Verrekijker Taal 5 - Kijker 1 - Handleiding

Page 1

Fictie Historische verhalen

In de Kijker

In de eerste Kijker van het vijfde leerjaar staan historische verhalen centraal.

Een historisch verhaal is een verhaal waarin een historische periode, historische feiten en/of historische figuren het onderwerp vormen. In een historisch verhaal lopen feiten en fictie door elkaar. De belangstelling van kinderen voor historische verhalen begint meestal rond negen jaar, de leeftijd waarop het historisch tijdsbegrip vorm krijgt. Verhalen uit het verleden spelen in op hun verbeelding, nieuwsgierigheid, leergierigheid en inlevingsvermogen.

De Kijker is opgebouwd rond tekstfragmenten uit drie historische periodes. In de eerste week worden de leerlingen meegenomen naar de oudheid en lezen ze een verhaal over gladiatoren. In de tweede week situeren ze zich in de middeleeuwen met een verhaal over ridders. Het verhaal van de derde week speelt zich af tijdens de Eerste Wereldoorlog. De verhalen van deze Kijker bieden een unieke kans om tijdens de lessen wereldoriëntatie dieper in te gaan op achtergronden en contexten van historische figuren en gebeurtenissen.

In functie van de voorbereiding van het trotsproduct ligt de focus tijdens de lessen op de kenmerken en de opbouw van een rollenspel. De leerlingen kennen dit teksttype al vanuit Kijker 6 van het derde leerjaar (poppentheater) en Kijker 6 van het vierde leerjaar (stripverhalen). In de lessen luisteren (les 2) en begrijpend lezen (les 9) krijgen de leerlingen voorbeelden van rollenspelen aangereikt. Voorzie eventueel nog extra voorbeelden ter inspiratie.

In de schrijflessen wordt het rollenspel voorbereid, van een eerste idee tot een eerste schrijfsel. In de spreeken luisterlessen krijgen de leerlingen de kans om hun rollenspel te spelen en het rollenspel van klasgenoten te beoordelen. In de laatste schrijfles verbeteren en verzorgen de leerlingen het schrijfproduct op het middelste deel van het werkkatern. Haal dit middenkatern op voorhand uit het werkkatern en deel dit uit bij aanvang van les 12.

Het is aan te raden om de lessen in de volgorde te geven zoals beschreven in de handleiding. Zo is er voldoende afwisseling tussen inspiratie en creatie. Je kunt er ook voor kiezen om de lessen rond de uitwerking van het rollenspel (les 2, 3, 8, 10 en 12) te groeperen en er een projectweek van te maken.

Tijdens het toonmoment van de Kijker, in week 4, kunnen de leerlingen hun rollenspel inoefenen en opvoeren voor een publiek.

De fragmenten die in deze Kijker aan bod komen, werden gekozen uit volgende boeken:

– Gladiatoren. Aanvallen! Luc Descamps, Manteau, 2010

– Arabesk De avonturen van een ridderpaard, Knister, Kluitman, 2013

– Toen in Herkenrode, Stijn Moekaars, Clavis, 2013

– Het meisje en de soldaat, Aline Sax, De Eenhoorn, 2013

– Bommen op ons huis, Martine Letterie, Dedicon, 2009

– De boom van Anne, Irène Cohen-Janca, Hoogland en Van Klaveren, 2012

1 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – In de Kijker
2 Kijker 1 – Fictie

Opbouw vloeiend lezen

Basisaanbod vloeiend lezen

boeken uit de klasbieb of Verrekijkerbieb leesraam TIP leesportfolio leesgesprek TIP

Voor de derde graad zijn er geen Verrekijkerleesboeken voorzien. Leerlingen kunnen vrij lezen in zelfgekozen boeken uit de klasbieb of Verrekijkerbieb. Het zelf kiezen van boeken stimuleert vertrouwen, motivatie en plezier van leerlingen in lezen.

1 Leesmoment

Per Kijker worden drie lessen vloeiend lezen van 25 minuten voorzien. Elke les vloeiend lezen is een les in het oefenen van lezen. Dat wil zeggen dat alle leerlingen 17 van de 25 minuten aan het lezen zijn. Dus nooit klassikaal om de beurt lezen! Enkel door veel te lezen, worden je leerlingen goede vloeiende lezers en als ze goed kunnen lezen, vinden ze lezen tof!

Er zijn twee groepen lezers:

Leerlingen die AVI-niveau E4 of meer lezen, mogen alleen en in stilte lezen. Ze doen dat best in een andere ruimte of op een rustige plek in de klas.

Tijdens de leesles wordt er niet door de klas gelopen of van boek gewisseld!

Als er leerlingen zijn die AVI-niveau E4 nog niet bereikt hebben, laat hen dan in duo’s om de beurt een zin/stukje tekst lezen. De leerling die niet leest, wijst bij. Na een zin of stukje tekst wordt omgewisseld. Als de leerlingen klaar zijn, lezen ze de tekst nogmaals (repeated reading).

Laat de leerlingen twee boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb kiezen. Als ze klaar zijn of als ze niet tevreden zijn met hun keuze, kunnen ze starten in het tweede boek.

Tijdens de les wandel je rond / lees je zelf ook. Zorg ervoor dat alle leerlingen intensief aan het lezen zijn. Oogcontact of dichter bij de leerlingen gaan staan, is een prima middel om de concentratie te activeren. Ga weinig verbaal in interactie, om de leesflow van de andere leerlingen niet te onderbreken.

Op het einde van de leesles gebruiken de leerlingen een bladwijzer om aan te duiden tot waar ze zijn geraakt. De volgende les lezen ze verder in hun boek.

Als de leerlingen een boek uit hebben, vullen ze het leesportfolio in. Zo weten ze later nog welke boeken ze gelezen hebben. Ze kunnen ook ‘promotie’ maken voor een boek en andere leerlingen overtuigen om het boek ook te lezen.

Vanaf week 2 kun je starten met leesgesprekken. Dat is een manier om vloeiend lezen te evalueren. De bedoeling is dat je iedere les met één of enkele leerlingen een leesgesprek voert. Binnen dit gesprek peil je naar: het boek dat ze aan het lezen zijn, welke boeken ze nog willen lezen / al gelezen hebben, wat ze leuk / niet leuk vinden aan lezen … Gebruik hiervoor het leesgesprek als leidraad.

Je vindt het leesportfolio en het leesgesprek op de Leraarskamer in de map ‘Algemene bestanden’.

2 Instap en slot

Iedere leesles start met een instap (4 minuten) en eindigt met een slot (4 minuten). Deze korte activiteiten zijn erop gebaseerd om leesplezier aan te wakkeren en focussen op allerhande strategieën die ons tot goede lezers maken: boeken kiezen, oriënteren op een tekst, thema van een tekst bepalen, voorkennis oproepen, voorspellend lezen, moeilijke woorden verklaren, beoordelen van teksten, enzovoort.

De lessen vloeiend lezen zijn geen lessen begrijpend lezen! Niet alle leerlingen hoeven dezelfde tekst te lezen, omdat we in gesprek gaan over algemene zaken. Eigen leeskeuze is belangrijk. Zo sluit Verrekijker aan bij theorieën rond leesmotivatie.

5 KIJKER 1 3 Kijker 1 – Fictie

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen weten dat ze goed leren lezen door veel te lezen.

2 De kinderen weten wat van hen verwacht wordt tijdens de leesles.

3 De kinderen kunnen teksten vloeiend lezen.

4 De kinderen lezen met plezier.

5 4 De kinderen wisselen ervaringen uit over hun leesportfolio.

Lesmateriaal – boeken Verrekijkerbieb/klasbieb – leesraam

Algemeen: vloeiend lezen (Leraarskamer) – leesportfolio – leesgesprek

Timing 3 x 25 minuten

5 KIJKER 1
4 Kijker 1 – Fictie

Lesverloop

1Instap

Instructie: organisatie les (Vandaag uitzonderlijk 10 minuten om afspraken te maken!)

klasgesprek

Besteed tijdens de eerste les veel aandacht aan een goede organisatie en afspraken. Eens het systeem duidelijk is, verlopen alle lessen vloeiend lezen gelijkaardig gedurende het hele schooljaar. Een strakke organisatie waarbij alle leerlingen ononderbroken 17 minuten lezen, is een krachtige invulling van brede basiszorg (M-decreet).

Vertel de leerlingen: Ik vind lezen echt tof! Het helpt me de hele dag. Ik kan de krant lezen, verdwijnen in mijn boek, de brieven van de directeur lezen, sms’jes lezen … Ik wil graag dat jullie goede lezers worden, dus gaan we ook dit jaar tijd voorzien om te lezen. Dat doen we in boeken uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Jullie mogen ook jullie eigen boek meebrengen naar de klas! Ik heb aan je meester/juf van vorig schooljaar gevraagd hoe goed je al kunt lezen. Sommige leerlingen lezen snel, andere leerlingen doen er wat langer over. Maar het goede is … iedereen kan het goed leren als je veel leest.

TIP leesraam

Maak afspraken op je school over een stille leesplek. Als je de lessen vloeiend lezen gelijktijdig plant met de andere klassen, kun je een klasruimte tot stilleesruimte maken.

Leerlingen die AVI-niveau E4 nog niet bereikt hebben, lezen best luidop met een leesmaatje. Je kiest en leest samen een boek. Je leest om de beurt een zinnetje, een regeltje of een stukje tekst. Dat mag je zelf kiezen. We spreken wel zo af, één leerling leest luidop, de andere leerling volgt onder de tekst.

Laat de leerlingen in deze les vrij een boek uit de Verrekijkerbieb/klasbieb kiezen.

In de volgende leesles staan we stil bij de strategie ‘een boek kiezen’. Leerlingen vergelijken dan met hun strategie die ze in deze les hebben toegepast.

2 Kern

boeken uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb

Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 12 minuten in een zelfgekozen boek uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb.

Reflectiemoment

(Vandaag uitzonderlijk 3 minuten om voldoende leestijd te hebben!)

Bespreek kort de organisatie van het lezen:

– Was het duidelijk voor de leerlingen?

– Heeft iedereen veel gelezen?

– Was iedereen tevreden met het boek dat ze kozen?

5 KIJKER 1
3
Les A 5 Kijker 1 – Fictie – Les A

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

Instructie: een boek vinden om te lezen

Laat de leerlingen vertellen hoe ze in de vorige leesles een boek hebben gekozen uit de Verrekijkerbieb/klasbieb. Vertel dat boeken vaak hun eigen symbool/kleur krijgen om ze in te delen volgens moeilijkheid en tekstsoort. Bespreek de indeling van jullie eigen klasbieb/schoolbieb.

In de Verrekijkerbieb kun je boeken kiezen door te letten op: – de kleur van de kaft; Boeken die makkelijk lezen hebben een groene kleur. De oranje boeken zijn net goed, niet te makkelijk en niet te moeilijk. Boeken met een blauwe kaft zijn wat moeilijker. Deze zijn voor de echt straffe lezers! – het aantal bladzijden; Er zijn boekjes van 24, 32, 40 en 48 bladzijden. Hoe meer bladzijden het boek telt, hoe moeilijker de tekst soms is. Maar let op! Dit is niet altijd het geval.

– de titel; Fictieboeken hebben een wit randje rond de titel. Bij non-fictieboeken is dit randje er niet. Meestal zijn fictieboeken geïllustreerd met tekeningen en staan er in nonfictieboeken foto’s. Maar let op! Ook dit is niet altijd het geval.

– het lettertype.

De non-fictieteksten krijgen een strakker lettertype, net zoals je bij informatieve teksten en weetjesboeken ziet!

2 Kern

boeken uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een zelfgekozen boek uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb.

Reflectiemoment

Bespreek met de leerlingen hoe ze een boek hebben gekozen.

– Hoe hebben jullie vandaag een boek gekozen?

– Waar heb je op gelet? De kleur van het boek, het lettertype, de tekeningen of foto’s …? – Was het moeilijk om een keuze te maken? Waarom wel of niet?

5 KIJKER 1
Les B 6 Kijker 1 – Fictie – Les B

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

Instructie: recensie van een boek

Vertel de leerlingen dat je regelmatig op het internet zoekt naar informatie over boeken. Die informatie helpt je om een boek te kiezen.

Neem een boek uit de klasbieb dat je interesseert en projecteer de website van www.pluizer.be.

Dit boek lijkt me wel leuk om te lezen! De titel spreekt me aan, en er staan toffe tekeningen in. Ik zou graag weten wat andere lezers van dit boek vonden!

Vraag de leerlingen naar de mogelijkheden om recensies van het boek op te zoeken. Je kunt zoeken op titel, auteur, trefwoorden …

Lees samen met de leerlingen een stuk van de recensie van het boek en denk hardop: Mmm … dit boek wil ik lezen want … of dit wil ik niet lezen want …

2 Kern

boeken uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb

3 Slot

leergesprek

Leesmoment

De leerlingen lezen gedurende 17 minuten in een zelfgekozen boek uit de Verrekijkerbieb/ klasbieb.

Reflectiemoment

Ga op zoek naar een recensie van een boek dat een leerling net las.

– Komt de recensie overeen met wat jij van het boek vindt?

– Klopt het wat ze schrijven?

Laat enkele leerlingen vertellen wat zij in een recensie zouden schrijven over het boek dat ze net lazen.

5 KIJKER 1 7 Kijker 1 – Fictie – Les C
Les C

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan vragen bij een tekst beantwoorden. Ik kan kenmerken van de hoofdpersonages opnoemen.

1 De kinderen kunnen in voor hen bestemde fictie de globale verhaallijn en de zijlijnen, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen hun mening geven over een gelezen verhaal en de handelswijze van de hoofdpersonages.

3 De kinderen kunnen hun mening geven over één of meer hoofdpersonages en deze mening argumenteren.

4 De kinderen kunnen de voornaamste vormkenmerken van een historisch verhaal opnoemen en het gebruik ervan omschrijven.

Strategiedoelen 5 De kinderen kunnen vragen stellen waarop ze het antwoord hopen te vinden in de tekst.

6 De kinderen kunnen de betekenis van een gelezen woord of uitdrukking opzoeken in een alfabetische woordenlijst.

Lesmateriaal – werkkatern p. 1-5 – stappenplan begrijpend lezen (lamineer) – poster stappenplan begrijpend lezen

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? Dit is de eerste les van Kijker 1. In deze les lezen de leerlingen een fragment uit het boek 'Gladiatoren'. Ze maken kennis met de hoofdpersonages van het boek.

Wat volgt? In de volgende les improviseren de leerlingen een rollenspel tussen twee of meer personages uit het boek 'Gladiatoren'.

5 KIJKER 1 Les 1
8 Kijker 1 – Fictie – Les 1

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek werkkatern p. 1

Kern

Eerste kennismaking met historische verhalen

Tijdens deze Kijker gaan we aan de slag met historische verhalen. Bekijk de cover van jullie werkkatern. Wat zien jullie? Wat kennen jullie wel/niet?

Stel een aantal bijkomende vragen: – Wie kent gladiatoren?

– Wat weten jullie over gladiatoren? – Kennen jullie het Colosseum in Rome? Wie is daar al eens geweest?

Verwijs naar de illustratie en vul aan dat het Colosseum een groot stadion is uit de Romeinse tijd waarin spelen en wedstrijden gehouden werden. Gebruik woorden als arena, tribune en catacomben.

– Wat weet je over de Romeinen? (De Romeinen zijn een volk uit de oudheid. Ze zijn de stichters en eerste inwoners van de stad Rome.)

– Las je al boeken of strips over de Romeinen? Welke?

– Wat is een historisch verhaal? Wat is het verschil met een fantasieverhaal? (Een historisch verhaal is een fictief verhaal dat zich afspeelt in de geschiedenis. Het onderwerp is meestal een historische gebeurtenis of een historisch persoon. Een deel van het verhaal is verzonnen door de schrijver en een deel is gebaseerd op waargebeurde feiten.)

– Wie las er al historische verhalen? Welke?

– Wie schrijft historische verhalen? Zou een schrijver van historische verhalen iets anders moeten doen dan een schrijver van fantasieverhalen? (Een schrijver van historische verhalen moet bronnen raadplegen om waargebeurde feiten correct in het fantasieverhaal op te nemen.)

Historische verhalen zijn niet altijd vrolijke verhalen. Ze vertellen vaak over oorlog, gevechten, ruzies … die in het verleden zijn gebeurd. Zo meteen lezen jullie een fragment uit een historisch verhaal over gladiatoren.

TIP

klasgesprek (poster) stappenplan begrijpend lezen klasgesprek werkkatern p. 2-4 individueel werk werkkatern p. 2

Situeer de periode waarin gladiatoren leefden op de tijdsband.

2.1 Stappenplan begrijpend lezen

Deel de stappenplannen begrijpend lezen uit. De leerlingen kennen dit stappenplan al uit de vorige leerjaren. Vertel dat ze dit stappenplan het volledige schooljaar zullen gebruiken. Met dit handige overzicht kunnen ze tijdens de lessen begrijpend lezen alle stappen goed volgen.

2.2 Situering tekstfragment

De leerlingen bekijken de tekst op pagina 2-4. In de oriënteringsfase komen deze vragen aan bod:

– Wat weet je al over de vorm van de tekst? Wat zie je? (Ik zie tekst en illustraties.)

– Wat is het doel van deze tekst? Waarom heeft de schrijver zo'n verhaal geschreven? (Om ons te ontspannen en te amuseren.)

– Wat weet je al over de inhoud? Waarover gaat het verhaal? (Het gaat over verzonnen personages, Romeinen en Galliërs, die leefden in de oudheid.)

Geef wat extra informatie over Gallië. Gallië was in de oudheid de streek waar wij nu wonen: België, Frankrijk, stukken van Duitsland en Nederland. De Romeinen woonden in Italië. Zij zijn de stichters van Rome.

De leerlingen lezen de tekst in de drie identiteitskaarten en duiden bij ieder hoofdpersonage drie sleutelwoorden aan die ze belangrijk vinden.

5 KIJKER 1 9 Kijker 1 – Fictie – Les 1
2
Les 1

onderwijsleergesprek werkkatern p. 3 partnerwerk werkkatern p. 3-4

2.3 Leesstrategieën

In Verrekijker besteden we extra aandacht aan leesstrategieën: voorspellen tijdens het lezen van de tekst, zich vragen stellen bij de tekst, verbanden leggen met voorkennis en zich voorstellen wat ze lezen. Deze leesstrategieën zijn cruciaal voor tekstbegrip. De voorbije leerjaren zijn de leerlingen hier vaak bewust mee omgegaan tijdens de lessen begrijpend lezen. Goede lezers doen dit automatisch en zijn zich vaak niet bewust van de gedachten die ze continu tijdens het lezen hebben.

Ook als leerkracht zal je je hier terug bewust van moeten maken om dit te kunnen demonstreren voor de leerlingen. Probeer hier zelf aandacht aan te geven door bij het voorlezen van een tekst af en toe te stoppen bij: – een gedachte/voorspelling: Hmmm, ik denk dat … – een vraag bij de tekst: Hmmm, wat zou/waarom zou … – een visualisering: Ik zie het voor me hoe …

Doe dit hardopdenkend lezen voor met de eerste alinea. Lees de alinea voor en sta stil bij het eerste denkballonnetje. Ik voorspel het vervolg van het verhaal. Waarom is iedereen stil en aandachtig tijdens het ontbijt? Bijvoorbeeld: Ik denk dat ze bang of zenuwachtig zijn voor het gevecht dat gaat komen.

2.4 Lezen tekstfragment

De leerlingen lezen de tekst in duo's. Geef de opdracht om kenmerken van de drie hoofdpersonages aan te duiden. De leerlingen besteden ook aandacht aan de moeilijke woorden. Ze leiden de betekenis van de woorden af uit de context of zoeken ze op achteraan in het werkkatern, in het woordenboek of via het internet.

Tijdens het lezen staan ze stil bij de oranje denkballonnen tussen de tekst.

2.5 Bespreken tekstfragment

klasgesprek werkkatern p. 3-5 (poster) stappenplan begrijpend lezen

Slot leergesprek

Neem het stappenplan begrijpend lezen erbij. Bekijk de laatste stap. Bespreek de tekst klassikaal aan de hand van de opdrachten in het werkkatern. Probeer samen de film van het tekstfragment te zien.

De leerlingen vatten in grote lijnen de gebeurtenissen samen.

Historische verhalen

Bespreek klassikaal.

– Wat zijn kenmerken van historische verhalen? (Het verhaal speelt zich af in het verleden. Het gaat over waargebeurde feiten, maar het zijn verhalen (fictie) waardoor sommige elementen verzonnen zijn.)

– Wat zou in deze tekst echt gebeurd zijn? (Colosseum, de spelen in de arena …)

– Wat zou in deze tekst verzonnen zijn? (de personages, het specifieke gevecht dat hier beschreven wordt …)

– In een historisch verhaal kom je meer te weten over het leven tijdens een historische periode. Wat leer je in de tekst over de Romeinse periode? (ze eten havermoutpap als ontbijt, er worden gladiatorengevechten gehouden ...)

– Welke dingen die wij vandaag gebruiken vind je niet terug in het historisch verhaal over de Romeinen? (ze gebruiken geen microgolfoven om hun pap op te warmen, ze hebben geen televisie om naar de gevechten te kijken …)

Tips voor de leerkracht

Breng tijdens deze Kijker zoveel mogelijk andere historische verhalen onder de aandacht. Stel ze ter beschikking tijdens de lessen vloeiend lezen.

De leerlingen kunnen ook zelf historische boeken en/of stripverhalen meebrengen.

5
KIJKER 1 Les 1
3
10 Kijker 1 – Fictie – Les 1

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan improviseren voor een rollenspel.

1 De kinderen kunnen in voor hen bestemde luisterteksten de globale verhaallijn en de zijlijnen ontdekken, de voornaamste personages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen oriëntatievragen beantwoorden, uit het hoofd zeggen en spontaan stellen.

3 De kinderen kunnen een beluisterd verhaal navertellen in een rollenspel.

4 De kinderen kunnen zich met voldoende spreekdurf richten op de spreektaak.

5 De kinderen kunnen een behandeld onderwerp op een persoonlijke wijze verwoorden en een persoonlijke appreciatie geven van een beluisterd historisch fragment.

Strategiedoelen 6 De kinderen kunnen hun lees- en luisterhouding afstemmen op het doel van de taak: een kort rollenspel improviseren.

7 De kinderen kunnen materiaal selecteren in functie van het spreekdoel en in functie van de kijker/luisteraar.

Lesmateriaal – werkkatern p. 6-7 – kopieerblad 1: Kijkwijzer spreken – poster Zoem 1

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? In de vorige les lazen de leerlingen een fragment uit het boek 'Gladiatoren'. Ze hebben kennis gemaakt met de hoofdpersonages van het boek. In deze les improviseren de leerlingen een rollenspel tussen twee of meer personages uit het boek 'Gladiatoren'.

Wat volgt? In de volgende les verzamelen de leerlingen ideeën voor een rollenspel. Tijdens de lessen schrijven (les 8 en les 12) wordt het rollenspel uitgeschreven en herschreven. Tijdens het toonmoment van week 4 kunnen de leerlingen hun zelfgeschreven rollenspel opvoeren voor een publiek.

5 KIJKER 1 11 Kijker 1 – Fictie – Les 2
Les 2

Lesverloop

1Instap

klasgesprek TIP poster Zoem 1

2 Kern

groepswerk werkkatern p. 6-7

TIP TIP groepswerk werkkatern p. 6-7 kopieerblad 1

Groepsindeling

Tijdens deze les wordt de klas in groepjes van 3 of 4 leerlingen verdeeld. Deze groepsindeling blijft behouden tijdens de volgende lessen (les 3, 8, 10 en 12) om tot een rollenspel te komen.

Maak een keuze om de leerlingen zelf groepjes te laten vormen of om zelf een groepsindeling te maken. Het is aan te raden om tot heterogene groepjes te komen.

De leerlingen nemen plaats in hun groepje. Zorg voor een praktische klasindeling zodat de groepen elkaar niet storen.

Bespreek Zoem 1 (Ik spreek in korte zinnen en houd rekening met rustpauzes.) en hang deze zichtbaar op in de klas.

2.1 Context kiezen en navertellen

De leerlingen kiezen en lezen één tekst waarmee ze tijdens deze les aan de slag gaan. Bij de eerste drie teksten wordt een context aangeboden waarrond de leerlingen kunnen improviseren om tot een rollenspel te komen.

Voor leerlingen die moeilijk tot een rollenspel kunnen komen, is er een korte dialoog opgenomen (tekst IV) vanwaaruit ze kunnen vertrekken.

Maak een keuze om de leerlingen zelf een tekstje te laten kiezen of om zelf de tekstjes over de groepjes te verdelen. Zorg voor voldoende variatie over de groepjes heen, zodat elk tekstje minstens één keer aan bod komt.

Sterke lezers kunnen eerst alle tekstje lezen. Geef dit eventueel als taak vooraf. Zwakke lezers kiezen een tekjes op basis van de illustraties.

De leerlingen vertellen het verhaal dat ze lazen aan elkaar met eigen woorden. Ze mogen er wat bij fantaseren.

2.2 Rollenspel improviseren

De leerlingen verdelen de rollen onder elkaar en voeren een gesprek. Ze gebruiken stukjes uit de tekst en/of fantaseren stukjes bij.

Loop ondertussen rond en luister mee hoe de groepjes in interactie gaan met elkaar. Stuur bij waar nodig. Observeer en evalueer aan de hand van de Kijkwijzer spreken.

Focus op deze vaardigheden:

– Zinnen juist formuleren

– Rustpauzes inlassen

3Slot

leergesprek

Tips voor de leerkracht

Reflectiemoment

Enkele groepjes vertellen kort over hun bevindingen.

– Wat ging vlot? Wat ging minder vlot?

– Hoe hebben jullie de rollen verdeeld?

– Wat hebben jullie nog bij het verhaal verzonnen?

Het kopieerblad bevat drie versies van de Kijkwijzer spreken.

Op het A-blad wordt bij elke vaardigheid omschreven wat de verschillende beheersingsniveaus zijn die je bij de leerlingen kunt opmerken. Gebruik dit formulier voor een feedbackmoment met de leerling, communicatie met de ouders en/of om toe te voegen aan het portfolio van de leerlingen.

Op het B-blad vind je dezelfde vaardigheden terug in roos-vorm. Gebruik deze zijde als alternatief voor de A-kant, bijvoorbeeld voor zelfevaluatie door de leerlingen.

Het C-blad biedt je een tabel om snel op klasniveau de Kijkwijzer in te vullen.

5 KIJKER 1 Les 2
12 Kijker 1 – Fictie – Les 2

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan ideeën verzamelen voor een rollenspel.

1 De kinderen kunnen de handelingen van de hoofdpersonages beschrijven in functie van een situatieschets, een intrige en een ontknoping van een verhaal.

2 De kinderen kunnen de hoofdpersonages van een fictief verhaal typeren, rekening houdend met de verhaallijn.

3 De kinderen kunnen de vormelijke aspecten van een historisch verhaal overnemen om een rollenspel te schrijven.

4 De kinderen kunnen hun bedoeling als schrijver van een rollenspel verwoorden als: plezier en ontspanning verschaffen aan de kijker/luisteraar.

Strategiedoelen 5 De kinderen kunnen zich oriënteren op het schrijven van een rollenspel en op de verwachtingen van de kijker/luisteraar.

6 De kinderen kunnen informatie verzamelen door antwoord te geven op de vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom, hoe …

Lesmateriaal – werkkatern p. 8-9 – kopieerblad 2: Kijkwijzer schrijven – stappenplan schrijven (lamineer) – poster stappenplan schrijven – poster communicatieschema

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? De leerlingen zijn in de vorige les ingedeeld in groepjes van drie of vier. Ze hebben een kort rollenspel geïmproviseerd vanuit een gegeven context. In deze les worden de eerste voorbereidingen getroffen om het rollenspel te schrijven: nadenken, verzamelen en kiezen van ideeën.

Wat volgt? In de volgende schrijfles (les 8) wordt het rollenspel verder uitgewerkt.

5 KIJKER 1 13 Kijker 1 – Fictie – Les 3
Les 3

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek (poster) stappenplan schrijven

1.1 Stappenplan schrijven

De leerlingen nemen het stappenplan schrijven erbij. Hang het stappenplan duidelijk zichtbaar op in de klas. Schrijvers beginnen nooit zomaar te schrijven. Ze denken goed na over het schrijfproces. Het stappenplan helpt ons daarbij.

We verdelen het schrijven van een rollenspel over drie lessen: – Stap 1 en 2: Ik denk na. Ik verzamel en kies. (les 3) – Stap 3 en 4: Ik schrijf. Ik herlees. (les 8) – Stap 5 en 6: Ik verbeter. Ik verzorg. (les 12) Tijdens het toonmoment worden de rollenspelen opgevoerd voor een publiek.

1.2 Publiek kiezen

klasgesprek poster communicatieschema

Bespreek met de leerlingen aan de hand van het communicatieschema voor wie ze het rollenspel opvoeren in de trotsweek. Dit is bij voorkeur voor de klasgenoten, maar het kan ook voor een ander publiek.

Bespreek waarom ze een rollenspel schrijven en opvoeren. Er zijn verschillende redenen: – het is leuk om te doen; – je leert er veel taal door; – je wilt het publiek amuseren; – je wilt een stukje geschiedenis en een verhaal vertellen.

Het is belangrijk dat je bij het schrijven oog hebt voor je publiek. Zorg er steeds voor dat je tekst duidelijk is voor de lezers en luisteraars.

2.1 Taakverdeling

klasgesprek klasgesprek werkkatern p. 8-9

De leerlingen werken in dezelfde groepjes zoals vastgelegd in de vorige les. Stel per groep een organisator, een tijdsbewaker en een woordvoerder aan. – De organisator leidt de groep. Hij/zij neemt het woord, bespreekt de verschillende onderdelen en neemt de leiding.

– De tijdsbewaker houdt de tijd in het oog. Hij/zij zorgt ervoor dat er niet té lang wordt stilgestaan bij een opdracht zodat er tijd genoeg is voor alle opdrachten.

– De woordvoerder mag op het einde van de les kort bespreken wat ze met hun groepje gedaan hebben. In groepjes van vier kunnen twee woordvoerders elkaar aanvullen.

2.2 Opdracht verduidelijken

In deze les verzamelen en kiezen de leerlingen ideeën voor een historisch rollenspel.

Overloop klassikaal de opdrachten in het werkkatern.

Er zijn drie onderdelen.

– Chronologie: hier verzamelen de leerlingen ideeën voor het begin, midden en einde van hun rollenspel. Ze noteren sleutelwoorden en korte zinnen.

Wijs hen op de vragen in de kantlijn.

– Personages: hier beschrijven de leerlingen hun drie of vier personages (afhankelijk van het aantal groepsleden). Ze noteren kenmerken, gedragingen, hun naam …

– Materialen: hier denken de groepjes na over het materiaal dat ze nodig zullen hebben om hun rollenspel op te voeren. Denk aan: soort kledij, decor, attributen …

Wijs de leerlingen erop dat ze goed moeten bespreken wat ze opschrijven. Alle groepsleden schrijven hetzelfde antwoord op.

5 KIJKER 1
2 Kern
Les 3 14 Kijker 1 – Fictie – Les 3

groepswerk werkkatern p. 8-9

TIP

2.3 Aan het werk

De leerlingen gaan aan het werk in hun groepje. Ze overlopen en bespreken de drie onderdelen en verzamelen ideeën voor hun historisch rollenspel.

De leerlingen schrijven bij voorkeur een rollenspel vanuit de context van de vorige les. Sterke leerlingen kunnen een volledig nieuwe context verzinnen. Begeleid de keuze van de groepjes en stem mee af op hun niveau.

Wandel tijdens de les rond en daag de leerlingen uit om verder te denken en dieper op het verhaal in te gaan.

Mogelijk vragen:

– Wat gebeurt er in jullie verhaal?

– Zou jij het spannend vinden als een ander groepje dit zou spelen?

– Hoe kun je het spannender maken?

– Hoe zien jullie personages eruit?

– Kun je ze voor je zien zoals in een film?

– Wat doen ze? Hoe voelen ze zich?

kopieerblad 2

3Slot

leergesprek (poster) stappenplan schrijven

Observeer en beoordeel de leerlingen aan de hand van de Kijkwijzer schrijven. Focus op deze vaardigheden:

– Oriënteren op de schrijftaak – Ideeën verzamelen

Reflectiemoment

Verwijs terug naar het stappenplan schrijven. Reflecteer op stap 1 en 2. Laat de woordvoerder(s) van elk groepje aan het woord. Mogelijke vragen.

– Hoe is het verlopen?

– Wat ging vlot? Wat ging minder vlot?

– Hadden jullie voldoende inspiratie/fantasie?

– Hebben jullie waargebeurde elementen toegevoegd aan jullie rollenspel? Welke? – Vonden jullie het leuk?

Zijn er groepjes die al een tipje van de sluier willen oplichten? Vertel in een paar zinnen waarover jullie rollenspel gaat. Maak jullie klasgenoten nieuwsgierig!

Tips voor de leerkracht

Bezorg alle groepen feedback op deze les vóór les 8. De groepen die bepaalde elementen te weinig hebben uitgewerkt, bied je extra ondersteuning. Reik bronnen en/of informatie aan over waargebeurde elementen die de leerlingen in hun rollenspel willen opnemen.

Geef de leerlingen de opdracht om de materialen die ze hebben opgesomd, te verzamelen. Tijdens het toonmoment (les 15) worden ze gebruikt.

5 KIJKER
15 Kijker 1 – Fictie – Les 3
1
Les 3

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik weet in welke tijd een werkwoord staat. Ik weet of een werkwoord in het enkelvoud of in het meervoud staat.

1 De kinderen kunnen aanduiden of een persoonsvorm in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat.

2 De kinderen weten dat de persoonsvorm een werkwoordsvorm is die in persoon en getal overeenstemt met het onderwerp (congruentie).

3 De kinderen kennen de termen werkwoord, infinitief, stam, uitgang, tijd, tegenwoordige tijd en verleden tijd, en kunnen deze gebruiken.

4 De kinderen kennen de termen onderwerp en persoonsvorm, en kunnen deze gebruiken.

5 De kinderen kunnen in een zin het onderwerp en de persoonsvorm aanduiden.

Lesmateriaal – werkkatern p. 10-11

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de lessen van Verrekijker spelling en taal werd de werkwoordspelling doorheen de leerjaren grondig voorbereid.

In deze les worden onderwerp, werkwoorden en persoonsvorm herhaald. Ook de tijd van de persoonsvorm en het getal van het onderwerp komen aan bod.

Wat volgt?

In de volgende les taalwijs (les 7) worden deze onderdelen nog eens herhaald met toevoeging van de persoon van het onderwerp.

Taalwijzertje p. 16: werkwoord p. 21: onderwerp en persoonsvorm p. 22: de ja-neevraag p. 23: vroeger of nu?

5 KIJKER 1 Les 4
16 Kijker 1 – Fictie – Les 4

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek partnerwerk werkkatern p. 10

2 Kern

onderwijsleergesprek partnerwerk werkkatern p. 10 onderwijsleergesprek werkkatern p. 11

Herhaling werkwoorden

Herhaal wat een werkwoord is. Een werkwoord is een woord dat zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.

Laat alle leerlingen om de beurt een werkwoord zeggen. Noteer de infinitief van de werkwoorden op het bord.

Vervolgens maken de leerlingen oefening 1 en 2 in duo's. Verbeter klassikaal.

2.1 Onderwerp en persoonsvorm

Schrijf volgende zinnen op het bord:

– Ik slaap elke dag als een roosje.

– Op het scoutskamp slapen we allemaal samen in een tent.

– Ik wil morgen heel lang slapen.

– Vanavond gaan we niet vroeg slapen.

Laat per zin iemand aan bord het werkwoord/de werkwoorden omkringen. Hoe vinden we de persoonsvorm? – Als er één werkwoord in de zin staat, dan is dat de persoonsvorm. – Staan er twee werkwoorden in de zin, dan is één daarvan de persoonsvorm. We kunnen de persoonsvorm vinden door een ja-neevraag te maken van de zin. Dat is een zin met als antwoord 'ja' of 'nee'. In die zin staat de persoonsvorm vooraan en het onderwerp er direct na. Maak klassikaal ja-neevragen van de zinnen die op het bord staan. Schrijf ze ernaast. Laat vervolgens iemand aan bord het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal onderstrepen.

De leerlingen maken oefening 3 in duo's. Verbeter klassikaal.

2.2 Enkelvoud en meervoud

Schrijf volgende zinnen op het bord: – De keizer steekt zijn duim omhoog. – De keizer en keizerin steken hun duim omhoog.

Laat een leerling aan bord het onderwerp eenmaal en de persoonsvorm tweemaal onderstrepen in beide zinnen. Schrijf vervolgens het onderwerp en de persoonsvorm van beide zinnen onder elkaar. Bespreek.

– Wat is er anders aan beide onderwerpen en persoonsvormen? (het getal van het onderwerp: enkelvoud en meervoud, de werkwoordvorm: stam+t-vorm en infinitief) – Wanneer het getal van het onderwerp verandert, verandert de persoonsvorm ook. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn sterk met elkaar verbonden.

Als het onderwerp enkelvoud is, staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud. Als het onderwerp meervoud is, staat de persoonsvorm ook in het meervoud.

Maak de eerste zin van oefening 4 klassikaal.

De leerlingen maken de oefening verder af na de instructie van de volgende oefening.

5 KIJKER 1 17 Kijker 1 – Fictie – Les 4 Les 4

onderwijsleergesprek

2.3 Tegenwoordige tijd en verleden tijd

Schrijf volgende zinnen op het bord: – Hazard voetbalt in het Koning Boudewijnstadion. – De buurjongen voetbalde op het pleintje.

Laat opnieuw een leerling aan bord de persoonsvorm in beide zinnen tweemaal onderstrepen.

Wat is het verschil tussen beide persoonsvormen? (De persoonsvorm vertelt me wanneer iets gebeurt. Wat nu gebeurt, noemen we de tegenwoordige tijd. Wat vroeger gebeurde, noemen we de verleden tijd.)

TIP individueel werk / partnerwerk werkkatern p. 11

3Slot leergesprek

In deze les staat het herkennen van de tijd van de persoonsvorm centraal. Je kunt eventueel herhalen hoe de verleden tijd van werkwoorden gevormd wordt (Verrekijker spelling, Loepje p. 30), maar dit is niet de essentie van deze les.

2.4 Inoefening

Maak de eerste zin van oefening 5 klassikaal. Vervolgens werken de leerlingen in duo's oefening 4 en 5 af. Oefening 6 wordt individueel gemaakt.

Reflectiemoment

Vat kort samen wat de leerlingen herhaald hebben in deze les:

– Wat is een werkwoord?

– Wat is een persoonsvorm? Hoe vind ik de persoonsvorm in een zin?

– Ik herken een onderwerp en persoonsvorm in het enkelvoud en in het meervoud. Ik weet dat onderwerp en persoonsvorm sterk met elkaar verbonden zijn.

– Ik herken een persoonsvorm die in de tegenwoordige tijd en in de verleden tijd staat.

Ga na waar de leerlingen nog moeilijkheden ondervinden.

Tips voor de leerkracht

De leerlingen kunnen alles over taalwijs raadplegen in het Taalwijzertje. Dit kan ook een naslagwerk zijn voor ouders, zorgleerkrachten, externe zorgverstrekkers …

De leerlingen die nu moeilijkheden ondervinden, hou je tijdens les 7 nauwlettend in het oog. Eventueel kun je deze groep leerlingen begeleiden bij het maken van de oefeningen.

5 KIJKER 1 Les 4
18 Kijker 1 – Fictie – Les 4

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik luister naar een historisch verhaal. Ik kan mijn mening geven over het hoofdpersonage.

1 De kinderen kunnen in een voor hen bestemde luistertekst de globale verhaallijn en de zijlijnen ontdekken, de voornaamste personages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen een behandeld onderwerp op een persoonlijke wijze verwoorden en een persoonlijke appreciatie geven van een beluisterd historisch fragment.

3 De kinderen kunnen in een beluisterd verhaal het begin, het midden en het slot aanduiden.

4 De kinderen kunnen aantekeningen maken bij een luistertekst.

5 De kinderen kunnen verwoorden dat een beluisterd verhaal tot het tekstgenre ‘historisch verhaal’ behoort.

Strategiedoelen 6 De kinderen kunnen hun voorkennis van de middeleeuwen oproepen.

7 De kinderen kunnen aandachtig luisteren in functie van het luisterdoel.

Lesmateriaal – werkkatern p. 12 – kopieerblad 1: Kijkwijzer spreken – bijlage 1: beelden Ridder Godfried – audio 1: Ridder Godfried – poster Zoem 2 – kladbladen

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? De leerlingen weten wat een historisch verhaal is. Ze hebben reeds gewerkt rond een historisch verhaal over gladiatoren in de lessen begrijpend lezen (les 1) en spreken en luisteren (les 2).

Tijdens deze les beluisteren de leerlingen een fragment uit een historisch verhaal over ridder Godfried.

Wat volgt? In de volgende les lezen de leerlingen een fragment uit het boek 'Arabesk, avonturen van een ridderpaard'.

5 KIJKER 1 19 Kijker 1 – Fictie – Les 5 Les 5

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

TIP

2Kern klasgesprek

Situering middeleeuwen

Vorige week hebben we gewerkt rond een historisch verhaal uit de oudheid: Gladiatoren. Deze week zetten we onze tanden in enkel historische verhalen uit de middeleeuwen. – Waaraan denken jullie bij deze periode? (ridders, koningen en koninginnen, prinsen en prinsessen, kastelen …)

Situeer de middeleeuwen op de tijdsband.

2.1 Situering fragment

Situeer het fragment. Het fragment dat jullie zo meteen beluisteren, gaat over de page Godfried. Weten jullie wat een page is? Een page is een jongen die vanaf jonge leeftijd, meestal tussen 7 en 14 jaar, op het kasteel van een heer ging wonen en die opgeleid werd om de paarden te verzorgen, zijn heer te dienen en soms ook om te vechten. Op latere leeftijd kon een goede, moedige page tot ridder geslagen worden door zijn heer. Dan kon hij deelnemen aan grote toernooien en ridderspelen. Dat was de droom van elke jongen in die tijd. Tot ridder geslagen worden gebeurde in de kapel van het kasteel of in de kapel van een klooster. Het fragment dat jullie zo meteen beluisteren, gaat over Godfried die de avond voor hij tot ridder geslagen wordt, in de kapel overnacht.

2.2 Zoem van de week

poster Zoem 2 audio 1 bijlage 1 partnerwerk werkkatern p. 12 groepswerk werkkatern p. 12 kladbladen

TIP kopieerblad 1

Bespreek Zoem 2 (Ik kan mijn persoonlijke mening geven over een verhaal en de hoofdpersonages.) en hang deze zichtbaar op in de klas.

Na het beluisteren van het fragment moeten de leerlingen hun persoonlijke mening geven over het verhaal en het hoofdpersonage.

2.3 Fragment beluisteren

De leerlingen beluisteren het fragment. Gebruik de audio of lees zelf de tekst voor (voorleestekst op p. 21). Toon de beelden tijdens het beluisteren/voorlezen of hang ze op het bord.

Na de eerste luisterbeurt beantwoorden de leerlingen oefening 1 en 2 in duo's. Vervolgens beluisteren de leerlingen het fragment een tweede keer.

2.4 Fragment bespreken

Overloop kort de vragen van de spreekfiche met de leerlingen (oefening 3). Aan de hand van deze vragen gaan de leerlingen in groepjes van vier in gesprek over het fragment. De vragen die ze behandeld hebben, vinken ze af

Eventueel noteren de leerlingen sleutelwoorden op een kladblad. Op die manier kunnen ze hun gedachten makkelijker ordenen en achteraf sneller rapporteren.

Loop rond en luister mee bij de groepjes. Beoordeel hun spreekvaardigheid aan de hand van de Kijkwijzer spreken. Focus op deze vaardigheden:

– Mening geven over verhaal en hoofdpersonages

– Persoonlijke weergave realiteit

3Slot

leergesprek werkkatern p. 12

Nabespreking

Sluit de les af met een korte klassikale rapportage.

Overloop de vragen en laat telkens een ander groepje formuleren wat ze hebben besproken.

5 KIJKER
1
Les 5 20 Kijker 1 – Fictie – Les 5

Voorleestekst

Ridder Godfried

Godfried staat voor het altaar van de kleine kapel. Hij heeft net een bad genomen en een schoon hemd aangetrokken. Over dat hemd draagt hij een rode mantel. ‘Dat wordt een lange nacht', mompelt hij. ‘Tien uren … nog tien lange uren en dan … is het eindelijk zover. Dan word ik eindelijk tot ridder geslagen.’ Er verschijnt een glimlach om zijn lippen. Er zijn jaren geweest waarin hij soms twijfelde of hij het wel zou halen. Ridder worden gaat niet zonder slag of stoot! Heel wat jongens haken onderweg af. Heimwee naar huis, een te zware belasting voor het lichaam, een slechte gezondheid, ruzie, noem maar op. Er waren honderd-en-een redenen om op te geven. Maar hij, Godfried, had doorgezet. De lange jaren van training en opleiding hebben resultaat gehad. Nog tien uur … en dan is het zover. Godfried staat weer op. Ik wil blijven rechtstaan, denkt hij. Zo val ik tenminste niet in slaap. Stel je voor dat ze mij morgenochtend moeten wakker maken! Ik zou niet in de ogen van mijn heer Gerard van Loon durven kijken. Al die uren, dagen, jaren werk die hij aan mijn opleiding heeft besteed. Van page tot zijn persoonlijke schildknaap. Heer Gerard heeft mij nu meer dan ooit nodig. Ik wil aan de zijde van mijn heer vechten tegen de vijand!

Godfried slaat met zijn vuist op zijn borstkas. Telkens als hij denkt aan het komende avontuur, gaat zijn hart sneller slaan. Zijn paard heeft hij getraind, zijn wapenuitrusting ligt klaar. Met trots heeft hij zijn blinkende zwaard steeds opnieuw geschuurd tot het schitterde in de zon. Zijn zwaard was een deel geworden van zijn arm. Blindelings zwaaide hij grote bogen in de lucht.

Het donkere glasraam in de kapel wordt langzaam lichter. Godfried voelt de kracht in zijn armen en benen. Hij wrijft de vermoeidheid uit zijn ogen en rekt zich nog een keer uit. Dan wordt er zacht op de deur geklopt. Godfried schrikt, trekt zijn rode mantel recht en stapt resoluut naar de deur. ‘Het is tijd, heer Godfried.’ ‘Ik ben er klaar voor’, zegt de jongeman met trots in zijn stem en hij stapt de kapel uit.

uit Toen in Herkenrode, Stijn Moekaars, Clavis, 2013

5 KIJKER 1 21 Kijker 1 – Fictie – Les 5
Les 5

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan leesstrategieën toepassen op een tekst: voorkennis oproepen, voorspellen, moeilijke woorden verklaren …

1 De kinderen kunnen in een voor hen bestemde fictietekst de globale verhaallijn en de zijlijnen, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen hun mening geven over een gelezen verhaal en de handelswijze van de hoofdpersonages.

3 De kinderen kunnen hun mening geven over één of meer hoofdpersonages en deze mening argumenteren, ook indien het karakter van de hoofdpersonen dient afgeleid te worden.

4 De kinderen kunnen de betekenis van een gelezen woord of uitdrukking opzoeken in een alfabetische woordenlijst.

5 De kinderen kunnen een onderscheid maken tussen dingen die gefantaseerd zijn en die tot de realiteit behoren en daarbij hun argumenten geven.

6 De kinderen kunnen op de verschijningsvorm van een tekst reflecteren en op basis hiervan het teksttype ‘historisch verhaal’ herkennen.

Strategiedoelen 7 De kinderen kunnen vragen stellen waarop ze een antwoord hopen te vinden in de tekst.

8 De kinderen kunnen hun voorkennis over de middeleeuwen activeren.

Lesmateriaal – werkkatern p. 13-17 – stappenplan begrijpend lezen – poster stappenplan begrijpend lezen

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de eerste les begrijpend lezen (les 1) hebben de leerlingen een tekst gelezen over gladiatoren in de Romeinse tijd. Tijdens de vorige les beluisterden ze een fragment over ridders in de middeleeuwen.

In deze les lezen de leerlingen een historisch verhaal over ridders.

Wat volgt? In de derde les begrijpend lezen (les 9) lezen de leerlingen een fragment uit een historisch verhaal over de Eerste Wereldoorlg.

5 KIJKER 1 Les 6
22 Kijker 1 – Fictie – Les 6

Lesverloop

1Instap

klasgesprek werkkatern p. 13 (poster) stappenplan begrijpend lezen

1.1 Cover van het boek

Wijs de leerlingen op het stappenplan begrijpend lezen. Sta stil bij de eerste stap van het stappenplan: Ik stel vragen bij de tekst.

De leerlingen nemen hun werkkatern op pagina 13. Bekijk samen de cover van het boek.

Denk samen na over volgende vragen:

– Wat zie je?

– Waaraan doet de titel / de tekening je denken?

– Waarover denk je dat het verhaal zal gaan?

– Waarom zou je de tekst lezen?

– Waarom staat deze tekst in de Kijker met historische verhalen?

– In welke historische periode speelt dit verhaal zich af?

– Wat weet je over historische verhalen?

– Welke boeken heb je van deze schrijver al gelezen?

– Wat vind je vreemd aan de cover?

individueel werk werkkatern p. 13 klasgesprek werkkatern p. 13

Na het gesprek schrijven de leerlingen een aantal sleutelwoorden in de blauwe vakjes naast de cover. Ze noteren enkel waar ze aan denken als ze de cover van het boek zien.

1.2 Personages en tijdgeest

Bespreek de personages van het verhaal.

– Wat zien jullie op de tekeningen?

– Wat is hun naam?

– Zegt hun naam iets meer over hun karakter?

De leerlingen noteren het antwoord op vraag 2 en 3.

Situeer het verhaal. Het verhaal speelt zich af in de middeleeuwen (net als het verhaal over ridder Godfried). Het gaat over een riddertoernooi. Een riddertoernooi was een wedstrijd tussen twee ridders die allerlei proeven moesten doen tegen elkaar: boogschieten, hun lans al paardrijdend door een ring steken, elkaar van hun paard duwen … Ze droegen een ijzeren harnas en een helm. Het ging er vaak wild aan toe. De schildknaap in dit verhaal is geen jongen, maar een weesmeisje. Van haar pleegmoeder, een kruidenvrouw, kreeg ze een prachtig paard, Arabesk. Er doen verhalen de ronde dat het paard kan praten! Zoals gebruikelijk voor meisjes in die tijd, wordt ze op 10-jarige leeftijd dienstmeid bij de eigenaardige ridder Rochus van Quinkenslag. Ze mag haar paard houden. Arabesk is zo goed dat heer Rochus Ella inschrijft voor een toernooi, georganiseerd door de vreselijk vorst van Duistergrim.

2Kern

onderwijsleergesprek partnerwerk werkkatern p. 14-16

2.1 Tekst lezen

Jullie lezen zo dadelijk een fragment over Ella en Arabesk.

Goede lezers doorkruisen een tekst niet snel van voor naar achter.

Goede lezers doen allerlei dingen tijdens het lezen: ze vatten samen wat er al gebeurd is, ze voorspellen wat er nog gaat gebeuren, ze zoeken verklaringen voor moeilijke woorden … De tekstballonnen tussen de tekst helpen jullie daarbij.

Duid tijdens het lezen de woorden aan die jullie niet begrijpen.

De woorden die in het blauw staan, staan achteraan in het werkkatern verklaard. Andere moeilijke woorden probeer je te verklaren vanuit de context, door een stukje terug of verder te lezen, of zoek je op in het woordenboek.

De leerlingen lezen de tekst in duo's. Loop rond en vestig hun aandacht op de tekstballonnen tussen de tekst.

5 KIJKER
1
Les 6 23 Kijker 1 – Fictie – Les 6

klasgesprek werkkatern p. 13 (poster) stappenplan begrijpend lezen

2.2 Samenvatten en moeilijke woorden verklaren

Verwijs opnieuw naar het stappenplan begrijpend lezen en sta stil bij stap 3: Ik denk na over de tekst.

Als je het verhaal na het lezen als een film voor je ogen kunt afspelen, wil dat zeggen dat je het verhaal goed gelezen en begrepen hebt.

Vraag de leerlingen wie de film van het verhaal voor ogen ziet. Laat een leerling het verhaal in eigen woorden navertellen. De anderen vullen aan.

Na het gesprek schrijven de leerlingen een aantal sleutelwoorden in de groene vakjes naast de cover op pagina 13. Ze noteren wat ze te weten zijn gekomen na het lezen van de tekst.

Ga na voor welke moeilijke woorden de leerlingen geen verklaring hebben gevonden. Verklaar ze klassikaal.

2.3 Opdrachten na het lezen

partnerwerk werkkatern p. 17

3 Slot

leergesprek werkkatern p. 17

De leerlingen maken opdracht 12-15 in duo's. Loop rond in de klas en ondersteun waar nodig. Verbeter opdracht 12, 13 en 14 klassikaal.

3.1 Conclusie

Sta om te eindigen stil bij vraag 15. Welke benaming past volgens de leerlingen het best bij dit verhaal: humoristisch verhaal, historisch verhaal of fantasieverhaal?

Laat de leerlingen aan het woord en probeer samen tot een besluit te komen.

Niet elk verhaal is even historisch. Soms zitten er veel elementen in die echt gebeurd zijn, maar soms ook veel minder. Deze tekst gaat over vroeger, maar er zit ook veel fantasie en humor in.

3.2 Titel bedenken

klasgesprek werkkatern p. 14

Bedenk samen met de leerlingen een titel voor dit tekstfragment. Laat enkele voorstellen formuleren, schrijf ze op het bord en hou een stemming over welke titel het beste past.

De leerlingen noteren de titel in het strookje perkament op pagina 14.

5 KIJKER 1 24 Kijker 1 – Fictie – Les 6 Les 6

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan het getal en de persoon van het onderwerp geven. Ik kan de tijd van de persoonsvorm geven.

1 De kinderen kunnen in een zin de persoonsvorm en het onderwerp aanduiden.

2 De kinderen kunnen zeggen of een werkwoord in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staat.

3 De kinderen kunnen reflecteren op verschillende werkwoordsvormen.

4 De kinderen kunnen inzien dat de persoonsvorm een werkwoordsvorm is die in persoon en getal met het onderwerp overeenstemt (congruentie).

5 De kinderen kennen de termen werkwoord, infinitief, stam, uitgang, tijd, tegenwoordige tijd, verleden tijd, eerste persoon, tweede persoon en derde persoon, en kunnen die gebruiken.

6 De kinderen kunnen de termen onderwerp en persoonsvorm gebruiken.

Lesmateriaal – werkkatern p. 18-19

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de vorige les taalwijs (les 4) werden het onderwerp en de persoonsvorm, het getal van het onderwerp en de persoonsvorm en de tijd van de persoonvorm herhaald.

In deze les worden deze onderdelen opnieuw herhaald. De persoon van het onderwerp wordt in deze les nieuw aangebracht.

Wat volgt? In Kijker 3 worden het getal, de persoon en de tijd van onderwerp en persoonsvorm opnieuw herhaald.

Taalwijzertje p. 21: onderwerp en persoonsvorm p. 23: vroeger of nu?

5 KIJKER 1 Les 7
25 Kijker 1 – Fictie – Les 7

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek

Herhaling getal van het onderwerp

Schrijf volgende zinnen op het bord:

– Ella wint het riddertoernooi.

– Ella en Arabesk winnen het riddertoernooi.

Bespreek.

– Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de eerste zin? (Ella wint)

– Wat is het getal van het onderwerp in de eerste zin? (enkelvoud)

– Wat is het onderwerp en de persoonsvorm in de tweede zin? (Ella en Arabesk winnen)

– Wat is het getal van het onderwerp in de tweede zin? (meervoud)

– Wat valt op aan de persoonsvorm in beide zinnen? (verandert van enkelvoud naar meervoud)

Besluit.

Wanneer het getal van het onderwerp verandert, verandert (het getal van) de persoonsvorm ook. Het onderwerp en de persoonsvorm zijn sterk met elkaar verbonden.

2 Kern

onderwijsleergesprek

2.1 Persoon van het onderwerp

Schrijf deze zin op het bord: Arabesk [stappen] voorzichting richting de ring.

Hoe weten we welke werkwoordsvorm in deze zin past? Door te kijken naar het onderwerp, want het onderwerp en de persoonsvorm zijn sterk met elkaar verbonden.

– Wat is het onderwerp in deze zin? (Arabesk)

– Wat is het getal van het onderwerp, enkelvoud of meervoud? (enkelvoud)

De persoonsvorm staat dus ook in het enkelvoud.

– Wat is de persoon van het onderwerp, eerste, tweede of derde persoon? (Arabesk is de derde persoon enkelvoud)

– Hoe schrijf je de persoonsvorm in de derde persoon enkelvoud? (stam + uitgang t)

Noteer op het bord: Arabesk stapt voorzichtig richting de ring.

TIP klasgesprek individueel werk werkkatern p. 18-19

TIP

Verwijs indien nodig naar het werkwoordschema (Verrekijker spelling, Loepje p. 30) en herhaal de eerste, tweede en derde persoon enkelvoud en meervoud.

2.2 Inoefening

Overloop klassikaal de oefeningen en maak telkens de eerste opgave samen.

De leerlingen maken de oefeningen individueel. Loop rond en begeleid waar nodig. Verbeter de oefeningen klassikaal.

Als er leerlingen zijn die nog moeilijkheden ondervinden met het getal van het onderwerp en/of de tijd van de persoonsvorm, dan kun je dit herhalen aan de hand van les 4.

3

Slot klasgesprek

Werkwoordspel

Rond de les af met een werkwoordspel.

– Vraag een leerling om een zin te zeggen.

Bijvoorbeeld: ‘Ik eet graag spaghetti’.

– Wat is de persoonsvorm? (eet)

Noteer de persoonsvorm op het bord.

– Maak vervolgens een woordslang met de persoonsvormen.

De volgende leerling in de rij zoekt dus een werkwoord dat begint met de letter ‘t’.

Bijvoorbeeld: tennissen.

– De leerling maakt een zin met het werkwoord.

Bijvoorbeeld: ‘Ik tennis iedere zaterdag.'

– Ga zo verder tot iedereen aan de beurt is geweest.

5 KIJKER 1 26 Kijker 1 – Fictie – Les 7 Les 7

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan een rollenspel schrijven.

1 De kinderen kunnen de handelingen van de hoofdpersonages beschrijven in functie van een situatieschets, een intrige en een ontknoping van een verhaal.

2 De kinderen kunnen de hoofdpersonages van een fictief verhaal typeren, rekening houdend met de verhaallijn.

3 De kinderen kunnen sommige vormelijke aspecten van een historisch verhaal overnemen om een rollenspel te schrijven.

4 De kinderen kunnen hun bedoeling als schrijver van een rollenspel verwoorden als: plezier en/of ontspanning verschaffen aan de kijker/luisteraar.

5 De kinderen kennen de termen zender, ontvanger, boodschap, bedoeling en situatie, en kunnen ze gebruiken.

Strategiedoelen 6 De kinderen kunnen tijdens het schrijven het schrijfdoel in hun hoofd behouden.

Lesmateriaal – werkkatern p. 8-9 – kopieerblad 2: Kijkwijzer schrijven – kopieerblad 3: kladversie rollenspel – kopieerblad 4: schrijfondersteuning – stappenplan schrijven – poster stappenplan schrijven – kladbladen

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de eerste week hebben de leerlingen een kort rollenspel geïmproviseerd vanuit een gegeven context (les 2) en de eerste voorbereidingen getroffen om een historisch rollenpsel te schrijven (les 3). In deze les schrijven de leerlingen een eerste versie van hun rollenspel.

Wat volgt? In de volgende les schrijven (les 12) verbeteren en verzorgen de leerlingen hun rollenspel.

5 KIJKER 1 Les 8
27 Kijker 1 – Fictie – Les 8

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek (poster) stappenplan schrijven werkkatern p. 8-9

1.1 Stappenplan schrijven

De leerlingen nemen plaats in dezelfde groepjes van les 3. Bekijk samen het stappenplan schrijven. Overloop kort de eerste twee stappen. Deze zijn in de vorige schrijfles aan bod geweest.

– Stap 1: Ik denk na. Voor wie en waarom schrijf ik?

We schrijven een rollenspel om de luisteraar/kijker te ontspannen.

– Stap 2: Ik verzamel en kies. We verzamelen informatie over wie/wat/waar.

Deze informatie hebben jullie in les 3 verzameld. Open jullie werkkatern op pagina 8-9 en werp een blik op de informatie die jullie verzamelden.

– Stap 3: Ik schrijf.

Vandaag werken we aan deze stap. We schrijven ons verhaal in rollen of dialogen. Je schrijft telkens op wie het zegt en wat er gezegd wordt. Als je dat wil, kun je er ook bijschrijven wat het personage doet. Dat zet je dan tussen haakjes.

TIP klasgesprek TIP

Wijs de leerlingen op het voorbeeld van een rollenspel op pagina 7.

1.2 Schrijftips

Overloop waar de leerlingen aandacht aan moeten besteden.

– Het is een historisch rollenspel, dus het verhaal speelt zich af in het verleden. Denk eraan dat er geen voorwerpen aan bod komen die in de Romeinse tijd nog niet bestonden (bijvoorbeeld een smartphone).

– Zorg ervoor dat elk personage iets zegt in het rollenspel.

– Zorg ervoor dat het rollenspel niet te lang is.

– De personages spreken meestal in volledige zinnen.

In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat de leerlingen aan de slag gaan met één van de contexten uit les 2. Sterke leerlingen kunnen ook een rollenspel schrijven vanuit een volledig nieuwe context.

Kern groepswerk kopieerblad 3 TIP of kladbladen TIP kopieerblad 4 kopieerblad 2

2.1 Aan het werk

De leerlingen schrijven een eerste versie van hun rollenspel. Ze schrijven op een kladblad, zodat ze in les 12 hun tekst kunnen verbeteren en verzorgen.

Je kunt het sjabloon van een rollenspel gebruiken als kladversie.

Eén schrijver per groepje is voldoende. De andere leerlingen kunnen de rollen uit les 3 opnemen: organisator, tijdsbewaker en woordvoerder.

Als de leerlingen met drie in een groepje zitten, neemt één leerling de rol van tijdsbewaker én woordvoerder op zich.

Laat de leerlingen om de vijf minuten van rol wisselen. Zo heeft iedere leerling minstens één keer geschreven.

Groepjes die klaar zijn, lezen de tekst in rollen.

2.2 Rol van de leerkracht

Ondersteun de groepjes die in les 3 onvoldoende informatie verzamelden. Inspireer hen met de scenario’s van kopieerblad 4.

Evalueer het schrijfproces van de leerlingen met behulp van de Kijkwijzer schrijven. Focus in deze les op de vaardigheid 'Fictieverhaal schrijven'.

5 KIJKER 1 Les 8
2
28 Kijker 1 – Fictie – Les 8

3Slot

leergesprek

Reflectiemoment

Voorzie een kort reflectiemoment op het schrijfproces.

– Hoe verliep de schrijfopdracht?

– Hoe verliep de samenwerking?

– Hebben jullie rekening gehouden met de schrijftips uit het begin van de les?

– Hebben jullie nog hulp nodig?

Tips voor de leerkracht

Voorzie een manier om de groepen die nog niet klaar zijn extra tijd te geven om hun schrijfproduct in een eerste versie af te werken. Bij de volgende les spreken en luisteren (les 10) moeten de groepjes hun eerste versie afgewerkt hebben.

5 KIJKER 1 29 Kijker 1 – Fictie – Les 8 Les 8

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan voorspellen wat gaat komen. Ik kan moeilijke delen begrijpen door een stukje verder of terug te lezen.

1 De kinderen kunnen de verhaallijn, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen hun eigen onderbouwde mening geven over een gelezen verhaal en de handelswijze van de hoofdpersonages.

3 De kinderen kunnen tekstsoorten (fictie) en teksttypes (historisch verhaal, rollenspel) onderscheiden.

4 De kinderen kunnen vanuit lay-outkenmerken aanduiden wat de bron en het doel is van de tekst.

Strategiedoelen

5 De kinderen kunnen stilstaan tijdens het lezen en voorspellen wat gaat komen.

6 De kinderen kunnen stilstaan tijdens het lezen en moeilijke delen begrijpen door een stukje terug of verder te lezen.

Lesmateriaal – werkkatern p. 20-22

– stappenplan begrijpend lezen – poster stappenplan begrijpend lezen

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? Tijdens de eerste week van deze Kijker lazen de leerlingen een fragment uit een historisch verhaal over gladiatoren in de Romeinse tijd (les 1). Tijdens de tweede week lazen ze een fragment uit een historisch verhaal over ridders in de middeleeuwen (les 6).

In deze les lezen ze een fragment uit een historisch verhaal over soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog. In het fragment komt ook een rollenspel aan bod, dat inspiratie kan geven voor het eigen schrijfwerk.

Wat volgt? Tijdens de volgende lessen werken de leerlingen verder aan hun trotsproduct van deze Kijker: een historisch rollenspel.

5 KIJKER 1 Les 9
30 Kijker 1 – Fictie – Les 9

Lesverloop

1Instap

klasgesprek

Situering van het verhaal

– Met welke historische verhalen hebben we reeds kennis gemaakt? (gladiatoren in de Romeinse tijd en ridders in de middeleeuwen)

Laat de leerlingen de verhalen kort samenvatten. – Wat is er zo bijzonder aan historische verhalen? Wat zijn de kenmerken? Wat doen schrijvers om zo’n soort verhalen te maken? (Er staan zowel waargebeurde als verzonnen elementen in, schrijvers doen opzoekwerk om de waargebeurde feiten zo goed mogelijk weer te geven.)

Vandaag lezen we een historisch verhaal over de Eerste Wereldoorlog. Wat weten jullie over de eerste Wereldoorlog?

Hou een kort klasgesprek om de leerlingen hun voorkennis te activeren. Elementen die aan bod kunnen komen: ruim 100 jaar geleden, in onze streken, Belgen en Fransen vechten tegen Duitsers, andere landen kwamen ons helpen, veel doden, het leven ging in de mate van het mogelijke gewoon door, maar iedereen leefde in angst.

2 Kern

klasgesprek werkkatern p. 20 partnerwerk werkkatern p. 20-22

3Slot

2.1 Oriëntering op de tekst

De leerlingen bekijken de cover van het boek en lezen de tekst van de achterflap.

– Wat zien jullie? (een bank en als je heel goed kijkt in de wolken twee figuren: een meisje en een soldaat, de titel in twee kleuren)

– Heeft iemand het boek al gelezen? (In het leesboek van Verrekijker 4 staat een fragment uit het boek. Dat fragment heeft geen invloed op deze les.)

2.2 Lezen van de tekst

De leerlingen lezen de tekst in duo's. Wanneer ze een tekstballon tegenkomen, stoppen ze even met lezen. Ze bespreken hun antwoord met elkaar. Als ze klaar zijn met lezen, lossen ze de opdrachten op pagina 22 op.

Bespreking van de tekst

leergesprek werkkatern p. 21

Tips voor de leerkracht

Bespreek de tekst klassikaal en probeer samen de film van het verhaal te zien. Besteed aandacht aan: – vormkenmerken (kleur van de tekst en overeenkomst met de kleur in de titel, verhaal) – de hoofdpersonages: blind meisje en zwarte soldaat. Wat weten we uit de tekst? – omstandigheden: als het meisje niet blind was geweest, zou ze dan ook naast de soldaat zijn gaan zitten? – Historische verhalen zijn deels waargebeurd en deels fantasie. Wat is er historisch aan dit verhaal en wat niet?

Ga ten slotte nog even in op de dialoog op pagina 21. Besteed aandacht aan: – de naam van wie spreekt, staat links; – wat gezegd wordt, staat rechts; – soms staat er iets tussen haakjes en cursief Dat is extra informatie voor de spelers om de tekst goed op te voeren.

Het is een aanrader om het boek 'Het meisje en de soldaat' te ontlenen uit de bieb. Het is een prachtig boek met bijzondere kenmerken: – het verhaal wordt afwisselend verteld vanuit het perspectief van het meisje en de soldaat; – het verhaal brengt ‘De Grote Oorlog’ in beeld, maar heeft ook veel aandacht voor het verhaal van de angst van de mensen; – het boek is mooi geïllustreerd.

Zet het boek in de klasbieb zodat de leerlingen erin kunnen lezen (bv. tijdens vloeiend lezen).

5 KIJKER 1 31 Kijker 1 – Fictie – Les 9 Les 9

Lesoverzicht

Lestitel Ik kan mijn spreektaak zelf beoordelen.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen zich met voldoende spreekdurf richten op het naar voor brengen van een rollenspel.

2 De kinderen kunnen onderling een beoordelingsgesprek voeren over de resultaten van een zelfgeschreven rollenspel en passen daarbij de gespreksconventies toe rekening houdend met het karakter en het doel van het gesprek.

3 De kinderen kunnen zichzelf bijkomende vragen stellen bij hun schrijftaak: een rollenspel schrijven.

Strategiedoelen 4 De kinderen kunnen, in functie van hun spreekdoel, de reacties van de kijker/ luisteraar inschatten.

5 De kinderen kunnen hun eigen inbreng en die van medeleerlingen beoordelen en verbeteren in functie van het spreekdoel (opvoeren van een rollenspel).

Lesmateriaal – werkkatern p. 23 en 26 – kopieerblad 1: Kijkwijzer spreken – kopieerblad 3: kladversie rollenspel (kopieer voor iedere leerling uit de groep) – poster Zoem 3

Timing 25 minuten

Wat ging vooraf? Doorheen de Kijker werken de leerlingen aan een historisch rollenspel.

In de vorige les schrijven (les 8) hebben de leerlingen een kladversie van hun rollenspel geschreven.

In deze les gaan ze hun kladversie een aantal keer nalezen en feedback geven op elkaars schrijfwerk.

Wat volgt? In de volgende les schrijven (les 12) gaan de leerlingen, op basis van de feedback van de leraar en de klasgenoten, hun schrijfwerk verbeteren en verzorgen.

Deze tekst wordt gebruikt om het rollenspel op te voeren tijdens het toonmoment.

5 KIJKER
1
Les 10 32 Kijker 1 – Fictie – Les 10

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek poster Zoem 3

2 Kern

onderwijsleergesprek werkkatern p. 23 werkkatern p. 26

Zoem van de week

De leerlingen nemen opnieuw plaats in hun schrijfgroepje uit les 8.

Tijdens deze les lezen de leerlingen het rollenspel hardop voor. Het doel is nog niet om het rollenspel op te voeren, maar wel om te ervaren of de tekst goed is. Iedereen blijft dus zitten tijdens het voorlezen.

Bespreek Zoem 3 (Ik luister aandachtig. Ik zeg wat ik goed vind en hoe het beter kan.) en hang deze zichtbaar op in de klas.

2.1 Voorbereiding als spreker en luisteraar

Zo meteen lezen jullie de tekst van het rollenspel twee keer hardop voor. Eén keer binnen het eigen groepje en één keer voor een andere groep. Voor jullie aan de slag gaan, bereiden jullie je voor als spreker en als luisteraar.

Als luisteraar: Bespreek de spreektips op pagina 23 (opdracht 1) en de schrijftips op p. 26 (opdracht 1) klassikaal. Zo kunnen de leerlingen straks gericht feedback geven aan elkaar.

Als spreker: De leerlingen kruisen voor zichzelf op pagina 23 twee spreektips aan waar ze extra op willen letten tijdens deze les.

2.2 Voorlezen: ronde 1

groepswerk kopieerblad 3

De eerste ronde verloopt in het groepje zelf.

Iedereen leest zijn of haar rol hardop voor. Wie niet spreekt, luistert naar wat de andere leerling zegt. Als je vindt dat een zin beter kan, duid je deze aan.

De leerlingen gaan aan de slag binnen hun groep. Na het voorlezen bespreken ze in hun groep wat ze goed vinden en wat beter kan.

2.3 Voorlezen: ronde 2

groepswerk kopieerblad 3 werkkatern p. 23 werkkatern p. 26

Voor de tweede ronde gaan jullie met een ander groepje samenzitten.

Om beurten lezen jullie je tekst voor. De groep die niet leest, luistert aandachtig.

De leerlingen gaan aan de slag.

Na het voorlezen geeft de ene groep feedback over het spreken én over de tekst aan de andere groep.

Ze gebruiken hiervoor de spreektips op pagina 23 en de schrijftips op pagina 26. De groep die hun tekst heeft voorgelezen, noteert een tip en een pluim die ze van de andere groep kregen in hun werkkatern op pagina 23 (opdracht 2).

3 Slot

leergesprek werkkatern p. 23 werkkatern p. 26 kopieerblad 1

Beoordeling

De leerlingen beoordelen zichzelf in het werkkatern: hun spreken op pagina 23 (opdracht 3) en hun schrijfproduct op pagina 26 (opdracht 1).

Doe hetzelfde aan de hand van de Kijkwijzer spreken.

Loop tijdens de spreekmomenten rond ik de klas en observeer de leerlingen. Focus tijdens deze les op volgende vaardigheden:

– Zinnen juist formuleren

– Rustpauzes inlassen

– Mening geven over verhaal en hoofdpersonages

Tips voor de leerkracht

Zelfevaluatie is niet makkelijk voor de leerlingen. Sommige leerlingen kunnen zichzelf niet goed inschatten. Andere leerlingen zijn te streng voor zichzelf. De zelfevaluatie maakt deel uit van het groeiproces van de leerlingen. Het vraagt tijd, maar is toch nuttig om te doen.

5 KIJKER 1 33 Kijker 1 – Fictie – Les 10
Les 10

Lesoverzicht

Lestitel

Lesdoelen

Ik kan nadenken over de structuur van woorden. Ik kan samenstellingen en afleidingen vormen.

1 De kinderen kunnen reflecteren op de vorming en de betekenis van samenstellingen.

2 De kinderen kunnen reflecteren op de vorming en de betekenis van afleidingen.

3 De kinderen kunnen de termen samenstelling, afleiding, grondwoord, voorvoegsel en achtervoegsel gebruiken.

Lesmateriaal – werkkatern p. 24-25

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de voorgaande lessen taalwijs (les 4 en les 7) werd ingegaan op de werkwoordspelling.

Tijdens deze les oefenen de leerlingen op het vormen van woorden met voor- en achtervoegsels en samenstellingen.

Wat volgt? In Kijker 5 komt deze leerstof opnieuw aan bod.

Taalwijzertje p. 14: samenstelling en afleiding

34 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 11
Les 11

Lesverloop

1Instap

onderwijsleergesprek onderwijsleergesprek

1.1 Samenstellingen

Peil naar de voorkennis van de leerlingen.

Noteer deze woorden op het bord: sneeuwman – regenbui – winterzonnetje

– Wat valt er op bij deze woorden? (Ze bestaan uit twee aparte woorden.)

– Welk soort woorden zijn dit? (samenstellingen)

– Wie kent het stappenplan van samenstellingen nog?

Noteer het stappenplan op het bord.

woord + woord = nieuw woord

1 Ik hoor een samenstelling.

2 Ik verdeel de samenstelling en denk na over elk woord.

3 Ik kleef de woorden terug aan elkaar.

Benadruk dat de twee (of meer) aparte woorden bestaande woorden moeten zijn. Het kunnen verschillende soorten woorden zijn, zoals: zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of werkwoorden.

Bijvoorbeeld: leesboek = lees + boek (werkwoord + zelfstandig naamwoord) vuurrood = vuur + rood (zelfstandig naamwoord + bijvoeglijk naamwoord)

Wie kent er nog voorbeelden van samenstellingen? Laat een aantal leerlingen aan het bord om een samenstelling op te schrijven. Laat hen de samenstelling ook steeds opsplitsen.

Bijvoorbeeld: schoolboek = school + boek

1.2 Afleidingen

Schrijf deze woordgroepen op het bord: een oud gebouw een onhandige leerling

– Welk soort woorden zijn 'gebouw'' en 'onhandige'? (afleidingen) – Wie kan nog een voorbeeld geven van een afleiding? (wanorde, luiaard, eerlijk …) – Verkleinwoorden en meervouden zijn ook afleidingen. (bloempje, katten …)

Noteer het stappenplan op het bord.

voorvoegsel + woord = nieuw woord woord + achtervoegsel = nieuw woord voorvoegsel + woord + achtervoegsel = nieuw woord

Kleef je een voorvoegsel aan een woord, dan bekom je een nieuw woord. Het woord ‘taal’ is een ander woord dan het woord ‘betaal’. De betekenis verandert weer wanneer je zegt ‘ik vertaal’. Dit geldt ook bij achtervoegsels.

Besluit.

Wat is het verschil tussen een samenstelling en een afleiding? (Een samenstelling bestaat uit twee of meer bestaande woorden. Een voorvoegsel of een achtervoegsel hebben op zich geen betekenis.)

35 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 11
Les 11

2Kern

partnerwerk werkkatern p. 24-25

3 Slot

leergesprek

Inoefening

De leerlingen nemen hun werkkatern. Overloop de opdrachten klassikaal en maak, indien nodig, telkens de eerste opgave samen.

De leerlingen lossen de oefeningen in duo's op. Begeleid waar nodig.

Verbeter de oefeningen klassikaal.

Synthese

Schrijf volgende zinnen op het bord. – De brandweerwagen staat willekeurig voor de groenachtige winkeldeur. – Mama koopt een eigenaardig paar kleurige wandelschoenen.

Vraag de leerlingen om de samenstellingen en afleidingen aan te duiden in de zinnen.

36 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 11
Les 11

Lesoverzicht

Lestitel

Ik kan mijn tekst verbeteren.

Ik kan mijn tekst verzorgd overschrijven. Ik kan mezelf beoordelen voor het schrijven van een rollenspel.

Lesdoelen 1 De kinderen kunnen gebruik maken van de kladversie van een geschreven rollenspel om de vormaspecten te controleren op woordniveau, zinsniveau en tekstniveau.

2 De kinderen kunnen op hun niveau spelling- en interpunctieregels in acht nemen.

3 De kinderen kunnen een stuk tekst herformuleren.

4 De kinderen kunnen zichzelf bijkomende vragen stellen bij het schrijven van een rollenspel.

5 De kinderen kunnen de resultaten van hun schrijfactiviteit in verband brengen met de beschikbare tijd, de omstandigheden en de organisatie van het schrijfproces.

Strategiedoelen 6 De kinderen kunnen hun teksten beoordelen en aanpassen aan het vooropgestelde doel.

Lesmateriaal – werkkatern p. 26 – kopieerblad 2: Kijkwijzer schrijven – kopieerblad 3: kladversie rollenspel – stappenplan schrijven – poster stappenplan schrijven – rollenspel (middelste uitneembare deel van het werkkatern)

Timing 50 minuten

Wat ging vooraf? In de vorige les schrijven (les 8) hebben de leerlingen een eerste versie van het rollenspel geschreven.

In de vorige les spreken en luisteren (les 10) hebben de leerlingen hun rollenspel hardop voorgelezen. Klasgenoten hebben feedback gegeven op hun spreken en hun schrijfwerk.

Tijdens deze les gaan de leerlingen aan de slag met de feedback van de leraar en klasgenoten. Ze herlezen, verbeteren en verzorgen hun kladversie van het rollenspel.

Wat volgt? Het rollenspel wordt gespeeld tijdens het toonmoment.

37 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 12
Les 12

Lesverloop

1Instap

klasgesprek (poster) stappenplan schrijven

1.1 Stappenplan schrijven

De leerlingen nemen opnieuw plaats in hun schrijfgroepje uit les 8.

Verwijs een laatste keer naar het stappenplan schrijven. Vestig de aandacht op stap 4, stap 5 en stap 6.

Tijdens de vorige les hebben jullie aangeduid wat beter kan in jullie rollenspel. Jullie gaan nu de versie die jullie al geschreven hebben, herlezen, verbeteren en verzorgen in jullie werkkatern.

TIP onderwijsleergesprek werkkatern p. 26

2Kern

individueel werk groepswerk kopieerblad 3 TIP rollenspel

Slot

leergesprek werkkatern p. 26

Indien je het middelste deel uit het werkkatern hebt genomen, deel je het nu uit.

1.2 Schrijftips

Geef nog enkele tips en mogelijkheden tot nadenken:

– Verander de woorden en/of zinnen die jullie hebben gemarkeerd in de vorige les.

Past de woordenschat bij een historisch verhaal?

– Heb je bijvoeglijke naamwoorden gebruikt?

Zo kun je meer zeggen over de personen of voorwerpen die aan bod komen. – Heb je synoniemen gebruikt?

Gebruik een variatie aan woorden om herhaling te vermijden.

– Controleer of de werkwoorden juist zijn vervoegd en of ze in de juiste tijd staan (tegenwoordige tijd of verleden tijd).

– Verbeter spelfouten.

Beginnen alle zinnen met een hoofdletter en eindigen ze met een leesteken?

– Is het rollenspel niet te lang? Schrap overbodige stukken en herhalingen.

– Is de rolverdeling duidelijk. Is het duidelijk wie wat zegt, wat er gebeurt?

De leerlingen bekijken de schrijftips die ze tijdens les 12 hebben aangduid op pagina 26. Laat enkele leerlingen kort verwoorden welke wijzigingen ze willen aanbrengen.

Zo kunnen ze iets van elkaar opsteken

Rollenspel verbeteren en verzorgen

Iedere leerling gaat individueel aan de slag.

Ze kunnen binnen hun schrijfgroep overleggen en elkaar helpen.

Het rollenspel wordt netjes overgeschreven op het middelste deel van het werkkatern.

Heb je makkelijk toegang tot computers?

Dan kun je de leerlingen het rollenspel ook op de computer laten verzorgen.

Loop rond in de klas en ondersteun waar nodig.

Beoordeling

De leerlingen beoordelen hun schrijfwerk in het werkkatern.

Beoordeel het schrijfproduct van de leerlingen aan de hand van de Kijkwijzer schrijven. Focus op deze vaardigheden:

– Fictieverhaal schrijven

– Keuze van passende woordenschat

– Spelling

Tips voor de leerkracht

Zelfevaluatie is moeilijk, maar een belangrijk onderdeel van leren leren. Sta stil bij de verschillen tussen de zelfevaluatie van de leerlingen en jouw evaluatie. Bespreek beide evaluaties met de leerlingen.

38 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 12 Les 12
3

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen in voor hen bestemde fictieteksten de globale verhaallijn en de zijlijnen, de hoofdpersonages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen vragen stellen waarop ze een antwoord hopen te vinden in de tekst.

3 De kinderen kunnen de voornaamste vormkenmerken van een historisch verhaal opnoemen en het gebruik ervan omschrijven.

Lesmateriaal – kopieerblad 5: toets begrijpend lezen

Timing 25 minuten

Lesverloop

kopieerblad 5 Voor de toets begrijpend lezen is een fragment gekozen uit het boek 'Bommen op ons huis' van Martine Letterie. Situeer het fragment alvorens de toets uit te delen.

Mei 1940, België en Nederland zijn in oorlog met Duitsland. Rotterdam (in Nederland) wordt zwaar gebombardeerd. Het huis van Fien is volledig verwoest. Haar joodse buurjongen, David, is spoorloos. De vader van Fien sterft tijdens het bombardement. Samen met haar mama en kleine broertje Rob, vlucht Fien naar Middelburg. Daar hopen ze te kunnen schuilen in de tabakswinkel van tante Nel. Maar bijna alle inwoners zijn ondertussen ook op de vlucht voor aangekondigde bombardementen van het Duitse leger.

Jullie lezen zo dadelijk een fragment waarin Fien en haar familie na een lange tocht vanuit Rotterdam in Middelburg aankomen. Er zijn enkele moeilijke woorden onderaan de tekst verklaard.

Deel de toets uit.

De leerlingen lezen de tekst een eerste keer en duiden moeilijke of onbekende woorden aan.

Verklaar de woorden of geef de leerilngen tijd om de woorden op te zoeken in een woordenboek of op het internet.

De leerlingen lezen de tekst een tweede keer en beantwoorden de vragen.

Puntenverdeling

De leerlingen krijgen één punt bij een juist antwoord. Uitgezonderd bij de volgende vragen.

vraag 2, 3 en 6 Per juist antwoord een half punt.

5 KIJKER
1
Les 13A Toets 39 Kijker 1 – Fictie – Les 13A Toets

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen in een voor hen bestemde luistertekst de globale verhaallijn en de zijlijnen ontdekken, de voornaamste personages en de belangrijkste gebeurtenissen aanduiden.

2 De kinderen kunnen hun luisterhouding afstemmen op het doel van de taak: het thema bepalen.

Lesmateriaal – kopieerblad 6: toets luisteren – audio 2: toets luisteren

Timing 25 minuten

Lesverloop

kopieerblad 6 audio 2

Voor de toets luisteren is een kort fragment gekozen uit het boek 'De boom van Anne'. Situeer het fragment alvorens de toets uit te delen.

Anne Frank was een joods meisje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken zat in een huis in Amsterdam. Vanuit het zolderraam keek ze uit op een grote kastanjeboom. In het boek vertelt de boom het verhaal van Anne.

Deel de toets uit. Lees de oefeningen. Geef indien nodig extra verduidelijking. Geef de leerlingen de kans om vragen te stellen.

Lees de tekst voor (pagina 44-45) of laat het audiofragment horen. Terwijl de leerlingen luisteren, noteren ze niets. Erna gaan ze aan de slag.

Eventueel beslis je om de tekst een tweede keer te laten horen.

Puntenverdeling

De leerlingen krijgen één punt bij een juist antwoord. Uitgezonderd bij de volgende vragen.

vraag 1 Per juist antwoord een half punt.

5 KIJKER 1 40 Kijker 1 – Fictie – Les 13B Toets
Les 13B Toets

Voorleestekst

De boom van Anne

En ik, de kastanjeboom in een tuin achter Prinsengracht 263, ik heb een jong meisje van dertien jaar, dat opgesloten zat als een vogeltje in een kooitje, een sprankje hoop en schoonheid geschonken. Ze zat ondergedoken in haar schuilplaats en droomde ervan de koude buitenlucht, de snijdende wind of de warmte van de zon in haar gezicht te voelen. Ik heb haar door mijn veranderingen het schouwspel van de vier seizoenen laten zien.

Het is al meer dan zestig jaar geleden dat er verschrikkelijke dingen in de wereld gebeurden. Van alles werd verboden aan mensen die, net als dat meisje, joods waren. Vanaf 1940 was het voor joden verboden om: een fiets te bezitten; de tram of bus te nemen; · vóór drie uur of na vijf uur te winkelen; naar het zwembad te gaan; tennis of hockey te spelen; · te roeien; naar het theater of de bioscoop te gaan; zich na acht uur ’s avonds in de tuin te begeven; · naar een andere school dan een joodse te gaan; een andere dan een joodse kapper te bezoeken; naar buiten te gaan zonder een gele ster op je jas. Verboden te … Verboden te … Verboden te… En toen, op een dag, was het: VERBODEN TE BESTAAN. Op dat moment besloot de familie van het meisje samen met hun vrienden onder te duiken en zich te verschuilen in het achterhuis van Prinsengracht 263.

Het is maandag 6 juli 1942 als ze in het achterhuis aan de Prinsengracht gaan wonen. In de stromende regen lopen ze door de stad, omdat ze geen gebruik mogen maken van de tram of de bus. Ze dragen verschillende lagen kleding over elkaar heen, omdat ze geen koffers mee kunnen nemen, want dat zou verdacht zijn. In haar schooltas heeft het meisje een klein, dierbaar notitieboekje gestopt: haar dagboek. Ze heeft het op 12 juni 1942 voor haar dertiende verjaardag gekregen. Op hun jassen is een gele jodenster genaaid. De arbeiders kijken hen die ochtend in het voorbijgaan vol medelijden na. Ze hebben de deur van hun eigen huis afgesloten en gaan op weg naar het onderduikadres, waar ze uiteindelijk twee jaar lang opgesloten zullen zijn. Deze wandeling door de regen is de laatste wandeling die het meisje in vrijheid maakt.

Ik weet niet of ze mij die eerste dag meteen heeft gezien, toen ze uit het zolderraam leunde. Ik weet alleen dat ze direct al hield van de klokken van de Westertoren, die ieder kwartier te horen waren en haar enigszins geruststelden. Ik droeg in die tijd mijn zomerse kleed, vol ritselende bladeren. Ik was een reusachtige kastanjeboom, één en al gezondheid.

Waar droomde ze eigenlijk van, toen ze samen met haar vriend Peter door het kleine dakraam naar mij keek? Droomde ze misschien van de zee, herinnerde ze zich de zilte geur van het gedempte geluid waarin de huilende wind, het breken van de golven en het geschreeuw van jonge meeuwen zich vermengen? In mei van datzelfde jaar vond ze mijn bloesem mooier dan ooit. Als kaarsen in een kandelaar reikten mijn grote witte bloesems naar de hemel.

5 KIJKER 1 Les 13B Toets 41 Kijker 1 – Fictie – Les 13B Toets

Les 13B Toets

Droomde ze misschien van de paden in het bos, de weggetjes waarover je kunt fietsen, met je neus in de wind en je haren in de war. Voor haar was ik de aankondiging van het voorjaar. Toen ze mij opnieuw in bloei zag komen, dacht zij waarschijnlijk aan de toekomst. Aan het leven dat haar wachtte, aan de plaats die ze op de wereld zou innemen. Door de rijkdom van mijn bloesem en bladeren, door de kracht in mijn knoppen, gaf ik haar hoop. Ze twijfelde er nooit aan dat alles om haar heen weer zou opbloeien. Dat na de koude, doodstille winter alles in de lente weer tot leven zou komen.

Vrijdag 4 augustus 1944 was een mooie zomerdag, warm en zonnig. Tegen halftwaalf ’s ochtends stopte er plotseling een auto voor het huis aan de Prinsengracht 263. Gewapende politiemannen stapten uit en liepen rechtstreeks naar de voordeur. De onderduikers waren verraden. De mannen renden de trap op, de treden kraakten. Terwijl een van de politiemannen op zoek was naar sieraden, vond hij een leren tas. Er zaten alleen maar papieren in, die hij op de grond gooide. Daartussen zat het dagboek van Anne. Toen een vriendin van de familie later terugkwam in het achterhuis, vond zij het dagboek. Anne had de laatste bladzijde geschreven op dinsdag 1 augustus 1944. Stil als een boom stond ik daar, voor het lege, kleine zolderraam, en zweeg.

uit De boom van Anne, Irène Cohen-Janca, Hoogland en Van Klaveren, 2012

42 5 KIJKER
Kijker 1 – Fictie – Les 13B Toets
1

Les 14 Herhaling

Remediëring

Lesmateriaal – kopieerblad 7: remediëring begrijpend lezen – kopieerblad 8: remediëring taalwijs

Timing 50 minuten

kopieerblad 7 kopieerblad 8

Verrijking

Begrijpend lezen

De tekst kun je eventueel voorlezen terwijl de leerlingen meevolgen. Bespreek de oefeningen en zorg ervoor dat iedereen de oefeningen goed begrijpt. Stimuleer de leerlingen om onbekende woorden die nodig zijn om het verhaal te begrijpen, aan te duiden of op te zoeken. Woordverklaringen kunnen in een woordenboek of op het internet opgezocht worden.

Taalwijs

Doorheen de oefeningen nemen de leerlingen het Taalwijzertje erbij. Overloop de oefeningen met de leerlingen en maak de eerste opgave samen. Nadien maken de leerlingen de oefeningen in duo's.

Begrijpend lezen

Stimuleer de leerlingen om onbekende woorden die nodig zijn om het verhaal te begrijpen, aan te duiden of op te zoeken. Woordverklaringen kunnen in een woordenboek of op het internet opgezocht worden.

Taalwijs

Lesmateriaal – kopieerblad 9: verrijking begrijpend lezen – kopieerblad 10: verrijking taalwijs Timing 50 minuten kopieerblad 9 kopieerblad 10

De leerlingen gaan onmiddellijk aan de slag. Ze maken de oefeningen individueel of in duo's.

Overzicht taalwijs

leerinhoud remediëring (Kopieermap) verrijking (Kopieermap) les in deze Kijker oefeningen Kweetet werkwoord oefening 1 oefening 1 les 4 oefening 1 onderwerp en persoonsvorm oefening 2 oefening 2 les 4 oefening 1 getal (enkelvoud en meervoud) oefening 3, 4 en 5 oefening 3, 4 en 5 les 4 en 7 oefening 1 en 2 persoon (1e, 2e en 3e) oefening 3 en 4 oefening 3 en 4 les 7 oefening 2 tegenwoordige tijd en verleden tijd oefening 4 en 5 oefening 4 en 5 les 4 en 7 oefening 1 en 2 afleiding oefening 6 oefening 6 les 11 oefening 3 samenstelling oefening 7 oefening 7

5 43 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 14 Herhaling

Lesoverzicht

Lesdoelen

1 De kinderen kunnen een rollenspel voor een publiek spelen en hebben daarbij aandacht voor mimiek en pantomimiek, waardoor ze stemmingen en situaties kunnen weergeven of beklemtonen.

2 De kinderen kunnen passende stemvariaties en intonaties gebruiken in het naar voor brengen van een rollenspel.

3 De kinderen kunnen hun bedoeling als schrijver van een rollenspel verwoorden als: plezier en ontspanning bezorgen aan de kijker/luisteraar.

4 De kinderen richten zich met voldoende spreekdurf op het uitvoeren van een rollenspel.

5 De kinderen kunnen aan de hand van aandachtspunten een beoordeling geven over het verloop van hun spreektaak.

6 De kinderen kunnen het resultaat van het schrijven van een rollenspel in verband brengen met hun beheersing van het teksttype.

Lesmateriaal

– kopieerblad 1: Kijkwijzer spreken – kopieerblad 2: Kijkwijzer schrijven – rollenspel (middelste uitneembare deel van het werkkatern) – vooraf verzamelde attributen (zie les 3) – poster communicatieschema

Timing 100 minuten

5 KIJKER 1 44 Les 15
Kijker 1 – Fictie – Les 15 Toonmoment
Toonmoment

Les 15 Toonmoment

Lesverloop

1Instap

klasgesprek groepswerk rollenspel attributen

Voorbereiding

Bespreek de meegebrachte attributen voor de opvoering van het rollenspel. De groepen tonen hun attributen en motiveren het gebruik en de bedoeling ervan. Mogelijke attributen zijn: juwelen, make-up, aangepaste kleding … Stimuleer de initiatieven en moedig de creativiteit en de fantasie van de leerlingen aan.

Geef de leerlingen voldoende tijd om hun rollenspel nog eens te oefenen zonder publiek. Je kunt de groepen hiervoor best afzonderen van elkaar, zodat hun oefensessie niet gestoord wordt. Dat bevordert het zelfvertrouwen voor de latere opvoering met publiek. Bekijk in welke ruimte of ruimtes je dit kunt voorbereiden.

Ga langs bij de verschillende groepjes, stuur bij en geef positieve feedback. Geef aanwijzingen en feedback rond: – articulatie; – verzorgd en luid genoeg spreken; – de lichaamstaal bij de gevoelens van de personages; – spreken met de nodige rustpauzes.

Daag de leerlingen uit om nog expressiever of uitbundiger hun tekst naar voren te brengen. Wijs hen op de lange weg die ze gedurende de Kijker hebben afgelegd om tot dit rollenspel te komen. Alleen al daarvoor mogen de leerlingen terecht trots zijn.

2 Kern

groepswerk rollenspel attributen TIP

3 Slot

leergesprek kopieerbladen 1-2

Opvoering rollenspel

Alle groepen voeren om beurten hun rollenspel op binnen de eigen klasgroep. Vraag aan het publiek om met respect en belangstelling naar het rollenspel van hun medeleerlingen te kijken en te luisteren.

Indien je in les 3 met de klas een ander publiek hebt gekozen, nodig je hen uit voor de voorstelling.

Tijdens de opvoering mogen de leerlingen hun uitgeschreven rollenspel bij zich houden. Indien nodig kunnen ze dan hun tekst raadplegen.

3.1 Evaluatie door de leerkracht en het publiek

Beoordeel de leerlingen tijdens de opvoering van het rollenspel aan de hand van de Kijkwijzer spreken en schrijven. Geef iedere leerling na de voorstelling een pluim en een tip. Laat enkele leerlingen uit het publiek verwoorden wat ze leuk en goed vonden.

3.2 Kijkfiche

leergesprek werkkatern p. 28 poster communicatieschema

Tips voor de leerkracht

Sluit de Kijker af door stil te staan bij wat de leerlingen hebben geleerd. Doe dit aan de hand van de achterflap van het werkkatern. Bespreek kort het communicatieschema van deze Kijker en illustreer aan de hand van het trotsproduct van de leerlingen: een rollenspel.

Het is voor de leerlingen een hele uitdaging om hun rollenspel op te voeren voor bijvoorbeeld een andere klas.

Als de leeringen in deze les hun rollenspel voor de eigen klasgenoten hebben opgevoerd, is het een aanrader om op een ander moment het rollenspel voor een andere klas op te voeren. Het zal de spreekdurf en trots voor hun toonmoment zeker stimuleren.

45 5 KIJKER 1 Kijker 1 – Fictie – Les 15 Toonmoment
46 Kijker 1 – Fictie – Les 1
47 Kijker 1 – Fictie – Les 1
48 Kijker 1 – Fictie – Les 1

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.