Nederland | www.crossbillguides.org

Page 1


Nederland

CROSSBILL NATUURGIDS

Nederland

DEEL 1 • ACHTERGRONDEN

30 ROUTES

60 SITES

LANDSCHAP

ECOLOGIE

FLORA EN FAUNA

VOGELS KIJKEN

Dirk Hilbers – Constant Swinkels

Crossbill Natuurgids: Nederland - 2 delen

Eerste uitgave: januari 2026

Idee, tekst en organisatie: Dirk Hilbers, Constant Swinkels

Illustraties: Horst Wolters

Kaarten: Dirk Hilbers / mapy.com

Layout: Oscar Lourens

Druk: ORO grafic projectmanagment / PNB Letland

ISBN 978-94-91648-40-3

Dit boek is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier. Normaal compenseren wij daarnaast ook de CO2-uitstoot afkomstig uit het drukproces door een bijdrage aan lokale klimaatprojecten. Ditmaal hebben wij ervoor gekozen om het bedrag van klimaatcompensatie te steken in biodiversteitsprojecten van Land van Ons. Land van Ons is een burgercoöperatie die landbouwgronden opkoopt, er de biodiversiteit en het landschap hersteld, en met die doelen in het achterhoofd het land verpacht aan boeren. Het uiteindelijke doel is een om de biodiversiteit van het boerenland te ondersteunen.

Zie voor meer informatie op onze website en op landvanons.nl

© 2025 Crossbill Guides Foundation, Arnhem, Nederland

Niets aan deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, microfilm, fotokopie, scan of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Stichting Crossbill Guides en de auteurs hebben hun uiterste best gedaan om de informatie in dit boek volledig, correct en accuraat te laten zijn. Dit wil zeggen dat de grootst mogelijke zorg is besteed aan de achtergrondinformatie, het voorkomen van flora en fauna, de loop van de routes en de informatie omtrent de toegankelijkheid van de routes. Desondanks zijn vergissingen mogelijk en situaties kunnen veranderen. Neem altijd de geboden en verboden in het veld in acht en blijf je gezond verstand gebruiken. Stichting Crossbill Guides noch de auteurs kunnen aansprakelijk gehouden worden voor schade die voortvloeit uit het gebruik van dit boek.

Deze publicatie is gedrukt in samenwerking met de KNNV Uitgeverij en mede mogelijk gemaakt dankzij het Renée Pigeaud Fonds.

crossbillguides.org knnv.nl

CROSSBILL GUIDES FOUNDATION

Dit boek is het product van de non-profitorganisatie Stichting Crossbill Guides. Met de publicatie van ecologische natuurreisgidsen willen wij meer mensen enthousiasmeren voor natuur en draagvlak creëren voor natuurbescherming. De Nederlandse natuur is uniek en haar bescherming verdient onze permanente zorg. Met dit boek willen we laten zien wat de natuur van de Veluwe zo bijzonder maakt. En natuurlijk hoe je dit zelf ‘in het veld’ kunt ervaren!

Voor meer informatie, ga naar crossbillguides.org.

Over deze gids

Voor je ligt de Crossbill Guide Nederland, door onszelf met enige bravoure dé natuurgids genoemd. Hij is speciaal geschreven voor mensen voor wie de natuur meer is dan een levend decor; voor mensen die in de natuur iets willen ontdekken, meemaken, beleven. Als dat voor jou geldt, dan zit je met dit boek goed. Dat ‘iets’ vullen we vervolgens zo breed mogelijk in. Van vogels, planten en vlinders kijken tot wild observeren en het ‘lezen’ van het landschap – het is ons doel om een zo compleet mogelijke gids voor natuurliefhebbers te maken, zowel voor actieve buitenmensen als voor de comfortminnende leunstoelreiziger. Met andere woorden: dit boek geeft je zowel achtergronden en mooie foto’s en illustraties als concrete routebeschrijvingen en praktische tips over hoe, wanneer en waar je flora en fauna vindt.

Volgens Crossbill Guides draait het daarbij altijd om de context. Die maakt het interessant en daarmee kun je de natuur op waarde schatten. Daarom hebben we ook onze naam Crossbill Guides gekozen. Als er één vogel is wiens uiterlijk schreeuwt om context, dan is het wel de kruisbek (Crossbill in het Engels). De vreemd gedraaide snavel (zie ons logo) lijkt in eerste instantie misvormd. Het is echter een zeer handige, specialistische aanpassing aan het voedsel van de kruisbek. De snavel fungeert als een soort tang waarmee de vogel de lamellen van dennenkegels openwrikt om de zaden eruit te eten. Meer soorten dennenappels betekent ook meerdere soorten kruisbekken. En doordat dennenbomen het ene jaar veel en het andere jaar weinig kegels dragen, zwerven de Europese kruisbekken over het continent, op zoek naar de plekken met de beste dennenappeloogst. Vandaar dat je ze soms veel en soms weinig tegenkomt in de Nederlandse dennenbossen.

Dat is het soort informatie dat we graag willen bieden in de Crossbill Guides. Door de context te geven, zie je ook waarom de heidevelden, venen, blauwgraslanden, veenweiden, wadden en laagveenmoerassen van Nederland zo bijzonder en beschermingswaardig zijn.

Gelukkig zijn er mensen die dit doen – al die gebieden beschermen en beheren. Hoewel er verschillen zijn in de benadering van natuurbeheer en -behoud, is de kern van al die natuurorganisaties hetzelfde: het in stand houden en waar mogelijk herstellen of uitbreiden van de bijzondere natuur en het bijzondere landschap. Daarom besteden we ook aandacht aan natuurbeheer en -herstel, en alle uitdagingen waar ons landschap voor staat.

Leeswijzer

De Crossbill Guide bestaat uit vier onderdelen, die in dit speciale geval in twee verschillende boeken zijn opgedeeld – er is nou eenmaal te veel te zien en te vertellen om alles in één boek te vatten.

Het eerste boek bestaat uit een beschrijving van het landschap en de flora en fauna van Nederland.

Het landschapsgedeelte (lichtblauwe balk) beschrijft de verschillende ecosystemen, de geologische en historische ontstaansgeschiedenis van het land, de natuurbescherming en de processen die de natuur bedreigen. Centraal in dit onderdeel van het boek staat de landschapstekening van pagina 22, die aangeeft waar de verschillende landschappen te vinden zijn en hoe ze zich tot elkaar verhouden.

Het flora- en faunagedeelte (oranje balk) laat zich lezen als een catalogus van het Nederlandse leven: de zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en ongewervelden en de flora. In deze hoofdstukken hebben we in korte tekstkaders wat tips gegeven om de bijzondere soorten zelf te vinden. Het tweede boek bestaat grotendeels uit routes en ‘sites’ (groene balk). Het duizelingwekkende aanbod aan wandel- en fietsmogelijkheden in Nederland is teruggebracht tot de 30 mooiste routes en ‘plekken’ (bij gebrek aan een goed Nederlands woord hebben we voor het Engelse woord ‘site’ gekozen), waarvan de landschappelijke bijzonderheden uitgebreid beschreven worden. Hier beschrijven we ook waar je de beste kans maakt op bijzondere zoogdieren, vogels, reptielen, vlinders en libellen. De mooiste routes – is dat niet wat subjectief? Tot op zekere hoogte wel, maar niet helemaal. Onder ‘mooiste’ verstaan we de plekken waar de landschappen het meest intact zijn en waar zeldzame plant- en diersoorten te vinden zijn. We hebben ons afgevraagd welke plekken we, als kenners van de Nederlandse natuur, zelf zouden laten zien aan mensen van buiten. Daar hebben we soms moeilijke keuzes in moeten maken (zie ook pag. 185).

Afhankelijk van het type landschap is er gekozen voor wandel- dan wel fietsroutes, en een enkele keer voor de auto. Als de fiets het verkozen transportmiddel is, dan zijn er afstappunten beschreven met korte wandelingetjes die je naar de beste plekken voeren. Om deze beide uit elkaar te houden, zijn wandelingen consequent met een rode lijn ingetekend en fietsroutes met een blauwe. Waar het padenstelsel het toeliet, zijn verkortingen aangegeven, zodat je de route ook op kunt delen in enkele korte trajecten.

Tot slot vind je in het laatste gedeelte vooral praktische informatie over natuur en natuurbeleving in Nederland, inclusief de beste georganiseerde excursies naar plekken waar je zelfstandig niet of nauwelijks kan komen. Kortom, met deze gids in de hand ben je klaar om Nederland te (her)ontdekken!

Legenda routes en routekaarten

Route

Routepunt

Site

Fietsknooppunt

Autoroute

Fietsroute

Wandelroute

Kanoroute

Bushalte

Treinstation

Veerdienst

Ticket / entree

Fotopunt

Landschap

Geologie

Ecologie

Historie

Planten

Zoogdieren

Zeezoogdieren

Vogels

Reptielen / Amfibieën

Libellen

Vlinders

Insecten

Fiets- of autoroute

Wandelroute

Inhoudsopgave

Deel 2 – Routes

Routes in West-Nederland 186

Route 1: Texel 187

Route 2: Bergense en Schoorlse Duinen 196

Route 3: Kalkrijke duinen bij Castricum 202

Route 4: Waterland en Marken 208

Route 5: Markerwadden 216

Route 6: Oostvaardersplassen 219

Route 7: Naardermeer 229

Route 8: Meijendel 233

Route 9: Krimpenerwaard 238

Route 10: Biesbosch 244

Route 11: Rondom het Grevelingenmeer 250

Route 12: Rondje Walcheren 260

Sites in West-Nederland

Site 1: Balgzand en Wieringen 266

Site 2: Zwanenwater 266

Site 3: De Putten 267

Site 4: De lepelaars van de Haarlemmerliede 268

Site 5: IJmuiden Zuidpier 269

Site 6: Kennemerland en Groene Strand 270

Site 7: Landgoederen bij Hilversum 270

Site 8: Kinderdijk 271

Site 9: Tweede Maasvlakte 272

Site 10: Voornes Duin en Quackjeswater 273

Site 11: Kwade Hoek 274

Site 12: Oude Land van Strijen 275

Site 13: Tiengemeten 275

Site 14: Neeltje Jans 276

Site 15: Yerseke Moer 277

Site 16: Verdronken land van Saeftinge 278

Site 17: Waterdunen 279

Site 18: ‘t Zwin 280

Routes in Noord-Nederland 281

Route 13: Terschelling 282

Route 14: Nationaal Park Lauwersmeer en Peazens 290

Route 15: Zuidwest-Friesland en het IJsselmeer 298

Route 16: Polders en Moerassen bij Groningen 306

Route 17: Drentsche Aa 314

Route 18: Dwingelderveld 322

Route 19: Fochteloërveen 327

Sites in Noord-Nederland

Site 19: Vlieland

Site 20: Afsluitdijk en Kornwerderzand

Site 21: Makkumer Noord- en Zuidwaard

Site 22: Westhoek

Site 23: Noarderleech

Site 24: Ameland

Site 25: Schiermonnikoog

Site 26: Dollard en Oldambt

Site 27: Alde Feanen

Site 28: Skrok en gruttoland – De Friese weidevogelgebieden

Site 29: De Leien en Noardlige Fryske Walden

Site 30: Drents-Friese Wold en Dellebuursterheide

Site 31: Diependal en Hijkerveld

Site 32: LOFAR

Site 33: Bargerveen

Route 21: De oostelijke randmeren en het Reevediep

22: Overijsselse Vecht

23: Twente – Springendal en de Mosbeek

Route 24: Het coulissenlandschap van Winterswijk

Route 25: Nationaal Park De Hoge Veluwe

Route 26: Gelderse Poort

Sites in Midden en Oost-Nederland

Site 34: Rottige Meente

Site 36: Zwarte Water – De Brommerd

Site 37: Engbertsdijkvenen

Site 38: Sallandse Heuvelrug

Site 39: Haaksbergerveen en omgeving

Site 40: Hackfort en de Achtkastelenroute

Site 41: Zwillbrocker Venn

Site 42: Kootwijkerzand

Site 43: Tongerense Heide en Wisselse Veen

Site 44: Veluwezoom

Site 45: Rijnstrangen

Site 46: Blauwe Kamer en de Binnenveldse Hooilanden

Site 47: Zouweboezem

Site 48: Loevestein

Routes in Zuid-Nederland 409

Route 27: Kampina 410

Route 28: Mariapeel 415

Route 29: Sint-Pietersberg 419

Route 30: Het Zuid-Limburgse Geuldal 423

Sites in Zuid-Nederland

Site 49: Moerputten en Bossche Broek 429

Site 50: De Brand en Loonse en Drunense Heide 430

Site 51: Strabrechtse Heide met het Beuven 431

Site 52: De Plateaux-Hageven 432

Site 53: Leudal 433

Site 54: Grensmaas bij Thorn 434

Site 55: Meinweg 435

Site 56: Bunderbos 436

Site 57: Maastricht centrum 436

Site 58: Savelsbos 437

Site 59: Kunderberg 438

Site 60: Thier de Lanaye 439

Praktische informatie 441 Reizen in Nederland 441

Natuur door het jaar heen 448

Risico’s en ongemakken 450

Verantwoord toerisme 451 Aanbevolen literatuur 452

Natuur rondom Nederland 454

Vogellijst 455

Fotoverantwoording 462 Dankwoord 463

LANDSCHAP

‘En dan: wat is natuur nog in dit land? Een stukje bos, ter grootte van een krant. Een heuvel met wat villaatjes ertegen.’

Deze regels uit het gedicht “De Dapperstraat” van J.C. Bloem zijn het veel aangehaalde cliché van de Nederlandse natuur. Het vat ook de algemene mentaliteit van ‘de Nederlander’ ten aanzien van de Nederlandse natuur samen. Dat er eigenlijk geen natuur meer is. Dat alles door de mens is aangetast. Dat natuurgebieden aangelegd zijn, niet wild. En als er dan eens een echt wild dier Nederland binnenkomt, zoals op dit moment de wolf, dan is daar in ons drukbevolkte land helemaal geen plaats voor. Natuur in Nederland is misschien geschikt als decor voor een middagje wandelen of mountainbiken, maar echte natuur, daarvoor moet je de grens over.

Niets is minder waar. Ook in internationale context is de natuur in Nederland extreem bijzonder en heeft het, gegeven de kleine oppervlakte en noordelijke ligging, een hoge biodiversiteit. De klassieke ‘Hollandse’ landschappen als veenweiden, kwelders duinen, kustmoerassen, rivierbossen en heidevelden die zo typisch zijn voor ons land, vind je uitsluitend in Nederland (en, ten dele, in het direct aangrenzende gebied in Noordwest-Duitsland en Vlaanderen). Ze zijn net zo bijzonder en Nederlands als Van Gogh, Rembrandt, klompen en techno, maar dat is veel minder bekend. Waarschijnlijk is het minderwaardigheidscomplex dat al in de regels van Bloems gedicht verpakt is, hier debet aan. Het speciale karakter van de Nederlandse natuur is vooral te danken aan twee eigenaardigheden. Enerzijds is het grootste deel van ons land een delta met veel moerasgebieden, en anderzijds is er het zachte zeeklimaat waardoor ons land hele milde winters heeft. Zeker voor vogels is deze combinatie van kenmerken woest aantrekkelijk. Broedvogels uit Noorden Oost-Europa komen naar Nederland om te overwinteren omdat er voldoende voedsel is en het water meestal niet dichtvriest. Een derde factor is het landgebruik dat met name sinds de Middeleeuwen landschappen heeft gecreëerd die elders niet of nauwelijks te vinden zijn: het ‘coulissenlandschap’, het veenweidegebied, de Wadden en de natte en droge heidevelden op zandgrond – het zijn stuk voor stuk landschappen die typisch zijn voor de lage landen langs de Noordzee. Deze gids geeft je al deze bijzonderheden op een presenteerblaadje en beschrijft een selectie van wandel- en fietsroutes, waarop je die natuur op zijn best ervaart. We tonen je de mooie en verrassende kant van Nederland, zonder daarbij de uitdagingen te negeren waar de natuur in Nederland voor staat.

Laagveenmoeras in Nationaal Park Weerribben-Wieden. Nederland herbergt de meest uitgestrekte laagvenen van West-Europa.

Nederland in vogelvlucht

De kustlijn van Nederland is onmiskenbaar. De Waddeneilanden zijn als een stippellijn die de diffuse grens tussen land en zee benadrukt. Daaronder ligt een kustlijn met grote lussen en bochten waarin het water tot diep het land in komt. De Zeeuwse Delta steekt als een ribbenkast de Noordzee in – vrijwel nergens vind je zo’n kustlijn. Achter de duinen en de dijken toont Nederland zich een labyrint van waterwegen, van grote rivieren tot een eindeloos netwerk van onderling verknoopte weteringen, sloten, vaarten en plassen. Al dat water is weer omgeven door een schier eindeloze lengte aan dijken, die zowel de huidige als historische waterlopen omranden.

Wie wat verder inzoomt, ziet een duidelijk gestructureerd landschap, waarin de natuur en de mens samen een duidelijke zonering hebben gecreëerd van Noordzeestrand tot heuvelland. Deze landschappen zijn één voor één beschreven vanaf pagina 24. Hier geven we een kort overzicht. In de loop van millennia is er in het getouwtrek tussen zee en land een landschap ontstaan waarin de zee de kust op allerlei plekken geperforeerd heeft. Achter de duinenrij ontstonden zo grote waterpartijen. In het noorden is dat de Waddenzee en tal van grote baaien, waaronder het IJsselmeer de grootste is. Door inpolderingen heeft de mens op veel plekken weer land gewonnen op de zee, of heeft men, met name in Zeeland, kleine eilanden met elkaar verbonden. Hier ontstonden de zeekleigebieden en zeearmen. Die laatste hebben, afhankelijk van hun omdijkingsgeschiedenis, zoet, brak of zout water. Ze liggen voornamelijk in de provincies Zeeland, Noord-Holland, Friesland en Groningen. Dit zeekleilandschap gaat over in het laagveengebied, dat vooral te vinden is in Zuid- en Noord-Holland, Utrecht, Friesland en aangrenzend Overijssel. Net als het zeekleilandschap is het laagveenlandschap overwegend vlak en met weilanden bedekt, maar de natuur is er duidelijk anders (zie pag. 44). Opvallend is dat het westelijk deel van het laagveengebied zeer dicht bevolkt is. Hier liggen de grote steden als Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Leiden, Delft, Den Haag en Rotterdam, kortom, de Randstad. Het Friese en Overijsselse deel is juist heel dunbevolkt. Bij nadere beschouwing liggen de Hollandse steden echter niet in het veen, maar op oever- en strandwallen: zandige verhogingen langs de voormalige bedding van rivieren en van de zee.

Het hele complex van duinen, wadden, zoutmoerassen (kwelders), rietlanden, zeeklei- en laagveenpolders horen bij ‘Laag Nederland’. Het is nat land dat gevormd is na de laatste ijstijd (zie ook pag. 18). In het oosten en zuiden is het land gevormd door zand en leem uit de ijstijden, al liggen ook hier jongere venen en beekdalen. Het landschap in dit ‘HoogNederland’ wordt gedomineerd door bos, heide, stuifzanden, beekdalen en, lokaal, door hoogveen. Daarnaast is er veel landbouw, maar dan

D u i t s l a n d

B e l g i ë

op een andere manier dan in Laag Nederland. Drenthe, Overijssel, Gelderland, delen van Utrecht, Noord-Brabant en Limburg zijn de provincies waar dit landschap domineert.

Dwars door dit landschap lopen de grote rivieren. Het Rijnsysteem komt bij Nijmegen het land in en splitst al snel in tweeën, de Nederrijn in het noorden en de Waal in het zuiden. Vanuit het zuiden voegt de Maas zich bij deze twee, waardoor er drie rivieren parallel naar het westen stromen en bij Rotterdam de Noordzee ingaan. De rivieren scheiden het Brabants en Limburgse zuidelijke plateau van dat van Gelderland, Overijssel en

Overzichtskaart van Nederland met daarin de belangrijkste ecologische regio’s. De zwarte cijfers referen aan de routes; de blauwe aan de sites in het tweede deel van dit boek. Een lijst met namen van routes en sites is weergegeven aan de binnenkant van de achterflap.

Nederland zo rond

2000 v. Chr. met in het roze de wadden en kwelders, in het groen het veen en in het bruin de heuvelruggen uit de voorlaatste ijstijd. De rest werd gedomineerd door dekzanden uit de laatste ijstijd.

Op die zandruggen zijn later weer de WestNederlandse steden gebouwd. De scheiding tussen hoog en Laag Nederland is vandaag de dag scherp terug te zien in het landschap, waarschijnlijk scherper dan zo’n 3000 jaar geleden. Toen lagen er namelijk ook op de zandgronden uitgestrekte hoogvenen. Deze ontstonden op de plekken waar het grondwater niet verder weg kon zakken vanwege het keileem. In Brabant en Limburg hadden de rivieren Maas en Schelde vergelijkbare waterafstotende lagen in de bodem achtergelaten. In laagtes waar het dekzand niet te dik was, kwam het bodemwater boven de oppervlakte te liggen en ontstonden er vennen, waar het veenvormingsproces begon.

Tegenewoordig zijn alle hoogvenen in Laag Nederland afgegraven (zie pag. 100). Ook in Hoog Nederland is het meeste verdwenen, maar hier zijn nog (gedegradeerde) restanten over, zoals de Peel, het Fochteloërveen en het Bargerveen. Het zijn stuk voor stuk natuurgebieden.

Zuid-limburg als uitzondering

Zuid-Limburg is geologisch veel ouder en afwisselender dan de rest van Nederland. In plaats van honderdduizenden jaren, spreken je in Zuid-Limburg als snel over honderden miljoenen jaren van geologische geschiedenis.

Vanaf het Carboon tot aan het Krijt (330-66 miljoen jaar geleden) lag Zuid-Limburg afwisselend op de bodem van een tropische zee en was het bedekt met uitgestrekte moerassen. Het Limburgse steenkool is een overblijfsel van moerasplanten uit het Carboon. Het zandsteen en kalksteen stamt uit de Trias- en krijtperiode, toen ZuidLimburg op de zeebodem lag.

Rond 66 miljoen jaar geleden kwam het land omhoog. Door de druk en de vulkanische activiteit in de nabijgelegen Eifel ontstonden breuklijnen waardoor de verschillende bodemlagen ten opzichte van elkaar begonnen te verschuiven. Beken en rivieren sneden zich in het landschap in, waardoor het huidige landschap van relatief vlakke plateaus en steile rivierdalen zich begon te vormen. Zuid-Limburg heeft dan ook eigenlijk niet een heuvellandschap, maar een dalenlandschap: het inslijten van de beekdalen heeft voor het reliëf gezorgd.

In de laatste ijstijden is er vervolgens veel löss afgezet op de plateaus en grind in de dalen.

De landschappen

Het is nog verrassend lastig om Nederland in te delen in duidelijke natuurlijke eenheden. Dat komt omdat veel van de bekende ecosystemen – bossen, moerassen, duinen, polders – in meerdere varianten voorkomen. Zo heb je veel bossen op de zandgronden in het oosten, maar ook op de natte, veengronden van het westen. De boomsoorten, de vegetatiestructuur, de flora en fauna in die bossen zijn heel verschillend. Hetzelfde geldt voor moerassen en zelfs voor duinen, die niet alleen langs de kust, maar ook op de Veluwe en langs de rivieren voorkomen. Zo heb je voor ieder landschapstype meerdere varianten.

Daarom hebben we in dit boek voor de indeling gekozen, die rekening houdt met de ondergrond en daarmee het systeem achter het landschap inzichtelijk maakt.

Grofweg is Nederland te verdelen in twee ongeveer gelijke delen: Laag Nederland in de noordwestelijke helft en Hoog Nederland in de zuidoostelijke (zie ook pag. 19).

Zeeland, Zuid- en Noord-Holland, een deel van Utrecht, Flevoland, de Kop van Overijssel en het overgrote deel van Friesland en Groningen behoren tot Laag Nederland. Het landschap is er vlak en open, met uitzondering van de kustduinen. Dit is de wereld van de uitgestrekte polders, moerassen, wadplaten en watervlakten. De vele natuurgebieden hier zijn van internationale waarde, met name vanwege de vele vogels. De ondergrond bestaat uit zeeklei en laagveen en reflecteert de Holocene geschiedenis: veen groeide aan wanneer de zee-invloed afnam en zeeklei werd afgezet wanneer het zeewater weer steeg.

Molens, moerassen en mooie vogels (in dit geval een steltkluut) – enkele typische ingrediënten van het Nederlandse landschap.

Drenthe, het grootste deel van Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg behoren tot Hoog Nederland. Stel je niet teveel voor bij het

woord ‘hoog’. Het reliëf is vaak zo geleidelijk dat het ‘in het veld’ vrijwel onzichtbaar is. De hoogteverschillen die er zijn, zijn zo subtiel dat bomen of gebouwen ze aan het oog onttrekken.

Stuwwallen en dekzanden uit respectievelijk de voorlaatste en laatste ijstijd creëerden hier een zwak glooiend landschap waar grote en kleinere rivieren brede dalen hebben neergelegd (zie pag. 15 en verder). Dit is het landschap van de uitgestrekte bossen en heidevelden, van het kleinschalige akkerland op de hogere zandgronden, en de hooilanden en moerasbossen langs de beken en rivieren. De ondergrond bestaat grotendeels uit zand, hoogveen (grotendeels afgegraven), en löss in Zuid-Limburg.

Hoewel Hoog Nederland droger is, bepaalt water ook hier voor een belangrijk deel de natuur. Hier is de invloed van water minder zichtbaar,

Kustmeren (pag. 37)

Duinen (pag. 24)

(pag. 33)

Zeekleipolders (pag. 44)

Laagveen (pag. 52)

Wadden

omdat waterstromen grotendeels onder de grond lopen. Regen die valt op het hoge zand sijpelt snel weg. Opgestuwd door diepere, ondoordringbare leemlagen komt het water in de dalen weer uit de bodem naar boven. Aan dit kwelwater hebben we moerasbossen en blauwgraslanden te danken. Elders blijft regenwater simpelweg op de bodem en begon de veenvorming. Uiteindelijk bedekte het hoogveen aanzienlijke gebieden.

Het merendeel is later door de mens afgegraven, maar er is nog steeds een aantal flinke hoogvenen.

Het allerhoogste deel van Nederland is het Zuid-Limburgse heuvelland.

Het wordt gemakshalve daarom bij Hoog Nederland gerekend, maar heeft zo’n andere geologische geschiedenis (véél ouder) en andere natuur (veel Centraal-Europese soorten die elders in Nederland niet voorkomen), dat het een status aparte heeft.

Een geïdealiseerde doorsnede door Nederland van noord (links) naar zuid (rechts) met alle landschappen in hun samenhang.

Veenpolders (pag. 48)

Bossen (pag. 66)

Hoogveen (pag. 56)

Heide en stuifzand (pag. 63)

Esdorpenlandschap (pag. 69) Beekdalen (pag. 70)

Zuid-Limburgs Heuvelland (pag. 82)

Rivierengebied (pag. 73)

De Nederlandse duinen. De lichtgekleurde zijn de kalkrijke duinen in het zuiden; de donkere de kalkarme in het noorden.

Primaire duinvallei met op de achtergrond de hoge, open duinen van de zeereep.

De duinen

Routes 1, 2 en 13, plus sites 2, 19, 24 en 25 leiden je door de overwegend kalkarme duinen van Noord-Nederland. Op routes 3 en 8, en sites 6, 10 en 11 staan de kalkrijke duinen centraal.

kalkgrens

De zalige, zomerse wandelingen en fietstochten door de duinen zitten in ons geheugen gegrift en ik vermoed dat dit voor veel Nederlanders geldt. De geur van de dennenbomen en gagel, de hellingen met duinroosjes, het warme zand en de lokkende roep van de zilvermeeuwen. Tegen de avond stijgt de zang van nachtegalen op uit het struweel. De Nederlandse duinen zijn niet alleen mooi en uitgestrekt, maar hebben ook een hoge biodiversiteit. Met name het aantal soorten planten en insecten is hoog en dit zijn juist de groepen die in veel andere landschappen van Laag Nederland (zie pag. 19) er wat bekaaid vanaf komen. Ieder deel van de duinen heeft zijn eigen karakter en soorten, waardoor je eindeloos kunt ontdekken. In de beperkte ruimte die we in deze gids voor routes hebben, was de keuze dan ook bijna onmogelijk.

Een helder ecosysteem

Hoewel je op de vele kronkelpaadjes nog weleens je gevoel voor richting kwijt kunt raken, is het duinlandschap meer dan de meeste andere Nederlandse landschappen hel-der onderverdeeld: hoe dichter je bij de zee komt, hoe jonger het landschap. Stapsgewijs kun je zo (van zee naar land) de volgende ‘systemen’ ontdekken: de strandvlakte en zeereep (het eerste hoge duin), de witte duinen met de primaire duinvallei (die zijn

Nederlandse duinen in Europese context

Nederland heeft een van de mooiste duingebieden van heel Europa. Maar liefst 10% van het oppervlak natuurlijk duin in heel Europa ligt in ons land. De Nederlandse duinen behoren daarnaast ook nog eens tot de best beschermde en meest uitgestrekte duingebieden van Europa. Alleen Denemarken heeft grotere intacte duinsystemen. Verder hebben delen van de Atlantische kust van Frankrijk en Portugal schitterende duinsystemen. Wat biodiversiteit aangaat vormen de duinen een van onze rijkste gebieden.

Natuurgebieden: vrijwel de gehele Nederlandse duinstreek. Het Voornes Duin, Zeeuwse Duinen, Meijendel, Nationaal Park Kennemerland, Het Noord-Hollands Duinreservaat, het Zwanenwater en alle duingebieden op de Waddeneilanden zijn belangrijke natuurgebieden.

jong), de grijze duinen met de secundaire duinvallei (die zijn oud) en tot slot de bossen, parken en zogeheten vroongronden die de overgang vormen naar het lage achterland.

Wat bijzonder is: als je deze wandeling maakt in de duinen van Bergen (route 2) of op Terschelling (route 13), tref je een heel andere vegetatie dan wanneer je de duinen van Meijendel (route 8) of Castricum (route 3) bezoekt. Dit komt door een curiosum dat specifiek is voor de Nederlandse duinen: die in het noorden bevatten veel minder kalk dan die in het zuiden. Ongeveer halverwege Egmond en Bergen in Noord-Holland ligt de kalkgrens; ten zuiden ervan vind je kalkrijke duingraslanden; ten noorden ervan kalkarme duinheidevelden. Kalkminnende planten zoals de duindoorn zijn wijd verbreid in de zuidelijke duinen, maar in het noorden groeien ze alleen in de witte duinen en primaire duinvalleien. Uit de oudere, grijze duinen is de kalk vrijwel helemaal weggespoeld. In de zuidelijke duinen daarentegen vind je nauwelijks kalkmijdende planten. Voor een verklaring van de kalkgrens moet je het verleden induiken. De mineraalarme zandbodems van de Eridanos-oerrivier (zie pag. 17) hebben een heel ander type zand afgezet dan de zuidelijke zeebodems die door het kalkrijke Rijn- en zeewater gevoed worden. Het zand in de noordelijke Noordzee bevat van nature nauwelijks schelpdeeltjes.

Strandvlakte

Een strandvakantie en een natuurvakantie zijn zo ongeveer elkaars tegenpolen. Je zou dan ook haast niet verwachten dat het strand je bijzondere natuurervaringen op kan leveren. Dat klopt ook, als je daarbij het gemiddelde

De duinen bij Bergen (route 2). In de kalkarme duinen is alleen de zeereep (op de voorgrond) begroeid met duingraslanden. Verder landinwaarts (op de achtergrond) domineert de duinheide.

Duindoorn – kensoort van de kalkrijke duinen. De bessen zijn zeer in trek bij lijsterachtigen in de herfst.

Zeehonden op een wadplaat

Hollandse strand in de zomer bezoekt. Maar de grote strandvlaktes zoals die van de Kwade Hoek en het Voornes Duin, en de uiteinden van de Waddeneilanden zijn spectaculaire natuurgebieden. Hier is de aanwas van zand groter dan de afkalving. In de steeds groter wordende zandvlakte ontstaan zilte laagtes, lagunes en nog wat andere landschappen, zoals ‘groene stranden’ en embryonale duinen, waarover zo meer. Zolang de recreatiedruk laag is, zijn deze strandvlakten een eldorado van bijzondere natuur.

Het strand is waar de zee zijn afval dumpt. Daar zit veel interessants tussen. Drieteenstrandlopers rennen voor de golven uit op het strand om direct als het water zich terugtrekt, in het natte zand te peuren om te kijken wat de zee heeft gebracht. Op de hoogwaterlijn ligt het vloedmerk – een lange band van schelpen, resten van wier, dode kwallen, stukken hout, enzovoort. Het vloedmerk is een continue bemester van een stukje grond waar vanwege de extreem zoute bodem nauwelijks planten kunnen groeien. Alleen zeeraket en biestarwegras krijgen hier voet aan de grond. Bodemdieren, insecten en allerlei vogels scharrelen hier graag rond op zoek naar voedsel. Met name in de winter maakt je hier kans op bijzonderheden als sneeuwgorzen of strandleeuweriken. Een bijzonderheid is het groene strand. Natte laagtes die niet al te ver van het duin liggen, worden naast al dat zoute water, ook gevoed door zoetwater dat uit het duinzand sijpelt. Dit is net genoeg om planten te laten kiemen, waaronder allerlei biezen, strandduizendguldenkruid en melkkruid. Neemt de zoutinvloed af dan vinden allerlei andere bijzondere soorten hun plek, zoals parnassia en, soms massaal groenknolorchis, een op Europese schaal zeer zeldzame orchidee. In de winter zijn de

groene stranden de plekken om bijzondere vogels te zien.

Verlaten zandplaten en strandvlakten zijn rustplaatsen voor zeehonden, sterns en meeuwen. Op plekken zonder mensen nestelen kolonies grote en dwergsterns, en krijgen zeehonden hun jongen.

Witte duinen en primaire duinvalleien

De allerjongste duinen groeien op de strandvlakte en worden embryonale duinen genoemd. Het zijn niet meer dan bultjes zand, gevangen door de wortels van biestarwegras en helmgras. Soms groeien er andere pioniersplanten tussen, die uitsluitend in heel jonge en open duinen voorkomen, zoals zeeraket, blauwe zeedistel en zeewolfsmelk.

Dan volgt de zeereep – de eerste rij hoge duinen. Dit zijn de witte duinen, zo genoemd vanwege de door het vele schelpengruis licht gekleurde zand. Helmgras is hier de dominante plant. Het kan alleen groeien als er alsmaar vers zand wordt aangevoerd, waar het gras vervolgens bovenuit groeit alsof het een wedstrijd is. Als gevolg daarvan zijn de wortels extreem lang en dat is nodig ook, want het gras kan niet overleven als de wortels niet bij het grondwater kunnen komen. Dat zoete grondwater ligt als een grote bel onder het duin. Het mengt nauwelijks met het dieperliggende, zoute water. In plaats daarvan drukt het zoete water de zoutwaterlaag verder de ondergrond in. Daarom zijn de duinen ook zo’n belangrijk zoetwaterreservoir.

De vallei achter de eerste duinenrij heeft een vochtige, soms zelfs kletsnatte, bodem. In ecologisch jargon heet dit de primaire duinvallei, omdat hij nog niet door verstuivingen van vorm is veranderd. Vrijwel overal is de primaire duinvallei een toplocatie voor zowel planten als insecten. De bodem vertoont meestal nog wat open, zandige plekken, er zit veel kalk in het zand, maar de vallei is nog zo jong dat er nauwelijks een echte bodem met humus is ontstaan. Dit zijn de condities voor veel bijzondere planten, zoals parnassia, gentianen en allerlei soorten orchideeën, die hier vaak met vele duizenden groeien (zie pag. 116-117).

Primaire duinvalleien zijn een hotspot voor planten zoals groenknolorchis (boven) en brede orchis (onder).

Schematisch

overzicht van de Nederlandse duinen. De blauwe pijlen tonen de grondwaterstromen.

1 Strand

2 Zeereep: primaire, witte duinen

3 Primaire duinvallei

4 Secundaire, grijze duinen

5 Secundaire duinvallei

6 Duinbossen

7 Geest- of vroongronden

Grijze duinen en secundaire duinvalleien

De volgende rijen duinen behoren tot de zogenaamde grijze duinen – de grijze en soms ook wat bruinere kleur danken ze aan het feit dat er al wat langer vegetatie aanwezig is, waardoor er wat humus is gevormd die het zand een wat grijzer uiterlijk geeft. Ook groeien hier veel korstmossen die het duin een grijzig uiterlijk geven.

De grijze duinen hebben een spectaculaire plantengroei, die in tegenstelling tot de witte duinen, heel anders is ten noorden van de kalkgrens dan ten zuiden ervan.

In de kalkrijke zuidelijke duinen is dit gedeelte van de duinen begroeid met duingraslanden die vol staan met wilde bloemen: welriekende salomonszegel, geel walstro, walstrobremraap, kleverige reigersbek, zanddoddegras, zandblauwtje, duinviooltje, etc. (zie pag. 115 voor meer flora).

Boven de kalkgrens vind je duinheidevelden met brem en allerlei typische heideplanten. De duinheidevelden zijn weliswaar kalkarm, maar toch bevatten ze van nature meer kalk dan de heidevelden in het binnenland. Ze zijn daardoor ook iets minder gevoelig voor verzuring. Veel van de bijzondere en zeldzaam geworden flora en fauna van de duinheiden is hier nog in min of meer gezonde populaties te vinden. Dat geldt ook voor de vlinders. Duin-, kleine en grote parelmoervlinder, aardbeivlinder, heivlinder en kommavlinder komen nog op meerdere plekken in de duinen voor.

Naarmate je verder van zee komt, verliezen de duinen hun vorm van parallel aan het strand gelegen ophogingen. De wind heeft ze vervormd tot zogeheten paraboolduinen. Deze hebben de vorm van een omgedraaide letter C (dus met de opening naar het westen; de zeekant). De bolling van de C wordt daarbij steeds verder de duinvallei ingeblazen, terwijl in het gat van de C een nieuwe vallei ontstaat: de secundaire duinvallei.

Het bodemwater komt door de uitstuiving van de secundaire duinvallei steeds dichter aan de oppervlakte te liggen. Het zand verwaait tot aan de grondwaterstand. Deze is het laagst in de zomer, dus wanneer in de herfst de neerslag toeneemt en daarmee

het grondwater weer stijgt, ontstaan grote duinplassen, waar riet en wilgenstruweel langs gaat groeien, standaard vergezeld van bijzondere planten. Vooral de randzone van het droge en natte duinzand biedt botanisch vuurwerk, met gentianen, orchideeën, rond wintergroen en zeldzame varentjes als gelobde maanvaren. De hoge en droge delen van de grijze duinen herbergen vaak een grote variatie aan mossen en korstmossen en eenjarige planten als kandelaartje, duinviooltje en muurpeper.

Konijn, struweel en bos

Oude schilderijen van de duinen tonen consequent ‘de blanke top der duinen’. Waar destijds het zand stoof, groeit nu gras en struiken. Het dichtgroeien van de duinen heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste is wel het verdwijnen van de duinbewoner par excellence – het konijn. Konijnen werden in de Middeleeuwen uitgezet. Van oorsprong komen ze voor op het Iberisch schiereiland. In eerste instantie leefden de duinkonijnen in grote omheinde gebieden, de warandes, waar ze gehouden werden voor de pelsen, de jacht en het vlees. Maar konijnen zijn in twee dingen extreem goed: holen graven en zich voortplanten. Het duurde niet lang voordat ze zich een weg onder de omheining hadden gegraven en kort daarna was het gehele duingebied vergeven van de konijnen, die er lustig op los groeven.

Dat open landschap kwam veel planten en dieren van het duin ten goede. Vlinders gebruiken de open zandplekken om zich op te warmen. Het duinviooltje, waardplant van verschillende soorten parelmoervlinders kiemt alleen in open duinzand. Daarbij komt dat konijnen met hun gegraaf het dieper gelegen zand, dat veel kalkrijker is, naar de oppervlakte brengen, wat de plantenrijkdom in met name de kalkarme duinen ten goede komt. Vogels als de tapuit en de bergeend broeden graag in oude konijnenholen. De bergeend dankt zelfs zijn Nederlandse naam aan zijn gewoonte om te broeden in duinen (‘bergen’).

In 1953 werden de Nederlandse konijnen getroffen door de konijnenziekte myxomatose. Deze zeer dodelijke ziekte decimeerde de populatie in enkele generaties. Myxomatose is de konijnen overigens niet toevallig overkomen. Net als het konijn zelf is ook zijn ziekte bewust geïntroduceerd, en wel in Frankrijk door de arts Armand-Delille, met als doel om de konijnenpopulatie op zijn landgoed omlaag te brengen.

De zandhagedis (boven) komt lokaal veel voor in de droge, open duinen. Onder: sneeuwgorzen zoeken in de winter naar zaden in het vloedmerk (de hoogwaterlijn waar alle rommel van zee aanspoelt).

Naast de algemeen voorkomende bosanemoon groeit in Zuid-Limburg ook de zeldzame gele anemoon.

Planten van bossen

Droge, zure bossen: adelaarsvaren, brede stekelvaren, dubbelloof, rankende helmbloem, valse salie, dalkruid, lelietje-van-dalen, gewone salomonszegel

Vochtige, gebufferde bossen (excl. Zuid-Limburg): schaafstro, mannetjesvaren, wijfjesvaren, koningsvaren, smalle beukvaren, vingerhelmbloem, speenkruid, bosanemoon, grote muur, bleeksporig bosviooltje, muskuskruid, gevlekte aronskelk, paarbladig goudveil, verspreidbladig goudveil, slanke sleutelbloem, bosereprijs (schaars), boswederik (schaars), liggend hertshooi (schaars), klein springzaad, groot springzaad, groot heksenkruid, bosbies, bosgierstgras, daslook

Stinzenflora: Haarlems klokkenspel, bosanemoon, kievitsbloem, wilde narcis, slanke sleutelbloem, boshyacint, bostulp, boerenkrokus, sneeuwklokje, lenteklokje, zomerklokje, winterakoniet, holwortel, vingerhelmbloem

Planten van Zuid-Limburg

Ieder voorjaar trekken er groepen plantenliefhebbers naar ZuidLimburg om de voorjaarsbossen te bezoeken en voor de orchideeënrijke kalkgraslanden – beide voorposten van Centraal-Europese habitattypen, die weliswaar in het aangrenzende buitenland niet zeldzaam zijn, maar binnen Nederland uitsluitend in Zuid-Limburg voorkomen. Vanuit internationaal perspectief is de flora van Zuid-Limburg voornamelijk interessant als overgangsgebied van Atlantische naar CentraalEuropese flora.

Een belangrijke attractie van Zuid-Limburg zijn de kalkgraslanden. Hier komt een lange lijst aan planten voor die je, binnen Nederland, alleen hier kunt vinden. Ze zijn echter niet makkelijk te zien omdat veel kalkgraslanden streng beschermd zijn en niet toegankelijk. Op de plekken waar je wel toegang hebt, struikel je over de (voor Nederland) zeldzame planten. Grote muggenorchis, soldaatje, duifkruid, grote centaurie, geelhartje, beemdkroon, ruige weegbree, kleine bevernel, kalkwalstro, aarddistel en franjegentiaan zijn zomaar enkele schitterende soorten die je hier kunt tegenkomen.

De bossen van Zuid-Limburg zijn zeker zo mooi en staan in schril contrast met de verder veelal lege bossen in de rest van Nederland. In de hellingbossen vind je een rijke flora die met name bloeit in het voorjaar, voordat er bladeren aan de bomen komen. Bosanemoon is de meest algemene soort en kleurt de bosbodem wit. Tussen de bosanemonen groeit soms ook de gele anemoon, die er bijna hetzelfde uitziet, maar dan geel. Deze anemoon komt in Nederland weer (vrijwel) uitsluitend voor in Zuid-Limburg. Hetzelfde geldt voor bosbingelkruid, purperorchis, mannetjesorchis,

bleek bosvogeltje, christoffelkruid, heelkruid, gele monnikskap, witte veldbies, eenbes, rood peperboompje en amandelwolfsmelk: allemaal Centraal-Europese soorten die binnen Nederland alleen in ZuidLimburg in het wild voorkomen. Andere soorten, die je ook elders in Nederland kunt aantreffen, zijn bleek- en donkersporig bosviooltjes, vingerhelmbloem, muskuskruid, slanke sleutelbloem en daslook.

Planten van Zuid-limburg

Grote muggenorchis, soldaatje, duifkruid, grote centaurie, geelhartje, beemdkroon, ruige weegbree, kleine bevernel, kalkwalstro, aarddistel, franjegentiaan, bosbingelkruid, purperorchis, mannetjesorchis, bleek bosvogeltje, christoffelkruid, heelkruid, gele monnikskap, witte veldbies, eenbes, rood peperboompje, amandelwolfsmelk, bleek- en donkersporig bosviooltje, vingerhelmbloem, muskuskruid, slanke sleutelbloem, wolfskers muskuskruid, daslook, stijve naaldvaren, bosaardbei

Orchideeën

Groeiplaatsen voor orchideeën zijn in Nederland relatief schaars, maar waar ze voorkomen, treden ze in groten getale op. Duinpannen vol rietorchis, harlekijn of moeraswespenorchis zijn een genot voor het oog. Daartussen staan vaak ook nog een aantal andere leuke soorten, waarvan sommige zelfs buiten Nederland behoorlijk zeldzaam zijn. Tegelijkertijd komen de meeste inheemse orchideeënsoorten binnen de landsgrenzen maar op een handvol plekken voor. Daarmee is het glas voor orchideeënliefhebbers halfvol of halfleeg. De grootste diversiteit aan orchideeën is te vinden in de duinen, Zuid-Limburg en Zeeland. In de duinen zijn vooral de binnenduinrand en kalkrijke duinvalleien de plekken waar je moet zijn. Er zijn hier twee soorten die in het oog springen. De groenknolorchis, die misschien wel nergens ter wereld zoveel voorkomt als in de primaire duinvalleien in Nederland, en de duinwespenorchis, die bijna volledig tot Nederland beperkt is. Deze laatste groeit in droge duingraslanden en open bosranden en wordt overigens door sommige orchideeënkenners niet als een eigen soort gezien, maar als ondersoort van de brede wespenorchis. Daarnaast zijn brede, gevlekte en vleeskleurige orchis, en rietorchis, grote

De rietorchis is een van de meest vorkomende orchideeën van Nederland. Toch is het een soort met een klein verspreidingsgebied. Hij is alleen rondom de Noordzee te vinden.

Afkortingen

Gebied:

zl = Zuid-Limburg, d = duinstreek, b = binnenland

Hoofdletters geven aan dat een soort veelvoorkomend is.

Habitat:

bd = beekdalen en andere vochtige graslanden

k = kalkgraslanden

v = veen

d = duin(vallei)

b = bos sch = heide en schraalgrasland

Naast de in de tabel genoemde soorten komen ook nog zeer zeldzaam, onbestendig en/of op niet toegankelijke plekken ook nog voor: vliegenorchis, poppenorchis, en bleek, wit en rood bosvogeltje.

Orchideeën in Nederland

Soort Gebied

Tegenoverliggende pagina: langs de kust, met name in Zeeland, komen meerdere variëteiten van de bijenorchis voor, zoals de bruinlippige fulvofusca (boven) en bicolor (onder).

Habitat

Rietorchis D, B bd, v, d

Brede orchis D, B d, bd

Vleeskleurige orchis

Gevlekte orchis / bosorchis

D, b d, bd

D, B, ZL d, v, sch, b

Brede wespenorchis D, B, ZL b

Duinwespenorchis d d, b

Moeraswespenorchis D, b d, bd

Bruinrode wespenorchis zl k

Dennenorchis d b

Grote keverorchis d, b, ZL d, bd, k, b

Kleine keverorchis d b

Welriekende nachtorchis d, B sch, v, d

Bergnachtorchis zl b, k

Bokkenorchis d d

Veenmosorchis b v

Groenknolorchis D, b d, v

Honingorchis d d

Purperorchis zl b

Mannetjesorchis zl b

Soldaatje zl k

Harlekijn D d

Hondskruid d, zl d, k

Grote muggenorchis ZL, d k, d

Bijenorchis ZL, D, b k, d

Herfstschroeforchis d d Vogelnestje zl, d b

keverorchis en moeraswespenorchis vrij veel voorkomende soorten in de duinen. Opvallend is een steenrode variant van de vleeskleurige orchis, die voornamelijk voorkomt in Meijendel (route 8). Zeldzaamheden in de duinen zijn honingorchis, vogelnestje, hondskruid, bokkenorchis en bijenorchis. De hyacint- of reuzenorchis is een mediterrane soort die heel recent gevonden is in de Hollandse duinen, terwijl purperrode orchis, een noordelijke soort die verwant is aan de brede orchis, recentelijk op Schiermonnikoog is opgedoken. In aangeplante dennenbossen staat dennenorchis en op de Wadden ook kleine keverorchis.

De Zeeuwse en Zuid-Hollandse delta heeft ook duinen en deelt dus een deel van de bovenstaande soorten. Door de zuidelijke ligging komen er hier echter nog een paar ‘targets’ bij. Allereerst is dat Harlekijn, die zo’n honderd jaar geleden nog algemeen was in Nederland maar nu vooral hier (en op de Waddeneilanden) nog een aantal grote populaties heeft. Een nieuwkomer, zij het aangeplant, in de duinen is rood

bosvogeltje, die al een tijd standhoudt in Voornes Duin. Een andere soort van hier is de herfstschroeforchis die, naast grofweg 40.000 harlekijnen, met vele duizenden groeit op het eiland de Hompelvoet in de Grevelingen dat in de bloeitijd te bezoeken is met een excursie van Staatsbosbeheer (zie pag 444). Tot slot zijn de warme zuidhellingen van dijken ideaal voor warmteminnende soorten. Naast bijenorchis, die hier volop staat, is de topsoort bokkenorchis. Hij groeit met name in Zeeuws-Vlaanderen en bloeit in juni.

Dan Zuid-Limburg. De enige plek in Nederland met kalkgraslanden is daarmee ook de enige plek voor de vele kalkgraslandorchideeën. Grote muggenorchis komt hier het meest voor en staan op de meeste kalkgaslanden. Andere typische soorten zijn bosorchis, soldaatje en vliegenorchis. Vliegenorchis lokt, in tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, mannelijke graafwespen. De bloemen lijken op vrouwtjes, en deze ‘fopvrouwen’ zijn schijnbaar zo levensecht, dat de mannen meermaals in de fout gaan en heel efficiënt de bloemen bestuiven. Andere soorten die op kalkgraslanden voorkomen, zijn bergnachtorchis en poppenorchis. Ook de bossen zijn interessant. Purperorchis, bosorchis, grote keverorchis en mannetjesorchis groeien graag in halfopen bossen. Bleek bosvogeltje, vogelnestje en (zeer zeldzaam) wit bosvogeltje groeien in het bos. Op de mergelbodems van de ENCI-groeve groeit de bruinrode wespenorchis. In de rest van Nederland moet je vooral in laagveengebieden zijn. Rietorchis is hier de meest voorkomende orchidee en tevens een bijzondere, omdat hij maar een klein verspreidingsgebied heeft. De soort komt alleen in Zuid-Engeland en Nederland op grote schaal voor, is in België schaars en komt in Duitsland slechts op een handvol plekken voor. De andere soort van laagvenen, de veenmosorchis, komt in Nederland nog op een paar plekjes voor, maar is onbereikbaar voor de gewone wandelaar. Ook blauwgraslanden en heischrale graslanden zijn orchideeënrijk, met als belangrijke soorten gevlekte orchis en welriekende nachtorchis. In hoogvenen groeit de veenorchis, een zeldzaamheid die momenteel alleen met zekerheid is vastgesteld in de Groote Peel en de Brunssumerheide.

De grijze zeehond is de grootste van de twee zeehondensoorten in Nederland.

Hij komt vooral veel voor in Zeeland en het westelijk Waddengebied.

Zoogdieren

Om zeezoogdieren te zien kun je de zee afspeuren vanaf de kust (bijvoorbeeld vanaf routes 1, 11, 12 of 13 en sites 5 of 9), maar nog beter is het om mee te gaan op een zeevogeltocht (zie pag 444). Groot wild kun je zien op de Veluwe (route 25 en site 44), waar je ook de beste (maar kleine) kans maakt op de wolf. Op otters maak je de grootste kans in de Weerribben-Wieden (route 20). Bevers zijn op meer plekken te vinden (routes 10, 16, 21, 26, 27, 28 en 40 en site 56). Reeën, hazen en vossen kun je overal tegenkomen. Marters zijn goed te zien vanuit een fotohut in Drenthe (zie pag. 446).

Er zijn weinig landen waarin je zoveel zoogdieren aantreft als in Nederland. Dat is deels een ironisch statement – in weinig landen ter wereld is de dichtheid aan mensen, koeien, varkens, katten en honden zo hoog als in Nederland. Maar ook in de zin van wilde zoogdieren doet Nederland het niet slecht. De edelhertenbronst bekijken op de Veluwe is relatief makkelijk, bevers en otters zijn redelijk goed te vinden (in elk geval hun sporen), in veenweiden komt een endemische ondersoort van de noordse woelmuis voor. Verder zijn er een heel scala aan ‘oerdieren’ teruggebracht, zoals wisent en konikpaard. Er valt dus overal iets te beleven.

Zeezoogdieren

De meest bekende zoogdieren zijn de grijze en gewone zeehond. Wie goed oplet, ziet er regelmatig een die de kop boven het zeewater uitsteekt. Op sommige plekken zwemmen ze doodleuk rond in de haven.

De gewone zeehond is algemener op de Wadden, de grijze in de zeearmen van Zeeland. Die laatste is een stuk groter en heeft een forsere snuit. Hij was lange tijd erg zeldzaam als gevolg van overbejaging.

Vanuit de laatste Europese populatie in Schotland is de grijze zeehond na het stoppen van de jacht de Noordzee weer aan het veroveren, waaronder dus de Nederlandse kust. Buiten de Britse eilanden is Nederland dé plek in Europa waar de grijze zeehond het meest voorkomt en het makkelijkst te vinden is.

De Noordzee is eigenlijk te ondiep (en te druk bevaren) voor de meeste walvissen en dolfijnen. De meeste soorten zijn hier ‘dwaalgast’ en dan ziek, gedesorienteerd en uitgeput. De meeste spoelen niet lang nadat ze gespot zijn aan, om vervolgens te sterven op het strand. De uitzondering hierop is de bruinvis, een kleine dolfijnachtige. Bruinvissen zijn vanaf het vaste land moeilijker te zien (met uitzondering van de Oosterschelde), maar wie mee gaat op een zeevogeltocht (zie pag 444), ziet ze met enig geluk voor de boot zwemmen. Rustig zeewater is daarvoor overigens essentieel.

Grote grazers

Edelhert en wild zwijn zijn de grootste grazers in Nederland die je vooral op de Veluwe kunt zien. Edelherten komen verder ook voor in de Oostvaardersplassen en het Kempenbroek in Noord-Brabant. Deze verspreiding is niet natuurlijk, maar wordt voornamelijk verklaard door de grenzen die onze wetten ze stellen. Behalve in bovengenoemde gebieden geldt vanwege het risico in het verkeer en schade aan de landbouw namelijk een nulstand – dieren die zich hier bewegen, worden afgeschoten. Ook de populaties van reeën worden bejaagd, maar deze komen wel door heel Nederland voor. De derde hertensoort is het damhert, dat in allerlei natuurgebieden voorkomt, met name op de Veluwe, de Hollandse duinstreek (met name in de Amsterdamse Waterleidingduinen), de Kop van Schouwen in Zeeland en in allerlei gebieden in het oosten van het land. Voor al het grote wild geldt dat je ze het beste in de vroege ochtend of avondschemering kunt zien, als ze zich niet verstoppen voor de dagelijkse drukte.

Schotse hooglanders worden veel ingezet als natuurlijke begrazers van heidevelden en graslanden.

Roodkeelduikers trekken in grote aantallen langs de Nederlandse kust. Een klein aantal overwintert ook en is dan te vinden in de mondingen van zeearmen, zoals ibij de Brouwersdam (route 11).

en half mei maak je kans op grote aantallen langstrekkende dwergmeeuwen. Vooral bij aanlandige wind, en zeker na stormen, worden deze vogels naar de kust geblazen. De uren en dagen na aanlandige (herfst)stormen zijn dan ook dé momenten om op zoek te gaan naar de zeldzaamheden van de zee. In tegenstelling tot de ‘echte’ zeevogels willen kustvogels het land graag in zicht houden. Dit maakt de kans ze te zien een stuk groter. Een deel van deze kustvogels broedt op de kwelders of zandplaten, maar jaagt op zee. Meeuwen en sterns zijn hier voorbeelden van. Deels zijn dit gewonere soorten als kleine mantelmeeuw en stormmeeuw, maar ook zeldzamere soorten zoals dwergstern en noordse stern. De winter is de beste tijd voor kustvogels. De vogels uit het noorden verzamelen zich dan op luwe plekken waar veel voedsel beschikbaar is, zoals bij de Brouwersdam (route 11). Topsoorten zoals roodhalsfuut, kuifduiker, geoorde fuut, roodkeelduiker, middelste zaagbek, alk en zeekoet zijn er dan vaak goed te zien. Met wat meer geluk kun je ook parel- en ijsduiker, ijseend of een zeldzaamheid als zwarte zeekoet aantreffen. Tussen stenen pieren of dijken kun je steenlopers en paarse strandlopers vinden.

Vogels van de duinen

Het is moeilijk om aan vogels van duinen te denken zonder af te dwalen naar vroeger tijden, toen de duinen veel opener waren. Destijds broedden er grielen, velduilen, blauwe en grauwe kiekendieven, duinpiepers, paapjes en tapuiten. Deze soorten maakten hun nesten op of in de grond. Door stikstofdepositie, bosaanplant (zie pag 101) en het verdwijnen van konijn uit de duinen (zie pag 29) hebben veel duinen hun open karakter verloren. Daarnaast namen vossen sterk in aantal toe. Veel van de zeldzame grondbroeders zijn hierdoor verdwenen.

Ondanks deze veranderingen zijn de duinen nog steeds een belangrijke plek voor vogels. Soorten van struwelen, ruigtes en bossen, die ook elders in Nederland voorkomen, zijn juist toegenomen, zoals sprinkhaanzanger, roodborsttapuit en blauwborst. Recent is de toename van roodmus, een hoofdzakelijk Oost-Europese vogelsoort die overwintert in India. Inmiddels zijn langs de hele kust broedgevallen vastgesteld. De toename is voornamelijk te danken aan verbeterde overlevingskansen in het overwinteringsgebied.

De binnenduinrand is een van de beste plekken om in het voorjaar een nachtegalenconcert te bewonderen. Nachtegalen zijn normaal gesproken erg lastig te vinden, maar het Nederlandse duingebied vormt hierop een aangename uitzondering. Hier is het niet zeldzaam om een nachtegaal open en bloot in de top van een struikje te zien zingen. Verder zijn de open duingraslanden de enige plek waar tapuit nog broedt in Nederland, al zijn de aantallen hard achteruit gegaan door het verdwijnen van de konijnen. Duinplassen, zoals het Quackjeswater in Zuid-Holland en De Geul op Texel, zijn belangrijke broedplaatsen van de lepelaar. De broedkolonie in De Geul is zelfs de grootste van Noord-West Europa. Langs duinmeren broeden meer vogels: bruine kiekendief, baardmannetje, krooneend (in Zuid-Holland), dodaars en geoorde fuut behoren tot de typische soorten. Een andere reden om de duinen te bezoeken is vanwege de grote hoeveelheden trekvogels, en dan met name zangvogels. Ze volgen de duinen op weg naar het zuiden, en gebruiken het struikgewas als veilige plek om bij te komen of te schuilen bij slecht weer. Welke soorten het precies zijn, is ieder jaar weer anders. Het ene jaar zijn de bosjes gevuld met duizenden goudhaantjes, het volgende moment zit er in iedere top een koperwiek. Jaarlijks worden er ook een aantal zeldzame doortrekkers gezien, zoals bladkoning en beflijster gezien. Tot slot zijn voor vele dwaalgasten de duinen het eerste wat ze zien na een lange tocht over zee, of het laatste stukje land voor diezelfde eindeloze zee. Moe strijken ze dan neer in het eerste (of laatste) bosje dat ze zien. Dit is vaak op landpunten die uitsteken in zee, zoals de Tuintjes op de noordpunt van Texel (zie punt 8 op route 1) en de Maasvlakte (site 9 op pag. 272). Deze plekken staan dan ook bekend om de vele onverwachte dwaalgasten.

Bijzondere soorten van de duinen

Jaarrond: dodaars, kruisbek, fazant

Zomergasten: tapuit, roodborsttapuit, nachtegaal, roodmus (zeldzaam), krooneend, lepelaar, geoorde fuut, nachtzwaluw, wespendief, bijeneter (zeldzaam), sprinkhaanzanger, bruine kiekendief, boomleeuwerik, blauwborst

Doortrek / winter: morinelplevier (zeldzaam), beflijster, bladkoning, klapekster, velduil, blauwe kiekendief, paapje, goudhaantje, koperwiek, kramsvogel, tal van schaarse doortrekkers en dwaalgasten

De nachtegaal is een tamelijk algemene broedvogel in de Hollandse duinen. Deze beroemde zanger laat zich, in tegenstelling tot in het binnenland, soms uitstekend zien als hij bovenop een struik zijn lied zingt.

De waterral is perfect aangepast aan een leven tussen de dicht op elkaar staande rietstengels. De Engelse uitdrukking ‘thin as a rail’ verwijst naar het slanke postuur van de waterral.

Vogels van zoetwatermoerassen

Over een stam hangt een ringslang. Op de oever groeit een rietorchis en tussen het riet verscholen ligt de sloot, waarin alle levenstadia van de kikker voorbijkomen. Marinus Koekkoek weet het geborgen karakter van het zoetwatermoeras perfect te vatten in het schilderij ‘Sloot en Plas’, dat op vrijwel iedere basisschool te vinden was en waarmee generaties schoolkinderen opgroeiden. Toch ontbreekt er iets cruciaals: de vogels! Dat terwijl ‘sloot en plas’ juist zo’n grote vogelrijkdom hebben. Baardmannetje en kleine karekiet hadden de rietkragen van Koekkoek moeten sieren. De koekoek zelf had overigens ook niet misstaan, omdat die zijn koekoeksei graag in het nest van de kleine karekiet legt.

Nederland is een waterland en de Nederlandse vogelwereld bestaat dan ook voor een groot deel moerasvogels. De oevers en rietkragen bieden beschutting en nestgelegenheid, en het open water is een bron van voedsel. Veel watervogels, zoals eenden en futen, verplaatsen zich dan ook continu tussen oever en open water. De diepte van het water bepaalt vervolgens welke soorten je precies kunt verwachten. In ondiep water zoeken ‘grondeleenden’ (die al zwemmend met hun snavel het water tussen de planten filteren) naar voedsel. Dit zijn veel voorkomende soorten zoals de wilde eend, krakeend en slobeend, maar ook schaarsere soorten zoals zomertaling, die verborgen leeft in de oevervegetatie. In de winter is de pijlstaart een typische grondeleend. Futen en duikeenden zoeken het diepere water op, waar ze duiken naar vis, schelpdieren en waterinsecten. In Nederland komen maar liefst vier soorten futen voor. De fuut en dodaars (de laatste dankt zijn naam aan zijn pluizige achterwerk) zijn het meest wijdverbreid en bezoeken allerlei soorten wateren. De geoorde fuut is schaarser en tref je in ondiepe vennen, duinmeren en in jonge, recent aangelegde moerassen. De roodhalsfuut is een Oost-Europese soort die in Nederland de uiterste westrand van zijn areaal bereikt. Er broeden dan ook maar enkele paren, voornamelijk op Ameland (site 24 op pag. 339) en in Diependal (site 31 op pag 346). Kuifeend en tafeleend zijn algemeen voorkomende duikeenden, die in de winter worden vergezeld door de schaarsere brilduikers, grote zaagbekken en nonnetjes. Zeker voor nonnetje is Nederland, en dan met name het Markermeer (route 4), (nog) een van de belangrijkste overwinteringsgebieden in Noordwest-Europa. Nonnetjes, die broeden in Oost-Scandinavië en Rusland overwinteren in toenemende mate in de

Oostzee, omdat deze met klimaatverandering steeds vaker ijsvrij blijft. Andere viseters van zoetwatermoerassen zijn de visarend, reigers en sterns. In de zoetwatermoerassen komen andere sterns voor dan langs de kust (pag. 144). Alleen de visdief kun je overal aantreffen, zolang er maar vegetatieloze plekken in de buurt van water zijn. Soms maken ze hun nest zelfs op platte daken van industrieterreinen! Daarnaast broeden er in het rivierengebied en in sommige laagveenmoerassen zwarte sterns. In tegenstelling tot de visdief heeft deze soort drijvende vegetatie nodig om zijn nest op te maken. Helaas is de hoeveelheid drijvende vegetatie in Nederland sterk afgenomen door watervervuiling, de invasieve Amerikaanse rivierkreeft en het hanteren van een lage waterstand voor de landbouw. Hierdoor hebben deze soorten het lastig. Met behulp van drijvende vlotjes wordt de populatie geholpen. Heel bijzonder is daarnaast het voorkomen van twee andere ‘moerassterns’ – de witwang- en de witvleugelstern. De eerste is een zuidelijke soort en de tweede een oostelijke. Beide komen nog niet zo lang en in jaarlijks wisselende aantallen voor, vooral in de jonge moerassen bij Groningen (route 16). Reigers jagen het liefst vanaf de waterkant, hoewel ze wel weer voorkeuren hebben voor het soort waterkant. De blauwe reiger is de meest algemene soort en kan in veel verschillende habitats jagen. Ze staan soms plompverloren in een weiland om muizen te vangen. Ook grote zilverreiger, een opvallende nieuwkomer uit het oostelijke Middellandse Zeegebied, jaagt op deze manier. De purperreiger, een zuidelijke soort die in Nederland de noordgrens van zijn areaal bereikt, is een typische soort van laagvenen. Echte rietreigers zijn de roerdomp en het zeldzame woudaapje, die met hun bruine kleuren helemaal wegvallen tussen de rietstengels. Het woudaapje is ook een Zuid-Europese soort waarvan de aantallen, na een sterke afname in de vorige eeuw, de laatste jaren weer iets toenemen. Een andere zeldzaamheid, de kwak, komt voor in Zeeland en Amsterdam en jaagt het liefst vanaf verborgen boomstammen die dicht over het water hangen. De koereiger is een nieuwkomer. Na enkele decennia waarin

Een uitzonderlijk tafereel: een roerdomp zwemt stilletjes een sloot over naar een rietveld waar zijn of haar partner een nest aan het bouwen is (boven).

De Cetti’s zanger heeft een uitzonderlijke opmars gemaakt. Deze van oorsprong ZuidEuropese vogel broedt algemeen in de Nederlandsse moerassen (onder).

Het prachtige baardmannetje is van alle moerasvogels wel het meeste gebonden aan uitgestrekte rietlanden (boven).

De watersnip (onder) is vooral op doortrek en in zachte winters vaak te zien.

deze soort regelmatig in Nederland op bezoek kwam, heeft hij zich in 2024 echt gevestigd. Dit geldt nog niet voor de zwarte ibis, maar ook deze soort wordt steeds vaker waargenomen, waaronder parende vogels en ibissen die met nestmateriaal slepen. Gezien de explosieve toename in Spanje en Frankrijk is het goed mogelijk dat de soort ook in Nederland zal gaan broeden. Reigers vormen (vaak gemengde) broedkolonies in nabijgelegen wilgenbossen en wilgenstruweel. Blauwe reiger komt voor in de meeste, en wordt lokaal vergezeld door andere soorten. Ook aalscholvers en lepelaars bouwen hun nesten in de wilgen. Beide soorten waren in de jaren zeventig bijna uit Nederland verdwenen. Er waren respectievelijk nog maar twee en drie broedkolonies over. Sindsdien zijn beide soorten, mede dankzij het verbod op vervolging en het bestrijdingsmiddel DDT, spectaculair toegenomen en zijn er kolonies in de duinen, het laagland en het rivierengebied. Zeker voor de lepelaar is Nederland bijzonder. Nederland vormt een van de drie belangrijkste kernen van lepelaars in Europa (naast Spanje en het Hongaars-Roemeense laagland). Dankzij de uitbreiding van de lepelaar in Nederland, is hij ook in Engeland, Duitsland en Denemarken gaan broeden.

Ook zijn de moerasbossen belangrijke broedplaatsen voor zeearend en (in de Biesbosch) visarend, waarvoor eenzelfde verhaal geldt als lepelaar en aalscholver, maar dan met een omgedraaide migratiegeschiedenis: de soorten bereikten Nederland nadat de populaties in Noorden Midden-Europa groeiden door verminderd pesticidengebruik en een verbod op het doden van deze roofvogels. De zeearend broedde voor het eerst in Nederland in 2006 en is inmiddels verspreid door het hele land; de visarend broedde de eerste keer (succesvol) in 2016 en is (‘as we write’) bezig zich vanuit bolwerk Biesbosch verder door Nederland aan het verspreiden. Daarnaast zijn moerasbossen ook aantrekkelijk voor kleinere vogels. Wilgenbomen zijn ook de plek waar buidelmezen hun nest maken, hoewel de soort nog maar sporadisch in Nederland broedt. Daarnaast zijn ook grauwe vliegenvanger, Cetti’s zanger en matkop typische soorten van natte bossen.

De meeste grote wateren zijn omzoomd met dikke rietkragen. Tussen het riet leven, naast eerdergenoemde reigers, rallen en hoenders. Naast het algemene waterhoen, dat de rietkraag nog af en toe uitkomt, zijn dit waterral, porseleinhoen (zeldzaam), klein waterhoen (zeer zeldzaam) en kleinst waterhoen (nog zeldzamer). Voor alle geldt dat je ze zelden ziet. Daarnaast zijn uitgestrekte rietvelden het terrein van de ‘kbv’tjes’; de kleine bruine vogeltjes. Kleine karekiet, rietgors, rietzanger, snor, sprinkhaanzanger, bosrietzanger, Cetti’s zanger en de zeldzame grote karekiet vallen vooral op door hun zang, en niet zozeer door hun fijngetekende, maar overwegend bruine verenkleed. Niet zo gek, omdat deze bruine kleur ze perfect camoufleert in het riet. Toch zijn er een aantal soorten die wel met hun veren pronken. Blauwborst, rietgors en baardmannetje zijn prachtige vogels van rietlanden. Overigens zoekt ieder van deze vogels zo zijn eigen specifieke deel van het rietland op. Grote en kleine karekiet, snor, rietzanger en rietgors zijn het sterkst aan grote, eenvormige rietvelden gebonden, waarbij de zeldzame grote karekiet het door golfslag zeer sterke waterriet (riet aan de waterkant) prefereert. Blauwborst en Cetti’s zanger houden van rietruigtes waar ook wat wilgenstruiken te vinden zijn. Ruige vegetatie met hoge kruiden en struiken zijn het domein van sprinkhaanzanger en bosrietzanger. Slikkige randjes met verspreidde vegetatie zijn de plek waar steltlopers hun voedsel zoeken. Tijdens de trek zijn dit groenpootruiter, watersnip, tureluur, grutto, kleine plevier, goudplevier, kievit, bosruiter (schaars),

Bijzondere soorten van zoetwatermoerassen

Jaarrond: geoorde fuut, fuut, dodaars, aalscholver, blauwe reiger, grote zilverreiger, koereiger (zeldzaam), roerdomp, krakeend, slobeend, tafeleend, krooneend (lokaal), kuifeend, knobbelzwaan, waterral, waterhoen, kievit, witgat, zeearend, ijsvogel, baardman, Cetti’s zanger, rietgors

Zomergasten: roodhalsfuut (zeldzaam), zomertaling, lepelaar, ooievaar (steeds vaker ook in de winter), woudaapje (zeldzaam), purperreiger, kwak (zeldzaam), visarend, bruine kiekendief, porseleinhoen, klein waterhoen (zeldzaam), kleinst waterhoen (zeer zeldzaam), kleine plevier, kluut, steltkluut, tureluur, Temmincks strandloper (schaars), watersnip, visdief, zwarte stern, witwangstern (schaars), witvleugelstern (zeldzaam), koekoek, snor, rietzanger, bosrietzanger, kleine karekiet, grote karekiet (zeldzaam), blauwborst, sprinkhaanzanger, grauwe vliegenvanger, matkop, spotvogel, tuinfluiter, buidelmees (zeldzaam), braam-sluiper, grasmus, roodborsttapuit, nachtegaal

Doortrek/winter: wintertaling, nonnetje, brilduiker, grote zaagbek, smient, pijlstaart, topper (kustwateren), goudplevier, oeverloper, groenpootruiter, grauwe franjepoot (schaars), kemphaan, bosruiter, bokje, kleine zwaan, wilde zwaan, toendrarietgans, brandgans, rotgans, kleine rietgans, blauwe kiekendief, ruigpootbuizerd (schaars)

CROSSBILL GUIDES FOUNDATION

Het kleine, vlakke Nederland aan de Noordzee heeft veel aan natuur te bieden. Uitgestrekte moerassen, wadplaten, rivieren en wateren trekken vogels uit heel Europa. Het zachte winterklimaat en de voedselrijke bodems zijn ideaal voor talloze soorten. Eeuwenlange samenwerking tussen mens en natuur heeft bovendien unieke landschappen gevormd, die je nergens anders vindt. Een rijke flora en fauna heeft in deze landschappen een plek gevonden.

Deze gids bekijkt de Nederlandse natuur vanuit internationaal perspectief. Wat maakt dit lage land zo bijzonder? Welke vogels, planten en vlinders vind je juist hier? En vooral: waar en wanneer kun je dit allemaal bekijken? Met dertig uitgebreide fiets- en wandelroutes en zestig extra locaties ontdek je de Nederlandse natuur. Zodat je nooit meer hoeft te verzuchten dat Nederland geen natuur meer heeft.

• De reisgids die u informeert over wilde bloemen, vlinders, vogels en andere diersoorten

• Routes, informatie over ecotoerisme en observatietips

• Beschrijvingen van het landschap, de geologie en de ecologie

Uitgebreid en beknopt tegelijkertijd. Wie dit boek als natuurreisgids neemt, volgt niet alleen prachtige routes, maar leert ook enorm veel over de Nederlandse natuur.

Caspar Janssen

schrijver en journalist voor o.a. De Volkskrant

Lezend in dit vlot geschreven boek krijg ik de onbedwingbare neiging mijn fiets of wandelschoenen te pakken en erop uit te gaan.

Koos Dijksterhuis

schrijver en journalist voor o.a. Trouw

– IF YOU WANT TO SEE MORE

Nederland

DEEL 2 • ROUTES

30 ROUTES

Routes in West-Nederland

Waddenzee

IJsselmeer

Noordzee

Oosterschelde Grevelingenmeer

Westerschelde

Onder West-Nederland verstaan we min of meer de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Zeeland. We volgen niet helemaal de provinciegrenzen, omdat het soms logischer is om gebieden langs de provinciegrens mee te nemen met de dichtbijgelegen natuurgebieden in de andere provincie. West-Nederland is verreweg het drukst bevolkte gedeelte van Nederland. Misschien is het daarom verrassend dat juist hier zoveel gebieden van internationale betekenis liggen. Texel, de Oostvaardersplassen, de Markerwadden, Waterland, de Biesbosch, het Naardermeer en delen van de Zeeuwse Delta hebben of verdienen internationale faam. Een groot deel van de Nederlandse duinstreek valt in deze zone (routes 1-3, 8 en 12; sites 2, 3, 6, 10 en 11). Verder liggen veel van de bijzondere laagveengebieden in het westen van Nederland (routes 4, 7 en in mindere mate ook 1 en 12, plus sites 8 en 15). Tot slot zijn de estuaria, kustlagunes, zoutmoerassen en wadplaten belangrijke landschappen in het westen van Nederland (routes 1, 4, 5, 6, 11 en in mindere mate ook 12, plus sites 1, 3, 5, 9, 11, 13, 14, 16 en 18). Met de Biesbosch (route 10) ligt ook het belangrijkste Nederlandse zoetwatergetijdegebied en grootste riviermoeras binnen de grenzen van

ROUTE 1: TEXEL

1-3 DAGEN

Het grootste en internationaal beroemdste Waddeneiland. Spectaculaire vogelwereld, rijke flora, schitterende duinen en historische polders. Groot aantal hoogwatervluchtplaatsen en kustvogelkolonies (grote vogelconcentraties).

Landschappen: polder, kwelder, kreken, rietvelden, duinen en duinvalleien Kenmerkende soorten: brede orchis, harlekijn, teer guichelheil, lamsoor, zeealsem, brandgans, rotgans, lepelaar, grote stern, dwergstern, goudplevier, kluut, bruine kiekendief, ruigpootbuizerd, grutto, rosse grutto, regenwulp, wulp, blauwborst, duinparelmoervlinder, kleine parelmoervlinder, heivlinder

Texel is het bekendste Nederlandse Waddeneiland en zelfs door Lonely Planet opgenomen in de top 10 van mooiste bestemmingen in Europa. Ook als vogelkijkbestemming geniet het, samen met de Oostvaardersplassen, internationale roem. Het meest westelijke van de Waddeneilanden heeft schitterende duinen en stranden, oude polders met historische kreken, wadplaten, prachtige dorpjes en vooral heel veel vogels. Het is net wat anders dan de andere Nederlandse eilanden. Niet alleen is het groter en makkelijker te bereiken dan de andere eilanden; het wijkt ook geologisch af, omdat de kern van het eiland bestaat uit een glaciale stuwwal (zie pag. 16) en daarom een licht glooiend karakter heeft.

De vuurtoren op de noordpunt van Texel.

De onderstaande beschrijving is, in tegenstelling tot de andere routes in dit boek, geen beschrijving van punt naar punt, maar een serie locaties. Je kunt ze op iedere gewenste manier aan elkaar kunt knopen, al naar gelang je interesses. Je kunt zo ook rekening houden met het getijde, dat veel effect op de verspreiding van de vogels over het eiland heeft (zie pag. 140).

Toegankelijkheid en reistijd Texel is het hele jaar door interessant. Het beste vogelseizoen loopt van midden augustus tot begin juni, terwijl de flora en insectenfauna op zijn best is van half mei tot midden augustus. Texel bereik je met de veerboot vanaf Den Helder, die weer gemakkelijk met trein en bus te bereiken is. De boot doet er slechts een kwartier over (zie teso.nl), wat het in principe mogelijk maakt om Texel vanuit het Noord-Hollandse vasteland ook voor een dagje te bezoeken, al is tenminste 1 overnachting aan te raden om het eiland ook een beetje te verkennen. Je kunt de auto meenemen op de veerboot, maar makkelijk is het om een fiets te huren bij de veerbootterminal op het eiland.

De Petten vormen een complex van brakwaterplassen en liggen twee kilometer van de veerbootterminal. Dit is een typische hoogwatervluchtplaats – een gebied dat steltlopers opzoeken wanneer de wadplaten zijn ondergelopen bij hoogtij. Als het water weer zakt, zoeken de meeste het open wad weer op, al blijven er altijd voldoende achter om deze plek permanent interessant te houden. Typische vogels hier zijn lepelaar, bergeend, goudplevier, zilverplevier, bontbekplevier,

wulp, regenwulp, grutto, rosse grutto, kluut, bonte strandloper, tureluur, groenpootruiter, zwarte ruiter. In de winter zijn smienten, pijlstaarten, brandganzen en rotganzen te vinden.

De Petten zijn te overzien vanaf het weggetje Molwerk (GPS: 53.010361, 4.755694). Aan de andere kant van de weg ligt de Mokbaai (volgende punt).

De Mokbaai in het zuiden van Texel is een van de beste plekken voor wadvogels op Texel, en ligt niet ver van de veerbootterminal. Hierdoor is deze plek ook uitstekend als je maar een dagje op het eiland bent. Het is een brede getijdebaai waar zowel tijdens hoog als laag water veel vogels te vinden zijn. Wanneer het tij laag is, zijn ze dichter bij de monding van de baai te vinden en tijdens hoogwater kruipen ze de hogere delen op. Het is een perfecte plek voor lepelaars, bergeenden en alle soorten stelt- en strandlopers. In de zomer vliegen er grote stern, visdief en soms ook dwergstern en er worden regelmatig dwaalgasten gezien.

De Mokbaai is het beste te overzien vanaf de weg die aan de zuidkant langs het water loopt (Mokweg; GPS: 3.005361, 4.750917).

De Horsmeertjes en Kreeftepolder. Vanaf het parkeerplaatsje aan de Mokweg (zie bovenstaande punt, loopt een wandelpad de duinen in naar de Horsmeertjes. Volg dit pad iets verder en je komt bij de Kreeftepolder en de daarachter liggende strandvlakte. Alle drie zijn schitterende plekken. Allereerst de Horsmeertjes – dit zijn twee grote duinmeren waarop met name in de winter een groot scala aan eenden te vinden is (berg-, slob-, kuif-, krak- en tafeleend, smient, wintertaling, brilduiker en nonnetje). Er jagen regel-matig slechtvalken en in het najaar komen er vaak

De grootste lepelaarkolonie van Nederland is op Texel. Bergeenden op het wad bij laagtij.

ROUTE 3: KALKRIJKE DUINEN BIJ CASTRICUM

43 KM

!Toegangsticket verplicht, ter plekke verkrijgbaar

Primaire duinvallei

bij Egmond aan Zee.

Afwisselende fietstocht door duingraslanden en -bossen, en droge en natte duinen. Kalkrijke duinen met rijke flora.

Landschappen: eiken-, beuken en dennenbos, duingrasland, natte duinvallei Kenmerkende soorten: nachtsilene, oorsilene, kegelsilene, walstrobremraap, bitterkruidbremraap, mosbloempje, kandelaartje, parnassia, veldgentiaan, pijpbloem, gewone vleugeltjesbloem, kuifhyacint, hondskruid, rietorchis, vleeskleurige orchis, blauwborst, gekraagde roodstaart, rugstreeppad, duinparelmoervlinder, bruine eikenpage

De duinen bij Castricum zijn, in tegenstelling tot de duinen bij Bergen, kalkrijk (zie pag 24). Dit is met name te merken in de flora. De duingraslanden staan vol wilde bloemen, waaronder zeldzame planten waar de duinen bekend om staan zoals hondskruid en pijpbloem. De fanatieke botanicus gaat op zoek naar nacht-, oor- en kegelsilene. In de diep ingesleten duinvalleien, waar de zoetwaterbel onder de duinen aan het oppervlak komt, groeien riet- en vleeskleurige orchis, moeraswespenorchis, parnassia en de in Nederland tot de duinen beperkte slanke gentiaan en veldgentiaan.

De duinen zijn niet alleen landschappelijk en vanwege de flora aantrekkelijk. Onderweg zijn nog genoeg andere leuke soorten te vinden. Zo zijn de natte duinvalleien uitstekende plekken om blauwborsten te zien, en de zandige, open en natte stukken zijn uitermate geschikt voor de beschermde rugstreeppad.

Startpunt: Station Castricum. Fiets vanaf de parkeerplaats aan de westkant van het station richting het noorden en sla linksaf de Geversweg op richting Egmond. Iets verderop kom je aan je rechterhand een ticketmachine tegen waar je een dagkaart kunt kopen (€2,- in 2024).

Het gebied net voorbij de ticketmachine is onderdeel van een natuurontwikkelingsproject; de Zanderij. Hier probeert beheerder PWN een klein stukje van het ‘Oer-IJ’ landschap te laten herleven (vroeger stroomde de IJ hier in zee). In de praktijk ontstaat een mooi moerasstuk met opwellend duinwater aan de binnenduinrand, waar rietorchissen bloeien en kleine karekieten zingen in de rietkraag. Wie weet hoe het zich de komende jaren ontwikkelt!

Volg de Geversweg naar rechts en fiets deze helemaal door tot het einde, sla daar rechtsaf richting het bezoekerscentrum, dat je na 900m tegenkomt aan je rechterhand.

Bezoekerscentrum de Hoep is recentelijk gerenoveerd, en heeft een gratis tentoonstelling over het duingebied en buiten een selectie aan duinlandschappen in het klein, met veel wilde planten. Het is een ideale plek om alvast achtergrondkennis op te doen over de plekken die je langs de route in het groot gaat zien. De Hoep is geopend tussen 10:00 en 17:00.

De blauwborst broedt in struikjes aan de rand van natte duinvalleien (rechts). De kleine steentijm is een kleine maar aantrekkelijke plant van open, kalkrijk zand (onder).

Ga verder en sla bij de weg rechtsaf (Zeeweg), om vervolgens de eerste optie linksaf te slaan de weg over, richting fietsknooppunt 25. Na 1,8 km kruist het fietspad een ander fietspad. Parkeer hier de fiets.

3

In juni en juli maak je in de berm van het fietspad dat naar rechts gaat kans om bruine eikenpage te vinden (een nog betere plek vind je op route 2). Hoewel de vlinders een groot deel van hun dag rondom de eikenboompjes vliegen, komen ze vaak nectar drinken op bramen, wilde liguster en jacobskruiskruid.

Vervolg je weg naar fietsknooppunt 25 en vanaf daar richting KP29.

4

Vlak nadat je KP25 gepasseerd bent zie je aan je rechterhand een overblijfsel van de natuurlijke natte graslanden van de binnenduinrand, die op veel plekken plaats hebben gemaakt voor tulpenvelden.

Onder de duinen ligt een grote zoetwaterbel (zie pag. 27), die aan de binnenduinrand het oppervlakte bereikt. Hierdoor is er een permanente aanvoer van schoon, opwellend water en kan er een vegetatie ontstaan vol zeldzame planten. Hoewel je deze graslanden niet mag betreden kun je vele duizenden rietorchissen vanaf het pad makkelijk ontdekken. Let in het voorjaar op nachtegalen die hier en verderop langs het fietspad uitbundig kunnen zingen.

Fiets door naar KP29 en daarna KP30. Vlak voordat je KP30 bereikt zie je aan je linkerhand een parkeerplaats. Zet hier de fiets neer en neem het wandelpad aan de zuidwestelijke kant van de parkeerplaats.

Het pad leidt door een kalkrijk duingrasland steil omhoog naar een uitzichtpunt, dat tijdens de bloeipiek doet denken aan een weelderige alpenweide. Naast algemene(re) soorten staan hier drie zeldzaamheden; oorsilene, bitterkruidbremraap en wondklaver. Deze soorten zijn sterk gekoppeld aan het zeedorpenlandschap (zie pag 32); ze groeien met name op stukken waar de bodem af en toe verstoord wordt.

Fiets terug naar KP29. In de nazomer is het het waard om even rechtsaf te slaan, richting zee. Na 1,2 kun je te voet linksaf de Velowseweg op.

Dit wandelpad (niet toegankelijk van 1 maart t/m 1 juli i.v.m. broedseizoen) loopt door de natte duinvallei net achter de ‘witte duinen’ – de duinen die met veel kalkrijk zand vanaf de zee overstoven worden. Het is een van de beste plekken om in juli en augustus veld- en slanke gentianen te zien, die er allebei groeien. Hoewel ze veel op elkaar lijken, zijn ze goed uit elkaar te houden; veldgentiaan heeft bloemen met vier bloemblaadjes, slanke gentiaan bloemen met vijf. Verder zijn hier ook parnassia, moeraswespenorchis en tal van andere bijzondere planten te vinden.

Boven Noordwijk groeit het hondskruid, een in Nederland zeldzame orchideeënsoort.

De vogelkijkhut ‘Boetje van onze Kees’ kijkt uit over een waterplas waar vaak eenden, dodaars en soms ook lepelaars te zien zijn. Let hier ook op rugstreeppadden.

Ga terug naar KP29 en sla rechtsaf, richting 25. Ga verder naar KP14 en steek daar over richting KP34. Houdt bij de volgende splitsing rechts aan (nog steeds richting KP34).

Natuurbescherming in de duinen gaat vandaag hand in hand met waterwinning (zie pag 32), en de natuurbeheerders in de duinen zijn vaak ook waterbedrijven. Dit komt omdat duinen zoet water filteren en opslaan, wat een waterbedrijf als PWN dan weer graag wint. De waterwinning gaat samen met natuurbeheer. Langs deze infiltratiebekkens groeit dan ook een bijzondere flora. De bermen staan vol met grote ratelaar en vleeskleurige orchis, terwijl er in het riet kleine karekieten en blauwborsten zingen.

Sla op de volgende kruising links af, en parkeer de fiets na 250 meter, waar een pad het zweefvliegveld op loopt.

Dit pad loopt door een prachtig stuk droog, kalkrijk duingrasland. Naast wederom bloemrijke velden met algemene soorten, groeit er mosbloempje op het pad (een van de kleinste plantjes van Nederland), en walstrobremraap tussen het geel walstro. Dit is ook een van de beste plekken voor duinvlinders in de zomer, wanneer kleine en duinparelmoervlinder, heivlinder en kommavlinder gevonden kunnen worden.

Keer terug naar de fiets. Iets verderop langs het fietspad ligt het ‘Boetje van onze Kees’, een vogelkijkhut die uitkijkt over het Hoefijzermeer. Vanuit de hut maak je kans op ijsvogel, waterral en lepelaars, en in het trekseizoen is het een goede plek voor eenden (meestal de algemenere soorten).

Je kunt er voor kiezen de route in te korten door het fietspad verder te volgen, links en vervolgens rechtsaf te slaan (zie kaart). Voor de lange route keer je terug en ga je op de kruising linksaf verder richting fietsknooppunt 34. Na 1,7 km sla je linksaf, opnieuw richting KP34.

Net nadat je een wildrooster passeert kun je door een klaphek aan je linkerhand het Noorddorpervlak opwandelen. Als je een klein stukje het pad afloopt kom je door stukken pioniersvegetatie met

kegelsilene, mosbloempje, kandelaartje en vleugeltjesbloem. Daarnaast is het een goede plek om rugstreeppad te vinden, en kun je blauwborst aantreffen, zingend in de struiken.

Sla bij KP34 rechtsaf richting KP97 en Wijk aan Zee. Gedurende 4 km blijf je deze richting volgen, en fiets je door een afwisselend landschap met stukjes duingrasland en duinbos. Hoewel het lastig is specifieke stoppunten te beschrijven, is het de moeite waard goed rond te blijven kijken en af en toe eens af te stappen. Zo vonden wij bijvoorbeeld blauwborst, nachtsilene en lathyruswikke. Vlak voordat je Wijk aan Zee bereikt, parkeer je de fiets bij een klaphek aan je rechterhand. Het pad heet de Slingsweg (GPS: 52.498972, 4.600917).

Deze voormalige akkers staan vol met ossentong. Deze soort is hier terechtgekomen doordat de zaden volop gestrooid werden voor de fazanten, hier uitgezet voor de jacht. Inmiddels gebeurt dit niet meer, maar ossentong houdt knap stand. Tussen de duizenden ossentongen is de echte topsoort hier hondskruid, een subtiele roze orchidee die in Nederland met name in de duinen voorkomt.

Keer terug en volg telkens Castricum (aangegeven op de rode paddenstoelen) om terug te keren naar het startpunt.

Oorsilene (links) en veldgentiaan (rechts) zijn twee bijzondere planten van de duinen ten zuiden van Egmond-aan-Zee.

Het idyllische land-

ROUTE 17: DRENTSCHE AA

2,7 KM – 5,5 KM – 6,5 KM

Zeldzaam intact beekdallandschap – het fraaiste van Nederland en een van de mooiste van zijn soort in Europa.

Prachtige esdorpen.

Rijke flora en fauna – duizenden brede orchissen en weidebeekjuffers.

Landschappen: beekdalhooilanden, loofbos, heidevelden, kleinschalig boerenland Kenmerkende soorten: koningsvaren, dotterbloem, lavendelheide, brede orchis, ooievaar, wespendief, slangenarend (schaars), boomvalk, paapje, wielewaal, grauwe klauwier, geelgors, adder, oranje zandoog, groentje, weidebeekjuffer, beekrombout

Het Nationaal Park Drentsche Aa is het schoolvoorbeeld van een laaglandrivierdal. De Drentsche Aa is een kleine rivier die kronkelt door brede, venige vallei in een zwak glooiend landschap. Langs het riviertje en haar vele zijstroompjes liggen bloemrijke hooilanden, vennen, natte en droge heidevelden, elzenbroekbossen en droge eiken- en beukenbossen – er komen zelfs hoogvenen voor. Nog specialer dan de diversiteit aan ecosystemen is de manier waarop ze op natuurlijke wijze samenhangen. Het landschap van het stroomgebied is vrijwel volledig intact,

schap van de Drentse Aa.

wat de Drentsche Aa een soort hydrologisch, biologisch en cultuurhistorisch openluchtmuseum maakt. Vraag een bioloog om een geïdealiseerd laagland-rivierecosysteem te tekenen en je krijgt een plaatje van de Drentsche Aa. Een onderdeel van dat landschap zijn de traditionele esdorpen – een middeleeuws type nederzetting van verspreide kleine boerderijen rond landbouwpercelen dat zowel idyllisch is als uniek is voor het oosten van Nederland en aangrenzend Duitsland.

Het Nationaal Park is populair bij fietsers, maar wij hebben gekozen voor 3 korte wandelingen die slechts enkele kilometers van elkaar verwijderd zijn. Ze kunnen verbonden worden met de auto of fiets en stellen je in staat om de meeste bezienswaardigheden in één volle dag te zien (of, meer ontspannen, in twee dagen).

De beste tijd voor een bezoek is het voorjaar – mei of juni. Vergeet niet om een van de nabijgelegen 'esdorp'-dorpen Gasteren, Anloo en Taarlo te bezoeken, die allemaal prachtig zijn. Houd er rekening mee dat de Drentsche Aa veel bezoekers trekt en druk kan zijn.

Wandeling 1 – 2,7 km

Startpunt: Parkeerplaats Oudemolen (GPS: 53.050495, 6.644046)

De eerste wandeling maakt een lus in het centrale deel van het rivierdal. De route leidt door natte hooilanden en enkele mooie bossen. Let op: bij hoge waterstanden zijn delen van de route drassig.

Loop terug naar de weg, sla rechtsaf en steek vervolgens de Meester Croneweg over (KP37) en sla linksaf op het

Wie goed oplet, ziet in de juiste tijd van het jaar de beekrombout rondom de Drentse Aa (punt 1).

2

vlonderpad dat evenwijdig aan de weg loopt. Volg de vlonder door het moeras naar links.

De natte hooilanden langs de rivier zijn meteen prachtig, met veel holpijp, echte koekoeksbloem, dotterbloem en brede orchis. Het is nog indrukwekkender als je realiseert dat dit de standaard is voor een groot deel van de rivier – er zijn honderden hectaren van deze zompige graslanden langs de Drentsche Aa. Kijk op de brug over de rivier naar libellen. De zeldzame beekrombout laat zich hier in het voorjaar goed bekijken, net als de vele weidebeekjuffers.

Aan de andere oever neem je het pad dat rechts omhoog langs de akker loopt. Ga vervolgens rechtsaf op de zandweg en neem direct daarna het paadje dat parallel aan de zandweg loopt. Blijf deze alsmaar rechtdoor volgen (dus niet het pad naar rechts over de akker nemen) tot het zich weer bij de zandweg voegt. Volg deze vervolgens tot aan de rivier.

Langs de Drentsche Aa is nog goed te zien hoe zandplateaus, net even hoger gelegen dan de beekdalgraslanden, als droge langgerekte eilanden tussen de verschillende rivierarmen liggen. Dit deel van de wandeling loopt over de drogere zandrug. In het voorjaar kun je hier gekraagde roodstaart, wielewaal, groene specht en grote lijster vinden. Geelgors, boompieper en boomleeuwerik vind je op de heide.

Sla rechtsaf en wandel door het bos langs de beek. Bij KP10 ga je linksaf, de hooilanden in, waar veel brede orchis groeit. Je steekt de rivier over bij de voetgangersbrug iets verderop. Aan de andere kant kruist het pad de weiden naar de weg. Net voor de weg ga je rechts en volg je de vlonder naar het startpunt.

3

Je steekt een groot gebied van natte weiden over, vergelijkbaar maar veel uitgestrekter dan die bij punt 1. Eenmaal aan de andere kant van de beek zie je rechts een paar mooie ooievaarsnesten.

Ga rechtsaf om via het vlonderpad terug naar het startpunt te lopen.

Wandeling 2: Gasterse Duinen en het Anlooër

Diepje – 5,5 km

Startpunt: Parkeerplaats Gasterse Duinen (GPS: 53.042165, 6.656102)

Op de tweede, wat langere wandeling verken je een groot heideveld en de uitgestrekte hooilanden van het Anlooër Diepje, een van de mooiste zijbeken van de Drentsche Aa.

Volg het pad dat vanaf de parkeerplaats in eerste instantie in noordelijke richting langs de weg loopt (paarse markering). Na enkele meters buigt het pad rechtsaf het bos in.

4

Eenmaal aan de andere kant gaat het pad verder op de heide van de Gasterse Duinen, een hoger gelegen zandduinencomplex, gelegen tussen Drentsche Aa en het Anlooër Diepje. Aan je linkerhand ligt een ven, geïsoleerd van beide beken en gevoed door regenwater, waardoor het van nature veel voedselarmer is en andere soorten herbergt. Dit milieu is door de stikstofuitstoot en verdroging een van de meest bedreigde ecosystemen van ons land, en de vennen van het Gaasterense zand behoren tot de weinige waar veel soorten nog te vinden zijn. Zo leven er nog zwarte heidelibel, venwitsnuitlibel en gevlekte witsnuitlibel. Op het droge zand is de kommavlinder, ook zo’n kwetsbare soort, inmiddels verdwenen,

Bruine vuurvlinder (boven) en nachtpauwoog (onder) komen allebei voor op de heidevelden van de Gasterse Duinen (links).

Skrok biedt uitgestrekte weidevogelgebieden vol grutto’s.

28 – Skrok en gruttoland – De Friese weidevogelgebieden

Bij het kleine dorpje Wommels in het hart van Friesland liggen twee weidevogelreservaten die een goedbewaard natuurfotografengeheim zijn. Het eerste gebied, Skrok, is in beheer van Natuurmonumenten, en is te bezichtigen vanaf een smal fietspad dat Wommels verbindt met Easterein (beide mooie terpdorpen). Vanaf dit fietspad zijn in april en mei grote aantallen tureluurs, grutto’s, kieviten, kluten en andere weidevogels te zien. Er is ook een vogelkijkhut, die uitkijkt over een waterplas waar steltlopers en eenden foerageren (GPS: 53.111333, 5.602139).

Niet ver hiervandaan ligt nog een weidevogelreservaat, Skrins, eveneens met vogelkijkhut (GPS: 53.117389, 5.640333).

Aan de andere kant van Wommels ligt een ander weidevogelgebied, dat om twee redenen bijzonder is (Slachte 4; GPS: 53.091917, 5.569500).

Allereerst is het een particulier initiatief van een boer die in zijn beheer speciaal rekening houdt met de behoeften van de weidevogels. Ten tweede omdat de boer een plasdras (ondiepe waterplas) heeft aangelegd met daarin enkele vogelhutten, die speciaal zijn toegericht op vogelfotografie. De opbrengst komt direct ten goede aan dit bijzondere natuurbeschermingsproject, waarbij nog steeds nieuwe hectaren grond worden omgezet tot weidevogelvriendelijk grasland. Van tevoren boeken is noodzakelijk; zie gruttoland.nl

29 – De Leien en Noardlike Fryske Wâlden

GPS: 53.169806, 6.053583; Mienskerwei en GPS: 53.192000, 6.061028; Piter Johanneswei). In het noordelijke deel van de Friese laagveenzone, tussen de steden Drachten en Dokkum, liggen de Noardlike Fryske Wâlden. Uniek in dit landelijke gebied is de dichte en grotendeels intacte collectie elzen- en eikensingels – bomenrijen die de percelen scheiden. Hierdoor heeft dit landschap, in tegenstelling tot grote delen van Friesland, een besloten karakter, vandaar de naam ‘Walden’.

Dit landschap is ontstaan in de Middeleeuwen, toen het gebied in cultuur gebracht werd en de houtwallen dienden als perceelscheiding. In tegenstelling tot grote delen van Nederland, verzetten de boeren zich tegen

de na-oorlogse ruilverkavelingen waardoor het singellandschap grotendeels intact gebleven is. Interessant aan de ‘Walden’ is dat een nieuwe bedreiging in de negentiger jaren juist kwam vanuit de natuurbeschermingswetgeving – nieuwe regels ter bescherming van de bomen maakte dat ofwel de boer, of de singels moesten verdwijnen. Uiteindelijk zijn de regels aangepast, waardoor het huidige landschap bewaard is gebleven, al is de biodiversiteit in het landschap wel achteruitgegaan. Te midden van dit landschap liggen meerdere moerassen en weidevogelgebieden met een fantastische vogelwereld – rietlanden met roerdompen en zwarte sterns en natte hooilanden met grutto’s en andere steltlopers.

Een plek waar zowel het singellandschap als het moerasgebied uitstekend te bewonderen is, is bij het dorp Eastermar, gelegen tussen de meren Burgumer Mar en De Leien. Bij De Leien, net ten zuiden van Eastermar, is een mooie rondwandeling te maken langs de noordoever, met weidevogels, alle mogelijke rietvogels, een kolonie zwarte sterns (uitstekend zichtbaar) en veel eenden in de winter (GPS: 53.166250, 6.057917). Aan de noordkant van het dorp loop je door een intact singellandschap aan de oever van het Burgumer Mar (GPS: 53.186472, 6.058306).

30 – Drents-Friese Wold en

Het Nationaal Drents-Friese Wold ligt op de noordwestrand van het Pleistoceen zandgebied aan de rand van ‘hoog’ en ‘laag’ Nederland. Het is een groot en relatief rustig gebied met esdorpen, uitgestrekte (natte) heidevelden, bossen, heischrale graslanden, beekdalen en zelfs een stukje stuifzand, het Aeckingerzand. Iets ten noordwesten ervan ligt de Dellebuursterheide, beroemd om zijn bijzondere libellen, waaronder de zeer zeldzame oostelijke witsnuitlibel. Deze wordt het meest gezien bij de libellenvlonder bij de Catspoele, waar ook levendbarende hagedis, heikikker, heideblauwtje en ringslang te bewonderen zijn (GPS: 52.963250, 6.153194).

Het Drents-Friese Wold is eigenlijk een meerdaags bezoek waard en leent zich uitstekend voor zowel fiets- als wandeltochten. Er liggen veel vennen in het gebied waar de zeer zeldzame waterlobelia groeit, een icoonsoort voor zwakgebufferde vennen. Een ander hoogtepunt is het uitgestrekte Doldersummerveld (GPS: 52.898500, 6.244056), waar de kraanvogel

De zeer zeldzame maar gestaag toenemende oostelijke witsnuitlibel vliegt in de Dellebuursterheide.

Dellebuursterheide

Diependal is de broedplaats van de zeldzame roodhalsfuut.

broedt, de wielewaal zingt in de bosrand, waar het wemelt van de klokjesgentianen en waar op één na alle reptielensoorten van Nederland te vinden zijn. Ernaast ligt ook het brongebied en bovenstroom van het riviertje de Vledder Aa. Je kunt hier zien hoe een riviertje ontstaat in het veen en zijn weg vindt door het Wapserveld (waar ’s zomers regelmatig een slangenarend te vinden is).

31 – Diependal en Hijkerveld

GPS: 52.916500, 6.446472 In Diependal liggen de oude vloeivelden van aardappelmeelfabriek Oranje, aan de rand van de uitgestrekte heidevelden van het Hijkerveld in Midden-Drenthe. De vloeivelden zijn ondiepe waterplassen die erg aantrekkelijk zijn voor vogels.

Diependal is een van de weinige plekken waar de roodhalsfuut broedt in Nederland. Meerdere paren van deze schaarse, overwegend OostEuropese soort zijn er op de vloeivelden te vinden en vaak ook redelijk goed te observeren. Daarnaast zijn er regelmatig kraanvogel, zeearend, wilde zwaan, zomertaling, wintertaling, ijsvogel en blauwborst te zien, plus visarend tijdens de trektijd.

Wat Diependal extra aantrekkelijk maakt, is de bijzondere vogelkijkhut. Deze staat aan de rand van de vloeivelden en een eind verwijderd van verstorende paden en wegen. De enige manier om bij de hut te komen is via een 170 meter lange ondergrondse tunnel. De vogelhut bevindt zich ‘op de eerste verdieping’; de begane grond is een vogelfotohut, die tegen betaling gereserveerd kan worden (fotohutdiependal.nl)

Diependal ligt ten noorden van het dorp Oranje, tussen de A28 en de N371, iets ten zuiden van Assen. Neem de Zwarte Weg net ten westen van Oranje en parkeer na 900m aan het begin van de Leemweg (GPS: 52.916500, 6.446472). Wandel de Zwarte Weg verder (deze is afgesloten voor verkeer) en aan het einde loop je rechtdoor naar de vogelhut. Als je voor de tunnel het pad naar rechts volgt, kom je nog bij een kijkscherm. Om te wandelen over het Hijkerveld parkeer je aan de Hijkerweg (GPS: 52.910222, 6.519861).

32 – LOFAR

GPS: 52.912292, 6.868923. LOFAR is een moeras- en graslandgebied in het Hunzedal. Het is in 2010 ingericht in een samenwerking met de organisatie Astron, die onderzoek doet naar het heelal. In het drassige landschap ligt een groot aantal antennes, die de kern vormen van een uitgebreid antennenetwerk dat meerdere Europese landen beslaat.

Hoewel in het LOFAR-gebied alles draait om het buitenaardse, is het aardse gedeelte voor bezoekers het meest interessant. LOFAR is namelijk een erg rijk (weide)vogelgebied. In het voorjaar hoor je overal veldleeuweriken zingen, vliegen er veel gele kwikstaarten rond en hoor je de kenmerkende roep van de grutto’s. In de nattere stukken vind je rietvelden waar onder andere blauwborst, bosrietzanger en waterral broeden. Aan de westkant van het gebied (te bereiken via de Achterste Velddijk; GPS: 52.911590, 6.859759), liggen natte graslanden waar kwelwater vanaf de Hondsrug weer aan het oppervlak komt. Er staat veel rietorchis, die vergezeld wordt door onder andere moeraskartelblad en grote ratelaar, allemaal goed zichtbaar vanaf het pad. Met veel geluk kun je hier ook een van de topsoorten van het gebied vinden: de kwartelkoning, waarvan er jaarlijks meerdere broeden. Het gebied ligt iets ten noorden van Exloo. Parkeren kan aan de Regenhamsdijk, bereikbaar via de Buinerweg en Nieuwe Dijk vanuit Exloo (GPS: 52.906805, 6.874250). Vanaf hier kun je met de fiets of te voet een rondje van 9,5 km maken door het gebied, of een op-en-neertje naar de rietvelden die iets minder dan een kilometer verderop liggen.

33 – Bargerveen

Weggestopt in het oosten van Nederland en aan twee kanten geflankeerd door de Duitse grens, ligt het Bargerveen. Het is het laatste substantiële overblijfsel van het ooit uitgestrekte, drieduizend (!) vierkante kilometer grote, grensoverschrijdende Bourtangerveen. De veenwinning stopte hier pas in 1992 en sindsdien is het Bargerveen in bezit van

PRAKTISCHE INFORMATIE

Reizen in Nederland

Er is geen beste manier van reizen in Nederland. Er is een goed openbaar vervoersysteem, maar de gebieden in de periferie zijn toch best moeilijk bereikbaar. In sommige regio’s rijden er weinig tot geen treinen (Zeeland, Friesland, delen van Drenthe) en maar weinig bussen. De auto is dan – los van milieu-overwegingen – een logische keuze, maar heeft als nadeel dat veel weggetjes en dijken voor gemotoriseerd gesloten zijn. Dat maakt op veel plekken de fiets een beter alternatief. Veel landschappen zijn ook nog eens perfect geschikt om te fietsen. Doordat je trager gaat en makkelijk kunt stoppen, zie je meer dan vanuit de auto. Tegelijkertijd ga je een stuk sneller dan lopend, wat ideaal is voor open landschappen, die voor wandelingen wat saai zijn. Vaak zijn de mooiste stukken alsnog alleen te voet bereikbaar, omdat het wandelnetwerk veel fijnmaziger is dan het fietsnetwerk. Ook als je de fiets neemt, kun je alsnog het beste regelmatig afstappen en kleine stukjes lopen. Daarom zijn aan de meeste fietsroutes in dit boek kleine wandelingetjes toegevoegd. Weer andere gebieden zijn uitsluitend te voet of per boot bereikbaar. Kortom, alle vervoermiddelen zijn bij tijd en wijle noodzakelijk, maar de fiets staat toch wel centraal. De meeste bewegingsvrijheid heb je als je een fiets meeneemt in de auto, of de fiets neemt vanaf het treinstation. Voor dat laatste heeft Nederland een perfect en uniek systeem: de OV-huurfiets (zie hieronder). Waar mogelijk beginnen onze fietsroutes dan ook bij treinstations.

Fietsen in Nederland

Het is zo vanzelfsprekend dat je makkelijk vergeet hoe bijzonder het is: vrijwel overal in Nederland liggen aparte, goed onderhouden fietspaden waar je volledig vrij bent en veilig voor langsjakkerend verkeer. De fiets is dan ook het meest gebruikte vervoermiddel in Nederland en wordt, in tegenstelling tot veel omliggende landen, zeker niet alleen voor sport of als toeristisch vervoermiddel ingezet. Ook het gewone van-A-naar-B-verkeer vindt vaak plaats met de fiets. Veel paden en wegen in natuurgebieden zijn uitsluitend met de fiets toegankelijk, waardoor je gemakkelijk diep in de natuur komt, weg van autoverkeer. Dat gaat via een uitgebreid fietsknooppuntennetwerk – een Belgische uitvinding die zo geniaal eenvoudig is dat hij direct in Nederland is geïmplementeerd. In het

fietsknooppuntennetwerk heeft iedere kruising van fietspaden een duidelijk zichtbaar nummer, waardoor je een fietstocht uit kan zetten aan de hand van een paar simpele nummers.

Het rooskleurige plaatje van zalig en zorgeloos door de natuur fietsen is de laatste jaren wel enigszins verstoord door de sterk toegenomen interesse voor wielersport en door te snel rijdende, elektrisch aangedreven fietsen. Hierdoor is het niet alleen drukker op de smalle fietspaden, maar vanwege de snelheid van sommige fietsers ook wat onrustiger en soms zelfs gevaarlijker geworden.

Fietsverhuur

Op alle toeristische plekken in Nederland zijn fietsverhuurpunten. Een snelle zoektocht op internet of google maps (“fietsverhuur + regio”) levert zo een groot aantal hits op. Met name op de Waddeneilanden is de fietsverhuur uitstekend geregeld. Bijna iedere bezoeker pedaalt hier op een huurfiets rond. Naast dat zowat ieder dorp een fietsverhuur heeft, zijn er ook verhuurpunten in de haven waar de veerboot aanmeert. Je kunt je bagage doorgaans laten afleveren bij je accommodatie, zodat je vrij van zware tassen rustig rond kunt fietsen.

Uitermate aantrekkelijk is het verhuursysteem van de NS, de OV-huurfiets. Op de meeste stations zijn voor een schappelijke prijs (€4,65 voor 24 uur in 2025) basic fietsen zonder versnellingen te huur. Dit is ideaal omdat je zo met trein en fiets, dus volledig autoloos, in veel natuurgebieden in Nederland te komen. Tegen een meerprijs (€10,- in 2025) kun je de fiets ook op een ander station inleveren. Inmiddels zijn er ook (beperkt) e-bikes te huren. Voor de actuele beschikbaarheid van OV-fietsen kijk je op ovfietsbeschikbaar.nl

Het nadeel van het NS-systeem is dat het alleen werkt met een persoonlijke OVfietskaart. Voor €7,50 kun je er een krijgen, maar daar gaat wel een aantal dagen overheen. Vanuit het buitenland is dat niet goed van tevoren te regelen, waardoor voor buitenlandse gasten, de OV-fiets meestal geen optie is. Voor meer informatie: ns.nl –> klantenservice –> OV-fiets.

Nationaal Park de Hoge Veluwe (route 25) heeft een gratis fietssysteem. De ‘witte fietsen’ staan klaar bij de drie ingangen. Binnen de grenzen van het park kun je ze gebruiken.

Wandelen

Met name de duinen en de beslotener bos- en heidelandschappen in Hoog Nederland lenen zich uitstekend om te voet te verkennen. Er ligt een dicht wandelnetwerk, waardoor je vrijwel eindeloos kunt verkennen. Ook voor voetpaden is weer een knooppuntennetwerk uitgezet, dat hetzelfde functioneert als het fietsknooppuntensysteem (zie hierboven). Voetpaden zijn over het algemeen uitstekend begaanbaar. Houd er rekening mee dat ze regelmatig door begrazingsgebieden gaan waar paarden en runderen vrij rondlopen. Houd de hond hier aan de lijn – iets dat in veel natuurgebieden verplicht is vanwege de verstoring van wild en broedvogels die loslopende honden veroorzaken. Wees, met name in de zomer, ook alert op teken (zie pag. 450).

Excursies

Veel van de Nederlandse natuur kun je op eigen houtje ontdekken, maar voor sommige niet-te-missen bijzonderheden zul je met een georganiseerde excursie mee moeten. Daarnaast zijn georganiseerde excursies ook leuk en leerzaam. Naast het aanbod van terreinbeheerders als Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten en de provinciale landschappen, zijn er ook enkele commerciële aanbieders (zie kader). Hieronder geven we de bestemmingen aan die een bezoek meer dan waard zijn, en die je uitsluitend met een georganiseerde excursie kunt boeken. De bestemmingen zijn vaak interessant in een specifieke tijd van het jaar. Tot slot kun je besluiten lid te worden van de lokale KNNV-afdeling of vogelwerkgroep (KNNV staat voor de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, een chique term voor de club van natuurliefhebbers). Deze lokale organisaties organiseren regelmatig excursies naar de meest interessante gebieden.

Aanbieders excursies

Natuurorganisaties

Staatsbosbeheer: staatsbosbeheer.nl/uit-in-de-natuur/excursies

Natuurmonumenten: natuurmonumenten.nl/agenda

Landschap Overijssel: landschapoverijssel.nl/eropuit/activiteiten

Landschap Noord-Holland: landschapnoordholland.nl/activiteiten

It Fryske Gea (het Friese Landschap): itfryskegea.nl/activiteiten/

Drents Landschap: drentslandschap.nl/activiteiten

Zuid-Hollands Landschap: zuidhollandslandschap.nl/de-natuur-in

Zeeuwse Landschap: hetzeeuwselandschap.nl/activiteiten

Brabants Landschap: brabantslandschap.nl/activiteiten

Gelders Landschap: glk.nl/agenda

Limburgs Landschap: limburgs-landschap.nl/activiteiten/

Stichtingen en verenigingen

IVN: ivn.nl/natuuractiviteiten/

KNNV: knnv.nl/agenda/

Natuurreisorganisaties

Dagje uit in de natuur: verzorgt (vogel)excursies en vogelfotografie-excursies in heel

Nederland: dagjeindenatuur.nl

Fogol biedt vogel- en natuurexcursies met nadruk op natuurvriendelijk reizen: fogol.nl

Birding Holland biedt uitstekende vogelexcursies en is sterk gericht op het vinden van bijzondere soorten: birdingholland.nl

Limosa Holland Birding richt zich op privé-excursies, vooral op vogels gericht, voor beginners en gevorderde vogelaars: limosahollandbirding.nl

Deltasafari richt zich op vogelexcursies in Zeeland en de Noordzee, vertrekkende vanuit

Zeeland: deltasafari.nl

Hieronder volgt een overzicht van de mooiste natuurexcursies en enkele goede aanbieders.

1 – Zeevogelexcursies

Zeevogels kijken doe je het beste vanaf een boot tijdens de najaarstrek (september-oktober). Enkele excursieaanbieders huren een viskotter en brengen vogelaars de zee op. Door visafval overboord te gooien worden zeevogels aangetrokken. Verschillende soorten meeuwen, jagers, jan van gent en soms ook noordse stormvogel komen achter de boot ‘hangen’ en zijn zo fantastisch te fotograferen. Met wat geluk komt er een pijlstormvogel bij, vliegen er wat alken, zeekoeten en duikers voorbij, en heb je zo een fantastische trip. Birdingholland.nl, deltasafari.nl en dagjeindenatuur.nl hebben het meeste aanbod, maar zoek ook gewoon even op internet.

2 – Hompelvoet

De Hompelvoet is een voormalige zandbank in het Grevelingenmeer (GPS: 51.776139, 3.928833) die vaste vorm kreeg toen de zeearm in 1971 van de zee werd afgesloten. Zoet water verzamelde zich onder het eiland, wat de groei van een bloemrijk duingrasland bevorderde. De topsoort op Hompelvoet is de herfstschroeforchis, een zeer zeldzaam orchideetje dat in spectaculaire aantallen voorkomt – tot wel 45.000 planten! Hij bloeit in eind augustus en september. Een ander hoogtepunt is de massale bloei van een andere zeldzame orchidee, de harlekijn. Deze bloeit in april en de aantallen worden geschat op meer dan 100.000 exemplaren. Andere karakteristieke plantensoorten zijn onder andere parnassia, kleverige ogentroost, krielparnassia, addertong, aardbeiklaver en herfstbitterling.

De Hompelvoet kan alleen bezocht kan worden met een georganiseerde excursie (staatsbosbeheer.nl) en ná 15 augustus vanwege het broedseizoen. Controleer de website ruim van tevoren voor beschikbaarheid.

3 – Bootexcursies de Kreupel

De Kreupel is een kunstmatig eiland in het het noordwestelijk deel van het IJsselmeer. Het werd in 2003 opgespoten met slib uit de verdieping van de vaargeul tussen Amsterdam en het Friese Lemmer. Sindsdien houdt beheerder Staatsbosbeheer het eilandje vrij van vegetatie, zodat het optimaal blijft voor broedvogels van open zandplaten.

De vogels ontdekte de Kreupel al snel. Tegenwoordig huisvest het eiland de grootste aalscholverkolonie van Nederland en broeden er wisselende aantallen zwartkopmeeuwen. Rond 2010 had De Kreupel kortstondig een van de grootste visdievenkolonies van Europa, maar deze zijn weer grotendeels verkast, onder andere naar de Markerwadden.

In de nazomer vormt De Kreupel kortstondig een belangrijke slaapplaats voor zwarte sterns, die vanuit uit heel Europa in het IJsselmeer en de Waddenzee komen opvetten, voordat ze naar West-Afrika vliegen.

Onder andere Fogol en Staatsbosbeheer bieden bootexcursies aan waarbij je rondom De Kreupel vaart.

4 – Wadlopen

Voor zover wij hebben kunnen achterhalen, is het fenomeen wadlopen voorbehouden aan de Nederlandse en Duitse Waddenkust. Dit zijn de enige gebied ter wereld waar je met laag water dwars over de wadplaten van het vasteland naar een eiland kan lopen. Want dat is wat wadlopen is: gebruik makend van het lage tij om over de wad- en slikplaten naar een eiland te lopen. Of naar een op een zandplaat drooggevallen boot, die je dan weer moet bereiken voordat het water weer hoog komt en de boot loskomt. Wadlopen doe je dan ook altijd op de klok. Onderweg passeer je geulen, soms met sterke stroming, die de bottleneck vormen voor de tocht, omdat het water hier als laatste laag genoeg is om over te steken en ook als eerste weer te diep zijn om te passeren. Wadlopen moet je dan ook altijd doen onder begeleiding van een ervaren gids. Wadlopen is een unieke ervaring. Het licht, de ruimte, de wind, de geuren van het wad, de substantie van fijn, glibberig slik naar stevig zand: je kunt erover lezen en je kunt het zien vanaf de Waddendijk, maar je ervaart het pas echt op een wadlooptocht. Dan zie je ook de schelpen, het wier en de wadvogels. Toch ga je niet wadlopen om soorten te kijken; het is eerder het onderdompelen in een totaal onbekende omgeving die het zo bijzonder maakt. Wadlopen trekt vaak mensen met een bepaald soort sportersmentaliteit, waarin de ontbering en de afstand centraal staat. De korte tochtjes zijn dan voor de beginners, maar de lange zijn ‘het echte werk’. Een lange tocht betekent echter ook doorlopen, want het hoogwater komt eraan en dan moet je je eindpunt bereikt hebben. Om echt de tijd te nemen om het wad te ervaren, zijn de kortere tochten dan ook eigenlijk beter.

Er zijn meerdere aanbieders van wadloopexcursies, die je gemakkelijk op internet kunt vinden. De excursies van de Waddenvereniging zijn voor natuurliefhebbers wellicht het meest interessant: waddenvereniging.nl/ontdekken/agenda

5 – Op pad met fluisterboot of kano

Verschillende Nederlandse natuurgebieden nodigen uit om te ontdekken per fluisterboot of kano. Het gaat dan natuurlijk om de natte natuurgebieden, al is zeker niet ieder gebied via het water te bezoeken. De Biesbosch, de laagveengebieden zoals Nationaal Park Weerribben-Wieden, het Wormer- en Jisperveld, de Alde Faenen, de Waddenzee: dit zijn bij uitstek de gebieden waar een tocht per boot echt een meerwaarde heeft. Je zou misschien zelfs kunnen zeggen dat je ze pas echt leert kennen vanaf het water.

Hiermee willen we niet zeggen dat je vanuit de boot altijd meer ziet dan vanaf de wandelpaden of kijkhutten vanaf het land. Een tocht per boot is gewoon een heel andere ervaring, waarin je je veel meer in een gebied onderdompelt. De natuur van de waterkant, zoals veel libellensoorten, ringslangen, sommige vogels en waterplanten, zie je gemakkelijker of van dichterbij dan vanaf de kant. Vanwege de

broedvogel in veel graslanden opduiken maar haalt zijn hoogste dichtheden in het noordoosten (routes 16 en 17). Fazant komt in heel Nederland voor, het meest algemeen in Zeeland en op de Waddeneilanden (routes 1, 11, 12 en 13). Korhoen komt alleen voor op de Sallandse Heuvelrug (site 38).

Duikers Roodkeelduiker is in de winter vrij algemeen, parelduiker is schaars en ijsduiker zeldzaam. Voor alle duikers geldt dat ze meest langs de kust en soms op grote waterplassen in het binnenland te vinden zijn (routes 11 en 12; site 5).

Futen Fuut is jaarrond algemeen in zoetwatermoerassen en zelfs in grachten van grote steden. In de winter komt hij ook in zout water langs de kust voor. Dodaars is jaarrond vrij algemeen. In ondiepe wateren met veel vegetatie. Geoorde fuut is een schaarse broedvogel van duinplassen, zoetwatermoerassen en vennen (routes 8, 16, 18 en 19) en overwintert algemeen in Zeeland (routes 11 en 12). Roodhalsfuut broedt in Diependal (site 31) en Ameland (site 24) en overwintert langs de kust. Kuifduiker is een vrij schaarse overwinteraar, vooral in Zeeland (routes 11 en 12).

Pijlstormvogels, Jan-van-Genten en stormvogeltjes Grauwe en noordse pijlstormvogels en vaal stormvogeltje zijn zeldzaam en worden vooral in de herfst bij harde aanlandige wind langs de kust gezien. Jan-van-Gent is vrij algemeen op zee, met name van augustus tot december (routes 1 en 11, sites 5 en 9).

Aalscholvers Aalscholver is algemeen. Kuifaalscholver is een zeldzame wintergast van de kust, met name in havens en op stenen dammen (routes 11 en 12; site 9).

Ooievaars, flamingo’s, lepelaars en ibissen Ooievaar is algemeen langs de rivieren en in het noordoosten (routes 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 26). Zwarte ooievaar wordt jaarlijks gezien in Nederland, vooral na het broedseizoen langs de rivieren. Een gemengde populatie Chileense en Europese flamingo’s broedt bij Zwillbrocker Venn (site 41), en trekt via de randmeren (route 21) naar routes Zeeland (route 11). Lepelaar broedt vooral in laag-Nederland en verspreidt zich later in het jaar langs de rivieren (routes 1, 10, 11, 12, 13 en 26; en sites 3, 4, 10 en 46). Zwarte ibis wordt steeds vaker gezien in Laag Nederland, maar heeft nog niet gebroed. Reigers, koereigers en roerdompen Kwak is een zeldzame broedvogel in Middelburg (route 12), ‘t Zwin (site 18) en in Amsterdam, die sporadisch in andere zoetwatermoerassen broedt. Woudaapje is een schaarse broedvogel van rietmoerassen en is moeilijk aan vaste locaties te koppelen. Roerdomp is vrij algemeen (maar lastig te vinden) in grote rietvelden (routes 6, 14, 16 en 20). Blauwe reiger is de algemeenste reiger in Nederland en kun je bijna overal treffen. Purperreiger broedt/foerageert in laagvenen (routes 7, 9 en 20; sites 8, 47 en 48). De grootste grote zilverreigerkolonie van Nederland ligt bij de Oostvaardersplassen (route 6), maar in de winter is de soort algemeen in heel Nederland. Kleine zilverreiger broedt voornamelijk bij Zeeland (routes 11, 12) en de Oostvaardersplassen (route 6) maar komt in de winter ook elders voor. Koereiger is een nieuwkomer die recent is gaan broeden in de Biesbosch en de Wieden (routes 10 en 20).

Arenden Zeearend broedt inmiddels in vrijwel heel Laag Nederland en het rivierengebied (o.a. routes 4, 10, 14, 16, 21 en 26). Visarend broedt in de Biesbosch (route 10) en recent in de delta (route 11), maar trekt door de kust- en rivierengebieden.

Slangenarend wordt iedere zomer gezien boven uitgestrekte heide- en hoogveengebieden (routes 18, 19, 25).

Andere roofvogels Buizerd is algemeen te vinden in Nederland. Havik, sperwer en wespendief broeden in bossen. Wespendief jaagt vooral over heide (o.a. route 18, 19). Havik en sperwer komen overal in lage dichtheden voor. Rode wouw broedt toenemend in het coulisselandschap van Oost-Nederland en Zuid-Limburg (routes 22, 23, 24 en 30). Zwarte wouw is zeldzaam in rivier- en beekdalen. Blauwe en Grauwe kiekendief broeden vrijwel uitsluitend in Flevoland en noordoost Groningen (site 26), in 2017 en 2019 broedde daar ook steppekiekendief. Als wintergast is blauwe kiekendief schaars aanwezig in de meeste moerassen, venen, akkers en heidegebieden, en op de Waddeneilanden (routes 1, 6, 10, 13, 14, 18, 19, 21, 25 en 28). Bruine kiekendief broedt bij uitgestrekte rietlanden en op de Waddeneilanden (routes 1, 4, 6, 7, 10, 14, 15, 16, 20, 21). Ook velduil (schaars) en ruigpootbuizerd (schaars) zoeken de kwelders en akkers in noord Nederland op (routes 1, 13, 14; sites 19 en 24-26).

Valken Torenvalk is jaarrond algemeen op open plekken. Boomvalk broedt en jaagt in halfopen landschappen zoals heide, moerassen met wilgen, en beekdalen (routes 7, 17, 18, 19, 20, 26, 27 en 28). Slechtvalk broedt op hoge gebouwen in steden en oude fabrieksschoorstenen, en jaagt in de winter vaak langs de kust (routes 1, 10, 11, 12, 13, 14, 16, 21 en 26). Smelleken zit in de winter op kwelders en in akkerland (routes 1, 13, 14; sites 19 en 20-26). Roodpootvalk is een zeldzame dwaalgast die het meest wordt gezien langs de kust.

Rallen en koeten Kwartelkoning is een schaarse broedvogel van natte graslanden, met name in het noordoosten van Nederland en langs de rivieren (route 16, site 26 en 32). Waterral is vrij algemeen in uitgestrekte rietvelden (routes 4, 6, 7, 10, 14, 15, 16, 20 en 21). Klein en kleinst waterhoen zijn zeldzame broedvogels van jonge moerassen. Porseleinhoen is schaars in laagveenmoerassen in het noordoosten (routes 14, 16, 20). Waterhoen en meerkoet zijn zeer algemeen in heel Nederland, met een zwaartepunt in Laag Nederland.

Kraanvogel Kraanvogel is een zeldzame broedvogel van hoogvenen (routes 18, 19; sites 33, 37 en 39).

Steltlopers Steltlopers van zoute moerassen en (licht-)zilte kustmoerassen zijn scholekster, tureluur, kluut, wulp, regenwulp, groenpootruiter, zwarte ruiter, tureluur, grauwe franjepoot (schaars), rosse franjepoot (zeldzaam), gouden zilverplevier, strandplevier (vooral zandbanken), bontbekplevier, grutto, rosse grutto, krombekstrandloper, Temmincks strandloper (schaars), kanoet, drieteenstrandloper (langs zandstranden), kleine strandloper (schaars) en bonte strandloper. Hiervoor zijn routes 1, 11, 12, 13, 14 het beste, plus sites 1, 17, 18, 19, 22, 23, 24, 25 en 26. Paarse strandloper en steenloper prefereren stenen kades, vaak samen met scholekster (routes 11, 13; sites 5 en 25). De meeste soorten broeden hier niet, maar trekken door en/of overwinteren. In zoetwatermoerassen vind je kievit, bosruiter (schaars), tureluur, grutto, wulp, scholekster, groenpootruiter, witgatje, oeverloper, watersnip, bokje, kluut, kemphaan, kievit, goudplevier en kleine plevier, al kunnen sommige steltlopers

van zoute moerassen hier ook opduiken. De beste routes zijn 5, 6, 10, 11, 14, 15, 16 en 21. Grutto, tureluur, wulp, scholekster, kievit en kluut zijn daarnaast typische broedvogels van polders (routes 4, 9, 12, 15; sites 15, 23, 28 en 46). Steltkluut is een nieuwkomer die bestendig broedt in de moerassen onder Groningen (route 16) en zeldzaam in de delta. Kleine plevier broedt voornamelijk langs de grote rivieren (route 26). Op houtsnippen maak je kans in de grotere bosgebieden op de hoge zandgronden (routes 18, 19, 23, 25). Tot slot strijken in de kustmoerassen jaarlijks zeldzame dwaalgasten neer.

Meeuwen, jagers en sterns Kokmeeuw is algemeen, met name op wateren in het binnenland. Drieteenmeeuw en dwergmeeuw trekken in grote aantallen door langs de kust en overwinteren in kleine aantallen op de Waddenzee (routes 1, 11, 12, 13, sites 5 en 9). Zwartkopmeeuw, Pontische meeuw en geelpootmeeuw zijn een schaarse broedvogel met enkele grote kolonies, voornamelijk in Zeeland en het IJsselmeer (routes 4, 5, 10, 11, 12, 15, 21; Pontische meeuw ook langs de rivieren). Stormmeeuw, zilvermeeuw, kleine en (in de winter) grote mantelmeeuw zijn hoofdzakelijk kustmeeuwen (routes 1, 2, 3, 11, 12, 13).

Kleine jager is een vrij schaarse en grote, middelste en kleinste zeer schaarse tot doortrekkers langs de kust (routes 1 en 12; site 5 en 9).

Visdief is een algemene broedvogel langs de gehele kust en grote rivieren. Grote stern en dwergstern broeden in Zeeland, de Waddeneilanden en op de markerwadden (routes 1, 5, 11, 12, 13, sites 17 en 18). Noordse stern broedt in Zeeland (schaars) en op de Wadden (routes 1, 11, 12 en 13; sites 23-26). Zwarte stern broedt in laagveengebieden en lokaal in het rivierengebied (routes 7, 9, 16, 20, 21 en 26).

Witwang- en witvleugelstern (zeldzaam) broeden jaarlijks in de moerassen onder Groningen (route 16).

Alken en zeekoeten Zeekoet is een vrij algemene en alk een schaarse overwinteraar aan de kust (routes 1, 11 en 12; sites 5 en 9).

Duiven Stadsduif en Turkse tortel komen algemeen voor in steden en dorpen; holenen houtduif zijn algemene soorten van bossen. Zomertortel is een zeldzaam geworden en komt plaatselijk voor in struweel en jong bos (routes 11, 12, 17, 21 en site 30).

Koekoek Koekoek komt door heel Nederland voor, behalve in intensieve landbouw gebieden.

Uilen Kerkuil en steenuil zijn soorten van halfopen cultuurlandschappen (e.g. routes 17, 24). Oehoe broedt klassiek in steengroeven (routes 24 en 29), maar ook steeds meer in oude bossen. Bosuil zit in bosgebieden door heel Nederland. Ransuil broedt door heel Nederland, in de winter zitten ‘roesten’ vooral in het rivierengebied en Laag Nederland. Velduil wordt het meest gezien op schorren en kwelders (routes 11 en 13; sites 23-26).

Nachtzwaluwen Nachtzwaluw broedt in de overgang van bos naar heide (routes 18, 19, 25, 28 en sites 30, 42, 43, 44, 50 en 52).

IJsvogel, bijeneter en hop IJsvogel is een lokaal vrij algemene broedvogel, met name langs beken (routes 24 en 30), die buiten het broedseizoen in allerlei moerassen

te vinden is. Bijeneter is een nieuwe broedvogel, tot op heden vooral in midden Limburg en de duinen te vinden. Hop broedt zeer sporadisch. Zwaluwen en gierzwaluw Oeverzwaluwen broeden in kolonies in het rivierengebied en andere wateren met steilwandjes (routes 5 (grote kolonie!), 6, 10, 15, 20, 26). Boerenzwaluw en huiszwaluw broeden in allerlei open landschappen. Gierzwaluw broedt algemeen in steden en jaagt ook elders in Nederland. Spechten Draaihals is een zeldzame soort die vooral op mineraalarme zandgronden in de bosrand voorkomt (route; 18, 25; sites 30, 42), tijdens de trek wordt hij ook aan de kust gezien. Middelste bonte specht komt steeds algemener voor in bossen met oude eiken, vooral in het oosten en Zuid-Limburg (routes 23, 24 en 30; sites 40, 43, 57 en 58). Kleine bonte specht is schaars en komt voor in bossen op vochtige bodems (vooral routes 17, 18, 23, 24 en 25). Grote bonte specht is zeer algemeen. Zwarte specht broedt vooral in beukenbos en foerageert graag in naaldbos (routes 17, 18, 19, 23, 24, 25 en 27). Groene specht prefereert halfopen cultuurlandschappen in heel Nederland.

Leeuweriken Boomleeuwerik broedt op de overgang van bos naar heide (routes 17, 18, 19, 22, 23, 25, 27 en 28; sites 30, 42, 43, 44, 50, 51, 52 en 55). Veldleeuwerik broedt in extensieve open graslanden, kwelders en heide (routes 1, 9, 11, 12, 13, 15, 25 en sites 15, 16, 23, 26, 32, 33, 43, 44, 50, 51). Strandleeuwerik is te vinden in kwelders in de winter in met name het oostelijk het waddengebied (routes 13, 14; sites 23-26).

Kwikstaarten Gele kwikstaart is een soort van Laag Nederland, in akkers en polders (routes 1, 11, 12, 15, site 32). Grote gele kwikstaart zit rondom beken in ZuidLimburg, Brabant, de Veluwe, Achterhoek en Twente (routes 23, 24, 30). Witte kwikstaart is algemeen op de meeste plekken.

Piepers Graspieper is de algemeenste pieper van Nederland, met name in Laag Nederland. Boompieper zit juist meer in Hoog Nederland, zeker aan de randen van heide. Waterpieper overwintert langs de rivieren en het zoetwatermoeras (routes 10 en 14). Oeverpieper zit in de winter langs de gehele kust en is het makkelijkst te vinden langs pieren en stenen beschoeiingen (routes 1, 11, 12, 13; sites 1, 5, 9 en 20).

Pestvogel Pestvogel overwintert in sommige jaren in Noord-Nederland als in Scandinavië weinig voedsel te vinden is.

Waterspreeuw en heggenmus Waterspreeuw broedt soms bij beken in ZuidLimburg. Heggenmus is wijdverbreid in Nederland.

Goudhaantjes, winterkoning en roodborst Goudhaan en vuurgoudhaan komen algemeen voor in naaldbossen (routes 18, 19 en 25). Winterkoning en roodborst zijn algemeen in heel Nederland.

Nachtegaal, tapuit, roodborsttapuit en aanverwante soorten Nachtegaal is een soort van ruigtes langs de rivieren en Flevoland (routes 6, 10, 26), maar bereikt zijn hoogste dichtheden in de duinen (routes 1, 2, 3, 11 en 12). Blauwborst komt voor in rietgebieden, duinruigtes en ruige gebieden langs vennen en in venen (routes 1, 3, 6, 7, 10, 14, 16, 20, 21, 26, 27 en 28, plus veel van de beschreven sites). Zwarte roodstaart komt voor in steden en bij boerderijen in de oostelijke helft van

Routes

Route 1: Texel

Route 2: Bergense en Schoorlse Duinen

Route 3: Kalkrijke duinen bij Castricum

Route 4: Waterland en Marken

Route 5: Markerwadden

Route 6: Oostvaardersplassen

Route 7: Naardermeer

Route 8: Meijendel

Route 9: Krimpenerwaard

Route 10: Biesbosch

Route 11: Rondom het Grevelingenmeer

Route 12: Rondje Walcheren

Route 13: Terschelling

Route 14: Nationaal Park Lauwersmeer en Paessens

Route 15: Zuidwest-Friesland en het IJsselmeer

Route 16: Polders en Moerassen bij Groningen

Route 17: Drentsche Aa

Route 18: Dwingelderveld

Route 19: Fochteloërveen

Route 20: Weerribben-wieden

Route 21: De oostelijke randmeren en het

Reevediep

Route 22: Overijsselse Vecht

Route 23: Twente – Springendal en de Mosbeek

Route 24: Het coulissenlandschap van Winterswijk

Route 25: Nationaal Park De Hoge Veluwe

Route 26: Gelderse Poort

Route 27: Kampina

Route 28: Mariapeel

Route 29: Sint-Pietersberg

Route 30: Het Zuid-Limburgse Geuldal

Sites

Site 1: Balgzand en Wieringen

Site 2: Zwanenwater

Site 3: De Putten

Site 4: De lepelaars van de Haarlemmerliede

Site 5: IJmuiden Zuidpier

Site 6: Kennemerland en Groene Strand

Site 7: Landgoederen bij Hilversum

Site 8: Kinderdijk

Site 9: Tweede Maasvlakte

Site 10: Voornes Duin en Quackjeswater

Site 11: Kwade Hoek

Site 12: Oude Land van Strijen

Site 13: Tiengemeten

Site 14: Neeltje Jans

Site 15: Yerseke Moer

Site 16: Verdronken land van Saeftinge

Site 17: Waterdunen

Site 18: ‘t Zwin

Site 19: Vlieland

Site 20: Afsluitdijk en Kornwerderzand

Site 21: Makkumer Noord- en Zuidwaard

Site 22: Westhoek

Site 23: Noarderleech

Site 24: Ameland

Site 25: Schiermonnikoog

Site 26: Dollard en Oldambt

Site 27: Alde Feanen

Site 28: Skrok en gruttoland – De Friese weidevogelgebieden

Site 29: De Leien en Noardlige Fryske Walden

Site 30: Drents-Friese Wold en Dellebuursterheide

Site 31: Diependal en Hijkerveld

Site 32: LOFAR

Site 33: Bargerveen

Site 34: Rottige Meente

Site 35: Kuinderbos en Waterloopbos

Site 36: Zwarte Water – De Brommerd

Site 37: Engbertsdijkvenen

Site 38: Sallandse Heuvelrug

Site 39: Haaksbergerveen en omgeving

Site 40: Hackfort en de Achtkastelenroute

Site 41: Zwillbrocker Venn

Site 42: Kootwijkerzand

Site 43: Tongerense Heide en Wisselse Veen

Site 44: Veluwezoom

Site 45: Rijnstrangen

Site 46: Blauwe Kamer en de Binnenveldse Hooilanden

Site 47: Zouweboezem

Site 48: Loevestein

Site 49: Moerputten en Bossche Broek

Site 50: De Brand en Loonse en Drunense Heide

Site 51: Strabrechtse Heide met het Beuven

Site 52: De Plateaux-Hageven

Site 53: Leudal

Site 54: Grensmaas bij Thorn

Site 55: Meinweg

Site 56: Bunderbos

Site 57: Maastricht centrum

Site 58: Savelsbos

Site 59: Kunderberg

Site 60: Thier de Lanaye

middel burg

antwerpen

Overzicht van Nederland. De zwarte getallen verwijzen naar de routes in dit boek; de blauwe naar de sites.

CROSSBILL GUIDES FOUNDATION

Het kleine, vlakke Nederland aan de Noordzee heeft veel aan natuur te bieden. Uitgestrekte moerassen, wadplaten, rivieren en wateren trekken vogels uit heel Europa. Het zachte winterklimaat en de voedselrijke bodems zijn ideaal voor talloze soorten. Eeuwenlange samenwerking tussen mens en natuur heeft bovendien unieke landschappen gevormd, die je nergens anders vindt. Een rijke flora en fauna heeft in deze landschappen een plek gevonden.

Deze gids bekijkt de Nederlandse natuur vanuit internationaal perspectief. Wat maakt dit lage land zo bijzonder? Welke vogels, planten en vlinders vind je juist hier? En vooral: waar en wanneer kun je dit allemaal bekijken? Met dertig uitgebreide fiets- en wandelroutes en zestig extra locaties ontdek je de Nederlandse natuur. Zodat je nooit meer hoeft te verzuchten dat Nederland geen natuur meer heeft.

•De reisgids die u informeert over wilde bloemen, vlinders, vogels en andere diersoorten

•Routes, informatie over ecotoerisme en observatietips

•Beschrijvingen van het landschap, de geologie en de ecologie

Uitgebreid en beknopt tegelijkertijd. Wie dit boek als natuurreisgids neemt, volgt niet alleen prachtige routes, maar leert ook enorm veel over de Nederlandse natuur.

Caspar Janssen

schrijver en journalist voor o.a. De Volkskrant

Lezend in dit vlot geschreven boek krijg ik de onbedwingbare neiging mijn fiets of wandelschoenen te pakken en erop uit te gaan.

Koos Dijksterhuis

schrijver en journalist voor o.a. Trouw

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.