbetering in vier jaar tijd is indrukwekkend. Rapportages over de geleverde zorg en de uitkomsten van zorg verhogen het inzicht van de zorgverlener en de zorggroep in de geleverde diabeteszorg, zowel op patiënt- als op praktijk niveau. ‘Meten is weten’. In een team is iedere professional verantwoordelijk voor de kwaliteit van patiëntenzorg. Gezamenlijke verant-

< 25 kg/m2 Syst. BMI bloeddruk < 140 mmHg Syst. bloeddruk < 140 mmHg LDL < 2,5 mmol/l LDL < 2,5 mmol/l

0% 0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80% 80%

Percentage patiënten dat een betere gezondheid heeft, 2007 versus 2011

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

44


toont verbeteringen aan Farmaceutische zorg ‘Door nauwkeurig te meten, kunnen we de verbeteringen in de zorg op de voet volgen. Maar we zijn er natuurlijk nog niet,’ geven Dominiek Rutters en Jan Frans Mutsaerts aan. ‘Wat nu nog ontbreekt, is een figuur waarmee we kunnen aantonen dat we door een betere zorg in de eerste lijn complicaties voorkomen voor diabetici. We hebben ook wensen. De farmaceutische zorg moet in de ketenzorg geïntegreerd worden. Daarom participeren wij samen met POZOB en OZL in de Diabetesdialoog, het initiatief van zorgverzekeraar CZ om farmacie een plaats te geven in de diabetes DBC. Het Huisartsenteam heeft het Diabetes Formularium ontwikkeld. We hebben het aan alle huisartsen en poh’s uitgereikt. Nu volgt de uitrol naar de apotheken zodat het deel kan uitmaken van het FTO-overleg. We zetten voorts in op zelfmanagement voor het nog verder verbeteren van de gezondheid van patiënten. Met een individueel zorgplan wordt de patiënt ertoe bewogen zelf meer sturing te geven en meer verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gezondheid. Het motiveren van patiënten moet geïntegreerd worden in alle zorgstraten. Hiervoor heeft Het Huisartsenteam brochures gemaakt; het is een van de methoden om zelfmanagement te stimuleren.’ •

woordelijkheid in combinatie met het inzicht in de geleverde zorg blijkt de aanjager te zijn voor verdere verbetering van zorg. In alle huisartspraktijken wordt op een uniforme wijze geregistreerd wat de patiënt aan zorg van de diverse zorgverleners krijgt. Tussentijdse rapportages hiervan maken inzichtelijk hoe het staat met de geleverde zorg en waar deze nog afwijkt van de zorgstandaard. Verbeteracties worden vervolgens uitgevoerd om tot aantoonbaar betere diabeteszorg te komen.’ Tevreden patiënten Een jaar geleden ging bij Het Huisartsenteam de Cliëntenraad van start. In dat kader is een evaluatie van de diabeteszorg uitgevoerd. ‘Uit de hoge respons op een enquête onder patiënten met diabetes blijkt hoe betrokken hier de patiënt is bij zijn eigen zorg. De tevredenheid is niet alleen een subjectief gevoel. De antwoorden over de ontvangen zorg laten een duidelijke overeenstemming zien met de zorgstandaard en de rapportages van Het Huisartsenteam. De samenwerking tussen de zorgverleners wordt door een ruime meerderheid van de diabetespatiënten als voldoende tot uitstekend beoordeeld.’

Tekst: Kees Kommer Zelfmanagement Ter versterking van het zelfmanagement van chronisch zieken heeft Het Huisartsenteam patiëntenbrochures en persoonlijke passen ontwikkeld. Zowel voor diabetes als voor copd en cvrm is een Zorgwijzer en een Zorgpas uitgebracht. Deze voorlichtingsmaterialen zijn mede mogelijk gemaakt door MSD en CZ.

45

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011


eerstelijns Agenda 05-04 4e Nationaal POH-congres Regardz de Eenhoorn, Amersfoort 9.30 – 16.30 uur www.healthinvestment.nl

20-05 Het Eerstelijns Transparantiecongres 2011 World Forum, Den Haag 9.00 – 17.30 uur www.de-eerstelijns.nl

6/7-04 Nationaal Congres Volksgezondheid De Meervaart, Amsterdam www.ncvgz.nl

25-05 Ouderenzorg? Wijkgerichte zorg! Hotel Trivium, Etten-Leur 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuurt.nl

09-04 Starterdag – De Startende Huisarts Domus Medica, Utrecht 9.00 – 17.00 uur www.artsennet.nl 14-04 Zorg voor patiënten met Onverklaar­- bare Lichamelijke Aandoeningen Aristo, Amsterdam 9.30 – 16.30 uur www.leidscongresbureau.nl 21-04 Ouderenzorg? Wijkgerichte zorg! Zeeuwse Bibliotheek, Middelburg 17.00 – 21.00 uur www.zee-bra.nl en www.rosrobuust.nl

25-05 Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl 2011 NBC, Nieuwegein 7.30 – 17.00 uur www.reedbusinessevents.nl 14-09 Zorggroepencongres 2011 ’t Spant, Bussum www.cursussenencongressen.nl 15-09 Executive Masterclass Eerstelijns Bestuurders Tranzo, Tilburg University 15-09-2011 t/m 25-05-2012 Aanmelden: csence@planet.nl of e.m.scharbaai@tilburguniversity.edu

Colofon De Eerstelijns is een vakmagazine voor alle samen­­werkende zorgverleners in de eerste lijn en is een uitgave van de Eerstelijns BV. ISSN: 2210-643X Uitgever: Jan Erik de Wildt REDACTIERAAD: Leo Kliphuis en Jan Erik de Wildt Advertenties: Marjon Zijlstra, De Eerstelijns B.V. Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenbosch t. 06 28 84 58 12, e. info@de-eerstelijns.nl REDACTIE: Gerda van Beek, Kees Kommer (hoofdredacteur) Redactieadres: De Eerstelijns B.V. Postbus 5034, 5201 GA ‘s-Hertogenbosch t. 073 610 46 57 e. redactie@de-eerstelijns.nl www.de-eerstelijns.nl Vormgeving: De Vormstrateeg Opmaak: Knijnenburgproducties.nl

de Eerstelijns nr. 3 ~ april 2011

Aan dit nummer werkten mee: Jeroen Cornelissen, Wim van der Ende, Corina de Feijter, Leo Kliphuis, Margriet van Lingen, Marianne Meulepas, Frank Muller, Isabel Nabuurs, Thijs Wessels, Jan Erik de Wildt, Marijn van Zanten, Marjon Zijlstra. Abonnementeninfo: Opgave en vragen over abonnementen: Abonnementenland, Postbus 20, 1910 AA Uitgeest t. 0900-ABOLAND of 0900-226 52 63 (€ 0,10 per minuut) f. 0251-31 04 05 Site: www.bladenbox.nl voor abonneren of www.aboland.nl voor adreswijzigingen en opzeggingen. Beëindigen abonnement: Opzeggingen (uitsluitend schriftelijk) dienen 8 weken voor afloop van de abonnementsperiode in ons bezit te zijn. Abonnementskosten: € 66,- per jaar, 10 uitgaven. Prijswijzigingen voorbehouden. Collectieve abonnementen: vanaf 10 ex. € 62,-, vanaf 30 ex. € 60,-, vanaf 70 ex. € 55,-; zie de website www.de-eerstelijns.nl.

46

Info disclaimer Alle auteurs- en/of databankrechten worden uitdrukkelijk voorbehouden. Behoudens de in de Auteurswet gestelde uit­ zonderingen, mag niets uit deze uitgave van De Eerstelijns zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever worden verveelvoudigd, opgeslagen in enig geauto­ matiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enigerlei vorm of op enige wijze. Aan de verstrekte informatie in deze uitgave van De Eerstelijns kunnen geen rechten worden ontleend. Hoewel aan het samenstellen en het totstandkomen van deze uitgave van De Eerstelijns de uiterste zorg is besteed, kan de afwezigheid van (druk)­fouten, onjuistheden, onvolkomenheden en/of onvolledig­ heden niet worden gegarandeerd en aanvaarden de auteur(s), de redacteur(en) en de uitgever geen enkele aan­sprakelijk­heid voor eventueel voorkomende (druk)fouten, onjuistheden, onvolkomen-heden en/of onvolledigheden, noch ook voor de gevolgen hiervan. De uitgever legt de gegevens van de ontvangers van De Eerstelijns vast voor toezending van de uitgaven De Eerstelijns, welke zodanige gegevens ook door de uitgever kunnen worden gebruikt om hen informatie te ver­ strekken over relevante producten en diensten. Bij bezwaar daartegen kan contact worden opgenomen met de uitgever.


“Breed kijken doe effectief focussen t ”

“In de medische wereld luistert alle s extra nauw. Zo van ICT gebonden is het beheer aan veel regels en guidelines. De ku allemaal zo flexibe nst is om het l en beheersbaar mogelijk te houd het best vanuit de en. En dat lukt breedte; wanneer we hier als team sam muren van disciplin en over de es heenkijken. Da ar zet ik op in, ied ere dag.” Erwin Lensink, Ma nager Beheer en MT-lid bij Protop ics

samen maken we de zorg beter

Protopics ontwikkelt en levert innovatieve ICT-systemen voor de eerstelijnszorg. Een snel groeiend aantal zorgaanbieders kiest bewust voor onze oplossingen. Dat komt vooral doordat wij niet zozeer denken en werken vanuit de technologie als wel vanuit de dagelijkse praktijk van onze klanten. Met als centraal thema de alom aanwezige behoefte aan infrastructuren die een gemakkelijke registratie, distributie en uitwisseling van informatie mogelijk maken. Wij leveren daaraan een bijdrage met gebruiksvriendelijke systemen die we waar nodig kunnen voorzien

van slimme koppelingen voor optimale communicatie met andere systemen en pakketten. En bij alles wat we doen, realiseren we ons dat het uiteindelijk maar om één ding draait: dat de patiënt de beste mogelijke zorg wordt geboden. Deelt u die visie? Laten we er dan samen werk van maken.

Mr. H.F. de Boerlaan 36a 7417 DB Deventer Tel (088) 77 686 00 www.protopics.nl

Onze producten • Protopics HAP − het complete huisartsenpostsysteem • Protopics MD − de medische module voor uw ECD • Protopics Patiëntportaal − het patiëntgerichte online serviceportaal • Protopics ELS − onze eerstelijns server is dé regionale communicatiemanager • Protopics Zorgportaal − het centrale portaal voor de zorgregio • Protopics KIS − het efficiënte ketenzorgsysteem


Het kan zo eenvoudig zijn... Patiëntgericht samenwerken. Als zorgverleners beter met elkaar willen samenwerken, moet de onderlinge communicatie in elk geval optimaal zijn georganiseerd. Dat is het uitgangspunt van al onze ICT-oplossingen. Dat geldt natuurlijk ook voor de communicatie met de patiënt. Via het patiëntenportaal MijnGezondheid.net vergroten huisartsen bijvoorbeeld hun bereikbaarheid en bieden zij patiënten een uitstekende service. MijnGezondheid.net geeft betrouwbare informatie over medicijnen en aandoeningen en stimuleert patiënten meer regie te nemen over hun eigen gezondheid. Patiënten kunnen een afspraak noteren in de opengestelde delen van de agenda, een e-Consult aanvragen, eerder voorgeschreven medicijnen bestellen en hebben de mogelijkheid om een deel van hun dossier in te zien. MijnGezondheid.net is gebaseerd op open standaarden en op dit moment volledig geïntegreerd met het huisartseninformatiesysteem Medicom®. Dit betekent dat u als huisarts nauwelijks extra handelingen hoeft te verrichten voor de online communicatie met uw patiënten.

Dimensies in samenwerken Meer weten over MijnGezondheid.net? Kijk op www.pharmapartners.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.