Verboden Kringen

Page 1

VERBODEN KRINGEN HET LAND VAN DE BEGRENSDE MOGELIJKHEDEN Pilootproject naar de betekenis en potentie van de houten huizen in de verboden kringen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie 1


INHOUDSOPGAVE Inleiding

3

1. Werking van de Kringenwet

7

2. Locaties

13

2.1 Fort Op de Biltstraat

14

2.2 Fort Nieuwersluis

18

3. Verschijningsvorm van houten huizen en andere opstallen

21

24

3.1 Pandbeschrijvingen De Bilt

Woonhuis aan de Oostbroekselaan

Restaurant De Beerenkuil

Woonhuis aan de Biltsestraatweg

3.2 Pandbeschrijvingen Nieuwersluis

Boerderij Landzicht

Dienstwoningen Pupillenschool

Woonhuis aan de Mijndensedijk

31

4. Territoriumstrijd

38

4.1 De Bilt

40

4.2 Nieuwersluis

51

5. Behoud door ontwikkeling

58

5.1 Scenario’s voor de Verboden Kringen

59

5.2 Scenario’s voor de houten huizen

76

Bijlagen

Methodiek

Bronnen

82

Colofon

86 2


INLEIDING

3


Verboden kringen rond Muiden, 1879, bijgewerkt tot 1926. [HUA]

Rand van de stad Haarlem aan het einde van de zeventiende eeuw, op een schilderij van Ruisdael (16281682). [Büttner 2006]

Het Vaderland, 5 juni 1926. [KB, Historische kranten in beeld]

INLEIDING Bekkenslag en vlaggen bij de opheffing van de ‘knellende bepalingen van de Kringenwet’ in Naarden: een krantenbericht uit 1926 waaruit we de greep van het militaire gezag op het gemeentelijk territorium kunnen aflezen. De Kringenwet (1814, herzien 1853) belemmerde tot de definitieve opheffing in 1963 in grote delen van het Nederlandse grondgebied de stads- en dorpsuitbreiding. Bouwen in steen was in de zogenaamde verboden kringen rondom de forten van de Vesting Holland niet toegestaan. Om in tijden van oorlog het schootsveld snel vrij van obstakels te kunnen maken, moesten zoveel mogelijk objecten in de kringen van hout zijn: huizen, café’s, kippenhokken, kolenschuren, lantaarnpalen en seinhuisjes. Zodat bij nadering van de vijand in een groots gebaar van zelfdestructie het oorlogsveld open kwam te liggen. In het Nationaal Archief in Den Haag blijkt uit de archieven van het Departement van Oorlog de fascinerende administratieve precisie waarmee de ambtenaren de bouwaanvragen voor houten opstallen in de kringen behandelden. In onze 21e eeuwse ogen doen de verregaande staatsrestricties ten aanzien van het particulier eigendom archaïsch aan – net zo

archaïsch als de manier van oorlogvoeren die spreekt uit de Kringenwet. Massale troepenverplaatsingen over land, het onder water zetten van hectaren polder om de vijand tegen te houden, het schuilen in bunkers en het platbranden van obstakels in de schootsvelden – sinds de komst van het vliegtuig en de kernbewapening is deze kleinschalige territoriale (of deze regionale) poging tot landsverdediging in onze ogen achterhaald en naïef. Maar gedurende anderhalve eeuw was de Kringenwet een levende bestuurlijke werkelijkheid. In vele delen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan, door het regiem van de Kringenwet, houten huizen en opstallen in het voorterrein van de verdedigingswerken. Evenals de inundatievlakken, zijn de kringen grotendeels open gebleven. Als onderdeel van de NIeuwe Hollandse Waterlinie vormen de houten huizen en de kringen tezamen een waardevol historisch exposé.

Twee studielocaties: Fort op de Biltstraat en Nieuwersluis Dit rapport is het verslag van een studie naar de houten bebouwing in de verboden kringen van het Fort op de Biltstraat (Utrecht) en Nieuwersluis, uitgevoerd in opdracht van het Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze twee locaties werden gekozen vanwege hun extreem hoge en extreem lage ruimtelijke dynamiek na intrekking van de Kringenwet. Voor het Fort op de Biltstraat en Nieuwersluis golden, in tegenstelling tot Naarden, geen verlichtende maatregelen. Hier hield het Ministerie van Oorlog tot ver in de jaren vijftig van de twintigste eeuw vast aan de wet en organiseerde zij bijvoorbeeld in 1929 een voorlichtingsbijeenkomst voor het Utrechts Landbouwgenootschap, omdat ‘gebleken is dat vele grondeigenaren en gebruikers niet of slechts in zeer geringe mate op de hoogte zijn van de beteekenis en de werking van de Wet op de verboden kringen, hetgeen meermalen aanleiding geeft tot misverstand.’

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | THEMA | Inleiding

4


Aan de oostelijke stadsrand van Utrecht is de situatie van vóór de intrekking van de wet in 1963 in snippers landschap terug te vinden. De houten huizen langs de Biltsestraatweg en de Oostbroekselaan vormen een bescheiden en voor velen nauwelijks herkenbare herinnering aan het eens zo lege landschap. In Nieuwersluis, aan de Mijndensedijk (voormalige gemeente Loosdrecht) wacht een hele andere ervaring: daar zijn de houten huizen nog in hun oorspronkelijke setting te zien, compleet met de houten boerderij ‘Landzicht’, inderdaad in het open land. Maar of de huizen nu temidden van het ruimtelijk geweld van kantorenflats, snelwegen, en recreatiegebieden liggen of nog in hun oorspronkelijke ruimtelijke context ervaarbaar zijn, de houten bebouwing is het tastbare resultaat van de werking van de Kringenwet. Reden voor het Projectbureau Nieuwe Hollandse Waterlinie om deze bebouwing in zijn historische context te laten onderzoeken en als objecten nader te omschrijven.

De voorstad: een programmering van lust en last De houten huizen in de verboden kringen mogen ons nu voorkomen als aandoenlijke relicten van een voorbije werkelijkheid, als objecten in de stadsrand hebben ze een langere geschiedenis. De kringenwet en de houten huizen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn een continuering van de (houten) voorsteden die bestonden rond premoderne vestingsteden. Met de kringenwet werd het bouwen in defensiegebieden voor het eerst gereguleerd, maar de praktijk van (illegaal) bouwen en vernietigen in oorlogstijd is veel ouder. Fockema Andreae, Hekker en Ter Kuile schrijven in 1000 jaar bouwen in Nederland: ‘Elke oorlog, ieder beleg brengt die [verwoestingen] met zich; de omtrek der stadsmuren wordt door vriend en vijand als om strijd geraseerd. De Middeleeuwer, gewend aan uitersten en niet voor rampen terugschrikkend met een grooten brand in een menschenleven mocht iedere stad toch rekenen -, werd daardoor niet van herbouw afgeschrikt. Blijkens Jacob van Deventers plattegronden had aan den vooravond van den Tachtigjarigen Oorlog haast elke stad uitgestrekte voorsteden. Deze bebouwing stond wel op wankelen bodem, in strijd met verbodsbepalingen en af te breken op bevel; maar de kans daarop weerhield de bouwers evenmin als de oorlogsrisico’s.’ (Fockema e.a., p. 107) In Leiden bestond in de middeleeuwen een vrij precieze regelgeving voor het bouwen buiten de vesten, tevens gebaseerd op kringen en gradaties

van bebouwingsintensiteit. In de eersten kring was alle bebouwing verboden, in de tweede kring was alleen landelijke bebouwing toegestaan, terwijl in een derden kring wel dorpsbuurten gebouwd mochten worden, maar geen nederzettingen van enig economisch gewicht en geen gebouwen van weerbaar karakter. Met hulp van deze bepalingen wist Leiden b.v. de systematische uitbouw van Katwijk a/d Rijn op Het Zand te beletten. Een programmatisch aspect van de premoderne voorstad was de vestiging van overlastveroorzakende bedrijvigheid. Binnen de stadsmuren konden steen- en kalkovens, scheepstimmerwerven, houtstekken, bokkinghangen en lakenramen geen plaats vinden. Herbergen en uitspanningen behoorden tot de gebruikelijke stoffering van de voorsteden, alsmede een pest-, melaten- of leprozengasthuis en soms een hospitium voor arme reizigers. Tegelijkertijd accommodeerde de stadsrand een ontspanningsfunctie: lusthuizen - vorstelijke, adellijke, burgerlijke – ontstaan in de periferie vanaf de zestiende eeuw.

De stadsrand van Utrecht - oostzijde In de stadsrand van Utrecht vinden we juist deze combinatie van ‘lust en last’ terug. Buiten de stadswallen lag aanvankelijk een gebied van tuindersgronden, doorsneden door de verhoogd gelegen en bestrate steenweg naar Amersfoort (Biltsestraatweg). Aan deze steenweg werd in 1470 het stenen melatenhuis gebouwd, dat in 1914 wegens oorlogsdreiging op last van het Ministerie van Oorlog werd afgebroken. Dichter naar de stad, maar buiten de vestingwallen, werd in de 17e eeuw de Maliebaan aangelegd, geflankeerd door lusthoven, waarna de stadswallen zélf een recreatiefunctie kregen met het ontwerp voor het wandelpark van J.D. Zocher (1829). Buiten de oude wallen werd de begraafplaats Sint Barbara (1875) aangelegd maar verrees ook het chique Wilhelminapark (1888), gevolgd door café/restaurant ’t Kalfje (omstreeks 1920), een ijsbaan en later in de 20e eeuw de Veemarkt en het lustlandschap van de democratie: camping de Berekuil en Park Bloeyendaal. De houten huizen nabij Fort de Bilt bieden ons als het ware een historische ervaring van de restrictieve stadsrand. Ze maken de begrenzing van de oostrand van Utrecht leesbaar, een ervaring die in de ‘urban sprawl’ van de Randstad zelden meer te vinden is. En de betekenis van de Oostbroekselaan als fysieke begrenzing gaat nog verder terug in de tijd. De Oostbroekselaan (de voormalige Hoofddijk), locatie van de houten huizen, blijkt de grens van de middeleeuwse stadsvrijheid te zijn. (Renes (2005),

p. 22-23). Ten oosten van de Hoofddijk golden de gildenbepalingen niet en konden bedrijven goedkoper produceren, terwijl de strafrechtspraak van de stad Utrecht en de stedelijke belastingen hier niet golden.

Utrecht vanuit het oosten, met Fort De Bilt op de voorgrond, 1952. [NIMH]

De occupatie van Nieuwersluis Rond de vesting Nieuwersluis is de dynamiek van de 20e eeuw veel geringer gebleven. Nieuwersluis’ grote veranderingen gaan terug tot de 17e eeuw, toen de oeverstrook langs de Vecht de vestigingsplaats werd voor buitenplaatsen van Amsterdammers. De aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie betekende voor Nieuwersluis de omvorming van een reeds oudere versterking die teruggaat tot 1629. De sociaal-economische signatuur van Nieuwersluis is lange tijd bepaald geweest door de buitenplaatsforensen met hun woning in Amsterdam en de militaire Pupillenschool in de Koning Willem III-kazerne (1877). De school was voornamelijk bedoeld voor de zonen (12-14 jaar) van ‘behoeftige ouders’, die niet in staat waren hun kinderen een goede opvoeding te geven. Naast de pupillen in de kazerne woonden verspreid door het dorp opleidingspersoneel in (houten)dienstwoningen. In het landschap rond Nieuwersluis is, ondanks de nabijheid van grote infrastructuur als snelweg, spoorlijn en Amsterdam-Rijnkanaal, sprake van een opvallend luwe ruimtelijke ontwikkeling. Hier heerst de trage continuering van het occupatiepatroon van vóór de Kringenwet, met een opvallend aantal overgebleven houten bebouwing: veenboerderijen, officierswoningen en schuren.

Utrecht vanuit het zuiden, met Fort De Bilt in het midden, 1979. [HUA Beeldbank]

Houten huis in de verboden kring rond Fort De Bilt, aan de Oostbroekselaan, 1969. [HUA Beeldbank]

De houten huizen en hun objectwaarde In de Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn ongeveer nog 180 houten opstallen, t.w. houten huizen, boerderijen, enkele villa’s, schuren en overige opstallen bewaard gebleven, de meeste in het noordelijke gedeelte van de linie, met concentraties bij Naarden, Weesp en Nieuwersluis en Utrecht. In het zuidelijke deel van de NHW komen daarentegen nauwelijks houten huizen en dergelijke voor, omdat dit gebied dun bevolkt was. Vele houten huizen hebben inmiddels de status van gemeentelijk monument. Het beleid van de RACM daarentegen voorziet vooralsnog niet in de (integrale) aanwijzing van de houten huizen en overige opstallen tot rijksmonument, ook niet in het kader van de voordracht van de NHW tot plaatsing op de Rijksmonumentenlijst.

5

Hetzelfde houten huis aan de Oostbroekselaan, met op de achtergrond hoge kantoorgebouwen, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]


Fort Nieuwersluis op een luchtfoto, 1926. [NIMH]

Open landschap ten oosten van het Fort Nieuwersluis. [Foto Douwe Koen]

Houten huizen aan de Mijndensedijk, gebouwd voor het personeel van de Pupillenschool, ca 1930. [Collectie Douwe Koen]

Kringplan van de percelen en gedeelten van percelen, liggende binnen de verboden kringen van het Fort Nieuwersluis, 1855. [NA, OSPV 131]

Als onderdeel van deze studie zijn daarom pandbeschrijvingen van een zestal houten huizen opgenomen, drie bij het Fort op de Biltstraat en drie aan de Mijndensedijk bij Nieuwersluis.

De houten huizen en hun toekomst Het rapport behandelt vier aspecten die in onze ogen relevant zijn om de houten bebouwing in zijn historische en toekomstige context te begrijpen. Het rapport begint met een uitgebreide inleiding over de Kringenwet (hoofdstuk 1, De werking van de Kringenwet), waarna in het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op de verspreiding, typologie en verschijningsvorm van de houten bebouwing (hoofdstuk 2, De houten huizen). Het derde onderdeel, ‘Territoriumstrijd’, schetst de ruimtelijke dynamiek in de gebieden rond het Fort op de

Biltstraat en Nieuwersluis. In het vierde hoofdstuk gaan we in op de toekomst van de houten huizen in een al dan niet veranderende ruimtelijke constellatie. Hoe is de samenhang tussen kringenwoningen en kringenlandschap te behouden of te herstellen? Welke fijnmazige en subtiele gebiedskenmerken zijn van belang voor een authentieke ervaring van de kringen en houten huizen? Welke restricties zijn er te stellen aan de ontwikkelingen in het kringengebied en welke regels moeten gelden voor het ontwikkelen van de voormalige kringen? In het antwoord op deze toekomstgerichte vragen wordt door Catherine Visser de vertaalslag van het historisch onderzoek van Douwe Koen en Marinke Steenhuis naar analyse en scenario’s gemaakt – een interdisciplinaire aanpak die een duurzame toekomst van het fascinerende historische gegeven van de houten huizen een stap dichterbij kan brengen.

Boerderij Landzicht nabij het Fort Nieuwersluis, 2008. [Foto DaF Architecten]

6


1. WERKING VAN DE KRINGENWET

7


Plan tot verbouwing van een café aan de Biltsestraatweg, 1932. Goedgekeurd door het Ministerie van Defensie, afgekeurd door de Welstandcommissie. [HUA]

Verboden kringen rond het Fort De Bilt. Het café van bovenstaande bouwtekening ligt binnen de eerste kring. [HUA]

Verboden kringen rond het Fort Aan de Klop in Utrecht, 1936. [HUA]

Werking van de Kringenwet De beheersing van het terrein Tot aan de Napoleontische Tijd domineerden in West-Europa de vestingoorlogen. Bij dit type oorlogen was de beheersing van het terrein rondom verdedigingswerken van cruciaal belang. Zowel de verdediger als de aanvaller maakten zoveel mogelijk gebruik van fysieke condities, zoals bergen en heuvels en in laag terrein van rivieren en moerassen. Vooral een verdedigende partij kon het terrein verder met meerdere kunstmatige middelen tot zijn voordeel inrichten, zoals op het Nederlandse grondgebied met inundaties, waarmee een vijandelijke aanval op de verdedigingswerken zelf

bemoeilijkt of vertraagd werd. Deze maatregelen konden pas in geval van oorlog worden genomen, maar bijvoorbeeld het vrijhouden van de omgeving van vestingen en andere verdedigingswerken van opstallen en beplantingen kon al in vredestijd worden bewerkstelligd. Sommige Hollandse steden kenden daarvoor verordeningen en ook bij de aanleg van de nieuwe vestingwerken van Nieuwersluis in 17451746 was een dergelijke verordening van kracht. In geval van een dreigende aanval werden allerlei terreinvoorwerpen opgeruimd, al dan niet met een schadevergoeding voor de eigenaren.

In 1814 werd - na een lange periode van Franse bezetting (1795-1813) - het Koninkrijk der Nederlanden gevestigd. Er kwam een nieuwe opzet voor de landsverdediging, waarin het vestingstelsel een belangrijke functie kreeg. Gezien het grote belang van permanente vestingen en forten wilde men de omgeving daarvan vrijhouden van opstallen en beplantingen en wel door middel van wetgeving, zoals dat in Frankrijk al sinds 1791 het geval was. Daartoe was nog in 1814 een wet (KB nr. 106) aangenomen, de ‘Wet, houdende bepalingen omtrent de militaire ’s lands gronden en gebouwen; en het bouwen en aanleggen van woningen,

8

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Douwe Koen LOCATIE | THEMA | Werking van de Kringenwet


tuinen, boomgaarden of andere gestichten in den omtrek van vestingen, sterkten, posten en linien van defensie. Gearresteerd den 16den November 1816’. Om diverse redenen voldeed deze niet en daarom kwam er in 1853 een verbeterde en uitgebreidere wet, de ‘Wet van den 21sten December 1853, houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van Vestingwerken van den Staat’ , kortweg de Kringenwet genaamd. De Kringenwet was niet alleen van toepassing op de verdedigingswerken in de NHW, maar ook op de werken van andere verdedigingslinies en afzonderlijke verdedigingswerken in ons land. Overigens kende men ook in de omringende landen vergelijkbare wetten, zoals in België de Wet op de Militaire Erfdienstbaarheden, eveneens uit 1853.

decennia een aantal houten huizen is vergroot en/ of is vervangen door steen. Bij Fort Maarsseveen en Fort Nieuwersluis zijn enkele oude houten woningen zelfs vervangen door nieuwe houtbouw, wat een duidelijke referentie vormt aan de oude situatie.

Classificatie

Met de Kringenwet van 1853 had het Ministerie van Oorlog in vredestijd een juridisch effectief instrument ter beschikking, om de directe omgeving van de verdedigingswerken vrij te houden ten behoeve van vrije observatie en schootsvelden. De belangen van de omwonenden binnen de verboden kringen van de verdedigingswerken kwamen daarbij duidelijk op de tweede plaats. Dit resulteerde in een bebouwing, die qua aantal opstallen en het volume daarvan beperkt was. Nieuwe bouwaanvragen in de kringen moesten (grotendeels) in hout worden uitgevoerd en werden beoordeeld door het Ministerie van Oorlog. Deze bebouwing heeft geen eigen bouwstijl en volgde de heersende architectuurstijlen, waaronder de Amsterdamse School, maar heeft wel enkele overheersende kenmerken, zoals de maatvoering en de aanwezigheid van mansardedaken. De restrictieve werking van de Kringenwet op de bebouwde en gebouwde omgeving van de forten is zonder meer groot geweest. Een indicatie daarvan geven de afgewezen verzoeken voor het bouwen binnen de verboden kringen van de verdedigingswerken. Die restrictieve werking werd nog vergroot, doordat de verboden kringen veelal samenvielen met de inundatievelden. Voor zover dat al toegestaan was, gold dit niet als een aantrekkelijke optie voor het realiseren van duurzame bouwwerken.

Het zal duidelijk zijn, dat niet alle verdedigingswerken even belangrijk waren. Daarom was elk verdedigingswerk (in de Kringenwet vestingwerk genaamd), ingedeeld in een classificatie. Deze kende 3 klassen: de eerste, de tweede en de derde klasse. Hoe hoger de klasse, hoe meer bepalingen er waren en hoe stringenter deze werden toegepast. De verdedigingswerken in de NHW behoorden alle tot de ‘eerste klasse’. De Kringenwet onderscheidde 3 denkbeeldige kringen: een kleine kring van 300 meter, een middelbare kring tussen 300-600 meter en een grote kring tussen 600-1.000 meter vanaf het verdedigingswerk. Deze indeling in 3 kringen was deels terug te voeren op militair-tactische, deels op economische gronden. De kleine kring van 300 meter, waarbinnen de restricties het grootst waren, moest vooral worden opengehouden voor geweervuur vanaf de verdedigingswerken. Daarom moest deze kring zoveel mogelijk vrij zijn van opstallen en beplantingen. De middelbare kring van 300600 meter was ingesteld om ingraving door een aanvaller tegen te gaan en de grote kring van 6001.000 meter tenslotte om de inundatievelden open te houden. Hier waren vooral dijken, taluds van wegen, spoorlijnen en dergelijke, die de inundaties negatief konden beïnvloeden. Vaak wordt aangenomen, dat de verboden kringen in evenwijdige lijnen rond de verdedigingswerken liepen, maar dit gold zeker niet altijd. Van rondlopende kringen was meestal sprake, als het verdedigingswerk door een aanvaller kon worden omtrokken. In geval van rivieren liepen de kringen door tot aan de dijk , omdat het terrein daarachter vanzelfsprekend niet bebouwd of beplant kon worden en het gevaar van omtrekking gering werd geacht.

In mobilisatietijd omvatten de opruimingen voornamelijk het gefaseerd en selectief verwijderen van houtgewas en opstallen binnen de kleine kring. Met verdere opruimingen wachtte men tot een vijandelijke aanval nabij was. Bijgevolg is een groot deel van de houten huizen en overige opstallen met name in de middelbare kring bewaard gebleven, zij het, dat in de laatste

Belangrijkste artikelen van de Kringenwet Voor vele zaken diende een vergunning te worden aangevraagd bij, voor andere een verklaring te worden overlegd (meldplicht) aan de eerstaanwezend ingenieur der Genie (EAI), waaronder het verdedigingswerk ressorteerde. De belangrijkste artikelen uit de Kringenwet voor wat betreft de opstallen en beplantingen zijn:

Art. 21. Binnen de kleine kringen van vestingwerken der eerste en tweede klasse is het geoorloofd, met toestemming van den Minister van Oorlog: 1. g etimmerten te plaatsen, behalve de dekking, welke naar verkiezing kan worden gemaakt, uit verbrandbare stoffen zamengesteld, en geene grootere oppervlakte beslaande dan veertig vierkante el (meter); 2. afsluitingen te stellen, zelfs met steenen voeten, doch deze laatste niet hooger dan vijf palm boven den beganen grond; 3. alle houtgewassen te planten. Voor alle zaken genoemd in artikel 21 gold een aanvraagplicht. Art. 22. Tusschen de kleine en middelbare kringen van vestingwerken van de eerste klasse is het geoorloofd, zonder voorafgaande toestemming: 1. g ebouwen en getimmerten te plaatsen, waarvan de dekking naar verkiezing kan worden gemaakt, en welke gebouwen en getimmerten van steenen voeten, niet hooger dan vijf palm boven den beganen grond, en van gemetselde stookplaatsen en schoorstenen zullen mogen voorzien zijn, maar voor het overige uit verbrandbare stoffen zijn zamengesteld; 2. afsluitingen te stellen, zelfs met steenen voeten, doch deze laatste niet hooger dan vijf palm boven den beganen grond. 3. alle houtgewassen te planten. Voor alle zaken genoemd in artikel 22 gold een meldplicht. Art. 23. Tusschen de middelbare en groote kringen van vestingwerken van de eerste klasse, tusschen de kleine en grootte kringen van vestingwerken van de tweede klasse en binnen de kringen van vestingwerken van de derde klasse is het geoorloofd, zonder voorafgaande toestemming, alle gebouwen, getimmerten en afsluitingen te plaatsen en alle houtgewassen te planten. Voor alle zaken genoemd in artikel 23 gold een meldplicht In artikel 29 is de schadevergoeding in geval van opruiming van terreinvoorwerpen geregeld. Deze zou worden gegeven voor de vernielde gebouwen, getimmerten, afsluitingen of houtgewassen, die al aanwezig waren op het moment, dat de Kringenwet in werking trad. Alle geleden schade van na die datum gerealiseerde opstallen en beplantingen zou

9

Pagina uit de Kringenwet, 1853. [HUA]


Kringschets bij de aanvraag voor het plaatsen van elektriciteitspalen binnen de kleine verboden kring van Fort Tienhoven, 1918. [HUA, Archief EAI Utrecht]

bij een eventuele opruiming echter geheel voor risico van de eigenaren komen.

Administratie Van elk verdedigingswerk moest een kringplan met de situatie van 1853 worden samengesteld, zodat men altijd kon nagaan, of er na de in werkingtreding van de Kringenwet geen illegale bouwwerken, beplantingen enz. waren geplaatst. De kringplans hebben een standaardschaal en zijn gebaseerd op de kadastrale administratie, de Topografisch Militaire Kaart (TMK) en nieuw karteringswerk. Op het kringplan zijn slechts de contouren van het betreffende verdedigingswerk en kringen daar omheen aangegeven; de kaartinvulling bevat echter een gedetailleerde weergave in kleur van alle topografische bijzonderheden: houten en stenen gebouwen – al dan niet op stenen voet - van voor en na 1853, hooibergen, boomgaarden, heggen, grondgebruik enzovoorts.

De meeste kringplans zijn verloren gegaan; de bewaard gebleven exemplaren vertonen vaak sterke sporen van slijtage. Naast het kringplan hield de EAI een kringstaat bij, waarin alle mutaties binnen de verboden kringen werden bijgehouden. Het dagelijks toezicht op de naleving van de Kringenwet was in handen van de fortwachter van het betreffende verdedigingswerk.

Aanvraagprocedure Een belanghebbende richtte zijn verzoekschrift voor een vergunning voor het uitvoeren van een werk binnen de verboden kringen rechtstreeks aan de Minister van Oorlog. De Secretaris-Generaal vroeg namens de minister rechtstreeks bij de EAI na, onder welk(e) verdedigingswerk(en) het uit te voeren te maken werk viel, onder welke voorwaarden de vergunning tot het uit te voeren het werk kon worden verstrekt en zijn advies. De EAI speelde het informatie- en adviesverzoek door aan de fortwachter van het desbetreffende verdedigingswerk. De EAI rapporteerde de uitslag daarvan aan zijn geniecommandant, die het advies met bijbehorende informatie doorstuurde aan de minister. Dit ingezonden advies bestond uit een brief met bijlagen. Een bijlage was een voorbedrukt formulier met daarop de naam van de aanvrager, kadastrale omschrijving, classering van het verdedigingswerk

10


Aanvraag voor de bouw van twee schuren in de kleine kring van Fort Nieuwersluis, 1886. [HUA EAI]

Gemaal aan de Mijndensedijk 45. [Foto Douwe Koen]

Foto van de twee schuren in de kleine kring van Fort Nieuwersluis tijdens de mobilisatieperiode 1914-1918. [Collectie Douwe Koen]

het werk betrof en het advies van de EAI. Verder (vanaf ca 1880) nog een door de EAI opgemaakte kringschets: meestal een blauwdruk op A4 formaat met daarop aangegeven het voorgenomen werk ten opzichte van de verboden kringen. Bij een positieve beschikking van het Ministerie van Oorlog ontving de EAI een afschrift van de vergunning, bij een negatieve beschikking ontving hij niets. Alle verstrekte vergunningen werden in het garnizoensboek van de EAI geregistreerd, evenals de afgewezen verzoeken. Vervolgens moest de vergunningaanvrager bij de Hypotheekbewaarder, waaronder zijn woonplaats

viel, een certificaat van niet-hypothecaire verplichtingen en een uittreksel van de kadastrale legger aan de EAI opsturen. Op basis hiervan en een afschrift van de vergunning moest de EAI een verklaring van afstand van schadevergoeding opstellen.

meldplicht, waarbij de aanvrager de EAI moest informeren over een uit te voeren werk. Hierop gaf deze een ‘verklaring van kennisname’ af aan de aanvrager. Een aanvrager kon de EAI ook informeren door middel van een deurwaardersexploit.

Deze ogenschijnlijk omslachtige werkwijze was noodzakelijk voor voldoende rechtsgeldigheid en om de betrokken instanties op de hoogte te houden van de wijzigingen in het terrein, die in de administratie (kringstaat en kringplan) verder verwerkt moesten worden. Latere wijzigingen in de administratieve gang van zaken zijn hier buiten beschouwing gelaten. Voor alle zaken genoemd in artikel 22 gold een

Stroom van aanvragen Niet alleen voor grote opstallen en beplantingen moest een vergunning worden aangevraagd, dan wel een melding worden gedaan bij de EAI, maar ook voor een breed scala aan andere terreinvoorwerpen; een greep: behalve de eerdergenoemde ook prieeltjes, hooibergen, plantenkassen, kippenhokken, verkeersborden, bruggen, verder het dempen van

11


verkeersborden, bruggen, verder het dempen van sloten, het ophogen of uitgraven van terreinen, het leggen van dammen, etc. Dit resulteerde in een niet-aflatende stroom van aanvragen voor het uitvoeren van werken binnen de verboden kringen. De aanvraag werd door het Ministerie van Oorlog niet alleen getoetst aan de Kringenwet, maar ook aan de lokale ‘verdedigingsbelangen’ Voorkomen moest worden, dat er bij verdedigingswerken in tijd van mobilisatie te veel ‘opruimingsarbeid’ zou moeten plaatsvinden. Vooral na de mobilisatieperiode 19141918 was er sprake van een toegenomen aantal aanvragen voor het bouwen en planten binnen de verboden kringen. Ten eerste omdat omwonenden van verdedigingswerken de tijdens de mobilisatie opgeruimde terreinvoorwerpen wilden herstellen, ten tweede was er sprake van een uitgestelde vraag (tijdens de mobilisatieperiode was er nagenoeg niets toegestaan). Tenslotte bracht de economische groei begin jaren 1920 aanvragen voor nieuwe soorten terreinvoorwerpen met zich mee, zoals trafohuisjes, elektriciteits- en hoogspanningsmasten, straatverlichting, reclameborden, benzinestations, vaak in samenhang met een verbetering en uitbreiding van de infrastructuur. Hierdoor dreigde het voorterrein, met name langs wegen zoals de Biltsestraatweg, dicht te slibben. De Kringenwet heeft niet alleen door zijn toepassing, maar enkel en alleen al door zijn bestaan een sterk restrictieve werking gehad op de terreinen binnen de verboden kringen van verdedigingswerken. Jarenlang blokkeerde het Ministerie van Oorlog op deze wijze de uitbreiding van de stad Utrecht en diverse andere gemeenten. Protesten van de stad Utrecht mochten niet baten: pas in 1951 werd de Kringenwet voorlopig opgeschort. Een impressie van de Internationale Tentoonstelling van Gemeentelijke Openbare Werken in Het Vaderland van 1930 typeert de Utrechtse inzending: ‘Utrecht protesteert voordurend tegen de verboden kringen van de Vesting Holland met haar lunetten en Fort aan den Hoofddijk en nu voor een deel wijlen het Fort aan de Biltstraat, kortom heel dat deel der Nieuwe Hollandsche Waterlinie dat zijn uitbreiding naar het oosten – en dat is merkwaardig want men weet, de grote steden hebben unaniem de neiging zich naar het westen uit te breiden – tegenhoudt. Het uit dit protest op een witte tafel, waarop de stad in zwarte lijnen is aangegeven, de spoorwegen in geel en de verboden kring rood verlicht wordt.’ Overigens had het Ministerie van Oorlog ook buiten het strikte kringengebied inspraak, onder meer bij de uitvoering van grote infrastructurele werken.

De verschillende archieven bevatten over de periode, dat de Kringenwet van kracht is geweest duizenden aanvragen. Uit een steekproef over het jaar 1923 in het Archief van de Commandant Vesting Holland ging het om 240 aanvragen op een totaal van 3000 ingekomen brieven, ofwel 8 procent.

De uitwerking van de Kringenwet Met de Kringenwet had het Ministerie van Oorlog een goedkoop en effectief instrument in handen om de directe omgeving van de forten vrij te houden van bebouwing en beplantingen. Toch kon de Kringenwet niet altijd en overal onverkort worden toegepast. De wet kende een aantal uitzonderingen. Volgens art. 25 waren waterstaatkundige werken voor het uitmalen van polders binnen de middelbare kring van vestingwerken van de eerste klasse en de kleine kring van vestingwerken van de tweede klasse toegestaan als het algemeen belang dat vereiste, zoals stenen gemalen (vanwege brandgevaar van de daarin opgestelde stoommachines) en sluizen. Ook tolhuizen, stationsgebouwen, scheepswerven behoorden tot deze categorie. Een voorbeeld hiervan is het uit 1926 daterende gemaal Mijndensedijk 45, dat hoewel gelegen in de middelbare kring van het Fort Nieuwersluis, in steen is opgetrokken.

kennelijk enige rek bestond – de architect noemt het gedrag van de ambtenaren zelfs ‘strafbaar’. Gathier nam, met behulp van de bouwambtenaar van de gemeente Maartensdijk, namens zijn opdrachtgever het recht in eigen hand - datzelfde jaar werd hem een bouwvergunning verstrekt voor de bouw van woningen aan de Veldzichtstraat, achter boerderij Veldzicht. Hier verrezen ondanks de bepalingen uit de Kringenwet 22 stenen woningen. (www.familiekronieken.eu/familiekronieken/ pagina’s/Veldzichtstraat.htm)

Kringschets van Fort Steurgat met de suikerbietenfabriek, 1923. [HUA, archief EAI Utrecht]

De toepassing van de Kringenwet werd in 1951 opgeschort. Nadat de meeste verdedigingswerken in de NHW in de periode 1955-1965 waren opgeheven als ‘vestingwerk in zin der wet’, volgde uiteindelijk de intrekking van de Kringenwet bij KB van 28 november 1963 (Stb. 541).

Het Vaderland, 8 januari 1927, deel van het artikel ‘Onze Kringenwet en haar gevolgen’. [KB, Historische kranten in beeld]

Voor economische belangen golden ook wel eens uitzonderingen; zo waren de verboden kringen van Fort Steurgat niet van toepassing verklaard op het terrein van de plaatselijke suikerbietenfabriek, die binnen de kleine verboden kring viel. Meestal stonden deze gebouwen er al, voordat het verdedigingswerk werd aangelegd. Het lijkt erop dat het Departement van Oorlog artikel 25 over uitzonderingen ten behoeve van het algemeen belang selectief toepaste. In Het Vaderland verscheen in 1927 een open brief aan de Minister van Oorlog van de getergde Utrechtse architect L.F.C. Gathier, die ondanks herhaaldelijke verzoeken en bezwaarschriften keer op keer geen vergunning kreeg voor de bouw van een groentenkas op een stenen onderbouw van 20 centimeter, terwijl ook een houten woonhuis op stenen voet ten oosten van Fort Vossegat was afgewezen. Zijn bezwaar werd telkens ongegrond verklaard, terwijl hij inmiddels had ontdekt dat een boer in Schalkwijk een grote stenen boerderij had mogen bouwen in de middelbare kring bij Honswijk, deel uitmakend van de sleutelstelling van Utrecht. Het geval maakt duidelijk dat er in de toepassing van de Kringenwet

12


2. LOCATIES: FORT DE BILT EN FORT NIEUWERSLUIS 13


2.1 Fort De Bilt

14


De verboden kringen en zones van de forten en de gedekte gemeenschapswegen ten oosten van Utrecht, 1879. [HUA, Archief EAI Utrecht, inv, nr. 3923]

Plattegrond van Fort op de Biltstraat, 1819. [HUA, Archief EAI Utrecht, Register van Verdedigingswerken]

Fort op de Biltstraat Fort op de Biltstraat is aangelegd in de jaren 1816-1818 als onderdeel van een kraag van verdedigingswerken aan de noord- en oostzijde van de strategisch gelegen stad Utrecht. Ook de in de periode 1816-1824 aangelegde forten De Klop, De Gagel, Blauwkapel, Vossegat en de vier Lunetten op de Houtense Vlakte maakten deel uit van deze verdedigingsgordel. De belangrijkste functie van Fort op de Biltstraat was de verdediging en afsluiting van de Biltsestraatweg. Bij de voltooiing in 1818 bestond het fort uit een halve ster, verdeeld in twee hele en twee halve bastions. De diepe fortgracht, die ontstaan was door uitgraving van aarde ten behoeve van de 4-

5 meter hoge wallen, bood bescherming tegen bestormingen. Aan de stadszijde lag een extra aarden versterking in de vorm van vierkant reduit. Hierop zou de fortbezetting zich kunnen tergtrekken bij een onverhoopte verovering van het hoofdfort door een aanvaller. De beide symmetrische fortgedeelten omsloten de dwars door het verdedigingswerk lopende Biltsestraatweg, maar aan de stadszijde splitste de weg zich ter weerszijden om het reduit heen, waarna de twee weghelften weer bij elkaar kwamen. Ontwikkelingen in de militaire aanvalstactiek vereisten omstreeks 1840 echter nieuwe maatregelen. De bestaande open verdedigingswerken waren

te kwetsbaar geworden tegen een overrompeling en daarom bouwde men in de bestaande en nieuwe verdedigingswerken bomvrije torens en wachthuizen. De gebouwen met hun 1.502.00 meter dikke muren boden de verdedigers met hun wapens de nodige bescherming tegen verrassingsaanvallen. Zo kreeg Fort op de Biltstraat in 1850 een rechthoekig wachthuis, dat werd gebouwd in de as van de Biltsestraatweg. In dit wachthuis waren alle functies zoals geschutsopstelling, logies en voorraden ondergebracht. In 1875 onderging het fort een modernisering door de bouw van een langwerpig bomvrij wachthuis, schuilplaatsen voor de fortbezetting en remises

15

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Douwe Koen LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Locatie


voor het geschut, allen onder gronddekkingen. De Biltsestraatweg kreeg hierna een nieuw tracé en werd aan de zuidzijde van het fort aangelegd. De in 1880 aangebrachte beplantingen zorgden voor de nodige camouflage van het fort. Deze op het glacis en de fortwallen aangebrachte beplanting camoufleerde de hoge fortwallen en gebouwen en verminderde het zicht van granaatinslagen van de vijandelijke artillerie in het fort. Ook de rookontwikkeling bij het vuren van de eigen kanonnen werd hierdoor minder zichtbaar. De rondgaande meidoornhagen langs de onderkant van de fortwallen hadden ook een belangrijke functie; bij beschietingen hielden de wortelstructuren van deze planten de aarden wallen beter intact en de hagen vormden een extra hindernis tegen bestormingen. Door ontwikkelingen in de artillerietechniek in 1885 raakten de forten uiteindelijk te verouderd en zag men af van modernisering. Pas bij de doortrekking van de Biltsestraatweg in 1929, waarbij de ‘stormvrijheid’ van het fort belangrijk werd aangetast, bouwde men een vijftal kazematten van gewapend beton, ter compensatie van de verminderde afweerkracht van het fort.

Gedekte gemeenschapswegen In 1875-1880 liet de Genie de forten bij Utrecht met elkaar verbinden door gedekte gemeenschapswegen, waarlangs ongezien en gedekt tegen vijandelijk vuur, communicatie, troepenverplaatsingen en bevoorrading konden plaatsvinden. Deze verbindingen bestonden uit een weg achter een wal, waarlangs aan de voorzijde een gracht was gegraven. Zo mogelijk maakte men gebruik van bestaande watergangen, zoals de Ridderschapsvaart ten zuiden van de Biltestraatweg. Op diverse plaatsen werden de wallen verbreed voor de aanleg van geschutsbatterijen. Daarmee kregen de gemeenschapswegen een belangrijke verdedigingsfunctie en is het voorterrein in 1879 voorzien van verboden kringen. Deze vormden langgerekte zones aan de voorzijde en evenwijdig aan de gemeenschapswegen. Op plaatsen waar forten lagen, werden de kringen als bogen om het object heen getrokken. In 1880 liet de Genie een uitgebreide beplanting op de gemeenschapswegen aanbrengen, die aansloot op de beplantingen van de forten. Ook hier viel het gebied van de verboden kringen samen met het inundatieterrein. De gedekte gemeenschapswegen De BiltLunetten vormde de westelijke steunkering

van het inundatieterrein, zodat het opgezette inundatiewater de stad niet kon binnendringen. Daarvoor waren de Biltse Grift, de Minstroom en de Kromme Rijn afgesloten met de in 1815 gebouwde damsluizen. De aan het eind jaren 1930 aangelegde rijksweg 22 (huidige Waterlinieweg) nam de functie van de gemeenschapsweg gedeeltelijk over. Het zware grondlichaam van de weg vormde de nieuwe steunkering en de kleine damsluizen werden vervangen door respectievelijk een plofduiker onder het viaduct over de Kromme Rijn, een plofduiker boven de Minstroom (opgeruimd in 1982) en een betonnen damsluis met duiker in de Biltse Grift. De doorgangen voor de meer zuidelijk gelegen wegen bij de Stadionlaan en Koningsweg lagen boven het inundatiepeil en zouden dus droog blijven. Van de gedekte gemeenschapswegen is slechts een fragment bewaard gebleven: een stuk wal met een verlande gracht ervoor en een fietspad erachter, gelegen ten zuiden van Fort op de Biltstraat.

De omgeving van Fort op de Biltstraat in militair perspectief De belangrijkste functie van het in 1816-1818 aangelegde Fort op de Biltstraat was de verdediging en afsluiting van een enkelvoudig acces: de Biltsestraatweg, de hoofdverbinding tussen de stad Utrecht en Arnhem. De straatweg werd in 1433 van een verharding voorzien en daarom ook wel Steenstraat genoemd. De weg doorsneed de ontginningen, die eerder vanaf de Hoofddijk waren begonnen. In de loop der eeuwen vond ter weerszijden van de Steenstraat een beperkte bebouwing plaats, waaronder een met waterkracht aangedreven vingerhoedsmolen en enkele kleine buitenplaatsen aan de zuidzijde en enkele boerderijen in een lintbebouwing aan de noordzijde van de weg. Het voorterrein maakte deel uit van het inundatiegebied, dat hier overigens vrij smal was. De toenemende verkeersdrukte in de jaren 1920 gaf aanleiding tot doortrekking van de rijksweg dwars door het fort in 1929, zodat de situatie van voor 1880 werd hersteld. Voor de afgenomen afweerkracht van het fort verkreeg het Ministerie van Defensie compensatie door de bouw van een vijftal zware betonkazematten, waarvan de wapens de straatweg en het omringende terrein van het fort frontaal en flankerend bestreken. De toenemende militaire dreiging van Nazi-Duitsland gaf de Nederlandse regering en legerleiding vanaf 1935 aanleiding tot verbetering van de landsverdediging. Een van die maatregelen was het

inventariseren van de opruimingswerkzaamheden bij de forten van de Groep Utrecht in 1936-1937. Hiervan werden kaarten samengesteld, waaronder de opruimingskaart van Fort op de Biltstraat uit 1937, waarop alle opstallen en beplantingen zijn weergegeven. Interessant is het maken van een vergelijking tussen de kringplannen van de verboden kringen uit 1910 – enkele jaren voor de mobilisatieperiode 19141918 - en de opruimingskaart met het kringplan als ondergrondkaart uit 1937. Op de kaart uit 1937 is bij de bebouwing onderscheid gemaakt tussen houten en stenen gebouwen. Hierbij valt op dat – geheel in zin der wet – geen enkel stenen huis in de kleine kring ligt en slechts een enkel stenen huis in de middelbare kring, maar dit betreft dan ook de boerderij Groenestein, die dateert van voor 1853; de bijgebouwen zijn wel van hout, dus na 1853 gebouwd. De overige bebouwing binnen deze twee kringen bestaat uit houten huizen en schuren. Na 1920 zouden hieraan nog enkele kleine horecagelegenheden aan worden toegevoegd, zoals het huidige café-restaurant De Berekuil en ’t Kalfje, die duidelijk gerelateerd kunnen worden aan het snel groeiende autoverkeer langs de Biltsestraatweg, destijds één van de drukste autowegen van ons land. In de eerste weken van de mobilisatie in augustus 1914 ruimden Nederlandse troepen het pal voor het fort gelegen stenen gebouw van het Melatenhuis en enkele huizen op het terrein van de voormalige buitenplaats Bloeyendaal op; verder sneuvelde onder meer de dubbele bomenrij langs beide zijden van de Biltsestraatweg en veel houtopslag binnen de kleine kring. Bij deze beperkte opruimingen zou het blijven; pas bij een daadwerkelijke aanval op de NHW zouden verdere gefaseerde opruimingen plaatsvinden, het eerst in de kleine kring. De eigenaren van de afgebroken gebouwen zouden dan een schadevergoeding krijgen.

Huidige situatie De huizen op het terrein de buitenplaats Bloeyendaal zijn na 1914 niet meer opgebouwd, maar op de plaats van het oude Melatenhuis aan de noordzijde van de straatweg kwam het bekende houten caférestaurant met speeltuin ’t Kalfje. Het had conform artikel 30 van de Kringenwet dezelfde afmetingen als het afgebroken Melatenhuis. Toen het houten gebouw in 1976 – na jarenlange

16

Café/restaurant ’t Kalfje, ca 1948. [Collectie Douwe Koen]

De omgehakte bomenrijen in het schootsveld van Fort de Bilt, 1914.[Collectie Douwe Koen]

Inundatiekaart van het gebied ten oosten van de stad Utrecht, 1914. [Renes 2005]


Kaart van de oostelijke rand van Utrecht, 1787. [HUA, Collectie Beeldmateriaal, T.A. 2127]

Uitsnede van het kringplan met de stenen huizen voor Griftenstein, 1937. In 1940 zouden 7 huizen met bijbehorende garages en schuren worden opgeruimd. [HUA, archief EAI Utrecht]

leegstand – in enkele uren afbrandde, werd nog eens een onbedoelde demonstratie gegeven van de snelheid waarmee een houten gebouw kon worden opgeruimd. Het terrein van het ’t Kalfje is verrommeld, dat van de verdwenen buitenplaats Bloeyendaal is onderdeel van het gelijknamige park.

De Werken bij Griftenstein Omdat Fort op de Biltstraat tijdens de Eerste Wereldoorlog als verouderd werd beschouwd en ook te dicht tegen de toenmalige stadsrand lag, besloot de legerleiding in 1914 tot de aanleg van een tweetal loopgravenlinies ter weerszijden van de Biltsestraatweg, op een afstand van ongeveer 1.000 meter oostelijk van Fort op de Biltstraat. De

versterking lag vlak bij de plaats, waar in 1787 al een tweetal schansen was aangelegd. Bij K.B. van 19 september 1920 (Stb. 1076) werden de Werken bij Griftenstein opgenomen in het Vestingstelsel als ‘vestingwerk der eerste klasse’. Voor het verdedigingswerk zijn slechts twee verboden kringen in de vorm van zones ingesteld, omdat een derde zone in de bebouwde kom van de gemeente De Bilt zou komen te liggen, hetgeen onaanvaardbaar werd geacht in verband met de uitgebreide bebouwing. Binnen de Verboden Kringen van de Werken bij Griftenstein lagen meerdere stenen herenhuizen, die al gebouwd waren voor de aanleg van deze infanteriewerken in 1914. De aanwezigheid van deze huizen leidde in de meidagen van 1940 onvermijdelijk tot het

verrichten van opruimingen, toen Duitse troepen een aanval op de stad Utrecht wilden uitvoeren. Na het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 en de Duitse dreiging ook andere steden, met name Utrecht te bombarderen, capituleerde het Nederlandse leger.

Huidige situatie Na 1945 is slechts een gedeelte van het voorterrein van de Werken bij Griftenstein opnieuw bebouwd, onder meer met een villa en een kleine fabriek aan de noordzijde en garagebedrijf Hessing aan de zuidzijde van de Utrechtseweg. Door het vertrek van het garagebedrijf is ruimte ontstaan met als herbestemming woningbouw.

17


2.2 Fort Nieuwersluis

18


Kringplan van Nieuwersluis, 1855. [NA, OSPV 131].

Luchtfoto Fort Nieuwersluis 1926. [NIMH]

Plattegrond van het torenfort Nieuwersluis met omgeving, 1879. [NA, OPV]

Vesting en Fort Nieuwersluis Nieuwersluis is ontstaan als civiele kern op de kruising van de ‘Herenweg’ tussen Utrecht en Amsterdam en de in 1466 gegraven Nieuwe Wetering, wat een belangrijke verkorting van de scheepvaartverbinding tussen deze beide steden betekende. Als gevolg van deze strategische ligging zouden hier in de loop der eeuwen meerdere verdedigingswerken worden aangelegd. Tijdens het rampjaar 1672, toen Franse troepen het gewest Holland bedreigden, hielden Hollandse troepen hen tegen bij Nieuwersluis, dat verder omringd was door inundaties. Binnen enkele dagen kon een veldversterking, de Sterreschans, worden aangelegd. De huidige buitenplaats Sterreschans

herinnert nog aan deze versterking. Iets noordelijker legde men nog in 1673 een klein fort aan, dat de strategische sluis in de Nieuwe Wetering omsloot. Hierna werd de Sterreschans in 1688 geslecht. Met het oog op de Oostenrijkse Successie Oorlog onderging Nieuwersluis in 1745-1746 een belangrijke uitbreiding, waarbij een echte vesting met een kazerne, arsenaal, affuitloods en overige gebouwen en een kleine permanente bezetting ontstond. In 1815 werd Nieuwersluis opgenomen in de NHW, maar verloor aan betekenis door de aanleg van de meer oostelijk gelegen forten Kijkuit en Spion

(1844-1848). Naar aanleiding van de aanleg van de in 1843 geopende spoorlijn Amsterdam-Arnhem volgde in 1850 een belangrijke wijziging van de vestingwerken, waarbij een rond verdedigingswerk met in het midden een verdedigbare toren werd aangelegd. Een groot deel van de 18e eeuwse vestingwerken werd toen buiten gebruik gesteld. Op het oostelijke gedeelte hiervan bouwde men in 1877-1880 een militaire Pupillenschool, de latere Koning Willem IIIkazerne. Het huidige fort dateert van 1880-1882 en was eveneens aangelegd met het oog op een nieuw acces,

19

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Douwe Koen LOCATIE | Fort Nieuwersluis THEMA | Locatie


Nieuw houten huis met garage Mijndensedijk 55. [Foto Douwe Koen]

Kringplan van Nieuwersluis, 1945.[HUA, Archief EAI Utrecht, aanvulling 2, inv. nr. 41]

Voormalige Koning Willem III-kazerne, 2008. [Foto DaF Architecten]

het in 1892 geopende Amsterdam-Rijnkanaal. De zuidwaarts gerichte verdediging won aan betekenis, doordat Nieuwersluis een spilfunctie kreeg tussen de NHW en de Stelling van Amsterdam; hierdoor is de as van het fort oost-west gesitueerd en zijn de meeste kanonnen op het zuiden georiënteerd. In het nieuwe fort zijn toen een bomvrije kazerne en drie remises gebouwd, alle onder een gronddekking; ook hier zijn uitgebreide beplantingen aangebracht. Voorts is ook de bomvrije toren in het fort opgenomen en van een gronddekking voorzien.

De omgeving van Fort Nieuwersluis in militair perspectief Tot ca 1625 was de bebouwing te Nieuwersluis geconcentreerd op de westelijke oever van de Vecht en bestond uit een aantal stenen boerderijen ter weerszijden van de ‘Herenweg’ en kleinschalige bebouwing rond de kleine sluis in de Nieuwe Wetering. Vanaf 1625, toen ook de trekschuitverbinding tussen Utrecht en Amsterdam tot stand was gekomen, lieten rijke Amsterdamse kooplieden buitenhuizen met uitgebreide tuinen aanleggen. Deze werden vooral aan de westzijde van de Vecht gebouwd; het veengebied ten oosten van Nieuwersluis bleek minder geschikt voor de aanleg van buitenplaatsen

en kreeg voornamelijk een agrarische functie met de nadruk op veeteelt. Tijdens de oorlog in 1672-1673 lag het gebied in de frontlinie en vele buitenplaatsen en ook enkele kastelen werden verwoest, maar na 1673 verrezen op dezelfde plaatsen nieuwe buitenhuizen met uitgebreide tuinen. Bij de instelling van de Kringenwetten van 1814 en 1853 lagen in het gebied ten zuiden van Nieuwersluis, de meest waarschijnlijke vijandelijke aanvalsrichting, nog steeds verschillende buitenhuizen met omringende parkbossen. Het kringplan, voortvloeiend uit de Kringenwet van 1853 van Nieuwersluis werd op 21 november 1856 door de Minister van Oorlog vastgesteld. Het gebied van de verboden kringen besloeg ongeveer driekwart van een cirkel in de omtrek van het ronde torenfort. Door de aanleg van het in 1892 geopende Merwedekanaal bestond het gevaar van omtrekking via deze nieuwe vaarweg aan de noordzijde; Daarom werd het gebied van de verboden kringen rond Nieuwersluis aan de noordwestzijde uitgebreid, zodat er nagenoeg ronde kringen ontstonden.

Huidige situatie Hoewel Fort Nieuwersluis al sinds 1845 in de tweede linie is komen te liggen, zijn de Kringenwetten van 1814 en 1853 volledig van kracht geweest op de omgeving van de opvolgende verdedigingswerken. Aan de buitenplaatsen aan de zuidzijde van Nieuwersluis, die vanaf 1770 werden ingericht in een landschappelijke stijl is sindsdien opmerkelijk weinig veranderd. Dat geldt niet voor de noordoostzijde, waar langs de Mijndensedijk vooral in de tweede helft van de 19e eeuw meerdere boerderijen en houten huizen verrezen, waaronder een rijtje dienstwoningen van het personeel van de in 1877 opgerichte Pupillenschool en latere Koning Willem III-kazerne. De meeste houten huizen en boerderijen dateren uit de periode 1875-1925. Vermeldenswaardig is het garagebedrijf aan de Mijndensedijk, waarvoor in 1936 een vergunning was afgegeven voor de bouw van een ijzeren loods; de huidige loods werd in 1947 gebouwd. Omdat Fort Nieuwersluis in de beide wereldoorlogen in de tweede linie lag, zijn hier geen opruimingen geweest en is de bebouwing vrij gaaf bewaard gebleven. Wel zijn in de laatste jaren enkele houten huizen vervangen door andere houten huizen. Dit is onder meer het geval met het huis Mijndensedijk 55.

20


3. VERSCHIJNINGSVORM VAN HOUTEN HUIZEN EN ANDERE OPSTALLEN 21


Houten boerderij met schuur bij Uitermeer.[Foto A.R. Visser]

Bouwtekening voor de uitbreiding van een boerderij bij Maarsseveen, 1882. [HUA, archief EAI Utrecht]

Kringschets voor de uitbreiding van een boerderij bij Maarsseveen, 1882. [HUA, archief EAI Utrecht]

Verschijningsvorm van houten huizen en andere opstallen De houten woningen vormen op zichzelf geen samenhangend geheel in architectuur, bouwperiode of functie. Ze zijn de gebouwde getuigen van anderhalve eeuw restrictief beleid ten aanzien van bouwvergunningen in een afgebakend en samenhangend ruimtelijk territorium. De Kringenwet legde beperkingen op voor houten huizen en andere opstallen ten aanzien van aantal, omvang en materiaalgebruik. Binnen de kleine kring mochten de opstallen (getimmerten) geen grotere oppervlakte hebben dan 40 vierkante ellen (meter) en ook geen stookplaats; deze laatste bepaling was vooral bedoeld om bewoning te ontmoedigen. Vaak

werd bewoning toch gedoogd, vooral na de mobilisatieperiode 1914-1918, toen er sprake was van grote woningnood. Kenmerkend voor vele vrijstaande houten huizen zijn de rechthoekige plattegrond om de meest praktische indeling op een kleine oppervlakte te verkrijgen, de opbouw van wanden met doorgaans horizontale rabatdelen op een al dan niet gepleisterde bakstenen voetmuur en de afdekking door een zadel- of mansardedak. In de tweede kring was geen maximum oppervlakte voorgeschreven (hoewel in de praktijk zeker geen grote panden zoals landhuizen en fabrieken

mochten worden gebouwd) en waren gemetselde stookplaatsen en schoorstenen toegestaan. In deze kring komen behalve houten huizen hier en daar ook houten boerderijen voor, onder meer bij Muiden, Uitermeer en Nieuwersluis. Houten villa’s treffen we bij Naarden aan. Men paste hier doorgaans traditionele bouwstijlen toe. Een bijzonder bouwwerk is een houten baarhuisje op een begraafplaats bij Muiden. Het kleurgebruik bij de houten huizen is in afnemende voorkomendheid: wit, licht- en donkergroen, geel en (rood)bruin. De daken zijn meestal met pannen gedekt.

22

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | THEMA | Verschijningsvorm van houten huizen en andere opstallen


Plan voor een houten varkensschuur op hofstede Ouderhoek, nabij Fort Nieuwersluis, 1914. [HUA]

Houten baarhuisje op het kerkhof bij Muiden. [Foto A.R. Visser]

Verrommelde erven langs de Mijndensedijk, ca 1930.[Collectie Douwe Koen]

Vooral de beperkte toegestane afmetingen van opstallen binnen de kleine kring was nadelig voor bewoners. Met name in de jaren 1920, toen het antimilitarisme hoogtij vierde, waren er veel aanvragen voor de vergroting van houten huizen, die overigens zelden werden gehonoreerd. Een oplossing vormde dan vaak een tweede opstal van maximaal 40 vierkante meter naast een bestaand huis, die door een open gang van houten wanden met elkaar werden verbonden. De 2 meter tussenruimte was bedoeld om de panden snel te kunnen opruimen of verbranden. Naderhand zijn de gangen vaak overkapt. Voor een betere benutting van de beperkte woonoppervlakte maakte men later vaak een aanbouw, serre, portiek, dakkapellen en dergelijke, samengesteld uit lichte en verbrandbare materialen. Hierdoor ontstond er een zekere verrommeling bij de houten huizen. Creatief waren omwonenden binnen de verboden kringen ook wel eens met de aanvraag voor demontabele constructies voor schuren en draagbare kippenhokken. Niettemin kwamen er regelmatig overtredingen van de Kringenwet voor. Als belanghebbende burgers en militaire autoriteiten onderling niet tot een oplossing konden komen, volgde de gang naar

de rechter. Overtredingen werden meestal bestraft met een geldboete en/of afbraak van de illegale bebouwing. Vooral kleine zaken werden in de pers breed uitgemeten, waarbij de landsverdediging soms belachelijk werd gemaakt. Uiteraard ging het de militaire autoriteiten niet alleen om het illegale bouwwerk, maar ook om de precedentwerking.

Opruimingen In tijd van mobilisatie zou het terrein binnen de verboden kringen planmatig worden voorbereid voor de verdediging, dit hield onder meer de opruiming in van alle terreinvoorwerpen in drie fasen, die hinderlijk konden zijn voor de observatie en vuuruitwerking vanaf de verdedigingswerken en die een aanvaller dekking zou kunnen bieden. De opruiming van de terreinvoorwerpen was vastgelegd in de Memorie van Verdediging, die in de periode 1880-1885 voor elk verdedigingswerk in de NHW was opgesteld. Vanaf 1890 ging men er ook toe over, om Memories van Verdediging van meerdere verdedigingswerken (Groepen) tegelijk samen te stellen. Van elk verdedigingswerk was een opruimingskaart samengesteld, waarop in kleur de stenen en houten bebouwing, alsmede de beplantingen waren

aangegeven. De opruimingskaarten uit de Memories van Verdediging van afzonderlijke verdedigingswerken zijn niet bewaard gebleven. Dat is wel het geval met een aantal opruimingskaarten van de Groep Utrecht, waaronder die van Fort op de Biltstraat uit 1937. Daarnaast bestond er een vernielingsplan, dat onder meer voorzag in het wegruimen of opblazen van bruggen en het vernielen van spoorwegen, om een vijandelijke opmars zoveel mogelijk te vertragen dan wel te verstoren. Een andere maatregel uit het vernielingsplan was het afbreken of opblazen van kerktorens, molens en schoorstenen, die mogelijk als observatiepost voor de vijand zouden kunnen dienen.

23


Voor de beide forten, op de Biltstraat en Nieuwersluis, zijn pandbeschrijvingen en-waarderingen gemaakt van in totaal zes houten gebouwen. In Utrecht is gekozen voor een restaurant aan de Biltsestraatweg en twee woningen aan respectievelijk de Biltsestraatweg en de Oostbroekselaan. In Nieuwersluis zijn een boerderij, een woning en een blok van vier woningen, allen aan de Mijndensedijk, geselecteerd. De opdrachtgever verzocht om deze beschrijvingen en waardering als voorbeeld en handvat voor een mogelijke monumentenstatus van houten bebouwing in de verboden kringen rond forten. In de gemeente Utrecht hebben al enkele houten huizen een status als Rijks- of gemeentelijk monument (Rijksmonument: Biltsestraatweg 78; gemeentelijk monument: Biltsestraatweg 102 en 108).

3.1 Pandbeschrijvingen De Bilt

24


Plan voor een te bouwen woonhuis met schuur, omstreeks 1900. [HUA]

Plan voor verbouwing van de schuur achter het woonhuis tot woonruimte, jaartal onbekend. [HUA]

Voorgevel aan de Oostbroekselaan, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Woonhuis aan de Oostbroekselaan Beschrijving Stedenbouwkundige ligging De Oostbroekselaan heette oorspronkelijk de Hoofddijk en verbond het Fort De Bilt met het fort Hoofddijk. Rond 1900 lag de dijk in een open landschap in het noorden begrensd door de Biltsestraatweg, in het westen door de Ridderschapskade (huidige Waterlinieweg) en in het zuiden ging het over in een landschap met kleine buurtschappen tussen De Bilt en Bunnik. Tegenwoordig wordt het open landschap begrensd door de Rijksweg A27 en A28 geflankeerd door brede groenstroken met bomen en is het open karakter van gebied ten westen daarvan verdwenen; het gebied ten zuidwesten

van de Oostbroekselaan is bebouwd met hoge gebouwen van het kantorenpark Rijnsweerd. Ten zuiden van de Hoofddijk was het terrein tot aan de Ridderschapskade verkaveld in langgerekte stukken bouwgrond. De kavel van het woonhuis aan de Oostbroekselaan 58 was oorspronkelijk veel dieper, maar is flink kleiner geworden door de bouw van de kantoorgebouwen en de aanleg van een groenstrook tussen de kantoren en de woningen aan de Oostbroekselaan. De kavels aan de zuidkant van de Oostbroekselaan worden van elkaar en van de weg gescheiden door sloten, zodat bruggetjes noodzakelijk zijn voor de toegang tot de woningen. Niet alle kavels

zijn bebouwd; de bebouwde en onbebouwde kavels wisselen elkaar af. De kavels grenzend aan Oostbroekselaan 58 zijn niet (meer) bebouwd. Indeling woning Oorspronkelijk stonden op het kavel aan de Oostbroekselaan 58 een woonhuis en een schuur. Tijdens een eerste verbouwing is het woonhuis vergroot aan de achterkant, zodat er een overdekte verbinding tussen het woonhuis en de schuur ontstond. In een tweede verbouwing is de schuur verbouwd tot woonruimte. Het oorspronkelijke woonhuis was een rechthoekig bouwvolume, met buitenmaten van ongeveer

25

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Oostbroekselaan 58, Utrecht THEMA | Pandbeschrijving


8 bij 9 meter, van een enkele bouwlaag met een zolderverdieping. Het bouwvolume van de schuur had dezelfde opbouw, een bouwlaag met een zolderverdieping, maar was een slag kleiner, ongeveer 4 bij 8 meter. De begane grond bestaat uit twee beuken met verschillende afmetingen. In de rechterbeuk, 3,33 m breed, bevonden zich de slaapkamer aan de voorkant, de keuken aan de achterkant en daartussen de hal met deuren naar alle vertrekken en met een trap naar boven. De linkerbeuk, 4,10 meter breed, is een kamer en suite met een erker in de voorgevel. De indeling van de zolder is niet bekend. Tijdens de tweede verbouwing is de schuur verbouwd tot woonhuis. Er werden een keuken, badkamer en toilet geïnstalleerd, deels in de aanbouw van oorspronkelijke woonhuis. De vensters in de schuur werden vergroot tot dezelfde afmetingen en met de zelfde roedeverdeling als de vensters in het oorspronkelijke woonhuis. Gevels Het woonhuis op de Oostbroekselaan 58 lag op bijna 600 meter afstand van het Fort De Bilt. Dit betekent dat het woonhuis volgens de Kringenwet van 1853 nog net in de kring van 300 tot 600 meter lag. Voor deze kring gold het bouwvoorschrift dat de gevels tot een halve meter boven het maaiveld uit steen konden worden opgetrokken, maar dat daarboven hout gebruikt moest worden. Het woonhuis heeft gevels die volgens dit bouwvoorschrift zijn gebouwd. De eerste halve meter van de gevels bestaat uit metselwerk, daarboven is het pleisterwerk op haringdraad, gespannen op een houten constructie. Het pleisterwerk is zo aangebracht dat het lijkt of de gevels uit grote bakstenen zijn opgetrokken. Het metselwerk is donkergrijs geschilderd, het pleisterwerk erboven is wit. In de voorgevel zit links een erker met drie vensters en rechts daarvan een klein venster voor de slaapkamer. De voordeur bevindt zich in het midden van de rechterzijgevel, met aan weerszijden vensters voor de keuken en slaapkamer. De linkerzijgevel heeft geen vensters, omdat zich hier de rookkanalen bevinden. De achtergevel is niet meer in originele staat vanwege de twee verbouwingen. Alle vensters waren zogenaamde T-vensters van dezelfde afmetingen, maar zijn inmiddels vervangen voor vensters zonder een verticale roede. Dak Zowel het woonhuis als de schuur hebben een mansardekap met dakschilden aan zowel voorals zijgevels. Het dak is bedekt met donkergrijze kruispannen.

Om de zolderverdieping van daglicht te voorzien zijn in totaal vijf dakkapellen ontworpen; twee aan de kant van de weg en één in de overige dakschilden. Iedere dakkapel bestaat uit een venster met twee openslaande ramen met kleine bovenlichten. De vensters zijn wat afmeting betreft vergelijkbaar met die van de vensters op de begane grond.

hoogwaardige of onderscheidende esthetische kwaliteiten. De gepleisterde gevels op hout zijn niet gangbaar, maar dit is een gevolg de wens van de eigenaar om toch een ‘stenen’ huis in hout te realiseren. De architect van het woonhuis is niet bekend, hierdoor is het niet te plaatsen binnen een oeuvre.

Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het Fort De Bilt controleerde samen met Fort Blauwkapel en fort Op de Voordorpsedijk het inundatiegebied de vijfde kom, de Voorveldsepolder. Het noordwestelijke deel van de Oostbroekselaan lag in dit gebied, juist tot aan het woonhuis op nummer 58. Het woonhuis aan de Oostbroekselaan 58 lag op bijna 600 meter afstand van het fort De Bilt. Hiermee ligt het woonhuis in de tweede kring van 300 tot 600 meter.

Stedenbouwkundige waarde De Oostbroekselaan was een dijk tussen Fort De Bilt en Fort Hoofddijk, met oorspronkelijk afwisselend bebouwde en onbebouwde kavels aan de zuidkant. Tegenwoordig loopt de Oostbroekselaan dood op Knooppunt Rijnsweerd A27/A28, maar de incidentele bebouwing aan de dijk is gebleven. Het woonhuis aan de Oostbroekselaan maakt deel uit van deze losse lintbebouwing en past wat betreft schaal, architectuur en gebouwtypologie goed bij de overige bebouwing. De Oostbroekselaan is een overblijfsel van de oude ontginningsgeschiedenis, maar heeft zelf weinig stedenbouwkundige waarde meer. Toch is de bebouwing aan de dijk nog wel van waarde door het stedenbouwkundig ensemble dat het vormt.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk mogelijk bij oorlogsdreiging. Het woonhuis aan de Oostbroekselaan lag in de tweede kring van het Fort De Bilt. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor het woonhuis een exemplarisch gebouw is voor een gebied waar de Kringenwet van toepassing was.

Gaafheid/Herkenbaarheid Het woonhuis is enkele malen verbouwd, maar deze verbouwingen hebben op het exterieur nauwelijks zichtbare invloed gehad. Het ging vooral om wijzigingen in de plattegronden. Zeldzaamheid Architectuurhistorisch, bouwtechnisch en typologisch is het woonhuis aan de Oostbroekselaan van weinig zeldzame waarde. Het gebouw is vooral cultuurhistorisch gezien zeldzaam, als concrete toepassing van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Binnen Utrecht zijn nog twaalf gebouwen die gebouwd zijn volgens de Kringenwet bewaard gebleven.

Architectuurhistorische waarde Architectuurhistorisch gezien is het woonhuis een duidelijk voorbeeld van de architectuur voor eenvoudige woonhuizen rond 1900: rechthoekige en tweebeukige plattegrond, kamer en suite met erker en mansardekap met kruispannen. Het is een degelijk en consistent ontwerp, maar heeft geen

26

Voorgevel en rechterzijgevel in 1969. [HUA Beeldbank]

Woonhuis met tot woonruimte verbouwde schuur erachter, 1985. [HUA Beeldbank]

Hoogbouw achter de Oostbroekselaan, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Ligging van het woonhuis aan de Oostbroekselaan, aangegeven op de kringenkaart van Fort De Bilt, 1937. [HUA]


Voorgevel en rechterzijgevel in 1989. [HUA Beeldbank]

Voorgevel met terras in 1999. [HUA Beeldbank]

Voorgevel en rechterzijkant in 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/ landschap]

Voorgevel met terras, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Restaurant De Beerenkuil Beschrijving Stedenbouwkundige ligging De Biltsestraatweg is van oudsher de verbinding tussen het centrum van Utrecht en het nabij gelegen dorp De Bilt. Oorspronkelijk liep de Biltsestraatweg om het Fort De Bilt, net buiten de stedelijke bebouwing van Utrecht, heen, maar in de jaren dertig werd de weg rechtgetrokken dwars door het fort heen. Het restaurant De Beerenkuil ligt aan de noordkant van de Biltsestraatweg, vanuit Utrecht gezien net buiten het fort. Het gebied aan weerszijden van de Biltsestraatweg was tijdens de bouw van het restaurant een open landschap verkaveld in lange smalle kavels, de

Biltse en Zeister Grift. Inmiddels is het gebied sterk veranderd door de aanleg van de Rijkswegen A27 en A28, het sportpark en camping De Berekuil en het kantorenpark Rijnsweerd. Ondanks de verbreding van het wegprofiel is de Biltsestraatweg tussen het fort en de snelweg nog steeds een voorname laan met bomen. Het restaurant staat op een langgerekt kavel dat tegenwoordig doorsneden wordt door wandelpaden van het park rond het fort. Voor op de kavel, vlak aan de Biltsestraatweg stonden oorspronkelijk drie losse bouwvolumes; twee rechthoekige bouwvolumes achter elkaar evenwijdig aan de Biltsestraatweg en een derde volume evenwijdig aan de kavelgrens,

die een hoek van ongeveer 45째 maakt met de weg. Inmiddels zijn deze drie bouwvolumes door diverse verbouwingen aan elkaar verbonden. Indeling woning Aan het restaurant is duidelijk af te lezen dat het oorspronkelijk uit drie losse bouwdelen bestond. Aan de weg stond een bouwvolume van een enkele bouwlaag met een zadeldak, met de nok evenwijdig aan de weg. Hierachter stond een bouwvolume met vergelijkbare afmetingen, maar dan met een mansardekap, ook met de nok evenwijdig aan de weg. Schuin achter deze gebouwen stond een schuur van een enkele bouwlaag met een plat dak. Al voor

27

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Biltsestraatweg 102, Utrecht THEMA | Pandbeschrijving


1930 werden de twee gebouwen evenwijdig aan de weg met elkaar verbonden, door een tussenbouw van twee bouwlagen, met een plat dak. Tijdens een verbouwing in 1932 werd de nok van het voorste gebouw verhoogd en dakkapellen aan de voorkant geplaatst, zodat er een bewoonbare eerste verdieping ontstond. Sindsdien werd aan de compositie van bouwdelen niets meer gewijzigd. De indeling van het restaurant is echter wel regelmatig aangepast. De scheiding van functies bleef steeds gelijk: het restaurant- en cafégedeelte aan de voorkant, daarachter de keuken en magazijnen en op de eerste verdieping de woonvertrekken. Gevels Het restaurant lag op zeer korte afstand van het Fort De Bilt en viel volgens de Kringenwet van 1853 in de eerste kring, tot 300 meter van een verdedigingswerk. Dit betekende dat het gebouw volledig in hout gebouwd moest worden. Dit is nog steeds zichtbaar in de gevels, die allen bekleed zijn met houten rabatdelen. De onderste twee planken zijn donkergroen geschilderd, net als de kozijnen en dakgoten, en de planken erboven lichtgeel. Voor de verbouwing in 1932, waarbij de eerste verdieping bewoonbaar werd gemaakt, ontwierp de gemeente-architect van Maartensdijk een nieuwe gevel, die weliswaar door het Ministerie van Defensie werd goedgekeurd, maar door de Welstandscommissie werd afgekeurd. De Welstandscommissie kwam met een alternatief ontwerp dat vervolgens is uitgevoerd. De verhoogde nok nam de commissie over, maar zij stelde voor de goothoogte gelijk te houden en met een brede dakkapel met zes vensters voor daglicht te zorgen. Tevens werden de voorgestelde vergrootte vensters nog breder gemaakt, zodat er over de gehele gevel een strookvenster liep, die doorliep in de beide zijgevels. Dak Ondanks de verbouwingen bleef aan de daken herkenbaar dat het oorspronkelijk om drie losse bouwdelen ging met ieder een eigen dakvorm; een zadeldak, mansardekap en plat dak. De twee schuine daken werden bedekt met kruispannen, op het zadeldak recht onder elkaar en op het mansardedak in een kruisverband. Het platte dak is bedekt met een bitumeuze dakbedekking. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het Fort De Bilt controleerde samen met Fort Blauwkapel en Fort op de Voordorpsedijk het inundatiegebied de vijfde kom, de Voorveldsepolder. Het westelijke deel van de

Biltsestraatweg, waar het restaurant stond, lag in dit gebied. Het restaurant lag op ongeveer 100 meter afstand van het Fort De Bilt, binnen de eerste kring van 0 tot 300 meter.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk bij oorlogsdreiging. Het restaurant aan de Biltsestraatweg lag in de eerste kring van het Fort De Bilt. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor het restaurant een exemplarisch gebouw is voor een gebied waarde Kringenwet geldt.

Biltsestraatweg een brede uitvalsweg met groene wanden. In het groen aan de noordkant van de weg staan incidenteel woningen, een restaurant en bedrijfsgebouwen, grotendeels gebouwd na het einde van de negentiende eeuw en voor de Tweede Wereldoorlog. De bebouwing ligt overal op een afstandje van de weg, zodat het de stedenbouwkundige waarde van de weg niet belemmert, maar ook niet versterkt. Het restaurant is één van de gebouwen in deze groene wand. Wat schaal en architectuur betreft past het goed bij de overige bebouwing aan de weg. Gaafheid/herkenbaarheid Het restaurant is diverse malen verbouwd. Zowel aan het exterieur als de indeling van de plattegrond is hierbij sterk gewijzigd. De drie losse bouwvolumes zijn al voor 1930 tot één gebouw samengevoegd. Sinds de laatste verbouwing aan het exterieur, in 1932, is de buitenkant niet meer ingrijpend gewijzigd. Zeldzaamheid Architectuurhistorisch, bouwtechnisch en typologisch is het restaurant aan de Biltsestraatweg van weinig zeldzame waarde. Het ontbreken van een architectuurhistorische eenheid heeft daarbij een negatieve werking op de zeldzaamheid Het gebouw is vooral cultuurhistorisch gezien zeldzaam, als concrete toepassing van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Binnen Utrecht zijn nog twaalf gebouwen die gebouwd zijn volgens de Kringenwet bewaard gebleven.

Architectuurhistorische waarde Het restaurant is verschillende keren verbouwd, waarbij de architectuur van twee bouwperioden zichtbaar is. Het middelste bouwdeel is kenmerkend voor de architectuur van eenvoudige woonhuizen rond 1900: een rechthoekige plattegrond, een enkele bouwlaag en een mansardekap. Het voorste bouwdeel daarentegen past in de architectuur van dertig jaar later: horizontale langgerekte vensters en een steile dakhelling. Door de verbouwingen en de onzorgvuldige aansluiting tussen de twee gebouwen is het restaurant echter geen architectonisch geheel, wat afbreuk doet aan de architectuurhistorische waarde. Hout als gevelmateriaal is niet gebruikelijk bij dit gebouwtype, maar het is hier toegepast om militaire en niet om esthetische redenen. De architect van het woonhuis is niet bekend, hierdoor is het niet te plaatsen binnen een oeuvre. Stedenbouwkundige waarde De Biltsestraatweg verbindt de stad Utrecht met De Bilt. Tot de kruising met de Rijksweg A27 is de

28

Restaurant De Beerenkuil vanaf de Biltsestraatweg, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Parkeerterrein van het restaurant, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/ landschap]

Plan tot verbouwing, 1932. Goedgekeurd door de minster van Defensie, afgekeurd door Welstandcommisie. Onderaan een voorstel van de Welstandcommisie. [HUA]


Plan tot verbouwing, 1955. [HUA]

Voorgevel, 1989. [HUA Beeldbank]

Zijgevel, 1989. [HUA Beeldbank]

Zijgevel gezien vanaf de Biltsestraatweg, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Woonhuis aan de Biltsestraatweg Beschrijving Stedenbouwkundige ligging De Biltsestraatweg is van oudsher de verbinding tussen het centrum van Utrecht en het nabij gelegen dorp De Bilt. Oorspronkelijk liep de Biltsestraatweg om het Fort De Bilt, net buiten de stedelijke bebouwing van Utrecht, heen, maar in de jaren dertig werd de weg rechtgetrokken dwars door het fort heen. Het restaurant De Beerenkuil ligt aan de noordkant van de Biltsestraatweg, vanuit Utrecht gezien net buiten het fort. Het gebied aan weerszijden van de Biltsestraatweg was tijdens de bouw van het restaurant een open landschap verkaveld in lange smalle kavels, de

Biltse en Zeister Grift. Inmiddels is het gebied sterk veranderd door de aanleg van de Rijkswegen A27 en A28, het sportpark en camping De Berekuil en het kantorenpark Rijnsweerd. Ondanks de verbreding van het wegprofiel is de Biltsestraatweg tussen het fort en de snelweg nog steeds een voorname laan met bomen. Het woonhuis met schuur staat op een langgerekt kavel dat tegenwoordig doorsneden wordt door wandelpaden van het park rond het fort. Het gebouw staat vooraan op de kavel, evenwijdig aan de lengterichting van de kavel. Dit betekent dat de rooilijn gedraaid is ten opzichte van de Biltsestraatweg.

Indeling woning Oorspronkelijk bestond het woonhuis met schuur uit twee bouwdelen; een voorhuis van een bouwlaag met een samengesteld zadeldak en een achterbouw van een enkele bouwlaag die overging in de schuur. Aan de achterkant van het voorhuis was over de hele breedte een gang ontworpen. Deze gaf toegang aan een en suite kamer aan de voorkant. Achter de gang, in de lage achterbouw, lagen de keuken, toilet en voorraadkamer, waarachter tenslotte een schuur met een diepte van ruim 11 meter lag. Achter in de gang, aan de linkerzijgevel, zat een trap naar de zolderverdieping met de slaapkamers.

29

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Biltsestraatweg 108, Utrecht THEMA | Pandbeschrijving


Tijdens een verbouwing in 1955 werd een deel van het schuuroppervlak ingenomen om de achterbouw uit te breiden. In de nieuwe achterbouw was nu ruimte voor een grotere keuken en voor een slaapkamer. Gevels Het woonhuis met schuur lag op zeer korte afstand van Fort De Bilt en viel volgens de Kringenwet van 1853 in de eerste kring, tot 300 meter van een verdedigingswerk. Dit betekende dat het gebouw volledig in hout gebouwd moest worden. Dit is nog steeds zichtbaar in de gevels. De gevels bestaan uit een houten vakwerk, afwisselend gevuld met houten rabatdelen in zowel horizontale, verticale als diagonale richting. De geveldelen zijn lichtgeel geverfd en de kozijnen en dakranden donkerrood. In de voorgevel zitten twee schuifvensters met een roedeverdeling voor vier ramen. In de bovenlichten zit blank glas-in-lood en voor de onderste vensters kunnen houten luiken geplaatst worden. In de dakpunten geven vensters met een bijzondere driehoekige beëindiging daglicht aan de zolderverdieping. Deze vensters zitten zowel in de dakpunt van de voorgevel, als in die van de zijgevels. De schuur aan de woning heeft over de hele lengte eenvoudige vensters met roedeverdeling voor vier ramen. Dak Het samengestelde zadeldak bestaat uit een enkel zadeldak met de nokrichting evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en uit een zadeldak als dakkapel dwars op de voorgevel. Het dak is bedekt met donkergrijze kruispannen, op enkele plaatsen vervangen voor rode pannen. De dakpunten krijgen extra nadruk door decoratieve windveren en sierspanten, net als de kozijnen donkerrood geschilderd. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het Fort De Bilt controleerde samen met Fort Blauwkapel en Fort op de Voordorpsedijk het inundatiegebied de vijfde kom, de Voorveldsepolder. Het westelijke deel van de Biltsestraatweg, waar het restaurant stond, lag in dit gebied. Het restaurant lag op ongeveer 75 meter afstand van Fort De Bilt, binnen de eerste kring van 0 tot 300 meter.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk bij oorlogsdreiging. Het woonhuis aan de Biltsestraatweg lag in de eerste kring van Fort De Bilt. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor het woonhuis een exemplarisch gebouw is voor een gebied waarde Kringenwet geldt.

Gaafheid/herkenbaarheid Het woonhuis is eenmaal verbouwd, waarbij de plattegrond van de begane grond gewijzigd werd. Het exterieur heeft geen zichtbare wijzigingen ondergaan. Nader onderzoek moet uitwijzen of de huidige kleuren van het houtwerk (lichtgeel en donkerrood) origineel zijn. Zeldzaamheid Bouwtechnisch en typologisch is het woonhuis aan de Biltsestraatweg weinig bijzonder. Het gebouw is vooral van cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde. Het gebouw is cultuurhistorisch gezien zeldzaam, als concrete toepassing van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Binnen Utrecht zijn nog twaalf gebouwen die gebouwd zijn volgens de Kringenwet bewaard gebleven. Architectuurhistorisch is de toepassing van de chaletstijl op een Kringenwetwoning bijzonder.

Architectuurhistorische waarde Architectuurhistorische gezien is het woonhuis aan de Biltsestraatweg een fraai voorbeeld van de chaletstijl, een bouwwijze in zwang rond 1900 voor villa’s. Hierbij hoorde een vormentaal van daken met een flinke overstek, versierde windveren, sierspanten en (imitatie)vakwerk. Deze architectonische elementen zijn ook in het woonhuis op evenwichtige toegepast. Hout als gevelmateriaal is niet gebruikelijk bij de chaletstijl, maar het is hier toegepast om militaire en niet slechts om esthetische redenen. De architect van het woonhuis is niet bekend, hierdoor is het niet te plaatsen binnen een oeuvre. Stedenbouwkundige waarde De Biltsestraatweg verbindt de stad Utrecht met De Bilt. Tot de kruising met de Rijksweg A27 is de Biltsestraatweg een brede uitvalsweg met groene wanden. In het groen aan de noordkant van de weg staan incidenteel woningen, een restaurant en bedrijfsgebouwen, grotendeels gebouwd na het einde van de negentiende eeuw en voor de Tweede Wereldoorlog. De bebouwing ligt overal op een afstandje van de weg, zodat het de stedenbouwkundige waarde van de weg niet belemmert, maar ook niet versterkt. Het woonhuis is één van de gebouwen in deze groene wand. Wat schaal en architectuur betreft past het goed bij de overige bebouwing aan de weg.

30

Verscholen achter bomen en struiken, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]


Voor de beide forten, op de Biltstraat en Nieuwersluis, zijn pandbeschrijvingen en-waarderingen gemaakt van in totaal zes houten gebouwen. In Utrecht is gekozen voor een restaurant aan de Biltsestraatweg en twee woningen aan respectievelijk de Biltsestraatweg en de Oostbroekselaan. In Nieuwersluis zijn een boerderij, een woning en een blok van vier woningen, allen aan de Mijndensedijk, geselecteerd. De opdrachtgever verzocht om deze beschrijvingen en waardering als voorbeeld en handvat voor een mogelijke monumentenstatus van houten bebouwing in de verboden kringen rond forten. In de gemeente Utrecht hebben al enkele houten huizen een status als Rijks- of gemeentelijk monument (Rijksmonument: Biltsestraatweg 78; gemeentelijk monument: Biltsestraatweg 102 en 108).

3.2 Pandbeschrijvingen Nieuwersluis

31


Boederij Landzicht aan een poldersloot.[Foto Douwe Koen]

Boerderij Landzicht is van het type langhuisboerderij. [Foto Douwe Koen]

Voorgevel boerderij Landzicht, 2008. [Foto DaF Architecten]

LANDZICHT Beschrijving Stedenbouwkundige ligging Het buurtschap Mijnden ligt in de Mijndense Polder aan de Vecht, begrensd door de Drecht in het noorden, de Loosdrechtse Plassen in het oosten, de Weersloot in het zuiden. Al in de zeventiende eeuw werd het fort Nieuwersluis, op de westoever van de Vecht, uitgebreid over de rivier, zodat een deel van de versterkingen in Mijnden lagen. Het oorspronkelijke open polderlandschap is doordoor behouden, om een vrij schootsveld te garanderen. De boerderij Landzicht staat op een langgerekt kavel, aan de westkant begrensd door de militaire gronden rondom het fort en aan de oostkant door een vaart

in de polder. Op het kavel stonden oorspronkelijk drie gebouwen, maar nu is dat uitgebreid naar een groter aantal agrarische opstallen. Het open polderlandschap rond de boerderij is behouden gebleven. Indeling Van de boerderij zijn geen bouwtekeningen bekend. De boerderij Landzicht is van het type langhuisboerderij, dat wil zeggen dat het woonhuis en achterhuis, met daarin de bedrijfsruimten, zich achter elkaar bevinden. Het woon- en achterhuis bestaan beiden uit een bouwlaag met een schuine kap. De nok van het woonhuis ligt hoger dan de nok

van het achterhuis. Gevels De boerderij Landzicht lag net binnen de tweede kring van 300 tot 600 meter rond het fort Nieuwersluis. Volgens de Kringenwet van 1853 gold hier het bouwvoorschrift dat de gevels tot een halve meter boven het maaiveld uit steen konden worden opgetrokken, maar dat daarboven hout gebruikt moest worden. De gevels van de boerderij zijn volgens dit bouwvoorschrift gebouwd. Het onderste deel van de gevel is gemetseld en daarboven is de gevel bedekt met verticale houten delen, licht grijs

32

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Mijndensedijk 57, Nieuwersluis THEMA | Pandbeschrijving


Kaart met verboden kringen rond Fort Nieuwersluis met boerderij Landzicht omcirkeld, 1945. [HUA]

Luchtfoto van Fort Nieuwersluis met de boerderij Landzicht omcirkeld, 1926. [NIMH]

geverfd. In de voorgevel van het woonhuis zitten drie schuifvensters met houten luiken op de begane grond en een kepervenster in de dakpunt. De voordeur bevindt zich in de rechterzijgevel van het woonhuis. In het achterhuis bevinden zich kleine stalramen in de zijgevels. De verdiepingsvloer wordt aan de buitenkant gemarkeerd door een decoratieve rand in de houten planken. Dak De boerderij heeft twee zadeldaken, één boven het woonhuis en één boven het achterhuis, bedekt met blauwe kruispannen. Aan de kop van het woonhuis is het dak gedecoreerd met windveren en een makelaar. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het fort Nieuwersluis bewaakte de inundatiesluis naar de Mijndense Polder en de achterliggende Loosdrechtse Plassen. De Mijndensedijk was van belang als waterkering in dit systeem. Boerderij Landzicht ligt net in de tweede kring van 300 tot 600 meter rond het fort.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd

nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk bij oorlogsdreiging. De boerderij Landzicht lag in de tweede kring van het fort Nieuwersluis. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor het woonhuis een exemplarisch gebouw is voor een gebied waarde Kringenwet geldt.

van drie agrarische gebouwen in het open polderlandschap. Inmiddels is het ensemble groter gegroeid, maar is het open landschap behouden. De stedenbouwkundige waarde van de boerderij in het open landschap is echter wel bewaard gebleven. Gaafheid/Herkenbaarheid De boerderij lijkt aan de buitenkant niet ingrijpend gewijzigd. In het dak zijn dakramen aangebracht. De boerderij is een representatief exemplaar van de langhuisboerderij, een gangbaar boerderijtype in het midden van Nederland. Zeldzaamheid Architectuurhistorisch en bouwtechnisch is de boerderij van weinig zeldzame waarde. Typologisch is de boerderij van enige waarde als voorbeeld van het gangbare langhuisboerderij-type. Cultuurhistorisch is de boerderij van belang, als concrete uitvoering van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Architectuurhistorische waarde Architectuurhistorisch is de boerderij van weinig waarde. De woningen zijn uitgevoerd in een architectuur die zeer gangbaar was voor dergelijke eenvoudige gebouwen. Er zijn geen bijzondere decoraties aangebracht of materialen gebruikt. Stedenbouwkundige waarde De boerderij maakte deel uit van een ensemble

33


Aan de Mijdensedijk staan twee blokken met woningen. De woningen links worden hieronder beschreven. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Aan de Mijdensedijk staan twee blokken met woningen. De woningen links worden hieronder beschreven. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Zijgevel van het blok woningen rechts van het beschreven blok woningen. [Foto Steenhuis stedenbouw/landschap]

Rijtje dienstwoningen aan de Mijndensedijk. [Foto Douwe Koen].

DIENSTWONINGEN PUPILLENSCHOOL Beschrijving Stedenbouwkundige ligging De Mijndensedijk aan de Vecht is de westgrens van de Mijndense Polder, verder begrensd door de Drecht in het noorden, de Loosdrechtse Plassen in het oosten en de Weersloot in het zuiden. De dijk verbindt al eeuwenlang het buurtschap Mijnden, in de bocht van de Vecht en tegenover het fort, met het noordelijker gelegen dorp Loenen. Sinds de zeventiende eeuw bevonden zich aan de dijk slechts een enkele buitenplaats en wat agrarische lintbebouwing. Pas aan het einde van de negentiende eeuw werd de bebouwing intensiever door de bouw van de Koning Willem III Kazerne,

waarvoor onder andere dienstwoningen aan de dijk worden gebouwd, zoals de woningen die hier beschreven worden. Tegenwoordig ligt de dijk nog steeds in een open landschap, omdat de polder nog steeds vrijwel onbebouwd is. Het rijtje woningen op nummer 48 tot en met 54 maakt deel uit van de dichtere lintbebouwing tussen de voormalige kazerne en het gemaal. Rechts ervan staat een vergelijkbaar rijtje van drie woningen en verder meer vrijstaande woningen. De woningen zijn georiĂŤnteerd op de dijk en hebben een diepe achtertuin begrensd door de Vecht.

Indeling Van de woningen zijn geen bouwtekeningen bekend. Aan de buitenkant is af te lezen dat het blok uit vier woningen bestaat. De woningen hebben geen van allen een voordeur aan de dijk, maar aan de zij- en achterkant. Hiervoor is erfdienstbaarheid van toepassing. Het ligt voor de hand dat de woonkamer en keuken beneden liggen en dat zich op de zolderverdieping een slaapkamer bevindt. Het woningblok bestaat uit een enkele bouwlaag met daarboven een zadeldak, met de nok evenwijdig aan de straat. Aan de achterkant lijken lagere aanbouwen de woningen te vergroten.

34

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Mijndensedijk 48-54, Nieuwersluis THEMA | Pandbeschrijving


Twee blokken met woningen aan de Mijdensedijk. Het linker blok wordt hier beschreven. Omstreeks 1930. [Collectie Douwe Koen]

Kaart met verboden kringen rond Fort Nieuwersluis met de dienstwoningen omcirkeld, 1945. [HUA]

Luchtfoto van Fort Nieuwersluis met de dienstwoningen omcirkeld, 1926. [NIMH]

Gevels De vier geschakelde woonhuizen aan de Mijndensedijk lagen op ongeveer 500 meter afstand van het fort Nieuwersluis. Dit betekent dat de woningen volgens de Kringenwet van 1853 in de tweede kring, van 300 tot 600 meter lagen. Voor deze kring gold het bouwvoorschrift dat de gevels tot een halve meter boven het maaiveld uit steen konden worden opgetrokken, maar dat daarboven hout gebruikt moest worden. De woningen hebben gevels die volgens dit bouwvoorschrift zijn gebouwd. De eerste halve meter van de gevels bestaat uit metselwerk, daarboven is hout gebruikt. De voorgevel heeft vier grote vensters, voor iedere woning een. De vensters bestaan uit een grote ruit met bovenlichten in twee delen. De woningen hebben geen voordeur aan de straat. De gevels zijn afgewerkt met horizontaal geplaatste en wit geschilderde planken. In de punt van het dak zijn smallere planken verticaal geplaatst en afgewerkt met een schulprandje. De kozijnen en daklijsten zijn donkergroen geverfd. Dak Het woningblok heeft een zadeldak met de nok evenwijdig aan de straat, bedekt met grijze dakpannen. Om de zolderverdieping van daglicht te voorzien en de ruimte te vergroten is voor iedere woning een dakkapel aangebracht. Uit het dak steken twee gemetselde rookkanalen die ieder door twee woningen gebruikt worden. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het fort Nieuwersluis

bewaakte de inundatiesluis naar de Mijndense Polder en de achterliggende Loosdrechtse Plassen. De Mijndensedijk was van belang als waterkering in dit systeem. De dienstwoningen liggen in de tweede kring van 300 tot 600 meter rond het fort.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk bij oorlogsdreiging. De dienstwoningen aan de Mijndensedijk lagen in de tweede kring van het fort Nieuwersluis. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor de woningen exemplarisch zijn voor een gebied waar de Kringenwet gold.

weinig waarde. De woningen zijn uitgevoerd in een architectuur die zeer gangbaar was voor dergelijke eenvoudige gebouwen. Er zijn geen bijzondere decoraties aangebracht of materialen gebruikt. Stedenbouwkundige waarde De dienstwoningen maken deel uit van de lintbebouwing aan de Mijndensedijk. Wat betreft schaal, architectuur en gebouwtypologie passen de woningen goed bij de overige bebouwing aan de dijk. De Mijndensedijk is van belangrijke stedenbouwkundige waarde, maar dat betekent niet dat de bebouwing aan de dijk een zelfde hoge waarde heeft. Gaafheid/Herkenbaarheid De dienstwoningen zijn enkele malen verbouwd en uitgebouwd, onder andere met dakkapellen aan de voorkant. Waarschijnlijk zaten er oorspronkelijk gedecoreerde daklijsten en windveren aan de woningen, maar die zijn verloren gegaan. De woningen maken nu een sleetse indruk. Zeldzaamheid Architectuurhistorisch, en bouwtechnisch zijn de dienstwoningen van weinig zeldzame waarde. Dit wordt versterkt door de sleetse staat waarin de woningen zich bevinden. De woningen zijn typologisch interessant omdat houten huizen slechts weinig als geschakelde woningen werden uitgevoerd. De woningen zijn cultuurhistorisch gezien van enig belang, als concrete uitvoering van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Architectuurhistorische waarde Architectuurhistorisch zijn de dienstwoningen van

35


Woning aan de Mijndensedijk, 2008. [Foto Steenhuis stedenbouw/ landschap]

Woning aan de Mijndensedijk, omstreeks 1930. [Collectie Douwe Koen]

Woning aan de Mijndensedijk. [Foto Douwe Koen].

Woonhuis aan de MIJNDENSEDIJK Beschrijving Stedenbouwkundige ligging De Mijndensedijk aan de Vecht is de westgrens van de Mijndense Polder, verder begrensd door de Drecht in het noorden, de Loosdrechtse Plassen in het oosten en de Weersloot in het zuiden. De dijk verbindt al eeuwenlang het buurtschap Mijnden, in de bocht van de Vecht en tegenover het fort, met het noordelijker gelegen dorp Loenen. Sinds de zeventiende eeuw bevonden zich aan de dijk slechts een enkele buitenplaats en wat agrarische lintbebouwing. Pas aan het einde van de negentiende eeuw werd de bebouwing intensiever door de bouw van de Koning Willem I Kazerne,

waarvoor onder andere dienstwoningen aan de dijk worden gebouwd. Tegenwoordig ligt de dijk nog steeds in een open landschap, omdat de polder nog steeds vrijwel onbebouwd is. De woning op nummer 38 maakt deel uit van de dichtere lintbebouwing tussen de voormalige kazerne en het gemaal. De woning staat op een langgerekt kavel tussen de dijk en de Vecht. De woning is georiĂŤnteerd op de dijk. Indeling Van de woning zijn geen bouwtekeningen bekend. Het huis bestaat uit een bouwlaag met daarboven een mansardekap met de nok loodrecht op de dijk.

Aan de achterkant is een aanbouw waarin zich warschijnlijk de keuken bevindt.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

Gevels De woning lag binnen de tweede kring van 300 tot 600 meter rond het fort Nieuwersluis. Volgens de Kringenwet van 1853 gold hier het bouwvoorschrift dat de gevels tot een halve meter boven het maaiveld uit steen konden worden opgetrokken, maar dat daarboven hout gebruikt moest worden. De woning staat op een stenen ondergrond, maar de gevels zijn vanaf het maaiveld bedekt met horizontale houten delen, bruin geschilderd. In de kopgevel bevindt zich een groot venster,

36

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Mijndensedijk 38, NIeuwersluis THEMA | Pandbeschrijving


Kaart met verboden kringen rond Fort Nieuwersluis met de woning omcirkeld, 1945. [HUA]

Luchtfoto van Fort Nieuwersluis met de woning omcirkeld, 1926. [NIMH]

aan de zijgevel de voordeur met aan weerzijden kleinere vensters. In de punt van het dak, op de zolderverdieping zit ook een venster. De kozijnen zijn wit geschilderd. Dak De woning heeft een mansardekap met donkergrijze pannen. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie had het water als belangrijkste wapen. Het fort Nieuwersluis bewaakte de inundatiesluis naar de Mijndense Polder en de achterliggende Loosdrechtse Plassen. De Mijndensedijk was van belang als waterkering in dit systeem. De woning ligt in de tweede kring van 300 tot 600 meter rond het fort.

Waardering Cultuurhistorische waarde De Nieuwe Hollandse Waterlinie was een uitgebreid stelsel van ruimtelijke elementen die in vredestijd

nauwelijks zichtbaar waren, maar van grote invloed waren op de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden in de linie. Enigszins zichtbaar waren de forten die de toegangen naar steden en de waterinlaten bewaakten, maar onzichtbaar waren de inundatievelden en het vrije schootsveld. De Kringenwet uit 1853 garandeerde een vrij schootsveld om de forten door het hanteren van Verboden Kringen met speciale voorwaarden. In de eerste kring (0 tot 300 m van het fort) mochten alleen gebouwen uit hout worden opgetrokken, in de volgende kring (300 tot 600 m) was de eerste halve meter van steen met daarboven hout en in de laatste kring (600 tot 1000 m) kon ieder bouwmateriaal worden toegepast, maar was sloop onherroepelijk bij oorlogsdreiging. De woning aan de Mijndensedijk lag in de tweede kring van het fort Nieuwersluis. De geldende bouwvoorwaarden zijn bij het ontwerp toegepast, waardoor de woningen exemplarisch zijn voor een gebied waar de Kringenwet gold. Architectuurhistorische waarde Architectuurhistorisch zijn de dienstwoningen van

weinig waarde. De woningen zijn uitgevoerd in een architectuur die zeer gangbaar was voor dergelijke eenvoudige gebouwen. Er zijn geen bijzondere decoraties aangebracht of materialen gebruikt. Stedenbouwkundige waarde De woning maakt deel uit van de lintbebouwing aan de Mijndensedijk. Wat betreft schaal, architectuur en gebouwtypologie past de woning goed bij de overige bebouwing aan de dijk. De Mijndensedijk is van belangrijke stedenbouwkundige waarde, maar dat betekent niet dat de bebouwing aan de dijk een zelfde hoge waarde heeft. Gaafheid/Herkenbaarheid De vensterindeling is gewijzigd. Zeldzaamheid Architectuurhistorisch, bouwtechnisch en typologisch is de woning van weinig zeldzame waarde. De woning is cultuurhistorisch gezien van belang, als concrete uitvoering van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

37


4. TERRITORIUMSTRIJD

38


Nieuwersluis omstreeks [Blijdenstijn 2007]

2003.

De kantoorflat van Fortis, op de voorgrond het torentje van de kapel op begraafplaats Sint Barbara, de rij huizen staat aan de Emmalaan. [HUA Beeldbank]

Inleiding In dit onderzoek naar de houten bebouwing in de verboden kringen was één van de onderzoeksvragen om deze houten objecten in hun ruimtelijke context te plaatsen. Door de ontwikkelingsgeschiedenis van de voormalige verboden kringen tot op heden in beeld te brengen, kwamen thema’s naar boven voor een mogelijke doorontwikkeling van de twee pilotgebieden. Daarbij gaat het om de programmering van het gebied als geheel, verkavelingstypen, bouwtraditie e.d. Het onderzoeksmateriaal is geordend in tijdvakken, die stapsgewijs de ruimtelijke ontwikkeling van de gebieden rond het Fort op de Biltstraat en Nieuwersluis in beeld brengen. De bebouwing en ingebruikname van het eerstgenoemde gebied vertoont na opheffing van de Kringenwet in 1963 de meeste dynamiek. De houten huizen aan de Oostbroekselaan zijn losgesneden van hun oorspronkelijke ruimtelijke context en het verband met het fort is verdwenen. Ze liggen aan een doodlopende dijk, hun kavels afgesneden, ingebed in een volkstuinencomplex, in de slagschaduw van de kantoorkolos van het Fortis-

gebouw,. Hoewel het gebied rond het Fort op de Biltstraat op een recente luchtfoto een bosachtige idylle lijkt, is het op maaiveld een versnipperd en op bepaalde plekken sleets landschap waarin elke oriëntatie ontbreekt. Thema’s die we aantroffen zijn tijdelijkheid (houten huizen, ijsbaan, camping), lust en last in de stadsrand (een mix van recreatieve en overlastgevende functies), grootschalig versus fijnkorrelig. Deze oostelijke stadsrand, die verder naar het zuiden zijn programmatische vervolg vindt in de Maarschalkerweert, kan ruimtelijk een veel sterker geregisseerde zone zijn, waarin plaats is voor nieuwe functies, clustering en koppeling van bestaande functies en een sterkere verblijfskwaliteit. Het is een gebied met potentie aan de chique kant van de stad, waar samenhang en structuur gebracht kunnen worden door gebruik te maken van het gedachtegoed van de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de materiele en immateriële tekenen van de linie. Nieuwersluis lijkt als in het oog van een orkaan ontkomen te zijn aan grote veranderingen. Vlakbij

het fort, dat deel uitmaakt van het dorp, werden kanalen gegraven, spoorlijnen en snelwegen aangelegd, maar het karakter van het studiegebied is laagdynamisch. Dat betekent dat de houten bebouwing nog in zijn oorspronkelijke ruimtelijke context te ervaren is. Thema’s en scenario’s zijn hier lastiger te benoemen dan in Utrecht – de toekomst lijkt hier eerder gebaat bij zorgvuldige begeleiding van nieuw- of verbouwinitiatieven, een houding die ook spreekt uit het restrictieve karakter van het bestemmingsplan en de eis dat nieuwbouw in hout moet geschieden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat en Fort NIeuwersluis THEMA | Territoriumstrijd 39


4.1 De oostflank van Utrecht

40


Overzichtskaart van het waterliniestelsel rond Utrecht, 1969. [Jacobs 1988]

Inundatiedijken inundatievlakken rond 1914. [Renes 2005]

en Utrecht,

Gemeente Utrecht en de Bilt, 1868. [Atlas 1868]

De oostflank van Utrecht 1800 - 1868 In 1815 werd de stad Utrecht onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Aan de oostkant van de stad werden de forten aan de Klop, de Gagel, Blauwkapel, de Bilt, Vossegat en de vier Lunetten gebouwd. Tegelijk met deze forten werden inundatiegebieden binnen deze linie ontwikkeld. Deze gebieden konden onder water worden gezet om een buffer te vormen tegen de vijand. Een systeem van dijken en kades beschermde Utrecht in geval van inundatie. Burgemeester H.M.A.J. van Asch van Wijck lanceerde in 1827 een plan voor de verfraaiing en uitbreiding van Utrecht.

Hierbij golden drie uitgangspunten: de geringere volksklasse van betere en gezondere woonhuizen te voorzien, het bouwen en verfraaien der steden en het stimuleren van scheepvaart en handel ter bevordering van welvaart en nijverheid (Karstkarel 1988, p 33). Landschapsarchitect J.D. Zocher junior kreeg de opdracht een ‘wandeling’ op de oude vestingwallen te ontwerpen. De stadswallen en stadspoorten konden na toestemming van de koning in 1828 gesloopt worden - ze hadden hun militaire functie door de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie verloren. Het gebied

werd ontwikkeld tot wandelgebied, waarbij de oude stadswallen plantsoenen werden en de stadsrand opschoof naar het oosten – met de forten en hun schaars in hout bebouwde schootsvelden als nieuwe begrenzing. De groei van Utrecht verliep langzaam. In de tweede helft van de 19e eeuw had de stad nog steeds dezelfde omvang als ten tijde van de late middeleeuwen. De opheffing van de stadswallen leidde niet direct tot verstedelijking van het landschap rondom de stad. In het gebied tussen de oude stadswallen en het Fort

41

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1868 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd


Landhuizen: Aan de Biltstraat lag buitenplaats ‘Het Hoogeland’ en herberg ‘Het Boompje’. [HUA Beeldbank]

Landhuis ‘Oudwijk’, de latere locatie van het Wilhelminapark. [HUA Beeldbank]

De Biltsestraatweg met zicht op de Utrechtse Domtoren, 1736. [HUA Beeldbank]

Plantsoenen: De gesloopte stadswallen werden vervangen door een plantsoenaanleg naar ontwerp van J.D. Zocher (1829). [Renes 2005]

‘Parkaanleg op het Hoogeland en Oudwijkerveld’, 1888. [Renes 2005]

op de Biltstraat waren drie bepalende structuurlijnen herkenbaar (zie kaart 1868). Allereerst de Biltstraat/Biltsestraatweg (de oude steenweg naar Amersfoort), met tegen de stadswal aan een typische voorstadbebouwing. Schuin op de Biltstraat liep de Maliebaan, in 1636 aangelegd als paille-maille baan (een soort croquet) voor Utrechtse studenten. Langs de Maliebaan hadden rijke stadsbewoners tuinen met tuinkoepels recreatieve bebouwing gerealiseerd, terwijl het gebied enkele buitenplaatsen (‘t Hoogeland, Oudwijk) kende. Aan de binnenzijde van het Fort op de Biltstraat liep de Ridderschapskade langs

de oude waterloop de Ridderschapsvaart. Direct ten noorden van het Fort op de Biltstraat lag het Utrechtse melatenhuis, verder oostelijk bestond het landschap voornamelijk uit hoveniersgronden en weilanden doorkruist door waterlopen en wegen. In dit gebied, vooral langs de Biltsestraatweg en de Hoofddijk, treffen we de houten huizen aan.

42


De aanleg van de Oosterspoorlijn, 1875. [Jacobs 1988]

De Biltsestraatweg omstreeks 1915. [HUA Beeldbank]

De stadsrand met de nieuwe uitbreidingen, 1936. [NIMH]

Utrecht met de omliggende forten als blinde vlekken, 1905. [Grote historische topografische atlas]

De oostflank van Utrecht 1868 - 1905 Op de kaart van 1905 is te zien hoe sterk het gebied aan de westzijde van het Fort op de Biltstraat is veranderd. Naast de drie genoemde structuurlijnen Biltsestraatweg, Maliebaan en Ridderschapskade kwam er een nieuwe structuurlijn bij: de Oosterspoorlijn richting Hilversum (1874). Hierdoor kwam Utrecht binnen een ring van spoorwegen te liggen, die een belemmering vormde voor de groei en uitbreiding van de stad. De spoorweg was gelijkvloers aangelegd met de bestaande wegen en zorgde voor een sterke verkeershinder. De Ridderschapskade veranderde in 1875-1880 van karakter: het werd een zogenaamde

gedekte gemeenschapsweg. Dit was een weg achter een wal, waarlangs aan de voorzijde een gracht was gegraven. Met dit type weg verbond de Genie de forten bij Utrecht, zodat - ongezien en gedekt tegen vijandelijk vuur - communicatie, troepenverplaatsingen en bevoorrading konden plaatsvinden. Maar de belangrijkste verandering is de verstedelijking: razendsnel, tussen 1875 en 1890, van het gehele Oudwijkerveld, rondom de Maliebaan en rondom het in 1888 aangelegde Wilhelminapark (op de voormalige buitenplaats Het Hogeland en een deel van het Oudwijkerveld). Omdat

hoveniersgronden in dit gebied niet langer pasten, startte de gemeente vanaf 1896 met de onteigening van deze gronden. Op deze gronden werd begraafplaats Sint Barbara aangelegd. Verdere uitbreidingen werden in het oosten belemmerd door de inundatieterreinen en verboden kringen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zodat de oostelijke stadsrand van 1905 keihard bleef.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1905 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd

43


Uitbreidingsplan Nieuwenhuis 1910 (met boulevard). [Jacobs 1988]

Uitbreidingsplan Berlage en Holsboer 1920. [Renes 2005]

Uitbreidingsplan Berlage Holsboer 1924. [Renes 2005]

en

Hoofdkaart van het spoorwegplan uit 1906. [Renes 2005]

De oostflank van Utrecht 1905 - 1930 De spoorwegen vormden een belemmering voor de uitbreiding van Utrecht. Er werd daarom in 1902 een Staatscommissie ingesteld om te onderzoeken hoe de wegen, waterwegen en spoorwegen rond Utrecht zouden moeten liggen om behoorlijke uitbreiding te garanderen. Met de bestaande ligging van de verdedigingslinie was het in het oosten onmogelijk om de spoorwegen te wijzigen. Het Spoorwegplan kwam in 1906 tot stand, maar mislukte en werd opgevolgd door het gemeentelijk uitbreidingsplan van 1910. Dit uitbreidingsplan, ontworpen onder directeur Gemeentewerken F.J. Nieuwenhuis

was het eerste plan gebaseerd op de in 1901 ingevoerde Woningwet. De twee belangrijkste punten in het ontwerp waren de verplaatsing van het Maliebaanstation en een wijziging van de spoorlijnen. Ook dit plan mislukte. Onder burgemeester Fockema Andreae (ambtsperiode 1914-1933) werd werk gemaakt van de geleide stadsuitbreiding. Fockema Andreae stelde Berlage aan als adviseur voor het algemeen uitbreidingsplan. Samen met architect Holsboer presenteerde Berlage de eerste versie in 1920. Gigantische ringwegen

moesten het verkeer ontlasten: aan de oostkant liep het wegtracĂŠ over de forten. Nieuwe woonwijken waren in alle windrichtingen geprojecteerd, behalve in het oosten, dat op slot zat. Het Departement van Oorlog verzette zich hevig tegen dit plan, aangezien een deel van de forten binnen de buitenste ring werd opgeslokt door de ringweg. Een tweede versie van het ontwerp werd in 1924 gepresenteerd. Binnen dit stelsel van ringwegen was de verplaatsing van het station Maliebaan gewenst. Holsboer: ‘(..) de verplaatsing van het station is ten zeerste gewenscht

44

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1930 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd


Theetuin en tennisbaan ‘Mitland’, sinds 1921. [HUA Beeldbank]

IJsbaan ‘Vooruit’, op de voorgrond de gedekte gemeenschapsweg (Ridderschapskade). [HUA Beeldbank]

De Biltsestraatweg bij de Oostbroekselaan, omstreeks 1915. [HUA Beeldbank]

Geheim ontwerp ‘behoorende bij het schrijven van Commandant Vesting Holland d.d. 3 mei 1924. Geheim. Persoonlijk.’ [HUA]

omdat daardoor een nieuwe entree tot de stad gemaakt zal kunnen worden, in overeenstemming met de waardigheid van Utrecht als vierde groote stad van Nederland. De Mariaplaats wordt van het station af dus de hoofdtoegang tot de stad’. (Dettingmeijer 1988, p 82.) De drukke Biltsestraatweg zou ontlast worden door een vork van wegen die naar de buitenste rondweg zouden leiden. Opnieuw hielden de plannen rekening met de voorkeur van de welgestelden voor het oostelijke deel van de stad en uitten de architecten commentaar op het feit dat de forten de uitbreiding van de stad in de weg stonden. Holsboer zegt hierover in 1925: ‘de omvang van het uitbreidingsplan is beperkt geworden door

de aanwezigheid van de forten met de verboden kringen. Een breede boog om de bestaande bebouwing is dan ook niet geteekend in het Noordoosten, het Oosten en het Zuidoosten; juist aan die zijden, op het gebied van de gemeenten de Bilt en Maartensdijk, is uitbreiding echter hoogst noodzakelijk en urgent, daar de wenschen der bevolking, vooral ook van hen, die zich te Utrecht willen vestigen, die richting uitgaan.’ (Dettingmeijer 1988, p 85.) Dat het Departement van Oorlog zelf ook nadacht over de toekomst van het Fort op de Biltstraat, blijkt uit een geheim ontwerp uit 1924. Door de stadsuitbreiding van Utrecht moest de hoofdweerstandslijn verlegd worden naar het oosten, langs Fort Voordorp, de nieuw te maken werken bij

Griftenstein en het Fort aan de Hoofddijk. Het terrein vanaf het Fort op de Biltstraat tot aan de werken bij Griftenstein zou verkaveld kunnen worden als villapark in een straal van 300 meter rond het fort. Maar het militaire belang bleef men in het oog houden: door ‘beperkte bebouwing en voldoende beplanting’ zou er gelegenheid zijn om voorbereidingen te treffen bij mobilisatie. In afwachting van nadere concrete plannen voor het gebied verschenen in de stadsrand verschillende tijdelijke functies die verenigbaar waren met de restricties van de verboden kringen. De theetuin met tennisbaan ‘Mitland’, in 1921 in hout opgetrokken, en de ijsbaan van ijsclub ‘Vooruit’.

45

Krantenbericht ‘Het Fort de Bilt maakt het verkeer in de richting van Zeist levensgevaarlijk’, 1925. [HUA]


Het Fort op de Biltstraat vóór het doortrekken van de Biltsestraatwet, 1926. [NIMH]

Het fort na doortrekking van de Biltsestraatweg , 1936. [NIMH]

Het nieuwe fietspad langs de Ridderschapskade, achter het (militaire) hek ligt de dijk van de gedekte gemeenschapsweg, 1935. [HUA]

Groeikaart van de gemeente Utrecht, 1938. De stad is tegen het fort aangegroeid. [Renes 2005]

De oostflank van Utrecht 1930 - 1950 Door de jaren ’30 crisis waren de plannen voor de verplaatsing van het station en wijziging van het spoorwegnet al snel van de baan. De verkeersproblematiek werd deels opgelost door de aanleg van een aantal tunnels als de Leidsche Veertunnel, die in 1940 werd voltooid. De fragmentatie van de stad, die Berlage met zijn ringwegen tegen had willen gaan, zette zich voort. De ruimtelijke dynamiek rond het Fort op de Biltstraat is in deze periode gering. De belangrijkste ingreep was het doortrekken van de Biltstraat, in 1930, over het fort. De wens hiervoor bestond al lange tijd, met name omdat de verkeersituatie - de

Biltsestraatweg slingerde zich om het fort - erg gevaarlijk was geworden. Het Utrecht Provinciaal en Stedelijk Dagblad beschrijft de verkeerssituatie op een zondag rondom Fort de Bilt in april 1925 als volgt: ‘..als in enkele uren vele honderden auto’s de fortbochten doorgaan, de Zeister tram met acht rijtuigen achter elkaar rijdt,de autobussen met extra wagens op en neer gaan, de wielrijders uit levensbehoud het smalle voetpaadje op vluchten en de wandelaars achter elkaar lopen, beter gezegd sluipen, iedere seconde bedreigd door een aanrijding.’ Een tweede aanwijzing voor de opname

van het gebied aan de stadsrand (Ridderschapskade) in het grotere stadsweefsel vormde de aanleg van een fietspad langs de Ridderschapsvaart. Op de foto is een militair hek te zien met daarachter de dijk van de gedekte gemeenschapsweg, die na 1945 gesloopt zou worden om plaats te maken voor de rondweg om Utrecht, de huidige Waterlinieweg.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1950 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd

46


De trots van Utrecht: ansicht van verkeersplein de Berekuil, circa 1955. [HUA Beeldbank]

Het structuurplan van 1951. [Jacobs 1988]

Utrecht in 1952. Aan de oostkant het Fort op de Biltstraat met het gloednieuwe verkeersplein de Berekuil. [Renes 2005]

De oostflank van Utrecht 1950-1969 Na 1950 wordt in de ruimtelijke ontwikkeling de sprong over de Ridderschapskade gemaakt. Opschorting van de Kringenwet in 1951 en een grote uitbreiding van het gemeentelijk grondgebied door annexatie maakten de uitbreiding van de stadsrand mogelijk. De Ridderschapskade werd het tracĂŠ van de Waterlinieweg, en pal tegen het fort kwam kort na 1950 verkeersplein de Berekuil tot stand. De luchtfoto van de flats aan de Karel Doormanlaan (1958) maakt duidelijk dat de gemeente een voorschot nam op de definitieve afschaffing van de Kringenwet, die pas in 1963 werd afgekondigd. EĂŠn van de oorzaken voor de fragmentarische ruimtelijke structuur aan de oostrand van de stad

ligt in een miscalculatie van de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling. Het structuurplan van 1951 ging er van uit dat de grenswijziging op 1 januari 1952 van kracht zou worden, in werkelijkheid gebeurde dit pas twee jaar later op 1 januari 1954. Als gevolg hiervan zijn er diverse verschillen tussen het structuurplan van 1951 en het structuurpan van 1954. In het oosten betrof dit een vrij grote verandering. In het plan van 1951 was er een uitgestrekte wijk gepland tussen Fort Vossegat en Fort Vechten. Deze wijk kwam slechts deels tot stand ten oosten van Fort Vossegat en kreeg de naam Rijnsweerd. De wijk Rijnsweerd kreeg luxe bungalows. Tussen Fort de Bilt en Rijnsweerd werd een groenstrook bedacht

voor volkstuinen. Op de kaart van het structuurplan uit 1954 is aan de oostzijde van de stad de ruimtelijke fragmentatie uit de legenda af te lezen. De stadsrand liep vol met een programmering van recreatie voor de welvaartsstaat: volkstuinen, sportterreinen en een camping temidden van flarden vroegere hoveniersgronden. De rommeligheid in de stadsrand had deels te maken met gefnuikte gemeentelijke ambities. De gemeente verwachtte dat een groot aantal dienstverlenende bedrijven zich zouden vestigen in het gebied tussen De Bilt, Utrecht en Zeist. In werkelijkheid viel dit tegen en zouden in de toekomst steeds meer bedrijven er

47

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1969 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd


Het structuurplan van 1954. [Jacobs 1988]

Vooruitlopen op de afschaffing van de Kringenwet: flats aan de Karel Doormanlaan, 1958. [HUA Beeldbank]

Rijnsweerd, de ruimtelijke fragmentatie in de legenda verklaard, 1954. [Blijstra 1969]

voor kiezen om zich te vestigen in de binnenstad, rondom Hoog Catharijne. Toch bleef de vestiging van nieuwe functies in dit gebied niet helemaal uit. Aan de oostkant van de stad op het terrein van de Johannapolder, verrees universiteitsterrein de Uithof waarvoor de eerste plannen uit 1953 dateren. Begin jaren ‘60 opende de universiteit haar deuren.

48


Uitbreidingsplan in hoofdzaak Voorveldse polder. [HUA]

Uitbreidingsplan voor Rijnsweerd Noord (1966): een provinciehuis, scholen, familietuinen en sportterreinen geprojecteerd ten zuiden van het fort. De houten huizen aan de Oostbroekselaan worden, met afgesneden kavels, ingebed in een strook familietuinen. [HUA]

Ontwerp voor recreatiegebied de Voorveldse polder direct grenzend aan het fort, met daarin camping de Berekuil, een manege, tennisbanen, recreatiebos e.a., 1971. [HUA]

Utrecht, 1969: de oostrand van de stad loopt na opheffing van de Kringenwet vol met een programmering van sport, recreatie, familietuinen, een nieuw Provinciehuis en kantoren. [Jacobs 1988]

De oostflank van Utrecht 1969 - 1979 Alle aandacht gaat eind jaren ’60 naar het centrum, waar de ‘nieuwe stadskern Hoog Catherijne’ verder wordt uitgewerkt. De betrokken partijen gingen uit van de volgende gedachte: een even sterk, liefst nog sterkere verdichting van stedelijke functies zonder dat dit tot de congestie en chaos van oude binnensteden leidt. Het landschap aan de oostrand van de stad werd verder ontwikkeld tot een gebied voor recreatie en grootschalige functies. Ten noorden van het fort werd de Voorveldse polder ontwikkeld tot recreatiegebied met daarin camping de Berekuil, een manege, tennisbanen, een recreatiebos en andere recreatieve functies. Het gebied ten noorden van de Biltse Rading was

bestemd voor de veemarkt en het overige gebied kreeg een agrarische functie. Ten zuiden van het fort wordt Rijnsweerd-noord ontwikkeld tot een multifunctioneel gebied voor twee scholen, sportvelden en een nieuw Provinciehuis. Op 9 maart 1978 werd het Provinciehuis geopend, naar ontwerp van de Biltse architect J. Lengkeek. Het fort is nu niet langer de ruimtelijke dominant in dit gebied – ten noorden en ten zuiden loopt het voormalige schootsveld tot aan de nieuwe stadsrand, de A27, vol met een wonderlijke mengeling van recreatie en grootschalige kantoren. De houten huizen aan de Oostbroekselaan waarvan de ruimtelijke connectie met het fort altijd

duidelijk was, komen op de plankaart geïsoleerd achter de school voor vrije expressie te liggen. Ze worden, met afgesneden kavels, ingebed in een strook familietuinen. In het gebied ten noorden van het provinciehuis ontwierp gemeentelijk landschapsarchiect Hans Pemmelaar in 19751976 het natuurpark Bloeyendaal (7 ha), alsmede de volkstuinencomplexen van ATV Stadion - het complex ‘familietuinen’ waarin de houten huizen opgenomen werden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1979 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd

49


Archiparc: het kantorencomplex bestaat uit twaalf middelgrote kantoren gesitueerd rondom een waterpartij genaamd Het Verzonken Schip.

De kantoorflat van Fortis, op de voorgrond het Fort De Bilt. [HUA Beeldbank]

De oostrand van Utrecht in 1995. [Topografische Dienst 1995]

De Oostflank van Utrecht na 1979 Het provinciehuis lag sinds 1978 eenzaam aan de Archimedeslaan, de vestigingsplannen van de school voor vrije expressie en een scholengemeenschap waren niet doorgegaan. Projectontwikkelaar Multi Vastgoed stelde voor om de zuidelijke zone, tussen de A28 en het Provinciehuis, te ontwikkelen tot kantorencomplex Archiparc. Ook aan de Archimedeslaan verrezen diverse kantoren. Door de fusie van AMEV en Fortis besloten beide bedrijven het bestaande kantoor van AMEV uit te breiden. In 1993 opende VSB samen met Fortis hier een nieuw kantoor, een hoge toren naar ontwerp van Vermeulen. De basisingrediënten voor het huidige karakter van de oostrand van Utrecht, zijn sinds 1993

niet meer veranderd: een zone tussen de noord-zuid barrières spoorlijn, waterlinieweg en A 27, met een hybride programmering van stadsrandfuncties. In het gemengde karakter van ‘lust en last’ is de lust, de recreatie en sport, steeds meer gaan domineren. Op de luchtfoto met de Fortis-toren lijkt het gebied een bosachtige idylle – op maaiveld is het echter een versnipperd landschap waarin elke oriëntatie ontbreekt. Deze zone, die verder naar het zuiden zijn programmatische vervolg vindt in de Maarschalkerweert, kan ruimtelijk een veel sterker geregisseerde stadrand zijn, waarin plaats is voor nieuwe functies, clustering van bestaande functies en een sterkere verblijfskwaliteit. Het voormalige

Fort aan de Biltstraat kan daarin één van de dragers zijn.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Territoriumstrijd 50


3.2 Nieuwersluis

51


Plattegrond van het Fort Nieuwersluis in 1673, in kaart gebracht in 1726. [HUA, TA 166]

Vesting Nieuwersluis in 1673. Tekening van L.P. Serrurier uit 1730. [Will 2002]

De buitenplaats Sterreschans, 1730. [HUA]

Plattegrond van de vesting Nieuwersluis met omgeving, omstreeks 1790. [NA, OPV, H722]

Nieuwersluis Voor 1800 Al in de Middeleeuwen was een goede verbinding tussen Amsterdam en Utrecht van belang. Een zogenaamde Herenweg verbond de twee steden over het land en de aanleg van een kanaal in 1448 tussen de rivieren Angstel en Vecht maakte een route over het water mogelijk. Op het kruispunt van dit kanaal, de Nieuwe Wetering, en de Herenweg ontstond het dorp Nieuwersluis. Het dorp was vernoemd naar de sluis die nodig was het niveauverschil tussen de Nieuwe Wetering en de Vecht op te lossen. Met de komst van de trekschuit in 1625 veranderde de voornamelijk agrarische omgeving in een landschap met

buitenplaatsen. Rijke Amsterdammers legden net als eerder in de Beemster landgoederen aan op de oevers van de Vecht. In tegenstelling tot de Beemster hadden de buitens aan de Vecht geen agrarische functie, maar waren ze bedoeld voor ontspanning. Ter hoogte van Nieuwersluis lagen de meeste buitenplaatsen op de westelijke oevers en was de overkant meer geschikt voor landbouw en turfwinning. Uit de eerste periode tot aan het rampjaar 1672 dateren buitenplaatsen als Nieuwenhoek, Oudenhoek en Rupelmonde op de linkeroever en Lixboa en Weerstein op de

rechteroever. In het rampjaar rukten de Franse troepen op richting Holland en diende de Vecht als een verdedigingslinie tussen de Zuiderzee en de Merwede. Al tijdens de Opstand een halve eeuw eerder had Frederik Hendrik een fort gebouwd bij Nieuwersluis, vanwege de strategische ligging aan doorgaande routes over zowel de weg als over het water. Kolonel Stockheim van het Staatse leger versterkte in 1673 in zeer korte tijd en met zeer veel mankracht het bestaande fort met schansen, waarmee het dorp werd opgenomen in het fort. Nieuwersluis bleef hierdoor uit handen van de Fransen. De

52

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1800 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort Nieuwersluis THEMA | Territoriumstrijd


De Oude Hollandse Waterlinie in 1672. [Beekman 1922]

53

schansen werden later in 1688 afgebroken, maar de naam van het landgoed verwees naar de voormalige bestemming: Sterreschans. Het fort Nieuwersluis had wel een plaats verworven in de (Oude) Hollandse Waterlinie, een linie die na 1672 werd samengesteld uit bestaande en nieuwe verdedigingswerken van Muiden via de Vecht naar Gorinchem aan de Merwede. Door technische ontwikkelingen werden vuurwapens steeds verwoestender, waar de verdedigingswerken weer op moesten worden aangepast. Periodiek ondergingen de forten aan de Oude Hollandse Waterlinie een verbetering of modernisering. Dit waren voornamelijk aanpassingen op kleine schaal. In Nieuwersluis gebeurde dit halverwege de 18e eeuw en in 1793.


Station Nieuwersluis met de voetgangersbrug over het Merwedekanaal, omstreeks 1900. [Collectie Douwe Koen]

Nieuwersluis in 1868. [Atlas 1868]

Nieuwersluis in 1850. [Grote Historische Atlas van Nederland, 1839-1859]

Nieuwersluis 1800 - 1900 In de 19e eeuw veranderde het Nederlandse landschap ingrijpend door onder andere de komst van spoorlijnen, de verbetering van verkeersroutes, de aanleg van kanalen en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Al deze ontwikkelingen speelden zich af in het kleine dorp Nieuwersluis. De oude Herenweg van Utrecht naar Amsterdam, op de westoever van de Vecht, was van groot belang voor het handelsverkeer en werd rond 1820 verhard. Bijna twintig jaar later verleende het Rijk een concessie aan de Rh ijnspoorwegmaatschappij om een spoorlijn tussen Utrecht en Amsterdam te exploiteren en in 1843 reed de eerste trein. Een van de

noodzakelijke onteigeningen was een stuk grond van het landgoed Sterreschans, in bezit van de familie Doude van Troostwijk. Behalve een som geld eiste de familie dat alle treinen een stop maakten op het station Nieuwersluis-Loenen. Tot 1913 voldeed de spoormaatschappij aan deze eis, daarna werd een compromis gesloten zodat slechts de helft van de treinen nog maar hoefde te stoppen en na 1945 stopte er geen enkele trein meer, zodat het station in 1952 werd afgebroken. Het station heeft slechts een halve eeuw een directe verbinding met het dorp Nieuwersluis gehad. Vanaf 1892 was een brug over het nieuw aangelegde

Merwedekanaal nodig om het station te bereiken. De scheepvaart groeide, net als de schepen, en de Vecht bleek een te langzame route met te weinig breedte en diepgang. In 1881 besloot het Rijk tot aanleg van een kanaal dat het Oostelijk Havengebied van Amsterdam moest verbinden met de Merwede bij Gorinchem. Het nieuwe Merwedekanaal bestond deels uit bestaande kanalen en vaarten (Keulse Vaart, Vaartse Rijn en Zederikkanaal), en deels uit nieuw gegraven waterwegen, zoals het traject Amsterdam-Utrecht. Voordat de eerste schop de grond ingaat

54

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1900 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort Nieuwersluis THEMA | Territoriumstrijd


Verboden kringen rond Nieuwersluis, 1945. [HUA]

Nieuwersluis in 1905. [Grote Historische Topgrafische Atlas]

werden diverse tracĂŠ-varianten bestudeerd. Ondanks bezwaren tegen een opgebroken Stationsweg en doorsneden landgoederen Over Holland, Sterreschans en Rupelmonde, besloot het Rijk tot een tracĂŠ ten westen van en evenwijdig aan de spoorlijn, van Utrecht tot aan Loenersloot. Het kanaal opende in 1892. Na de val van Napoleon besloot koning Willem I in 1815 tot de aanleg van een nieuwe verdedigingslinie, de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De waterlinie verdedigde westelijk Nederland van de Zuiderzee tot aan de Bieschbosch, maar in tegenstelling tot de linie uit de 17e

eeuw, werd de stad Utrecht er nu wel in opgenomen. Fort Nieuwersluis werd ook als verdedigingswerk opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De nieuwe tijd eiste weer aanpassingen van het oude fort. Zo werd in 1877 de Koning Willem III-kazerne gebouwd, een uitgebreid complex van gebouwen. De verboden kringen hadden geen grote invloed op de ruimtelijke ontwikkeling van het dorp, omdat die zich uitstrekken over de oostoever van de Vecht, waar zich slechts wat agrarische bebouwing bevond. In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was de Kringenwet wel

aanleiding voor plannen om de buitenplaats Rupelmonde te slopen. Uiteindelijk besloot het Ministerie van Oorlog het monumentale landhuis te sparen.

55

Fort


Nieuwersluis in 1940. [De Pater 2005]

Aandacht voor het behouden van oude buitenplaatsen aan de Vecht, artikel in Het Centrum, 10 oktober 1928. [KB, Historische kranten in beeld]

Fort Nieuwersluis op een luchtfoto, 1926. [NIMH]

Nieuwersluis 1900 - 1945 Na de moderniseringsgolf in de 19e eeuw is de periode tot aan de Tweede Wereldoorlog relatief rustig. Nieuwe infrastructurele werken werden niet uitgevoerd, slechts bestaande werken werden gemoderniseerd. Het Merwedekanaal bleek niet meer te voldoen aan de eisen van de snel moderniserende scheepvaart. Het kanaal was niet diep en breed genoeg en bovendien was het wenselijk dat het zou aansluiten op de Rijn. De overheid besloot in 1931 tot de aanleg van het AmsterdamRijnkanaal. Dit betekende dat het bestaande Merwedekanaal tot aan Utrecht zou worden verbreed en verdiept en dat van Utrecht

naar Tiel een nieuw kanaal gegraven zou worden. Door de economische crisis in de jaren dertig en de Tweede Wereldoorlog liep de aanleg ernstige vertraging op en werd het kanaal pas in 1952 geopend. In hetzelfde jaar werd de rijksweg tussen Amsterdam en Utrecht, de huidige A2, voltooid ter hoogte van Nieuwersluis. De geschiedenis hiervan begon ook al voor de Tweede Wereldoorlog. Aanvankelijk dacht het Rijk dat het verbeteren van bestaande verkeerswegen voldoende zou zijn, maar het autoverkeer groeide sterker dan verwacht zodat er een Rijkswegenplan werd opgesteld. Hierin werden doorgaande

routes voorgesteld die niet door de steden en dorpen voerden, maar er aan voorbij gingen. Voor de route Amsterdam-Utrecht betekende dit dat de nieuwe Rijksweg, niet meer op de oevers van de Vecht lag, maar flink buiten de kern, ten westen van het spoor en van het kanaal. Ondertussen raakte het landschap van buitenplaatsen steeds meer in verval. De grote buitens konden niet meer onderhouden worden en de aangelegde parken werden verwaarloosd. De terreinen werden vaak verkocht en daarna bestemd tot moestuin, boomgaard en weidegrond.

56

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

1945 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort Nieuwersluis THEMA | Territoriumstrijd


Gracht binnen de Nieuwersluis [Foto Architecten]

vesting DaF

Fort Nieuwersluis, 2008. [Foto DaF Architecten]

Luchtfoto van Fort Nieuwersluis, 2003. [Blijdenstijn 2007]

Nieuwersluis in 1995. [Topografische Dienst 1995]

Nieuwersluis Na 1945 Na de bevrijding in 1945 brak een periode van grote ruimtelijke veranderingen aan in Nederland. De bevolking groeide enorm waardoor in hoog tempo woningen werden gebouwd, wegen aangelegd en openbare voorzieningen gerealiseerd. Andere vormen van ruimtegebruik, zoals recreatie, werden steeds belangrijker. Het was nu niet meer slechts voorbehouden aan rijke Amsterdammers om te ontspannen aan de Vecht, ook de gewone burger had nu tijd voor recreatie op het water. Nieuwersluis was ĂŠĂŠn van de weinige dorpen die niet sterk groeide in de naoorlogse periode. Slechts in de bocht

tussen de Vecht en de Stationsweg werden halverwege de jaren vijftig woningen gebouwd. Dit betekende dat het dorp een kleinschalig karakter behield, dat juist zo geliefd bleek bij toeristen uit binnen- en buitenland. In 2000 werd dit karakter beschermd door de status van beschermd stadsgezicht.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Marinke Steenhuis LOCATIE | Fort Nieuwersluis THEMA | Territoriumstrijd 57


Als zelfstandig object hebben maar zeer weinig houten huizen in de verboden kringen een cultuurhistorische waarde die hun behoud rechtvaardigt. De houten bebouwing is vooral cultuurhistorisch gezien zeldzaam, als concrete uitvoering van de Kringenwet voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Op zoek naar de waarde, betekenis en identiteit van de houten huizen valt op hoe ze zich bevinden op het kruispunt tussen het landschap, de restricties uit de kringenwet en de dynamiek van de locatie. Het is niet zo dat de kringen bevroren territoria waren

tot aan de opheffing. Zoals uit hoofdstuk 4 blijkt ontwikkelden sommige kringen zich meer onder invloed van programmatische druk van buiten zoals de kringen ten oosten van Utrecht. Andere kringen bleven lang leeg. Deze factoren tezamen hebben bepaald wat, hoe en hoeveel er in hout gebouwd is. De resulterende verscheidenheid geeft een goed beeld van de diversiteit van landgebruik, occupatiepatronen en verkaveling die in de zone van de NHW voorkwam. Daarnaast is duidelijk afleesbaar hoe restrictief de kringenwet werkte, er zijn over het algemeen

minder en vooral kleinere gebouwen gerealiseerd in de kringen dan in omliggende gebieden. Tot slot is door de relatieve bevriezing ten gevolge van de kringenwet in delen nog een vorm van wonen en grondgebruik aanwezig die elders al lang verdwenen is onder druk van hogere grondprijzen en veranderde woonwensen.

5 Behoud door ontwikkeling van Houten Huizen en Verboden Kringen 58


Het bestuderen van de twee locaties; Nieuwersluis en Utrecht, De Bilt geeft inzicht in de diversiteit aan verkavelingstypes met bijbehorend scala aan programma en grondgebruik die in de kringen voorkomen. Met de ingrediĂŤnten; landschappelijke structuur, leegte en programma wordt vervolgens onderzocht hoe de kringen en daarmee ook de houten huizen versterkt en behouden kunnen worden zonder de vitaliteit van deze bijzondere randgebieden te smoren.

5.1 Scenario’s voor de Verboden Kringen

59


bijgebouw / schuur

De tuinderswoningen aan de Oostbroekselaan te Utrecht, 2008

verblijfstuin met terras

houten huis footprint 80m2, 2 lagen, 100m2

Fragment van Kringplan van Fort aan de Biltstraat, 1937. [HUA]

gemengde tuin, groente fruit knotwilgen

Houten tuinderswoning aan de Weg Naar Rhynauwen in de kring van Fort Vossegat, 2008 [foto DaF-architecten]

stadstuinder

formele voortuin met grote boom

oprit met duiker of plaatbrug

Aan de Oostbroekselaan zijn drie tuinderswoningen in hout gebouwd. Inmiddels zijn de kavels opgesplitst en veel kleiner geworden. De huizen staan midden in het volkstuinen complex ‘Stadion’.

De tuinderswoning Aan de oostkant van Utrecht hebben langs ontginnings- en polderwegen steeds tuinderijen gelegen die steeds ten gevolge van de verstedelijking naar het oosten opschoven. In de verboden kringen zijn er nu nog enkele tuinderswoningen van hout te vinden die dankzij de kringenwet niet door compactere woonvormen zijn vervangen. Tuinderswoningen mengen bedrijf en wonen op één groot terrein. Het zijn vrijbuiterswoningen, hetgeen uitgedrukt wordt in het geknutsel en gefrutsel aan terrein, huis en bijgebouw. Het kavel is erg groot, tussen de 5000 en 10000 m2 en is opgedeeld in een productietuin met een grote schuur of kas, een siertuin voor het huis en aan de

achterzijde een verblijfstuin. Het huis beslaat maar een klein deel van het kavel. In vergelijking met andere houten huizen in Utrecht en Nieuwersluis zijn de tuinderswoningen groot. De Bilt Aan de Oostbroekselaan zijn de drie tuinderswoningen onderdeel geworden van een volkstuinencomplex. Hiervoor zijn de grote kavels opgesplitst. Het huis met sier- en gebruikstuin zijn losgemaakt van de productietuin hetgeen te zien is aan de extra brug en het pad dat de moestuinen achterlangs verbindt. Nieuwe ontwikkeling van de tuinderswoning als gemengd programma is gezien de hernieuwde

belangstelling voor stadstuinderijen, ecologisch en autarkisch wonen interessant.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | tuinderswoning 60


openbare groenstrook

leveranciers en dienstingang

Manege en pannenkoekenhuis aan de Biltsestraatweg te Utrecht, 2008

houtwal met grote bomen toegang vanuit park voor langzaam verkeer

Groot terras

Fragment van Kringplan van Fort aan de Biltstraat, 1937. [HUA]

gemengde tuin, groente fruit

bezoekersparkeren

Het in hout gebouwde Theehuis Rhynauwen in de kring van Fort Rhynauwen, 2008 [foto DaF-architecten]

verhuurbare zaal keukens

Oude voordeur nu terrastoegang

hoofdingang voor bezoekers

oprit met duiker

Aan de Biltsestraatweg is het pannenkokenhuis ‘De Beerekuil’ als één van de uitspanningen aan de drukke weg gebouwd. Inmiddels is het de laatst overgebleven uitspanning.

De uitspanning De oostkant van Utrecht is van ousher een lustlandschap (hoofdstuk 3). Al in de 17de eeuw bouwden rijken landgoederen en hadden de de lagere klassen landjes en tuintjes waar zij hun vrije tijd combineerden met de zorg voor een moestuin. Daarnaast vermaakten velen zich door te wandelen langs de stadsrand en in de bosgebieden. Aan de uitvalswegen en waterwegen van Utrecht hebben daarom van oudsher uitspanningen gelegen; café’s, theehuizen, snackbars en pannenkoekenhuizen, waar de wandelaar zijn dorst en honger kon lessen. Door hun strategische ligging nabij de stad, vallen veel van deze voorzieningen onder het regime van de verboden kringen.

De Bilt Aan de Biltsestraatweg is pannenkoekenhuis de Beerekuil de laatst overgebleven uitspanning. Het restaurant is in de loop der tijd verschillende malen uitgebouwd en vergroot. Het oorspronkelijke gebouw bestond aanvankelijk uit twee gebouwtjes van ieder 40 m2. Na verloop van tijd zijn de twee gebouwen aan elkaar gesmeed en naar achteren uitgebreid. Het restaurant lag altijd in het meest naar de weg toe gerichte deel. Grote ramen en een ruim terras maken duidelijk dat de mensen die hier aten genoten van het buiten zijn. Nu de Biltsestraatweg een zesbaans autoweg is geworden is dat genieten in de verdrukking gekomen. Achter het restaurant

gedeelte ontvouwt zich een reeks bijgebouwen in hout met keuken, opslag etc. Op de verdieping is een woning gelegen. De zij- en achterkant van het erf is bestemd tot parkeerplaats. Het pannenkoekenhuis is ook ontsloten vanuit het park.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Uitspanning

61


bijgebouw / carport

De dienstwoningen aan de Mijndensedijk te Nieuwersluis, 2008

steigers met ligplek

collectieve toegang tot drie woningen

zelf gebouwde bijgebouwen met diverse functies Fragment van Kringplan van Nieuwersluis, 1945. [HUA, Archief EAI Utrecht, aanvulling 2, inv. nr. 41]

privé tuinen

De dienstwoningen aan de Mijndensedijk te Nieuwersluis, 2008 [foto DaF-architecten]

privé tuinen schijndeur collectieve toegang tot de vier woningen voortuinen zonder entree naar woningen

gemeenschappelijke oprit en entree

0

Aan de Mijndensedijk 42-46 en 48-52 zijn eind 19de eeuw 7 dienstwoningen voor personeel van de Pupillenschool in hout gebouwd. Inmiddels zijn er grote dakhuizen aan de achterzijde gebouwd en een veelheid aan houten bijgebouwen langs de Vecht.

De dienst- en officierswoningen Nieuwersluis Aan de dijk langs de oostoever van de Vecht ligt een aantal kleinere kavels, ingeklemd tussen rivier en weg. De houten woningen zijn vermoedelijk allemaal als dienstwoning voor personeel van de Koning Willem III-kazerne gebouwd en zijn nu nog steeds als woningen in gebruik. Het zijn opvallend kleine woningen met een oppervlakte van circa 5m bij 8m. Hier en daar is dan ook flink bijgebouwd in de vorm van achterhuizen, verlengingen en verdubbelingen. Alle kavels zijn verschillend van maat maar met een diepte van 50m nog steeds erg groot voor de maat van de woning die erop staat (fsi 0.2)

Officierswoningen De meest opvallende houten gebouwen aan de Mijndensedijk zijn de rij officierswoningen. De zeven woningen staan nog steeds op één ongedeeld kavel en worden voor een lage prijs verhuurd. In feite heeft iedere woning de beschikking over een smalle strook grond tot het water. De woningen zijn met hun voorgevel op de dijk georiënteerd met ondiepe voortuinen. Alle toegangsdeuren zijn echter opzij of achterom. Bij de rijwoningen 48-52 is aan de voorzijde een valse deur opgenomen om de woningen een meer gangbare voorgevel te geven. De ontsluiting van deze zes woningen gebeurt via de achterkant, waarbij de bewoners via hun

buurmans tuin naar hun huis gaan. Deze houten huizen waar nu nog steeds zeven gezinnen wonen zoals de officiersfamilies er ook gewoond hebben, zijn door de collectieve woonvorm uniek. Doordat de woningen zo klein zijn, hebben huurders in de loop der tijd allerlei houten bouwsels in de tuinen en langs de Vecht gebouwd.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Nieuwersluis THEMA | Dienst en officierswoningen

62


Boerenerven aan de zuidzijde van de Mijndensedijk te Nieuwersluis, 2008

toegang tot weide diervoeder en opslag

stenen koeienstal nieuw stenen huis

Fragment van Kringplan van Nieuwersluis, 1945. [HUA, Archief EAI Utrecht, aanvulling 2, inv. nr. 41]

hooimijt De boerderij Landzicht aan de Mijndensedijk 59 te Nieuwersluis, 2008 [foto DaF-architecten]

houten boerderij met woning en stal

formele tuin bij boerderij

moestuin met fruitbomen

oprit naar erf Het Boerenbedrijf behorende bij de boerderij Landzicht, Mijndensedijk 59 is inmiddels flink uitgebreid. Naast een tweede stenen woning zijn er een grote koeienstal en een aantal schuren gebouwd. De moestuin met boomgaard opzij van het erf is al op de ‘Grote Historische Atlas van Nederland, 1839-1859’ te zien.

Boerderijen Ten oosten van de Mijndensedijk staan op de oeverwal van de Vecht een aantal gemengde boerenbedrijven. Op het grasland in de lagere veengronden graasde het vee terwijl op de smalle oeverwal tuinen met fruitbomen waren. Op de luchtfoto uit 1926 is deze strook met boomgaarden langs de dijk en de kazerne te zien. Het is niet ondenkbaar is dat ze de kazerne van voedsel voorzagen. De boerderijen bestaan oorspronkelijk uit een hoger kopgebouw met hierin de woning en daarachter een langgerekte stal. Achter of naast de stal staat de hooiberg. De grond achter de boerderij is grasland voor het vee, ervoor zijn groententuinen

en boomgaarden. Nu is het stallencomplex uitgebreid met extra stalen schuren en stallen en zijn er extra woningen gebouwd waardoor iedere boerderij een complex van bebouwing is geworden met een grote diversiteit in ouderdom, schaal en materiaal. Hierdoor is de dynamiek van gebruik goed afleesbaar. Landzicht De meeste boerderijen dateren van voor de kringenwet en zijn dus voor een groot gedeelte in steen opgetrokken. De boerderij Landzicht in de binnenste kring is daar een uitzondering op; het hele gebouw is conform de regels van de tweede kring in hout op stenen voet opgetrokken. Op de

kaart van 1859 staat op deze plek al een boerderij aangegeven. Het houten hoofdgebouw heeft een monumentale uitstraling. Ondanks de ook hier woekerende bijgebouwen is het samen met de hooiberg een eenduidige ‘piece de milieu’. Ook zijn nog delen van de boomgaard bewaard gebleven waardoor het complex ook als geheel in cultuurhistorisch opzicht waardevol is. De verkoop van een houten huis naast de boerderij als bouwgrond met een vraagprijs van 1 miljoen euro, doet echter vermoeden dat er weldra een groot volume voor de boerderij geplaatst gaat worden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Nieuwersluis THEMA | Boerderijen

63


Houten theekoepel aan de Vecht met botenhuis op landgoed Over Holland. [foto DaF-architecten, 2008]

houten bijgebouwen

houten bijgebouw houten bijgebouw

houten bedrijfsschuur aan de Vecht

Een cluster van houten bijgebouwen. Ieder bijgebouw valt binnen de maat restricties van 40 m2 van de kleine kring. [foto DaF-architecten, 2008]

houten bijgebouwen aan achterkant van woning

wegen representatieve bomenrijen

houten dienstwoning

houten verlenging van schuur

houten schuur woonhuis in steen herbouwd

kavels bebouwing voor 1945

De verlenging van de stal is bij deze boerderij aan de Mijndensedijk in hout uitgevoerd. [foto DaF-architecten, 2008]

houten huizen voor 1945 stenen bebouwing voor 1945

houten theekoepel

overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1945 Rond Nieuwersluis zijn een groot aantal houten bijgebouwen en aanbouwen te vinden die naar alle waarschijnlijkheid toe te schrijven zijn aan de werking van de kringenwet.

landgoed Schuren, aanbouwsels en bijgebouwen Overal in Nieuwersluis zijn gedeeltelijke houten opstallen te zien. Op landgoed Over Holland zijn dat een theekoepel en dienstwoning, Binnen de vestinggronden is een aanbouw in hout uitgevoerd en langs de Stationsweg een dubbele uitbreiding van een woning. Ook bij woningen die naar alle waarschijnlijkheid na de opheffing van de kringenwet zijn gebouwd is houtbouw toegepast. Bouwen in hout lijkt als Nieuwersluise identiteit te zijn aanvaard en is zo van armoedige noodzaak in chique identiteit getransformeerd. Een goed voorbeeld daarvan is de woning aan de Meinersedijk nr. 55 die recent in hout is gebouwd. Op de plek waar eerst een klein

houten huisje was, staat nu een groot houten huis waarvan volume en onderdelen zoals ramen en goot twee keer opgeblazen lijken ten opzichte van de oorspronkelijke bebouwing. Ook de twee houten bungalows aan de Stationsweg continueren de houtbouw niet uit defensiemotieven, maar om in de context te passen. Behoudens een deel van de Mijndensedijk met enkele karakteristieke houten woningen is hout steeds pragmatisch gebruikt als dat vanwege de kringenwet noodzakelijk was. Dit levert een veelheid aan versnipperde en geknutselde huisjes en samengevoegde volumes die pittoresk en armoedig aandoen. Hedendaagse houten huizen

water sluiten daar in het geheel niet bij aan omdat het over het algemeen veel te groot en te eenduidig zijn. Met het kazernecomplex, de huizen in de vestinggronden en de grootste boerderijen in steen is de identiteit van Nieuwersluis en omgeving zeker niet de houtbouw.

open grasland Spoor 0

50

100m

AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Nieuwersluis THEMA | Aanbouwsels 64

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008


offerhausweg, voormalige loop van de Biltsestraatweg 2008 [foto daF-architecten]

doorsnede van Biltsestraatweg, 2008

huidige langzaamverkeersroute wegen 1937 huidige langzaamverkeersroute

representatieve bomenrijen

wegen 1937

kavels bebouwing representatieve bomenrijen voor 1937 kavels bebouwing voorvoor 1937 1937 houten huizen houten huizen voor 1937

stenen bebouwing voor 1937

stenen bebouwing voor 1937

overige bebouwing overige bebouwing

fortfort en kringen volgens volgens en kringen kringenkaart 1937

kringenkaart 1937

water

water hoofdwegen hoofdwegen 0

Fietspad op de gedekte gemeenschapsweg in 1935. [hua]

voetpad langs de waterlinieweg in2008. [foto www.bloeyendael.nl]

kaart met de huidige verbindingen en langzaamverkeersroutes 0 in de kringen van het Fort aan de Biltstraat

100

100

200m

200m

de Biltsestraatweg in 1915 [hua]

de Biltsestraatweg bij de kruising met de oostbroekselaan [foto daF-architecten]

LANDsCHAppELIjKE sTRUCTUUR; ONTsLUITING EN VERBINDINGEN er kan niet gesproken worden over het kringenlandschap of over het landschap van de nieuwe hollandse waterlinie. de waterlinie en de verboden kringen zijn ‘op bezoek’ in het landschap dat verder bepaald werd en wordt door oude occupatiepatronen en regionale dynamiek. zeker in gebieden waar de verdichting heeft toegeslagen zijn de kringen herkenbaar als enclaves waar het landschap en de bewoning van de 19de en vroege 20ste eeuw nog aanwezig is. de combinatie van de structurele landschappelijke elementen zoals de dijken, wegen en weteringen en de kleine houten en stenen huizen daarlangs zijn een belangrijk bestanddeel van dit historische

landschap. De Bilt ten oosten van de oude hoofdweerstandslijn is de structurele laag van de nieuwe hollandse waterlinie niet verdwenen maar wel grotendeels overstemd door grootschalige ontwikkelingen van na 1963. doordat met deze ontwikkelingen de grote oppervlakten een nieuwe interne logica kregen, afgezonderd van de directe omgeving, zijn de meeste landschappelijke verbindingen en lange lijnen geblokkeerd (zie hoofdstuk 4). wie goed zoekt, vindt in het resterende deel van de oostbroekselaan met houten huizen en in de verkavelingsrichting van park de Berekuil nog een fragment van het

19de eeuwse stadsrandlandschap terug. de locatie van sommige grootschalige infrastructuur zoals de waterlinieweg en de Biltsestraatweg continueert de voormalige stadsrand en straatweg maar is door het infrastructurele geweld nog maar moeilijk als landschappelijk element te lezen. ondanks dat de Biltsestraatweg het Fort aan de Biltstraat doorsnijdt, is het fort niet erg zichtbaar. de a27 loopt precies op de grens van de tweede en derde kring waardoor de houten bebouwing zich ten westen van de snelweg bevindt en de bakstenen bebouwing ten oosten.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Landschappelijke structuren

65


huidige doorsnede Biltsestraatweg

verbeterde inrichting van de Biltse-straatweg met een bomenrij op de grens van ventwegen en hoofdweg.

knelpunten voorgestelde verbindingen kano-route Biltse Gift huidige langzaamverkeersroute wegen 1937 representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1937 houten huizen voor 1937 stenen bebouwing voor 1937 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1937 water hoofdwegen 0

100

200m

kaart met verbeterde verbindingen en langzaamverkeersroutes in de kringen van het Fort aan de Biltstraat. door de oversteken van de Biltsestraatweg en de waterlinieweg (tunnel) te verbeteren, wordt de ruimtelijke continuiteit in het gebied verbeterd. de Biltse gift krijgt meer potentie als recreatieve route als de wegovergangen verbeterd worden.

verbeterde inrichting van de oostbroekselaan met een brug in plaats van een duiker aan de oostzijde

huidige doorsnede van de oostbroekselaan

VERsTERKING VAN sTRUCTUUR; RECREATIEVE ROUTEs EN VERBINDINGEN De Bilt ondanks deze radicale fragmentatie in het gebied zouden de structuurelementen van het landschap wel sterker gemaakt kunnen worden. daarmee is de kring niet eenduidig te maken, maar als historische laag samen met het oorspronkelijke landschap wel leesbaarder. door de oversteken van de Biltsestraatweg en de waterlinieweg (tunnel) te verbeteren, wordt de ruimtelijke continuĂŻteit in het gebied verbeterd. waarom is het interessant de kring op een of andere manier zichtbaar te houden? ten eerste om de historische ervaring van de stadsrand mogelijk te houden. de kringen en hun restricties zijn immers

de verklaring voor de huidige gesteldheid van de stadsrand (Begrip van is de eerste stap naar liefde voor). ten tweede is het kringengebied strategisch gelegen tussen de stad utrecht en de omgeving. de oostrand heeft grote recreatieve potenties die met verbetering van de structuur kunnen worden uitgebouwd. de houten huizen passen heel goed in een breed geprogrammeerde recreatieve zone waarin park, water- en fietsroutes voor de lange lijnen zorgen. de kanoroute vanuit de stad en de zilveren Schaats over de Biltse gift naar het oosten kan verbeterd worden door de wegovergangen als brug uit te voeren.

wandel- en fietsroutes stoppen nu allemaal bij de grote infrastructuur. een oversteek vanuit park Bloeyendael naar het park in de voorveldse polder maakt het fort-tracĂŠ ervaarbaar en continueert de oostbroekselaan. ook aan de zuidzijde van de oostbroekselaan kan een route hersteld worden richting rijnsweerd en de uithof. de Biltsestraatweg kan door herinrichting onderdeel worden van recreatieve routes. door de vent- en hoofdwegen te scheiden door bomenrijen, wordt het profiel weer versmalt en krijgt de weg een mooie geleding in schaal en snelheid.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | Fort op de Biltstraat THEMA | Landschappelijke structuren

66


huidige doorsnede Mijndensedijk

Mijndensedijk richting oosten. [foto daF-architecten, 2008]

representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1945 houten huizen voor 1945 stenen bebouwing voor 1945 overige bebouwing

amsterdam-rijnkanaal ter plaatse van de kruising met de Stationsweg [foto daF-architecten, 2008]

fort en kringen volgens kringenkaart 1945 wegen van voor 1945 water Spoor

0

50

100m

wegenkaart van het kringengebied rond nieuwersluis. de wegen dateren uit de periode van de kringenwet. als laatste is het amsterdam rijnkanaal in 1931 gegraven.

LANDsCHAppELIjKE sTRUCTUUR; ONTsLUITING EN VERBINDINGEN Nieuwersluis in nieuwersluis is de landschappelijke structuur tot op de dag van vandaag goed leesbaar. door het beschermde dorpsgezicht en het restrictieve bestemmingsplan is ook na de opheffing van de kringenwet de ruimtelijke dynamiek laag gebleven. er zijn na de grootschalige doorsnijdingen van eerst het spoor en later het amsterdam-rijnkanaal geen nieuwe infrastructurele ingrepen geweest. Programmatisch is het gebied wel sterk veranderd; was het eerst agrarisch land met een militaire vesting en een aantal grote landgoederen langs de vecht, is het nu een van de meest gewaardeerde recreatieve landschappen van nederland. de

bescheiden infrastructuur heeft daardoor een niet aflatende stroom dagjesmensen te verduren.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | Nieuwersluis THEMA | Landschappelijke structuren 67


Luchtfoto van Nieuwersluis met daarop geprojecteerd de kleine en middelste kring volgens het kringenplan van 1945. [foto Google earth]

Luchtfoto van het Fort aan de Biltstraat met daarop geprojecteerd de kleine, middelste en grote kring volgens het kringenplan van 1937. De stenen huizen staan op twee uitzoneringen na allemaal in de derde kring. [foto Google earth]

Verboden kringen; strategische leegtes Meer nog dan de houten huizen, hebben de verboden kringen gezorgd voor leegte. Vooral in de kleine en middelste kring was het Ministerie van Oorlog zeer terughoudend met het verlenen van bouwvergunningen. Het is zeer moeilijk te achterhalen of er bepaalde gebieden binnen de kringen leger moesten blijven dan andere; daarvoor is aanvullend onderzoek nodig. Het is echter wel aannemelijk dat de hoofd-schootsvelden vanuit de forten, waar mogelijk, leeg en overzichtelijk moesten blijven. De oude accessen zoals de Biltsestraatweg liggen altijd in het hoofd-schootsveld en zijn meestal toch vrij druk bebouwd. Op grond van de bepalingen in de kringenwet

dat een opstal in de eerste kring niet groter dan 40 vierkante meter mocht zijn, zou je verwachten dat de kleine kring de kleinste en minste opstallen heeft. Zowel in Nieuwersluis als in De Bilt zijn echter grote opstallen in de kleine kring gebouwd. We moeten dan ook concluderen dat er tal van uitzonderingen op de bepalingen in de wet zijn geweest en dat er van een zeer strikte zonering geen sprake is. De mate van leegte en vooral de harde overgang naar ‘buiten de kring’ is in beide bestudeerde kringen wel nog steeds waarneembaar.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Kringen THEMA | Strategische leegte 68


de stad houdt op bij de verboden kringen. luchtfoto Fort aan de Biltstraat, 1936. [niMh]

uitzicht op de woningen aan de veldzichtstraat vanuit de utrechtsestraat [foto daF-architecten, 2008]

secundaire wegen representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1937 houten huizen voor 1937 stenen bebouwing voor 1937 overige bebouwing Fort de Bilt fort en kringen volgens kringenkaart 1937 park water open grasland hoofdwegen 0

50

100

200 m

een zeldzaam doorzicht door park in de voorveldse polder [foto daF-architecten, 2008]

wegenkaart van het kringengebied rond nieuwersluis. de wegen dateren uit de periode van de kringenwet. als laatste is het amsterdam rijnkanaal in 1931 gegraven.

VERBODEN KRINGEN; sTRATEGIsCHE LEEGTEs De Bilt wie langs de Biltsestraatweg / utrechtseweg richting de Bilt gaat ziet een eerste overgang als de hoofdweerstandslijn wordt gepasseerd; hier gaat het gesloten weefsel van de stad en begint de ad hoc ingevulde rand. de tweede duidelijke overgang is die tussen houten en stenen bebouwing ter hoogte van de kruising met de a27. hier ligt de grens van de tweede kring. op de kaart van 1937 is te zien dat de bebouwing in de derde, grote kring veel volumineuzer was en er projectmatig gebouwd werd terwijl er in de tweede kring weinig en slechts kleine gebouwen stonden. ondanks of dankzij de grootschalige ontwikkeling

geeft het gebied bestreken door de eerste en tweede kring de indruk van een tussenland, een vacußm waarin geen overheersende vormen of programma’s zijn, maar waar alles en niets naast elkaar gebeurt. de twee parken zijn wat betreft oppervlak en groen indrukwekkend, maar lijken niet erg bekend of gebruikt. de parken zijn van na de opheffing van de kringenwet; ze zijn weliswaar wel leeg van bebouwing maar erg vol van bomen, hetgeen strijdig zou zijn geweest met de obstakelvrije zone die de kringen moesten garanderen. een garnizoen soldaten zou nooit op tijd alle bomen gerooid hebben bij naderend gevaar.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | FORT Op DE BILTsVTRAAT THEMA | sTRATEGIsCHE LEEGTE 69


de leegte van de kringen langs het ‘acces’ Biltsestraatweg / utrechtseweg hersteld door bosages in de strook langs de weg te kappen met behoud van de karakteristieke bomenrijen.

vergezicht naar het noorden vanuit de utrechtsestraat [foto daF-architecten, 2008]

representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1937 houten huizen voor 1937 stenen bebouwing voor 1937 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1937 park water secundaire wegen hoofdwegen 0

100

200m

een doorzicht geblokeerd door utiliteitsgebouw en straatmeubilair. [foto daF-architecten, 2008]

de leegte van de kringen in een strook langs het ‘acces’ Biltsestraatweg / utrechtseweg hersteld. ook de contour van het Fort aan de Biltstraat is vrijgemaakt.

VERsTERKING VAN BEpERKING; sTRATEGIsCHE LEEGTEs De Bilt langs de Biltsestraatweg kan het contrast en de overgangen tussen de stad achter de hoofdweerstandslijn, de eerste twee kringen, de derde kring en buiten de kringen versterkt worden. Sturen op meer contrast gebeurt ten eerste door de strategische leegte in de parken van de eerste en tweede kring te maken door een strook bomen in de as van het schootsveld en rond het fort te kappen en geen grote bebouwing toe te laten. het kappen van bomen is wellicht een discutabele ingreep maar in het kader van herprofilering van de Biltsestraatweg wellicht te overwegen. in de eveneens strategisch belangrijke strook grond vlak

voor de hoofdweerstandslijn lijkt bomenkap niet erg zinvol; de waterlinieweg is afgesloten door geluidswallen. het contrast met de derde kring en daarbuiten door verdichting ‘buiten de kring’ is zeker het overwegen waard. gezien de twee aansluitende kringen van griftenstein zou dat pas ter hoogte van de dorpskern van de Bilt kunnen. in de derde kring van het Fort aan de Biltstraat zou nog aansluitend op de drie kleine woningbouwprojecten uit de jaren ‘30 woningbouw passend in het kavelpatroon kunnen worden overwogen.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | FORT Op DE BILTsTRAAT THEMA | sTRATEGIsCHE LEEGTE 70


nieuwersluis is sinds 1926 nauwelijks veranderd. Fort nieuwersluis op een luchtfoto, 1926. [niMh]

Breukelen is de laatste 50 jaar sterk gegroeid. luchtfoto Breukelen 2008 [google earth]

wegen representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1945 houten huizen voor 1945 stenen bebouwing voor 1945 overige bebouwing

een doorzicht naar de Mijndensedijk vanuit boerderij landzicht [foto daFarchitecten, 2008]

fort en kringen volgens kringenkaart 1945 landgoed water open grasland Spoor 0

50

100m

het kringengebied rond nieuwersluis is nog steeds overwegend groen en open. de beboste percelen horen voor het grootste deel bij de landgoederen.

VERsTERKING VAN BEpERKING; sTRATEGIsCHE LEEGTEs Nieuwersluis er is als gevolg van de kringenwet ongetwijfeld minder en kleiner gebouwd rondom nieuwersluis. dit blijkt uit een eenvoudige vergelijking van de omvang van nieuwersluis met loenen en Breukelen die beiden geen kringen hadden. daaruit blijkt hoe effectief de kringenwet is geweest. nu is rondom het fort, de vesting en langs de Mijndensedijk in nieuwersluis de restrictieve kringenwet opgevolgd door een restrictief bestemmingsplan en sinds 2007 een beschermd dorpsgezicht. daarin is het openhouden van het landschap met name aan de Mijndensedijk en ten noorden van

de vesting een belangrijk streven. Behoudens de bossen van de landgoederen, de bebouwing aan de Mijndensedijk en enkele boerenbedrijven blijft het landschap binnen de kringen en in het aangrenzende landelijke gebied erg leeg. een onderscheid tussen de eerste en tweede kring is niet te maken. in de eerste kring staan juist een aantal grote gebouwen zoals de Pupillenschool. Contrast tussen de kringen en de omgeving is zoals gezegd niet aanwezig, wel is er een groot contrast tussen de dichtheid van de vesting en het kazerneterrein en de omgeving. dit contrast is zoals gezegd de spectaculaire erfenis van de kringenwet en moet als zodanig benoemd en behouden

worden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | NIEUwERsLUIs THEMA | sTRATEGIsCHE LEEGTE 71


Fragment van luchtfoto met daarop kleinschalige moestuinen, 1940?. [niMh]

Plattegrond van het tuinencomplex van de amateurtuinders vereniging ‘Stadion’ met daarin opgenomen de kavels met houten huizen aan de oostbroekselaan. [www.atvstadion.nl]

representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1937 houten huizen voor 1937 stenen bebouwing voor 1937 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1937 park recreatief programma water open grasland hoofdwegen 0

het huidige recreative programma in het kringengebied rond Fort aan de Biltstraat is versnipperd en deels verouderd.

100

200m

de snackbar ‘Johannapolder’ aan de hoek van de oostbroekselaan en de Biltsestraatweg was een houten gebouw. [hua]

HET MARGINALE pROGRAMMA VAN DE RAFELRAND de houten huizen in de kringen zijn exemplarisch voor randbebouwing, voorstad, rommelzones en stadstuinen, zoals die in nederland bestaan sinds de vesting een grens trok tussen binnen en buiten. de activiteiten die zich op de rand vestigden in de 17de eeuw vind men nog steeds terug in de randen die het gevolg zijn van de kringenwet. van autosloperij tot volkstuin gedijt dit programma in onaanzienlijke randgebieden. Programmatische versterking van het huidige gebruik zou de houten huizen een meer levensvatbare positie geven. De Bilt de houten huizen in de Bilt hebben zich in de stadsrand genesteld toen recreatie te voet en te fiets

ging en voedselproductie nog nabij het afzetgebied geschiedde; de uitspanningen langs de straatweg waren woonwerk-gebouwen gericht op de wandelaar. de tuinderswoningen combineerden het buitenwonen met een aanzienlijke productietuin. de woningen langs de Biltsestraatweg genoten uitzicht en goede bereikbaarheid. in de grootschaligheid van modern verkeer lijken beide programma’s verouderd en staan de gebouwen er wat verloren en ‘uit context’ bij.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | FORT Op DE BILTsTRAAT THEMA | MARGINALE pROGRAMMA 72


happy Forest, autarkisch boeren volgens Joep van lieshout. installatie in museum kröller Müller, 2005 [www.kmm.nl]

tuinderij met kas en houten huis aan de weg naar rhijnauwen [foto daFarchitecten, 2008]

representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1937 houten huizen voor 1937 stenen bebouwing voor 1937 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1937 park recreatief programma water open grasland hoofdwegen 0

100

200m

een lint met stadstuinders en recreatief programma zoals het bestaande Pannenkoekenhuis en de manege langs de verlengde oostbroekselaan.

VERsTERKING VAN DE RAFELRAND; AUTARKIsCH wONEN EN sTADsTUINEN versterking van de programmatische inbedding van de houten huizen kan de kans op behoud ervan vergroten. daarnaast is zoals gezegd de kwaliteit van de houten huizen over het algemeen niet groot genoeg om het gebouw als autonoom bouwwerk te behouden. Meestal is juist de combinatie met de erfinrichting, de manier van wonen en beheren van grond en opstal behoudenswaard (hoofdstuk 3). Met andere woorden; het programma van de houten huizen staat vaak onder druk en is als onderdeel van de identiteit van de verboden kringen de moeite van het consolideren waard. De Bilt de houten huizen langs de Biltsestraatweg verdrinken in de grootschalige infrastructuur. het

terugbrengen van recreatieve kwaliteit aan de weg en omgeving is onder de kop structuurverbetering behandeld. de tuinderswoningen zijn nu onderdeel van de volkstuinen aan de oostbroekselaan. alhoewel volkstuinen meestal als rommelprogramma worden gezien, is er wel hernieuwde belangstelling voor de stadstuinen waar private tuinen een grootschaliger en professioneler karakter krijgen en er geproduceerd wordt voor duurzame stedelijke consumptie. dergelijke grootschalige tuinderijen zouden goed weer een plek kunnen krijgen in de oostelijke stadsrand. de aansluiting op de oostbroekselaan met de houten woningen zou op twee manieren kunnen:

ten eerste door in het verlengde van de laan de tuinen uit te breiden met boven genoemde stadstuinen. ten tweede door daar ook nieuw ‘autarkisch wonen’ in hout aan toe te voegen.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | FORT Op DE BILTsTRAAT THEMA | MARGINALE pROGRAMMA

73


garage aan de Mijndensedijk. Beeldverstorend volgens BkP [foto daFarchitecten, 2008]

woningen aan de kop van de Mijndensedijk. Beeldverstorend volgens BkP [foto daF-architecten, 2008]

houten stal bij voormalige boerderij Mijndensedijk 53 [foto uit ruimtelijke onderbouwing herontwikkeling Boerenhofstede ‘vecht en Schans’ 2007]

Cluster met houten huisjes aan de Stationsweg. Beeldverstorend volgens BkP [foto daF-architecten 2008]

achterkanten met houten uitbouwen aan de rijksstraatweg. Beeldverstorend volgens BkP [foto daF-architecten 2008]

Boerenbedrijf aan de Mijndensedijk. 51 Beeldverstorend volgens BkP [foto daFarchitecten 2008]

inventarisatie beeldverstorende elementen. BkP nieuwersluis 2008, pg 34 [gemeente loenen]

HET MARGINALE pROGRAMMA VAN DE GOUDEN RAND Nieuwersluis zoals gezegd is het vecht- en Plassengebied in programmatisch opzicht sterk veranderd; was het eerst agrarisch land met een militaire vesting en een aantal grote landgoederen langs de vecht, nu is het een van de meest gewaardeerde recreatieve landschappen van nederland; het territorium van Bn’ers die zich rondom de veenafgravingen en de vecht vestigen. hoewel weinig lijkt te veranderen, blijkt uit de hoge prijzen van het vastgoed dat er een flinke druk is op het gebied. daarnaast is door de restrictieve eisen vanuit landschapsbehoud en milieu de veehouderij niet meer levensvatbaar (bron: BkP nieuwersluis 2008). de gemeente verwacht dan ook dat de meeste

boerenbedrijven zullen stoppen en stimuleert de transformatie in woonbestemming. zo wordt nu aan de Mijndensedijk een boerenbedrijf herontwikkeld met toevoeging van één woning en sloop van ‘ontsierende’ bedrijfsgebouwen. de vraag is of de vaak armoedige en kleine houten huizen aan de Mijndensedijk bestand zijn tegen deze druk.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | NIEUwERsLUIs THEMA | MARGINALE pROGRAMMA 74


zicht op de collectieve entree tot tuinen en woningen van Mijndensedijk 48-54 [foto daF-architecten, 2008]

Bewoner van Mijndensedijk 50. [foto daF-architecten, 2008]

wegen representatieve bomenrijen kavels bebouwing voor 1945 houten huizen voor 1945 stenen bebouwing voor 1945 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1945 landgoed open grasland Collectief en gemengd programma

voorstel voor herstel van erf en tuin van Mijndensedijk 53 met nieuwbouw van één woning (rechts midden) en één atelier (links voor). [ruimtelijke onderbouwing herontwikkeling Boerenhofstede ‘vecht en Schans’ 2007]

water Spoor 0

50

100m

Collectief en gemengd programma oogt soms rommelig maar is een belangrijke karakteristiek van het landelijk gebied rondom nieuwersluis.

VERsTERKING VAN DE RAFEL RAND; COLLECTIEF EN RECREATIEF pROGRAMMA Nieuwersluis de houten huizen aan de Mijndensedijk in nieuwersluis in het lust-landschap van devechtstreek een anomalie. waar rijke Bn’ers zich in grote huizen achter hekken verschansen is de verzameling kleine huisjes met ingewikkelde erfdienstbaarheden en half gelegaliseerde aanbouwsels, een leuke doch wat sjofele uitzondering. versterking van het huidige programma zou met eenvoudige regels voor gelijkvloerse uitbreiding en het toevoegen van voorzieningen kunnen worden bereikt. Collectieve woonvormen zoals ouderenwoningen of recreatiewoningen zijn in deze houten huizen zeer wel denkbaar. het lijkt erop dat Mijndensedijk 42 - 54 al de facto als ouderenwoningen in gebruik

zijn. het huidige gemengde programma aan de vecht waar voorheen bedrijven en woningen door elkaar stonden is slechts op een paar plekken nog waar te nemen zoals aan de Mijndensedijk 34 waar een garagebedrijf is met onder andere een grote houten schuur en een klein houten woonhuis. door de verregaande ‘gentrification’ van het gehele gebied dreigt dergelijke bedrijvigheid geheel te verdwijnen en plaats te maken voor wonen. daarmee verdwijnt ook het charmante informele karakter. daarom zou behoud van kleinschalige bedrijvigheid aan te bevelen zijn. ook de boerenbedrijven houden er in toenemende mate mee op. Bij het omzetten naar een

woonbestemming worden schuren gesloopt of vervangen door een woonhuis. hiermee dreigen de karakteristieke grote geclusterde volumes rond het erf uit het landschap te verdwijnen. het in stand houden van enkele veehouderijen zou voor het behoud van een open landschap en het gemengde karakter van het gebied goed zijn. het restrictieve conserverende beleid waarin geen stallen bijgebouwd mogen worden werkt dat tegen.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | NIEUwERsLUIs THEMA | MARGINALE pROGRAMMA

75


De houten huizen zijn vrijbuiterswoningen, bij elkaar geknutseld in de marge van ongenaakbare defensieve werken. De houten huizen zijn incidentele restanten. Ze zijn altijd het behouden waard als illustratie van de kringenwet. Slechts enkele houten huizen hebben een op hun architectuur gebaseerde cultuurhistorische betekenis. Bij de belangrijkere contextuele waarde is behoud alleen de moeite waard als de context leesbaar is. Dit betekent dat de structuur waaraan de woning afhangt versterkt moet worden (zie vorige bladen). Juist omdat de meeste houten huizen niet uitzonderlijke gebouwen zijn, zijn naast de aanwijzing als monument aanvullende strategieĂŤn voor behoud nodig. Hierbij is het belangrijk onderscheid te maken tussen de verschillende oogmerken van behoud.

5.2 Scenario’s voor de houten huizen

76


nieuwe houten woning bij Fort Blauwkapel [foto Monk architecten, 2007]

houten nieuwbouw aan de Mijndensedijk 55. [foto daF-architecten, 2008]

wegen representatieve bomenrijen houten huizen voor 1945

houten woonhuis aan de Stationsweg uit de jaren ‘80. [foto daF-architecten, 2008]

stenen bebouwing voor 1945 overige bebouwing fort en kringen volgens kringenkaart 1945 water Spoor 0

50

100m

nieuwe houten huizen in het landelijk gebied rondom nieuwersluis als voorgeschreven beeldmerk vertroebelen zicht op de houten bouwsels volgend uit de kringenwet.

ALLEs IN HOUT op veel plekken in nhw worden de verboden kringen aangegrepen om houten huizen als gebiedsidentiteit bij nieuwe ontwikkelingen in te zetten (Blauwkapel, nieuwersluis). nieuwe bebouwing moet dan in hout gebouwd worden en voldoen aan formele randvoorwaarden zoals volume, typologie, kleur en detaillering. dit kan gedeeltelijk in een bestemmingsplan en gedeeltelijk door welstandscriteria worden afgedwongen. in nieuwersluis zijn vanwege het beschermd dorpsgezicht deze bepalingen in een Beeldkwaliteitsplan vastgelegd. Binnen een dergelijk beleid is het mogelijk dat bestaande houten huizen gebouwd tijdens de

kringenwet zonder monumentenstatus gesloopt en groter en beter herbouwd worden (Mijndensedijk 53). gebiedskenmerken zoals marginaliteit en kleinschaligheid en architectonische kenmerken zoals de kleine openingen en eenvoudige bouw worden daarbij veronachtzaamd.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | KRINGEN THEMA | sTRATEGIE VOOR DE HUIZEN 77


Houten tuinderswoning aan de Oostbroekselaan heeft een groot grondoppervlak van negen bij 16 meter. [foto DaF-architecten, 2008]

Bestaande houten huizen op dezelfde schaal van links naar rechts; Boerderij Landzicht, Nieuwersluis, Tuinderswoning Oostbroekselaan 52, Utrecht, Dienstwoningen Mijndensedijk 48-54, Nieuwersluis Pannenkoekenhuis De Beerekuil, Biltsestraatweg, Utrecht, Woonhuis Biltsestraatweg, Utrecht.

Houten huis aan de Mijndensedijk met grote stenen uitbreiding aan de achterkant. [foto DaF-architecten, 2008]

Eerst gebouwde deel van pannenkoekenhuis De Beerekuil bestaat uit twee achter elkaar geplaatste gelijkwaardige volumes. [foto Steenhuis onderzoek, 2008]

Varianten voor de uitbreiding van het kleine houten huis met zadelkap. Voorkeur voor die varianten die uitgaan van vermenigvuldiging in plaats van vergroting van het oorspronkelijke volume.

Bouwdoos voor vergroting Authenticiteit en kleinschaligheid als gebiedsidentiteit De hiervoor besproken ‘alles in hout’ strategie geeft de kringen weliswaar een duidelijke identiteit alles in hout - maar verliest daarbij de menging, kleinschaligheid en marginaliteit die juist zo kenmerkend is voor de opstallen in de kringen. Ook wordt steeds moeilijker leesbaar welk houten huis authentiek is (gebouwd ten gevolge van de kringenwet) en welk huis retro is (gebouwd ten gevolgen van de conserverende eisen van welstand).

Hiervoor is een strategie nodig die zich niet zozeer richt op eenduidigheid van materiaal, maar juist het knutselen, vergroten en aangroeien als uitgangspunten neemt voor een levendige instandhouding van het NHW-erfgoed. Deze strategie bestaat uit het aanreiken van uitbreidingsopties gebaseerd op een typologische studie van de bestaande rijkdom aan gegroeide houten huizen. Kleinschalige gebouwen in de verboden kringen mogen ingrijpend verbouwd worden waarbij er nieuw volume toegevoegd wordt op een zodanige wijze dat de transformatie of uitbreiding duidelijk waar te nemen is. Hiervoor kan gekozen worden voor een andere materialisatie

dan hout. Deze vorm van verhalende uitbreiding houdt niet alleen een herkenbaar deel van het oorspronkelijke gebouw in stand, maar continueert de manier waarop mensen zelf hun kleine huisjes hebben aangepast en vergroot binnen de knellende restricties van de kringenwet. Een voorbeeld daarvan is de gefaseerde bouw van het pannenkoekenhuis aan de Biltsestraatweg.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Kringen THEMA | Strategie voor de huizen

78


In twee fasen uitgebouwde huis met houten delen aan de Mijndensedijk. [foto DaF-architecten, 2008]

Houten huis aan de Biltsestraatweg met asymmetrische vergroting en verhoging van de kap. [foto DaF-architecten, 2008]

Houten uitbouw achter woonhuis aan de Rijksstraatweg heeft een complexe vorm met twee gelijkwaardige volumes die loodrecht op elkaar aansluiten. [foto DaF-architecten, 2008]

Varianten voor de uitbreiding van het kleine houten huis met zadelkap. Voorkeur voor die varianten die uitgaan van vermenigvuldiging in plaats van vergroting van het oorspronkelijke volume.

Bouwdoos voor vergroting De hier getekende reeksen gaan uit van de kleinst aangetroffen houten huizen in de verboden kringen van Nieuwersluis en Fort aan de Biltstraat. Het meest voorkomende huis heeft een oppervlakte van circa acht meter bij vijf meter en een mansardekap. Het huis heeft meestal eenzijdig een lage uitbouw aan de achterkant. Het huis komt zowel met een langs als met een dwars oriĂŤntatie voor. Minder voorkomend zijn de kleine huisjes met een zadeldak. De twee die we hebben aangetroffen hebben eveneens een oppervlakte van 40 m2.

De reeksen laten zien welk een vormvariatie mogelijk is en hoe die afhankelijk is van kavelmaat en oriĂŤntatie van het bestaande huis. Uitbreidingen die het bestaande volume zelf vergroten of een heel groot volume toevoegen lijken minder geschikt dan uitbreidingen waarbij doormiddel van meerdere naast elkaar gelegen, geschakelde volumes tot een groter oppervlakte wordt bereikt. Bij een dergelijke aanpak wordt het slopen van houten bebouwing ontmoedigd. Het plaatsen van alle houten huizen op de (gemeentelijke) monumentenlijst zou hiervoor een mogelijkheid zijn.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Kringen THEMA | Strategie voor de huizen 79


geprojecteerde schietschrijf gericht vanuit het fort op een huis aan de Mijndensedijk, nieuwersluis [montage daF-architecten, 2008]

aanduiding van houten huizen op de kaarten van de nieuwe hollandse waterlinie [montage daF-architecten 2008]

geprojecteerde schietschrijf gericht vanuit het fort op boerderij landzicht, nieuwersluis [montage daF-architecten, 2008]

MARKERING VAN DE HOUTEN HUIZEN Illustratie van de kringenwet de houten huizen in de verboden kringen zijn weliswaar een onlosmakelijk onderdeel van de nieuwe hollandse waterlinie, voorlopig is dat gegeven slechts bij weinigen bekend. de herkenbaarheid van de houten huizen is ook veel minder groot dan die van andere nhw- elementen als de forten, sluizen ,dijken en innundatiegebieden. de wens om de verboden kringen en de houten huizen als onderdeel van de nhw meer bekendheid en herkenbaarheid te geven hoeft niet noodzakelijkerwijs te leiden tot behoud van de houten huizen. een mooie fotopublikatie met portretten van de huizen en haar bewoners kan

bijvoorbeeld een heel effectief middel zijn om de houten huizen op een aantrekkelijke manier te documenteren. door een markering op het houten gebouw kan de reden van verboden kring en houtbouw aanschouwelijk gemaakt worden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | CATHERINE VIssER LOCATIE | KRINGEN THEMA | sTRATEGIE VOOR DE HUIZEN 80


Mijndensedijk

Oostbroekselaan

Zicht op de Veldzichtstraat vanaf de Utrechtsestraatweg

Oostbroekselaan

Mijndensedijk 42

Houten huis op landgoed Over Holland, Nieuwersluis

Moestuin en boomgaard bij boerderij Landzicht, Nieuwersluis

Familietuinen aan de Oostbroekselaan

Boerderij Landzicht, Mijndensedijk 59

Pannenkoekenhuis de Beerekuil, Biltsestraatweg

Gedekte gemeenschapsweg bij Berekuil

Herstel van tuin en erf, Mijndensedijk 53

Overwegingen voor behoud van houten huizen De houten huizen bevinden zich letterlijk in de marge van de grootschalige defensieve werken en strategische vakken en lijnen die samen de Nieuwe Hollandse Waterlinie vormen. Hun betekenis ligt in het verband met deze grote historische structuur en in de context van het landschap waarin mensen zo goed en zo kwaad als dat ging hun bestaan probeerden te verwerven in een restrictieve omgeving. Behoud zal zich daarom ten eerste op de context van de houten huizen moeten richten; afhankelijk van de specifieke kring kunnen de dragende landschappelijke structuren verbeterd worden, het programma vernieuwd en de leegte aanschouwelijk

gemaakt. In de kringen rond het Fort aan de Biltstraat is een dergelijke verbetering van de context meer noodzakelijk dan in Nieuwersluis waar de situatie vrij stabiel lijkt. In tweede instantie zou naar de houten huizen zelf gekeken moeten worden; hout is in de verboden kringen niet een (door traditie bepaalde) keuze geweest, maar een noodzaak die dan ook pragmatisch is ingevuld. Dit is te zien aan de vaak middelmatige toepassing van hout in gebouwen en aanbouwsels. Deze middelmatigheid van de objecten pleit tegen een zeer conserverende behoudstrategie. Beter is het om de dynamiek van de kringen met hun

bijzonder marginaal programma te stimuleren en transformatie van de houten huizen in lijn te houden met hun geschiedenis van knutselen en rommelen. Dit pleit voor een bouwdoos aan leesbare uitbouwen en tegen een ‘alles in hout’ strategie. Tot slot is het ook denkbaar dat de meeste houten huizen verdwijnen. Een goede documentatie van dit interessante fenomeen zou hun herinnering behouden.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

2008 2013 AUTEUR | Catherine Visser LOCATIE | Kringen THEMA | conclusie

81


BIJLAGEN

82


Titelblad van het ‘Register der acten betreffende Verboden Kringen’, 1856. [HUA, archief EAI Utrecht]

Methodiek van onderzoek naar verboden kringen en houten huizen Tot aan het moment van afstoting door het Ministerie van Defensie, werden verdedigingswerken geclassificeerd als militair geheim, waarover niet gepubliceerd mocht worden. Bijgevolg is over dit onderwerp tot omstreeks 1980 nauwelijks iets gepubliceerd, mede doordat de militaire archieven pas vanaf die periode werden overgedragen aan de daarvoor bestemde archiefbewaarplaatsen, zoals het toenmalige Algemeen Rijksarchief en de Rijksarchieven in de provincies. Door deze archiefdiensten moesten de militaire archieven daarna nog bewerkt worden, voordat deze ter raadpleging beschikbaar

konden worden gesteld. Het onderzoek naar informatie over verboden kringen en houten huizen vereist de nodige kennis van de militaire organisatie en archieven. De aanvragen voor het uitvoeren van werken binnen de verboden kringen zijn in een sterk hiërarchische organisatie als het Ministerie van Oorlog/Defensie op verschillende plaatsen in de archieven te vinden. Bovendien zijn de archieven door enkele reorganisaties verspreid geraakt. Een factor, die het onderzoek bemoeilijkt is, is dat niet alle archiefstukken met

betrekking tot de verboden kringen bewaard zijn gebleven. Met name kringplans en kringstaten blijken door selectie uit de archieven te zijn verwijderd.

VERBODEN KRINGEN HOUTEN HUIZEN

Archieven De belangrijkste Archiefdiensten en archieven voor onderzoek naar verboden kringen en houten huizen zijn: Nationaal Archief 1. Het gewoon verbaalarchief van het

83

AUTEUR | Douwe Koen LOCATIE | THEMA | Methodiek van onderzoek


Ministerie van Oorlog/Defensie, 1813-1945. Toegang 2.12.01 Band III. Bijl. 4. Specificatie van bewaarde verbalen tijdvak 1845-1880 augustus. Bevat genummerde en gedateerde verbalen (dossiers) over stuksgewijze beschreven onderwerpen waarbij, indien van toepassing, altijd een geografische aanduiding vermeld is. Tussen augustus 1880-1913 heeft het verbaalstelsel geen betrekking op verboden kringen en houten huizen. Daarvoor moet worden geraadpleegd de magazijnlijst van het Genie-archief, 1813-1940, toegang 2.13.45 LM-serie, Hierin zijn ook opgenomen delen van het 1ste en 2de Genie-Commandement (zie hieronder). 2. Het archief van de Commandant Vesting Holland, 1922-1940. Toegang 3.09.20 Bevat genummerde, jaartalgedateerde en stuksgewijze beschreven losse stukken en dossiers over onderwerpen waarbij, indien van toepassing, altijd een geografische aanduiding vermeld is. Provinciale Archieven Voor onderzoek betreffende verboden kringen en houten huizen kan daarnaast onderzoek worden gedaan in de Provinciale Archiefdiensten, t.w. het Noord-Hollands Archief, het Utrechts Archief en het Nationaal Archief, dat optreedt als archiefbewaarplaats voor de provincie ZuidHolland. Het betreft de archieven van de eerstaanwezend ingenieurs der Genie, die vermengd zijn met de archieven van het 1ste en 2de Genie-Commandement (zie hieronder). Het zoeken in deze archieven is tijdrovender, maar deze archieven bevatten meer informatie op lokaal niveau. Utrechts Archief: Archief eerstaanwezend ingenieur der Genie Utrecht, 1815-1840, 1845-1940, Toegangen 469 (1845-1940) Archief eerstaanwezend ingenieur der Genie Amersfoort, Toegangen 470 (1741-1941) Nationaal Archief: Archief eerstaanwezend ingenieur der Genie Gorinchem Toegangen: 3.09.02.04; 3.09.44.01; 3.09.44.02.

Deze archieven zijn meestal ingericht volgens het seriestelsel, waarin de ingekomen en afschriften of doorslagen van uitgaande brieven chronologische zijn geordend. Wel die dient er rekening mee te worden gehouden, dat tussen de ingekomen en de uitgegane brief enig tijdsverloop zit. De correspondentie is meestal nadere toegankelijk via agenda’s, waarin de brieven chronologisch en genummerd zijn ingeschreven en waarbij de datum van afhandeling is vermeld. In hoeverre garnizoensboeken en andere archiefstukken, genoemd bij het hoofdstukje Aanvraagprocedure, bewaard zijn gebleven, moet per geval bekeken worden.

archieven, maar in de archieven van de desbetreffende gemeenten; hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de vele gemeentelijke herindelingen. Kleine gemeenten, die er geen archiefdienst op na kunnen houden, zijn vaak aangesloten bij een streekarchief of streekarchivariaat, vaak in de vorm van een Regionaal Historische Centrum (RHC). Gemeente-archieven bezitten vaak ook relevante collecties historische foto’s en uitbreidingsplannen. Wel komen in de Genie-archieven kaarten en bouwtekeningen van vrijwel alle infrastructurele en waterstaatkundige werken worden aangetroffen.

Bronnenopgave Tijdens de mobilisatieperiode 1914-1918 zijn er om begrijpelijke redenen nagenoeg geen vergunningen verleend voor het bouwen en planten binnen de verboden kringen. Beleidsstukken betreffende de Kringenwet zijn te vinden in het eerdergenoemde verbaalarchief van de Koninklijke Landmacht, toegang 2.12.01.

Kaarten Bij de aanvragen voor de uitvoering van werken binnen de verboden kringen is in de beginperiode vaak een door de belanghebbende vervaardigd schetsje bijgevoegd, Vanaf ca 1880 betreft dat een door het bureau van de EAI vervaardigde en gestandaardiseerde kringschets: een uittreksel uit het kadastrale minuutplan met daarop aangegeven het uit te voeren werk. Dit kaartje is meestal een blauwdruk op A4formaat. Kringplans, waarin de cumulatieve bebouwing op te vinden is, zijn te vinden in het Nationaal Archief, met name in de kaartencollectie OPV (Oorlog Plans van Vestingen) en OSPV (Oorlog Situatie Plans van Vestingen) met een alfabetische index; op de studiezaal van het Nationaal Archief zijn hiervan microfiches aanwezig. In het Utrechts Archief (toegangen 564 en 565) en het Noord-Hollands Archief bevinden zich kleinere collecties kaarten, waaronder kringplans.

Abel, F.E.L.A. Wet van den 21sten December 1853, (Staatsblad no. 128), houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van vestingwerken van den Staat. (Kringenwet) met algemeen overzicht, aanteekeningen en alphabetisch register, ‘s-Gravenhage, 1901 Staatblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Diverse jaargangen betreffende lemma Vestingwerken. ‘Wet van den 21sten December 1853, houdende bepalingen betrekkelijk het bouwen, planten en het maken van andere werken binnen zekeren afstand van Vestingwerken van den Staat’ , Wet van 21 december 1853 (Stbl. 128).

Bouwtekeningen Bouwtekeningen van houten huizen bevinden zich vrijwel nooit in de Genie-

84


Krantenbericht ‘Het Fort de Bilt maakt het verkeer in de richting van Zeist levensgevaarlijk’, 1925. [HUA]

Bronnen Literatuur Atlas van topografische kaarten, Nederland 19551965, Landsmeer 2006/2007. J. Belonje, Ouderhoek bij Fort Nieuwersluis, in: Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap Nifterlake, Utrecht 1968, pp 37-41. R. Blijdenstijn, Tastbare tijd: cultuurhistorische atlas van de provincie Utrecht, Utrecht 2007. R. Blijstra, 2000 jaar Utrecht: stedebouwkundig van castrum tot centrum, Utrecht 1969. N. Büttner, Landscape Painting, a History, New York/ Londen 2006. Grote Historische Atlas van Nederland, 1:50.000, I WestNederland 1839-1859, Groningen 1990. Grote historische topografische atlas, Utrecht ± 1905, Tilburg 2005. K. Jacobs, L. Smit, De ideale stad: ideaalplannen voor de stad Utrecht, 1664-1988, Utrecht 1988. D.T. Koen, Nieuwersluis, Van Starreschans tot Strafbastion, Houten 1998.

A.J.A.M. Lisman, e.a., Gezigten aan De Rivier de Vecht: Petrus Josephus Lutgens/Lutgers, 24 augustus 1808 19 april 1874, Alphen aan den Rijn 2001. R. van Luttervelt, De buitenplaatsen aan de Vecht, Lochem 1948. E. Munnig Schmidt, A.J.A.M. Lisman, Plaatsen aan de Vecht en de Angstel: historische beschrijvingen en afbeeldingen van kastelen, buitenplaatsen, stads- en dorpsgezichten aan de Vecht en de Angstel- van Zuilen tot Muiden, Alphen aan den Rijn 1997. B.C. de Pater, e.a., Grote atlas van Nederland 19301950, Zierikzee/Utrecht/Den Haag 2005. Provinciekantoor Rijnsweerd, Bijlage bij het Personeelsblad van de Provincie Utrecht, 1978. J. Renes, Historische atlas van de stad Utrecht: twintig eeuwen ontwikkeling in kaart gebracht, Amsterdam 2005.

Internet Koninklijke Bibliotheek, Historische kranten in beeld, http://kranten.kb.nl/ Atlas 1868, httpp://www.kuijsten.de/atlas Gemeente Atlas Nederland, J. Kuyper 1865-1870

Archieven Het Utrechts Archief, Utrecht (HUA) - Beeldbank - Archief Gedeputeerde Staten van Utrecht - Archief Gemeentebestuur van Utrecht 1813-1967 - Archief Provinciaal Bestuur van Utrecht 1813-1920 - Archief Rijkswaterstaat in Utrecht 1811-1972 Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag (NIMH)

Topografische Dienst, Grote Provincie Atlas, 1:25.000, Utrecht, Groningen 1995. C. Will, Sterk Water, De Hollandse Waterlinie, Utrecht 2002.

D.T. Koen, Fort De Bilt, Leven en werken binnen de verboden kringen, Utrecht 1994.

85


COLOFON

Pilootproject naar de betekenis en potentie van de houten huizen in de kringen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie Dit onderzoek werd uitgevoerd door DaF Architecten, Douwe Koen en Steenhuis stedenbouw/landschap DaF Architecten Projectteam: Catherine Visser, Marieke Veling, Carin Sturm, Polle Koks Delftsestraat 29b, 3013 AE Rotterdam www.dafarchitecten.nl Douwe Koen Militair-historisch publicist, Maarssen Steenhuis stedenbouw/landschap Projectteam: Marinke Steenhuis, Paula Klaver, Chawwah Six Lange Haven 9, 3111 CA Schiedam www.steenhuis-onderzoek.nl Rotterdam/Maarssen/Schiedam, december 2008

86


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.