Wouw 4 - Thema 2 - Werkboek - inkijk methode

Page 1

Thema 2

Voel je wel in je vel

Naam: Klas:

Les 1 Mijn eetdagboek

De voedingsdriehoek

1 Schrijf volgende woorden in de juiste kaders bij de voedingsdriehoek en de legende. meer – minder – drink vooral water – zo weinig mogelijk – plantaardig voedsel – dierlijk voedsel

2 Vul de voedingsdriehoek nu aan met minstens tien voedingsmiddelen. Gebruik hiervoor je eetdagboek.

3 Waar of niet waar? Kruis aan.

waar niet waar

Hoe hoger in de voedingsdriehoek, hoe belangrijker het voedsel. Dus hoe meer we ervan moeten eten.

Voedsel uit de rode zone hebben we eigenlijk niet nodig.

Het is beter om meer dierlijk dan plantaardig voedsel te eten.

Pasta en brood horen thuis in de lichtgroene zone.

Kaas en yoghurt zijn dierlijke producten.

2 Les 1

dierlijk voedsel, met mate te eten! restgroep, niet of enkel af en toe te eten!

3 Les 1
© VLAAMS INSTITUUT GEZOND LEVEN

Eten vroeger en nu

4 Vul in.

Wat at Lotte op die dag in 1905?

Geef drie voedingsmiddelen die er in 1905 nog niet waren.

Wat at jij vandaag al?

5 Bespreek.

Waarom zou Lotte drie dagen na elkaar hetzelfde moeten eten?

At Lotte op die dag in 1905 gezond of niet? Waarom? Gebruik ook hier de voedingsdriehoek.

Les 1
4

Les 2 Mijn stevige lichaam

1 Benoem de delen van het skelet. Vul de nummers aan.

4

6

8 10 13 15

1 2 3 5 7 9 11 12 14

hoofd kaakbeen tanden schedel romp schouderblad ribben wervelkolom borstbeen ledematen boven ellepijp vingerkootjes spaakbeen opperarmbeen ledematen onder dijbeen kuitbeen scheenbeen knieschijf

Mijn skelet zorgt ervoor dat De schedel beschermt De ribben beschermen ❍ ik stevig sta. ❍ de longen. ❍ de longen. ❍ ik adem. ❍ het hart. ❍ het hart. ❍ mijn organen worden beschermd. ❍ de hersenen. ❍ de hersenen. ❍ ik kan nadenken. ❍ de darmen. ❍ de darmen.

Les 2 6

Les 3 Spelen en bewegen

De kinderspelen

Bespreek het schilderij. Hoeveel spelen herken je? Hoe noemen we ze?

1

2

3 tollen

2 haasje-over springen

Vind je deze? Zet er het cijfer bij op het schilderij. 1 hoepelen

4 schommelen 3

Welke spelen speel je zelf nog? Zet er een kruisje bij op het schilderij.

Les 3 7

4 Vul de woorden in op de juiste plaats op de driehoek stap – 30 – week – dag

5 Kleur de legende. niet bewegen matig bewegen licht bewegen sporten

6 Doe de bewegingscheck. Kruis aan.

ja bijna neen elke 30 min bewegen elke dag licht bewegen bijna elke dag matig bewegen sporten

Les 3 8

Les 4 Zorgen voor elkaar

Verwondingen en aandoeningen

1 Herken je deze verwondingen en/of aandoeningen? Geef ze het juiste nummer. Kies uit: 1 bloedneus 2 brandwonde 3 hoofdpijn 4 insectenbeet 5 luizen 6 braken 7 schaafwonde 8 splinter 9 zonnebrand

EHBO

2 Wat betekent EHBO? Vul aan en vul in.

E H B O

Ik zie een ongeval gebeuren of iemand die gewond is.

Ik roep er ALTIJD een volwassene bij.

Met dit NOODnummer bel je in elk land van de Europese Unie snel de HULPdiensten op.

Les 4 9

Gezonde beroepen

3 Wat kom je te weten over deze beroepen? Vul in.

4 Omkring de beroepen die we een 'zorgberoep' noemen.

Beroep 1 – Cliniclown

Wat doen de cliniclowns? ❍ kinderen genezen ❍ zieke kinderen opvrolijken Waarom is de job van een cliniclown belangrijk?

Wat is er heel zwaar aan deze job?

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

Beroep 2 - Spoedverpleger

Op welke afdeling werkt een spoedverpleger?

Wanneer is deze afdeling open?

Wat gebeurt er als zijn telefoon afgaat? ❍ eerst een gesprek met de patiënt en daarna op dokterscontrole ❍ meteen alles laten vallen en naar de patiënt rijden Moet een spoedverpleger ook met de ambulance kunnen rijden? JA / NEEN

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

Les 4 10

Beroep 3 - Kinderverzorger

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

Wat is het moeilijkste in deze job?

Kruis aan. Welke taken moet een kinderverzorger allemaal doen? luiers verschonen liedjes zingen eten geven kleren wassen kinderen in bed stoppen brengen en halen verhalen voorlezen kinderen knuffelen en troosten Mijn beroep

5

Les 4 11
Knip de badge uit. Noteer erop wat je over je beroep zal vertellen aan de klas. Zorg ervoor dat je klasgenoten alle vragen kunnen beantwoorden.

Beroep 4 - Vroedvrouw

Wat is de taak van de vroedvrouw? Noteer kort.

Kruis aan. Dit is de taak van:

De bevalling van de baby. Voor de mama en baby zorgen tijdens het verblijf in het ziekenhuis. De baby meten en wegen.

gynaecoloog vroedvrouw

Kun je de hartslag van de baby horen als die nog in de buik zit? JA / NEEN

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

Les 4 12

Beroep 5 – Brandweerman

Waarom is het ‘appel’ in de ochtend zo belangrijk bij de brandweer?

Kruis aan. Wat zijn de basistaken van een brandweerman? materiaal controleren uniform controleren sporten mensen gerust stellen en opvangen het verkeer regelen brandweerwagen controleren Waarom moeten ze zo snel reageren bij het afgaan van de sirene?

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

Beroep 6 – Bioboer

Wat teelt deze bioboer ? en en Wat gebruikt een bioboer zeker niet op zijn veld?

Wat doen ze met de vruchten die ze niet kunnen verkopen aan de winkel? Ze maken er van. Wat doen ze met het regenwater?

Wat moet je goed kunnen doen of graag doen voor deze job denk je?

13 Les 4

Jezelf kunnen zijn

14 Les 6
Les 6 Geluk in een driehoek
1 Wat vind je belangrijk in je leven? 2 Waar ben je trots op? 3 Wat wil je (nog) bereiken? Wat motiveert je?
4 Bij wie vind je steun? 5 Hoe beteken jij iets voor anderen? 6 Waar ben je dankbaar voor?
7 Wat helpt je om je gedachten los te laten? 8 Ben je soms niet te streng voor
9 Waar
je energie van?
Goed omringd zijn
Je goed voelen
jezelf?
krijg

Wat maakt mij ongelukkig?

1
Kies zelf drie vraagjes uit de driehoek. Teken je antwoord.
Les 6 15

Studiewijzer

Lees, markeer en kruis aan.

1 Ik kan de verschillende delen van de voedingsdriehoek herkennen en benoemen. Tip: herbekijk in je werkboek les 1. Zorg dat je weet welke voedingsmiddelen je in de verschillende delen moet plaatsen.

2 Ik kan de delen van het skelet herkennen en benoemen: - hoofd: kaakbeen, schedel, tanden, boven- en onderkaak - romp: schouderblad, ribben, wervelkolom, borstbeen - bovenste ledematen: ellepijp, vingerkootjes, spaakbeen, opperarmbeen - onderste ledematen: kuitbeen, dijbeen, knieschijf, scheenbeen Ik ken de functie van het skelet.

Tip: zoek waar je de woorden vindt in je werkboek en ga na of je ze begrijpt. Zorg dat je weet waar de verschillende delen bij horen. Leg ze uit aan je ma, pa …

3 Ik kan zorgberoepen herkennen.

Tip: herbekijk les 4 in je werkboek. Zorg dat je weet waarom je een beroep een zorgberoep kan noemen.

4 Ik ken het Europese noodnummer 112 en weet dat ik bij nood of ongeval altijd een volwassene moet opzoeken.

Tip: herbekijk les 4 op pagina 9 in je werkboek. Zorg dat je dit kent.

5 Ik kan voedingsmiddelen in het juiste vak van de voedingsdriehoek plaatsen. Tip: de voedingsdriehoek vind je op pagina 3 in werkboek. Denk aan verschillende voedingsmiddelen die je at deze week. Zet die op de juiste plaats. Check bij je ma, pa, broer, zus …

6 Ik kan wat ik doe plaatsen in de bewegingsdriehoek. Tip: de bewegingsdriehoek vind je op pagina 8 in je werkboek. Denk na over wat je deze week deed of niet deed van beweging. Zet die voorbeelden op de juiste plaats in de driehoek. Check bij je ma, pa, broer, zus …

7 Ik kan wat ik voel plaatsen in de geluksdriehoek. Tip: de geluksdriehoek staat op pagina 14 in je werkboek. Denk na over hoe jij al hebt gevoeld en wat je beleefde. Zet die voorbeelden op de juiste plaats in de driehoek. Check bij je ma, pa, broer, zus …

8 Ik kan een voorbeeld geven van een spel van vroeger en van nu. Tip: herbekijk het schilderij van Bruegel op pagina 6. Zorg dat je enkele oude spellen herkent. Zorg dat je er ook kent die van nu zijn.

9 Ik kan voorbeelden geven van wat moeilijker lukt bij mensen met een beperking of een handicap.

Tip: in les 5 maakten we kennis met mensen met een handicap of beperking. Denk na over wat die mensen daardoor minder makkelijk kunnen. Herbekijk de video's bij les 5.

OK. Dit ken ik. Dit begrijp ik.

Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen … tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen dat ik het kan opschrijven, zeggen of uitleggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 tot 4

Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 5 tot 9

Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.

16
9 789048 642137 Herdruk 2021/643 Bestelnummer 60 1010 570 ISBN 978 90 4864 213 7 KB D/2021/0147/231 NUR 193 Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge, België © Copyright die Keure, Brugge - RPR 0405 108 325

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Wouw 4 - Thema 2 - Werkboek - inkijk methode by die Keure - Issuu