

WOUW-actie
Taalinitiatie Engels
Fruit and vegetables
Lesdoelen
1. De leerlingen kennen deze woorden en kunnen ze ook correct uitspreken: lemon, grapefruit, kiwi, carrot, cabbage, broccoli, potato, spinach, celery, garlic, onion, leek, tomato, apple, orange, grapes, watermelon, cucumber, banana, fig, pineapple, strawberry, pear, fruit, vegetable.
2. De leerlingen kennen en gebruiken de zinsstructuren: ‘It is …’, ‘This is …’, ‘That is …’ These are …’, ‘Those are …’ ‘I like/I like to eat …’ en ‘I don’t like/I don’t like to eat …’, ‘I chop some …’, ‘Let’s chop some …’.
3. De leerlingen beleven plezier aan het leren van de nieuwe woorden en aan het oefenen ermee in een lied en in spelvormen.
Lesmateriaal
- bijlage 1: Fruits and vegetables - images
- bijlage 2: Fruits and vegetables - flash cards
- kopieerblad 1: Bingo - video 1: vegetable song
Link met thema
De eerste les van dit thema ging over gezonde voeding. Daarin kwamen groenten en fruit uiteraard aan bod. Indien je koos voor WOUW-moment 2 hebben de leerlingen waarschijnlijk ook al geproefd van verschillende soorten groenten en/fruit. In de WOUW-acties 1-3 komt gezonde voeding zeker ook aan bod. In deze les taalinitiatie Engels pikken we op die leerinhouden in.
Lesverloop
1 Instap / Lead-in
Leg uit dat we het zullen hebben over twee belangrijke onderdelen van een gezonde voeding: fruit en groenten.
Let’s talk about healthy food, about fruit and vegetables!
2 Kern / Presentation
2.1 Presentation
Gebruik het ‘echte’ fruit dat in de klas aanwezig is (cf. WOUW-moment 2: Proeven met de chef) of breng het zelf mee. Misschien zijn er leerlingen die fruit meebrachten als tussendoortje? Dat kan zeker ook gebruikt worden. Vul aan met foto’s van fruit en groenten (bijlage 1) die je niet bij de hand hebt.
We gebruiken de meest gekende fruit- en groentesoorten, dus de leerlingen kennen de woorden in het Nederlands. Laat de leerlingen het fruit en de groenten dus niet nog eens benoemen in het Nederlands. We proberen immers het vertalen te vermijden.
Zorg ervoor dat de uitspraak van de woorden correct is. Bij twijfel kun je steeds op de website https://dictionary.cambridge.org/ het woord ingeven en laten voorlezen.
Denk eraan dat ‘spinach’, ‘garlic’ en ‘celery’ geen lidwoord hebben (zoals spinazie, look en selder). We gaan niet in op ‘a clove of garlic’ of ‘a stick of celery’.
Toon telkens een stuk fruit of groente of een foto ervan en gebruik deze eenvoudige zinsstructuur: This is an apple. Apple. Laat zo veel mogelijk leerlingen het woord ‘apple’ herhalen (zonder het lidwoord).
Breid nu uit naar zinnen: What is this? It’s an apple. en This is an apple. Moedig leerlingen aan om met de volledige zin te antwoorden. Als ze alleen ‘apple’ zeggen, antwoord dan met Yes, very good, it’s an apple. Repeat after me (met handgebaar): it’s an apple. De leerlingen herhalen: ‘It’s an apple.’
Van zodra je twee woorden hebt aangebracht, kun je variëren, zoals in dit voorbeeld met ‘apple' en ‘banana':
• (Toon de afbeelding ‘apple’.) Is this an apple? Yes.
• Yes, that’s right. It’s an apple./This is an apple. Repeat after me: it’s an apple/this is an apple. It’s an apple./This is an apple.
• (Toon de afbeelding ‘banana’.) Is this an apple? No!
• What is it then? It’s a banana./This is a banana.
We kunnen ook uitbreiden naar ‘Dit is …' en 'dat is …’: 'This is …' (wat dichtstbij is), 'That is …' (wat verderaf is of wat je wilt benadrukken). This is a carrot and that is a tomato. Zo is er meer variatie in vragen en antwoorden.
• Is this a carrot? No, that is a carrot.
• Show me an apple and a carrot. This is an apple and that is a carrot.
Ook de meervoudsvormen ‘these’ en ‘those’ komen aan bod: These are grapes and those are tomatoes.
dichterbij verderaf
voor woord in enkelvoud this that voor woord in meervoud these those
Je gebruikt dit schema uiteraard niet voor de leerlingen, zij zullen het gebruik intuïtief en spontaan oppikken.
We breiden uit naar I like (to eat) … en I don’t like (to eat) … Gebruik eventueel smileys of duim omhoog/omlaag om de betekenis duidelijk te maken.
Introduceer ook I chop … en Let’s chop … in voorbereiding op het liedje. Beeld uit met een hakbeweging of toon met een mes hoe je hakt. Laat de leerlingen deze zinnen aanvullen met woorden naar keuze, terwijl ze de beweging maken. Je kunt dit ook doen voor je met het liedje start.
Varieer voldoende in vraagstelling en opdrachten, zodat deze fase verrassend en speels is. Zeg zo nodig de juiste zinsstructuren nog eens voor, zodat de leerlingen die spontaan overnemen en zich op de nieuwe woorden en hun uitspraak kunnen concentreren. Verhoog het tempo en stel ‘strikvragen’, dat verhoogt de betrokkenheid en het leerplezier.
Voor de leerlingen komt dit over als een spel, terwijl ze belangrijke begrippen en zinsstructuren aanleren.
Breng telkens eerst de afbeelding (bijlage 1) op het bord, laat de leerlingen het woord uitspreken en herhalen en voeg dan de woordkaart (bijlage 2) toe. Laat dat op het bord staan, zodat de leerlingen de spelling kunnen opnemen en steun hebben als ze een woord niet meer weten.
2.2 Practice
Practice 1: This is …
Neem de stukken fruit en de groenten weg of haal de foto’s van het bord. Laat de woordkaarten hangen. Geef iedere leerling een foto of stuk fruit/groente. Laat de leerlingen naar voor komen en hun foto bij de woordkaart hangen. De leerlingen zeggen ‘This is a(n) …’.
Leg eerst in het Nederlands uit wat je verwacht, daarna in het Engels:
I give you a picture (a photo). Say what is in the picture and bring it to the board. Hang it next to/ underneath/above the word. You say: This is a(n) …
Haal foto’s en woordkaarten van het bord en verdeel bij de leerlingen. Laat de leerlingen duo’s vormen: foto (fruit, groente) + juiste woord. Ze komen vooraan en één leerling zegt ‘This is a(n) …’. De tweede leerling wijst een foto aan op het bord of in de klas en zegt ‘And that is a(n)…’.
Leg dit eerst in het Nederlands uit aan de leerlingen, daarna in het Engels:
You have a picture or a word. Form a pair: the picture and the word come together. Bring the cards to the board. If you have the picture, you say ‘This is a(n) …’. If you have the word, you point at another picture and you say ‘And that is a(n) …’
Haal alles van het bord. Laat alleen de woordkaarten ‘fruit’ en ‘vegetable’ hangen. De leerlingen komen individueel naar voor, kiezen blind een afbeelding, zeggen wat erop staat (‘This is a(n) …’) en rubriceren in groenten en fruit terwijl ze zeggen ‘A(n) … is a fruit.’ of ‘A(n) … is a vegetable.’
Leg dit eerst in het Nederlands uit aan de leerlingen, daarna in het Engels:
Now you can come to the board. You take a picture and you say what is in the picture. You say ‘This is a(n)…’ You put the pictures in the right group and you say ‘A(n) … is a fruit’ or ‘A(n) … is a vegetable.
Practice 2: Bingo!
We spelen Bingo. Gebruik kopieerblad 1. Om de leerlingenactiviteit te verhogen, laat je telkens een leerling een afbeelding trekken en zeggen wat erop staat. De andere leerlingen herhalen het woord. Dan kruisen ze de afbeelding of het woord weg. Wie het eerst alle woorden en afbeeldingen aangeduid heeft, roept ‘Bingo!’ en wint het spel. Leg dit in het Nederlands kort uit aan de leerlingen, daarna in het Engels:
We play Bingo! You will choose a picture and say what is in it. The whole group repeats the word. Then you cross out the picture or the word if you find it in your Bingo-card. If you have crossed out all the words and pictures in your card, you shout ‘Bingo’ and you win.
Practice 3: Let’s sing!
Introduceer ‘to chop’ en ‘Let’s chop’, als je dat nog niet eerder deed. Kondig het lied ‘Vegetable song’ (video 1) aan en moedig de leerlingen aan om te luisteren en zingend te herhalen wat in het liedje gezongen wordt. Beeld uit ‘let’s chop’ en ‘for you and me’ (wijzen). Laat de leerlingen ook meedoen en de gebaren maken.
Je kunt de woorden in het liedje gemakkelijk vervangen door woorden die de leerlingen net geleerd hebben. Toon een foto van fruit of groente en laat de leerlingen die noemen terwijl ze zingen. ‘Some vegetables for you and me’ wordt dan uiteraard ‘Some fruits for you and me’.
Now we will sing a song. I show you the clip and you repeat what you hear. Sing along! Now we make our own song. I show you which fruit or vegetable we will chop. We all sing together.
Practice 4: I’m
making a salad - a fruit salad - a smoothie …
Naar analogie met het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee …’ speel je een spelletje ‘Ik maak een slaatje, een fruitsla of een smoothie en ik gebruik …’. De lijst van ingrediënten wordt steeds langer, de leerlingen herhalen zo op speelse wijze de woorden. Gebruik bijlage 2 en bijlage 3
We play a game. You say ‘I’m making a salad (fruit salad / smoothie) and I use …’. You name all the fruit or vegetables that came before, then you pick a card and name the fruit or vegetable on the card.
Uit deze vier oefeningen kan zo nodig een keuze gemaakt worden. Het belangrijkste is dat de leerlingen veel gelegenheid krijgen om te oefenen. Het liedje kan bijvoorbeeld ook als herhaling of als tussendoortje nog eens gezongen worden.
Productie / Production
We werken met het fruit en de groenten en laten de leerlingen in het Engels zeggen wat ze gebruiken. We maken bv. een smoothie (zie WOUW-actie 2: Gezondheidsmarkt: smoothies maken) met fruit of groenten en we laten de leerlingen vertellen wat ze in de smoothie gebruikten. Dat kan ook met fruitbrochettes of groentesoep. Laat de leerlingen vertellen wat hun ingrediënten zijn en wat ze doen (we chop some …). Laat ze proeven van elkaars smoothie/soepje en laat ze beoordelen: I like to eat … / I don’t like to eat … Als bij WOUW-actie 2 extra publiek komt kijken, dan zullen de leerlingen trots zijn om in het Engels de uitleg te kunnen geven. Geef zo nodig ondersteuning door een blad met foto’s en de woorden te voorzien, zodat ze hierover geen stress moeten hebben. Het taalplezier staat voorop!