Wouw 5 - Thema 7 - Handleiding - inkijk methode

Page 1

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema 7

Themaoverzicht

WOUW-moment: maak je keuze uit het aanbod minimaal 50 minuten

Les 1 Het skelet en de spieren

Les 2 De hersenen en de zenuwen

Les 3 De huid

Les 4 Het spijsverteringsstelsel, de bloedsomloop, de ademhaling

Les 5 Kleine herstellingen doe je zelf! EHBO

Les 6 Grote herstellingen

Les 7 Evaluatiemoment

100 minuten 50 minuten 50 minuten 100 minuten 100 minuten 50 minuten 50 minuten

WOUW-actie: maak je keuze uit het aanbod minimaal 100 minuten

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

2
Thema

Inleiding

Weinig onderwerpen zijn zo boeiend en fascinerend als het menselijk lichaam. In dit thema verkennen de leerlingen de verschillende systemen die ervoor zorgen dat ons lichaam naar behoren werkt en onderzoeken ze ook wat er zoal fout kan gaan. De leerlingen gaan letterlijk tot op het bot!

Je start het thema met een WOUW-moment, een les waarin we de leerlingen willen prikkelen, verwonderen, klaarstomen om nieuwe kennis over het menselijk lichaam op te nemen. Er zijn heel wat opties, gaande van fysieke proeven tot een bespreking van een kunstwerk van Wim Delvoye. Voor elk wat wils dus. Door te kiezen en/of te combineren, kun je inspelen op de interesses van de leerlingen, de mogelijkheden van de schoolomgeving en de klemtonen die jouw school legt.

Na het WOUW-moment zijn de leerlingen helemaal klaar om zich te verdiepen in de werking van ons lichaam. Door middel van korte infotekstjes op papier én online en een heleboel opdrachten en proefjes in het werkboek, leren ze hoe wonderbaarlijk het menselijk lichaam in elkaar zit.

De focus ligt in dit thema dan ook op doelen die aansluiten bij de eindtermen rond natuur en gezondheid. Natuurlijk wordt er daarnaast ook aandacht besteed aan de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen.

Tijdens de WOUW-actie gaan de leerlingen hun nieuw verworven kennis toepassen. Of ze nu aan de slag gaan met techniek, zelf een spel bedenken, een reclamespot filmen of een stop-motion-filmpje maken: ze zullen in groep moeten toepassen wat ze in dit thema geleerd hebben om zo tot een uniek product te komen. Je kunt opnieuw kiezen voor de optie die het beste bij de specifieke situatie van jouw klasgroep aansluit.

Het thema biedt ook heel wat kansen om een boeiend leer- of ervaringsmoment buiten de muren van de school te houden. Is er een ziekenhuis, dokters- of kinesietherapiepraktijk in de buurt van de school? Een universiteit of hogeschool waar de dokters en verpleegkundigen van morgen worden opgeleid? Of misschien zijn er leerlingen met ouders die werkzaam zijn in de gezondheidszorg en die met plezier eens langskomen in de klas om wat meer te vertellen en de vragen van de leerlingen te beantwoorden? Het worden ongetwijfeld boeiende weken!

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
3
7:

Overzicht opties WOUW-moment

De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

25' Het kan haast niet anders of er zijn leerlingen in de klas die al eens een arm, een been, een pols … gebroken hebben. Dan zijn er vast ook röntgenfoto’s gemaakt van de breuk. In dit WOUW-moment nemen we röntgenfoto’s als startpunt om de leerlingen te laten nadenken over wat ze eigenlijk al weten over het skelet.

25' Door middel van leuke weetjes over het menselijk lichaam frissen de leerlingen hun voorkennis op en komen ze al een eerste keer in contact met enkele belangrijke vragen waarop ze in de loop van dit thema het antwoord zullen vinden.

25' De leerlingen bekijken enkele korte video’s over robots en geavanceerde protheses. Daarna brainstormen ze over vragen in verband met het menselijk lichaam, de verschillen tussen mensen en robots/machines en de hulpmiddelen die ontwikkeld worden voor mensen met een lichamelijke beperking.

25' De leerlingen mogen in duo’s twee fysieke proeven uitvoeren. Ze noteren hun resultaten en denken na over hun lichaam: wat vinden ze fantastisch, wat vinden ze minder fantastisch, en wat zouden ze kunnen doen om hun prestaties te verbeteren? Zo zijn ze helemaal klaar om in het thema te vliegen!

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema 7:
4 1
Röntgenfoto’s
1
2 Wist je dat …? 2
3 Robot of mens? 3
4 Wat ons lichaam allemaal kan! 4

25' In dit WOUW-moment testen de leerlingen hun reactiesnelheid. Twee proefjes brengen het inzicht dat ze niet ogenblikkelijk kunnen reageren op een prikkel. Ze denken na over hoe dat komt en welke lichaamsdelen allemaal betrokken zijn.

Hoe snel reageer je? 5

25' De leerlingen bekijken een stukje reportage over de ‘Cloaca’, het kunstwerk van de Belgische kunstenaar Wim Delvoye. Ze denken in groepjes na over wat de machine doet en welk deel van het lichaam wordt nagebootst. Een WOUW-moment over lichaam, machine en kunst!

25' Het menselijk lichaam produceert slijm aan de lopende band! Tijdens dit WOUW-moment maken de leerlingen zelf slijm. Ze denken na over de eigenschappen van slijm en waar en hoe dat nuttig is in het menselijk lichaam. Op die manier rakelen ze hun voorkennis op en komen er een aantal interessante vragen aan de oppervlakte, die in dit thema beantwoord kunnen worden.

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

Thema 7:
machine! 5
Mijn lichaam is een fantastische
5
6
De Cloaca van Wim Delvoye
6
7
Slijm maken 7

Les 1 Het skelet en de spieren

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen enkele beenderen en gewrichten aanduiden op het eigen lichaam en op een afbeelding van een skelet.

2. De kinderen kunnen de functies van het skelet verwoorden.

3. De kinderen kunnen het nut van gewrichten verwoorden.

4. De kinderen kunnen de werking van de spieren op een eenvoudig niveau uitleggen.

5. De kinderen kunnen verwoorden hoe je spierletsels kan vermijden.

Lesmateriaal

- werkboek p. 2 - 5 - bijlage 1: röntgenfoto’s - kopieerblad 1: weetjes over het menselijk lichaam - afbeelding 1: röntgenfoto van de hand - simulatie: het menselijk lichaam - röntgenfoto’s van gebroken botten die leerlingen zelf meebrengen - groot vel papier per leerling om levensgroot silhouet te tekenen (min. 1,70 m groot) - tweetal kapstokken met knijpers

Vooraf

Vraag de leerlingen of ze al eens een bot gebroken hebben (ze kunnen het thuis ook eens navragen bij hun ouders). Wat hebben ze gebroken? Hebben ze daar een foto (röntgenfoto) van? Die mogen ze meebrengen naar de klas.

In dit thema kun je na elke les de leerlingen laten werken met de simulatie van het menselijk lichaam. Daarin kunnen ze bepaalde menselijke activiteiten koppelen aan de verschillende stelsels. De simulatie kun je inzetten op verschillende momenten: voor, tijdens of na afloop van de les.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
6
7:

Lesverloop

1 Instap

Indien dit nog niet klassikaal aan bod kwam tijdens het WOUW-moment, geef je de leerlingen per vier enkele röntgenfoto’s (bijlage 1).

Bespreek wat je ziet in je groepje: Wat zie je op de foto? Waar is dat ergens in ons lichaam?

Indien de röntgenfoto’s wel al klassikaal aan bod kwamen, fris je even kort op aan de hand van één van de foto’s.

Alle beenderen of botten in ons lichaam vormen samen het skelet. Maar … wat als we geen skelet zouden hebben? Hoe zou ons lichaam er dan uitzien?

Laat de leerlingen uitbeelden en tekenen in het werkboek op pagina 2.

Wat is dus een belangrijke functie van het skelet? (stevigheid geven aan het lichaam)

Het skelet kwam ook al aan bod in thema 2 van WOUW 4. De leerlingen hebben hierover dus zeker enige voorkennis. Laat die gebruiken.

2 Kern

2.1 Het skelet

Waarnemen en tekenen van de hand Geef de leerlingen volgende opdrachten:

Teken in het werkboek op pagina 2 de omtrek van je hand. Probeer vervolgens al de botten van je hand te voelen. Teken de botten die je voelt ook. Waar kun je je vingers en je pols plooien?

Daarna vergelijken de leerlingen hun tekening met een echte röntgenfoto van een hand (afbeelding 1). Hebben ze alle botten gevoeld?

Bespreek en laat aanvullen in het werkboek: Hoeveel botjes voel je per vinger? (drie) En bij de duim? (twee)

Je vingers bestaan dus uit verschillende stukjes. We noemen die ook ‘vingerkootjes’. Wat is daar het voordeel van? (Doordat de vingers uit verschillende stukjes bestaan, kunnen we ze plooien.)

Wat voel je?

Tast je lichaam af. Vergelijk het skelet op pagina 3 in het werkboek met je eigen lichaam. Kleur de botten die je voelt.

Bespreking

Bespreek kort met de leerlingen aan de hand van de projectie van het skelet en gebruik hierbij de juiste naam van de beenderen en gewrichten.

Welke botten voel je gemakkelijk?

Uit hoeveel delen bestaat je arm? (twee: onderarm en bovenarm)

Wat is het voordeel daarvan? (Daardoor kan je je arm plooien.)

Tussen de beenderen van je boven- en onderarm zit het ellebooggewricht. Gewrichten zorgen ervoor dat je je lichaam op bepaalde plaatsen kan plooien.

Thema
7
7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Ga rechtstaan. Maak eens een bolle rug. Hoe komt het dat we onze rug kunnen plooien? (Doordat de ruggengraat bestaat uit aparte wervels. Er zijn er 33.)

Welk belangrijk deel van ons lichaam wordt door de schedel beschermd? (de hersenen) En door de ribben? (het hart, de longen)

Dat is de tweede functie van het skelet: de belangrijke delen van ons lichaam beschermen. Wat was de eerste functie ook alweer? (voor stevigheid zorgen)

Laten we ons lichaam eens vergelijken met een machine, bijvoorbeeld met een auto. Welk deel van de auto zorgt voor stevigheid en beschermt de motor en andere belangrijke onderdelen?

Laat de leerlingen even brainstormen. Het meest voor de hand liggende antwoord is 'de carosserie' of 'het koetswerk', maar misschien komen zij met aan ander goed antwoord op de proppen, of kunnen ze het skelet treffend vergelijken met een onderdeel van een andere machine. Laat de leerlingen hun antwoord dan in potlood noteren bij de titel 'Het skelet' in het werkboek op pagina 3.

Individueel werk

De leerlingen gaan aan de slag met opdracht 3 en 4 in het werkboek: Zet de namen van de botten in het werkboek op de juiste plaats. Omkring de gewrichten. Vul de kaders aan.

Klasgesprek: gebroken botten

Laat leerlingen vertellen aan de hand van de röntgenfoto’s die ze meebrengen:

Wie heeft er al eens iets gebroken? Wat? Hoe kan het bot herstellen? (Je moet even in het gips om het bot onbeweeglijk te houden, het bot groeit dan weer aan elkaar.)

2.2 De spieren

Partnerwerk

De leerlingen verwerken per twee de opdrachten in het werkboek of denken na over de vragen.

Bespreking

Bespreek kort klassikaal.

Opdracht 5: Spieren die we nodig hebben om te schrijven: oogspieren, spieren in je vingers, pols, arm en schouder, hoofd- en nekspieren.

Opdracht 6: Doordat de spier in onze bovenarm (biceps) samentrekt en korter wordt, komt de onderam omhoog. Om onze arm weer te strekken, moet de spier aan de onderkant van de bovenarm (triceps) samentrekken.

Opdracht 7: Door sport en training worden je spieren sterker. Wat zijn gevaren of letsels die je kan oplopen aan je spieren? (spierscheur, spierpijn, ontsteking … )

Daarom is het belangrijk je spieren op te warmen voor je gaat sporten, geen bruuske bewegingen te maken, niet te overbelasten.

Onze spieren zorgen er dus voor dat we ons lichaam kunnen bewegen. Met welk onderdeel van een machine zouden we de spieren dan kunnen vergelijken?

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
8

Laat de leerlingen opnieuw even brainstormen. Misschien komen ze tot antwoorden als 'motoren' of 'pompen' of … Laat ze hun antwoord in potlood noteren bij de titel 'De spieren' in het werkboek op pagina 4.

3 Slot

3.1 Evaluatie

Bespreek samen met de leerlingen hoe ze de opdrachten hebben verwerkt: Hoe hebben jullie het aangepakt? Was jullie strategie efficiënt? Wat zou je nog kunnen verbeteren?

Wist je dat jongens en meisjes in de lagere school even sterk zijn? (bij dezelfde grootte en gewicht)

Laat dit eventueel bewijzen door de leerlingen te laten armworstelen (jongen tegen meisje van dezelfde lengte en postuur) of hen te laten optrekken aan het sportraam of hen te laten pompen.

3.2 Synthese en verwerking: we tekenen onszelf levensgroot

De leerlingen tekenen hun lichaam levensgroot op een blad papier, tekenen er enkele botten en spieren op en kleven de weetjes over het skelet en de spieren (kopieerblad 1) errond. Laat de leerlingen per twee werken. Geef elk duo twee grote vellen papier (iets langer dan de lengte van de leerling).

Teken je lichaam op het blad. Eén leerling gaat op het blad liggen met de armen en benen lichtjes gespreid of in een positie naar keuze. (Doe er enkele voor.) De andere leerling gaat met een balpen om het lichaam. Ook tussen de vingers. Nadien trek je de lijn over met stift en schrijf je je naam boven je hoofd.

Vervolgens teken je de botten en spieren van je armen in je lichaam.

Als er tijd is, kunnen de leerlingen ook nog enkele andere belangrijke botten tekenen zoals de schedel, ruggengraat, borstkas … In volgende lessen vullen ze hun lichaam steeds verder aan met de stelsels en organen (zenuwen en hersenen, bloedvatenstelsel, hart, spijsverteringsstelsel, ademhaling).

Deel vervolgens de kopieerbladen met de weetjes uit.

Knip de weetjes over het skelet en de spieren uit en kleef ze rond je lichaam op een passende plek.

Hang alle ‘lichamen’ samen aan één of meerdere knijpkapstokken op in de klas.

3.3 Vooruitblik naar de volgende les

Stel: je wil je arm buigen. Hoe weten je biceps dat ze moeten samentrekken? Hoe weten de spieren wat ze moeten doen? (Ze krijgen signalen van de hersenen via de zenuwen. In de volgende les gaan we de hersenen en zenuwen eens van naderbij bekijken.)

Indien je enkel de onderzoeksvraag over slijm als uitgangspunt nam voor dit thema, kun je nog even terugkoppelen: ons skelet en onze spieren bevatten geen slijm.

3.4 Simulatie: het menselijk lichaam

Demonstreer kort de simulatie en laat de leerlingen oefenen met het skelet en de spieren.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
9
7:

Les 2 De hersenen en de zenuwen

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen de functie van de hersenen en zenuwen op een eenvoudig niveau verwoorden.

2. De kinderen kunnen de hersenen en het ruggenmerg aanduiden op een tekening van het menselijk lichaam en op het eigen lichaam.

3. De kinderen kunnen de gevolgen van beschadigd ruggenmerg verwoorden.

4. De kinderen kunnen verwoorden hoe de hersenen beschermd worden.

Lesmateriaal

- werkboek p. 6 - 9 - kopieerblad 1: weetjes over het menselijk lichaam - de ‘lichamen’ op groot papier, die de leerlingen in les 1 tekenden - simulatie: het menselijk lichaam - twee stukken steekschuim (bv. Oasis), waarvan je er één in een afgesloten zak met water steekt - per zes leerlingen: iets kouds (zoals een koelelement, ijsblokje of een glas met koud water) en iets warms (een glas met warm water, kersenpitkussen …), een meetlat, een balletje of ander klein voorwerp

Vooraf

Zet alle materialen voor de proefjes op een tafel vooraan in de klas, gegroepeerd per proef en met het nummer van de proef duidelijk zichtbaar.

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
10

Lesverloop

1 Instap

Blik kort terug op de vorige les. Waarvoor dient ons skelet ook alweer? (stevigheid en bescherming van de belangrijke delen van ons lichaam)

En onze spieren? (zorgen ervoor dat we kunnen bewegen)

Maar weten jullie welk deel van ons lichaam onze spieren aanstuurt door een signaal te sturen? (de hersenen en het zenuwstelsel)

Die signalen gaan van de hersenen naar de spieren via de zenuwen. We gaan vandaag enkele proefjes en opdrachten doen om te ontdekken wat de zenuwen kunnen.

2 Kern

2.1 Partnerwerk: proefjes en opdrachten

Laat de leerlingen de proefjes en opdrachten op pagina 6 en 7 in het werkboek in duo’s uitvoeren. Ze bespreken hun resultaten mondeling en noteren hun conclusies in potlood.

Leg de organisatie uit: Het materiaal dat nodig is voor de proefjes staat vooraan op een tafel. Je kan iets komen halen en brengt het terug wanneer je het niet meer nodig hebt. Als het materiaal voor een proefje er niet is, doe je eerst een ander proefje.

Proef 1 (reactiesnelheid) is één van de aangeboden opties als WOUW-moment. Indien het toen al aan bod kwam, kun je het vervangen door dit gelijkaardig proefje: de ene leerling legt zijn/haar hand of een schrift op tafel en trekt het op een bepaald moment weg. De andere probeert erop te slaan voor het van de tafel is.

2.2 Klassikale bespreking

Bespreek met de leerlingen wat ze geleerd hebben uit de proefjes. Laat de leerlingen corrigeren wat ze invulden in het werkboek.

Proeven reactiesnelheid (proef 1 en 2)

Hoe komt het dat het toch een tijdje duurt voor we kunnen reageren? (Omdat het signaal eerst van onze ogen naar onze hersenen moet en dan naar onze hand. Die signalen worden verstuurd via de zenuwen.) Laat eventueel een leerling op het bord tonen en verwoorden welke weg het signaal moet afleggen om iets te grijpen. (Je ziet iets, een prikkel gaat via de oogzenuw naar de hersenen, de hersenen sturen via de zenuwen een signaal naar de spieren in je arm/hand dat ze moeten samentrekken.)

Dat gaat weliswaar razendsnel, maar vergt toch enkele tienden van een seconde. We noemen dat de reactiesnelheid.

Proeven warmte/koude voelen, aanraking voelen (proef 3 en 4)

Wat kan je met je huid voelen? (temperatuur, druk, aanraking maar ook pijn)

Hoe komt het dat we dat kunnen voelen en weten waar we het voelen? (Door de zenuwen, meer bepaald de zenuwuiteinden die onder de huid zitten. Ze sturen een signaal naar de hersenen.)

Thema
11
7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Proef bescherming (proef 5)

Vergelijk met de leerlingen de twee stukken steekschuim, het stuk dat in de zak met water zat en het andere. Het ene zal gedeukt zijn, het stuk in het water zal intact zijn. Besluit met de leerlingen dat de zak met water het blokje beschermde.

Vergelijk met de hersenen. Het blokje schuim is als onze hersenen. Die zijn ook kwetsbaar en worden door ons lichaam beschermd. We leerden in de vorige les dat ze beschermd worden door een deel van het skelet, namelijk … (de schedel)

De hersenen zitten ook in een dun laagje vloeistof dat ze beschermt tegen schokken. Toch blijven ze kwetsbaar.

Hoe kan je je hersenen en schedel beschermen tegen schokken en beschadiging? (Door bijvoorbeeld een helm op te zetten bij het fietsen, door niet met je hoofd ergens bruusk tegenaan te botsen …)

2.3 Het verhaal van Marc de Hondt: wat als het ruggenmerg beschadigd is?

Laat de leerlingen met hun partner de informatie op pagina 8 in het werkboek verwerken.

Meer informatie over Marc de Hondt en zijn levensverhaal vind je op zijn officiële website: http://www.marcdehond.nl (vul in de zoekbalk ‘interview: ik kan me niet voorstellen’ in om het volledige artikel te vinden).

Houd een onderwijsleergesprek: Hoe komt het dat Marc niet meer kon lopen na de operatie? (Zijn ruggenmerg was beschadigd geraakt.)

Kan je je voorstellen hoe Marc zich gevoeld moet hebben toen hij het slechte nieuws hoorde?

Hoe belangrijk is het ruggenmerg voor ons lichaam? Waarom? (Het ruggenmerg bundelt alle zenuwen en brengt ze naar onze hersenen. Als het ruggenmerg beschadigd is, geraken de signalen van de hersenen niet meer tot bij de lichaamsdelen onder de beschadiging, zoals bv. je benen, en omgekeerd. Dan ben je verlamd aan de onderste ledematen.)

Wat bewonder je aan Marc? Benoem het doorzettingsvermogen, de veerkracht om na een tegenslag toch de moed te vinden om zijn dromen te verwezenlijken.

Laat de leerlingen de begrippen 'de hersenen - de zenuwen - het ruggenmerg' noteren bij de tekening van op pagina 9 in het werkboek.

3 Slot

3.1 Samenvatten

De hersenen besturen als het ware ons hele lichaam. Kunnen jullie dat vergelijken met een onderdeel van een machine, bijvoorbeeld van een computer? En wat zijn de zenuwen dan?

Laat de leerlingen even brainstormen. Waarschijnlijk komen ze tot een antwoord als 'het besturingssysteem' en 'de kabels/draden waarlangs de signalen doorgegeven worden', of misschien komen ze met een andere treffende vergelijking op de proppen. Laat hen hun antwoord in potlood noteren naast de titel 'De hersenen, de zenuwen, het ruggenmerg' in het werkboek op pagina 9.

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
12

Benadruk nog even dat alle systemen in ons lichaam, de hersenen, spieren, zintuigen, organen … goed moeten samenwerken om ons lichaam te laten functioneren zoals het hoort.

3.2 Menselijk lichaam aanvullen

Laat de leerlingen de zenuwen en hersenen op hun levensgroot menselijk lichaam tekenen en de weetjes van het kopieerblad lezen en op de juiste plaats kleven. Wat verwonderde je het meest (van deze of vorige les)? Wat vind je fantastisch aan het menselijk lichaam?

3.3 In de loop van de dag

Pols bij de leerlingen wie zich op het einde van de voormiddag niet zo goed meer kan concentreren en zich wat moe voelt. Leg uit dat dat normaal is en wat de oorzaak is:

Onze hersencellen hebben voedsel, brandstof nodig om te kunnen functioneren. Wanneer onze energie op is, word je moe en traag en heb je het moeilijk om je te concentreren. Ook wanneer ze uitdrogen, kan je minder goed nadenken. Hoe kunnen we onze hersenen in topvorm houden? (Een goed ontbijt en geregeld water drinken zijn dus belangrijk om je hersenen in topvorm te houden, net als voldoende rust.)

Indien je als instap voor het thema ‘slijm’ nam, kan je besluiten dat de hersenen in een vochtige vloeistof zitten, maar zelf geen slijm produceren.

3.4 Simulatie: het menselijk lichaam

Demonstreer kort de simulatie en laat de leerlingen oefenen met het stelsel van de hersenen en zenuwen.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
13
7:

Les 3 De huid

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen de eigenschappen van de huid verwoorden en aantonen op het eigen lichaam.

2. De kinderen kunnen de functie van zweten en pigment verwoorden.

3. De kinderen kunnen enkele tips geven voor een goed onderhoud van de huid.

Lesmateriaal

- werkboek p. 10 - 13 - kopieerblad 1: weetjes over het menselijk lichaam - afbeelding 2: huidveroudering - simulatie: het menselijk lichaam - de ‘lichamen’ op groot papier, die de leerlingen in les 1 tekenden - een stukje zelfklevende plastiek van 4 op 4 cm voor elke leerling voor de thuisopdracht - enkele vergrootglazen, spiegeltjes of propere glazen, glazen met water - zonnecrème

Vooraf

Thuisopdracht: vraag de leerlingen om thuis huidcellen te verzamelen en op te kleven in hun werkboek (opdracht 1 op pagina 10 in het werkboek).

Zet alle materialen voor de proefjes op een tafel vooraan in de klas, gegroepeerd per proef.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
14
7:

Lesverloop

1 Instap

Verwijs naar de vooropdracht. Wat jullie verzameld hebben zijn stukjes van je huid, huidschilfers. Wist je dat we tienduizenden huidcellen verliezen per dag?

We verliezen onze huid en toch geraken we hem niet kwijt! We maken immers ook elke dag nieuwe cellen bij. Zo kunnen we ook onze huid vlug herstellen bij schade. Vandaag onderzoeken we wat voor speciaal omhulsel onze huid is en welke eigenschappen ze heeft.

2 Kern

2.1 Partnerwerk: de huid onderzoeken

Maak duo’s.

Leg de organisatie uit: Het materiaal dat nodig is voor de proefjes staat vooraan op de tafel. Je kan iets komen halen en brengt het terug wanneer je het niet meer nodig hebt. Als het materiaal er niet is, doe je eerst een ander proefje.

De proefjes staan uitgelegd in het werkboek. Maak opdracht 2 tot en met 7. Als je klaar bent, kun je met je partner al eens de ‘onderhoudtips’, opdracht 8 in het werkboek, bespreken.

2.2 Klassikale bespreking

Laat de leerlingen verwoorden wat ze ontdekt en geleerd hebben. Vul eventueel zelf nog aan.

- We verliezen dagelijks huidcellen maar maken er ook dagelijks nieuwe aan (continu regeneratie).

- Het lichaam zweet om af te koelen. Het zweet komt uit de poriën van onze huid. We zweten over ons hele lichaam maar meest onder de oksels.

- Onze vingerafdrukken zijn uniek en kunnen daardoor goed gebruikt worden om iemand te identificeren (bv. door de politie, bij een ongeval), of als beveiliging (bv. om een smartphone te ontgrendelen) …

Sta even stil bij de eigenschappen van de huid. Stel volgende bijvragen of geef wat toelichting.

- Beharing: Er zijn twee plekken op ons lichaam die niet behaard zijn. Weet jij welke? (de handpalm en voetzool) En wist je dat het menselijk lichaam meer haren heeft dan een chimpansee? Maar ze zijn wel fijner en korter.

- De huid is rekbaar en veerkrachtig. Als je er aan trekt, komt hij weer in de oorspronkelijke vorm. Dat is belangrijk om goed te kunnen bewegen.

- De huid is waterafstotend en min of meer waterdicht. Anders zouden we een waterballon worden telkens als we in bad gaan of als het regent!

- De huid is vettig. Je huid produceert ‘talg’. Dat is een vette stof die je huid en je haren soepel houdt. Sommige mensen hebben een vettigere huid dan andere. Oudere mensen hebben een drogere huid en krijgen rimpels.

- Het menselijk lichaam bestaat in allerlei kleuren, vormen en maten. Welke kleur je lijf heeft, hangt af van je ouders. We noemen dat 'erfelijk'. Je kan wel donkerder worden. Hoe? (door de zon)

Je lichaam maakt pigment (een donkere kleurstof) aan onder invloed van zonlicht. Dit is als een zonnescherm. Het helpt je huid beschermen tegen de zon. Een beetje zonlicht is goed voor je huid, maar te veel niet. Wat zijn de gevaren van de zon? (verbranden)

Door de zon beschadigt je huid. Daardoor verhoogt de kans op huidkanker. Hoe bleker je bent, hoe sneller je verbrandt! Hoe kan je dit vermijden? (je telkens insmeren met zonnecrème met een hoge beschermingsfactor)

Thema 7:
15
Mijn lichaam is een fantastische machine!

Toon de foto van de man wiens gezicht aan één helft veel meer gerimpeld is dan aan de andere helft (afbeelding 2). Deze man is een Amerikaanse vrachtwagenchauffeur die elke dag van oost naar west reed met het raampje van zijn cabine open, waardoor de zon vlak op zijn gezicht scheen. Je ziet duidelijk dat zijn huid aan de ene kant veel meer gerimpeld is dan aan de andere kant.

Laat leerlingen in de klas eens per huidtype staan.

Wie heeft er sproetjes of een grotere bruine vlek? Moedervlekken en sproeten zijn eigenlijk hoopjes pigmentcellen.

- De huid is niet overal even dik. Op de handpalmen en de voetzolen is ze het dikste, op de oogleden is ze het dunste.

- De huid kan zichzelf herstellen. Hoe doet ze dat? (Bij een wonde stolt het bloed, dan komt er een korstje en de wonde groeit geleidelijk aan dicht, als je er niet aan krabt.) Wanneer de huid herstelt van een snee, maakt ze elk uur wel een miljoen cellen aan om het gat te dichten. Zo komen er geen bacteriën in de wonde.

Hoe moeten we onze huid onderhouden? Vul samen de onderhoudstips in.

3 Slot

3.1 Samenvatten

Vraag de leerlingen met welk onderdeel van een machine we de huid zouden kunnen vergelijken. Laat ze even brainstormen. Misschien denken ze in de richting van het omhulsel of de verf- en laklaag, of misschien vinden ze een andere treffende vergelijking. Laat ze hun antwoord in potlood noteren naast de titel 'De huid' op pagina 11 in het werkboek

Laat de leerlingen rond hun levensgroot lichaam de weetjes over de huid kleven (kopieerblad 1).

Je kan hen eventueel ook enkele zaken die ze uit deze les willen onthouden laten aanduiden en errond noteren.

Indien de onderzoeksvraag over slijm als uitgangspunt genomen werd: onze huid is vettig maar is niet slijmerig.

3.2 Simulatie: het menselijk lichaam

Demonstreer kort de simulatie en laat de leerlingen even experimenteren met het stelsel van de huid.

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
16

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen de weg die het eten aflegt verwoorden, gebruik makend van een schematische voorstelling en van de passende begrippen.

2. De kinderen kunnen de functie van het spijsverteringsstelsel verwoorden.

3. De kinderen kunnen de weg die de lucht aflegt bij de ademhaling verwoorden, gebruik makend van de passende begrippen.

4. De kinderen kunnen de functie van de ademhaling verwoorden.

5. De kinderen kunnen verwoorden welk voordeel ademen door de neus heeft en hierbij het verband leggen met de eigenschappen van de neus.

6. De kinderen kunnen de functie van de bloedsomloop verwoorden.

7. De kinderen kunnen de werking van de bloedsomloop op eenvoudige manier verwoorden, gebruik makend van de passende begrippen.

8. De kinderen kunnen uitleggen waarom onze hartslag hoger is bij een inspanning.

9. De kinderen kunnen de organen van het spijsverteringsstelsel, het ademhalingsstelsel en het hart situeren op het eigen lichaam.

10. De kinderen kunnen tips geven voor gezond gedrag met betrekking tot de luchtwegen, het hart en de bloedvaten en het spijsverteringsstelsel.

11. De kinderen kunnen de essentie van verworven informatie duidelijk en verstaanbaar overbrengen aan klasgenoten.

Lesmateriaal

- werkboek p. 14 - 22 - kopieerblad 1: weetjes over het menselijk lichaam - WOUW-site: spijsvertering, ademhaling, boedsomloop - video 1: proef ademhaling - simulatie: het menselijk lichaam - laptops of tablets met internetverbinding - de ‘lichamen’ op groot papier, die de leerlingen in les 1 tekenden - appel of versnapering - ontsmettingsalcohol en watten of doekjes

- Voor de groep spijsvertering:

• stuk krantenpapier (om tot een prop ter grootte van een pingpongbal te verfrommelen)

• een afgeknipt been van een nylonkous

• touw (meer dan 8 meter)

• enkele materialen waaruit de leerlingen moeten kiezen om een maag te maken: plastic zakje (als maag), ballon, doosje, flesje, brikverpakking …

• een stukje dunne buis (bv. wc-rolletje, keukenrol, rol van cellofaanverpakking), een stijve pvc-buis en een stuk flexibele pvc-darm met ribbels (zoals voor elektrische leidingen)

• kleefband

• schaar

• meetstok van 1 meter

• gekleurde kleefband of 8 papierklemmen

- Voor de groep ademhaling:

• een spiegeltje

• kleefband

• de bovenste helft van een plastic fles

Thema 7:
machine! 17
Mijn lichaam is een fantastische
Les 4 Drie stelsels: de spijsvertering, de bloedsomloop en de ademhaling

• 2 ballonnen

• een elastiekje en kleefband

• een nylonkous, een stijve pvc-buis en een stuk flexibele pvc-darm met ribbels

• springtouw

• chronometer, zandloper of timer om 1 minuut te timen

• lintmeter

- Voor de groep bloedsomloop:

• scherp naaldje of prikpen per leerling

• pleister

Vooraf

Zoek een plek waar de leerlingen van de groepen ‘bloedsomloop’ en ‘ademhaling’ een bewegingsopdracht kunnen doen, zoals een minuut springen met een springtouw of enkele rondjes lopen. Voorzie voldoende apparaten (pc/laptop/tablet) zodat de leerlingen in groepjes de WOUW-site bij deze les kunnen raadplegen. Vraag op voorhand na of er leerlingen zijn met een stollingsziekte. Indien dat het geval is, plaats je die leerling(en) tijdens het groepswerk best in groep 1 of groep 2.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
18
7:

Lesverloop

1 Instap

Start de les met een korte bewegingsactiviteit, die dan de aanzet vormt tot een aantal vragen. Je doet de activiteit mee met de leerlingen en je hijgt nadrukkelijk. Je laat ook de leerlingen verwoorden wat ze voelen. (sneller ademen, hart klopt sneller)

Opper de onderzoeksvragen:

- Hoe komt het dat mijn hart sneller klopt bij een inspanning?

- Ik hijg een beetje, zien jullie dat? Waar gaat de lucht heen die ik inadem? Is er een verschil tussen door je mond ademen en door je neus ademen? Is het ene beter dan het andere?

- Ik moet even op krachten komen. Neem een appel of versnapering en stel de vragen: Kan ik die niet in één keer inslikken? Moet ik erop knabbelen? Waarom? Wat gebeurt er daarna mee in mijn lichaam?

Laat de leerlingen kiezen uit één van deze drie vragen: (noteer of projecteer op het bord)

- Waarom moeten we voedsel knabbelen en kan ik een appel niet zomaar doorslikken? Wat gebeurt er met ons voedsel?

- Hoe komt het dat mijn hart sneller klopt bij een inspanning?

- Waar gaat de lucht heen die ik inadem? Is er een verschil tussen door je mond ademen of door je neus? Is het éne beter dan het andere?

De leerlingen die dezelfde keuze maken, vormen samen één groep en gaan het betreffende stelsel onderzoeken aan de hand van de WOUW-site bij deze les en de opdrachten in het werkboek: - de spijsvertering, - de bloedsomloop, - het ademhalingsstelsel.

Voor de uitwisseling achteraf is het best dat de groepen zo gelijk mogelijk verdeeld zijn, dus probeer indien nodig de verdeling wat te sturen. De leerlingen vormen na het onderzoek immers nieuwe groepen van drie leerlingen: één leerling voor elk stelsel. Ze stellen dan aan elkaar voor wat ze geleerd hebben.

2 Kern

2.1 Groepswerk: onderzoek in expertgroepen

De leerlingen werken in groepjes aan de opdrachten van het gekozen stelsel.

Groep 1: spijsvertering

De leerlingen verwerken de info over het spijsverteringsstelsel op de WOUW-site. Ze maken de oefeningen in het werkboek en voeren de opdrachten uit.

Als ze klaar zijn met de opdrachten, oefenen de leerlingen het uitleggen van de spijsvertering aan de hand van de materialen uit de opdrachten, zodat ze het straks vlot aan de medeleerlingen uit de andere groepen kunnen uitleggen. Elke leerling kiest één orgaan of onderdeel waarover hij/zij vertelt.

Als ze dan nog tijd over hebben, kunnen de leerlingen eventueel al een ander stelsel bekijken.

Groep 2: ademhaling

De leerlingen verwerken de info over de ademhaling op de WOUW-site. Ze maken de oefeningen in het werkboek en voeren de opdrachten uit.

Voor opdracht 5 moeten ze een inspanning doen zoals lopen, springen met een springtouw … Voorzie een plek waar ze dit veilig kunnen doen.

Thema
19
7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

In plaats van het proefje met de ballonnen (opdracht 7), kan je de leerlingen ook een filmpje over de proef laten bekijken (video 1). Het is uiteraard beter om hen het proefje zelf te laten doen.

Als ze klaar zijn met de opdrachten, oefenen de leerlingen het uitleggen van de spijsvertering aan de hand van de materialen uit de opdrachten, zodat ze het straks vlot aan de medeleerlingen uit de andere groepen kunnen uitleggen. Elke leerling kiest één orgaan of onderdeel waarover hij/zij vertelt.

Als ze dan nog tijd over hebben, kunnen de leerlingen eventueel al een ander stelsel bekijken.

Onze neusslijmvliezen produceren per dag ongeveer 1 à 1,5 liter snot. Het meeste hiervan komt via de keel in de maag terecht. Als we ziek zijn, ziet het neusslijm geel of groen.

Groep 3: bloedsomloop

De leerlingen verwerken de info over de bloedsomloop op de WOUW-site. Je kunt de leerlingen meegeven dat ze niet alle info uit het videofragment van Schooltv.nl moeten onthouden (bv. boezems en kamers), maar het is wel interessant om eens te bekijken.

Ze maken de oefeningen in het werkboek en voeren de opdrachten uit. Leg zeker uit hoe ze veilig werken met de naalden: niet mee wijzen of zwaaien, oppassen voor de ogen en meteen terugleggen na gebruik. Benadruk ook dat ze de naalden niet mogen doorgeven. Leerlingen met stollingsproblemen doen dit uiteraard niet.

Als ze klaar zijn met de opdrachten, oefenen de leerlingen het uitleggen van de bloedsomloop aan de hand van de materialen uit de opdrachten, zodat ze het straks vlot aan de medeleerlingen uit de andere groepen kunnen uitleggen. Elke leerling kiest één orgaan of onderdeel waarover hij/zij vertelt. Als ze dan nog tijd over hebben, kunnen de leerlingen eventueel al een ander stelsel bekijken.

Nadien ontsmet je de gebruikte naalden.

2.2 Voorbereiden presentatie

De leerlingen vormen voor de presentatie nieuwe groepen van telkens drie leerlingen (één rond elk stelsel). Ze stellen aan elkaar voor wat ze geleerd hebben.

Wijs hen op volgende aandachtspunten:

- Iedereen moet kunnen vertellen wat hij/zij geleerd heeft en moet het stelsel kunnen uitleggen aan de anderen.

- Spreek duidelijk, goed verstaanbaar en in goede zinnen.

- Zorg dat je presentatie gestructureerd is. Het volgende moet aan bod komen:

• De delen van het stelsel. Duid ze ook aan op je eigen lichaam en de tekening in je werkboek.

• De werking van het stelsel, bv. de weg die het voedsel of de lucht aflegt.

• De functie van het stelsel.

• Het nut van bepaalde delen van het stelsel.

• Enkele proefjes met de conclusie.

• Tips voor onderhoud.

Geef ze even voorbereidingstijd.

2.3 Presentatie in nieuwe groepen

Om beurten presenteren de leerlingen ‘hun’ stelsel in hun nieuwe groep van drie. De anderen luisteren aandachtig.

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

20
Thema

Ga zelf bij de verschillende groepen luisteren.

Nadat de drie leerlingen gepresenteerd hebben, vullen ze individueel het werkboek in over de andere stelsels. Ze noteren telkens de woorden bij de afbeelding van het lichaam en maken de opdrachten. De praktische proeven hoeven ze niet uit te voeren.

2.4 Klassikale synthese

Bespreek of er nu een antwoord gevonden is op de onderzoeksvragen uit de instap:

• Hoe komt het dat mijn hart sneller klopt bij een inspanning?

• Waar gaat de lucht heen die ik inadem? Is er een verschil tussen door je mond ademen en door je neus ademen? Is het ene beter dan het andere?

• Waarom moeten we voedsel knabbelen en kan ik een boterham niet zomaar doorslikken? Wat gebeurt er met ons voedsel?

Laat alle leerlingen de delen van de verschillende stelsels situeren op het eigen lichaam.

Bekijk samen het einde van het samenvattende videofragment over de bloedsomloop op de WOUW-site (2:34 tot einde). Daarin wordt de samenhang tussen de drie systemen die vandaag werden behandeld verduidelijkt.

3 Slot

3.1 Luchtkwaliteit

Laat leerlingen opzoeken hoe de luchtkwaliteit is in de buurt van de school (en eventueel hun woning) of bekijk dat klassikaal. Gebruik daarvoor de websites van CurieuzeNeuzen Vlaanderen en/of de Vlaamse Milieu Maatschappij (VMM).

https://viewer.curieuzeneuzen.be/ http://www.vmm.be/data/luchtkwaliteit-in-je-eigen-omgeving

3.2 Samenvatten

Laat de leerlingen hun levensgrote lichaam aanvullen met de stelsels die je vandaag behandelde en de bijhorende weetjes van kopieerblad 1 erbij opkleven.

Indien je als intro koos voor de vraag van het slijm als rode draad door het thema, vat je samen waar er slijm te vinden is en wat de functie ervan is:

- bij het spijsverteringsstelsel: om de slokdarm en de darmwand te beschermen en om het voedsel beter te laten glijden.

- bij het ademhalingsstelsel: slijm in de neus, keel, longen om vuil en stof op te vangen, om de longwand te beschermen.

3.3 Simulatie: het menselijk lichaam

Demonstreer kort de simulatie en laat de leerlingen even experimenteren met de stelsels die aan bod kwamen.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
21
7:

Les 5 Kleine herstellingen doe je zelf! EHBO

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen de volgende types wonden herkennen: brandwonde, blaar, schaafwonde, snijwonde.

2. De kinderen kunnen de volgende types wonden verzorgen: brandwonde, blaar, schaafwonde, snijwonde.

3. De kinderen kunnen een spiraalverband en een drukverband aanleggen.

4. De kinderen kunnen het pictogram van een AED (defibrilatietoestel) herkennen.

5. De kinderen kunnen de functie van een AED verwoorden.

6. De kinderen kunnen de geschreven instructies van het AED begrijpen.

7. De kinderen kennen de kenmerken van volgende letsels: verstuiking, ontwrichting en breuk.

8. De kinderen kunnen passende hulp geven bij een verstuiking.

9. De kinderen kunnen inschatten of een verstikking licht of ernstig is en daarbij gepast handelen door de techniek ‘op de rug slaan’ correct toe te passen.

10. De kinderen kunnen bij verschillende verwondingen beoordelen welke hulpverlening aangewezen is en of ze de hulp van een volwassene/hulpverlener moeten inroepen.

Lesmateriaal

- werkboek p. 23 - 28 - kopieerblad 2: situaties EHBO. Knip de situaties los zodat je elke groep één situatie kan geven. - afbeelding 3: gebruik AED - WOUW-site: EHBO - video 2: drukverband aanleggen - video 3: spiraalverband aanleggen - video 4: hartstilstand - video 5: hulpdiensten bellen (Archief voor Onderwijs) - per groepje een pc/laptop/tablet/… om de WOUW-site te raadplegen - ketchup of nepbloed - per duo: één kompres, één drukverband en één spiraalverband (rekverband) met telkens twee verbandhaakjes en/of kleefpleisters en schaar. Alternatief voor het rekverband: gebruik repen rekbare stof. Alternatief voor het drukverband: repen glasgordijn (dunne witte gordijnstof). Alternatief voor kompres: stukje wit katoen - zeker één echt drukverband en spiraalverband - steriele kompressen (min. één, en per groep een alternatief onder de vorm van stukje katoen) - voor situatie 2: ontsmettingsmiddel, naald, kompres of watten - voor situatie 4: een paar wegwerphandschoenen - voor situatie 6: een coldpack, keukenhanddoek

Vooraf

Verwittig de leerlingen dat je binnenkort een ongeluk zult naspelen. Spreek af met een leerling welke situatie jullie samen zullen ensceneren in de instapfase. Verdeel de groepen voor het groepswerk.

Zet de video’s en websites klaar voor de leerlingen. Idealiter heeft elke groep een eigen pc/laptop/tablet om mee te werken.

Zoek op de site van Het Archief voor Onderwijs het videofragment via het trefwoord ‘hulpdiensten’. De video ‘hulpdiensten bellen’ gaat over twee leerlingen die de hulpdiensten belden toen ze een brand zagen.

Bekijk op de website van de gemeente waar er een AED-toestel hangt in de gemeente. Ga indien mogelijk ook eens kijken en neem een foto.

Thema 7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

22

Lesverloop

1 Instap

Speel (in samenwerking met een leerling die je vooraf geïnformeerd hebt) een situatie na die levensecht lijkt: de leerling bloedt (ensceneren met ketchup). Vraag de hulp van de medeleerlingen: wat moeten we doen? Kom tot: de wonde wassen met water, de ernst van de bloeding bepalen, het bloeden stoppen met een kompres, een verband aanbrengen.

WAT ALS … je een ernstige verwonding hebt?

Bespreek: voor ernstige verwondingen moet je de hulp van een volwassene of van de hulpdiensten inroepen, maar lichte verwondingen kan je zelf aanpakken. Kondig aan dat ze in deze les zullen leren hoe ze bepaalde verwondingen moeten verzorgen.

2 Kern

2.1 Groepswerk EHBO: Wat als … ?

Geef elke groep één situatie van het kopieerblad. Elk groepje heeft een pc/laptop/tablet/… nodig om de info op de WOUW-site te bekijken. Geef hen meteen ook het nodige materiaal voor de opdrachten

Leg de opdracht uit en noteer de stappen eventueel op het bord:

• Je leest de situatie. Je overlegt in groep hoe je dan het best reageert: kan je het zelf oplossen of moet je de hulp van een volwassene of de hulpdiensten inroepen?

• Je bekijkt de info over jouw situatie op de WOUW-site.

• Je oefent de situatie en wat je moet doen zodat je ze kan naspelen voor de klasgenoten.

2.2 Situaties spelen en oplossing voorstellen

Laat elk groepje hun situatie spelen, met de voorgestelde oplossing. Bespreek vervolgens klassikaal, waarbij je erop let dat de essentie aan bod komt (zie correctiesleutel werkboek). Laat de leerlingen in het werkboek na elke situatie de bijhorende oefening maken.

Na situatie 4 (hevig bloedende wonde) laat je de leerlingen in duo oefenen met het aanleggen van een drukverband en een spiraalverband. Kijk ofwel samen naar de videofragmenten (video 2 en 3) of toon het zelf.

Toon een echt spiraalverband en een drukverband. Indien je niet per duo een dergelijk verband hebt, kan je de genoemde alternatieven gebruiken om hen te laten oefenen.

Na situatie 5 (verslikken): Laat alle leerlingen oefenen met het op een correct manier kloppen op de rug. Geef zelf eerst nog een demonstratie en wijs hen erop dat ze in deze oefensituatie niet te hard mogen kloppen. De buikstoten laat je niet oefenen.

Na situatie 7 (je ziet een ernstig ongeval gebeuren): Bekijk samen het videofragment ‘hulpdiensten bellen’ op de site van Het Archief voor Onderwijs (video 5).

Bespreek daarna wat je moet zeggen als je de hulpdiensten belt.

Wat is er gebeurd? Waar? Hoeveel slachtoffers zijn er? Het is belangrijk rustig te blijven.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
23
7:

Bekijk samen het filmpje waarin iemand een hartstilstand krijgt (video 4). Bespreek erna wanneer een AED/defibrillatietoestel gebruikt wordt.

Laat een leerling op de website van de gemeente opzoeken waar er een AED-toestel hangt of toon het zelf (op de website of op een foto). Bij je eerstvolgende leeruitstap kan je er even bij stilstaan.

Voor KathOndVla (ZILL): Projecteer afbeelding 3, een schematische handleiding voor het gebruik van een aed. Bespreek kort de verschillende stappen in het schema.

3 Slot

Geef de leerlingen enkele opdrachten:

- Thuis eens navragen en nakijken of ze verbanden en steriele kompressen hebben.

- Bij hun ouders eens een spiraalverband en drukverband aanleggen.

- Eventueel tijdens de speeltijd meehelpen om gewonden (schaafwonden) te verzorgen. Je kan de leerlingen een badge geven zodat ze herkenbaar zijn.

Thema 7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

24

Les 6 Grote herstellingen

Lesdoelen

1. De kinderen kunnen verwoorden dat de ontwikkeling niet altijd verloopt zoals we zouden willen, soms met een lichamelijke beperking tot gevolg.

2. De kinderen kunnen verwoorden en illustreren met een voorbeeld dat de techniek een oplossing kan bieden voor sommige lichamelijke beperkingen en zo de levenskwaliteit helpt verbeteren, maar dat de techniek niet alles kan oplossen.

3. De kinderen kunnen verwoorden hoe mensen omgaan met hun beperking, dat mensen met een lichamelijke beperking ook allerlei sterke prestaties kunnen neerzetten door hun doorzettingsvermogen.

4. De kinderen kunnen verwoorden dat een lichamelijke handicap beperkingen met zich meebrengt voor het deelnemen aan de maatschappij en hier een voorbeeld van geven.

5. De kinderen kunnen zich inleven in de situatie van iemand met een lichamelijke beperking.

6. De kinderen kunnen verwoorden hoe je best omgaat met mensen met een lichamelijke beperking.

7. De kinderen kunnen reflecteren op de eigen mogelijkheden en beperkingen.

Lesmateriaal

- werkboek p. 29 - 31 - afbeelding 4: Thomas - video 6: Karrewiet: sporten met een handicap (Archief voor Onderwijs)

- video 7: Karrewiet: zesjarige Eline krijgt een robothand (Archief voor Onderwijs) - video 8: een hand uit de 3D-printer - video 9: handprothese - video 10: Journaal: zachte robots of softbots (Archief voor Onderwijs)

- simulatie: het menselijk lichaam - Kahoot!-quiz (herhaling)

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

25
Thema

Lesverloop

1 Instap

Blik terug op de vorige lessen:

We hebben het menselijk lichaam verkend en gezien dat het toch wel fantastisch in elkaar zit. Ons lichaam is een fantastische machine! Maar soms loopt het eens mis. We kunnen het niet altijd vermijden. In de vorige les zagen we dat we kleine ‘herstellingen’ zelf kunnen doen. Maar wat als er een onderdeel niet goed functioneert of zelfs helemaal ontbreekt? Vandaag lezen en beluisteren we enkele verhalen van mensen bij wie de ontwikkeling wat anders verliep of het leven voor hindernissen zorgde.

2 Kern

2.1 Het verhaal van Thomas

Projecteer de foto van Thomas (afbeelding 4) en vertel: Dit is Thomas, hij is 23 jaar en zoals je kan zien mist hij de onderarmen en de onderbenen. Zijn er zaken die Thomas niet kan, denk je? Hoe moet het zijn om zo een beperking te hebben?

Laat de leerlingen kort reageren. Laat ze vervolgens de tekst in het werkboek lezen en opdracht 2 tot en met 7 oplossen.

Bespreek. Schenk ook aandacht aan het zich kunnen inleven in de persoon en de veerkracht, het doorzettingsvermogen. Laat een voorbeeld geven hiervan.

Benoem de vooroordelen waarmee Thomas geconfronteerd werd.

2.2 Videofragmenten

Bekijk vervolgens video 6, 7 en 8

- Sporten met een handicap (op Het Archief voor Onderwijs)

- Zesjarige Eline krijgt een robothand (op Het Archief voor Onderwijs)

- Een hand uit de 3D-printer

Houd nadien een onderwijsleergesprek:

- Wat kunnen deze jongeren allemaal?

- Hoe helpt de techniek hierbij?

Licht eventueel toe wie Oscar Pistorius is. Zoek een afbeelding of videofragment. Oscar Pistorius is een Zuid-Afrikaans hardloper, gespecialiseerd in de sprint. Toen hij 11 maanden oud was, moesten zijn beide onderbenen geamputeerd worden. Door gebruik te maken van protheses kon hij toch intensief aan sport doen. Hij is de wereldrecordhouder bij de dubbel geamputeerden op de 100, 200 en 400 meter sprint. Pistorius is bekend onder de bijnaam 'Blade runner' en 'de snelste man zonder benen'. Ter info: Pistorius kwam helaas ook op erg negatieve wijze in het nieuws, toen hij zijn vriendin doodschoot en zo in een lange reeks sterk gemediatiseerde rechtszaken terecht kwam.

Meer informatie over protheses, hoe ze gemaakt worden, waarmee rekening gehouden wordt, waarin ze verschillen … kun je vinden in video 9, ‘Handprothese’ (tot 3 minuten).

Laat de leerlingen het artikel over de blinde vrouw lezen in het werkboek en de bijhorende opdrachten maken.

Bespreek hoe de techniek mensen kan helpen en steeds evolueert, maar ook zijn beperkingen heeft.

Thema 7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

26

3 Slot

3.1 Klasgesprek

Pols naar de ervaringen van leerlingen.

- Kan je de titel van de les (in het werkboek) uitleggen?

- Kennen jullie iemand die een lichamelijke beperking heeft? Hoe gaan ze ermee om? Welke hulpmiddelen gebruiken ze?

- Hoe kijk je nu naar mensen met een handicap? Waarop ga je letten als je mensen met een lichamelijke beperking ziet? (niet staren, gewoon doen …)

Reflecteer met de leerlingen op het eigen leven: We voelen ons wel allemaal eens beperkt in ons kunnen. Ons lichaam is toch niet altijd zo fantastisch als we zouden willen. Wie kan daar een voorbeeld van geven?

Welke beperkingen ervaar jij soms? Wanneer?

Geef eventueel een voorbeeld van je eigen leven. (bv. bij ziekte, gebroken been, mindere prestatie bij het sporten, moeite hebben met studeren …)

Wat kunnen wij leren van deze mensen over het omgaan met tegenslag, met onze eigen beperkingen?

Op Het Archief voor Onderwijs vind je een stukje uit het journaal over 'zachte robots of softbots' (video 10). De techniek is steeds in ontwikkeling, wie weet waar we binnen 10 of 20 jaar staan?

3.2 Simulatie: het menselijk lichaam

Laat de leerlingen vrij oefenen met de simulatie.

3.3 Herhalingsmoment

We ronden deze lessenreeks af met een herhalingsmoment. Op het Kabas vind je een Kahoot!-quiz. Het is een aanleiding om het thema even opnieuw te overlopen. Je kunt de vragen klassikaal verwerken of opvatten als een kort quizmoment en de klas hierbij in groepjes laten werken.

In het werkboek vinden de leerlingen een studiewijzer op de laatste pagina. Die helpt hen om zich voor te bereiden op het toetsmoment. Bekijk de studiewijzer samen en bespreek vooral de studeertips. Leg uit dat de tips duidelijk maken of het iets is dat je moet kennen of begrijpen. Leg ook het verschil tussen een geslotenboektoets en een openboektoets (waarbij je het werkboek als bron gebruikt) uit.

Verwijs de leerlingen ook naar het online aanbod op Kabas: - de digitale oefeningen; - de simulatie het menselijk lichaam; - de oefentoets, die ze kunnen maken wanneer ze denken klaar te zijn voor de toets.

Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
27
7:

Les 7 Evaluatiemoment

Lesdoelen Gesloten boek

1. De kinderen kunnen in hun eigen woorden uitleg geven bij enkele systemen van het menselijk lichaam.

2. De kinderen kunnen bepaalde delen van het menselijk lichaam toewijzen aan het passende systeem.

3. De kinderen kunnen een gegeven taak toewijzen aan het passende systeem.

4. De kinderen kennen het Europees noodnummer en kunnen de juiste informatie doorgeven aan de alarmcentrale.

Open boek

1. De kinderen kunnen een gegeven taak toewijzen aan het passende systeem.

2. De kinderen kunnen uitspraken over de werking van het lichaam beoordelen als juist of fout.

3. De kinderen kunnen bij verschillende types verwondingen beoordelen welke hulpverlening aangewezen is en of ze hulp van een volwassene of hulpverlener moeten inroepen.

4. De kinderen kunnen verwoorden welk hulpmiddel een leerling met een beperking kan helpen in de klas en hoe dat hulpmiddel werkt.

Lesmateriaal

- kopieerblad 3: geslotenboektoets

- kopieerblad 4: correctiesleutel geslotenboektoets - kopieerblad 5: openboektoets - kopieerblad 6: correctiesleutel openboektoets - kopieerblad 7: selfie - powerpoint 1: selfie

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
28

Lesverloop

Deel de toetsbladen uit. De leerlingen noteren hun naam en klas. Overloop alle vragen. De leerlingen duiden met een markeerstift de belangrijkste begrippen in elke vraag aan.

De eerste toets is een geslotenboektoets. De leerlingen mogen bij deze toets geen gebruik maken van hun werkboek of andere bronnen. Bij de openboektoets mogen ze hun werkboek wel gebruiken.

Beoordeling Gesloten boek

Opdracht 1: 1 punt per correcte uitleg

Totaal: 2 punten

Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten

Opdracht 3: 0,5 punt per correct antwoord

Opdracht 4: 0,5 punt per correct antwoord

Opdracht 5: 1 punt per correct antwoord

Totaal: 10 punten

Open boek

Opdracht 1: 0,5 punt per correct antwoord

Totaal: 2,5 punten

Totaal: 1,5 punten

Totaal: 2 punten

Totaal: 3 punten

Opdracht 2: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 4 punten Opdracht 3: 0,5 punt per correct antwoord Totaal: 2 punten Opdracht 4: 0,5 punt voor het hulpmiddel, 0,5 punt voor de argumentatie Totaal: 1 punt

Totaal: 10 punten

De selfie

Bezorg alle leerlingen de selfie (kopieerblad 7) van dit thema. Leid kort in.

We hebben het thema afgerond. We sluiten zoals steeds af met een momentje waarop we het even stil maken en een selfie maken van wat we er zelf van vinden.

Start de powerpoint met de eerste dia. Laat die voorlezen indien dat wenselijk is.

Je leest de vragen en de antwoorden. Kruis nu het antwoord aan dat het best bij jou past, volgens jou. Wanneer je klaar bent, vouw je het blad en kleef je het dicht.

De leerlingen houden het bij op de afgesproken plaats. Dat kan een eigen envelop zijn, of een ringmapje of …

7: Mijn lichaam is een fantastische machine!

Thema
29

Overzicht opties WOUW-actie

100' De leerlingen passen hun nieuw verworven kennis over het menselijk lichaam toe bij het maken van een Dokter Bibberspel. Ze doorlopen in groepjes de stappen van het technisch proces om tot hun eigen, unieke resultaat te komen!

1

100' De leerlingen weten nu heel wat over het menselijk lichaam. Geen leukere manier om die kennis toe te passen dan zelf een kaart- of bordspel bedenken! Ze werken samen in groepjes om een spel te ontwerpen en te realiseren, testen het en evalueren uiteindelijk zowel hun product als het proces.

100' Nu de leerlingen weten hoe het menselijk lichaam in elkaar zit, zijn ze klaar voor een uitdaging: kunnen ze zelf een menselijk lichaam bouwen met wegwerpmaterialen? De leerlingen beslissen hoe ze zullen werken, welke materialen ze zullen gebruiken en gaan aan de slag! De combinatie van kennis, creativiteit en groepswerk zorgt vast voor een verbluffend resultaat.

100' We verplaatsen ons naar het jaar 2300. De leerlingen zijn verkopers in een winkel die onderdelen voor het lichaam verkoopt en maken reclamespots voor hun koopwaar. Kunnen ze hun kennis over het lichaam combineren met een vlotte babbel, een creatieve aanpak en multimediale skills om een leuke clip op te nemen?

Thema 7: Mijn
30
lichaam is een fantastische machine!
1
Dokter Bibber
2
Gezelschapsspel maken 2
3
3
Een lichaam bouwen
4
Reclame voor het menselijk lichaam
4
De lesfiches bij deze activiteiten vind je terug op Kabas, samen met alle andere nodige bestanden.

5

5

Stop-motionfilmpje over EHBO

100' We dagen de leerlingen uit om wat ze leerden over EHBO op een creatieve manier te delen met anderen: een stopmotionfilmpje! In groepen bedenken de leerlingen een verhaallijn, personages en een decor en gaan dan aan de slag. Ze hebben daarbij oog voor zowel inhoudelijke als technische aandachtspunten en komen zo tot een uniek product om trots op te zijn!

50' In deze les taalinitiatie Engels bieden we de leerlingen een heleboel liedjes en spelletjes aan. Op een leuke en ongedwongen manier pikken ze de woordenschat in verband met het lichaam en enkele essentiële zinsstructuren in het Engels op. Het plezier van het werken met de Engelse taal staat voorop!

Full body scan

Check altijd Kabas voor het meest recente aanbod.

Thema 7:
is
machine! 31
Mijn lichaam
een fantastische

Begrippen- en namenlijst

Les 1 skelet röntgenfoto spieren ribben bekken borstbeen schouderblad schedel dijbeen scheenbeen gewricht rugwervel buiger – strekker

Les 2 hersenen zenuwen ruggenmerg hersenzone

Les 3 huid huidcellen vingerafdruk sproet haartje porie bescherming

Les 4 (1) spijsvertering mond keel slokdarm maag dikke darm dunne darm endeldarm anus

Les 4 (2) ademhaling luchtpijp long longblaasjes luchtpijptakken middenrif

Les 4 (3) bloedsomloop hart hartspier ader slagader haarvat hartslag

Les 5 EHBO brandwonde blaar schaafwonde spiraalverband drukverband verslikking verstuiking ontwrichting breuk hulpdiensten noodnummer 112

Les 6 lichamelijke beperking handicap prothese

Thema 7: Mijn lichaam is een fantastische machine! 32

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.