Kadet 1 - Kaap 1 - Handleiding

Page 1

dKadeKa e de 1 1

INHOUDSTAFEL met prio-overzicht

Les 1 en 2 Intro p. 3

Les 3 GK Tellen tot 5 (door en terug, synchroon en akoestisch) p. 9

Les 4 GK Hoeveelheden tot 5 (resultatief tellen) p. 13

Les 5 GK Getalbeeld koppelen aan een hoeveelheid tot 5 p. 19

Les 6 GK Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) p. 25

Les 7 GK Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) p. 29

Les 8 MK Code kraken: herhalende patronen p. 33

Les 9 GK Handelen met hoeveelheden tot 5 (1 meer, 1 minder, gelijk maken, het meest, het minst) p. 37

Les 10 GK Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) p. 41

Les 11 B – H Gelijk maken tot 5, maximum 1 verschil p. 47

Les 12 B – H Gelijk maken tot 5, maximum 1 verschil (concreet en schematisch) p. 53

Les 13 Herhaling p. 59

Les 14 MK Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling ten opzichte van zichzelf (standpunt) p. 63

Les 15 MK Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling voorwerp (standpunt) p. 67

Les 16 MK Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling: richting van beweging p. 71

Les 17 GK Rangorde tot 5 p. 75

Les 18 GK Hoeveelheden en getalbeelden tot 5 p. 79

Les 19 GK Vraagstukken en rekenknobbels op getalbeelden tot 5 p. 85

Les 20 GK Getallen tot 5 herkennen, benoemen, koppelen aan hoeveelheden en getalbeelden p. 91

Les 21 B – H Handelend gelijk maken tot 5, maximum 2 verschil (concreet) p. 97

Les 22 B – H Gelijk maken, maximum 2 verschil (concreet en schematisch) p. 103

Les 23 MK Eenheid van het patroon: herhalende patronen p. 109

Les 24 Herhaling p. 113

Les 25 en 26 Evaluatie p. 117

1
Kaap Kaap 1
Bekijk de algemene inleiding van de methode Kadet op Kabas.

dKadeKa e de 1 1

2 verschil (schematisch)

hoeveelheden handig tellen (turven) en noteren in tabellen

LEGENDE

nieuw/geven Dit is ofwel nieuwe leerstof ofwel zeker te geven omdat het lang geleden is, nog te weinig ingeoefend werd ...

geven indien tijd Deze leerstof werd reeds gezien, maar dient veel herhaling en dus indien mogelijk nog te geven.

kan weggelaten worden Deze leerstof werd reeds gezien of is slechts een aanzet (a) en moet dus niet bereikt zijn dit schooljaar.

2
Kaap Kaap 1 Les 27 MMR Tijd ervaren p. 125 Les 28 MMR Tijdsduur: rekenen met dagen p. 129 Les 29 GK Cijfers 1 en 2 schrijven p. 133 Les 30 GK Cijfers 3 en 4 schrijven p. 137 Les 31 GK Cijfers 5 en 0 schrijven p. 141 Les 32 GK Getalbeelden en cijfers tot 5 p. 145 Les 33 GK Handelend vergelijken tot 5 met = en ≠ p. 149 Les 34 GK Vergelijken tot 5 met = en ≠ p. 153 Les 35 GK Handelen met getallen tot 5 p. 157 Les 36 GK Getallen tot 5 vergelijken, ordenen en sorteren p. 161 Les 37 Herhaling p. 165 Les 38 MK Ruimtelijke oriëntatie: beweging van zichzelf p. 169 Les 39 MK Ruimtelijke oriëntatie: beweging voorwerp p. 173 Les 40 GK Getalbeelden en cijfers tot 5 (automatisatie) p. 177 Les 41 GK Getallenas tot 5 p. 181 Les 42 GK Vergelijken tot 5 met > en < p. 187 Les 43 B – H Gelijk maken, maximum
p.
Les 44 B – H Handelend optellen tot
p. 197 Les 45 B – H Handelend aftrekken tot
p. 201 Les 46 GK Vergelijken tot
p. 205 Les
GK Vraagstukken:
p.
Les 48 Herhaling p. 215 Les 49 en 50 Evaluatie p. 219 Les 51-54 Outro p. 227
193
5
5
5 met = of ≠, > of <
47
211

LESDOELEN

1 De kinderen ontdekken patronen in elkaars zelf geknutselde hoedje.

2 De kinderen kunnen de positie van hun bootje ten opzichte van zaken die terug te vinden zijn op de schattenkaart bepalen door gebruik te maken van begrippen zoals ‘links’, ‘rechts’, ‘vooruit’, ‘achteruit’, ‘weg van’, ‘naar … toe’, ‘in de richting van’.

3 De kinderen kunnen voorwerpen vergelijken naar grootte, dikte …

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 1

- kopieerblad 1 intro: bootje vouwen

- link 1 intro: geluiden van de zee

- afbeelding 1 intro: schatkaart

- afbeelding 2 intro: allemaal kadetten

- individuele schatkisten

- per twee leerlingen een zak met vijf schelpen, duidelijk verschillend van grootte

- voor elke leerling een (gekleurd) blad papier

- optioneel kadethoedje: karton, wit crêpepapier, pompon en/of stickers en stiften

LEERLIJN Deze les is een introles.

Kaap 1 3 dKadeKa e de 1 1
EN
Intro
TOEPASSINGEN 2 x LES 1
2

Instap

onderwijsleergesprek

VOOR DE LES

Zorg voor één zakje met vijf schelpen per twee leerlingen: de schelpen moeten verschillend zijn van grootte en van vorm. Werk eventueel met ander materiaal indien je niet gemakkelijk aan schelpen geraakt.

Optioneel: knip de (blauwe) banden voor de matrozenhoeden op voorhand. Zorg ook voor de witte stukken crêpepapier en de pompons.

Plaats op voorhand de kegels voor het afsluitspel klaar.

LESVERLOOP

Introductie ‘Kadet’

Welkom in het eerste leerjaar! Spannend, niet? Wie van jullie wil er graag leren rekenen? Wel, dan heb ik heel goed nieuws voor jullie, jullie worden toprekenaars en dat samen met behulp van heel wat vriendjes, namelijk allemaal kadetten. ‘Kadet’ is ook de naam van ons rekenboek. Weet iemand wat een kadet is? Misschien kan je afleiden uit de afbeelding wat een kadet is en wat hij/zij doet.

Toon de afbeelding 2 intro van verschillende kadetten. Laat de leerlingen vertellen. Kom tot enkele conclusies zoals:

- Kadetten zijn jonge matrozen in opleiding. Ze willen goede zeevaarders worden.

- Ze wonen en werken op een schip.

- Ze zijn een poos weg van huis en reizen over zee.

2 Kern

denken – delen –uitwisselen

2.1 De kadettenkreet en -beweging

Goede kadetten zijn toprekenaars. Ze doen klusjes aan boord waarbij ze moeten meten en rekenen. Ze helpen in de keuken die we, op een schip, de kombuis noemen, waarbij ze moeten wegen en koken. Ze tellen hoeveel kadetten er nu juist wakker zijn, hoeveel vissen ze zien en denken hoe lang het duurt om ergens naartoe te varen, noem dus maar op. Maar kadetten kunnen vooral ook heel goed samenwerken. Hiervoor hebben ze een kadettenkreet.

Laat de leerlingen zoeken naar een typische kreet. Laat hen één minuut alleen denken, dan hun gedachten delen met hun buur om die dan uit te wisselen met de groep.

Oké, nu hebben we onze kreet, maar misschien kunnen we er nog een beweging aan toevoegen.

Ga op zoek naar een beweging die bij de gekozen kreet zou kunnen passen. Laat de leerlingen de combinatie van de kreet en de beweging enkele keren uitvoeren.

Introduceer de kreet en beweging regelmatig tijdens de lessen.

klassikale beleving

2.2 De zintuigen van onze kadetten

We hebben al een kreet en kunnen ons nu helemaal inleven in het kadettenleven. Klaar?

2.2.1 Auditief

Als de kadetten op zee aan het varen zijn, welke geluiden horen ze dan? (de wind, de meeuwen, de golven)

Laat de leerlingen hun ogen sluiten, eventueel op de bank liggen en luisteren naar de geluiden van de zee via link 1 intro

Laat hen daarna de geluiden nabootsen: eerst de wind, dan de golven en daarna de meeuwen. Duid één leerling aan die het geluid van een meeuw enkele keren mag nabootsen, de anderen leggen hun hoofd op de bank. Toon aan de leerling hoeveel keer hij/zij het moet doen.

4
1
TIP

Hoeveel keer horen we het geluid van de meeuw? Luister goed. Laat hen een antwoord formuleren. Het is niet erg als je nog niet helemaal weet hoeveel keer dat was, we leren dit in het eerste boekje van Kadet en dan kan iedereen het.

2.2.2 Motorisch

Wie heeft al eens een meeuw zien vliegen? Wie kan dit nadoen?

Nadat één leerling dit heeft voorgedaan, doet de hele klas dit na. Vlieg allemaal als een meeuw door de klas.

Geef volgende opdracht:

We vliegen vijf slagen rond de klas en tellen tot 5. Daarna tellen we terug van 5 tot 0 en zitten terug op onze stoel. Stel opnieuw gerust: het is niet erg als het tellen en terugtellen nog niet helemaal lukt. Dit zullen we leren in het eerste boekje van Kadet.

2.2.3 Sensitief

Kadet is verzot op schelpen. Kijken jullie even mee?

Geef per twee leerlingen een zak met schelpen. Geef ze volgende opdrachten:

- Zoek de grootste schelp.

- Zoek de kleinste schelp.

- Zoek de smalste schelp.

De leerlingen helpen elkaar.

Laat de leerlingen daarna de schelpen per twee verdelen. Stel opnieuw enkele vragen:

- Wie heeft er meer/minder ?

- Wie heeft er het meest/minst?

- Heeft iemand er evenveel?

Het is helemaal niet erg als dit nog moeilijk is, ook dit zullen we leren in het eerste boekje van Kadet.

2.3

De schatkaart

Kadetten moeten vooral goed kunnen varen en hierbij een kaart gebruiken. Ze krijgen vaak een kaart met een doel op en moeten de weg erheen vinden. Ook in Kadet gebruiken we zo’n kaart. Neem maar eens jullie werkboek erbij en bekijk de kaart. Projecteer ook afbeelding 1 intro

Laat even bekijken, daarna vertellen de leerlingen wat ze zien. Bespreek de essentiële delen van de kaart: startpunt, onderweg en doel bereikt.

Om te varen heb je natuurlijk een boot nodig. Zullen we er een vouwen?

Geef of projecteer kopieerblad 1 intro en geef elke leerling een blad papier (dat mag in verschillende kleuren). Geef opdrachten bij de doelenkaart in het werkboek

We nemen allemaal ons gevouwen bootje. Het schip ligt rechts van het eiland waarop twee palmbomen staan.

- We varen naar beneden naar de walvis helemaal rechts onderaan de kaart.

- Nu varen we in de richting van het eiland met de boom erop. Wat komen we tegen op onze rechterkant? En op onze linkerkant?

- Nu staan we op het eiland en we kijken naar de boot. Waar is de schatkist dan?

Het kan zijn dat het nog een beetje moeilijk is om te zeggen waar we wat zien, maar ook dat zullen we leren in het eerste boekje van Kadet.

Houd het bootje bij tijdens het verloop van Kaap 1, we hebben het in de afsluiter nog even kort nodig.

5
TIP
BEWEGING

Afsluiter spelvorm

2.4 Optioneel: helemaal Kadet

Eigenlijk zijn we bijna klaar om echte kadetten te worden. Het enige wat nu nog ontbreekt is het hoofddeksel. Echte kadetten dragen een hoofddeksel. Zullen we er samen één maken? Dan kunnen we er voor de rest van het jaar gebruik van maken.

Laat de leerlingen opnieuw kijken naar afbeelding 2 intro van de kadetten. Laat hen de hoeden bespreken. Geef hen een kladblad en laat hen een hoed schetsen. Ga vlug rond en bespreek enkele hoedjes, bespreek eventueel ook enkele kleuren.

Werkwijze:

Een blauwe band uit karton of ribbelkarton. De blauwe band kun je laten versieren met plakfiguurtjes of zelf laten tekenen.

Bevestig twee fijne, stevige stroken karton van de ene kant van de hoed naar de andere kant (in een kruisvorm).

Het witte crêpepapier leg je over de stroken karton. Je niet dit daaraan vast. Dit alles niet je vast aan de binnenkant van de band.

Werk eventueel af met een rode pompon.

Vergelijk de hoeden. Misschien zijn er al hoeden waar je een patroon ziet op de blauwe band.

Dit is een optionele knutselopdracht. Dit kan ook in een muzische les gegeven worden.

Spel tussen de krabben en de meeuwen

Omdat jullie zo’n goede kadetten zijn, krijgen jullie van mij elk een schatkist.

Deel de individuele schatkisten uit en laat die even bekijken. Laat per twee een krab en een meeuw nemen. Maak twee ploegen: de meeuwen en de krabben. Laat iedere ploeg in een rij naast elkaar staan en kijken naar de andere ploeg. Laat ongeveer twee meter tussen de twee ploegen.

Geef de spelinstructies:

De ene ploeg zijn de meeuwen en de andere de krabben. Iedere ploeg heeft een schuilzone, enkele meters verder. De spelleider vertelt een verhaal, iedere keer dat hij ‘meeuwen’ zegt, gaat de meeuwengroep op jacht en proberen ze zoveel mogelijk leerlingen van de andere ploeg te tikken. Als hij ‘krabben’ zegt, gaat die groep op jacht en proberen ze zoveel mogelijk meeuwen te tikken. Je bent pas in veiligheid als je voorbij de kegels bent. De leerlingen die getikt zijn, gaan bij de andere ploeg.

Op het kopieerblad ‘onthoudkaart’ staat de belangrijkste leerstof van deze Kaap opgesomd. Druk het kopieerblad af, plastificeer en gebruik het als bladwijzer in het werkboek. Doe dat zeker voor de spoor 1-leerlingen en ga na welke spoor 2-leerlingen hier ook gebruik van zouden maken. Spoor 3-leerlingen zijn in staat om de leerstof zelf op te zoeken in hun Sloep, indien nodig.

KAAP IN ZICHT

In deze Kaap is het thema: de kadet moet alles aan boord tellen en ordenen: vissen, schelpen …

In deze Kaap zullen we heel wat leren:

- Kunnen de leerlingen het geroep van de meeuwen nog niet tellen? Dat leren ze in les 4.

- Kunnen de leerlingen nog niet goed luidop tellen en terugtellen tijdens het vliegen? Dat leren ze in les 3.

- Kunnen ze de schelpen nog niet vergelijken naar hoeveelheid? Dat leren ze in de lessen 10, 33 en 42.

- Kunnen ze nog niet met de boot varen op de schatkaart? Dat leren ze in de lessen ruimtelijke oriëntatie 38 en 39.

6
3
TIP BEWEGING TIP
7 1 naam: klas: nummer: Kaap a p 1 dKadeKa e Kade 1 1 TOEPASSINGEN LES 1 EN 2 Intro dKadeKa e Kade 1 1 Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 1 12/01/2023 12:59
8

LESDOELEN

MEETKUNDE

LES 8 Code kraken: herhalende patronen

1 De kinderen ontdekken ‘ordeningspatronen’ in de realiteit.

2 De kinderen kunnen ordeningspatronen met maximum drie verschillende elementen nabootsen en vergelijken.

3 De kinderen kunnen een ‘patroon vervolledigen’, waarbij in een rij twee, drie of vier verschillende vormen, kleuren of geluiden voorkomen.

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 6

In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.

- link 1: Finding Nemo

- instructievideo herhalende patronen

- Sloep p. 46

- digitale schatkist

- individuele schatkisten

- muziekinstrumenten: triangel, handtrom, woodblock …

LEERLIJN Wat ging vooraf?

Herhalende patronen komen in de kleuterklas reeds aan bod. Bijvoorbeeld: parels rijgen volgens een bepaald patroon …

Wat volgt?

K1 L23 Eenheid van het patroon: herhalende patronen

Kaap 1 33 d
1 1
KadeKa e de

Instap

onderwijsleergesprek partnerwerk

VOOR DE LES

Voorzie voldoende muziekinstrumenten of materialen waar je geluiden mee kunt maken voor de instap van de les.

Indien nodig leen je de muziekinstrumenten van een collega. Leerlingen die thuis een muziekinstrument hebben, kunnen dit meebrengen naar de klas.

Voorzie het geluid van een meeuw. Je kunt het geluid op YouTube vinden. Ook het filmfragment van Finding Nemo waarin de meeuwen schreeuwen (‘van mij, van mij …’) is bruikbaar (link 1).

Om het thema van de les nog meer tot leven te laten komen, kun je zelf een trui met patronen aantrekken.

LESVERLOOP

Naar patronen luisteren

Kadetten kijken niet alleen graag naar zeedieren, maar luisteren ook graag naar geluiden als ze op zee zijn. Ze proberen die dan na te doen. Luisteren jullie even mee?

Laat het geluid horen van meeuwen (link 1) en de leerlingen het geluid nabootsen. Kom tot een herhaling van twee soorten geluiden en zo tot het begrip patroon

Als leerlingen het woord ‘patroon’ niet goed begrijpen, dan kun je dit uitleggen als iets wat voortdurend terugkomt. Bijvoorbeeld: de geluiden die bepaalde dieren maken hebben ook een patroon.

Vertel dat we nu zelf geluiden zullen maken door middel van patronen. Laat een patroon van twee opeenvolgende geluiden horen, bijvoorbeeld: klap - stamp, klap - stamp … Wie doet mee?

Wat komt steeds terug?

Breid uit naar drie opeenvolgende geluiden. Laat ook eens een leerling een patroon opstarten. Varieer.

Deel aan elke groep van twee enkele spullen uit, bijvoorbeeld: twee lepels, triangel, handtrom, woodblock, regenbuis … (iets wat lawaai maakt).

Geef de opdracht: één leerling verzint een patroon, de andere neemt het patroon over en doet mee.

Hier kun je enkele groepen in de gang laten werken, in een ander lokaal, buiten … Het kan dan iets luider gaan.

Verwoord het lesdoel:

In deze les leren we wat een patroon is en hoe je verder kan aanvullen.

2 Kern

onderwijsleergesprek

2.1 Instructiefase

2.1.1 Patronen zoeken in de klas

Maak de overstap van patronen die we horen, naar patronen die we kunnen zien.

Kijk eens rond in de klas. Misschien vind je hier ook wel patronen, dingen die zich herhalen.

- Je vindt patronen in de kleding van de leerlingen/juf/meester.

- In de kalender: dagkalender, jaarkalender, weekkalender …

- Misschien vind je een patroon in de ramen, in de opstelling van de banken …

2.1.2

Patronen leggen met voorwerpen

Neem de digitale en individuele schatkisten

onderwijsleergesprek

2.1.2.1

Variatie van vorm

Sleep een patroon uit de digitale schatkist op het digibord: meeuw - schelp - meeuw - schelp - meeuw - …

Wie kan verder aanvullen? (schelp)

Wie vindt het terugkerend patroon? (meeuw - schelp) Dat noemen we de eenheid van het patroon

Zet dit in een kader.

Herhaal met drie verschillende vormen en zet de eenheid van het patroon in een kader.

34
1
TIP BEWEGING TIP

2.1.2.2 Variatie van kleur

Gebruik de achterzijde van de figuren en leg een patroon met de oranje en bruine bollen. Bijvoorbeeld: oranje - oranje - bruin - oranje - oranje - bruin …

Wie kan verder aanvullen? (oranje)

Wie vindt de eenheid van het patroon? (oranje - oranje - bruin)

Laat het verschil met de vorige oefening verwoorden. (Alleen de kleuren veranderen, de vorm blijft gelijk.)

Neem jullie schatkist. (één per twee leerlingen) Werk samen. De één maakt een patroon, de ander legt verder. Varieer in kleur of vorm. Wissel om.

Laat het begrip de eenheid van patroon een paar keer door de leerlingen herhalen. Het is nieuw, maar ze zullen er snel mee weg zijn.

Spoor 2 kan zeker eens patronen zoeken van vier elementen. Spoor 3 kan patronen zoeken waarbij twee kenmerken wijzigen, bijvoorbeeld rood vierkant, blauwe driehoek, gele cirkel …

2.2 Inoefenfase

Laat de leerlingen de oefeningen maken in het (digitale) werkboek

3.1 Bodypercussie

Ga met de leerlingen in een kring zitten of staan. Duid een leerling aan die drie achtereenvolgende bewegingen verzint (bijvoorbeeld: klappen in handenklappen op dijen - op de grond stampen met linkervoet) en herhaalt. Vraag de klasgenoten om de bewegingen te observeren. Moedig hen aan om in te vallen als ze het patroon ontdekt hebben.

Duid vervolgens een andere leerling aan die een nieuwe reeks mag verzinnen. Bepaal zelf hoeveel reeksen je aan bod laat komen.

Wanneer het voor bepaalde leerlingen te moeilijk is, dan kun je de bewegingen verwoorden. Auditieve steun kan hen goed op weg helpen.

3.2 Verankering

Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.

35
partnerwerk 3
TIP BEWEGING TIP
Afsluiter partnerwerk

Bespreek de oefeningen eerst klassikaal. Laat de leerlingen verwoorden wat ze zien (elementen van het patroon benoemen) en hoe ze het patroon zullen verderzetten. Dan pas kunnen ze aan de slag gaan. Je kunt de leerlingen ook ondersteunen door de eenheid van het patroon te omcirkelen.

Geef enkele leerlingen de kans om te vertellen welk patroon zij graag zouden creëren bij de vissen, de schatkist … Zowel kleur als vorm kunnen besproken worden. Op deze manier kunnen de leerlingen leren uit elkaars ideeën.

Laat leerlingen van spoor 3 de eenheid van het patroon eerst zoeken en omcirkelen. Nadien kan er getekend worden.

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS

Laat de leerlingen kralen rijgen, eerst met twee verschillende kralen, later met drie. Zorg steeds voor een voorbeeld.

Laat de leerlingen nog een voorbeeld horen van een auditief patroon met twee geluiden, bijvoorbeeld: trom - bel - trom - bel. Laat hen ook eens per twee werken om een auditief patroon te maken: klappen in de handen - handen klappen tegen elkaar - klappen in de handen - handen klappen tegen elkaar.

Laat de leerlingen patronen van drie elementen nabouwen/aanvullen. Je kunt het uitdagender maken door hen een patroon van drie elementen te tonen en het dan af te dekken, zodat ze uit het hoofd moeten nabootsen. Wie nog meer uitdaging nodig heeft, geef je een patroon van vier elementen. Of laat de leerlingen zelf een patroon van drie geluiden verzinnen. Ze kunnen per twee werken, waarbij de ene leerling een patroon verzint en de andere het patroon nabootst.

Wanneer de leerlingen tijdens het zelfstandig oefenen thuis of in de klas nog nood hebben aan extra ondersteuning, kunnen ze de instructievideo over herhalende patronen bekijken.

Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 4

Let op: geef de individuele schatkist mee naar huis indien je het scheurblok meegeeft als huiswerk.

- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!

- Oefenblaadje: Herhalende patronen

- Kaap 8: MK1 Patronen

- Krak: Kijk! (3e kleuter - 1e leerjaar)

Warm en koud (1e leerjaar)

Ga je mee? (1e leerjaar)

Naar de kermis (1e - 2e leerjaar)

Ik+jij=wij (1e - 2e leerjaar)

36
6 Kaap K a 1 dKadeKa e Kade 1 1 4 46 MEETKUNDE LES 8
Code kraken: herhalende patronen
1 2 3 4
Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 6 12/01/2023 13:00
zet het patroon verder. zet het patroon verder. patronen zet het patroon verder. het patroon voor de 9 kleine vissen is een persoonlijk antwoord.

LES 13

LESDOELEN Getallenkennis

1 De kinderen koppelen hoeveelheden tot 5 aan het juiste getalbeeld.

2 De kinderen tellen hoeveelheden tot 5 door aan te wijzen en te kleuren.

3 De kinderen herkennen en benoemen vlot getalbeelden tot 5.

Bewerkingen - Hoofdrekenen

4 De kinderen voeren rekenhandelingen uit tot 5, waarbij de verwoording ‘1 meer’, ‘1 minder’ en ‘evenveel’ aan bod komt.

Meetkunde

5 De kinderen vervolledigen een patroon, waarbij in een rij twee, drie of vier verschillende vormen, kleuren of geluiden voorkomen.

LESMATERIALEN Concordantie

Hoek 1:

- uitwisbare stift en geplastificeerde bijlage 8 van Kaap 1: doelenkaart

- kopieerblad 2: QR-code audio hoek 1

- bijlage 9: memory

Hoek 2:

- uitwisbare stift en geplastificeerde bijlage 8 van Kaap 1: doelenkaart

- kopieerblad 3: QR-code audio hoek 2

- kopieerblad 4: kleurplaat

- dobbelsteen en kleurpotloden

Hoek 3:

- uitwisbare stift en geplastificeerde bijlage 8 van Kaap 1: doelenkaart

- kopieerblad 5: QR-code audio hoek 3

- kopieerblad 6: oefeningen

- bijlage 10: spelbord: klim en glij

- dobbelsteen en twee pionnen

- individuele schatkisten

Hoek 4:

- uitwisbare stift en geplastificeerde bijlage 8 van Kaap 1: doelenkaart

- animatie 2: jog en zeg het getalbeeld

- kopieerblad 7: QR-code video hoek 4

- tablet, laptop of pc

Hoek 5:

- uitwisbare stift en geplastificeerde bijlage 8 van Kaap 1: doelenkaart

- kopieerblad 8: QR-code audio hoek 5

- rijgparels, klikblokjes, wasknijpers

LEERLIJN Deze les is een herhalingsles.

Kaap 1 59 d
1 1 HERHALING
KadeKa e de

VOOR DE LES

Leg het materiaal in elke hoek klaar.

LESVERLOOP

Deze les is een herhalingsles via hoekenwerk. De leerlingen werken in duo’s. Het is de bedoeling dat ze veel oefenen. Leg kort de bedoeling van de verschillende hoeken uit. De leerlingen kunnen de uitleg per hoek ook (her)beluisteren via de kopieerbladen met de QR-codes die verwijzen naar de audio/video per hoek

Hoek 1: Memory

De leerlingen koppelen de hoeveelheden tot 5 aan een getalbeeld via een memoryspel (bijlage 9). Is er een match, dan mag de speler die aan de beurt was, nog eens.

Hoek 2: Kleurhoek

De leerlingen gooien om de beurt met de dobbelsteen en kleuren evenveel stroken op de trui als het aantal ogen op de dobbelsteen aangeeft (kopieerblad 4). Bijvoorbeeld: Wie 3 gooit, kleurt drie stroken op de trui van de derde kadet. Is de trui helemaal ingekleurd en gooi je weer 3 op de dobbelsteen? Stempel dan het getalbeeld in de lucht. Als alle truien ingekleurd zijn, mogen de leerlingen de tekening verder inkleuren.

Hoek 3: Klim en glij

Dit is een bordspel (bijlage 10) dat je speelt met een dobbelsteen en kopieerblad 6

Kom je terecht op een vak …

- met een touw: klim omhoog.

- met een dolfijn: glij naar beneden.

- met een wuivende kadet: maak een oefening in de kolom van de wuivende kadet.

- met een krachtige kadet: maak een oefening in de kolom van de krachtige kadet.

- met een kadet met verrekijker: maak een oefening in de kolom van de kadet met verrekijker.

Hoek 4: Bewegingshoek

De leerlingen bekijken de animatie. Ze joggen mee en antwoorden op de gepaste momenten. Als de kadet lacht dan wordt er een koekje bijgeteld, als de kadet neutraal kijkt blijft het aantal gelijk, als de kadet droevig kijkt gaat er één koekje af.

Hoek 5: Knutselhoek

Parels rijgen volgens een patroon. Dit kan ook met klikblokjes, steekparels, gekleurde wasknijpers

Inoefenfase

Verdeel de leerlingen in duo’s. Spreek een signaal af om op te ruimen. De leerlingen leggen alles netjes klaar voor de volgende groep. Laat een toeter (of aandachtsbel) horen. Dit is het signaal om de doelenkaart (bijlage 8) in te vullen: de leerlingen noteren met uitwisbare stift op de bijlage hun klasnummer op de juiste plaats:

- Een klasnummer dicht bij/op de bestemming: ‘Ik kan deze oefeningen vlot!’

- Een klasnummer halverwege de weg naar de bestemming, in het water: ‘Ik heb nog wat moeite.’

- Een klasnummer op het begin van de weg naar de bestemming, op het eerste eiland: ‘Ik heb nog moeite met dit domein en oefen nog verder in.’

Begeleid dit goed.

Daarna schuiven de leerlingen door naar de volgende hoek.

De leerlingen oefenen 5 minuten in elke hoek. Visualiseer dit met de timer.

- Hoe verliep het hoekenwerk?

- Kon je goed samenwerken?

- Lukten de oefeningen goed?

- Wat vond je het leukst?

- Waren er oefeningen die moeilijker waren?

- Kon je goed inschatten waar je het kruisje op de kaart moest zetten?

60
1 Instap partnerwerk 2 Kern partnerwerk 3 Afsluiter reflectiegesprek TIP

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS

Geef spoor 1-leerlingen meer tijd voor het oplossen van de oefeningen, indien nodig.

Hoek 1 Wie er nood aan heeft, kan telkens een jeton leggen op een vis en op een bolletje van het getalbeeld. Via de 1-1 relatie wordt de hoeveelheid dan aan het getalbeeld gekoppeld.

Hoek 2 Laat het aantal ogen van de dobbelsteen aanwijzend tellen.

Hoek 3 Wie er nood aan heeft om de oefening met materiaal te maken, mag dit doen met de blokjes/jetons. Leg op voorhand blokken/jetons klaar.

Hoek 5 Houd het patroon eenvoudig. Werk met twee verschillende kleuren.

Hoek 1 Laat ze verwoorden wat ze omdraaien, zo onthouden ze vaak beter wat er waar ligt en hoort iedereen van de hoek dit nog eens.

Hoek 2 Daag hen uit om de dobbelsteenhoeveelheid al onmiddellijk te benoemen, zonder te tellen.

Hoek 3 Verwijs naar de getalbeelden in de klas als ze het even niet meer weten of verwijs naar de auditieve ondersteuning: stip-streep-haak-koek.

Hoek 5 Daag hen uit met een moeilijker patroon: een van drie of een combinatie van vorm en kleur.

Laat spoor 3-leerlingen dadelijk zelfstandig aan het werk gaan. Laat hen doordacht en planmatig werken:

- WAT? Wat moet ik doen? Ik lees de opdracht goed en analyseer.

- HOE? Hoe ga ik dit doen? Ik maak vooraf een plan van hoe ik het zal oplossen.

- IK DOE. Doorloop alle stappen en voer de opdracht uit.

- IK CONTROLEER. Voer de stappen van de controle uit.

61
62

LESDOELEN

GETALLENKENNIS

LES 19 Vraagstukken en rekenknobbels op getalbeelden tot 5

1 De kinderen kunnen rekenhandelingen tot 5 met 1 meer of 1 minder uitvoeren en verwoorden.

2 De kinderen kunnen rekenhandelingen tot 5 met 1 meer of 1 minder verwoorden, gebruikmakend van de begrippen ‘evenveel’, ‘vermeerderen’, ‘verminderen’, ‘bijdoen’, ‘wegdoen’ en ‘samenstellen’.

3 De kinderen kunnen een hoeveelheid tot 5 koppelen aan het bijhorende getalbeeld.

4 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 vergelijken, sorteren en ordenen naar aantal.

5 De kinderen kunnen een prijsaanduiding aflezen en interpreteren.

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 14-15 In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.

- kopieerblad 9: kaarten winkel

- poster: getalbeelden tot 5

- afbeelding 3: winkel

- instructievideo getalbeelden tot 10: 1 - 5

- Sloep p. 7 en 9

- individuele schatkisten

- triangel

LEERLIJN Wat ging vooraf?

K1 L18 Hoeveelheden en getalbeelden tot 5

Wat volgt?

K1 L20 Getallen tot 5 herkennen, benoemen, koppelen aan hoeveelheden en getalbeelden

Kaap 1 85 dKadeKa e de 1 1

Maak eventueel een winkelhoek in je klas voor de afsluiter.

LESVERLOOP

Herhaling getalbeelden

Laat de leerlingen de getalbeelden tot 5 uit de individuele schatkist op hun bank ordenen van minder naar meer.

Ga rond en controleer.

Neem vervolgens een triangel bij de hand. Vertel dat je dadelijk een aantal slagen gaat geven op de triangel. Vraag om goed te luisteren en stil mee te tellen. Koppel het aantal slagen steeds aan een opdracht.

Voorbeelden:

- Toon het getalbeeld dat past bij het aantal slagen op de triangel.

- Toon het getalbeeld dat 1 meer/1 minder is dan het aantal slagen op de triangel.

Voor de leerlingen van spoor 3:

- Toon het getalbeeld dat 2 meer/2 minder is dan het aantal slagen op de triangel.

Verwoord het lesdoel: In deze les gebruiken we de getalbeelden tot 5 in de winkel op het schip van de kadet.

2.1 Instructiefase

2.1.1 Meest, minst, 1 meer, 1 minder (concreet)

De kadetten hebben een winkel op het schip. Bekijk met de leerlingen de voorwerpen die in de winkel staan aan de hand van afbeelding 3 Laat hen de voorwerpen benoemen en de bijhorende prijs aflezen. Wijs de leerlingen erop dat er in de scheepswinkel met jetons betaald wordt.

- ijsje: getalbeeld 3

- visnet: getalbeeld 5

- drankje: getalbeeld 2

- milkshake: getalbeeld 3

- snoepzak: getalbeeld 1

- doos met mooie schelpen: getalbeeld 2

- hapje met garnalen: getalbeeld 4

Gebruik gerust ook concreet materiaal en construeer een echte winkel. Voorzie getalbeelden als prijzen.

Stel vervolgens een aantal vragen:

- Wat is het duurst?

- Wat is het goedkoopst?

Welke spullen kosten evenveel?

- Wat is duurder of kost meer dan x? (Dat kunnen verschillende zaken zijn.)

- Wat is goedkoper of kost minder dan y?

Hier kun je aan bepaalde leerlingen (spoor 3 en misschien ook sommigen uit spoor 2) een uitdagende oefening geven, alsook dezelfde oefening in partnerwerk geven.

- Wat kost één jeton minder/meer dan het ijsje?

Wat kost 1 minder dan 5?

- Wat kost 1 meer dan 2?

86
DE LES
VOOR
-
-
1 Instap onderwijsleergesprek 2 Kern onderwijsleergesprek BEWEGING TIP TIP

Afsluiter

2.1.2 Meest, minst, 1 meer, 1 minder (schematisch)

We werken terug met de rij getalbeelden, van minder naar meer. (Die ligt er nog uit de instap.) Laat de leerlingen vijf jetons uit de individuele schatkist leggen. Geef opdrachten:

- Hoeveel kost het ijsje? (3)

Toon het getalbeeld dat erbij past. Leg nu het aantal jetons eronder.

- Hoeveel kost het hapje met garnalen? Leg de jetons klaar die je zal moeten betalen.

- Neem een getalbeeld dat 1 minder is dan de prijs van de doos schelpen.

- Leg nu één jeton minder dan de prijs van de doos met schelpen.

- Leg nu één jeton meer dan de prijs van de milkshake.

Als je voelt dat de twee laatste oefeningen te moeilijk zijn voor spoor 1-leerlingen, dan help je hen door te zeggen:

- bij 1 meer leg je eerst de prijs van bijvoorbeeld de doos met schelpen en dan doe je er 1 bij;

- bij 1 minder leg je eerst de prijs, dan doe je er 1 weg.

2.2 Inoefenfase

Laat de leerlingen de oefeningen maken in het (digitale) werkboek

3.1 Winkeltje spelen

De leerlingen werken per twee. Geef ieder duo vijf jetons. Leg uit: Leerling 1 vertelt wat hij/zij wil kopen. Leerling 2 zegt de prijs en ontvangt de jetons. Spoor 3 en sommige leerlingen van spoor 2: Je kunt de leerlingen de opdracht geven om twee voorwerpen te kopen. Ze moeten ervoor zorgen dat ze de totaalsom kunnen betalen met vijf jetons. Hiervoor moeten de leerlingen nog niet kunnen optellen. Ze dienen zich enkel te baseren op de getalbeelden van beide voorwerpen.

3.2 Verankering

Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.

87
zelfstandig werk 3
partnerwerk TIP TIP

Wanneer het voor spoor 1 moeilijk is om de prijs te vinden, dan kun je hen klassikaal begeleiden. De winkel kan geprojecteerd worden op het bord.

Bij oefening 2 moeten de leerlingen eerst de prijs kleuren in het eerste vak. Ze kleuren dus de lege bolletjes in onder het te kopen stuk. Pas daarna kruisen ze aan wat minder of meer kost.

Bij oefening 3 moeten de leerlingen eerst de prijs kleuren in het eerste vak. Ze kleuren dus de lege bolletjes in onder het te kopen stuk. Pas daarna kruisen ze aan wat minder of meer kost.

88 14 Kaap K a 1 dKadeKa e Kade 1 1 GETALLENKENNIS LES 19 Vraagstukken en rekenknobbels op getalbeelden tot 5 minder? 1 2 Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 14 12/01/2023 13:00 15 dKadeKa e de 1 1 8 7, 9 meer? 1 minder 1 meer wat koop ik met mijn ? 3 4 5 6 de verschillende oplossingen staan telkens in een andere kleur. Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 15 12/01/2023 13:00

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS

Druk kopieerblad 9 af met kaarten met daarop een voorwerp uit de winkel en het getalbeeld dat erbij hoort. Die kaarten leggen de leerlingen van minder naar meer.

De leerlingen kunnen de oefeningen oplossen zonder kaarten bij zich. Ze kunnen steeds terugkijken naar de projectie op het bord. Met diezelfde kaarten kunnen de leerlingen handeldrijven. Ze kunnen ruilen.

Wanneer de leerlingen tijdens het zelfstandig oefenen thuis of in de klas nog nood hebben aan extra ondersteuning, kunnen ze de instructievideo over getalbeelden tot 10: 1 - 5 bekijken.

Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 8

- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!

- Oefenblaadje: Getalbeelden tot 5

- Kaap 8: GK2 Hoeveelheden tot 5 structureren (getalbeelden)

- Krak: Kijk! (3e kleuter - 1e leerjaar)

Warm en koud (1e leerjaar)

Ga je mee? (1e leerjaar)

Naar de kermis (1e - 2e leerjaar)

Ik+jij=wij (1e - 2e leerjaar)

89
90

LESDOELEN

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 22 Gelijk maken, maximum 2 verschil (concreet en schematisch)

1 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 gelijk maken door ofwel bij te doen ofwel weg te doen. (maximum 2 verschil)

2 De kinderen kunnen de begrippen ‘bijdoen’, ‘wegdoen’, ‘vermeerderen’, ‘verminderen’, ‘is evenveel’, ‘is niet evenveel’, ‘meer dan’ en ‘minder dan’ correct gebruiken.

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 18-19

In deze les kunnen de leerlingen adaptief aan de slag met Kai op Kabas.

- animatie 4: etenstijd voor de zeeleeuw en de zeehond

- kopieerblad 10: rooster

- kopieerblad 11: hoeveelheden

- instructievideo gelijk maken

- Sloep p. 23

- individuele schatkisten

- per leerling één pion (blokje)

LEERLIJN Wat ging vooraf?

K1 L21 Handelend gelijk maken tot 5, maximum 2 verschil (concreet)

Wat volgt?

K1 L43 Gelijk maken, maximum 2 verschil (schematisch)

Kaap 1 d
1 1
KadeKa e de
103

VOOR DE LES

Lamineer kopieerblad 11 en verknip de kaarten voor duurzaam gebruik.

Ter voorbereiding van les 12 zocht je het verschil al op tussen een zeeleeuw en een zeehond. Ook in deze les zal deze kennis van pas komen.

LESVERLOOP

Etenstijd voor de zeeleeuw en de zeehond

Toon deel 1 van de animatie

Bespreek de animatie na. Vraag je luidop af waarom de zeehond begint te roepen. Laat de leerlingen de reden verwoorden. Koppel hier de juiste begrippen en getallen aan:

- De zeehond heeft minder vis dan de zeeleeuw.

- De zeehond heeft twee vissen minder dan de zeeleeuw.

- 2 minder dan 3 is 1 (1 is 2 minder dan 3).

OF

- De zeeleeuw heeft meer vis dan de zeehond.

- De zeeleeuw heeft twee vissen meer dan de zeeleeuw.

- 2 meer dan 1 is 3 (3 is 2 meer dan 1).

Laat de leerlingen een oplossing bedenken voor dit ‘probleem’ zodat de zeehond niet meer triest is:

- Twee vissen wegnemen van de zeeleeuw.

- Twee vissen bijgeven aan de zeehond. Zo hebben ze elk evenveel

Kijk nu naar deel 2 van de animatie. Beide dieren krijgen evenveel vissen, ze zijn tevreden.

Verwoord het lesdoel:

In les 12 maakten we hoeveelheden tot 5 met een verschil van 1 gelijk. In deze les focussen we op het gelijk maken van hoeveelheden tot 5 met een verschil van 2. We gebruiken zowel concreet materiaal als getalbeelden.

2.1 Instructiefase

2.1.1

Gelijk maken met 2 verschil - getalbeelden vormen (schematisch)

Laat de leerlingen per twee werken en geef ze een individuele schatkist Duid in elk duo een snorkelaar en een duiker aan. Geef de snorkelaars de opdracht om twee jetons te leggen, in de vorm van het getalbeeld. Geef de duikers de opdracht om vier jetons te leggen, in de vorm van het getalbeeld. Laat de leerlingen bespreken in groepen.

- Er moet aanwijzend geteld worden.

- De leerlingen vergelijken de aantallen.

- Ze maken gebruik van meer/minder.

- Ze bekijken hoe ze de twee groepjes kunnen gelijk maken.

Belangrijk is dat ze de twee opties bespreken:

- Ofwel kun je er 2 bijdoen bij de snorkelaars.

- Ofwel kun je er 2 wegnemen van de duikers.

Wees waakzaam dat de leerlingen de juiste begrippen gebruiken: gelijk, meer dan, minder dan, bijdoen, wegnemen, vermeerderen, verminderen.

Herhaal indien nodig.

104 1
Instap onderwijsleergesprek 2 Kern partnerwerk

2.1.2 Gelijk maken met 2 verschil - getalbeelden leggen (schematisch)

Laat de snorkelaars getalbeeld 1 leggen en de duikers getalbeeld 3. De leerlingen bespreken in groepen.

- Er moet aanwijzend geteld worden.

- De leerlingen vergelijken de aantallen.

- Ze maken gebruik van meer/minder.

- Ze bekijken hoe ze de twee groepjes kunnen gelijk maken.

Belangrijk is dat ze de twee opties bespreken:

- Ofwel kun je er 2 bijdoen bij de snorkelaars.

- Ofwel kun je er 2 wegnemen van de duikers.

Herhaal indien nodig.

Als je ziet dat de oefeningen met de getalbeelden te moeilijk zijn voor spoor 1, dan grijp je terug naar de structuurkaart waarop de leerlingen jetons kunnen leggen. Dan kunnen ze meer manipuleren en effectief bijdoen of wegnemen.

Bovenstaande werkwijzes kunnen ook gecombineerd worden.

2.2 Inoefenfase

Laat de leerlingen de oefeningen maken in het (digitale) werkboek

3.1 Spel

Deel de roosters (kopieerblad 10) en de pionnen uit. Leg de kaarten met hoeveelheden (kopieerblad 11) klaar. Op het rooster staan hoeveelheden en getalbeelden door elkaar. Geef opdrachten:

- Plaats jouw pion op het getalbeeld dat evenveel is als de hoeveelheid die ik nu toon. (bijvoorbeeld kaart vier strandballen)

- Plaats de pion op het getalbeeld dat 1 minder is als de hoeveelheid. (bijvoorbeeld kaart drie meeuwen)

- Plaats de pion op de hoeveelheid dat 2 meer is dan de hoeveelheid. (bijvoorbeeld kaart één ijsje)Hier kun je kiezen. Indien je aanvoelt dat de leerlingen elkaar passende opdrachten kunnen geven, dan maak je er een partner- of groepsspel van. Indien dit moeilijk is voor jouw klasgroep, geef je zelf de opdrachten. Je kunt ook in groepen werken. Spoor 2 en spoor 3 werken alleen en geven elkaar de opdrachten. Voor die leerlingen kun je ook werken met een tijdslimiet. Laat bijvoorbeeld de leerling die de opdracht geeft, de ogen sluiten en tellen tot 5. Wanneer hij/zij de ogen opent, moet de pion al op het antwoordvak staan. Spoor 1 werkt onder begeleiding van de leerkracht. Pas die opdrachten dan aan hun niveau aan.

3.2 Verankering

Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.

105 partnerwerk 3
spelvorm TIP TIP TIP
Afsluiter

Laat de oefeningen die nog moeten komen afdekken. Laat de oefening naleggen met jetons.

Laat de leerlingen eerst zelf verwoorden waarom dit een moeilijke oefening is: het verschil is meer dan 2.

106 18 Kaap K a 1 dKadeKa e Kade 1 1 BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN LES 22 Gelijk maken, maximum 2 verschil (concreet en schematisch) maak gelijk = maak gelijk = 1 2 Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 18 12/01/2023 13:00 19 dKadeKa e de 1 1 10 23 of maak gelijk = maak gelijk = 3 4 bv. bv. bv. bv. bv. bv. bv. bv. Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 19 12/01/2023 13:00

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS

Wanneer de leerlingen moeite hebben om de jetons netjes te structureren als een getalbeeld, dan kunnen ze gebruikmaken van de kaart met boten om hun jetons te ordenen (individuele schatkist). Laat hen heel veel verwoorden.

De leerlingen structureren hun jetons gewoon op hun bank of werken het liefst zonder hulpmaterialen.

Laat hen alle oefeningen maken zonder materiaal, ze kunnen eventueel stempelen.

Wanneer de leerlingen tijdens het zelfstandig oefenen thuis of in de klas nog nood hebben aan extra ondersteuning, kunnen ze de instructievideo over gelijk maken bekijken.

Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- scheurblok Kaap 1 p. 10

Let op: geef de individuele schatkist mee indien je het scheurblok meegeeft als huiswerk.

- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!

- Oefenblaadje: Evenveel maken tot 5 (met 2 verschil)

- Kaap 8: B2 Evenveel = maken tot 5 (maximum 2 verschil)

- Knal: Getalbegrip tot 5 en tot 10

- Krak: Kijk! (3e kleuter - 1e leerjaar)

Warm en koud (1e leerjaar)

Ga je mee? (1e leerjaar)

Naar de kermis (1e - 2e leerjaar)

Ik+jij=wij (1e - 2e leerjaar)

107
108

dKadeKa e de

LES 24

LESDOELEN Getallenkennis

1 De kinderen kunnen de begrippen ‘is evenveel’, ‘is niet evenveel’, ‘meer dan’ en ‘minder dan’ correct gebruiken.

2 De kinderen kunnen een hoeveelheid tot 5 koppelen aan het bijhorende getalbeeld.

3 De kinderen kunnen getalbeelden tot 5 tekenen.

4 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 vergelijken, sorteren en ordenen naar aantal.

Bewerkingen - Hoofdrekenen

5 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 gelijk maken door ofwel bij te doen ofwel weg te doen (maximaal 2 verschil).

6 De kinderen kunnen de begrippen ‘één/twee bijdoen’, ‘één/twee wegdoen’, ‘vermeerderen’, ‘verminderen’, ‘samenstellen’, ‘is evenveel’, ‘is niet evenveel’, ‘meer dan’ en ‘minder dan’ correct gebruiken.

Meetkunde

7 De kinderen kunnen ordeningspatronen met maximum drie verschillende elementen nabootsen en vergelijken.

8 De kinderen kunnen een patroon vervolledigen met maximaal drie verschillende vormen en kleuren.

9 De kinderen kunnen de begrippen ‘boven’, ‘naast’, ‘middelste’, ‘eerste’, ‘tussen’ en ‘in’ correct gebruiken.

10 De kinderen kunnen de positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar verkennen, bepalen en verwoorden.

11 De kinderen kunnen de zin van beweging verwoorden door gebruik te maken van de begrippen ‘vooruit’ en ‘naar links’.

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas ( adaptief met Kai) en/of kopieerblad 14A en B (getallenkennis), 14C (bewerkingen - hoofdrekenen) en 14D (meetkunde) (spoor 1), 15A en B (getallenkennis), 15C (bewerkingen - hoofdrekenen) en 15D (meetkunde) (spoor 2) of 16A en B (getallenkennis), 16C (bewerkingen - hoofdrekenen) en 16D (meetkunde) (spoor 3)

- correctiesleutels kopieerblad 14-16

- Bij de kopieerbladen van spoor 1 en 2 is er een verwijzing naar de bijhorende instructievideo’s. De leerlingen kunnen de instructievideo’s bekijken ter ondersteuning.

- Bij alle kopieerbladen is er een verwijzing naar de Sloep. Leerlingen kunnen de Sloep gebruiken ter ondersteuning.

- individuele schatkisten

LEERLIJN Deze les is een herhalingsles.

Kaap 1 113
1 1 HERHALING

VOOR DE LES

Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Zorg ervoor dat elke leerling op een digitaal medium kan oefenen.

Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: Kopieer voor elke leerling de kopieerbladen van het juiste spoor

Bepaal of het noodzakelijk is om voor de spoor 1-leerlingen nog een moment van verlengde instructie te voorzien. Voorzie de individuele schatkist om concreet te werken indien nodig.

Voorzie voldoende correctiesleutels zodat de leerlingen hun werk zelf kunnen controleren.

LESVERLOOP

Deze les is een herhalingsles. Laat de leerlingen onmiddellijk aan het werk gaan. Het is de bedoeling dat ze veel oefenen. Verzamel eventueel de spoor 1-leerlingen aan de zorgtafel voor een moment van verlengde instructie en een begeleide herhaling. Laat hen indien nodig de individuele schatkist gebruiken.

Inoefenfase

Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: Bespreek kort de verschillende oefeningen en laat spoor 3-leerlingen zelfstandig aan het werk gaan. Spoor 1-leerlingen neem je apart om te begeleiden tijdens het oplossen van de oefeningen.

Geef eerst het tekendictee (oefening 4 van meetkunde). Daarna kunnen de leerlingen zelfstandig aan het werk.

Opdrachten:

1. Teken boven de kadet een wolk.

2. Teken naast de wolk een zon.

3. Kleur de middelste schelp geel.

4. Kleur de eerste kreeft zwart.

5. Kleur de meeuw die naar links vliegt grijs.

6. Zet een kruisje tussen de kadet en zijn emmer.

7. Teken ver van de kadet een zandkasteel.

8. Teken een zeester in het zandkasteel.

Spreek vooraf een werktijd af en laat deze zien op de timer. Stimuleer de leerlingen zo om hun tijd te plannen.

Als de leerlingen klaar zijn, dan mogen ze hun oefeningen corrigeren aan de hand van de correctiesleutels.

Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Geef aan hoelang de leerlingen op hun digitaal medium kunnen oefenen. Visualiseer indien mogelijk de tijd.

Zelfevaluatie

Voor leerlingen die de herhalingsles op papier maken: In de herhalingslessen staat er bij ieder kopieerblad een kaart met een bestemming op. Deze kaart is bedoeld als zelfevaluatiemoment. Het dient om even stil te staan bij de vragen: ‘Ging het goed?’, ‘Ken ik het?’, ‘Ben ik klaar voor de toets die volgt?’. De leerling overloopt de oefeningen van het kopieerblad (en dus het domein) en schat voor zichzelf in hoe goed de oefeningen lukten.

- Een kruisje dicht bij/op de bestemming: ‘Ik kan deze oefeningen vlot, ik ben klaar voor de toets!’

- Een kruisje halverwege de weg naar de bestemming, in het water: ‘Ik heb nog wat moeite, ik moet mij nog wat voorbereiden op de toets.’

- Een kruisje op het begin van de weg naar de bestemming, op het eerste eiland: ‘Ik heb nog moeite met dit domein en oefen nog verder in.’

114
1 Instap 2 Kern 3 Afsluiter TIP

Voer dit zelfevaluatiemoment begeleid uit. Laat de leerling bewust de afweging maken waar ze denken te staan. Je kunt hun zelfevaluatie in een andere kleur bevestigen of aanpassen eens je de oefeningen verbeterd hebt.

Voor leerlingen die de herhalingsles digitaal maken: Ook digitaal kan een leerling voor zichzelf inschatten hoe goed de oefeningen binnen een domein lukten.

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS VOOR LEERLINGEN DIE DE HERHALINGSLES OP PAPIER MAKEN

Geef spoor 1-leerlingen meer tijd voor het oplossen van de oefeningen, indien nodig. Getallenkennis

Oefening 1 tot 3 Laat de leerlingen indien nodig op elke figuur voor de lijn een jeton uit de schatkist leggen. Laat ze daarna dezelfde jetons op een van de voorstellingen aan de rechterkant van de lijn leggen. (Als de jetons te groot zijn, kan er ook een klein blokje op de figuren gelegd worden.)

Oefening 5 Laat de leerlingen kijken naar de getalbeelden die bij de oefening staan.

Oefening 6 Laat de leerlingen kijken naar de getalbeelden die bij oefening 5 staan. Bewerkingen - Hoofdrekenen

Oefening 8 tot 9 Laat indien nodig de leerlingen op elke figuur voor de lijn een jeton uit de schatkist leggen. Laat ze daarna dezelfde jetons op een van de voorstellingen aan de rechterkant van de lijn leggen.

Oefening 10 Laat de leerlingen eerst een ijsje doorstrepen en daarna het juiste aantal ijsjes tekenen.

Oefening 11 Laat indien nodig de leerlingen op elke figuur voor de lijn een jeton uit de schatkist leggen. Laat ze één jeton wegnemen voor ze de jetons naar de rechterkant van de lijn brengen.

Meetkunde

Oefening 14 Vertel dat wat de leerlingen in de hokjes binnen het grijze kader tekenen (de eenheid van patroon) steeds herhaald moet worden.

Oefening 15 Geef de leerlingen de geheugensteun met de gekleurde bollen (linksrechts) om zich te oriënteren. (indien nodig)

Wijs hen op de leesrichting bij de schelpen. Teken indien nodig een startstreep.

Getallenkennis

Oefening 4 tot 6 Laat de leerlingen bij het kleuren en tekenen eventueel spieken naar de getalbeelden die in de klas ophangen.

Bewerkingen - Hoofdrekenen

Oefening 8 Vertel duidelijk dat er soms meer dan één antwoord moet aangekruist worden.

Meetkunde

Oefening 13 Vertel dat de leerlingen moeten doortekenen tot het touw helemaal vol is, dus ook de vorm van de vlaggen.

Oefening 15 De starttekeningen zijn niet gelijk aan die van spoor 1 en 3.

115

Laat spoor 3-leerlingen dadelijk zelfstandig aan het werk gaan. Laat hen doordacht en planmatig werken:

- WAT? Wat moet ik doen? Ik lees de opdracht goed en analyseer.

- HOE? Hoe ga ik dit doen? Ik maak vooraf een plan van hoe ik het zal oplossen.

- IK DOE. Doorloop alle stappen en voer de opdracht uit.

- IK CONTROLEER. Voer de stappen van de controle uit.

Getallenkennis

Oefening 1 tot 7 Daag de leerlingen uit om zelf na te denken wat ze moeten doen aan de hand van de picto’s en de woorden minder, meer en evenveel.

Meetkunde

Oefening 13 De leerlingen moeten de lijn helemaal invullen en ook op de vorm van de vlaggen letten.

Oefening 15 De kreeften stappen naar rechts. De leerlingen zullen dus van rechts naar links moeten tellen om de positie van de kreeften te bepalen.

116

dKadeKa e de

2 x LES 25 EN 26

LESDOELEN Getallenkennis

1 De kinderen kunnen synchroon en resultatief tellen tot 5.

2 De kinderen kunnen begrippen als ‘meer (dan)’, ‘minder (dan)’, ‘evenveel’ en ‘gelijk’ concreet gebruiken.

3 De kinderen kunnen een hoeveelheid tot 5 koppelen aan het bijhorende getalbeeld.

4 De kinderen kunnen getalbeelden tot 5 leggen, tekenen en stempelen.

5 De kinderen kunnen de begrippen ‘voor’, ‘na’, ‘laatste’, ‘middelste’, ‘op één na laatste’, ‘voorlaatste’, ‘juist voor’, ‘juist na’ en de rangtelwoorden ‘eerste’, ‘tweede’, ‘derde’, ‘vierde’ en ‘vijfde’ correct gebruiken.

6 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 vergelijken, sorteren en ordenen naar aantal.

7 De kinderen kunnen de cijfers van 0 tot 5 koppelen aan de bijhorende hoeveelheden en het getalbeeld.

Bewerkingen - Hoofdrekenen

8 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 vergelijken en gebruikmaken van de woorden ‘evenveel’, ‘meer dan’ en ‘minder dan’.

9 De kinderen kunnen hoeveelheden tot 5 gelijk maken door ofwel bij te doen ofwel weg te doen. (maximum 2 verschil)

10 De kinderen kunnen getalbeelden tot 5 leggen, tekenen en stempelen.

Meetkunde

11 De kinderen kunnen een patroon vervolledigen, waarbij in een rij twee, drie of vier verschillende vormen, kleuren of geluiden voorkomen.

12 De kinderen kunnen een patroon ontwerpen, waarbij in een rij twee, drie of vier verschillende vormen, kleuren of geluiden voorkomen.

13 De kinderen kunnen de positie van voorwerpen bepalen door gebruik te maken van de begrippen ‘links’, ‘rechts’, ‘ver’, ‘dichterbij’, ‘onder’, ‘boven’ en ‘naast’.

14 De kinderen kunnen hun eigen positie en de positie van anderen verwoorden door gebruik te maken van de begrippen ‘boven’, ‘onder’, ‘naast’, ‘voor’, ‘achter’, ‘tussen’, ‘in het midden van’, ‘tegenover’, ‘in’, ‘op’, ‘ver weg’, ‘dichtbij’, ‘rechts’ en ‘links’.

15 De kinderen kunnen de zin van beweging verwoorden door gebruik te maken van de begrippen ‘vooruit’, ‘achteruit’, ‘omlaag’, ‘omhoog’, ‘door’, ‘verder af’, ‘schuin’, ‘recht’, ‘van mij weg’, ‘naar mij toe’, ‘in de richting van’ …

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas: Toets Kaap 1 les 25 en 26

- kopieerblad 17

Let op: oefening 15, 16, 17, 18 en 19 kunnen de leerlingen niet digitaal maken. Druk hiervoor het aparte kopieerblad 17D en 17E af als je verder volledig digitaal werkt.

- scorelijst Kaap 1 les 25 en 26

- individuele schatkisten

- stoel en bal

Kaap 1 117
1
1
EVALUATIE
118 Getallenkennis Oefening Nummer van lesdoel Verwijzing naar de bijhorende lessen Puntenverdeling 1 Resultatief tellen tot 5 1 Kaap 1 les 4 -1 per fout 2 Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) 2 Kaap 1 les 5 Kaap 1 les 6 Kaap 1 les 7 -1 per fout 3 Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) 2 Kaap 1 les 6 Kaap 1 les 7 -0,5 per fout 4 Handelend hoeveelheden tot 5 vergelijken en sorteren (meer, minder, evenveel) 2 Kaap 1 les 6 Kaap 1 les 7 -0,5 per fout 5 Getalbeeld koppelen aan een hoeveelheid tot 5 3 Kaap 1 les 18 Kaap 1 les 19 -1 per fout 6 Getalbeelden tot 5 tekenen 4 Kaap 1 les 18 Kaap 1 les 19 -1 per fout 7 Rangorde tot 5 5 Kaap 1 les 17 -1 per fout 8 Hoeveelheden tot 5 vergelijken, sorteren en ordenen naar aantal 6 Kaap 1 les 7 Kaap 1 les 18 Kaap 1 les 19 -1 per fout 9 Getallen tot 5 herkennen en koppelen aan hoeveelheden en getalbeelden 7 Kaap 1 les 20 -1 per fout Bewerkingen - Hoofdrekenen Oefening Nummer van lesdoel Verwijzing naar de bijhorende lessen Puntenverdeling 10 Handelen met hoeveelheden tot 5 8 Kaap 1 les 9 Kaap 1 les 10 -0,5 per fout 11 Handelen met hoeveelheden tot 5 8 Kaap 1 les 21 Kaap 1 les 22 -0,5 per fout 12 Handelen met hoeveelheden tot 5 8 Kaap 1 les 21 Kaap 1 les 22 -1 per fout 13 Hoeveelheden tot 5 gelijk maken 9 Kaap 1 les 11 Kaap 1 les 12 -1 per fout 14 Hoeveelheden tot 5 gelijk maken 10 Kaap 1 les 11 Kaap 1 les 12 -1 per fout

Puntenverdeling

Verwijzing naar de bijhorende lessen

Nummer van lesdoel

-1 per fout

juist of fout

-1 per fout

-1 per fout

-1 per fout

Kaap 1 les 8 Kaap 1 les 23

Kaap 1 les 8 Kaap 1 les 23

Kaap 1 les 15

Kaap 1 les 14

Kaap 1 les 16

Oefening

15

16

17

18

19

Meetkunde

15 Herhalende patronen

16 Herhalende patronen

17 Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling voorwerp

18 Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling ten opzichte van zichzelf

19 Ruimtelijke oriëntatie: positiebepaling: richting van beweging

Geef een automatisch gedifferentieerde taak voor die lesdoelen waarop de leerlingen minder goed scoren.

TIP

119

LESVERLOOP

Vertel de leerlingen dat ze tijdens deze les een toets gaan maken.

Voor leerlingen die de evaluatieles op papier maken: Deel de toetsbladen uit en vraag hen om onmiddellijk hun naam en de datum op de bladen te noteren. Begeleid de toets klassikaal.

Lees de opdracht voor, bied de leerlingen de kans om onduidelijkheden te melden en vragen te stellen en laat de opdracht oplossen. Geef, waar het kan, ook didactische tips mee.

Voor leerlingen die de evaluatieles digitaal maken: Begeleid de toets klassikaal door de oefeningen digitaal te openen en te projecteren. Lees de opdracht voor en bied de leerlingen de kans om onduidelijkheden te melden en vragen te stellen. Geef, waar het kan, ook didactische tips mee.

Algemene tips

Geef de leerlingen enkele algemene tips mee.

- Duid alle opdrachten met een markeerstift aan.

- Lees de opgave grondig voordat je start met invullen/oplossen.

- Blijf rustig als je het antwoord niet onmiddellijk weet.

- Werk niet te snel.

- Overkijk je toets goed als je klaar bent: heb je alles ingevuld, kunnen alle oplossingen?

120

Getallenkennis

Oefening Didactische tips

1 Herhaal de opdracht indien nodig.

2 Leg de nadruk op ‘evenveel’. Zeg dat ze maar één kruisje moeten zetten.

3 en 4 Leg de nadruk op ‘meer’ of ‘minder’. Zeg dat er meer dan één kruisje mogelijk is.

5, 6 en 8 Geef eventueel als tip dat ze moeten denken aan: stip-streep-haak-koek.

7 Zeg dat ze pas mogen kleuren als je de opdracht gegeven hebt.

9 Toon de definitie op de onthoudkaart indien ze niet weten hoe eraan te beginnen. Noteer dit voor de ouders op de toets.

Bewerkingen - Hoofdrekenen

Oefening Didactische tips

10 en 11 Laat het getalbeeld uit de schatkist erbij nemen om goed te kunnen vergelijken. Noteer wel het hulpmiddel bij de quotatie. Herhaal dat het kan zijn dat ze één of meer kruisjes moeten plaatsen.

13 en 14 Maak de leerlingen duidelijk dat ze mogen kiezen: doorstrepen of bijtekenen.

Meetkunde

Oefening

Didactische tips

15 Laat de leerlingen de eenheid van het patroon in een hokje plaatsen.

16 Daag de leerlingen per spoor uit om het makkelijker of moeilijker te maken. Zeg dat ze vormen en kleuren mogen combineren.

17 Behandel vraag per vraag. Ga na of iedereen klaar is vooraleer de volgende oefening aan bod komt. Deel de oefening eventueel ook op.

Bijvoorbeeld: Neem je groene potlood …

18 en 19 Geef de leerlingen de opdrachten klassikaal, per twee of per drie leerlingen, terwijl de anderen de toets maken. Doe dit eventueel in de gang, zodat de rest niet gestoord wordt. Neem een stoel en een bal (oefening 5) mee.

DOE-OPDRACHTEN EN LUISTEROPDRACHTEN

Getallenkennis

Oefening

1 Kleur 2 aardbeien en 3 citroenen.

7 - Kleur de tweede banaan geel.

- Zet een kruisje onder de voorlaatste banaan.

- Omcirkel de middelste banaan.

Meetkunde

Oefening

17 - Kleur de stoel van het kind links vooraan in het groen.

- Kleur de jongen in het midden achteraan in het rood.

- Zie je de wereldbol op de kast? Teken een gele ster op de bol.

- Teken een zwarte bol boven het bord.

- Teken een appel onder een stoel in de klas.

- Omcirkel het middelste boek op de bovenste plank in de boekenkast.

18 en 19 - Ga ver van de stoel staan.

- Sta achter de stoel op je linkerbeen.

- Omschrijf je positie.

- Stap achteruit weg van de stoel.

- Rol de bal richting de leerling en laat de beweging van de bal verwoorden.

121
DIDACTISCHE TIPS

Getallenkennis

Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring

1 De leerlingen tellen fout. Oefen het synchroon tellen nog eens.

2 De leerlingen zetten overal een kruisje. Leg de opdracht uit, toon hoe ze eraan kunnen beginnen en steeds terug kunnen vergelijken met de eerste figuur.

De leerlingen zetten zomaar een kruisje.

‘Evenveel’ is niet goed gekend. Herhaal het begrip en laat hen handelen. Leg er evenveel, leg samen met mij mee.

3 De leerlingen zetten overal een kruisje. Leg de opdracht uit, toon hoe ze eraan kunnen beginnen en steeds terug kunnen vergelijken met de eerste figuur.

De leerlingen zetten zomaar een kruisje.

4 De leerlingen zetten een kruisje in het eerste hokje.

De leerlingen zetten zomaar een kruisje.

‘Meer/minder’ is niet goed gekend. Geef de begrippen inhoud. Meer is veel, meer krijgen.

Leg de opdracht uit. Toon met wat ze moeten vergelijken. Leg ‘vergelijken’ uit.

De leerlingen kennen het verschil tussen ‘meer’ en ‘minder’ niet goed. Geef de begrippen inhoud. Minder is niet zoveel, minder krijgen.

5 De leerlingen tellen fout. Oefen het synchroon tellen nog eens. De leerlingen tekenen de foute hoeveelheid en blijven in het rijtje doortellen.

6 De leerlingen willen het cijfer schrijven in plaats van het getalbeeld.

Herhaal het synchroon tellen en ondersteun met ‘evenveel =’.

Leer goed wat een cijfer is en wat een getalbeeld is.

De leerlingen tellen fout. Oefen het synchroon tellen nog eens. De leerlingen kennen de cijfers nog niet goed.

De leerlingen kopiëren de tekening en tekenen het getalbeeld nog niet helemaal juist.

De leerlingen tekenen de foute hoeveelheid en blijven in het rijtje doortellen.

7 De leerlingen maken fouten tegen de begrippen.

De leerlingen voeren de opdracht fout uit, bijvoorbeeld ze omcirkelen niet of plaatsen geen kruisje, maar doen iets anders.

8 De leerlingen tekenen in het eerste vak ook een stip en beginnen te tellen vanaf 1.

Bespreek dat het om getalbeelden gaat en ze het groepje moeten tekenen.

Herhaal de opbouw van de getalbeelden en gebruik stip-streep-haak-koek.

Herhaal het synchroon tellen en ondersteun met ‘evenveel =’.

Herhaal de begrippen met echte voorbeelden in de klas, laat handelen en verwoorden.

Het doel is om de begrippen ten opzichte van rangorde goed te kennen, op zich is dat dus niet zo erg. Het doel is bereikt. Heb extra aandacht bij gelijkaardige oefeningen en laat verwoorden wat omcirkelen is.

Een leeg vak nodigt uit tot tekenen. Leer hen tellen vanaf 0. Je kunt het vak arceren of een duidelijk beeld geven dat het ‘leeg’ is.

122 FOUTENANALYSE

Bewerkingen - Hoofdrekenen

Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring

10 De leerlingen kruisen alle vakken aan waar er meer zijn.

12 De leerlingen tekenen 1. Ze horen alleen het getal.

13 Deel 1: De leerlingen tekenen bij in plaats van te doorstrepen. Deel 2: De leerlingen doorstrepen in plaats van bij te tekenen.

14 De leerlingen doorstrepen of tekenen bij en toch zijn beide hokjes niet gelijk.

Leg er de nadruk op dat er maar 1 meer mag zijn. Dus evenveel met 1 erbij.

‘2 meer’: leg uit dat je eerst 1 tekent en dan 2 meer, 2 erbij.

‘2 minder’: leg uit dat je eerst 3 tekent en dan 2 minder, 2 schrapt/weggomt.

De leerlingen zijn te haastig begonnen zonder aandachtig te luisteren naar de opdracht.

Hier moet je nog even oefenen op het begrip ‘evenveel’. Je mag er niet meer of minder hebben. Het moet gelijk = zijn.

Meetkunde

Oefening Veel voorkomende fouten Remediëring

15 De leerlingen tekenen de hele rij na. Ze snappen het principe van patronen niet. Leg er dan de nadruk op dat ze enkel wat voortdurend terugkeert, in een hokje moeten plaatsen.

16 De leerlingen tekenen zomaar allerlei figuren door elkaar.

Ze snappen het principe van patronen niet. Leg hen uit dat een patroon iets is wat voortdurend herhaald wordt.

17 De leerlingen verwarren de begrippen. Speel dit eens in de ruimte. Laat de leerlingen dit uitvoeren/beleven.

18 De leerlingen begrijpen de opgave niet. Leg de nadruk duidelijk op het begrip dat aan bod komt. Deel de opgave eventueel op: Sta achter de stoel. Pas daarna: Sta op je linkerbeen.

19 De leerlingen kunnen de beweging zelf niet verwoorden.

Geef keuzemogelijkheden waaruit de leerlingen kunnen kiezen. Herhaal de begrippen aan de hand van Sloep 1.

123
124

LESDOELEN

METEN EN METEND REKENEN

LES 27 Tijd ervaren

dKadeKa e de

1 De kinderen voelen aan dat sommige activiteiten lang lijken te duren en andere kort.

2 De kinderen kunnen bij bepaalde activiteiten verwoorden welke het kortst en welke het langst duurt.

3 De kinderen kunnen bij het vergelijken en meten van de tijd, de begrippen ‘duurt lang’, ‘niet zo lang’, ‘langer’, ‘langst’, ‘kort’, ‘korter’ en ‘kortst’ correct gebruiken.

LESMATERIALEN - concordantie

- Kabas

- per twee een zandloper van 1 minuut

- (digitale) zandloper

LEERLIJN Wat ging vooraf?

In de kleuterklas zijn de leerlingen zeker ook met tijdsbeleving en tijd bezig geweest.

Wat volgt?

K1 L28 Tijdsduur rekenen met dagen

Kaap 1 125
1 1

BEWEGING

Je kunt in een les muzische of wereldoriëntatie techniek samen een zandloper maken met bijvoorbeeld twee petflessen.

LESVERLOOP

Weet je nog?

Haal een leuke herinnering op uit de eerste weken van het schooljaar. Pols bij de leerlingen of ze vonden dat de tijd toen snel vooruitging of net niet. Laat hen vervolgens vertellen over iets wat zij saai vonden in de thuis- of schoolcontext. Pols opnieuw naar hun ervaringen op vlak van tijd: Ging de tijd dan snel voorbij? Of had je het gevoel dat de tijd heel traag ging?

Ook de kadet vindt dat de tijd op het schip soms snel vooruitgaat en soms traag. Tijdens het weekend, wanneer hij kan vissen en een ijsje kan eten, gaat de tijd snel. Wanneer hij het dek van het schip moet schrobben, gaat de tijd traag.

Verwoord het lesdoel: Tijdens deze les onderzoeken we wanneer de tijd snel of traag vooruitgaat. We proberen ook uit wat je binnen een bepaalde tijd kan doen.

2.1 Instructiefase

2.1.1 De tijd vliegt of kruipt voorbij

- Laat de leerlingen één minuut in elkaars ogen kijken. Zet de zandloper duidelijk zichtbaar.

- Laat de leerlingen nu enkele opdrachten na elkaar uitvoeren, dit gedurende 1 minuut. Zet de zandloper opnieuw duidelijk zichtbaar.

Spring tien keer in de lucht.

Trek een gekke bek naar jouw buur.

Spring op één been rond jouw bank. Stap als een eend rond jouw bank. Doe een aap na.

Vraag welke activiteit volgens hen langer geduurd heeft: in elkaars ogen kijken of de verschillende opdrachten. Vertel daarna dat alle opdrachten even lang hebben geduurd. Lok verschillende reacties uit, laat de leerlingen eventueel discussiëren.

Stel hierbij enkele vragen:

- Wat vond je het leukst?

- Wat vond je het moeilijkst?

- Waarom kan je bijna niet geloven dat beide opdrachten even lang duurden?

Kom tot de conclusie:

Als iets saai is, dan lijkt het dat de tijd niet vooruitgaat. Als iets leuk is, dan lijkt het dat de tijd sneller vooruitgaat. Een alerte leerling zal opmerken dat de zandloper twee keer even lang doorgelopen is.

leergesprek

2.1.2 Filosoferen over de tijd

Soms zeggen mensen dat de tijd voorbijvliegt, bijvoorbeeld ‘mijn vakantie is voorbijgevlogen’.

Wanneer is dat?

Wat bedoelt men hiermee?

Soms zeggen de mensen dat de tijd voorbijkruipt. Wanneer is dat?

Wat bedoelt men hiermee?

126
VOOR DE LES
1 Instap onderwijsleergesprek 2
Kern proefjes

demonstreren

Ken jij dat gevoel dat de tijd soms voorbijvliegt? Of dat de tijd voor jou voorbijkruipt?

Kun je de tijd stil zetten? Kun je de tijd sneller of trager laten gaan? Indien je dit kan, wanneer zou je dit doen?

Laat de leerlingen vertellen.

2.1.3 Wat duurt het langst? Werk met één grote klassikale digitale zandloper. Geef opdrachten aan leerlingen. Duid steeds aan tot waar het onderste deel van de zandloper gevuld is, wanneer de opdracht afgelopen is.

Opdrachten:

- Spring op één been rond de klas. Zet een rood streepje op de zandloper tot waar de onderkant is gevuld.

- Kruip op je knieën onder elke bank van de klas. Zet een blauw streepje op de zandloper.

- Stap 20 keer op en van je stoel. Zet een groen streepje op de zandloper.

Kijk waar de streepjes staan. Welke opdracht duurde het langst? Geef aan dat hoe voller de onderkant van de zandloper is, hoe langer de activiteit heeft geduurd.

2.1.4 Wat kan ik doen in de tijd dat de zandloper leeg loopt?

De leerlingen verzinnen dingen die ze zouden kunnen doen in de tijd dat de zandloper leegloopt. Eventueel kun je enkele zaken aangeven als voorbeeld:

- een lied zingen;

naar het toilet gaan en terugkeren;

- aan elke leerling een schrift geven;

Laat de leerlingen ook zelf zaken verzinnen. Check samen met de leerlingen.

Kom ook tot de conclusie: Hoe langer de tijd van de activiteit duurt, hoe korter de tijd is om de zandloper te laten leeglopen. De tijd waarin de zandloper leegloopt, is altijd even lang.

Bij spoor 3 kun je zeker al eens het begrip ‘1 minuut’ laten vallen (= de tijd van een kleine zandloper) of de zandloper laten timen met een stopwatch.

Je kunt de zandlopers ook integreren tijdens activiteiten die ze leuk en minder leuk vinden in andere lesmomenten, zodat ze tijd ook buiten de wiskundeles leren ervaren.

3.1 Wanneer is de zandloper leeg?

We hebben nu enkele spelletjes gedaan met een (kleine) zandloper. We kijken nog eens naar de zandloper hoelang het duurt tot hij helemaal doorgelopen is.

We spelen in duo’s. Elk duo heeft een zandloper. Een leerling wordt geblinddoekt. De andere leerling draait de zandloper om wanneer leerling 1 ‘ja’ zegt. Wanneer leerling 2 denkt dat de zandloper helemaal is doorgelopen, dan zegt hij/zij terug ‘ja’. We kijken of dit ongeveer klopt. De leerlingen wisselen om.

3.2 Verankering

Veranker het lesdoel en koppel terug naar de doelstellingen uit de instap: Wat hebben we vandaag geleerd? Laat de leerlingen kort verwoorden.

127
-
-
BEWEGING
3 Afsluiter partnerwerk

DIFFERENTIATIE EN ORTHODIDACTISCHE TIPS

Maak eventueel gebruik van volgend differentiatiemateriaal:

- Meer oefenaanbod op de gamehoek van Kaap 1!

- Knal: Getalbegrip tot 5 en tot 10

- Krak: Kijk! (3e kleuter - 1e leerjaar)

Warm en koud (1e leerjaar)

Ga je mee? (1e leerjaar)

Naar de kermis (1e - 2e leerjaar)

Ik+jij=wij (1e - 2e leerjaar)

128

LESDOELEN

TOEPASSINGEN

4 x LES 51-54 Outro

1 De kinderen kunnen hoeveelheden tellen tot 5.

2 De kinderen herkennen de getalbeelden tot 5.

3 De kinderen kunnen de positie van voorwerpen ten opzichte van elkaar bepalen.

4 De kinderen kunnen een rangorde tot 5 aangeven.

5 De kinderen kunnen gebruik maken van de begrippen ‘voor’, ‘na’, ‘eerste’, ‘laatste’, ‘voorlaatste’, ‘op een na laatste’, ‘eerste’, ‘tweede’ …

LESMATERIALEN

- concordantie

- Kabas en/of werkboek Kaap 1 p. 40

- kopieerblad 1 outro: opdrachtkaarten boot maken

- bijlage 1 outro: drijven

- bijlage 2 outro: zinken

- lied: Wij zijn kadetten van de zee

- doorzichtige waterbak of aquarium

- doos met spullen om te checken wat drijft, zinkt of zweeft: kurk, steen, papieren gevouwen bootje, muntstuk, bol klei, stukje hout, kaars, stuk zeep, stuk fruit, stuk metaal, potlood …

- vijf flessen met een getal op van 1 tot 5

- vijf dozen met een getalbeeld op van 1 tot 5

- knutselen boot: per leerling drie kurken, stuk rechthoekig papier, tandenstoker, papier voor vlag, stevige lijm, twee elastieken en stiften

- watertafel

- ventilator

- blokken: toren van 1 blok, 2 blokken …, 5 blokken

- verf en kleurpotloden

- scharen

LEERLIJN Deze les is een outroles.

Kaap 1 227 dKade
1 1
Ka e de

VOOR DE LES

Zet de watertafel klaar om de boten in te laten varen. Breng een ventilator mee. Plaats vijf flessen met een boodschap in de watertafel. Verknip de kaarten van kopieerblad 1 outro en stop elke kaart opgerold in een fles. (zie 2.2) Zorg ervoor dat de leerlingen de kaarten makkelijk uit de flessen kunnen nemen.

Zorg dat er vijf dozen klaarstaan met materiaal: op elke doos staat een getalbeeld van 1 tot 5. Zorg dat er stiften, scharen en lijm klaarstaan.

Zet een doos met spullen klaar om te checken wat drijft, zinkt, zweeft en een waterbak.

LESVERLOOP

Bootje van papier

Wauw, wat zijn wij allemaal stoere, echte kadetten geworden. We hebben al een hoed (optioneel), we hebben al een kreet en een beweging. Zullen we die nog eens herhalen? Dat zal ons energie geven om nu lekker te gaan varen!

Zijn we er klaar voor? Kom, we vertrekken naar onze boot. Oeps, hebben wij al een boot? Oh neen of toch?

Laat de leerlingen hun gevouwen bootje erbij nemen en vooraan komen in de klas. Laat vijf van hen het bootje in de bak water zetten. Laat het aantal bootjes in de bak tellen. Stel dan enkele vragen:

- Zullen de bootjes drijven of zinken?

- Waarom wel of waarom niet?

Kom tot de conclusie dat papier, eens het nat is, begint te zinken en dat we dus op zoek moeten gaan naar een andere boot.

2.1 Drijven of zinken

Wij zullen een zeilboot maken. Maar welk materiaal zullen we daarvoor gebruiken? We moeten zeker zijn dat onze boot niet naar de bodem zinkt. Ik denk dat we best even uittesten welk materiaal we kunnen gebruiken.

De onderstaande testen in verband met drijven en zinken kun je ook in groepswerk laten doorgaan. Dan zijn de leerlingen nog meer betrokken. Maar dan moet je meer materiaal voorzien.

Neem een doorzichtige waterbak of aquarium en vul die met water tot ongeveer het midden. Neem de doos met de verschillende materialen. Leg bijlage 1 en 2 outro op de bank. Neem een voorwerp en laat de leerlingen voorspellen wat er zal gebeuren als het voorwerp in het water wordt gelegd. Kies bijvoorbeeld iets waarvan ze het niet onmiddellijk zullen weten, bijvoorbeeld een stuk fruit. Kom tot de woorden drijven en zinken en laat ze uitleggen.

Ga daarna klassikaal aan de slag of werk in groepen. Laat de leerlingen voorspellen en testen. Telkens wanneer een bepaald voorwerp getest werd, leggen de leerlingen dit voorwerp bij de juiste afbeelding en verwoorden ze:

- XXX drijft, want het blijft mooi op het wateroppervlak.

- YYY zinkt, want het ligt op de bodem van het aquarium.

Bespreek daarna de resultaten, wat drijft en wat zinkt en kom tot de conclusie dat het materiaal er niet altijd toe doet, maar dat ook de vorm belangrijk is. Bijvoorbeeld: geplooid ijzer van een boot versus een muntstuk. Vertel dat het nu aan hen is om een boot te maken.

Wanneer we nu alles goed bekijken, wat kunnen wij dan gebruiken opdat onze boot goed zou drijven?

De leerlingen zullen zeker hout als grondstof voorstellen. Geef aan dat dit zeker zou kunnen, maar dan hebben we dagen nodig om er een mooie boot van te maken.

228
-
1 Instap onderwijsleergesprek 2 Kern onderzoekend leren groepswerk leergesprek TIP

spelvorm

2.2 Boot maken

Om een boot te maken zullen we natuurlijk geen hout of metaal gebruiken zoals bij echte schepen, maar wij zullen dit doen met knutselmateriaal. En achteraf zullen we onze boot moeten kunnen laten varen. Kijk, ik zie al een watertafel staan.

Neem het deksel van de watertafel. In het water liggen vijf flessen met een boodschap in. Op de flessen staat duidelijk een getal van 1 tot 5.

Laat de leerlingen vertellen wat ze zien.

Zouden we de flessen door elkaar mogen nemen, denken jullie? (Neen, we zullen de volgorde moeten volgen.) Gelukkig kunnen we al de getallen lezen. Welke fles nemen we eerst?

In elke fles zit een opdrachtkaart (kopieerblad 1 outro) die verwijst naar een doos met een getalbeeld op. Lees elke opdracht luidop voor en laat de leerlingen de materialen uit de doos met het juiste getalbeeld nemen.

- Fles 1: neem 3 kurken uit de doos met getalbeeld 3.

- Fles 2: neem 2 tandenstokers uit de doos met getalbeeld 2.

- Fles 3: neem 2 elastieken uit de doos met getalbeeld 5.

- Fles 4: neem 1 stuk papier uit de doos met het getalbeeld 1.

- Fles 5: neem nog een stuk papier dat past bij het andere stuk papier en neem ook een schaar. Dit neem je uit de doos met getalbeeld 4 erop.

Als we er nu nog allemaal onze stiften bijnemen, dan hebben we al het materiaal om onze eigen boot te maken.

Laat de leerlingen eerst zelf proberen om hun boot te maken, met bijvoorbeeld richtvragen. Hieronder staan de instructies neergeschreven, indien nodig.

- Leg de kurken naast elkaar, met de lange zijde tegen elkaar.

- Doe lijm tegen de zijkanten van de kurken en druk stevig samen.

- Hang elastieken rond de kurken; zo blijven ze mooi stevig vastzitten.

- Prik de tandenstoker in de middelste kurk, netjes in het midden.

- Versier het stuk papier met patronen.

- Prik onderaan en bovenaan, telkens in het midden een klein gaatje met je tandenstoker.

- Schuif het stukje papier over de tandenstoker.

- Maak een vlag en plak die aan de bovenkant van de tandenstoker.

- Onze boot is klaar!

Geef de leerlingen de tijd om elkaars boot te bewonderen.

Als je de les liever in twee delen geeft (2 x 50 minuten), dan kun je beter hier stoppen met deel 1.

2.3 De botenrace

Nu zijn we echt klaar om te gaan varen.

Maar ... we hebben een probleem. Hoe zullen die boten vooruit geraken? Heeft iemand een idee?

Laat de leerlingen antwoorden verzinnen. Blazen zal zeker een van de opties zijn. Misschien ook wapperen met een krant.

Haal de ventilator erbij.

Zou dat niet makkelijker zijn dan blazen of wapperen? De watertafel is niet groot genoeg om alle boten in één keer te laten varen. We zullen een race houden met telkens vijf boten.

229
zelfstandig werk TIP

3 Afsluiter spelvorm

Plaats de boten om beurten, per vijf, aan de startlijn. Laat de ventilator blazen. Houd goed de positie van de boten in de gaten: de leerlingen kleven achteraf een sticker met het juiste getal op de vlag met hun plaats van aankomst: 1, 2, 3, 4 of 5.

Laat de leerlingen verwoorden: de boot van x is de eerste, de boot van y is de tweede, enzovoort. Gebruik ook de termen op één na laatste en voorlaatste

Telkens wanneer er een race voorbij is, plaats je de boten op hun verdiende podia. (blokkentorens: 1 blok hoog, 2 blokken hoog … 5 blokken hoog). Verwoord: de boot van x is de winnaar, dus deze mag op de hoogste toren komen. Dan de op één na hoogste toren, enzovoort.

Wij zijn kadetten van de zee

Als ik zo alles goed bekijk, dan ben ik meer dan overtuigd dat de kadetten klaar zijn voor nog meer uitdagingen in de volgende Kaap. Zijn we klaar voor onze kadettenkreet en de beweging erbij?

Zing eventueel het refrein van het lied ‘Wij zijn kadetten van de zee’. Het lied kun je vinden op Kabas.

Wij zijn kadetten van klas één

We kunnen varen als geeneen

Wij zijn kadetten, kadetten, kadetten van klas één.

Stap ondertussen samen rond in de klas.

Je kunt het lied ondersteunen met verschillende bewegingen.

230
BEWEGING TIP
231 Kaap a p 1 dKadeKa e Kade 1 1 die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge 9 789048 643936 TOEPASSINGEN LES 51-54 Outro verzamel het materiaal voor je eigen bootje. 40 Kadet_1_Kaap_1_Werkboek.indd 40 12/01/2023 13:02

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.