Elegast wil eerst nog het beroemde zadel van Eggeric stelen. In de slaapkamer van Eggeric, waar het dure zadel ligt, hoort hij Eggeric tegen zijn vrouw zeggen dat hij Karel wil vermoorden op de hofdag. Zijn vrouw laat merken dat ze dat niet goed vindt en krijgt een klap. Elegast vangt het bloed van de vrouw op in zijn handschoen. Weer buiten gekomen, vertelt Elegast Karel (Adelbrecht) over het complot. Karel beseft dan waarom hij uit stelen moest (“Doen wiste Karel wel te voren, dat hem god te stelen ontboot om te bescudden vander doot”). Elegast durft de koning niet onder ogen te komen. Daarom zegt Karel dat hij de vorst op de hoogte zal brengen. Op de hofdag neemt Karel Eggeric en zijn medestanders gevangen en laat Elegast getuigen met het bloed van Eggerics vrouw. Elegast daagt Eggeric uit voor een tweegevecht. Voor het strijden begint, richt Elegast zich in tegenstelling tot Eggeric tot god en uiteindelijk wint hij het duel. Hij wordt door de koning vergeven van zijn zonden en trouwt de vrouw van Eggeric (“Die coninc gaf hem eggerics wijf. Si waren tsamen al haer lijf.”). Het verhaal eindigt met de woorden ‘nu segghet amen alle gader’.
Personages Karel de Grote (742-814) is een historische keizer, die alle Franken verenigde in een rijk en daarnaast nog heel veel gebieden veroverde. Om te zorgen dat iedereen in zijn rijk elkaar begreep (er werden immers tot dan toe veel talen gesproken en niemand kon zich verstaanbaar maken), sloot hij een bondgenootschap met de kerk. Priesters en monniken konden immers lezen en schrijven en daarom zorgde hij ervoor dat iedere vorst in zijn rijk een aantal priesters en monniken rondom zich had, die zijn wetten konden vertalen. De reden dat Karel als voorbeeld was genomen, is dat hij een uitstekend voorbeeld was voor alle andere vorsten. In dit verhaal is Karel de Grote niet de machtige keizer, zoals iedereen hem kent uit de geschiedenisboeken, maar een zeer gelovige man (hij gehoorzaamt de engel en bidt meerdere malen tot God) en een slechte inbreker. Hij wordt afgeschilderd als een dappere man, die toch ook angst kent. Elegast is een dappere roofridder, die door Karel is verbannen uit de stad (waardoor hij nood-
gedwongen uit stelen moest gaan). Toch blijft hij trouw aan koning Karel. Hij blijkt in het verhaal te kunnen toveren en wordt afgeschilderd als een edelmoedige en dappere ridder. De naam Elegast is vermoedelijk afgeleid van de naam Elvengast (= heer van de elven). Dit verklaart de toverkunsten, die Elegast uitvoert. Eggeric van Eggermonde is de kwaadaardige zwager van Karel. Hij beraamt een aanslag op Karel om de macht over te nemen en wordt voorgesteld als een onbetrouwbare en ruwe ridder, die bovendien een verrader is, omdat hij ontrouw is aan zijn leenheer (dit was in de Middeleeuwen een zeer kwalijke zaak, want feodale trouw was erg belangrijk). Thema Het thema van deze voorhoofse roman is trouw. Elegast is trouw aan koning Karel, ondanks dat hij door hem verbannen is uit de stad wegens stelen. Het loopt met hem dan ook goed af. Eggeric is echter ontrouw aan de koning, aangezien hij een aanslag op hem beraamt. Hij wordt uiteindelijk vermoord. Hieruit blijkt dat het goede (trouw aan de leenheer) het slechte (ontrouw aan de leenheer) overwint. Motieven Een belangrijk motief in dit boek is het geloven in en trouw zijn aan God. Karel geeft immers gehoor aan Gods bevel om uit stelen te gaan. Ook bidden zowel Karel als Elegast tot God en zij smeken Hem om hulp. Eggeric bidt echter niet en krijgt het dan ook zwaar te verduren. Een ander kenmerkend motief is de verticale (feodale) trouw. Elegast was een leeman van Karel de Grote en blijft hem trouw, hoewel Karel hem al zijn bezittingen heeft afgenomen en hem heeft verbannen uit de stad. Ook moed en kracht spelen een belangrijke rol in dit verhaal. Elegast is zeer moedig, omdat hij in durft te breken bij Eggeric en hem vervolgens confronteert met zijn verraad in een tweegevecht. Daarmee is hij het toonbeeld van een ridder. Ten slotte wordt de vrouw in dit verhaal als onbelangrijk en ondergeschikt aan de man beschouwd. De vrouw van Eg-
5