

Organismen: van
macroscopisch tot microscopisch
In module 1, Wat is natuurwetenschappen?, maakte je voor het eerst kennis met de verschillende domeinen binnen de natuurwetenschappen, namelijk biologie, chemie en fysica.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
In deze module gaan we wat dieper in op het domein van de biologie en meer bepaald op hoe organismen zijn opgebouwd.
Hieronder worden een aantal biologische structuren afgebeeld, telkens met hun grootte erbij.
m mens menselijke organen kippenei fruitvlieg kikkerei dierlijke cel plantaardige cel rode bloedcellen mitochondrion bacterie virus pantoffeldiertje
Welke structuren kan je met het blote oog zien?
Welke structuren kan je niet met het blote oog zien?
Welk toestel zou je kunnen gebruiken om deze structuren toch te zien?
Duid met een verticale streep op de afbeelding aan waar de grens tussen macro- en microscopisch ligt.
Macroscopisch betekent dat je het met het blote oog kan zien. Microscopisch betekent dat je het niet met het blote oog kan zien. Je kan een microscoop gebruiken om deze structuren zichtbaar te maken
1 Macroscopische bouw van organismen
1.1 Een organisme
In module 1, Wat is natuurwetenschappen?, leerde je al het verschil tussen levend, levenloos en dood.
Tijd om dit eens te herhalen.
Noteer bij elke afbeelding of het gaat over een levend wezen, een levenloos voorwerp of een dood wezen.



Wat is een ander woord voor levend wezen?
Op welke afbeeldingen hieronder zie je een organisme? Duid de juiste afbeeldingen aan.




Een organisme is een levend wezen dat bepaalde kenmerken bezit die een levenloos voorwerp niet bezit.
Wat kan een organisme dat een levenloos voorwerp niet kan? Noem drie zaken op.
Op de afbeeldingen hieronder zie je de zeven levenskenmerken van een organisme. Plaats het correcte kenmerk bij elke afbeelding.
Kies uit: ademen – zich voeden – reageren op prikkels – bewegen uit zichzelf – groeien –voortplanten – afvalstoffen uitscheiden







INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Een organisme is een levend wezen.
Een organisme bevat zeven levenskenmerken: ademen, zich voeden, bewegen uit zichzelf, groeien, voortplanten, reageren op prikkels en afvalstoffen uitscheiden.
1.2 Van organisme naar stelsel
Om de zeven levenskenmerken te kunnen uitvoeren, maakt een organisme gebruik van zijn organen. Bepaalde organen werken dan samen om het organisme in leven te houden.




























































































ie je enkele organen uit het menselijk lichaam. Plaats de organen onderaan in de tabel bij hun levenstaak.




INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE






















































































penis en teelballen ademenvoortplanten afvalstoffen uitscheiden transport van stoffen eten (vertering)

Hierboven worden uiteraard maar enkele voorbeelden gegeven van de organen die een bepaalde levenstaak vervullen. Belangrijk om te weten is dat de organen die samenwerken aan één levenstaak behoren tot hetzelfde stelsel








huid
Tijd om even samen te vatten uit welke stelsels het menselijk lichaam bestaat.
Vul telkens het juiste stelsel in.
a Organen die je gebruikt bij het ademhalen, behoren tot het stelsel.
b Organen die je gebruikt bij het verteren van voedsel, behoren tot het stelsel.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
c Organen die je gebruikt bij het uitscheiden van afvalstoffen, behoren tot het stelsel.
d Organen die je gebruikt om bloed door je lichaam te pompen, behoren tot het stelsel.
e Organen die je gebruikt om je voort te planten, behoren tot het stelsel.
Dit zijn nog maar enkele voorbeelden van stelsels van het menselijk lichaam. Andere stelsel zijn onder meer het zenuwstelsel, het spierstelsel, het beenderstelsel …
Een stelsel is een groep van organen die samenwerken aan één taak om ons in leven te houden.
Voorbeelden van stelsels bij de mens zijn het ademhalingsstelsel, het uitscheidingsstelsel, het transportstelsel …
Ook bij een plant kan je stelsels terugvinden. We spreken over een ondergronds wortelstelsel en een bovengronds scheutenstelsel.
Hieronder zie je een afbeelding van een plant.
a Trek een streep tussen het ondergrondse deel en het bovengrondse deel van de plant.
b Noteer de benamingen ondergronds wortelstelsel en bovengronds scheutenstelsel bij de afbeelding.
c Wat is de functie van het ondergronds wortelstelsel?
d Wat is de functie van het bovengronds scheutenstelsel?

Een plant bestaat uit twee grote stelsels:
Het ondergronds wortelstelsel dat zorgt voor de opname van water en mineralen uit de bodem.
Het bovengronds scheutenstelsel waarmee de plant kan groeien en zich kan voortplanten.
1.3 Van stelsel naar organen
Zoals je bij de vorige opdrachten al kon zien, bestaan stelsels uit verschillende organen die samenwerken. We bekijken de ligging van enkele belangrijke organen bij de mens.
Bekijk de inwendige bouw van het menselijk lichaam.
a Omcirkel de borstholte met groen.
b Omcirkel de buikholte met rood.
De borst- en buikholte worden van elkaar gescheiden door een spier. Deze spier noemen we het middenrif.
Teken het middenrif op de afbeelding met blauw
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Bij het menselijk lichaam bestaat de romp uit een borstholte en buikholte.
De borst- en buikholte worden van elkaar gescheiden door het middenrif.
Hieronder worden enkele organen van het menselijk lichaam aangeduid. Noteer het passende nummer in de cirkels.
1 hersenen
2 longen
3 milt
4 hart
5 dikke darm
6 dunne darm
7 nieren
8 urineblaas
9 slokdarm
10 maag
11 lever
12 luchtpijp
13 voorplantingsstelsel
Plaats de nummers van de organen in de vorige opdracht bij het bijhorende lichaamsstelsel.
Vul de bijhorende tekst aan.
a ademhalingsstelsel
organen:
Het ademhalingsstelsel ligt in de holte.
b spijsverteringsstelsel
organen:
Het spijsverteringsstelsel ligt voornamelijk in de holte.
c uitscheidingsstelsel
organen:
d transportstelsel
organen:
e zenuwstelsel
organen:
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Een orgaan is een deel van een organisme dat een bepaalde taak heeft. Organen maken deel uit van een stelsel.
Naast de dieren, waaronder de mens, bekijken we ook de bouw van een ander organisme dat vaak voorkomt op onze planeet: de planten.
Vul de onderdelen van een zaadplant aan op de tekening.
Kies uit: wortel – stengel – blad – vrucht – bloem
Verbind het onderdeel van de zaadplant met zijn bijhorende functie.
wortel transport van water en mineralen doorheen de plant
stengel licht opvangen en water verdampen
blad opnemen van water en mineralen uit de bodem
bloem/vrucht zaden verspreiden en voortplanten
Een plant bestaat uit drie hoofdorganen en een aantal afgeleide organen. Afgeleide organen zijn organen die op het eerste zicht niet tot de hoofdorganen kunnen gerekend worden, maar die bij nadere bestudering kunnen afgeleid worden uit deze hoofdorganen.
Welke delen van een plant worden als hoofdorganen beschouwd?
Welke delen van een zaadplant worden beschouwd als afgeleide organen?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Een plant heeft drie hoofdorganen: wortel, stengel en blad.
De functies van de organen van een plant zijn:
Wortels zorgen voor de opnamen van water en mineralen.
De stengel zorgt voor het transport van nuttige stoffen doorheen de plant.
Bladeren vangen licht op en verdampen water.
De bloemen, zaden en vruchten zijn afgeleide organen en zorgen voor de voortplanting.
Opdracht 1
(Zie Verder oefenen? 1 , 3 , 7 , 9 )
Noteer onder de afbeelding of het gaat over een organisme, stelsel of orgaan.




Opdracht 2
Plaats de begrippen van klein naar groot. Kies uit: stelsel – organisme – orgaan
Opdracht 3
(Zie Verder oefenen? 4 , 5 , 8 , 9 )
Verbind de tekening met het bijhorende stelsel en levenstaak.
Tekening
CHECK-UP
Heb ik het begrepen?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Stelsel ademhalingsstelsel spijsverteringsstelsel transport stelsel voortplantingsstelsel uitscheidingsstelsel
Functie bloed vervoeren voedsel verteren afvalstoffen verwijderen zorgen voor nageslacht ademen
1.4 Verder oefenen?
1 Kruis aan of het gaat over een organisme, stelsel of orgaan.
organisme stelsel orgaan
hart
voortplantingsorganen
urineblaas
eikenboom
ademhalingsorganen
2 Welk stelsel hoort bij de levenstaken die afgebeeld worden? Noteer telkens het juiste nummer in het cirkeltje.
Kies uit: ademhalingsstelsel (1) – voortplantingsstelsel (2) – uitscheidingsstelsel (3) –spijsverteringsstelsel (4) – transportstelsel (5)




3 Benoem de aangeduide onderdelen van de plant.

INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE





























4 Welk stelsel wordt er afgebeeld? Noteer de volledige naam.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
5 Noteer het stelsel bij elke situatie.
stelsel
Na het drinken van thee moet je vaker plassen.
Erik en Lien vrijen onveilig en zijn zwanger.
Voor het duiken haalt een walvis diep adem.
Als je te veel snoep eet, krijg je buikpijn.
Alicia snijdt in haar vinger en heeft een bloedende wonde.
6 Duid de organen aan die behoren tot het gegeven stelsel.
a spijsverteringsstelsel: longen – lever – maag – darmen – oren – neus
b transportstelsel: darmen – hart – maag – longen – penis
c ademhalingsstelsel: slokdarm – longen – maag – nieren – darmen – neus
d voortplantingsstelsel: darmen – penis – nieren – urineblaas – vagina – baarmoeder
e uitscheidingsstelsel: hart – longen – huid – nieren – darmen
7 Duid op de figuur hiernaast aan:
a een organisme (omcirkel in rood)
b een stelsel (omcirkel in blauw)
c een orgaan (omcirkel in groen)

8 Verbind het orgaan met een bijhorende levenstaak.
penis ademen luchtpijp afvalstoffen uitscheiden huid voortplanten maag reageren op prikkels urineblaas voeden
spieren bewegen uit zichzelf
9 Vul in.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
stelsel opeenvolgende organen orgaan 1 orgaan 2 orgaan 3
neus longen
slokdarm maag
nier
2 Microscopische bouw van organismen
2.1 Organisatieniveaus
Nu je de macroscopische bouw van organismen hebt onderzocht, is het tijd om verder in te zoomen en te kijken naar hoe organismen zijn opgebouwd op microscopisch niveau.
Bekijk de afbeelding. Wat denk je hier te zien?

Cellen zijn de kleinste levende bouwstenen van het menselijk lichaam. Er zijn verschillende soorten cellen aanwezig in het menselijk lichaam.
Om verder te begrijpen hoe een organisme is opgebouwd, gaan we eerst eens kijken op welke manier een stad is opgebouwd.
Plaats de begrippen in een correcte volgorde om de opbouw van een stad weer te geven.





INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Net zoals een stad wordt een organisme opgebouwd van kleinste deeltje naar grootste.
Plaats de begrippen in een correcte volgorde om de opbouw van een organisme weer te geven (van klein naar groot).




wijk
muur
huis baksteen stad
Een cel is de kleinste levende bouwsteen van het menselijk lichaam. Organismen zijn opgebouwd in verschillende niveaus: cel weefsel orgaan stelsel organisme
2.2 Van cel over weefsel naar orgaan
Wanneer we een deel van een orgaan onder een microscoop bekijken, zien we verschillende cellen samen. Meerdere cellen met dezelfde functie groeperen zich in weefsels
Bekijk de microscopische beelden van de voorgestelde weefsels. Vergelijk ze met elkaar.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
microscopisch beeld van ajuinvliesmicroscopisch beeld van menselijke huid


Dit weefsel is afkomstig van een … Dit weefsel is afkomstig van een … dier plant dier plant
De vorm van de cellen is meestal … De vorm van de cellen is meestal … verschillend hetzelfde verschillend hetzelfde
De cellen liggen ten opzichte van elkaar …De cellen liggen ten opzichte van elkaar … gerangschikt willekeurig gerangschikt willekeurig
De functie van deze cellen is … De functie van deze cellen is … bedekken en beschermen (dekweefsel) bedekken en beschermen (dekweefsel) steun en stevigheid bieden (vaatweefsel) steun en stevigheid bieden (vaatweefsel) opvullen (vulweefsel) opvullen (vulweefsel)
De microscopische beelden leren ons dat weefsels die dezelfde functie hebben er onder de microscoop zeer verschillend kunnen uitzien.
Naam:
Klas:
Datum: / /
Beerdiertjes
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Beerdiertjes (of tardigrada) zijn organismen die verwant zijn aan insecten en schaaldieren. De beerdiertjes leven in vochtige mossen en korstmossen waar veel water beschikbaar is. Het zijn diertjes die meestal kleiner zijn dan 0,5 mm met acht pootjes. Je kan ze dus onmogelijk met het blote oog zien. Beerdiertjes worden vaak gevonden in droge mos- of korstmosmonsters die zich op kalkhoudende voorwerpen zoals natuursteen en dakpannen bevinden. Ze geven de voorkeur aan mossen die regelmatig uitdrogen omdat deze doorgaans vrij zijn van bacteriën en schimmels.

Bepaalde soorten van de beerdiertjes staan bekend om hun uitzonderlijke overlevingsvermogen. Zo kunnen ze bijvoorbeeld tegen extreme temperaturen en stralingen. Bij uitdroging gaan ze in een soort van toestand waarin ze doen alsof ze dood zijn, we noemen dit schijndood. In deze schijndode toestand kunnen ze jarenlang of zelfs decennialang overleven. Zodra ze weer in contact komen met water, herleven ze en zetten ze hun normale leven voort.
Proef 1
Oriëntatie
Onderzoeksvraag
Waar in mijn omgeving kan ik beerdiertjes vinden?
Hypothese
Noteer hier waar jij denkt dat je beerdiertjes kan terugvinden.
Voorbereiding
Benodigdheden
mos of korstmos lichtmicroscoop (minimaal 40x vergroting, ideaal tot 400x) voorwerpglaasjes en dekglaasjes pipet
petrischaaltjes of kleine bakjes gedestilleerd water pincet
Werkwijze
1 Verzamel (korst)mossen waar je denkt dat beerdiertjes in kunnen zitten.
2 Laat de verzamelde mossen drogen op keukenpapier of op een zonrijke plaats.
3 Plaats het mos in een petrischaaltje of bakje en voeg een kleine hoeveelheid gedestilleerd water toe aan het schaaltje of bakje.
4 Laat het mos minstens zes uur weken (bij voorkeur een nacht). Dit proces zorgt ervoor dat de uitgedroogde beerdiertjes terugkeren naar een actieve staat.
5 Gebruik een pipet om een druppel water van het monster voorzichtig op een voorwerpglaasje te druppelen. Zorg ervoor dat je geen groot vuil- of mosdeeltje meeneemt.
6 Dek de druppel af met een dekglaasje.
7 Start met een lage vergroting (40x) om het watermonster te scannen.
8 Zoek naar kleine, langzame bewegingen. Beerdiertjes hebben een mollig lichaam en bewegen met een kenmerkende loopbeweging.
9 Schakel over naar een hogere vergroting (100x tot 400x) om details van hun lichaam te observeren, zoals hun poten.
Uitvoering
Waarnemingen / Meetresultaten
Maak een schets van wat je onder de microscoop kan zien.
Noteer informatie over:
a Aantal waargenomen beerdiertjes Hoeveel beerdiertjes kon je vinden in je monster?
b Bewegingspatronen Hoe bewegen de beerdiertjes zich voort?
c Structuren Kon je details zoals poten, klauwen of de mond herkennen?
d Omgeving Welke omstandigheden lijken geschikt voor het vinden van beerdiertjes?
Reflectie
Besluit
Geef een antwoord op de onderzoeksvraag.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Mijn hypothese is JUIST / FOUT.
Denk na over wat er goed en fout liep tijdens jouw onderzoek. Wat kan je volgende keer beter doen?
Proef 2
Oriëntatie
Bij proef 1 gebruikte je klaargemaakt vochtig mos. In dit tweede proefje observeer je wat er te zien is wanneer je droog mos gebruikt en vervolgens nat maakt.
Onderzoeksvraag
Zie je beerdiertjes onder de microscoop bij droog mos? Wat verandert er als het nat wordt?
Hypothese
Formuleer je hypothese:
Voorbereiding
Benodigdheden
Zelfde benodigdheden als bij proef 1, maar nu droog mos in plaats van vochtig mos.
Werkwijze
1 Kies een stukje droog mos. Met een pincet maak je voorzichtig een klein beetje mos los en leg je het plat op het voorwerpglaasje.
2 Leg er voorzichtig een dekglaasje op. Druk niet te hard, het mos is bros en kan breken. Als het dekglaasje niet plat ligt, is dat niet erg.
3 Bekijk het mos onder de microscoop en noteer je waarnemingen.
4 Voeg 1 of 2 druppels water toe en observeer wat er gebeurt.
Waarneming
a Welke verschillen zie je bij het droge mos in vergelijking met het vochtige mos.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
b Wat gebeurt er na verloop van tijd als je 1 of 2 druppels water toegevoegd hebt?
Reflectie
Besluit
Beantwoord je onderzoeksvraag.
Mijn hypothese is JUIST / FOUT.
Waarom denk je dat sommige organismen pas zichtbaar worden als het mos nat is?
Meerdere weefsels vormen vervolgens organen
Een weefsel is een groep cellen met dezelfde of een gelijkaardige functie. Verschillende weefsels vormen samen een orgaan.
We bekijken enkele voorbeelden van weefsels.
Voorbeelden
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
plantaardig
dekweefsel

vulweefselvaatweefsel
Het oppervlak van een blad bestaat uit dekweefsel. Het bladmoes is vulweefsel en de nerven van het blad zijn het vaatweefsel
dierlijk
spierweefsel







zenuwweefsel
vetweefsel
Het hart is opgebouwd uit spierweefsel, zenuwweefsel en vetweefsel
2.3 Microscopisch onderzoek
Hoe werk je met een microscoop?
Het is zeer belangrijk om de werkwijze voor het gebruik van de microscoop te volgen. Dit doe je om een goed beeld te krijgen en te voorkomen dat de microscoop stuk gaat.
oculair
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
tubus statief
preparaatklem
revolver objectief / lens diafragma
lamp
tafel grote stelschroef
kleine stelschroef voet powerknop

Stappenplan
a Draai de tafel met de grote stelschroef tot helemaal beneden.
b Draai aan de revolver zodat het kleinste objectief naar beneden wijst.
c Leg je preparaat tussen de preparaatklemmen en de tafel. Zorg ervoor dat wat je wil bekijken boven de opening ligt. Zo kan het licht van de lamp erdoor schijnen.
d Kijk vanop de zijkant naar de microscoop. Draai aan de grote stelschroef tot de tafel juist voor de lens komt. Let erop dat het preparaat niet tegen de lens komt.
e Kijk door het oculair en verplaats de tafel met de grote stelschroef naar beneden tot het object ongeveer scherp is. Met de kleine stelschroef kan je het onderwerp nauwkeuriger scherpstellen.
f Draai indien je dat wenst de revolver naar een lens met sterkere vergroting zonder dat je de tafel verplaatst.
2.4 De dierlijke cel
DOE DE TEST
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Oriëntatie
Onderzoeksvraag
Uit wat zijn organen opgebouwd?
Hypothese
Ik denk dat organen uit zijn opgebouwd.
Voorbereiding
Benodigdheden
microscoop spatel / plastic lepel kleurstof (methyleenblauw of eosine) voorwerpglaasje dekglaasje keukenpapier
Werkwijze
1 Wrijf met een spatel of een plastic lepel langs de binnenkant van je wang.
2 Wrijf het slijm uit over het midden van het voorwerpglaasje.
3 Herhaal dit een aantal keer.
4 Voeg één druppel kleurstof toe.
5 Plaats er voorzichtig een dekglaasje op.
6 Haal overtollig kleurstof voorzichtig weg met een keukenpapiertje.
7 Leg het preparaat onder de microscoop en bestudeer de scherpe afbeelding.

Kleurstof
Om het preparaat onder de microscoop te bekijken volg je het stappenplan op pagina 18. Zo beschadig je het preparaat niet.
Uitvoering
Waarneming / resultaat
Welke afbeelding past het best bij wat je zag onder de microscoop? Kruis aan.


INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Reflectie
Besluit
Ons lichaam is opgebouwd uit
Mijn hypothese is JUIST / FOUT.
Onder de microscoop of op de afbeelding zag ik ÉÉN / MEERDERE cellen.
Een dierlijke cel bestaat uit een aantal onderdelen waarvan je hieronder de omschrijving kan lezen.
celonderdeel
omschrijving
cytoplasma gelachtige vloeistof waarin verschillende celonderdelen voorkomen mitochondriënkleine korreltjes in het cytoplasma, amper zichtbaar
celkern bolvormig donkergekleurd celonderdeel celmembraaneen dun vliesje rondom het cytoplasma
Hieronder zie je een afbeelding van een dierlijke cel. Benoem de aangeduide onderdelen. Kies uit: celmembraan – cytoplasma – celkern – mitochondriën
In een dierlijke cel kan je met de microscoop een celkern, celmembraan en het cytoplasma waarnemen. De mitchondriën zijn moeilijk of zelfs niet waarneembaar.
2.5 De plantaardige cel
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
DOE DE TEST
Oriëntatie
Onderzoeksvraag
Uit wat zijn planten opgebouwd?
Hypothese
Ik denk dat planten uit zijn opgebouwd.
Voorbereiding
Benodigdheden
microscoop pincet
scalpel / scherp mes ui voorwerpglaasje dekglaasje kleurstof (eosine) keukenpapier
Werkwijze
1 Laat een druppel kleurstof op het midden van het voorwerpglas vallen.
2 Snij de ui in vieren.
3 Verwijder enkele van de binnenste delen (rokken).
4 Snij met een scherp mes een klein vierkantje (5 mm x 5 mm) uit het vliesje op één van de rokken.
5 Verwijder het vierkantje zachtjes met de pincet.
6 Leg dit vliesje voorzichtig in het midden van het voorwerpglaasje op de druppel kleurstof.
7 Plaats er voorzichtig een dekglaasje op.
8 Haal kleurstof die te veel is voorzichtig weg met een keukenpapiertje.
9 Leg het preparaat onder de microscoop en bestudeer dit.
Om het preparaat onder de microscoop te bekijken volg je het stappenplan op pagina 18. Zo beschadig je het preparaat niet.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Uitvoering
Waarneming / resultaat
Welke afbeelding past het best bij wat je zag onder de microscoop? Kruis aan.


Reflectie
Besluit
Planten zijn opgebouwd uit
Mijn hypothese is JUIST / FOUT.
Onder de microscoop of op de afbeelding zag ik ÉÉN / MEERDERE cellen.
Bekijk het filmpje.
Los de volgende oefening op
a Trek een pijl van de term naar het bijhorende element in de tekening. (De pijl naar de mitochondriën hebben we al voor jou gedaan.)
b Verbind elke term met de juiste uitleg.
celwand
celmembraan
celkern
bladgroenkorrels
mitochondriën
cytoplasma
vacuole
zijn verantwoordelijk voor de fotosynthese: het opgevangen zonlicht wordt gebruikt als energiebron voor de aanmaak van suikers
vult zich met water en zorgt zo voor extra stevigheid
bepaalt welke stoffen de cel in of uit mogen
waterige vloeistof binnen in de cel waarin nuttige stoffen zijn opgelost
beschermt de cel tegen indringers en zorgt voor vorm en stevigheid
bevat het bouwplan voor de werking van de cel, het DNA
zetten brandstoffen om in energie; het zijn de energiecentrales van de cel
In een plantaardige cel kan je met de microscoop een celkern, celwand, celmembraan, bladgroenkorrels, vacuole en het cytoplasma waarnemen. De mitchondriën zijn moeilijk of zelfs niet waarneembaar.
2.6 De cel als levend fabriekje
De cel kan je vergelijken met een fabriek. Er zijn grondstoffen nodig om de cel zijn functie te laten vervullen. Net zoals in een echte fabriek komt ook hier afval bij vrij. Hieronder zie je een tekening (niet de werkelijkheid) van hoe de cel werkt.
Beantwoord de vragen in verband met de figuur van de cel op de vorige pagina.
a Omcirkel in het groen welke stoffen de cel binnenkomen.
b Welke stoffen heb je aangeduid?
c Via welke organen worden deze stoffen opgenomen in het lichaam?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
d Via welke vloeistof die door ons lichaam stroomt worden deze opgenomen stoffen getransporteerd?
e Wat is een andere naam voor glucose?
f Bekijk de weg van glucose in de cel. Waar wordt de glucose naartoe getransporteerd in de cel?
g Welk gas wordt samen met de glucose naar de mitochondriën getransporteerd?
h Waarom worden de mitochondriën als een oven voorgesteld? Wat gebeurt er hier?
i Waarom wordt glucose verbrand?
j Omcirkel in het rood de afvalstoffen die de cel verlaten.
k Welke stoffen heb je omcirkeld?
In de mitochondriën van elke levende cel vindt er celademhaling plaats.
Tijdens de celademhaling wordt glucose (suiker) verbrand om energie te verkrijgen.
Tijdens de celademhaling komen ook afvalstoffen, zoals water en koolstofdioxide vrij.
Opdracht 4
(Zie Verder oefenen? 10 , 13 , 14 )
Schrijf telkens het juiste cijfer bij elke afbeelding.
1 organisme
2 stelsel
3 orgaan
4 weefsel
5 cel






Heb ik het begrepen?
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE





Opdracht 5
(Zie Verder oefenen? 10 , 13 , 14 )
Wat hebben dierlijke en plantaardige organismen met elkaar gemeen? Noteer het juiste begrip in het kadertje boven elke kolom.
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Opdracht 6
(Zie Verder oefenen? 11 , 12 , 15 , 16 , 17 )
Verbind de celonderdelen met hun functie.
cytoplasma
vochtblaasje; zorgt voor extra stevigheid en wateropslag celkern dunne laag rond de cel die het transport van stoffen regelt
bladgroenkorrel celvloeistof die opgeloste stoffen bevat celwand regelt de celwerking en bevat DNA
mitochondriën dikke laag rond plantcel die zorgt voor extra stevigheid vacuole de energiecentrale van de cel celmembraan zorgt voor de groene kleur, vangt licht op en maakt suikers
2.7 Verder oefenen?
10 Rangschik de afbeeldingen volgens het organisatieniveau van een organisme.
11 Kleur één plantaardige cel in het groen en één dierlijke cel in het rood. microscopisch beeld wangslijmvlies microscopisch beeld ajuinvlies

12 Plaats de nummers op een correcte plaats bij de afbeeldingen.
1 bladgroenkorrel
2 celmembraan
3 celkern
4 cytoplasma
5 vacuole
6 mitochondriën
7 celwand



















13 Bekijk de afbeeldingen op de vorige pagina. Noteer de bijhorende nummers bij het juiste organisatieniveau.
organisatieniveau afbeeldingen
cel weefsel orgaan stelsel organisme
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
14 Kleur de cellen van eenzelfde weefsel in dezelfde kleur. Gebruik voor de verschillende weefsels een andere kleur.
dwarsdoorsnede van een blad
In de dwarsdoorsnede herken je verschillende weefsels.
15
a Noteer de naam van elk celtype.
b Noteer de naam van elk celonderdeel.
c Omcirkel in elke cel één mitochondrion.

Celtype:
Celtype:
16 Vul aan met een celonderdeel.
a Ik ben een dun vliesje dat stoffen in en uit de cel laat gaan.
b Ik ben de coördinator van de cel en regel de werking.
c Wij zorgen voor de verbranding van glucose in de cel.
17 Kruis in de juiste kolom aan of het celonderdeel aanwezig is of niet.
plantaardige cellen dierlijke cel vlies van een uigroen blaadjemondslijmvlies
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
bladgroenkorrels
celwand de hele celkern
cytoplasma vacuole
celmembraan
bladgroenkorrel delen van de groene plantencel die verantwoordelijk zijn voor het opvangen van licht en de aanmaak van suikers cel kleinste bouwsteen van een organisme
celademhaling verbranding van glucose in de mitochondriën om bewegingsenergie te verkrijgen
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
celkern regelt de werking van de cel en bevat de erfelijke informatie celmembraan dunne laag rond de cel die het transport van stoffen regelt
celwand dikke laag rond plantencellen die zorgt voor extra stevigheid
cytoplasma celvloeistof met opgeloste stoffen levenskenmerk kenmerk of eigenschap van een organisme zoals bv. ademen, eten …
macroscopisch wat je kan zien met het blote oog microscopisch wat je niet kan zien met het blote oog. Je hebt een microscoop nodig.
mitochondriën energiecentrales van de cel orgaan deel van een organisme dat een bepaalde levenstaak vervult organisme levend wezen
stelsel groep van organen die samenwerken aan één levenstaak vacuole vochtblaasje in plantencellen die zorgt voor extra stevigheid weefsel groep van cellen die er hetzelfde uitzien en dezelfde functie hebben
ik ken het!
paginanummer
Ik kan het verschil tussen micro- en macroscopisch uitleggen aan de hand van een voorbeeld. p. 3
Ik kan de belangrijkste organen en stelsels van het menselijk lichaam opnoemen. p. 6-9
Ik kan de belangrijkste organen en stelsels van het menselijk lichaam aanduiden op een tekening. p. 8, p. 13
Ik kan aangeven tot welk stelsel een bepaald orgaan van het menselijk lichaam behoort. p. 8-9
Ik kan de verschillende organisatieniveaus van een organisme opnoemen en van klein naar groot plaatsen. p. 15-16
Ik kan de eigenschappen van een weefsel opnoemen. p. 16
Ik kan met een microscoop werken. p. 18-22
Ik kan een eenvoudig microscopisch preparaat maken. p. 19-22
Ik kan de onderdelen van een dierlijke en plantaardige cel opnoemen, herkennen en aanduiden op een tekening. p. 27-29
Ik kan de functies van de celonderdelen van een dierlijke en plantaardige cel opnoemen. p. 27-29
Ik kan de verschillen tussen een dierlijke en plantaardige cellen opnoemen. p. 21, p. 23
Colofon
INKIJKEXEMPLAARDIEKEURE
Auteur Tim Stoelen met medewerking van Diederik Maebe
Illustrator Lieven Vandenberghe
Eerste editie
Bestelnummer 90 808 0520
ISBN 978 90 4865 151 1
KB D/2025/0147/084
NUR 126
Thema YPMP
Verantwoordelijke uitgever die Keure, Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge
RPR 0405 108 325 - © die Keure, Brugge
Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No parts of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher. De uitgever heeft naar best vermogen getracht de publicatierechten volgens de wettelijke bepalingen te regelen. Zij die niettemin menen nog aanspraken te kunnen doen gelden, kunnen dat aan de uitgever kenbaar maken.
Die Keure wil het milieu beschermen. Daarom kiezen wij bewust voor papier dat het keurmerk van de Forest Stewardship Council® (FSC®) draagt. Dit product is gemaakt van materiaal afkomstig uit goed beheerde, FSC®-gecertificeerde bossen en andere gecontroleerde bronnen.