De Vijfhoek november 2020

Page 6

BUREN VAN DE MARKTEN Leo Vigneron

©LUC AUWAERTS@STADSBIOGRAFIE

Leo Vigneron woont tussen station Kapellekerk en de kerk zelf, in een zijstraatje van de Hoogstraat. Hij ontvangt ons hartelijk in zijn ruim en gezellig appartement, drie hoog, met groot terras en prachtig uitzicht op het Justitiepaleis. De halte van de maand is vlakbij, op ongeveer 100 meter van zijn woning. Hij woont al zijn hele leven lang in dezelfde omgeving en kent de geschiedenis van de wijk heel goed. De Vijfhoek: Leo, je bent een geboren en getogen Brusselaar? Leo Vigneron: Inderdaad, in 1934 zag ik het levenslicht in het huis hier om de hoek, Hoogstraat 57. Mijn ouders hadden daar hun familiebedrijf. Ik ben een echt Brussels ketje die de gloriejaren van de buurt heel goed gekend heeft. Maar men zegt dat om een echte Brusselaar te zijn, je grootouders en ouders ook in Brussel geboren moeten zijn. Ik ben dus geen rasechte Brusseleir. Papa was afkomstig van Tienen en had ook het zangerige accent van die stad. Ik ken 6

zelfs, na al die jaren, nog een typische uitdrukking in het Tiens dialect: Wèlle spelde vreuger bè de mais oep de braai van't kottegoar. (vertaling: wij speelden vroeger met de knikkers op de stoep van het politiebureel) Wat voor een zaak hadden je ouders vroeger? Het familiebedrijf, kortom de winkel, werd door mijn grootouders opgericht en was meer dan honderd jaar open! Na mijn grootouders en ouders waren mijn broer Albert en zijn echtgenote de laatste eigenaars. De winkel sloot eind 2000 zijn deuren. Een stukje geschiedenis verdween. De zaak leed onder de concurrentie van de grootwarenhuizen en er kwam steeds minder en minder volk over de vloer. Wat werd er allemaal verkocht? De winkel had als naam De gouden kam/ Le Peigne d’ Or en was een begrip in de Marollen. Het was een soort bazaar waar je alles

kon vinden en je een keuze had uit meer dan duizend artikels. Gaande van valiezen, kinderwagens, speelgoed, kantoorartikelen, schoolgerief. Op het einde van de grote vakantie, voor het begin van het nieuwe schooljaar liep het altijd storm in onze winkel. Grappig is dat wanneer ik hier in de omgeving wandel, ik nog volk tegenkom dat nog Monsieur Peigne D’Or tegen me zegt. Waarschijnlijk kwamen die ouderen als kind in onze winkel hun potloden kopen. Ze verwarden mij zeker met mijn broer die zaakvoerder was en op mij leek, want ik zelf heb nooit in de winkel achter de toonbank gestaan. Ik deed wel de administratie. Er waren toen nog veel winkels in de Hoogstraat? Vast en zeker. Drogisten, bakkers, beenhouwers, kledingzaken, de ene naast de andere. Van oorsprong waren al die handelaars Vlamingen. Er waren er bij die welluidende bijnamen hadden zoals Dikken Tisch en Jeanne van Litte (lacht). Voor de bekendere kledingzaken zoals Alba en Michiels kon men zelfs in het Pajottenland reclame voor hun winkels aantreffen. Dat is nu allemaal gedaan. Wie komt er nu nog naar Brussel centrum of de Marollen om te winkelen? De grote shoppingcentra bevinden zich aan de rand van de stad. Onder andere omwille van parkeergelegenheid gaan de mensen daar liever naartoe. In Brussel centrum zijn er ook nog steeds veel openbare werken en het circulatieplan

Om een echte Brusseleir te zijn moeten je grootouders en ouders ook in Brussel geboren zijn

vind ik ook niet helemaal geslaagd. De klanten vinden er hun weg niet meer in terug. Je ging naar school in het Sint-Jan Berchmanscollege, hoe was dat? Mijn kleuterschool heb ik bij de nonnekes doorgebracht, die toen in de Priemstraat gevestigd waren. Daarna heb ik de volledige cyclus, vanaf de voorbereidende tot de retorica doorlopen, het laatste jaar van de toenmalige humaniora. Ik zat er in de Grieks-Latijnse. Het was wel heel handig voor mij dat het college zo vlakbij lag. Op een vijftal minuten was ik op school. ’s Middags kon ik thuis middageten. Voor de leerlingen die uit de rand of verder kwamen was dat wel iets anders. Hoe verliepen de lessen toen? Voor mij was dat daar avant-garde onderwijs. In het voorlaatste jaar stond er tijdens de Nederlandse les die, door een pater jezuïet gegeven werd, het boek Kaas van Willem Elsschot op het programma. In de jaren 1950 was dat enorm merkwaardig. In het laatste jaar bespraken we het boek dat in deze tijden zeer hedendaags is: De Pest van Albert

Camus. Ik heb het boek hier nog en heb het recent nog eens herlezen. Ik heb alleen maar goede herinneringen aan het Sint-Jan Berchmanscollege en zeker aan de literatuurlessen. In 1951 verliet ik het college en vatte mijn rechtenstudies aan. Na het behalen van mijn diploma rechten kwam ik in de wereld van de verzekeringen terecht met als specialiteit het verzekeren van kerncentrales. Was het college in de jaren ‘50 elitair? Ja en nee, ik had dat gevoel niet. Het was wel Vlaamsgezind. Er was in die tijd nog een Franstalige afdeling maar die is definitief verhuisd naar Saint-Michel in Etterbeek. Daarna werd het college volledig Nederlandstalig. Nu kan men stellen dat de hele Brusselse adel de koninklijke familie gevolgd is door hun kinderen ook naar het college te sturen. Hoe waren de donkere oorlogsjaren in de Marollen? Om te beginnen was er toen geen lockdown zoals we die nu kennen. Er was wel een avondklok. Gedurende de hele bezetting zijn de winkels opengebleven en is het openbare leven blijven functioneren. De zwarte markt tierde in die dagen welig op het Vossenplein. De Radijsstraat was de plaats bij uitstek om aan eten te geraken. Wit brood en hesp waren zeldzaam te verkrijgen. Om ons huis te verwarmen kocht mijn vader spriet, bruinkool als goedkope brandstof voor de kachels. Als kind heb ik nooit centrale verwarming gekend.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.