

An apple a day …
Weet jij alles over mineralen, vitaminen en voedingssupplementen?
Toch een hulplijn nodig?

1 Biomoleculen: de bouwstenen van de cel
1.1 Water
De meeste organismen bestaan hoofdzakelijk uit water. Het menselijk lichaam bestaat gemiddeld voor 65 % uit water, in tegenstelling tot planten die voor 70 % uit water opgebouwd zijn.
Het water kan zich zowel in de cel als tussen de cellen bevinden.
• intracellulair water
Dit water bevindt zich in de cel.
• intercellulair water
Dit water bevindt zich tussen de cellen in de weefsels en wordt ook wel het interstitieel vocht of weefselvocht genoemd.
Het
watersamenstelling
het
Water vervult verschillende functies in het lichaam. De belangrijkste zijn:
1 oplosmiddel
• polaire stoffen lossen goed op en worden meegevoerd met het water doorheen het lichaam
• apolaire stoffen lossen niet goed op in water en zullen gebonden moeten worden aan andere moleculen om getransporteerd te worden
2 transportmiddel van nutriënten en zuurstof
• grootste hoeveelheid water in de bloed- en lymfevaten
• transport van bv. aminozuren, vetzuren, vitamines ...
transport van nutriënten en zuurstof
regulatie van lichaamstemperatuur transport van nutriënten en zuurstof
3 medium voor chemische reacties
• sommige reagentia kunnen zich goed verplaatsen in water
• water maakt soms zelf deel uit van, of ontstaat bij chemische reacties
• bufferfunctie
• voorbeeld: hydrolyse bij de spijsvertering
regulatie van lichaamstemperatuur transport van nutriënten en zuurstof
chemische reacties
smeermiddel voor gewrichten chemische reacties
4 smeermiddel voor gewrichten
• hoofdbestanddeel van slijm
• in het spijsverterings- en voortplantingsstelsel en tussen gewrichten om wrijving tussen botten te verminderen
smeermiddel voor gewrichten chemische reacties
5 regulatie van lichaamstemperatuur
• transpireren om af te koelen
• warmte verliezen via urine
• doordat de mens voor 65 % uit water bestaat, gaat afkoelen en opwarmen traag (hoge specifieke warmtecapaciteit)
regulatie van lichaamstemperatuur transport van nutriënten en zuurstof
1.2 Mineralen en sporenelementen
Van alle elementen in het periodiek systeem der elementen spelen 25 een belangrijke rol in organismen. 21 van deze elementen behoren tot de categorie van de mineralen. Daarnaast hebben ook sporenelementen een belangrijke functie in het lichaam. We noemen ze sporenelementen omdat we slechts geringe hoeveelheden nodig hebben van deze elementen.
MEEST VOORKOMENDE MINERALEN MINDER VOORKOMENDE MINERALEN
BELANGRIJKE ELEMENTEN DIE GEEN MINERALEN ZIJN SPORENELEMENTEN
element symbool element symbool element symbool element symbool
fluor F silicium Si waterstof H ijzer Fe
natrium Na vanadium V koolstof C zink Zn
magnesium Mg chroom Cr stikstof N selenium Se
fosfor P kobalt Co zuurstof O koper Cu
zwavel S nikkel Ni jood I
chloor Cl tin Sn mangaan Mn
kalium K molybdeen Mo
calcium Ca
normale hersenfunctie
gezonde schildklier
bloedvorming
mooie huid, haar en nagels
gezonde tanden
gezonde beenderen
Meer weten?
voorkomt kanker
gezond hart
normale vertering
selenium
normale spierfunctie
zwangerschap immuunsysteem
bron van energie
anti-veroudering
1.3 Koolstofverbindingen
De belangrijkste biomoleculen die tot de koolstofverbindingen behoren, zijn de sachariden, de lipiden, de proteïnen en de nucleotiden.
lipiden nucleotiden sachariden proteïnen
primaire structuur
Lipiden of vetten zijn verbindingen die in het lichaam deel uitmaken van de celmembranen en helpen te controleren wat er in en uit de cellen gaat.
Nucleotiden vormen de basis voor DNA en RNA.

amylose

Sachariden of suikers worden ingedeeld op basis van polymerisatiegraad: monosachariden, disachariden, oligosachariden en polysachariden.
tertiaire structuur quaternaire structuur
Proteïnen of eiwitten worden gemaakt door condensatie van aminozuren die peptidebindingen vormen.
In module 1 van het vijfde jaar 'Macromoleculen' leerde je meer over koolstofverbindingen. In module 4 van het vijfde jaar 'Erfelijk materiaal en celdelingen' zul je meer leren over nucleotiden.
2 Onderdelen van de
cel
2.1 Dierlijke cel
2.1.1 Bouw en celorganellen
Het cytoskelet is een complex netwerk van eiwitvezels in een cel dat zorgt voor structuur, beweging en vormgeving van de cel. Het bestaat uit drie soorten vezels:
cytoskelet
1. microtubuli
Hol en buisvormig: bestaan uit tubuline en staan in voor transport van stoffen binnen de cel, de celdeling en de vorming van de celstructuur.
2. intermediaire filamenten
Sterker en dikker: bestaan uit keratine of vimentine en bieden structurele ondersteuning, celspanning en bescherming.
3. microfilamenten of actinefilamenten
Dun en flexibel: spelen belangrijke rol bij de celmobiliteit, celcontractie en celvorming.
ruw endoplasmatisch reticulum
ribosomen in cytoplasma
peroxisoom
golgicomplex
cytoskelet
secretie uit de cel
vesikel
lysosoom
centrosoom (twee centriolen)
Een lysosoom is verantwoordelijk voor de afbraak van afvalstoffen en het recyclen van cellulaire componenten. Het bevat lysosomale enzymen die helpen bij de afbraak van macromoleculen zoals eiwitten, koolhydraten en vetten.
Lysosomen worden gevonden in de meeste dierlijke cellen en komen niet voor in plantencellen. Daar vervullen vacuoles deze functie.
microtubuli
De celkern of nucleus bevat het erfelijk materiaal of DNA.
• bescherming via een dubbele membraanstructuur, het kernmembraan
• kernporiën maken uitwisseling van moleculen tussen kernplasma en cytoplasma mogelijk
• nucleolus bevat sterk compact opgerold DNA

• chromatine bestaat uit DNA, opgerold rond histonen
celkern
kernmembraan
nucleolus
chromatine
kernporie
ribosomen
Eukaryoten vs. prokaryoten: de endosymbiontentheorie
• Prokaryoten zijn kleiner en hebben geen celkern. Het ringvormig DNA bevindt zich vrij in de cel en er zijn geen mitochondriën.
• Eukaryoten zijn groter, complexer en hebben een celkern met DNA. Ze bevatten meer celorganellen.
prokaryoot
cytoplasma
glad endoplasmatisch reticulum
plasmamembraan
mitochondrion
Ribosomen zijn opgebouwd uit twee subeenheden: een grotere en een kleinere, niet begrensd door een membraan. Ze hebben als functie genetische informatie van het DNA omzetten of coderen naar eiwitten (=eiwitsynthese).
In module 4 van het vijfde jaar 'Erfelijk materiaal en celdelingen' zul je meer leren over histonen, centriolen en DNA.
2.1.2 Opdracht
Opzoekoefening: bespreek de bouw en functie van volgende onderdelen van de dierlijke cel.
1 celmembraan
cel
vloeistofmozaïekmodel
functies
bescherming transport communicatie
afgestoten molecule in vet oplosbare molecule in water oplosbare molecule ionkanaal
hydrofiele kop (wateraantrekkend)
hydrofobe staart (waterafstotend)
bouw van het celmembraan
functie van het celmembraan
koolhydraatgroepen cholesterol

cytoplasma extracellulaire ruimte
helpt het membraan om flexibel te blijven
fosfolipiden proteïnen koolhydraten (suikers) cholesterol
fosfolipidedubbellaag
2 endoplasmatisch reticulum (ER)
ruw endoplasmatisch reticulum
celkern nucleolus
kernporie
ruw endoplasmatisch reticulum
glad endoplasmatisch reticulum
ribosomen
ruw endoplasmatisch reticulum (RER) eiwitsynthese
ribosomen
bouw van het endoplasmatisch reticulum
celkern en endoplasmatisch reticulum
celkern
proteïnen van het RER migreren naar het golgicomplex
kernmembraan nucleolus chromatine kernporie
glad endoplasmatisch reticulum (SER) synthetiseert vetten en vervult andere functies
transportblaasje
functie van het endoplasmatisch reticulum
3 golgicomplex
eiwitten worden gewijzigd in het golgicomplex
1. eiwitten worden verpakt in secretieblaasjes of vesikels voor exocytose
bouw van het golgicomplex
transportblaasje
golgicomplex
fagolysosoom
restlichaam fagosoom
afgescheiden eiwitten
3. vesikel wordt in het plasmamembraan opgenomen
uitscheiden van afvalstoffen
bacterie

2. vesikel wordt lysosoom
functie van het golgicomplex
matrix
4 mitochondrion
ribosoom
ATP-synthase
DNA
intermembraanruimte
celademhaling
granule
binnenste membraan
buitenste membraan
mitochondrion (dierlijke cel)
cristae
bouw van een mitochondrion
functie van een mitochondrion
2.2 Plantencel
2.2.1 Bouw en celorganellen
drie soorten plasten in plantencellen en algen
1. chloroplasten
• groen
• fotosynthese (chlorofyl)
2. leukoplasten
• kleurloos
• opslagplaats zetmeel en vetten
3. chromoplasten
• geel/rood/oranje
• ontstaan uit chloroplasten bij rijpen van fruit en groenten (caroteen)
kernmembraan
nucleolus

vacuole chloroplast


cytoplasma
mitochondrion
celmembraan
De celwand komt enkel voor bij plantencellen. Dierlijke cellen hebben alleen een celmembraan.
celkern
endoplasmatisch
reticulum
golgicomplex
celwand
hemicellulose
pectine
cellulose microfibril
2.2.2 Opdracht
Opzoekoefening: bespreek de bouw en functie van volgende onderdelen van de plantencel.
1 celwand
middenlamel
primaire celwand
plasma(cel)membraan
cellulose
cellen
celwanden
cellulose vezels
macrofibrillen
cellulose ketens microfibrillen cellulose moleculen
vezels plant
bouw van de celwand
functie van de celwand
2 vacuole
vacuole
tonoplast
turgordruk
vacuole
bouw van de vacuole
turgescent (normaal) grensplasmolyse plasmolyse
functie van de vacuole
3 chloroplast
buitenste membraan binnenste membraan DNA stroma
plastoglobulus
ribosoom
thylakoïde
zetmeelkorrel
bouw van een chloroplast
licht
O2
functie van een chloroplast
granum
chloroplast suiker
Calvincyclus
CO2 H2O
2.3 Grootteorde
Plantencellen en dierlijke cellen zijn zichtbaar met een lichtmicroscoop. Om de gedetailleerde celorganellen waar te nemen, maak je gebruik van een elektronenmicroscoop.

3 De ene cel is de andere niet!
3.1 Van cel tot organisme
De hiërarchische organisatie van levende materie verwijst naar de manier waarop biologische structuren en processen op verschillende niveaus georganiseerd zijn, van cellen tot complexe organismen.
3.1.1 Cel
Cellen zijn de kleinste levende eenheden van organismen. De bouw en onderdelen van de dierlijke cel en plantencel hebben we in deze module reeds behandeld.
3.1.2 Weefsel
Weefsels bestaan uit een groep cellen die samenwerken om een specifieke functie te vervullen. Elk type weefsel heeft een specifieke structuur en functie die bijdraagt aan de functie van een orgaan.
Dierlijk weefsel:
• spierweefsel
Dit weefsel is gespecialiseerd in contractie en beweging.
• epitheelweefsel
Dit weefsel bedekt de oppervlakken en doet zo dienst als een beschermende barrière.
• zenuwweefsel
Dit weefsel is verantwoordelijk voor de communicatie en coördinatie van signalen in het lichaam.
• bindweefsel
Bindweefsel speelt een rol bij het verbinden, beschermen en ondersteunen van andere weefsels en organen. Het geeft zo structuur en ondersteuning aan het lichaam.
spierweefsel
hartspiercellen
skeletspiercellen
gladde spiercellen
zenuwweefsel
epitheelweefsel bindweefsel
binnenkant van het maag-darmkanaal en andere holle organen
trilhaarepitheel cilindrisch epitheel kubisch epitheel plaveiselepitheel
huidoppervlak
spiercellen zenuwcellen vetcellen basale membraan
Plantaardig weefsel:
• epidermis
Dit is het buitenste weefsel van de plant. Het bestaat uit een enkele laag cellen die de oppervlakte van de plant bedekken en beschermen.
• steunweefsel
Steunweefsel zorgt voor mechanische ondersteuning en structuur. Er zijn twee belangrijke soorten steunweefsel:
• Collenchymweefsel bestaat uit levende cellen met dikkere celwanden. Het bevindt zich onder de epidermis van jonge stengels en bladeren en zorgt er voor flexibiliteit en steun.
• Sclerenchymweefsel bestaat uit dode cellen met dikke, verharde celwanden. Het biedt stevigheid en ondersteuning aan volwassen delen van de plant.
• vulweefsel of grondweefsel
Zoals de naam reeds zegt, vult het vulweefsel de ruimtes tussen andere weefsels op. Het parenchymweefsel is het meest voorkomende vulweefsel in planten. Het bestaat uit levende cellen met dunne celwanden. Parenchymcellen zijn betrokken bij fotosynthese (grootste fotosynthetische activiteit in het palissadeparenchym), opslag van voedingsstoffen en gasuitwisseling (sponsparenchym).
• vaatbundels of transportweefsel
Vaatbundels zijn complexe weefsels, verantwoordelijk voor het transport van water, mineralen en organische stoffen door de plant. Er zijn twee belangrijke soorten vaatbundels: xyleem en floëem.
• Xyleemcellen zijn langwerpig en hebben een stevige celwand. Ze zijn verantwoordelijk voor het transport van water en mineralen uit de bodem, via de wortels, naar de stengels en bladeren. Ze zorgen ook voor stevigheid van de plant.
• Floëemcellen zijn compacte cellen, verantwoordelijk voor het transport van suiker en andere voedingsstoffen. Ze vervoeren niet enkel stoffen van de wortel naar de bovengrondse delen van de plant, maar ook stoffen die in de bladeren aangemaakt worden naar alle andere plantdelen.
epidermis bovenste epidermis
vaatbundels
vulweefsel mesofyl
epidermis onderste epidermis
vulweefsel merg
vaatbundels xyleem floëem sclerenchymweefsel
epidermis epidermis
vulweefsel cortex (primaire schors) xyleem floëem
3.1.3 Orgaan
Organen zijn structuren die bestaan uit verschillende soorten weefsels die samenwerken om een specifieke functie in het lichaam uit te oefenen. Organen hebben vaak complexe taken en beschikken over een specifieke anatomie die hiervoor geschikt is. Voorbeelden van organen zijn het hart, de longen, de lever, de hersenen en de huid.
Voorbeeld: de huid (mens)
• opperhuid of epidermis
Buitenste laag van de huid die verschillende structuren bevat zoals bloedvaten, haarzakjes, epitheelweefsel enz. Het is verantwoordelijk voor het beschermen van het lichaam tegen invloeden van buitenaf.
• lederhuid of dermis
Middelste laag van de huid die onder de opperhuid ligt. Het bestaat uit verschillende soorten weefsels zoals bindweefsel, bloedvaten, haarzakjes, zweetklieren, zenuwen en zenuwuiteinden. Deze laag zorgt ervoor dat de huid stevig, elastisch en flexibel is.
• onderhuids vetweefsel of subcutis
Diepste laag van de huid die bestaat uit vetcellen die omgeven zijn door bindweefsel. Het doet dienst als isolatie, energiereserve en vangt schokken op.
talgklier
opperhuid (epidermis)
lederhuid (dermis)
onderhuids vetweefsel (subcutis) spier
3.1.4 Orgaanstelsel
porie
haarschacht
stratum corneum of hoornlaag plaveiselcellen
basale cellen
haaroprichter
zweetklier
haarzakje
slagader ader
vetweefsel
Orgaanstelsels bestaan uit meerdere organen die samenwerken om een gemeenschappelijke functie te vervullen. Elk orgaanstelsel heeft een specifieke rol in het lichaam.
Voorbeeld: spijsverteringsstelsel
De maag, darmen, lever en alvleesklier werken samen om voedsel te verwerken en voedingsstoffen op te nemen. mond (mondholte) tong
3.1.5 Organisme
Op dit niveau worden alle verschillende organen en systemen samengebracht om een volledig functionerend organisme te vormen.
3.2 Histologie
Histologie is een tak van de wetenschap die de microscopische structuur van weefsels bestudeert. Het richt zich op de organisatie, de functie en relaties van cellen binnen verschillende weefsels van levende organismen.
Door middel van histologische technieken kunnen weefsels verwerkt worden om ze te gaan bestuderen. De weefsels worden in dunne plakjes gesneden en gekleurd zodat verschillende cellen en structuren zichtbaar worden onder een microscoop.
Histologie onder de loep
Histologie biedt inzicht in de structuur en functie van verschillende weefsels, zoals epitheelweefsel, bindweefsel, spierweefsel en zenuwweefsel. Het stelt onderzoekers in staat om cellen te identificeren en te karakteriseren, de ruimtelijke ordening van verschillende weefselcomponenten te begrijpen en de fysiologische processen die plaatsvinden binnen weefsels te bestuderen.
3.3 Link tussen bouw en functie van een cel
De bouw en functie van een cel zijn sterk afhankelijk van het specifieke celtype of meer bepaald de specifieke functies die de cel vervult. Elke cel in het lichaam heeft een unieke structuur en functie die nauw samenhangt met de rol die het speelt in het organisme.
Verschillende cellen hebben verschillende taken in het lichaam. Zo hebben bloedcellen de functie om zuurstof en voedingsstoffen te transporteren, terwijl epitheelcellen de bescherming en barrièrefunctie van weefsels bieden. Levercellen zijn betrokken bij de stofwisseling en ontgifting van het lichaam, terwijl zenuwcellen zorgen voor de overdracht van elektrische signalen. Elke cel is gespecialiseerd om zijn specifieke functie efficiënt uit te voeren, en deze functies zijn nauw verbonden met de structuur en samenstelling van de cel.
Elk celtype heeft een specifieke samenstelling en organisatie van de celonderdelen, die de structuur van de cel bepalen. Deze specifieke structuren zijn essentieel voor de functie van deze cellen.
weefseltypes van het menselijk lichaam
epitheelweefsel
zenuwweefsel
trilhaarepitheel éénlagig plaveiselepitheel
bindweefsel
bloed
vetweefsel kraakbeen losmazig bindweefsel bot
dicht bindweefsel
spierweefsel
kubisch epitheel cilindrisch epitheel
meerlagig plaveiselepitheel
hartspiercellen
gladde spiercellen
skeletspiercellen
Voorbeeld 1: zenuwcellen
Zenuwcellen hebben lange uitlopers, axonen genaamd, die hen in staat stellen elektrische signalen over lange afstanden te geleiden.
structuur van een neuron
Voorbeeld 2: spiercellen
Elk type spiercel heeft unieke kenmerken en functies die zijn aangepast aan zijn specifieke rol in het lichaam. Er zijn drie types spiercellen:
• hartspiercellen
Hartspiercellen hebben gestreepte kenmerken die vergelijkbaar zijn met skeletspiercellen, maar ze zijn kleiner en hebben doorgaans een enkele kern. Ze zijn verantwoordelijk voor het ritmisch samentrekken van het hart om bloed te pompen.
• skeletspiercellen
Langwerpige cellen die meestal verbonden zijn met botten via pezen en die krachtig kunnen samentrekken om beweging mogelijk te maken.
• gladde spiercellen
Langwerpige, niet-gestreepte cellen die voorkomen in de wanden van inwendige organen zoals de darmen, bloedvaten en luchtwegen.
3.4 Celdifferentiatie
Celdifferentiatie is het proces waarbij ongedifferentieerde stamcellen zich ontwikkelen tot gespecialiseerde celtypen met specifieke structurele en functionele kenmerken.
Een ongedifferentieerde stamcel is een cel die het vermogen heeft om zich te vermenigvuldigen en zich te differentiëren tot gespecialiseerde celtypen in het lichaam. Dit proces speelt een cruciale rol in de ontwikkeling van weefsels en organen tijdens de embryonale ontwikkeling, evenals in het handhaven van de homeostase en het herstellen van beschadigd weefsel in het volwassen lichaam.
darmen
neuron enterocyten
hepatocyten
osteocyten
hartcellen
botten
lever
hart
4 Verder oefenen?
Beantwoord volgende vragen over chloroplasten. In welke cellen komen chloroplasten voor? Voor welk proces staan de chloroplasten in?
Geef de chemische reactie voor dit proces.
Zijn volgende structuren aanwezig in een dierlijke cel en/of plantencel? Zet een kruisje in de juiste kolom of kolommen.
DIERLIJKE CEL PLANTENCEL
celmembraan
celwand
plastiden
één grote vacuole
meerdere kleine vacuoles
lysosomen
centriolen
Wat is het verschil in bouw en functie tussen het SER en het RER?
DIERLIJKE CEL PLANTENCEL
Water heeft een specifieke warmtecapaciteit van 4186 J kg °C . Lucht heeft een specifieke warmtecapaciteit van 1008 J kg °C
Water heeft een hogere specifieke warmtecapaciteit dan lucht. Wat betekent dit?
De mens bestaat voor 65 % uit water. Wat betekent dit voor de temperatuurregulatie van het menselijk lichaam?
Welke cellen bevatten het meest mitochondriën?
⚪ rode bloedcellen
⚪ haarcellen
⚪ hartspiercellen
⚪ slokdarmcellen
Verklaring:
Juist of fout. Duid het correcte antwoord aan. Indien fout verbeter je de bewering. Indien juist ondersteun je de bewering met een verklaring.
Nucleus en nucleolus zijn synoniemen.
⚪ juist
⚪ fout
Verklaring:
Bij prokaryoten is er een celkern aanwezig, die omgeven is door een kernmembraan. Dit kernmembraan scheidt het kernplasma en cytoplasma van elkaar.
⚪ juist
⚪ fout
Verklaring:
Het golgicomplex zorgt voor opslag van eiwitten, om ze daarna door te geven aan het endoplasmatisch reticulum.
⚪ juist
⚪ fout
Verklaring:
Geven doet leven
Bloed- en orgaandonatie zijn wellicht de bekendste types van donatie. Maar daarnaast bestaan er nog enkele mogelijkheden.
Ga op onderzoek uit en laat je informeren over alle mogelijkheden van donatie.
• Wat komt allemaal in aanmerking voor donatie?
• Classificeer het gedoneerde: cel, weefsel, orgaan of orgaanstelsel? ORGANISME ORGAAN WEEFSEL
ORGAANSTELSEL
• In welke gevallen of situaties wordt het gedoneerde (vooral) gebruikt?
• Is de donatie levensreddend of draagt het enkel toe tot de verbetering van de levenskwaliteit?
• Wat is de minimumleeftijd voor donatie hiervan? Is er ook een maximumleeftijd?
• Is dit een eenmalige donatie? Wat is de donatiefrequentie?
• Wat is het wettelijk kader rond donatie hiervan?

Ik ken de belangrijkste functies van water in het menselijk lichaam. p. 5
Ik ken de belangrijkste elementen, mineralen en sporenelementen in het menselijk lichaam. p. 6
Ik kan de bouw en functie van verschillende celorganellen in een dierlijke cel toelichten. p. 8-13
Ik kan het functioneren van een dierlijke cel uitleggen aan de hand van de samenwerking tussen de verschillende celorganellen. p. 8-13
Ik kan de belangrijkste celorganellen van de dierlijke cel aanduiden en benoemen op gekregen tekeningen. p. 8-13
Ik kan het onderscheid maken tussen een dierlijke cel en een plantencel aan de hand van een opsomming van de celorganellen. p. 8-17
Ik kan het onderscheid tussen prokaryoten en eukaryoten toelichten. p. 9
Ik kan de bouw en functie van verschillende celorganellen in een plantencel toelichten. p. 14-17
Ik kan het functioneren van een plantencel uitleggen aan de hand van de samenwerking tussen de verschillende celorganellen. p. 14-17
Ik kan de belangrijkste celorganellen van de plantencel aanduiden en benoemen op gekregen tekeningen. p. 14-17
Ik ken de grootteorde van een cel en celorganellen en weet wanneer ik een lichtmicroscoop of elektronenmicroscoop nodig heb. p. 18
Ik kan bepaalde cellen, weefsels, organen en orgaanstelsels duiden binnen de hiërarchische organisatie van cel tot organisme. p. 18-22
Ik kan het principe van histologie toelichten. p. 22
Ik kan het verband leggen tussen weefsels en bijhorende celtypen, en de functie die ze vervullen in een organisme. p. 22-25
Colofon
Auteur Diederik Maebe, Jonie Van de Gucht
Eerste druk 2023
SO 0346/2023
Bestelnummer 65 900 0825 (module 2 van 9)
ISBN 978 90 4864 710 1
KB D/2023/0147/162
NUR 126
Thema YPMP
Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge
RPR 0405 108 325 - © die Keure, Brugge
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.