4 minute read

GELOOF

Next Article
NIEUWS BUITENLAND

NIEUWS BUITENLAND

AFSCHEID JAN EERBEEK - VOORZITTER VAN HET BESTUUR VAN EPAFRAS

Advertisement

EEN ENGEL EN EEN SCHEP

Ds. Jan Eerbeek was bijna zes jaar voorzitter van het bestuur van Epafras. Daarvoor werkte hij jarenlang in de bajes als justitiepredikant en later als hoofdpredikant. Hij was de aanstichter en oprichter van Exodus, de stichting die zorgt voor opvang en begeleiding van (ex-)gedetineerden.

Ter gelegenheid van zijn afscheid maakte radiomaakster Elianne Meijer een podcast met Jan Eerbeek. Ze interviewde hem aan zijn huiskamertafel in Den Haag, op de tafel liggen plastic engeltjes. 'Ik heb er wel 10.000 naar gevangenissen in het land gestuurd' lacht Jan Eerbeek. 'En dan belde een collega dat de engelen veilig waren aangekomen. Op een dag deelde ik ze uit in de kerkdienst. ‘Met de zegen van de Heer’ zei ik dan als de bewoner zijn hand ophield. ‘Dominee’ zei de man, ‘Mag ik er ook een voor mijn celmaat meenemen? Hij kon niet komen.’ ‘Wat ben jij een goed mens’ zei ik tegen hem, ‘Dat jij hier om je celmaat denkt’.' Jan Eerbeek heeft in al die jaren gevangeniswerk een grote opmerkzaamheid ontwikkeld voor dat wat goed is in mensen, wat hoop geeft. Vaak gaat het om mensen die psychisch kwetsbaar zijn, die beschadigd zijn of de boot gemist hebben. Toen we vorig jaar de kunstwedstrijd Hoop in je Cel georganiseerd hadden, kwam er ver na de sluitingsdatum nog een prachtige inzending binnen. Jan Eerbeek heeft de kunstenaar gelijk een brief geschreven en heeft nog steeds contact met hem. 'In ons werk gaat het vaak om mensen die hun leven lang te laat gekomen zijn. En dat ook steeds weer blijven doen. Soms kwam ik mensen tegen die al aan hun zesde gevangenisstraf bezig waren. Voor een van hen bezocht ik de begrafenis van zijn moeder en bracht bloemen. ‘Nu bent u familie geworden’ zei de man en vertelde me toen meer over zijn leven dan hij in al die andere vijf keer had gedaan.'

GRAVEN IN DE KELDER

Dweilen met de kraan open? Jan Eerbeek wil er niet van weten. 'Als ik het soms moeilijk vind, denk ik aan dit schepje'. Op de tafel ligt een oud kinderschepje. Het handvat is van hout, de schep van roestig ijzer. 'Het is van iemand die helemaal vastgelopen was in het leven. Hij moest het huis waar hij woonde ontruimen en mijn vrouw Irene en ik gingen helpen, met nog een aantal mensen. Het hele huis was volgestapeld. Je kon

Jan Eerbeek

nog net op een kiertje naar binnen, alles lag bovenop elkaar. De man zat in een zware psychose. Het was zijn ouderlijk huis, dus hij had daar ook als kind gewoond. Zijn ouders waren inmiddels overleden. Hij woonde daar, tussen de stapels en de nicotine dreef van de muren af. Alle gordijnen zaten dicht. Hij zat wel zo in elkaar dat stekker voor stekker moest worden bekeken, want dat was zijn huisraad en kon hij nog eens nodig hebben. Op een gegeven moment waren we bij de kelder aanbeland. De deur kon niet open, ook daar was alles van boven tot beneden volgestouwd. We moesten graven en we bleven graven. Toen werd ik wel even moedeloos. Het was benauwd, we hadden mondkapjes op, het was nog voor de coronatijd. We gingen door. En ineens kwam ik dit schepje tegen. En er lag ook nog een doosje geboortekaartjes onder. In die kelder. Onder alles bedolven.'

KIND

'Dat schepje had hij dus bij zich gehad als kind. Het zand van het strand zat er nog aan. En dat doosje met geboortekaartjes daar stond op: ‘Wij laten u weten dat wij de gelukkige ouders zijn geworden van een zoon’. En toen dacht ik: er is ooit gehoopt op hem. Hij is met verwachting ter wereld gekomen. Hij is als kind goed ter wereld gekomen. En er is een heleboel gebeurd in

zijn leven. Maar dat schepje en die geboortekaartjes zijn dus een teken dat hij kind geweest is. En laten we dat toch altijd blijven zien in die ander, dat die ander ook kind geweest is. Dat er mensen op hem gehoopt hebben en iets van hem verwacht hebben. Dat is dat schepje.'

HOOP VERLENEN

'Ik neem dat schepje ook wel eens mee naar de kerk, om dit verhaal te vertellen. Want daar zitten we ook bij elkaar, in hoop en verwachting. Die hoop moeten we blijven zien, in jezelf en in de ander. Je bent ter wereld gekomen, we zijn allemaal kind geweest, in jou zit leven. En ook al kan het raar lopen: er zijn altijd aanknopingspunten om de draad van dat leven weer op te pakken: er wordt iets van je

verwacht, er is op jou gehoopt. We kunnen allemaal die hoop wel gebruiken en aan elkaar doorgeven. Ik houd meer van het woord hoopverlener dan hulpverlener. En daarover gaat het ook met Kerst. Er wordt een kind geboren in een stal, Jezus, tussen de mensen van de straat. De engelen zingen en het ruige volk uit de bergen komt kijken. En er wordt op hem gehoopt, er wordt redding van hem verwacht. Het kan raar lopen met de mensenkinderen. Maar die hoop op een ander leven blijft.' ■

‘Ik houd meer van het woord hoopverlener dan hulpverlener. En daarover gaat het ook met Kerst’

This article is from: