6
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
1 Kruis aan welk soort woord het is. Markeer de eigennamen. zelfstandig naamwoord
11
KIJKER 1 Ik kan woorden benoemen als zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en lidwoord.
kabouter
❒
❒
❒
❒
magisch
❒
❒
❒
❒
het
❒
❒
❒
❒
Melchior
❒
❒
❒
❒
toveren
❒
❒
❒
❒
luid
❒
❒
❒
❒
2 Markeer de zelfstandige naamwoorden geel. Markeer de bijvoeglijke naamwoorden groen. De rode deur van de wachtkamer gaat open. Het oude vrouwtje schuifelt met haar wandelstok naar binnen. Haar flitsende ogen kijken in de lege donkere ruimte. Ze haalt haar lange bezem tevoorschijn. Een schattige kabouter met een grote groene rugzak kijkt vanuit de hoek toe.
16
3 Omkring alle werkwoorden. Het oude vrouwtje vliegt op haar bezemsteel naar buiten. De kabouter rent achter haar. Hij waarschuwt de opperkabouter. Ondertussen is de heks in de verte verdwenen. De opperkabouter en de schattige kabouter kunnen haar niet meer inhalen.
11
4 Vul het lidwoord het of de in. ________ kabouter
________ achtervolging
________ wachtkamer
________ uren
________ licht
________ rugzak
________ plan
________ sleutel
________ bos
________ bezemsteel
________ slot
________ kastje
Naam _____________________________________________________________ Datum _____________ Klas __________ Taalwijs - Remediëring
1