Webpublicatie van gelder 1546

Page 1

1546



Plan van bewerking.

A0 Pag.

1. Het Menniste Haarlem . . . . . . . . . . . . van waar die naam? met welk regt? door wien gebruikt? 2. De Doopsgezinden te Haarlem vóór 1600 . . . . . . . . 3. De Gemeente der Oude Vlamingen. Helmbrekerssteeg tot 1620 Helmbrekerssteeg 1620 - 1700 Lucas Philips-volk Vincent deHonds-volk. Smallegracht bij de raaks, het gouden grendeltje 1620 tot 1787. 4. De Gemeente van den Vlaamschen Blok 1627 - 1685 . . . . . . (vroeger groenedaalsteeg) Kleinheiligland. 5. De Friesche Gemeente . . . . . . . . . . . . . Zijlkerk. 6. De Hoogduitsche Gemeente . . tot 1651 of 52 . . . . . . . De Wijnberg. 7. De Waterlandsche Gemeente. 1600 - 1672 . . . . . . . . Kleinheiligland bij de vest. 8. De Friesche en Hoogduitsche Gemeente. 1617 - 1638 . . . . . . groote houtstraat bij de poort, later oudegracht bij deKleine Houtbrug. 9. De Gemeente der OudeVlamingen behoorende tot de Groninger Societeit tot 1781. lange margarethastraat. 10. De Vlaamsche en Waterlandsche Gemeente. 1672 - 1784 . . . . . (eerst in den Blok) Peuzelaarsteeg. 11. De Vlaamsche, Friesche en Hoogduitsche Gemeente. 1685 - 1784 . . . Kleinheiligland. deBlok bl. 123 - 135 en, 12. De Vlaamsche en Friesche Gemeente. 1684 - 1747 . . . . . . Kruisstraat. 13. De Vereenigde Doopsgezinde Gemeente. 1784 - . . . . . . . . Peuzelaarsteeg. 14. De Predik- of Vermaanhuizen der Doopsgezinden . . . . . . . 15. Het Fonds tot den Predikdienst . . . . . . . . . . . Secrete Kas. Weduwenbeurs. 16. De Weeshuizen . . . . . . . . . . . . . . 17. Het Bestedelingenhuis . . . . . . . . . . . . . 18. Het Zuiderhofje . . . . . . . . . . . . . . . 19. Het Wijnbergshofje . . . . . . . . . . . . . . 20. Het Bruiningshofje . . . . . . . . . . . . . . 21. Het Blokshofje . . . . . . . . . . . . . . . 22. Het Fonds van van Zanten . . . . . . . . . . . . 23. Het Fonds van de Haas . . . . . . . . . . . . . 24. Het Fonds van Hugaert . . . . . . . . . . . . . 25. Het Fonds voor binnen- en buitenlandsche nooden . . . . . . .

9. 9. 11.

17.

35.

37

39

49

55.

60.

95.

115.

“ 247. “ 253. “ “ “ “ “ “ “ “ “ “

273. 299.



Het Menniste Haarlem. Van waar die naam? door wien gebruikt? Omstreeks 1640 te Haarlem ca 5000 leden. in 1740 niet eens het derde deel.

volgens C. bl. 23.

De gemeente van den Blok op ’t Kleinheiligland telde bij de scheuring in 1669 ongeveer 1900 leden; 1360 kozen de partij van Snep, ruim 500 die van Vollenhoven. C blz. 15 schrijft, dat hem verhaald is, dat de gemeente toen uit weinig minder dan 3000 leden bestond. Terzelfder tijd bestonden toen bovendien de Waterlandsche gem., 150 leden, die der Groningers & twee der OudeVlamingen. Hoe talrijk deze waren is niet bekend, maar het getal van 5000 omstreeks 1640 is denkelijk wat ruim genomen. Hoe talrijk was toen de bevolking van Haarlem? Bij de scheuring van de gem. van den Blok in 1684 bezat deze 1110 leden, waarvan 728 zich aan Jan Evertsz aansloten & 382 aan Thomas Snep. Sedert 1669 was ze dus vrij wat afgenomen, maar daarentegen was de toen vereenigde gemeente van Vlaamschen & Waterlanders in dePeuzelaarsteeg zonder twijfel talrijk. Volgens C bl. 23 telde de gemeente in deKruisstraat (vroeger van J. Evertsz) in 1740 naauwelijks het vierde deel der leden van 1685; die van’t heiligland was zoo wat even groot gebleven. Blaupot ten Cate. Holl. 1. 391: Volgens den schrijver van den tegenwoordigen staat der Nederlanden Deel 4 bl. 380 telde men in 1707 te Haarlem 917 Doopsgezinde huisgezinnen. Hoevele Doopsgez. Gemeenten er gelijktijdig te H. geweest zijn, is moeijelijk te bepalen wegens de veelvuldige scheuringen & hereenigingen, of vereeniging van een afgescheiden deel met eene andere gemeente. In den eerste tijd geheel onzeker, toen de verschillende afdeelingen aanvankelijk in privaatwoningen zamenkwamen, en eerst allengs bij meerdere vastheid der gemeenten een bepaald daartoe bestemd vermaanhuis inrigtten. Zulke zeker vóór 1600. Omstreeks 1600 reeds algemeen. Na de scheiding der Oude Vlamingen in 1620 in twee deelen, namelijk 1 Spaarne. 4 heemskinderen. Lucas Philips volk tot begin der 18e eeuw. & 2 Smallegracht bij de Raaks. Vincent deHond’s volk. tot 1758 & nog later 3. Vlaamsche Blok. Kleinheiligland. 4. Waterlansche Gemeente. id. bij de vest gescheiden in 1617. 5. Lenaart Clock’s volk. groote houtstr. bij de poort 6. Hoogduitsche Gemeente, Wijnberg. tot 1651. 7. Friesche Gemeente. Zijlkerk. 8. Groningers margarethasstraat. (vroeger misschien ergens anders vergaderende.) Dus na het jaar 1620 te Haarlem acht gemeenten te gelijker tijd. In de tweede helft van de 17de eeuw bestond de gemeente van de Zijlkerk denk ik niet meer, terwijl Wijnberg & Len. Clocksvolk zich met den Blok vereenigd hadden, maar daarentegen deBlok weder in 3 deelen zich gesplitst had, met één van welke (dePeuzel. steeg) de Waterlanders zich vereenigd hadden, zoodat in 1680 - 1690 wéér zes gemeenten bestonden: deBlok, Peuzelaarsteeg, Kruisstraat, Spaarne, Smallegracht & Margarethasstraat. In het begin der 18e eeuw ging die op ‘t spaarne te niet, en bleven er 5, en toen in 1747 deKruisstraat zich weder in den Blok oploste nog 4 over. Deze allen vereenigde zich successivelijk in de tweede helft der 18e eeuw. -

Het Menniste Haarlem, want zeker weinig plaatsen in ons land waar in verhouding tot het aantal inwoners het getal Doopsgezinden zoo groot was, en ik meen gene enkele plaats waar terzelfder tijd zooveel verschillende Doopsgez. gemeenten waren. Daarenboven waren teH vele vermogende leden, zoodat wanneer hulp noodig was voor behoeftige zustergemeenten of voor de verdrukte broederen in den vreemde, steeds van Haarlem evenals van Amst. ruimste bijdragen moesten komen.

A1



A2

Oudste berigten omtrent Doopsgezinden te Haarlem.

Weinig bekend. Blaupot ten Cate. Holl. Deel 1 vermeldt: blz. 5 In eene memorie van het hof van Holland v. 1533 & 34 melding gemaakt van Doopsgezinden teHaarlem. “ 24. Volgens de lijst van personen door Leenert Bouwens gedoopt (Manuscr.) Komt voor: te H. 114 personen van 1551 vgg. tot 1578. “ 35. Heer Arend, een Doopsg. uit H. Kort na 1530. “ 36. Vaste sporen van eene gemeente te H. vooral in 1537. verbrand Joriaan Simonsz e.a. prediking van Bouwen Lubberts. later & vooral ongeveer 1570 deDoopsgezinden te H. zeer verontrust door de schout Foppens. “ 37. Anneken Ogiers huisvr. van Adriaen Bogaert in ‘t Spaarne verdronken. De gemeente nam toe. Deel in de zaak van Thomas Bintgens & deHuiskoopers. 1578 - 80 kwamen er vele Doopsezinden uit Vlaanderen. “ 123. Twist uit tusschen Hans Doornaert & Jacob Jansz. Schedemaker, daarom vergadering teHaarlem in 1587. betreft de Waterlandsche gemeente. ____ In den loop van 1567 ten gevolge van de algemeene verslagenheid door de vervolging en geloofsdwang in de Zuidelijke Nederlanden ontstaan, waarbij nog kwam het gerucht, dat uit Spanje een magtig heir onder het bevel van den Hertog van Alva in aantocht was, kwamen zeer vele vlugtelingen uit Vlaanderen en Braband en de Waelsche gewesten naar Holland. In sommige steden werden ze niet opgenomen, teHaarlem zeker wèl, en daardoor die talrijke Vlaamsche Doopsgezinden aldaar.

____

Voor de geschiedenis der Doopsgezinden te Haarlem vóór 1600 levert het Archief onzer gemeente niets. - Wat in het Archief te Amsterdam dienaangaande te vinden is hoop ik te onderzoeken zoodra ik gereed ben met de andere hoofdstukken, waarvoor het materiaal hier ter stede aanwezig is. ____ Aangaande de Waterlandsche Gemeente te Haarlem (twisten tusschen de leeraren dier gemeente in de 2e helft der 16e eeuw) is nog al het een & ander te vinden in de “werken van Coornhert”.



A3

Fonds van Dr Jakobus van Zanten, oudleeraar der gemeente op ‘t Kleinheiligland.

De gemeente op ‘t Kleinheiligland (de Blok) bij testament tot erfgenaam gemaakt, zie Notulenboek Kleinheiligland blz. 208. 210. 215. 219 November 1750. Een extrakt uit het testament werd in ‘t copyboek der gemeente geschreven, maar dit boek bestaat niet meer, en uit het notulenboek blijkt verder niets van den inhoud van dit testament. Volgens blz. 249 hebben de executeurs Willem Kops, Willem Ph. Kops, Matthijs Oudekerk & Jacobus Barnaert in Julij 1751 aan den Kerkeraad mêegedeeld, dat zij ten opzigte der bewuste toereiking van Koorn & turf gaarne dezen voet zouden houden: 1O de executeurs zullen bezorgen dat er voor onzen broodbakker altoos voorrraad van Koorn is .. 2o betreffende de turf zal jaarlijks door de diakenen worden opgegeven hoeveel turf er benoodigd is, welke door de executeurs aan de diakenen zal bezorgd worden. En wat aangaat de turf, welke tusschenbeiden in het jaar mogt noodig zijn, zullen diakenen daartoe aan den turfverkooper orde geven en zulks voor rekening van de executeurs verzorgen. 3o wijl het een of het ander te eeniger tijd zou kunnen voorvallen, waarover het beste maar mondeling te spreken, verzoeken de executeurs jaarlijks eene conferentie met gecommitteerden uit den Kerkeraad. Op 26 Augustus 1751 is voor de eerste maal het graan aan den bakker gezonden, en eenige turf ontvangen door den Koster, welke beiden door de executeurs v.h. testament van wijlen Dr J. van Zanten gekocht waren. blz. 256. November 1756 door Regenten bepaald om voortaan op den eersten vrijdag in November met gecommitteerden uit het collegie van Diakenen te bespreken de bezorging van brood & turf ten behoeve van de armen der gemeente. blz. 293.

____ Het testament berust zeker bij het bestuur van het fonds v. Dr vZ. In een uittreksel daarvan, berustende in het Archief van het weeshuis, lezen wij, dat door Dr. vZ. aan de gemeente eene som gelegateerd is, waarvan de renten dienen moesten om turf en Koorn aan de armen der gemeente uit te deelen, en indien de inkomsten daartoe toereikende waren ook aan het weeshuis zooveel als noodig was, en wel zooals de administrateuren van het fonds van vZanten zouden goedvinden en oordeelen te behooren, met uitdrukkelijke bepaling dat de Regenten van het weeshuis het niet zouden mogen vorderen, maar dat de beslissing er van aan de administrateuren bleef. - Door Regenten werd dan jaarlijks opgave gedaan van de hoeveelheid turf, welke zij voor het weeshuis noodig rekenden. Althans van de jaren 1779 - 1783 staat telkens aangetekend, dat zij opgaven 400 ton noodig te hebben. Het brood werd natuurlijk bezorgd naar evenredigheid van het aantal weezen. ____



A4

Fonds voor buiten- & binnenlandsche nooden.

Oorsprong & doel van “het fonds voor de buitenl. nooden” Zie Bl. ten Cate, Holl. 2e Dl. bl. 117 vgg. Reeds in de 17e eeuw de verdrukte broeders in den vreemde meermale ondersteund. ten Cate Holl. 1. 359, collecte in 1690 voor dePaltzers ruim f 30.000 (de gemeente vden Blok f 1113. zie mijn boek). “ opnieuw 1694 ruim f 20000, voor Paltzers & Zwitsers. Eene circulaire aan alle gemeenten van wege “eene commissie tot de buitenlandsche nooden” door de gemeenten van ‘t Lam & den Toren en van die van de Zon te Amst. benoemd, om 24 Febr. 1710 vergadering te houden, waar o.a. Haarlem vertegenwoordigd was. Daar besloten om de regeling v. d. zaak aan de gecommitteerden van Amst. over te laten, en dat elke gemeente geldelijke ondersteuning zou opbrengen zoo dikwijls Amst. dit noodig keurde. Toen werd voor d. Zwitsers bij verschillende gemeenten f 50.000 ingezameld. (In 1710 door de gem. vdPeuz. provisioneel f 1000. toegestaan, en in 1711 ruim f 1500 gecollecteerd, mijn boek blz. 79). Den 7e Jan. 1711 werd besloten om, tot bevordering van regelmatigheid & spoedige werking, de gemeente in zeven Klassen te verdeelen. De 5e Klasse bestond uit Haarlem Peuzel steeg, Heiligland & Vlaamschen Blok, Leiden, Rotterdam & Schiedam. In 1714 voor de verdrukten in Poolsch - Pruissen op nieuw eene bijdrage, die ruim f 10.000. beliep. De 5e Klasse droeg daartoe bij f 1800. In 1715 & 1717 werd wederom ongeveer f 12000 bijgedragen. De ontvangen gelden waren doorgaans even spoedig uitgegeven als zij ontvangen waren, zoodat in 1726 besloten werd tot eene algemeene collecte bij de onderscheidene gemeenten der zeven Klassen, ten einde een vast fonds te kunnen aanleggen, waaruit men de buitenlandsche noodlijdenden, bij voorkomende gelegenheden, kon ondersteunen. Dit met het oog op de verdrukking der Doopsg. van Poolsch - Pruissen, en die in den Paltz. De inzameling in 1727 beliep ruim f 30.000, eene tweede in 1733 ruim 64.000, en een derde in 1736 ruim 51.000; terwijl ook nog in 1734 ruim f 1000. door eenige gemeenten, die vroeger niet hadden gecollecteerd, werd opgebragt. Als men dus het laatste gedeelte van d. 17 e eeuw mederekent, werd binnen de tijd van 50 jaren meer dan f 270.000. gegeven. De bijdrage van Haarlem daartoe zie mijn boek blz. 79. Toen later de vervolgingen buitenlands verminderden, hielden ook de werkzaamheden van deze vereniging op. Zij hield hare laatste vergadering in 1758. Eindelijk werd 5 mei 1802 door gecommitteerden tot h. fonds eene circulaire aan de gemeenten gezonden met voorstel om het fonds te ontbinden en overgeblevene gelden, naar evenredigheid der bijdragen v. [=van] elke gemeente, uitgekeerd [vG bedoelt: uit te keren] [Zie:] Brief van 5 mei 1802 in portefeuille H Algem. Zaken n. 5. In febr. 1803 zoo aan de gemeenten uitgedeeld ongeveer f 40.000.- [?] berigt dat te verdeelen was f 14455 - 10, en aan Haarlem 27 ½ pct toekwam = f 3945 - 5 Zie notulen vdKerkeraad der Vereenigde Gem. te Haarl. van febr. 1803. In Mei 1804 werd dit geld beschikbaar gesteld. Dus niet 40000 te verdeelen zoals ten Cate schrijft. Hierbij te vergelijken de circulaires hierover in ons archief. Nazien hoeveel Haarlem ontving & welke bestemming aan dit geld werd gegeven. Waarschijnlijk gevoegd bij hetgeen door gemeenten in ons eigen land gegeven werd, want behalve de bijdrage aan behoeftigen elders, ook reeds sedert jaren de Nederl. gemeenten ondersteund. [in de kantlijn: “Zóó bv. de Peuz.”]. Dit waren geene aanzienlijke giften, maar er was ook geen fonds daarvoor, en de subsidien moesten uit de armenkas genomen worden. Hiertegen oppositie, daarom in 1755 voor de broederschap gebragt & wegens den groote nood van vele gemeenten bepaald dat jaarlijks f 300 beschikbaar gesteld zou worden. Drie jaren later werd eene collecte in de gemeente gehouden, welker opbrengst gebruikt zou worden indien de reeds toegestane f 300, niet toereikend waren. In 1783 de som tot onderscheiden & noodlijdende gemeente met f 100. verhoogd. (blz. 77) De gem. vden Blok Kleinheil. land hield jaarlijks eene inzameling bij de leden der gem. voor de hulpbehoevende zustergemeenten, maar sedert 1758 jaarlijks eene collecte in deKerk. (blz. 99) Na de vereeniging der gemeenten te Haarlem in 1784 besloot de Groote Kerkerad jaarlijks hoogstens f 2000. beschikbaar te stellen voor ondersteuning v. buitengemeenten. Allengs meestal alleen binnenland. toch buitenl. niet uitgesloten, nog in den laatsten tijd bv. Neuwied en …

xx Brief van 5 mei 1802 in portefeuille H. Algem. Zaken n. 5.



A5

Het Bruiningshofje.

Gesticht in ‘t laatst der 16e & begin 17e eeuw door Dirk Brunings een Doopsgezinde. Zie de Koning (Allan 1. 201 & 4. blz. 236). (Is die opgave wel juist? Zou het niet eene eeuw later moeten zijn?) Het behoorde niet in eigendom (?) aan de Gemeente op ‘t Kleinheiligland, maar was bestemd voor leden dier gemeente en dit bleef dus zoo trots de twee splitsingen & daardoor teweeggebragte verdeeling der goederen van die gemeente. Het bleef een eigendom der familie Bruining, welke tot deze gemeente behoorde. In de notulenboeken dier gemeente komt omstreeks 1700 meermalen Bruining voor als beslissende over plaatsing in het hofje. Bijvoorbeeld: 7 Sept. 1690: Dirk Bruininck berigt, dat eene plaats op zijn hofje open is, en verzoekt naar een bekwaam persoon daarvoor om te zien. Femmetje van de Gerven daartoe voorgedragen en door Bruining goedgekeurd 3 Mei 1691. hetzelfde. Annetje de wede van Jan Willemsz & haar dochter voorgedragen aan de wede L. Bruining toegestemd. 1693. Jakomijntje heeft meerder hulp noodig; dit hangt af van de vaders van het hofje L. Willemsz (Oudekerke), Munnickhuijse & Langedult, besloten dezen er van kennis te geven. Laurens Willemsz en Munnickhuijzen directeurs van de penningen van ’t hofje namen aan de wede van Jan Jonkheer te alimenteeren, maar met de wede van Jan Willemsz van Dijk het nog wat aan te zien. “ Aaltje Hendriks verzoekt hulp. dit aan de regenten van ‘t hofje berigten. De regenten van de penningen het hofje aangaande verklaren onmogelijk iemand meerder in haar alimentatie op te nemen. “ Wede Jan Willemsz overleden. Bruijning vraagt inlichting omtrent de gewoonte met de goederen, begrafenis enz. geantwoord, dat wij begraven en de goederen na dezen. dit vond hij vreemd. Annetje Feldorp nu geplaatst. 1694. brood & wijn van het avondmaal overgebleven voor de armen, ook voor de ledematen op het hofje. 1695. weder eene plaats op het hofje vrij. Geertruijt van Susteren voorgedragen, door Dirk Bruining goedgekeurd. 1696. Aaltje Hendriks in plaats van de wede Jan Pieters met goedvinden van Dirk Br. geplaatst; deze voor zijne goedheid bedankt. (Maar was Aaltje H. dan niet reeds in 1693 op het hofje? zie boven.) 1698. De vaders van het hofje nemen Janneke Achiors tot hunne bediening aan, zoodat hetgeen voortaan haar gegeven zal worden voor rekening van het hofje zal zijn. 1699. eene plaats open. voor Annetje Teijler verzocht aan Dirk Br.; door dezen in overleg gehouden. “ plaatsing verzocht aan Dirk Br. voor Janneke Achiors van den Abeele; idem. 1701 “ “ “ “ “ “ de wede van Jan Gerrits. “ de plaats door “ “ gegeven aan Willemijntje Snep. 1703. de vrouw van Abraham Koopman verzoekt eene plaats op ons hofje; de regenten er over spreken. “ de vrouw van Jan Kapelle verzoekt eene plaats op het Bruiningshofje. 1705. Aan Dirk Br. verzocht voor de wede Jan Gerrits de plaats van Stijntje Robberts. “ “ er geplaatst. 1711. Janneke Achiors heeft assistentie noodig. toegestaan & aan de Kassiers opgedragen. 1719. Janneke Jakobs verzoekt eene plaats die vacant is. door de regenten toegestaan, die deswege bedankt worden. 1720. “ “ ondersteund door de kamer. Jan. 1750 Willem van Vollenhoven belooft volgens gewoonte leden der gemeente op ‘t heiligland op dat hofje te zullen plaatsen, mits hij uit naam van den Kerkeraad daartoe verzocht worde. (Zie notulen blz. 136.) _____ Het komt mij voor dat de verhouding van de diakenen tot Dirk Br. niet duidelijk bepaald was. Hij had het regt om de plaatsen te begeven, maar sommige bepalingen schijnen hem onbekend geweest te zijn, zie zijne vraag in 1693. Ook vind is vreemd dat ondersteuning somswijlen door diakenen gegeven werd, bijv. in 1711. Diakenen schijnen het hofje ook wel als eigendom der gemeente beschouwd te hebben, bijv. in 1703. Verder: had Bruining gelden gegeven ten behoeve der bewoonsters, en het bestuur van dat geld aan anderen (afwisselend directeurs, regenten & vaders genoemd) opgedragen, en voor zich zelven alleen het beschikken over de plaatsen gereserveerd? Het schijnt wel zoo, maar in 1719 beschikken regenten er over, evenzoo in 1750; - was Bruining toen misschien overleden & daardoor zijne regten aan regenten overgegaan? Was deze Dirk B. de stichter zelf of een nazaat van dien?



A6

Het Wijnbergshofje.

Oorspronkelijk het vermaanhuis der Hoogduitsche Gemeente, dat door de vereeniging dier gemeente onder Pieter Marcus met de Vlaamschen Blok op Kl. heiligl. In 1651 of 52 aan die vereenigde gemeente kwam. Wanneer werd het gebouw tot een hofje ingerigt? dadelijk of althans spoedig na 1651 of 52? De naamlijst van Regenten & Regentessen begint in 1673. hoe dan 1662 boven de deur? Misschien toen reeds een hofje, maar de naamlijst eerst begonnen sedert het behoorde (1672) aan de Vlaamsche & Waterlandsche gemeente. Bij de scheiding der gemeente van den Blok in 1672 werd dit hofje voor f 1900. aan de partij van vVollenhoven toegedeeld, en kwam zóó aan de Vlaamsche & Waterlandsche gemeente, later vergaderend in de Peuzelaarsteeg.



A7

Het Blokshofje.

Dit hofje behoorde aan die van de Kruisstraat na de tweede scheuring van de gemeente van de Blok. Het werd, dunkt mij, gerekend zamen te hangen met het weeshuis op ‘t Kleinheiligland. vgl. de noot op blz. 33. Bij de opneming der bezittingen van de gem. van de Blok in 1669 vinden wij vermeld (zie blz. 23): een hofje “den ouden Block”, het predikhuis “den nieuwen Blok” waarom die onderscheiding van ouden & nieuwen Blok ? Het predikhuis was gebouwd waar vroeger “de Olijblock” stond; Kon dus de nieuwe blok heeten, maar het hofje dat op eenigen afstand vdeKerk stond, Kon dunkt mij de naam van Blok krijgen omdat het aan die gemeente behoorde, maar hoe heet dan de oude Blok? In de acte van de finale scheiding der gemeentebezittingen tusschen die vSnep & v. v.Vollenhoven geteekend 2 Julij 1673 staat het Blokshofje vermeld voor f 2000. zie no 108, portefeuille D, Algemeene Zaken in ‘t Archief. Bij de finale scheiding tusschen Evertsz & Th. Snep c.s. op last v. Burgemeesteren 14 Mei 1685 het Blokshofje weder f 2000. Aan de partij vg. Everts toebedeeld A blz. 159. ____________________ In de boeken in het Archief van het weeshuis vinden wij aangaande het Blokshofje: In Jan. 1732 sloten de Regenten een accoord met de dienaren der gemeente, dat voor de oude lieden op het hofje, die 3 maal per week spijs ontvangen van wege het weeshuis, voor ieder’ maaltijd 1 st. voor elk persoon zal gerekend worden. De binnenvader in het weeshuis, Matthijs van Damme, werd den 2en Dec. 1687 ook aangesteld om het Blokshofje waar te nemen, waarvoor hij boven zijn salaris als weesvader f 25.- zal ontvangen. Van zijn opvolger Pieter van Grol staat niet vermeld of hij ook voor ‘t hofje zorgde, maar dit is toch zeer waarschijnlijk. Althans diens opvolger Jan van Sittert (1703) werd toegekend f 150. traktement van wege het weeshuis en f 50. voor den dienst in het hofje van wege de diakenen. Evenzoo ontving Tobias Pellekom (1731) f 50. traktement van de diakenen voor het hofje. Jaarlijksche Afrekening tusschen Regenten van het weeshuis en Diakenen van wederzijdsche uitgaven voor brood in het weeshuis gebakken en voor de armen der gemeente gebruikt, - inkoop van Koorn, bakloon enz. - voor al alimentatie van de oudjes op het hofje, door de moeders van ‘t weeshuis bezorgd en betaald, en jaarlijks verrekend. Uit deze aanteekeningen blijkt, dat het Blokshofje voortdurend naauw verbonden was met het weeshuis er naast: het behoorde wel aan de gemeente (diakenen) maar het opzigt over het hofje was aan den weesvader opgedragen, het brood werd gebakken in de bakkerij van het weeshuis, 3 maal per week ontvingen de verpleegden eten in het weeshuis enz. ____________________



A8

Het Armen- of Bestedelingenhuis.

De Gemeente in de Peuzelaarsteeg beraamde de stichting van zulk een huis in 1725; kocht een perceel op het spaarne bij de barnesteeg etc.etc. Zie het art. over de gem. in de Peuzel. door de broederschap afgekeurd werd het plan opgegeven.

Kleinheiligland denBlok: In de vergadering van 7 Febr. 1782 werd door diakenen berigt, dat een huis voorheen gekocht om tot verblijf onzer bestedelingen te dienen, te slecht bevonden is & niet dan met zeer groote kosten te herstellen, en daarom besloten een ander huis te koopen op het groot heiligland voor f 2800.- , en dan het andere huis te verkoopen. In de vergadering 18 April 1782 Kennisgeving van diakenen van een plan tot inrigting van een armenhuis; van welk ontwerp een bijzonder artikel bij de Kerkeraad behoort, nml. dat de diakonessen verzocht zullen worden om tevens regentessen van het armenhuis te willen zijn. Verder daarover niets genotuleerd, maar bij Allan 4: 218 (naar de Koning blz. ?): op 26 Julij 1782 betrokken, bij welke gelegenheid de leeraar M. Arkenbout eene toepasselijke inwijdingsrede hield. Een exemplaar van zijne toespraak & de voorgeschreven gebeden is in onze bibliotheek. Vóór 1782 had de gem. op’t Kl. heiligl. reeds een armen- of bestedelingenhuis, wat behalve uit het bovenstaande ook nog blijkt door een Kerkeraadsbesluit van febr. 1772 omtrent het Kerkgaan der bestedelingen. Maar wanneer dit vroegere huis in gebruik genomen is & waar het stond vind ik niet vermeld. Onjuist is het alzoo als Allan 4: 218 schrijft (in navolging v. deKoning ?) dat de gem. eerst in 1782 een bestedelingenhuis inrigtte. dit was het tweede. -



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.