geric wordt immers door Eggeric verslagen, als zij haar mening geeft, en na de dood van Eggeric weggegeven aan Elegast, zonder dat zij daar zelf inspraak in heeft. Symboliek De symboliek in dit verhaal staat in het teken van het Christelijk geloof. Karel wordt driemaal bezocht door een engel van God. Ook in het verdere verhaal speelt de bescherming van God een grote rol. Een ander symbolisch kenmerk is de kleur zwart. De kleur zwart staat symbool voor slechtheid. Elegast is gekleed in een zwart gewaad. Op het eerste gezicht ziet Karel hem dan ook als een vijand. Later blijkt echter dat het zwart geen teken van slechtheid was; Elegast is een goede man. Genre Het verhaal van Karel ende Elegast behoort, zoals al eerder gezegd, tot de voorhoofse ridderromans. De benaming ‘voorhoofs’ impliceert dat er ook ‘nahoofse’ of ‘hoofse’ ridderromans bestaan. Het verschil tussen een voorhoofse en een hoofse ridderroman berust voornamelijk op de hoffelijkheid (vandaar de benaming ‘hoofs’) van de ridders. De ridder Elegast bezit de eigenschappen van een goede ridder (kracht, moed). Naar deze kenmerken wordt vaak verwezen. In dit verhaal is sprake van verticale trouw (de trouw van de leenman aan de leenheer), in een hoofse roman zou juist horizontale trouw (de trouw van leenmannen onderling) centraal staan. Ook bevat het verhaal enkele sprookjesmotieven en heidense kenmerken, zoals de toverkunsten van Elegast. Dit is ook een kenmerk van een voorhoofse roman; in een hoofse roman zouden de heidense kenmerken niet terug te vinden zijn, omdat die zijn geschreven in de periode van het Christelijk geloof. Het verhaal behoort tot de Karelepiek. Men zou denken dat deze benaming logisch is, omdat het karakter dat centraal staat Karel de Grote is. Dit is echter minder logisch dan verwacht, aangezien het verhaal zich in de meeste Karelromans afspeelt in de kringen rondom Karel en Karel zelf op de achtergrond staat. Karel ende Elegast is een van de enige overgeleverde verhalen, waarin Karel de Grote zelf een hoofdrol heeft.
Opbouw Zoals al bij de zakelijke gegevens vermeld is, valt deze roman uiteen in zeven delen. Het begint met een proloog, waarin het verhaal wordt aangekondigd. Vervolgens wordt de opdracht verhaald en hoe Karel daarop reageert. Het derde deel bevat de tocht door het woud en de ontmoeting met Elegast. Het vierde deel verhaalt de tegenstelling tussen de grote kundigheid van Elegast en de onbekwame Karel. Vervolgens worden de inbraak en de ontdekking van de samenzwering besproken. Daarna wordt de ontknoping beschreven. En het verhaal eindigt met een epiloog, waarin de verteller de luisteraars oproept te bidden tot God. Tijd Het verhaal speelt zich af in de Middeleeuwen. Door mondelinge overleveringen is het jaren doorverteld, telkens in een iets andere versie. Hierdoor is het moeilijk te zeggen wat de precieze tijd is, waarin het verhaal zich afspeelt. Men vermoedt dat het verhaal aan het eind van de achtste eeuw plaatsvond. De vertelde tijd is ongeveer vierentwintig uur. Het verhaal begint immers op de avond voor de hofdag met de engelen en de rooftocht en eindigt de avond erna met het godsgericht. Het tijdsverloop is chronologisch en continu. Het verhaal wordt ab ovo verteld. Voor het begrijpen van deze ridderroman is namelijk geen voorkennis nodig. De verteltijd is ongeveer 63 bladzijden. Ruimte Het verhaal speelt zich af op drie plekken: in het kasteel van Karel, in het woud en in het kasteel van Eggeric. De omgeving wordt niet zeer duidelijk beschreven. Toch werd de sfeer van de omgeving - en de gevoelens die deze sfeer opriep bij de hoofdpersonen - tijdens het lezen van deze roman zeer duidelijk. Het kasteel van Karel wordt beschreven als een rustige en veilige plek, terwijl het woud als een onveilige en gevaarlijke plek wordt afgeschilderd. Vertelvorm Het verhaal wordt verteld vanuit een personale verteller. Het is opgeschreven in een vorm, waaruit blijkt dat het vroeger mondeling is overgeleverd. Het boek is namelijk een letterlijke vertelling van een middeleeuwse spreker, die op schrift gesteld is. Een goed voorbeeld