Kadet 3 - Kaap 1 - Werkboek

Page 1

dKadeKa e de 3

Laten we het schip een opknapbeurt geven! Kies een ruimte uit:

- Wat vind je nog mooi?

- Wat moet een opknapbeurt krijgen?

Maak ook een lijstje met de materialen die jullie nodig denken te hebben. Succes!

1
Naam: Klas: Nummer:
INTRO LES 1

LES 2 Getalbegrip tot 100

Welk getal is het? Vul in.

Welk getal is het? Kleur en vul in.

2
GETALLENKENNIS
dKadeKa e de 3
____ T E ____ T E
5 T 1 E 6 E 7 T Schrijf de getallen
juiste
honderdveld.
op de
plaats op het
-
- Het getal net na 67
. - Het laatste even getal van het honderdveld is 1 2 3 25 14 54 47 36 83 76 0 10 100 96
Zoek het juiste getal en vul aan op het honderdveld.
Het getal net voor 75 is
is

Getallendictee. Schrijf de getallen op de juiste plaats op de getallenas.

Tel met sprongen.

Tel met sprongen. Bekijk het patroon!

Zet de getallen op de juiste plaats op de getallenas. Kleur alle even getallen in het groen.

Noteer ook volgende getallen op de juiste plaats op de getallenas.

- Het grootste even getal van deze getallenas.

- Het kleinste oneven getal tussen 50 en 60.

- Het getal dat bestaat uit 9 E en 6 T.

3 dKadeKa e de 3 1 6-8 36 66 55 24 5 77 54 38 70 52 30 10 67 56 15 57 58
4 5 6 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 . . . . . 30 40 85 80 65 50 75 90 99 85 100 77 92 89 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 . 84 50 60 72 90 80 85 75 80

Kijk

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 3 Optellen en aftrekken tot 100 zonder brug

Los

4
dKadeKa e de 3
+ 25 + 14 = + 12 + 17 = + 16 + 22 = 26 – 15 = 29 – 23 = 33 – 11 =
en los op.
45 + 23 = 28 + 51 = 43 + 12 = 82 + 16 = 37 – 15 = 94 – 23 = 77 – 55 = 58 – 34 = 87 – 12 = 49 – 17 = 22 + 46 = 9 + 70 = 58 + 11 = 63 + 15 = 14 + 31 = 49 – 10 = 75 – 41 = 57 – 6 = 82 – 61 = 55 – 5 = 1 2 32 + 12 + 15 + 21 89 - 21 - 41 - 15 25 - 14 + 42 - 31
op. Maak, indien nodig, tussenstappen in je kladschrift.

4

dKadeKa e de 3

Maak van elke rekenzin een bewerking en los op. het verschil van 63 en 41

Vermeerder 18 met 42.

de som van 31 en 26

Doe 42 bij 53.

Verminder 87 met 14.

31 23 21 57 75 58 52 24 42 24 34 44 21 9 11 55 45 54
Omcirkel de juiste spijker. Maak, indien nodig, tussenstappen op de lijntjes eronder.
3
58 – 37 = 15 + ____ = 49 79 –____ = 68 95 –____ = 50 26 + 31 = 86 – 44 = 2 25 5

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 4 Optellen en aftrekken tot 100 met brug

dKadeKa e de 3

Kijk en los op.

Los de bewerkingen op. Gebruik tussenstappen.

6
+ + +
29 + 7 = 25 + 36 = 38 + 24 = 52 – 6 = 64 – 38 = 78 + 7 = 48 + 38 = 33 + 29 = 31 – 8 = 84 – 46 = 1 2 27 + 9 = 22 – 6 = 34 – 17 = – – = 37 + 14 = + + = 27 – 18 = – – = 25 + 19 = + + =
dKadeKa e de 3 Welke getallen zitten achter de dieren verstopt? Reken uit. Los vervolgens de bewerkingen op. 35 + 48 = 82 72 16 + 75 = 92 81 84 – 39 = 44 45 + 46 = 74 28 34 43 29 95 – = 39 65 56 55 54 Maak van elke rekenzin een bewerking en los op. het verschil van 84 en 68 Doe
de som van 39 en 39 63 26 54 72 3 4 7 3 27
37 bij 49.

METEN EN METEND REKENEN

LES 5 Meetcircuit: schatten en meten met m en cm

dKadeKa e de 3

Schat en meet na.

Ik schat: Ik kies een

meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

1. de lengte van de klas bordlat goed meetlat minder goed

2. de hoogte van de deur bordlat goed meetlat minder goed

3. de lengte van mijn werkboek bordlat goed meetlat minder goed

4. de lengte van de rode lijn onder deze tabel bordlat goed meetlat minder goed

5. de lengte van het bord bordlat goed meetlat minder goed

6. de hoogte van de vuilnisbak bordlat goed meetlat minder goed

7. de lengte van je brooddoos bordlat goed meetlat minder goed

Ik schat: Ik kies een meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

1. de dikte van het boek bordlat goed meetlat minder goed

2. (Kies hier zelf iets om te schatten en te meten.)

bordlat goed meetlat minder goed

Hoe groot ben jij? Schat en meet. Duid je lengte aan op de groeimeter van de klas. Vergeet je naam er niet bij te schrijven.

ik schat: m en cm

ik meet: m en cm

Schrap wat niet past.

Dat is groter / kleiner dan anderhalve meter.

8
1 2

3 4 5

Waar of niet waar? Kruis aan.

1. De lengte van een schip is kleiner dan 1 meter.

2. Een gereedschapskoffer is kleiner dan 1 cm.

3. Mijn duimnagel is ongeveer 1 cm breed

4. De bordlat is precies 1 m lang

5. De leerkracht is groter dan 2 m en 30 cm.

Centimeter of meter ? Kleur wat juist is.

De breedte van mijn huis is 5

Ik kan al 1 ver springen.

De baby is 50 lang

Op mijn blad teken ik een lijn van 9 .

Opa maakt een kippenhok met 7 draad.

9 dKadeKa e de 3 53-54
WAAR NIET WAAR
cm m cm m cm m cm m cm m cm m
zinnen aan
cm of m.
Vul de
met

METEN EN METEND REKENEN

LES 6 Meetcircuit: schatten en meten met decimeter

Schat en meet na.

1. de lengte van strook 1

2. de lengte van strook 2

3. de lengte van strook 3

4. de lengte van het touw

5. de breedte van de deur

6. de lengte van het boek

7. de hoogte van de lessenaar

Ik schat: Ik kies een

meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed meetlat minder goed

bordlat goed

meetlat minder goed

Ik schat: Ik kies een

meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

bordlat goed

1. de lengte van jouw voet

2. (Kies hier zelf iets om te schatten en te meten.)

meetlat minder goed

bordlat goed

meetlat minder goed

10 dKa
3
deKa e de
1 Dit is altijd : 1 m 1 dm 1 cm

Vul in.

1 meter = cm

1 meter = dm

1 decimeter = cm

Lees en vul de zinnen aan. Kies uit: m, dm of cm.

De klas is 9 lang.

Mijn potlood is 1 en 2 lang

Deze grote fles water is 3 hoog.

De bank is halve meter of 5 hoog

Kleur de juiste maateenheid.

11
54
dKadeKa e de 3
2 m 2 dm 2 cm 2 m 2 dm 2 cm 2 m 2 dm 2 cm 7 m 7 dm 7 cm 7 m 7 dm 7 cm 7 m 7 dm 7 cm
2 3 4

Kun jij tot 100 geraken?

sprongen van 2 92

sprongen van 5 80 sprongen van 3 88

12 dKade
3
LES 7 Getalbegrip tot 100 Vul verder aan. 17 1 T 7 E T E 2 T 5 E T E Vergelijk deze getallen. Schrijf > of <. 12 24 100 10 81 92 9 56 41 39 75 74 99 89 100 10 47 88 75 57 Kleur het grootste even getal groen. Kleur het grootste
getal groen.
Ka e de
GETALLENKENNIS
oneven
1 H T E 1 7 H T E 4 9 H T E H T E 2 12 99 30 88 21 59 8 13 3

Kun jij tellen met sprongen?

gele pijl = sprong van 2 / groene pijl = sprong van 5 / oranje pijl = sprong van 10 rode pijl = sprong van 7 / paarse pijl = sprong van 3 / zwarte pijl = sprong van 9

Schrijf de getallen op de juiste plaats in de tabel.

Is het een hoeveelheid, een bewerking of een code?

Kruis het juiste vakje aan.

De school telt 7 klassen

Hasan zit in klas 3B.

In die doos zitten 7 x 2 pakjes met stiften.

hoeveelheid bewerking code

Is het een hoeveelheid, een bewerking of een code? Lees en vul in.

Eva en Nand gaan met de klas naar een museum en naar de dierentuin. 3A gaat in de voormiddag naar het museum en 3B in de namiddag. Op de schoolbus zitten er 52 leerlingen en 3 leerkrachten. 52 + 3 is samen 55 personen op de bus.

Vijf leerlingen zijn hun lunch vergeten. De juf belt het nummer 03/33 44 00 om de directeur om raad te vragen.

Een is in het groen gekleurd.

Een is in het blauw gekleurd.

Een is in het oranje gekleurd.

13 dKadeKa e de 3 4 6-9, 12
1 4
H T E
T 3 E
T 9 E
T 0 E 6 T 1 E H T E 0 T 3 E 1 E 4 T 9 T 0 E 1 H
5
5
1
8

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 8 Optellen en aftrekken tot 100

54 + (49 – 13 ) = 54 + 36 = 90

➔ Wanneererhaakjesstaan,lossenwedezealtijdeerstop!

Los de bewerkingen op. Gebruik tussenstappen.

35 + 18 = 70 – 18 = 81 + 19 =

61 – 33 = 42 + 12 = 99 – 48 =

Ontdek de waarde van elke gekleurde tegel. Vul het rooster volledig in. Noteer, indien nodig, je tussenstappen in je kladschrift.

Los de bewerkingen op. Reken eerst de haakjes uit!

(54 + 6) + 20 =

14
dKadeKa e de 3
12
64 –
– 32) = 72 – (46 – 23) = 24 + (18 + 32) = 90 – (88 – 50 ) = 1 = 35 = 54 70 82 + + + + + = = = + = + = + = 2 = =
+ (40 + 26) =
(56
Haakjes

Los

Bereken het getal dat achter het vierkantje verstopt zit. Los

15 dKadeKa e de 3 5 27
> of
53 + (6 + 31) = (53 + 6 ) + 31 = 53 + (6 + 31) < = > (53 + 6 ) + 31 70 – (35 – 13) = (70 – 35) - 13 = 70 – (35 – 13) < = > (70 – 35) – 13 68 – (24 – 11) = (68 – 24) – 11 = 68 – (24 – 11) < = > (68 – 24) – 11 28 + (22 + 19) = (28 + 22 ) + 19 = 28 + (22 + 19) < = > (28 + 22 ) + 19
de bewerkingen op. Kleur groen wat juist is: <,
= .
daarna de tweede
tot slot groen wat juist
<, > of = . 36 + ( + 16) = 76 (36 + ) + 16 = 36 + ( + 16) < = > (36 + ) + 16 = (72 – ) – 15 = 7 72 – ( – 15) = (72 – ) – 15 < = > 72 – ( – 15) = 62 + ( + 18) = 87 (62 + ) + 18 = 62 + ( + 18) < = > (62 + ) + 18 = 3
bewerking op. Kleur
is:

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 9 Maaltafels van 2, 4, 5, 8 en 10

dKadeKa e de 3

16
x ____ = x ____ = x ____ = x ____ = Vul de rekenschijven verder aan. Zoek het product. 9 x 8 = 2 x 10 = 8 x 4 = 6 x 4 = 9 x 5 = 10 x 8 = 7 x 2 = 2 x 2 = 10 x 4 = 7 x 5 = 10 x 5 = 5 x 4 = 6 x 5 = 5 x 8 = 8 x 2 = 3 x 10 = 6 x 2 = 2 x 5 = 4 x 5 = 6 x 10 = 1 2
10 4 0 9 5 3 1 2 2 7 10 3 8 4 8 2 4 4 3 0 8 7 9 1 7 4 2 6 18 48 80 40 25 50 5 45 40 56 24 8 16 0 12 5 5 6 1 5 6 9 10 3 3 10 9 7 20 7 2 6 5 x 2 x 4 x 8 x 8 x 5 x
Kijk en los op.
3

Welke doos heeft een verschillende uitkomst? Omcirkel het juiste antwoord.

8 meer dan 7 x 4 3 minder dan 4 x 10 6 meer dan 6 x 5 4 minder dan 5 x 8

doos 1 doos 2 doos 3 doos 4

Verwissel van plaats en los op.

5 x 8 = 8 x 5

2 x 4 = x

8 x 4 = x

10 x 5 = x

8 x 2 = x

5 x 4 = x

Vul de rekenpuzzel in. horizontaal verticaal

A. 4 x 4 =

B. 6 x 8 =

C. 7 x 2 =

D. 4 x 5 =

E. 9 x 5 =

F. 8 x 4 =

A. 8 x 8 =

B. 8 x 10 =

C. 10 x 4 =

D. 3 x 4 =

E. 7 x 5 =

F. 3 x 2 =

G. 2 x 4 =

17 dKadeKa
3 6 32-33
e de
A A C C B B D F D F E E G 4 5

METEN EN METEND REKENEN

LES 10 Meetcircuit: schatten en meten met l en cl

dKadeKa e de 3

Schat en meet na.

Ik schat: Ik meet: Mijn schatting was:

1. de inhoud van fles 1 goed minder goed

2. de inhoud van fles 2 goed minder goed

3. de inhoud van fles 3 goed minder goed

4. de inhoud van drinkbeker goed minder goed

5. Hoeveel keer kan de drinkbeker in fles 4? keer keer goed minder goed

6. Giet precies 1 liter in fles 4.

7. de inhoud van een soeplepel goed minder goed

Ik schat: Ik meet: Mijn schatting was: de inhoud van fles 4 goed minder goed

Liter of centiliter ? Kleur.

18
l cl l cl l cl l cl l cl l cl 1 2

Zet de liters om naar centiliters.

1 liter 20 cl halve liter 60 cl 75 cl

Rangschik van minder naar meer.

4 5

Hoeveel zit er in de maatbeker? Noteer.

Kijk, lees en omcirkel.

Met de inhoud van hoeveel lepels kan je de kookpot vullen?

A) 36

B) 64

Zin in een drankje? De kapitein trakteert!

Storm op zee

Voor 1 persoon:

- 15 cl water

- 3 cl muntsiroop

- 3 cl pompelmoessiroop

C) 48

dKadeKa e de 3 19 55
< < < <
100 cl 75 50 25 100 cl 75 50 25 100 cl 75 50 25
3

METEN EN METEND REKENEN

LES 11 Meetcircuit: schatten en meten met deciliter

dKadeKa e de 3

Schat en meet na.

Ik schat: Ik meet: Mijn schatting was:

1. de inhoud van fles 1 goed minder goed

2. de inhoud van fles 2 goed minder goed

3. de inhoud van fles 3 goed minder goed

4. de inhoud van fles 4 goed minder goed

5. de inhoud van 3 drinkbekers goed minder goed

6. de inhoud van een brikje goed minder goed

7. de inhoud van een soepbord goed minder goed

8. de inhoud van de wijnfles goed minder goed

Schrijf het anders.

20
is altijd: 10 l 1 l 1 cl 1 dl
Dit
1 = l = dl fles 2 = dl = cl fles 3 = cl = dl fles 4 = dl = cl
van minder naar meer. 7 dl 40 cl halve liter 10 liter anderhalve liter < < < < 1 2
fles
Rangschik

3 4 5 6

dKadeKa e de 3

Vul in.

1 liter = cl

1 liter = dl

1 deciliter = cl

Lees en vul de zinnen aan. Kies uit: l, dl of cl.

Mijn drinkfles is gevuld met een halve water.

In een brikje chocomelk kan 2

In een koffielepel kan 1 .

Een emmer kan ik vullen met 10 water.

Kleur de juiste maat.

21
10 liter 10 dl 10 cl 2 liter 2 dl 2 cl 1 liter 1 dl 1 cl
maateenheid.
dl l 55
Verbind met de meest passende

dKadeKa e de 3 GETALLENKENNIS

LES 13 Getalbegrip tot 100

Het getal van de dag

Leerling A rolt met de dobbelsteen.

Ik rol en leg na met MAB-materiaal. Mijn getal is

Leerling B rolt met de dobbelsteen.

Ik rol en leg na met MAB-materiaal. Mijn getal is

Tip: Heb je 10 eenheden?

Wissel deze dan in voor 1 tiental.

We leggen de twee getallen samen. We maken zo het getal van de dag.

We tekenen het getal van de dag. Het getal van de dag is

Het getal bestaat uit T en E.

Het tiental ervoor is .

Het tiental erna is .

22
23 dKadeKa e de 3 Vul de tientallen en eenheden in. 37 T en E 26 T en E 72 T en E 91 T en E 68 T en E 48 T en E 20 T en E Wat hoort bij elkaar? Geef dezelfde kleur. Zoek de sprong en vul de getallenreeks verder aan. 6 12 24 35 42 49 54 63 72 80 88 96 33 40 47 32 37 42 Welk tiental komt er net voor ? Welk tiental komt er net na? 22 99 76 63 1 2 3 4 0 100 6 T 1 E 7 T 7 E 1 H 58 5 T 8 E 77 8 T 0 E 61 100 80
7 6-7
dKadeKa e de 3
Het dichtstbijzijnde tiental van 63 is 50 60 70 Het dichtstbijzijnde tiental van 97 is 80 90 100 . Het dichtstbijzijnde tiental van 41 is 50 40 30 . Het dichtstbijzijnde tiental van 78 is 80 70 90 Omcirkel de juiste antwoorden. 80 is het dichtstbijzijnde tiental van 76 72 83 50 is het dichtstbijzijnde tiental van 43 47 52 . Splits deze getallen. 5 6 50 40 100 75 60 90 30 30 35 5 75 25 40 10 25 50 50 15 15 45 30 90 25 65
Kleur het juiste vakje.

dKadeKa e de 3

25
Kijk en los op. x ____ = x ____ = x ____ = x ____ = Vul de rekenschijven verder aan. Zoek het product. 5 x 6 = 5 x 9 = 6 x 7 = 7 x 3 = 2 x 9 = 9 x 6 = 4 x 7 = 6 x 3 = 7 x 7 = 0 x 9 = 10 x 3 = 4 x 6 = 9 x 9 = 4 x 9 = 6 x 6 = 8 x 9 = 2 x 7 = 7 x 6 = 5 x 3 = 3 x 9 = 1 2
10 4 9 5 3 1 4 2 10 10 3 8 4 8 8 3 4 4 8 4 7 1 0 8 10 9 7 0 5 7 2 6 27 12 36 63 48 81 54 54 9 35 18 42 14 0 5 5 5 1 7 6 10 3 3 9 7 7 2 6 6 x 7 x 7 x 9 x 3 x 6 x
BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN LES 14 Maaltafels van 3, 6, 7 en 9
3

Zoek de producten. Tel nadien de producten in de vakjes met dezelfde kleur op.

Verwissel van plaats en los op.

9 x 3 = 3 x 9

3 x 7 = x 7 x 6 = x

9 x 7 = x

6 x 3 = x

6 x 9 = x

Maak bij de 3 producten een passende vermenigvuldiging.

Je mag elke oliebol 1 keer gebruiken.

Welke oliebol wordt niet gebruikt? Kleur deze groen.

dKadeKa e de 3 8 32-33
= = =
27 = x 56 = x 30 = x x
4 9 7 4 5 3 4 8 5 7 9 27 56 30 6
3 6

Kijk,

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 15 Deeltafels van 2, 4, 5, 8 en 10

dKadeKa e de 3

27
20 : 2 = 16 : 4 = 15 : 5 =
het juiste quotiënt.
het quotiënt. 72 : 8 = 10 : 2 = 30 : 5 = 80 : 10 = 8 : 4 = 40 : 10 = 40 : 4 = 5 : 5 = 12 : 2 = 24 : 8 = 36 : 4 = 40 : 8 = 10 : 5 = 90 : 10 = 20 : 2 = 40 : 5 = 12 : 4 = 8 : 2 = 48 : 8 = 10 : 10 = Vul de delingen aan. 80 : = 8 24 : = 4 20 : = 4 8 : = 2 30 : = 5 100 : = 10 : 5 = 8 : 10 = 7 : 8 = 6 : 4 = 9 : 2 = 9 : 5 = 3 1 2
14 : 2 6 7 5 32 : 8 4 6 7 50 : 10 10 2 5 18 : 2 7 9 8 48 : 8 7 4 6 28 : 4 7 6 3 45 : 5 9 5 8 16 : 4 3 5 4
verdeel en los op.
Kleur
Zoek
3

Vul de pijlenvoorstellingen aan.

Hoeveel keukengerei staat er in de kast? Maak van elke rekenzin een bewerking product.

van het product.

dKadeKa e de 3
4 20 : 4 x x x x x x 100 : 10 : 4 : 2 20 : 2 : 5 32 : 8 35 : 5 70 : 10 72 : 8 9 32-33

dKadeKa e de 3

LES 16 Getalbegrip tot 1 000 (D en H)

Maak een tabel als je twijfelt.

Denk aan de kleuren van het MAB-materiaal of aan de zin: Dolfijn Hanna Tuimelt Even.

Kijk goed en vul de getallen in.

29
GETALLENKENNIS
Vul aan. D H T E 7 0 0 600 300 1 0 0 0 1 2
H T E
D
D H T E
1
uizend
000 100 D
Honderd 1 D 1 H 1 Duizendtal 1 Honderdtal
dKadeKa e de 3 10 6-8 Vul het rijtje verder aan. Vul de ontbrekende getallen in op de getallenas. Geef de getallen met dezelfde waarde dezelfde kleur. 3 4 5 100 200 500 600 700 800 0 . 100 . . 200 . . . 400 . . . . . . . 900 . . 800 . 2 H het dubbel van 5 H 1 H meer dan 800 de helft van 4 H 3 keer 100 1 H minder dan 500 9 H 700 600 900 200 1 000 1 000 500 200 6 H 3 H 300 900 300 400 10 H 70 T 5 H

METEN EN METEND REKENEN

LES 17 Meetcircuit: schatten en meten met kilogram en gram

Schat en meet na. Ik schat: Ik kies een meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

dKadeKa e de 3
Zorg dat de balans in evenwicht is, schrijf er de juiste gewichten bij.
1. balans goed keukenweegschaal minder
personenweegschaal 2. balans goed keukenweegschaal minder goed personenweegschaal 3. balans goed keukenweegschaal minder goed personenweegschaal
balans goed keukenweegschaal minder goed personenweegschaal
kilogram
balans keukenweegschaal personenweegschaal 1 2 1 kg 1 halve kg 1 kg 1 halve kg 200 g 400 g 200 g 31 Dit is altijd: 1 kg 100 g 10 g 1 g
goed
4.
mijn eigen gewicht 5. Schep ongeveer 1 over in de emmer.

1. gewicht van het boek

2. (Kies hier zelf iets om te schatten en te wegen.)

3 4 5

Ik schat: Ik kies een meetinstrument: Ik meet: Mijn schatting was:

balans goed keukenweegschaal minder goed personenweegschaal

balans goed keukenweegschaal minder goed personenweegschaal

Waar of niet waar? Kruis aan.

Een pak suiker kan 1 kg wegen.

Mijn leerkracht kan 25 kg wegen.

Het schip van de kapitein weegt meer dan 100 kg.

5 paperclips wegen evenveel als 5 gram.

Een halve appel kan 100 gram wegen.

Een suikerwafel weegt minder dan een pak suiker.

Weegt dit meer of minder dan 1 kilogram? Kleur het juiste antwoord.

Lees en vul de zinnen aan met kg of g.

Deze boekentas weegt 10

Mijn babyzusje weegt 3 .

32
dKadeKa e de 3
WAAR NIET WAAR
minder dan 1 kg meer dan 1 kg minder dan 1 kg meer dan 1 kg minder dan 1 kg meer dan 1 kg minder dan 1 kg meer dan 1 kg minder dan 1 kg meer dan 1 kg minder dan 1 kg meer dan 1 kg
Dit pak met rijstwafels weegt 200 56

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 18 Deeltafels van 3, 6, 7 en 9 Kijk,

dKadeKa e de 3

33
verdeel en los op. 9 : 3 = 24 : 6 = 18 : 9 = Verbind. Zoek het quotiënt. 27 : 3 = 18 : 9 = 7 : 7 = 49 : 7 = 12 : 3 = 18 : 6 = 45 : 9 = 36 : 6 = 90 : 9 = 28 : 7 = 6 : 3 = 56 : 7 = 6 : 6 = 63 : 9 = 21 : 7 = 30 : 3 = 54 : 9 = 30 : 6 = 42 : 6 = 81 : 9 = 1 2 3 6 5 5 2 8 9 9 8 63 : 7 12 : 6 54 : 9 35 : 7 15 : 3 72 : 9 48 : 6 54 : 6
dKadeKa e de 3 11 32-33 Vul de delingen aan. 49 : = 7 42 : = 7 18 : = 6 9 : = 1 70 : = 10 54 : = 9 ______ : 3 = 9 ______ : 7 = 8 ______ : 6 = 6 ______ : 3 = 7 ______ : 9 = 5 ______ : 7 = 4 Vul de pijlenvoorstellingen aan.
63 : = : = 18 : = 2 4 5 28 : 7 x x 12 : 3 x 18 : 3 : 3 x 72 : 9 x 36 : 6 x 42 : 6 x 36 : 9 = = = : 3 9 27 x :
Zoek de getallen die achter de boeken verstopt zitten.

BEWERKINGEN - HOOFDREKENEN

LES 19 Optellen en aftrekken tot 100

dKadeKa e de 3

Los de bewerkingen op. Gebruik tussenstappen. Kijk goed naar het bewerkingsteken. 24 + 39 =

Stel de bewerkingen samen met de getallen uit het rooster en noteer ze. Reken uit. Noteer de tussenstappen in je kladschrift.

b1 – c2 = a3 + b2 = a1 – c3 = c1 – (b2 – a2) = (b2 + c2) + b3 =

Bouw de rekenmuurtjes op. Noteer de tussenstappen, indien nodig, in je kladschrift.

35
71
98 – 52 =
– 27 = 57 – 33 = 15 + 58 = 83 – 44 =
1 a b
1 73 62 84 2 15 25 35 3 37 26 48 2 18 9 45 44 13 99 16 11 24 15 46 28 21 18 43 21 8 36 85 13 22 37
c

Los de bewerkingen op in je kladschrift. Geef de rekenzinnen de juiste kleur.

de som van 38 en 55

Vermeerder 48 met 28.

Doe 19 bij 29.

Neem 15 weg bij 91.

het verschil van 70 en 22

Verminder 100 met 7.

Lees, reken uit en omcirkel het juiste antwoord.

Een kruiwagen kan maximaal 80 kg vervoeren.

Hoe kan de metser ervoor zorgen dat alle zakken cement in 2 keer vervoerd worden?

Welke zakken legt hij best samen in de kruiwagen?

A: kruiwagen 1: zak A + zak C + zak E

kruiwagen 2: zak B + zak D

B: kruiwagen 1: zak A + zak B + zak D

kruiwagen 2: zak C + zak E

C: kruiwagen 1: zak C + zak D + zak E

kruiwagen 2: zak A + zak B

Ik reken uit:

Max. 80 kg

dKadeKa e de 3 12 27
3
48 93 76
4

MEETKUNDE

LES 20 Ruimtelijke oriëntatie - plattegrond

dKadeKa e de 3

Breng de kadet bij het schip.

Teken elke route in de bijhorende kleur in het rooster.

Kruis de juiste route aan.

37
1

MEETKUNDE

LES 21 Meetkundige relaties: evenwijdigheid en loodrechte stand

dKadeKa e de

rechte f staat loodrecht/ recht op elkaar op rechte g

Evenwijdige lijnen

lijnstuk JK is evenwijdig/ even wijd aan elkaar/ even ver van elkaar met lijnstuk HI

1 Kies één van de evenwijdige lijnen op je geodriehoek.

2 Leg deze lijn gelijk met de getekende lijn op je blad.

3 Teken zelf een lijn met potlood langs de tekenzijde van de geodriehoek.

Loodrechte lijnen tekenen

1 Leg de loodlijn van de geodriehoek precies op de getekende lijn op het blad.

2 Teken nu zelf een lijn met potlood langs de tekenzijde van de geodriehoek.

38
3
J H K I f g
j k j d f

1 2 3 4 5

Kleur in elke vlakke figuur twee lijnen die evenwijdig zijn.

Kleur in elke vlakke figuur twee lijnen die loodrecht op elkaar staan.

Teken bij elke lijn een evenwijdige lijn. Gebruik je potlood en geodriehoek.

Teken loodrechte lijnen. Gebruik je potlood en geodriehoek.

twee lijnen die elkaar nooit snijden de letter L en T

13 66

39 dKadeKa e de 3
Geef de kaders de juiste kleur. evenwijdig loodrecht
twee lijnen die recht op elkaar staan

THEMATISCHE OUTRO

LES 24 EN 25

dKadeKa e de 3

criterium 1

Een nieuwe boekenkast voor de kapitein

De boekenkast moet uit minstens twee planken bestaan.

criterium 2

Elke plank moet minstens 2 decimeter lang zijn en 1 decimeter breed.

criterium 3

De planken liggen evenwijdig tegenover elkaar.

criterium 4

Elke plank moet een gewicht kunnen dragen van 100 gram.

Illustrator Luc Sauviller

Bestelnummer 60 1012 041 - ISBN 978 90 4864 398 1

KB D/2023/0147/6 - NUR 192 - Thema YPMF

Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge

RPR 0405 108 325

© Copyright die Keure, Brugge

9 789048 643981

40

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.