Zorg voor Beweging Jaarmagazine 2017

Page 1

PATIËNTINFORMATIE VAN DE ORTHOPEDISCH CHIRURG | JAARMAGAZINE 2017

Zorg voor Beweging OPMERKELIJK ORTHOPEDIE

STEEDS MEER MOGELIJK

IN BEWEGING!

VAN SCHOOLPLEIN TOT SENIORENSOOS

10 JAAR REGISTREREN

DATABASE ALS VINGER AAN DE POLS


Weer in beweging

‘A

ch ja, mijn verjaardag. Je gelooft het niet. Op mijn dertiende verjaardag brak ik mijn linker kuitbeen bij het skiën. En toen ik veertig werd, lag ik ineens met een open beenbreuk op de skipiste in Oostenrijk. Ik kan heel goed skiën hoor, maar soms gaat het mis: de laatste keer scheurde ik de pezen in mijn schouder, doordat een snowboarder me in volle vaart raakte. Of ik nu heel voorzichtig ben? Om eerlijk te zijn, ga ik tijdens de wintersport nog steeds vol naar beneden. Sinds die open botbreuk in mijn linker onderbeen heb ik wel wat pijn tijdens het skiën. Ook hardlopen lukt niet meer. Het onderbeen staat een beetje scheef, dat is het resultaat van een operatie in Oostenrijk. Maar bij mij draait natuurlijk alles om wat ik tijdens mijn optredens kan. Mijn publiek komt niet kijken en luisteren naar iemand die als een zoutzak op het podium

Wolter Kroes (48), zanger/entertainer

‘Ik moet kunnen springen en dansen’ 2

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


staat. Ik moet kunnen springen en dansen. Dat lukt gelukkig pri-hi-ma! Naar mijn lijf luisteren is niet mijn beste kant. Die beenbreuk liep ik op na een jaar met meer dan driehonderd optredens. Het was het jaar van mijn nummer 1-hit ‘Viva Hollandia’. En er waren na die skivakantie alweer meer dan tweehonderd nieuwe optredens geboekt. Vier weken na het ongeluk stond ik weer op het podium. Met krukken, dat wel. De mensen waren uitzinnig. Maar in 2012 was het dus weer mis, door de gescheurde schouderpezen. Nu gebeurde het ongeluk precies op het

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

moment dat een theatertoernee gepland stond: drie uitvoeringen per week. Ik weet nog dat ik met zo’n brace op het podium stond. Ik kon echt niets anders doen dan dat ding in de hoek gooien. Ik moet met mijn armen zwaaien. Hoog boven mijn hoofd, twee armen heen en weer. Van sha-la-la-la-la… Dát willen de mensen. Ja, het deed wel pijn. Maar toen ik drie weken later voor controle bij mijn orthopedisch chirurg kwam, geloofde hij zijn ogen niet. Ik kon vrijwel alle bewegingen maken met die schouder. Ik was hersteld. Zo zie je maar: muziek zorgt óók voor beweging.”

3


Voorwoord

Altijd in beweging Elke dag heb ik een frisse start: ik ga op de fiets naar mijn werk en dan met de trap naar de vijfde, soms de zesde verdieping. Dat geeft me energie. Door mijn nieuwsgierigheid blijft bovendien mijn brein in bewe­ ging, ook al omdat ortho­pedie zo’n ontzettend mooi vak is! Daarbij wil ik voor mijn patiënten het onderste uit de kan halen. Wat dat precies is, verschilt per persoon. De een wil zo snel mogelijk weer aan het werk, de ander heeft een gezin om voor te zorgen en weer iemand anders vindt het belangrijk om zelf de boodschappen te doen.

48

Het is goed dat het verschil in wensen en verwach­ tingen van patiënten steeds meer onderdeel wordt van de behandeling. Vanuit de Nederlandse Orthopaedische Vereniging steunen we daarom de campagne ‘Betere zorg begint met een goed gesprek’. En we stimuleren dat resultaten van wetenschappelijk onderzoek direct hun weg vinden naar de spreeken behandelkamers. Tenslotte is wetenschap hét instrument om de zorg ­effectiever te maken. In dit magazine ziet u daar d ­ iverse voorbeelden van. Mijn collega’s vertellen erover, net als vele patiënten. In het hoofdartikel leest u onder andere hoe de Cruyff Foundation kinderen laat ervaren hoe leuk bewegen is. Het was Johan Cruijff die deze organisatie oprichtte. Buiten spelen zou een schoolvak moeten zijn, vond hij. Daar voeg ik aan toe: bewegen is een ‘must’ voor jong èn voor oud. Een hartelijke groet, Prof. dr. Rob Nelissen, voorzitter NOV

54

PS Met heel veel plezier maken orthopedisch chirurgen dit magazine voor u. Laat u ons weten wat u van het magazine vindt? Geef uw mening op www.zorgvoorbeweging.nl/uwmening Veel dank.

4

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Inhoud

12 30

6

WEER IN BEWEGING

2 Wolter Kroes ‘Ik moet kunnen zingen en dansen’ 12 Aline en Jasmijn ‘Wij kijken naar wat we wél kunnen’ 28 Willem van Aarle ‘Met de kilo’s verdween ook de pijn in mijn knie’ 38 Frens Hartgers ‘In het leger slepen we elkaar er doorheen’ 54 Alheli Silva ‘Werk aan je droom, maar luister naar je lijf’

OPMERKELIJK ORTHOPEDIE 10 20 26 36 46 52

Ernstig beschadigde enkel Artrodese of prothese? Geleide groei ‘Lang’ in plaats van ‘te lang’ 10 jaar LROI Database als vinger aan de pols Langdurige wondlekkage Opereren of niet? Kraakbeen laat je soepel bewegen Orthopedie is meer dan ooit teamwerk

COLUMN 21 35 53

Behandeling uit het boekje Karen Knibbeler Hoe blijf je aan de top? Joyce Sombroek Schuldgevoel Willem Janssen

EN…

24 ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

4 6 16 22 24 30 31 32 34 42 44 48 50 58 59

Altijd in beweging Vanuit de ‘kniestraat’ heb je altijd voorrang In beweging, van schoolplein tot seniorensoos Welke behandeling? Samen beslissen Wat en wie in de orthopedie Niet zomaar een naam: Morton-neuroom Onder de loep: de knieprothese Uw dokter is nooit uitgeleerd De geschiedenis van de heupprothese Innovatie Fellowship: kans tot verdieping in het vak Stap voor stap Infographic Voor u Colofon

5


Een dag orthopedie

Verspreid over Nederland liggen 26 zogeheten Samenwerkende Topklinische opleidingsZiekenhuizen. Deze STZ-zieken­huizen hebben veelal een regiofunctie, streven naar de beste patiëntenzorg en geven ruimte aan wetenschappelijk onderzoek en het opleiden van specialisten. Het Deventer Ziekenhuis is zo’n STZ-ziekenhuis. Zorg voor Beweging liep een dag mee op de afdeling orthopedie.

Vanuit de ‘kniestraat’ heb je altijd voorrang

P

ech komt deze woensdagmorgen in verschillende gedaanten voorbij. Arno Kolkman (22) werkt op de groenten- en fruitafdeling van een supermarkt in Bathmen. Een paar dagen geleden werd hij tijdens de sportdag voor het personeel ‘geschept’ door zijn chef die in volle vaart van een glijbaan af kwam. En wat te denken van studente Susan Slettenhaar (21), die op kamers woont in Nijmegen. Zij viel ’s nachts van haar fiets toen ze met haar huisgenoot Jasper meer snelheid wilde maken door beurtelingse handaflossing. De pechvogels zijn deze woensdagmorgen in de ‘kniestraat’ op de polikliniek orthopedie. De kniestraat is ‘snelservice’ voor patiënten met acute knieklachten. In één ochtend worden röntgenfoto’s gemaakt, krijg je een onderzoek door de orthopedisch chirurg en wordt indien nodig een MRI-scan gemaakt. Daarna volgt de diagnose, inclusief behandelplan. Zo nodig wordt meteen een (kijk) operatie gepland. Vertrouwen

Doktersassistente Monique Koekerits begeleidt Susan Slettenhaar en haar moeder van de wacht-

Orthopedisch chirurg dr. Hans Peter van Jonbergen onderzoekt de knie van Susan Slettenhaar.

6

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Doktersassistente Monique Koekerits houdt tijdens het onderzoek de status bij van Susan.

ruimte naar de behandelkamer. Daar zit orthopedisch chirurg dr. Hans Peter van Jonbergen al klaar met de röntgenfoto’s die eerder deze ochtend zijn gemaakt. Susan vertelt over de valpartij, de dikke knie, de pijn en het ‘door de knie zakken’. “Ik vertrouw mijn knie niet meer”, zegt ze. Van Jonbergen onderzoekt de knie. Hij vermoedt meniscus- en mogelijk kruisbandletsel. Een MRI-scan moet uitsluitsel geven. Innovatie in de zorg gaat niet alleen over nieuwe, technisch geavanceerde ingrepen, zegt Van ­Jonbergen. “Patiënten willen snel duidelijkheid. Mensen willen weten wanneer ze weer aan het werk kunnen of wanneer ze weer kunnen sporten. Door deze manier van werken kunnen wij die duidelijkheid snel geven.” De afdeling radiologie van het Deventer Ziekenhuis houdt voor patiënten van de kniestraat elke woensdagochtend ruimte voor

De MRI-scanner staat paraat voor patiënten uit de kniestraat.

zeven onderzoeken in een van de twee aanwezige MRI-scanners. “Vanuit de kniestraat heb je altijd voorrang”, grapt verpleegkundig consulent Hannie Elskamp. Goed nieuws

Onder toeziend oog van gipsverbandmeester Wilma Vloedgraven zet Arno ­Kolkman de eerste stappen met zijn brace.

Susan schuifelt met haar krukken naar de afdeling radiologie. Binnen luttele minuten wordt ze binnengeroepen. Magnetic Resonance Imaging, MRI, is een techniek die ‘dieptebeelden’ maakt van het gewricht en deze beelden geven andere informatie dan een röntgenfoto. De MRI-scan brengt Susan goed nieuws: het kraakbeen en de meniscussen zijn in goede staat. Maar de voorste kruisband is gekneusd, een beetje ingescheurd. Susan krijgt het ­advies de zomermaanden te gebruiken voor intensieve fysiotherapie. “Dan kijken we over zes weken of de stabiliteit van de knie is toegenomen. Ope­ reren kan later altijd nog”, zegt Van Jonbergen. Ook voor Arno Kolkman valt de schade mee. Waar hij zelf vreesde voor beschadiging van zijn kruisbanden en meniscus, blijken die toch in goede staat. Wel is een van de gewrichtsbanden aan de binnenzijde van de knie beschadigd. “Maar die geneest vanzelf, juist door gecontroleerd te bewegen”, krijgt hij van Van Jonbergen te horen. Voor de zekerheid raadt hij Arno aan om de komende vier tot zes ­weken een brace te gebruiken als extra onder­steuning van zijn knie. Gipsverbandmeester Wilma Vloedgraven helpt hem daarmee een kwartiertje later op weg.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

7


Een dag orthopedie

Kwaliteit en innovatie gaan wel verder dan alleen servicegerichtheid, zegt Van Jonbergen. Wetenschappelijk onderzoek en het opleiden van nieuwe specialisten zijn een essentieel onderdeel van de activiteiten in een STZ-ziekenhuis zoals in Deventer. Van Jonbergen heeft bijvoorbeeld enkele jaren onderzoek gedaan naar prothesen van het knieschijfgewricht, zoals hij de knieschijf formeel aanduidt. Hij is daarop ook gepromoveerd.

Amper twee uur na haar operatie vertelt Mieny Schuiterd haar orthopedisch chirurg dr. Lex Barnaart dat ze gauw weer wil gaan fietsen.

Allrounders

De vakgroep orthopedie van het Deventer Ziekenhuis bestaat uit zes orthopedisch chirurgen, een ‘chef de clinique’ – zeg maar een jaarcontractant – en gemiddeld twee artsen in opleiding tot specialist. Van Jonbergen: “We zijn met te weinig om ons ieder met één spe­cialisme bezig te houden. Daarom blijven we allemaal allround met daarnaast specifieke aandachtsgebieden. Het zwaartepunt ligt bij ons op heup-, knie- en schouderchirurgie, waarbij we ook de complexe vervangingsoperaties doen. In alles zorgen

Specialist in opleiding Frank Peters begeleidt Roy Hendriks na zijn kruisband­operatie: “Ik houd van het ­kleinschalige en persoonlijke.”

we voor een soort ‘dubbele bezetting’: niet alleen om elkaar te vervangen, maar vooral om elkaars sparring­partners te kunnen zijn. Elkaar toetsen is belangrijk om op hoog niveau te kunnen werken.” Vier leden van de vakgroep doen ook dienst op de afdeling spoedeisende hulp. Ze zijn naast orthopedisch chirurg ook geregistreerd als traumatoloog. “Wij vinden dat dat erbij hoort. Het gaat immers vaak om het herstellen en stabiliseren van het steunen b ­ ewegingsapparaat.” Frank Peters is in Deventer een van de twee aios: artsen in opleiding tot specialist. Hij is vijfdejaars en nadert dus de voltooiing van zijn zes jaar durende opleiding. “De hele organisatie van dit ziekenhuis is ingericht op het opleiden van specialisten en verpleegkundigen. Daaruit spreekt passie, de wil om te leren. Dat is essentieel voor vooruitgang van de medische zorg”, zegt hij. “Tijdens de opleiding rouleer je als specialist in opleiding tussen de ziekenhuizen. Ik voel me hier prettig: ik behandel veel patiënten en ik houd van het kleinschalige en het persoonlijke.” Op de gang van het ziekenhuis spreekt hij nog even met zijn patiënt Roy Hendriks

8

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Orthopedisch chirurg dr. Daniëlle Langeloo heeft net de kruisband van Maaike Withaar geopereerd. Maaike’s in de tuin gestruikelde moeder Janny kijkt toe.

uit Deventer. De kruisbandreconstructie van een dag eerder is geslaagd. Een ferme handdruk en Hendriks mag naar huis om de komende maanden te revalideren. Op de fiets

Zoveel geduld heeft mevrouw Mieny Schuiterd (76) uit Holten beslist niet. Amper twee uur na de operatie, waarbij ze rechts een knieprothese kreeg, kan ze bijna niet wachten om weer te gaan fietsen. Ze heeft vriendinnen bij de vleet en fietstochten maken is hun lust en hun leven. “Ik zet de routes uit. Dan gaan we met achttien dames op pad. Stukje fietsen, koffie drinken, weer fietsen, lunchen. Gezellig hoor. Ach joh, ik denk dat het aan het eind van de zomer wel weer lukt. Dit is mijn tweede prothese, ik weet hoe het werkt. Maar ja, ik ben wel zes jaar ouder nu. Dat kan toch verschil maken. Maar ik heb een n ­ ieuwe fiets, een elektrische, dat gaat me vast wel helpen.” Voor het plaatsen van knie- en heup­ prothesen in het Deventer Ziekenhuis wordt het zogeheten ‘fast track’-systeem gehanteerd. Binnen enkele uren na de operatie begeleidt de fysio­therapeut de patiënt voor de eerste stapjes buiten het bed. Beweging ­bevordert immers het herstel. Meestal kunnen patiënten na drie nachten weer naar huis. “Ik ben zaterdag beslist weer thuis”, denkt mevrouw Schuiterd. “Alles is geregeld, ook de thuiszorg. Mijn kinderen wonen dichtbij en ik heb geweldige buren.” De fiets zal nog even in de schuur blijven. Krak

Behalve mevrouw Schuiterd had orthopedisch ­chirurg dr. Daniëlle Langeloo vandaag ook de ­24-jarige Maaike Withaar onder het mes. Bij haar verrichtte Langeloo een reconstructie van de ­voorste kruisband. Maaike is een crack op ski’s, die tijdens een afdaling tot haar ontzetting toch ineens ‘krak’ hoorde in haar knie. “Meniscus beschadigd,

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

Het orthopedisch team bespreekt de resultaten van de dag.

k­ ruisband gescheurd, ik ben er wel even zoet mee”, zegt ze. Haar moeder Janny zit naast haar met een fel ­gekleurd gips om het rechterbeen. Ze begint te lachen bij de vragende blik die ze krijgt: “Ik ben gestruikeld in de tuin, thuis. Middenvoetsbeentje gebroken.” Gedeelde smart is halve smart. Dat straalt er ­gewoon vanaf. Aan het eind van de middag komen alle orthopedisch chirurgen samen in hun ‘back-office’ zoals het heet. De operaties van de volgende dag worden gezamenlijk doorgenomen. Prothese-operaties, kruisbandreconstructies, meniscusoperaties. En een gebroken elleboog die voor morgen op het programma staat. Daarna worden röntgenfoto’s getoond van de verrichtingen van vandaag, soms gevolgd door een korte toelichting van de opererende orthopedisch chirurg. En er wordt gelachen. Aan het eind van de dag is er ook tijd om even te ontspannen als collega’s onder elkaar.

9


Opmerkelijk orthopedie

bij een ernstig beschadigde enkel:

artrodese of prothese? Een door artrose beschadigde enkel geeft pijn en hinder bij elke stap. Vraag het maar aan oud-topvoetballers, slachtoffers van verkeers­ ongelukken of mensen die zonder aanwijsbare redenen last hebben van artrose. Soms helpen pijnstillers, maatschoenen en therapie niet meer. Dan kan het plaatsen van een prothese of het vastzetten van de enkel (artrodese) de oplossing zijn. Wat geeft het beste resultaat?

Orthopedisch chirurg en onderzoeker dr. Jan Willem Louwerens verdiept zich al jaren in de mogelijkheden die een pro­ these en artrodese hebben voor een door artrose beschadigde enkel. Hij zegt dat de

wetenschap laat zien dat er geen ‘beste ­oplossing’ is aan te wijzen. Hij weet dat het vastzetten van de enkel nogal wat patiënten het schrikbeeld geeft van levenslang mank lopen. Hij weet ook dat ze van een enkel­

prothese vaak een te positief beeld hebben. Hierover zegt hij: “Patiënten met een en­ kelprothese moeten altijd rekening blijven houden met de kwetsbaarheid van hun en­ kel. En patiënten met een artrodese­­lopen soms zo mooi, dat je er niets van ziet.” De keus voor de ene of de andere oplossing is een kwestie van persoonlijke voor­keuren en afwegingen, waarbij de dagelijkse activiteiten een grote rol spelen. “Arts en patiënt overleggen hier samen over. Daarbij komen de voor- en nadelen van zowel de enkel­prothese als de enkelartrodese naar voren.” Dat overzicht vindt u hier ook.

Artrodese Voordelen Bij een artrodese zet de orthopedisch chirurg het gewricht vast. Dat gebeurt door de botten van het enkelgewricht aan elkaar vast te laten groeien. Daarvoor verwijdert de arts eerst het kraakbeen in het gewricht. Dan maakt de arts gaatjes in de botten, want dat geeft bloedingen. Vervolgens zet de arts de enkel in de juiste stand vast met schroeven. Door de bloedingen wordt het bot ‘gefopt’: het gedraagt zich als bij een botbreuk, waardoor de enkelbotten aan elkaar vast groeien. Na de operatie is geen beweging meer mogelijk en daardoor is de pijn in de enkel verdwenen. Het voormalige gewricht is bovendien sterk, stabiel en zwaar te belasten. Het aantal complicaties is miniem. “Het is een goede oplossing voor zwaar beschadigde gewrichten en botstructuren”, zegt Louwerens.

10

Nadelen Toch zitten ook aan artrodese schaduwkanten. De enkel beweegt niet meer; het afwikkelen van de voet is afhankelijk van de beweeglijkheid van de gewrichten in de rest van de voet. Daar kan door die extra belasting op lange termijn slijtage optreden. Er is kans op verstoring van het looppatroon. De revalidatie duurt lang: alleen al het aan elkaar groeien van de botten duurt drie tot vier maanden. Het onderbeen zit in de regel twaalf weken in het gips. En één op de twintig patiën­ten heeft te maken met bot dat niet of langzaam aan elkaar groeit; een nare complicatie waardoor het herstel nog langer duurt.

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Louwerens: “Voor oudere mensen met een goede gezondheid ben ik vaak geneigd om een enkel­ prothese te adviseren. Door de korte revalidatieperiode zijn ze het snelst weer op de been en de prothese gaat voor hen lang genoeg mee. Jongere mensen willen nog werken en sporten. Bij hen ben ik geneigd de zekerheid en stabiliteit van een artrodese aan te raden. Maar iedere patiënt is verschillend en krijgt een persoonlijk advies.”

Enkelprothese Voordelen Er zijn goede redenen om een enkel­prothese aan te raden, zegt Louwerens. “Met een prothese kun je bewegen, soms zelfs zoals met de échte enkel. De beweeglijkheid zorgt voor behoud van de dynamiek in de voet en enkel; je kunt er gemakkelijk mee opstaan vanuit zithouding en je blijft er makkelijker mee in balans.”

Nadelen De enkelprothese heeft ook een keerzijde. Eén op de vijf patiënten krijgt binnen twee jaar na plaatsing van de prothese te maken met complicaties, zoals een infectie of loslating. Drie op de vijf patiënten krijgt te maken met cysten (holten) in het bot rond de prothese. Die zijn dikwijls de voorbode van pijn en slechter functioneren. “Dit soort complicaties leiden vaak tot nieuwe operaties om schade te herstellen. Operaties zijn een risico op zichzelf en belastend voor de patiënt. In het dagelijks gebruik moet de patiënt vaak rekening houden met zijn prothese, want die blijft kwetsbaar. Maar ik ken ook een patiënt die er marathons mee schaatst.”

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

11


Weer in beweging

Tweelingzusjes Aline en Jasmijn (17) hebben botwoekeringen

‘Wij kijken naar wat we wél kunnen’

12

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

13


Weer in beweging

“Soms blokkeer ik ineens. Dan zitten mijn pezen en/of zenuwen klem. Door de scherpe pijn kan ik dan niet meer bewegen. Het duurt meestal maar eventjes: na een paar minuten kan ik weer verder met wat ik doe. Die kortdurende pijnscheuten zijn een beetje typerend voor ons”, zegt Jasmijn. Haar zus Aline vult aan: “Wij weten niet beter dan dat we altijd pijn hebben. Wij hebben nu eenmaal knobbels. Veel mensen snappen dat niet.”

A

line en Jasmijn leven met een ­tamelijk zeldzame aandoening genaamd: Hereditaire Multiple Exostosen-Multiple Osteochondromen, afgekort HME-MO. Sinds hun jeugd hebben ze te maken met botvergroeiingen die meestal ontstaan vanuit hun gewrichten en groeischijven. Die knobbels vormen

vaak een belemmering voor hun zenuwen, spieren, pezen en zelfs hun bloedvaten. De eerste knobbel

HME-MO is erfelijk. De tweeling heeft het meegekregen van hun vader David (46). Hij kreeg het op zijn beurt weer mee van zíjn vader. Toen de tweeling rond

anderhalf jaar oud was, ontdekte moeder Angelique (47) een eerste knobbel op de pols van Aline. “We waren in de veronderstelling dat meisjes de aandoening niet kunnen overnemen. Maar ik was wel alert omdat David deze aandoening heeft. Het bleek anders dan we verwachtten. Dat was een enorme tegenvaller.” Op zesjarige leeftijd was bij de tweeling te zien dat de armen scheef groeiden en dat lopen niet gemakkelijk ging. In de loop van de jaren werden Aline en ­Jasmijn meermalen geopereerd aan ­armen, benen en schouders. Een voorbeeld daarvan is een verlengingsoperatie aan de armen: Aline links, Jasmijn rechts. Ook vader David is nog steeds geregeld in het ziekenhuis, voor het verwijderen van knobbels. Zwijgzaamheid

David werkt als laborant in een onderzoeks­ laboratorium. Hij vertelt dat zijn vader zich schuldig voelde dat hij de aandoening had meegegeven aan zijn zoon. Thuis werd er nauwelijks over gepraat. En nog steeds praat David er niet vaak over. “Het is moeilijk om dit aan buitenstaanders uit te leggen”, vertelt hij. Als hij eens een paar dagen naar het ziekenhuis moet voor een operatie, houdt hij dat op het werk voor zichzelf. “Ik wil niemand ermee lastig­vallen. Dit is van óns”, vindt hij. In navolging van hun vader zijn ook Aline en Jasmijn terughoudend om over hun ‘knobbels’ te praten, of dat nu op school is of met vrienden en vriendinnen. Zelfs in het gezin is het nauwelijks een gesprek­thema,

Vader David, moeder Angelique en hun dochters Jasmijn (links) en Aline.

14

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


vertellen ze eensgezind aan de eettafel. ­Aline: “Wij lezen elkaar.” Moeder ­Angelique: “Ik heb mij lange tijd buitenstaander gevoeld. Ik ben de enige hier in huis zonder

HME-MO. Ik heb er veel verdriet van gehad; je kunt helemaal niets doen.” Openheid en eerlijkheid over de aan­ doening is een heikel punt. Na haar mavo-

Veel belemmeringen en pijn

Orthopedisch chirurg dr. John Ham is gespecialiseerd in de behandeling van HME-MO: “Het is een erfelijke aandoening. Als een ouder de aandoening heeft, is de kans dat zijn of haar kind de aandoening erft: 50 procent. In Nederland hebben ongeveer 1000 mensen deze aandoening. De botuitstulpingen en vergroeiingen vormen het actiefst bij mensen in de groei, dus op kinderleeftijd, over het gehele lichaam, met uitzondering van het hoofd. De aandoening is het meest actief tijdens de puberteit, tot het lichaam is uitgegroeid. Bij volwassenen is er een kans op de vorming van kwaadaardige uitstulpingen, dus daar screenen we hen regelmatig op. Mensen met HME-MO hebben te maken met belemmeringen in werk en sport en vooral chronische pijn. Het weg­ halen van de vergroeiingen vereist vaak de inzet van operatieteams met uiteenlopende expertise.”  HME-MO Vereniging Nederland: www.hme-mo.nl

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

opleiding wilde Aline het liefst naar de opleiding podiumtechniek. “Ik had daar bij het intakegesprek nóóit moeten zeggen dat ik altijd pijn heb. Op basis daarvan ben ik afgewezen voor de opleiding. Ze vonden de combinatie pijn en studie te zwaar voor mij. Ze pakten daarmee wel mijn droom af. Het is heel erg als anderen voor je bepalen wat je wel of niet kunt. Dat rotgevoel kennen wij heel goed.” Hoge cijfers

Toch geven Aline en Jasmijn hoge cijfers voor hun leven. Aline geeft het zelfs een tien: in 2016 slaagde ze voor de mavo en ze zet haar opleiding voort op de havo. Ze heeft haar vizier gericht op een opleiding in het toerisme. Jasmijn volgt een opleiding tot biologiedocent. In de weekenden en vakanties hebben ze een leuk bijbaantje in De Efteling. Maar het allermooiste zijn de paarden. Allebei zijn ze ‘groom’ ofwel assistent-menner op een tweespan. Aline: “We trainen veel in een manege en we gaan ook naar wedstrijden.” Jasmijn: “We genieten gewoon extra van wat goed gaat.” Aline: “Dat wat we hebben, vormt ons heel sterk.”

15


Hoofdartikel

Orthopedie houdt Nederland in beweging. En door lekker te bewegen, blijven we fit en verkleinen we de kans op allerlei chronische aandoeningen en ziekten. Hoewel bewegen vaak een kwestie is van ‘jong geleerd, oud gedaan’, ben je nooit te oud om (weer) te beginnen. Daarom gaat dit artikel over een leven lang bewegen: van schoolplein, via de werkvloer tot de seniorensoos.

in beweging

Van schoolplein tot seniorensoos Traditionele kinderspelen zoals tikkertje, verstoppertje en in bomen klimmen, komen in de verdrukking. In veel woon-

wijken staan de straten vol met auto’s, dus voetballen is er ook al niet meer bij. Veel scholen hebben schoolzwemmen

afgeschaft en voor gymnastiek op school zijn te weinig tijd en te weinig vakleerkrachten beschikbaar.

Johan Cruijff zag graag dat alle kinderen met plezier kunnen bewegen. Hij richtte er de Cruyff Foundation voor op. Niels Meijer (in het oranje) is directeur van deze organisatie: “Wie in zijn jeugd opgroeit met sport en beweging, kan dat gezonde bewegings­ patroon later vasthouden.”

16

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


“Het is voor veel kinderen al lang niet meer vanzelfsprekend dat ze dagelijks genoeg bewegen. Een op de vijf kinderen speelt zelfs helemaal niet meer buiten”, vertelt Niels Meijer. Hij is directeur van de Cruyff Foundation, de organisatie die Johan Cruijff oprichtte om de jeugd in ­beweging te brengen en te houden. ­Meijer: “Cruijff zei al dat ‘buiten spelen’

een vak op school zou moeten zijn.” Kinderen tussen 4 en 17 jaar moeten ­eigenlijk elke dag minstens een uur matig tot intensief bewegen. Ruim een derde van de kinderen zit dagelijks meer dan twee uur achter een beeldscherm. Eveneens een derde is gewoon onvoldoende fit. Veertien procent van de jeugd is te dik. “Dat is ernstig, want de leefstijl van kinderen heeft veel invloed heeft op hun gedrag later. Wie in zijn jeugd wél opgroeit met sport en beweging, kan die actieve leefstijl later gemakkelijker vasthouden.” Actieve generaties

Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat sportende kinderen later minder kans hebben op overgewicht. Ook blijken minder van deze kinderen te gaan roken. Daarmee vermindert hun kans om ziekten en aandoeningen te ontwikkelen, zoals kanker en diabetes. Sportende kinderen doen het beter op school; ze kunnen zich beter concentreren. Ze gaan vaker studeren en hebben in het werkzame leven vaker een hoger inkomen. “Voldoende beweging kan kinderen dus in een opwaartse vicieuze cirkel brengen”, benadrukt Meijer. “Dat werkt zelfs door in de volgende generatie. Kinderen met actieve ouders hebben twee keer zoveel kans om later blijvend sportend actief te zijn.” De Cruyff Foundation stimuleert kinderen niet alleen met de bekende Cruyff Courts – sportveldjes in woonwijken over de hele wereld – maar bijvoorbeeld ook door het initiatief ‘Schoolplein 14’, waarbij schoolpleinen kinderen op allerlei manieren uitdagen om te bewegen. Tegen ouders zegt Meijer: “Kijk naar je kind. Zoek een sport die bij je kind past en denk aan de ‘14 regels’ van Johan Cruijff. Het gaat er niet om beroemd of

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

rijk te worden door sport, maar juist om begrippen als samenwerken, persoonlijke ontwikkeling, sociale betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor elkaar.” Ouders die geen geld hebben voor een lidmaatschap van een sportclub, kunnen vaak een beroep doen op regelingen van de gemeente of het Jeugdsportfonds benaderen, vertelt hij. Meedoen in werk en maatschappij

Hoe belangrijk is het om een actieve leefstijl ook na onze jeugd voort te zetten? Dat is heel belangrijk, aldus professor dr. Michiel Reneman, verbonden aan het Centrum voor Revalidatie van het UMC Groningen. Want een actieve leefstijl draagt eraan bij dat je fit blijft en dus dat je belastbaarheid zo groot mogelijk blijft: “Want we moeten steeds langer werken,

‘Buiten spelen moet een vak op school zijn, zei Johan Cruijff ’ omdat onze pensioenleeftijd opschuift. Bovendien willen we niet alleen werken; we willen ook buiten ons werk meedoen in de samenleving: als vader, moeder, als mantelzorger of vrijwilliger. Dit maakt weer dat de inzetbaarheid in je werk voor een belangrijk deel búiten het werk wordt bepaald. Werk en privé zijn vaak lastig te scheiden.” Reneman doet onder andere onderzoek naar de belastbaarheid van mensen tijdens hun arbeidzame leven. Hij weet: “Veel werknemers bewegen gemiddeld te

17


Hoofdartikel

weinig en dat leidt tot verminderde belastbaarheid en dus tot verminderde inzetbaarheid in het werk.” Werk en bewegen. Bewegen en werk

“Het is de kunst niet teveel en niet te weinig te bewegen”, vervolgt Reneman.

Prof. dr. Michiel Reneman: “We willen een mooie carrière en een actief leven naast ons werk. Met een actieve leefstijl leg je hiervoor de basis.”

“Als een metselaar de hele dag met zware stenen op de steiger heeft gestaan, is het wellicht niet verstandig ’s avonds heel fanatiek te sporten. Voor mensen die veel stilzitten ligt het voor de hand om de trap te nemen in plaats van de lift en om op de fiets naar het werk te gaan. Het is belangrijk om je lichaam in goede conditie te houden en fit te blijven. Uit landelijke cijfers blijkt namelijk dat een derde deel van alle arbeidsverzuim is toe te schrijven aan klachten aan het bewegingsapparaat.”

Samen wikken en wegen

Reneman juicht het toe dat werkgerelateerde zaken steeds meer aandacht krijgen in de gezondheidszorg. “Voorheen richtten huisartsen en specialisten zich vooral op de aandoening, ziekte of klacht van hun patiënt. Gelukkig komt er steeds meer aandacht voor de werksituatie. Wat heeft een patiënt nodig om in zijn of haar werk te kunnen blijven functioneren? Wat betekent dat voor de keuzes die je maakt voor een behandeling en bijvoorbeeld voor de planning van een operatie? Arts en patiënt wikken en wegen dit samen. Dat gaat verder dan de economische betekenis. Werk draagt

‘Naar tevredenheid kunnen werken is heel gezond’ immers bij aan je sociale functioneren, je kunt je ermee ontplooien. Naar tevredenheid kunnen werken is heel gezond.” Eindelijk genieten

Eenmaal met pensioen wil de gemiddelde Nederlander ‘genieten’. De dokter en de fysiotherapeut vertellen dat je elke dag moet bewegen om vitaal te worden en te blijven, maar dat valt nog niet mee. Veel mensen vinden beweging en inspanning nu eenmaal niet leuk. ­“Gelukkig heeft onze leefomgeving veel meer invloed op ons gedrag dan onze eigen wil”, aldus dr. Lex van Delden. Hij doet aan de Leyden Academy on Vitality and Ageing in Leiden wetenschappelijk onderzoek naar omgevingen die beweging stimuleren. “Met die leefomgeving kunnen we dus een gezond beweegpatroon afdwingen.” Van Delden bedoelt dat we zelf ervoor kunnen zorgen dat we actief blijven, door op middelbare leeftijd al na te denken over de omgeving waarin we oud gaan worden. “Dat je beperkingen krijgt is onvermijdelijk, maar met voor-

18

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


“Als je tot op hoge leeftijd veel wilt kunnen doen en ondernemen, moet je daar al op jongere leeftijd rekening mee houden”, aldus dr. Lex van Delden (met blauw overhemd).

zieningen in de buurt die te voet of met de fiets bereikbaar zijn, kun je langer je m ­ obiliteit behouden. Goede voorzieningen en mobiliteit maken het ook makkelijker om je sociale contacten te onderhouden.” Neem een hond

“Onbewust gestuurde impulsen zijn meestal sterker dan bewuste keuzes”, zegt Van Delden. “Er is veel aandacht voor het automatiseren van huishoudelijke taken. Dat is fijn als je druk bent met werken, maar als je veel thuis bent zorgen elektrisch bedienbare gordijnen en een robotstofzuiger ervoor dat je minder beweegt. En dat is jammer.” Een ander voorbeeld: “Een traplift is niet altijd de goede oplossing voor iemand die slecht ter been is. Je zou ook tussentreden kunnen aanbrengen, dan kom je met kleinere stapjes boven. In het trappenhuis van

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

een flat kun je misschien uitklapbankjes maken om op te rusten. Zo kan iemand langer zelfstandig functioneren.” De ultieme beweegstimulans komt van: een hond! “Daar moet je elke dag een paar keer mee naar buiten en je ontmoet nog andere mensen ook. We kennen allemaal de slogan ‘use it, or loose it’ – als je niet voldoende beweegt, nemen je spierkracht en uithoudingsvermogen af. Dat geldt voor iedereen, je hele leven lang.” Volgens Van Delden doen mensen er verstandig aan om zich al ver voor hun pensioen af te vragen wat hun diepste wensen zijn voor het leven na hun pen-

sionering, op grond van wat ze nú leuk vinden: “Wil je dat later ook nog kunnen doen? Met je kleinkinderen voetballen? Zelfstandig naar het theater gaan? Wil je nog kunnen klussen, of zelf een huis verbouwen of nog naar Rome kunnen fietsen? Vraag jezelf af wat je nog uit het leven wilt halen. Fitheid en beweeglijkheid worden op deze manier de middelen om je diepste drijfveren te vervullen. Zo voed je je eigen motivatie om gezond te eten en voldoende te bewegen.”  www.cruyff-foundation.org, onder

andere met de ‘14 regels’ van Johan Cruijff

19


Opmerkelijk orthopedie

‘lang’ in plaats van ‘te lang’

orthopedie kan de groei ­afremmen Nederlanders zijn de langste mensen ter wereld. Het skelet groeit het meest en het hardst tijdens de ‘groeispurt’ in de puberteit. Dan schieten we de lucht in: mannen gemiddeld naar 1,84 meter en vrouwen naar een gemiddelde lengte van 1,70 meter. Maar er zijn uitzonderingen. Sommige mensen worden héél lang en anderen merken dat hun armen of benen niet evenveel groeien. De orthopedisch chirurg kan hen helpen om de groei af te remmen of weer gelijk te trekken. We noemen dat ‘geleide groei’. De groei van het skelet is voorspelbaar, vertelt kinderorthopedisch chirurg dr. Hubert Oostenbroek. Niet iedereen groeit even snel, maar wel volgens vaststaande verhoudingen. Als kinderen al voor de

puberteit opvallen door hun lengte, kan de orthopedisch chirurg met behulp van tabel­ len nauwkeurig uitrekenen hoe lang een kind zal zijn na de groeispurt. Als kinderen extreem lang dreigen te worden, is het

soms wenselijk om in te grijpen*. “Denk aan jongens die langer worden dan 2,05 meter of aan meisjes langer dan 1,85 me­ ter”, zegt Oostenbroek. Extreem lang zijn is nu eenmaal heel onhandig. “Het kan het vinden van een partner bemoeilijken. Lange mensen gaan vaak krom staan om kleiner te lijken. Vergeet ook niet de praktische problemen: denk aan kleding. Het blijft evenwel een persoonlijke keuze om wel of niet in te grijpen.” De groeischijf stopt Als een medisch traject volgt, verloopt dat vaak eerst via de kinderarts. Dan is er bijvoorbeeld de keuze om met hormonen de groei te remmen. Dat heeft effect op alle botten. Zo’n behandeling gebeurt onder begeleiding van een kinderarts of een inter­ nist-endocrinoloog. De groei beperken van enkele botten kan zonder hormonen. Zo’n orthopedische ingreep is technisch gezien vrij eenvoudig, vertelt Oostenbroek. Tijdens de groeispurt groeit het bot vanuit de groeischijven. “Aan het uiteinde van alle botten zit zo’n groeischijf, vlak tegen het gewricht aan, bijvoorbeeld de knie. Vanuit

Op haar twaalfde was Vera Luis (links) 1,75 meter lang. Ook haar ouders zijn lang. Samen met hun orthopedisch chirurg besloten ze de groei vanuit de groeischijven in haar benen te stoppen. Inmiddels is Vera dertien jaar; ze is nu 1,80 meter.

20

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Column

Behandeling uit het boekje

de groeischijf maakt het lichaam nieuwe botcellen aan, waardoor het bot steeds langer wordt.” Soms gaat dat proces dus te snel en te hard. “Dan kunnen we de groei op het juiste moment tot stilstand brengen. We zorgen ervoor dat de groeischijven rond de knie geen botcellen meer maken, door er een gat in te boren. De groei in die groeischijven is dan gestopt, maar elders in het lichaam gaat het proces gewoon door, bijvoorbeeld in het bovenlichaam. De lichaamsverhoudingen kunnen door zo’n ingreep dus veranderen: de rug bereikt zijn volledige lengte, maar de benen niet meer.” Met deze ingreep in de groeischijven rond de knie blijft de verdere groei beperkt tot tweederde deel van de verwachte restgroei. “Dat betekent dat een kind van 1,80 meter met een verwachte lengte van 2,10 meter nog doorgroeit tot 2,00 meter.” Lengteverschil in armen of benen Wanneer benen, of armen, niet even snel groeien, is het mogelijk om de groei van één van de twee tijdelijk af te remmen. Oostenbroek: “Daarbij beschadigen we niets. We schroeven metalen plaatjes over de groeischijf van het langste been, of de langste arm. Die kan dan niet meer groeien. Zo kan het andere been, de andere arm, de groei ‘inhalen’. Als het lengtever­ schil al te groot wordt, gaan we soms over tot botverlenging. Dan zagen we het te korte bot door waarbij de uiteinden tijdens de genezing steeds een beetje uit elkaar worden getrokken totdat de beoogde lengte is bereikt. Het lichaam reageert namelijk alsof het een botbreuk is en maakt steeds nieuwe botcellen aan.” * Voor mensen die (veel) te klein blijven, zijn er geen orthopedische oplossingen. Zij zijn aangewezen op hormoontherapie, het terrein van de internist-endocrinoloog.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

Het is alweer viereneenhalf jaar geleden dat onze zoon Mees werd geboren met een klompvoetje. In­ middels zit hij op school en rent en speelt hij dat het een lieve lust is. De behandeling van zijn klompvoet­ je is volgens het boekje ver­lopen. Eigenlijk was die behandeling een heel voorspelbaar traject met een goede afloop. Daar zijn mijn man Bas en ik heel blij mee. Een echo tijdens de zwangerschap liet zien dat Mees met een klompvoetje geboren zou worden. Ik ben meteen van alles gaan lezen over klompvoetjes en de behandelmethode. Het werd al snel duidelijk dat de kans op succes het grootst was als we de behandeling zo snel mogelijk na de geboorte zouden starten. Hoewel ik aanvankelijk natuurlijk een ander beeld had van de kraamtijd, had ik veel vertrouwen in de behandeling. Dat had vooral te maken met de nuttige en goede informatie die we kregen van de Nederlandse Vereniging Klompvoetjes en van de kinderorthopeed die we voor de behandeling had­ den uitgekozen. Hij heeft onder andere van de behandeling van klompvoetjes zijn specialiteit gemaakt. De behandelingen van Mees begonnen op de dag na zijn geboorte. Van al die behandelingen heeft hij niet veel meegekregen. Mees is een vrolijke, gezellige, aanwezige en beweeglijke jongen. Soms denk ik: het lijkt wel alsof hij iets vaker struikelt dan zijn drie jaar oudere broer Jurre. Maar het kan ook zijn dat hij gewoon meer beweegt, of iets onhan­ diger is. Je ziet aan niets dat hij is geboren met een klomp­ voetje. Ik denk dat we hem binnenkort gaan aanmelden bij onze voetbalclub OJC hier in Rosmalen: hij is gek op voetbal! Karen Knibbeler  Vier jaar geleden vertelde Karen ook over Mees. Zie Zorg voor Beweging Jaarmagazine 2013, pagina 34 (www.zorg­ voorbeweging.nl). Nederlandse Vereniging Klompvoetjes: www.klompvoet.nl Folder over klompvoetjes: www.zorgvoorbeweging.nl/ de-klompvoet

21


Ontwikkelingen

welke behandeling?

Samen beslissen

Patiënte Ans van der Sangen

‘Als je te snel besluit, kun je veel spijt krijgen’

‘D

oor de pijn in mijn schouder voelde ik me steeds kwetsbaarder. De pijnstillers van de huisarts hielpen niet, zodat ik bij orthopedisch chirurg Gert Jan Geijsen op het spreekuur kwam. Zijn diagnose was helder: artrose. Hij stelde aanvankelijk voor om door te gaan met pijnstillers en fysiotherapie, en dan te kijken hoe het zou gaan. Daar zat ik totaal niet op te wachten. Ik wilde van mijn klachten af. Ik heb toen gevraagd: ‘Wat kun je wél voor me betekenen?’ Ik heb ‘m uitgelegd wat voor mij leefbaar is. Dat ik mijn eigen boodschappen wil kunnen blijven doen, wil kunnen sporten en bewegen. Afwachten was voor mij geen optie, ik wilde actie. Gert Jan begreep me en stelde voor een artroscopische ingreep te doen, een kijkoperatie. Daarbij maakte hij het gewricht schoon en daarmee kon ik een tijd vooruit. Toen de pijn na een jaar weer helemaal terug was, bleek uiteindelijk het plaatsen van een prothese de enige oplossing. Dat is een heftige operatie, waarbij succes geen garantie is. Toch waren we het snel eens. Ik wilde echt van die pijn af. De dokter maakte me duidelijk dat je met een pro­these moet wachten tot je alle andere opties hebt doorlopen. Want als je te snel gaat, en de operatie pakt ­onverhoopt niet goed uit, krijg je enorm spijt. Hij straalde het vertrouwen uit dat het goed zou komen. Ik voelde me vrij om te zeggen wat ik wilde, hij nam tijd om te luisteren. We hebben het besluit uiteindelijk ­samen ­genomen.’

22

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Vaak zijn er voor een klacht meerdere behandelmogelijkheden. Wat dan de ‘beste behandeling’ is, kan per patiënt verschillen. Want dat heeft ook te maken met zaken als werk, hobby’s, de thuissituatie, leeftijd, wensen en dromen. Daarom is het belangrijk dat de patiënt en de orthopedisch chirurg met elkaar in gesprek gaan, samen de mogelijkheden en verwachtingen doornemen en uiteindelijk samen beslissen.

Orthopedisch chirurg Gert Jan Geijsen

‘Het is ook mijn taak op de rem te trappen’

‘H

et contact met mijn patiënten is heel belangrijk. Ik luister en stel vragen, zodat ik kan inschatten wie ik voor me heb en wat voor hem of haar belangrijk is. Als arts beschik ik over veel medische kennis, bijvoorbeeld over de risico’s van opereren: ik weet wat het inhoudt als het niet goed gaat. Het is daarom mijn taak om een patiënt te beschermen in het proces dat leidt naar een operatie. Mevrouw Van der Sangen kwam bij me omdat ze van de pijn af wilde, maar zeker ook omdat ze zich zorgen maakte over haar zelfstandig functioneren op de lange termijn. Het kan verleidelijk zijn om snel toe te werken naar het plaatsen van een prothese. Toch trap ik dan op de rem; het is mijn taak om met de patiënt alle behandelopties af te vinken en alle voor- en nadelen te bespreken. Dat begint met kijken hoe een klacht zich ontwikkelt. Tijd nemen dus. Ik opereer pas als ik zeker weet dat de klacht niet op een andere manier te verhelpen is. De diagnose artrose is in principe slecht nieuws. Een patiënt kan tijd nodig hebben om emoties te verwerken als ongeloof, verdriet en onmacht over het niet (meer) goed functioneren van zijn of haar lichaam. Daarnaast wil ik weten welke verwachtingen en ambities mijn patiënt heeft. Om daarover te praten is wederzijds vertrouwen nodig. Ik ga ervan uit dat we gelijkwaardige gesprekspartners zijn. Geleidelijk groei je dan samen naar een besluit. Als arts vind ik dat veel fijner dan dat ik dat alleen moet doen.’  www.begineengoedgesprek.nl

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

23


Wat en wie in de orthopedie?

Op deze monitor ziet u het beeld van de camera die de operateur in de schouder heeft gebracht. Hij bedient de camera en het instrument waarmee hij een stukje bot van het sleutelbeen wegslijpt.

De anesthesieassistent bewaakt de patiënt tijdens de narcose.

Achter de co-assistent staat de scopie-toren, van waaruit alle apparatuur voor de operatie wordt aangestuurd. De patiënt is onder volledige narcose. Hij is met steriele doeken afgedekt en ligt op zijn linkerschouder.

De orthopedisch chirurg heet tijdens de operatie ook: de operateur. Hij bedient met zijn linkerhand de camera in de schouder. Met rechts bedient hij de ‘shaver’ waarmee hij een stukje bot wegslijpt.

Dit is een co-assistent, een student geneeskunde in zijn basisopleiding. Hij komt even meekijken en volgt de operatie op de monitor. Met deze pedalen bedient de operateur een apparaat waarmee hij bloedvaten kan dichtschroeien.

24

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


In het plafond bevindt zich het ‘plenum’, van waaruit steriele lucht zachtjes over de patiënt naar beneden wordt geblazen. Zo krijgen bacteriën geen kans om zich naar de patiënt toe te bewegen.

Een gewicht aan een draad ‘trekt’ aan de rechterarm van de patiënt: zo ontstaat ruimte in de te behandelen schouder.

Links de arts in opleiding tot specialist (aios) die assisteert. Hoe meer gevorderd in de studie, hoe meer een aios zelf kan doen tijdens de operatie.

De ‘omloop’ (rechts) draagt tijdens de operatie materialen over aan de instrumenterende verpleegkundige: zij pakt materialen uit en legt die klaar om ze te kunnen aangeven als de operateur ze nodig heeft.

Op de tafels liggen onder andere een artroscopische schaar en een tasthaak klaar. De tasthaak is het verlengde van de hand van de operateur.

Een patiënt heeft last van artrose in de rechterschouder. Om de pijn te verlichten, slijpt de orthopedisch chirurg een stukje bot van het uiteinde van het sleutelbeen weg. Dit gebeurt tijdens een zogenoemde kijkoperatie (een artroscopie). ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

25


Opmerkelijk orthopedie

10 jaar lroi

database als vinger aan de pols Elk jaar plaatsen orthopedisch chirurgen meer dan 56 duizend gewrichtsprothesen. Hoe tevreden zijn de mensen die deze prothesen kregen? Hoe presteren de prothesen en hoe kan dat nog beter? Als je dit wilt weten, moet je bijhouden wat er gebeurt en wat de resultaten zijn. Dat doet de LROI, de Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten, sinds 2007. Geke Denissen, manager LROI, geeft antwoord op 10 vragen. Waarom bestaat de LROI? “Omdat zoveel mensen een prothese krijgen, wil de orthopedie weten of er prothesen zijn die beter of juist minder goed presteren. De orthopedie wil ook weten welke factoren invloed hebben op de prestaties en levensduur van een prothese. De LROI is opgericht om dit te signaleren en draagt zo bij aan de kwaliteit van zorg. De LROI maakt het ook mogelijk dat orthopedisch chirurgen in noodgevallen alle betrokken patiënten kunnen informeren.” Hoe draagt de registratie dan bij aan een betere kwaliteit? “De LROI bevat heel veel gegevens over de pro­ thesen, over de operaties, over kenmerken van de patiënten en over complicaties. Bijvoorbeeld: welke prothesen worden gebruikt, op welke manier een orthopedisch chirurg een prothese plaatst en waarom een patiënt een prothese krijgt. Met die gegevens kunnen onderzoekers nagaan hoe prothesen presteren en welke factoren daarop van invloed zijn. Met die kennis kun je de kwaliteit van de prothesen en van de zorg verbeteren. Sinds 2014 registreren we ook hoe patiënten het resultaat van de ingreep ervaren. Dit gaan we kop­ pelen aan de andere gegevens. Zo moet duidelijk worden welke aanpassingen kunnen zorgen voor meer tevreden patiënten. Orthopedisch chirurgen hebben toegang tot hun eigen gegevens en ze kunnen deze plaatsen naast de landelijke cijfers. Dan zien ze of ze hun presta­ ties kunnen verbeteren.” En hoe vind je in noodgevallen de betrokken ­patiënten terug? “Stel dat een type prothese problemen blijkt te geven, dan is via de LROI heel snel duidelijk

26

hoeveel mensen zo’n prothese hebben en welke orthopedisch chirurgen deze prothesen hebben geplaatst. Zij informeren vervolgens de betrokken personen.”

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Als een gewricht altijd pijn doet en je niet meer kunt doen wat je graag wilt, kan een prothese de oplossing zijn. De Landelijke Registratie Orthopedische Implantaten, de LROI, verzamelt gegevens over prothesen, de ingreep, patiënten, hun tevredenheid en over eventuele complicaties. Die gegevens dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit en de veiligheid van zorg.

Voor welke orthopedische implantaten is er een registratie? “In 2007 startten we met de registratie van de knie- en de heupprothesen. In 2014 volgden de schouder-, elleboog- en enkelprothesen. In 2016 is daar de registratie van de pols- en vinger/duim­ prothesen bij gekomen.”

Wat is de kwaliteit van de registratie zelf? “Een registratie kan alleen goed zijn als iedereen meedoet. De orthopedisch chirurgen zijn heel betrokken: ze registreren allemaal in de LROI. Daarbij komt 97% van alle geplaatste prothesen in de LROI terecht. Samen werken we aan een nog hoger percentage.”

Hoe verloopt zo’n registratie? “Tijdens de operatie wordt het LROI-formulier ingevuld met: gecodeerde patiëntgegevens, dus anoniem; patiëntkenmerken, zoals geslacht en leeftijd; de diagnose; een score die iets zegt over de algehele gezondheid van de patiënt, de ASA-score; het gewricht dat wordt vervangen; de protheseonderdelen; de plaatsingsmethode. Als het een verwijdering, vervanging of toevoeging van een prothese betreft, een revisie, dan is er nog een extra formulier.”

Wat zijn nu, na 10 jaar registreren, belangrijke uitkomsten? “Toen we in 2007 startten met de registratie van de knie- en de heupprothesen, moesten de orthopedisch chirurgen daar natuurlijk eerst aan wennen. Sinds 2010 is de kwaliteit van de registratie goed genoeg. Dat betekent dat we de knie- en heupprothesen nu al 7 jaar goed heb­ ben gevolgd. De levensduur van zo’n prothese is 10 tot 15 jaar, dus we kunnen nog niet alles zien. Maar we houden in de gaten of er een prothese of een zorgaanbieder is die opmerkelijke resultaten vertoont. Als dat zo lijkt te zijn, volgt nader onder­ zoek: met gegevens vanuit de LROI en in overleg met de leverancier of de zorgaanbieder zelf. Dat er nog niet zo’n situatie is geweest, is een belang­ rijke uitkomst. Een andere belangrijke uitkomst: de registratie laat zien dat orthopedisch chirurgen nieuwe ken­ nis over prothesen gebruiken. Ze plaatsen bijna alleen nog heupprothesen die in wetenschappelijk onderzoek als ‘goed’ naar voren komen.”

Wat kunnen patiënten zelf doen? “De orthopedisch chirurg zorgt voor de registra­ tie; patiënten hoeven daar niets aan te doen. Zij kunnen wel informatie geven over hoe zij het le­ ven met hun prothese ervaren. Patiënten die een heup-, knie- of schouderprothese krijgen, vullen voor de operatie een vragenlijst in. Deze vragen­ lijst krijgen ze drie, zes en/of twaalf maanden na de operatie nog twee keer. De vragen gaan over bewegen in en om het huis, over werk en hobby’s, over eventuele pijn en beperkingen. Doordat we sinds 2014 ook deze gegevens registreren, kunnen we over een paar jaar bijvoorbeeld zien of er een relatie is tussen het ervaren resultaat en kenmerken van prothesen, de operatie of patiënten.” Hoe zit het met de privacy van de patiënten? “De LROI bevat géén patiëntgegevens. Alle per­ soonsgegevens zijn alleen bij de zorgaanbieder bekend. De LROI-gegevens zijn gekoppeld aan een gecodeerd BSN, het Burgerservicenummer. Alleen de behandelaar kan deze gegevens terug coderen, als het nodig is.”

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

Is de registratie voor iedereen toegankelijk? “De LROI gaat zeer zorgvuldig om met alle gege­ vens. De registratie is alleen voor de orthopedisch chirurgen toegankelijk. Wie gebruik wil maken van gegevens, moet een aanvraag bij de LROI in­ dienen. Na goedkeuring leveren wij de gevraagde gegevens, zonder dat deze zijn terug te leiden naar een zorgaanbieder of naar een patiënt. Orthopedisch chirurgen hebben alleen toegang tot hun eigen gegevens en tot de landelijke gemiddelden. Onze jaarrapportages en artikelen zijn wel voor iedereen toegankelijk; een link vindt u op www.zorgvoorbeweging.nl.”

27


Weer in beweging

‘V

an een skeelertocht door mijn Brabantse land kan ik erg genieten: het landschap, de mensen die ik ontmoet, de lichamelijke inspanning. Misschien ligt het niet eens voor de hand dat ik dat nog kan. Want mijn beide knieën zijn door de jaren heen zwakke plekken geworden. Achteraf weet natuurlijk iedereen hoe dat komt. Ik heb bijna 45 jaar hockey gespeeld, waarvan tien jaar fanatiek in het eerste herenteam. Altijd draaien, keren en sprinten. Heerlijk, maar mijn knieën vonden dat minder geslaagd. De sport was altijd mijn uitlaatklep. Voor mijn pensioen werkte ik bij de ­reclassering; in een tbs-kliniek en in het

28

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


jongerenwerk probeerde ik mensen weer op het rechte pad te krijgen. Vaak met succes, soms ook niet. Je kunt criminaliteit nu eenmaal niet helemaal uitbannen. Dat heeft me geleerd om te kijken wat haalbaar is. Zo ga ik ook met mijn knieën om. In de rechter zit inmiddels een halve prothese. De linker heeft een meniscusoperatie ondergaan en het kraakbeen in dat gewricht is slecht. Tot een jaar of vijf geleden was die knie flink pijnlijk. Totdat ik besloot wat kilo’s kwijt te raken. Ik was iets te

zwaar geworden, misschien doordat ik minder bewoog door de pijn in mijn knie. Het lukte om af te vallen van 97 naar 90 kilo en soms iets minder. Ik voel me daar gewoon beter bij, en het had een onverwacht gunstige bijwerking. Op zeker moment merkte ik namelijk dat de pijn in mijn slechte linkerknie verminderde en gaandeweg zelfs verdween. Pas later legde ik het verband met de ­gewichtsvermindering. Mijn orthopedisch chirurg heeft me uitgelegd dat er een

r­elatie is tussen te hoog lichaams­gewicht en kraakbeenslijtage. Als je er goed bij ­nadenkt, is het natuurlijk logisch. Toch was ik zelf erg verrast dat de chronische pijn verdween door mijn eigen inspanning. Ik let nu beter op wat ik eet. Ik laat snoep en tussendoortjes zoveel mogelijk staan. Mijn sociale leven hoeft er trouwens niet onder te lijden. Ik ben en blijf een Brabander, lust graag een potje bier. Het moet wel leuk blijven.”  www.mijnknieprothese.nl

Willem van Aarle (66) wilde wat gewicht verliezen

‘Met de kilo’s verdween ook de pijn in mijn knie’

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

29


Niet zomaar een naam

Morton-neuroom De Nederlandse taal heeft veel woorden die oorspronkelijk iemands (achter)naam waren. Zo is de saxofoon genoemd naar zijn eerste bouwer Adolphe Sax en een veredelaar noemde een aardappelsoort naar een kennis met de naam Bintje. Dergelijke woorden heten: eponiemen. Ook binnen de orthopedie kennen we eponiemen, zoals het Morton-neuroom. Na een dag lang staan en lopen kunnen uw voeten pijnlijk aanvoelen. Wie een doorgezakte (voor)voet heeft, voelt dat al eerder en heviger. Soms is er ook een stekende pijn in de voorvoet. Even zitten, al dan niet met de benen omhoog, geeft de voeten rust en de pijn trekt weg. Of toch niet. Als blijvende pijn uitstraalt naar twee tenen (meestal de derde en vierde), dan kan er sprake zijn van een ‘neuroom van Morton’. Dit voelt mogelijk ook in de meest comfortabele schoenen alsof u op een kleine bal of knikker staat. De pijn komt door een verdikking rondom de zenuw tussen de bot­ ten in uw voorvoet. Thomas George Morton (1835-1903) was een Amerikaans chirurg. Na zijn opleiding tot chirurg deed hij veel erva­ ring op in het leger, tijdens de Amerikaanse burgeroorlog. Hij is ook bekend omdat hij de eerste succesvolle blinde­ darmoperatie heeft uitge­ voerd. Dat was in 1886; hij ver­ wijderde de ontstoken blinde darm en de patiënt overleefde de ingreep. Dat was heel bij­ zonder voor die tijd. In 1877 schreef Morton een verhande­ ling over bloedtransfusie; het bleek voor die tijd een stan­ daardwerk. Naast de chirurgie hield Mor­ ­ ton zich ook met andere medisch zaken bezig. Zo werd hij aangesteld om een staats-­

gekkenhuis te bouwen en zat hij in een commissie voor geestesziekten. Dat betrof ook een bepaald deel van de zenuw­ziekten, maar niet het type waar hij later door ont­ houden zou worden. Naast zijn medische activiteiten zette Morton zich actief in tegen dierproeven en hij was vicevoorzitter van een com­ missie ter preventie van wreedheid tegen kinderen. Het is opvallend dat ondanks deze grote zaken, Morton nu vooral herinnerd wordt door een zenuwverdikkinkje in de voor­ voet. Zijn werk over de voorvoetspijn werd gepubliceerd in 1876. Waar hij in eerste instantie dacht dat de klach­ ten kwamen door directe druk van de botten op de zenuw, zijn de laatste inzichten dat de pijn vooral komt door druk van een bandje dat over de zenuw loopt en dat strak komt te staan bij een doorgezakte voorvoet. Zo’n doorgezakte voorvoet is zonder operatie te corrigeren, dus dat is in prin­ cipe de eerste behandeling. Een beroemdheid die last had van een Morton-neuroom, is Steven Tyler, de zanger van de band Aerosmith. Thomas Morton stierf op 68-jarige leeftijd aan de ge­ volgen van cholera.  Folder over de Morton-neuroom: www.zorgvoorbeweging.nl

Dit artikel is geschreven door orthopedisch chirurg Matthijs Somford. Eponiemen binnen de orthopedie hebben zijn belangstelling.

30

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Onder de loep

DE KNIEPROTHESE Het bovenbeen.

Dit deel vervangt het uiteinde van het bovenbeen.

Dit kunststof vervangt het kraakbeen. De knie kan weer soepel bewegen. Dit deel vervangt het uiteinde van het onderbeen. U ziet dat het ín het bot vastzit.

Het onderbeen (scheenbeen).

 www.zorgvoorbeweging.nl/knie

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

31


Kwaliteit

Orthopedisch chirurgen zijn nooit uit­geleerd. Elke vijf jaar moeten ze minimaal 200 uren besteden aan bijscholing, zoals cursussen, congressen, lezingen en trainingen. Zo blijven ze met hun kennis en vaardigheden in beweging.

Dr. Geert Ensing

Uw dokter is nooit uitgeleerd

‘Ik ben hier om buiten de gebaande paden te kunnen kijken.’ “Deze training gaat in eerste instantie over de nieuwste inzichten rond kijkoperaties van de knie. Dat soort operaties doe ik vrijwel dagelijks. Hier leer ik de nieuwste kennis en de nieuwste tech­ nieken. Hiervoor kunnen we oefenen op knie­ gewrichten van mensen die in de Donorregistratie hebben aangegeven dat ze hun lichaam na hun dood ­beschikbaar stellen aan de wetenschap. In mijn dagelijks werk draait het erom de patiënt zo min mogelijk te belasten en complicaties tot een minimum te beperken. In deze ­cursus maken we ook het gehele kniegewricht open. Bij je patiënt zou je dat nooit zomaar doen. Maar hier kan ik op een veilige ­manier de anatomie van de knie bekijken. Natuurlijk heb ik dat in mijn opleiding ook gedaan, maar met zes jaar ervaring in het vak bekijk je alles weer met andere ogen. Door dit te doen, leer ik nog beter waar ik bij mijn patiënten juist vanaf moet blijven.”

E

n dat terwijl ze toch al een aardig tijdje op ‘school’ hebben gezeten. De opleiding tot orthopedisch chirurg duurt twaalf jaar, ­onderverdeeld in de opleiding tot basisarts (zes jaar), en de specialistenopleiding (nog zes jaar). In die laatste zes jaar van de opleiding is er veel aandacht voor praktische vaardigheden (operaties uitvoeren), wetenschappelijk onderzoek, en houding en gedrag (omgang met de patiënt). Als alles goed gaat, ligt aan het eind van de rit het ‘C-briefje’ klaar. Dat is nodig voor de registratie als medisch specialist. Deze registratie is geldig voor vijf jaar. Dan is het tijd voor her­ registratie. Daarvoor moet de orthopedisch chirurg 200 ‘accre­ ditatie­punten’ overleggen. Elk punt staat voor een uur bijscholing en ontwikkeling. De Nederlandse Orthopeadische Vereniging (NOV) bepaalt of cursussen, lezingen en scholingen voor accre­ ditatiepunten in aanmerking komen. Voldoet de ortho­peed na vijf jaar aan de eis, dan kan hij of zij weer vijf jaar het vak uitoefenen. Deze procedure herhaalt zich dan weer en draagt eraan bij dat de kwaliteit van de orthopedische zorg steeds weer toeneemt.

Zorg voor Beweging was aanwezig bij een inter­nationale c­ ursus over kijkoperaties in de knie. We vroegen drie orthopedisch ­chirurgen waarom ze deze cursus deden.

32

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Bas Rutten

Dr. Daniëlle Langeloo

‘In een training als deze

‘Bijscholing betekent

leer ik op een aantrekkelijke

voor mij:

manier de nieuwste kennis.’

verdieping in mijn vak.’

“In ons vak zie je de laatste jaren steeds meer superspecialisaties ontstaan. Het is namelijk niet mogelijk om alle ontwikkelingen in de orthopedie bij te houden. Er zijn zoveel complexe en doorontwikkelde technieken, vooral door de artroscopie, de kijkoperaties. Daarom zijn er steeds minder orthopedisch chirurgen die álles doen en kunnen. Mijn specialisatie betreft het knie- en het enkelgewricht. Tijdens deze cursus oefen ik meteen met de ­theorie die ik leer; ik kan mijn operatieve grenzen verkennen en verleggen. Zo letten we tijdens ­operaties bijvoorbeeld op bepaalde vaat- en zenuw­structuren rondom de knie. Tijdens deze cursus kan ik eens rustig kijken welke bewegingen ik kan maken en welke niet. Zo kan ik mezelf verder ontwikkelen en verbeteren. Tijdens cursussen en congressen worden vaak nieuwe ontwikkelingen gepresenteerd. Vernieu­wingen zijn in mijn ogen niet per definitie ver­beteringen. Het gaat erom dat wetenschappelijk is bewezen dat een vernieuwing het behandel­resultaat voor de patiënt verbetert. Op deze m ­ anier blijf je de beste zorg leveren.”

“Hier delen internationale experts in knieoperaties hun inzichten. Samen oefenen we met nieuwe ­technieken. Zo zet ik voor mezelf de puntjes weer op de i. Want ik wil elke patiënt de behandeling geven die voor hem of haar het beste is: een beter resultaat, minder complicaties en een beter herstel. Ik vind het verfrissend om tijdens de cursus onderling ervaringen uit te wisselen. Doordat collega’s uit binnen- en buitenland elkaar hun ervaringen vertellen en gegevens delen, weten we dat patiënten met kruisbandletsel heel vaak óók meniscusletsel hebben. Als je daar op let, heeft dat gevolgen voor de duur van de operatie, de duur van de narcose, de planning, en voor de beschikbaarheid van de operatie­kamer en het operatieteam. Hoe los je dat op? Hoe doen anderen dat? Ook zulke kennis en ervaring is heel bruikbaar.”

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

33


Interessant!

De geschiedenis van de heupprothese In 2015 zijn in Nederland ruim 28 duizend heupen vervangen door een heupprothese. Meestal is slijtage (artrose) de reden voor zo’n ingreep. Honderd jaar geleden waren er nog geen goede heupprothesen, maar artrose was er wel.

H

eupslijtage is zo oud als de ­mensheid. Voor het einde van de negentiende eeuw waren de behandel­mogelijkheden beperkt. Als een arts besloot te opereren, dan betekende het dat hij de heupkop verwijderde. De heup werkte dan minder goed, maar de pijn was verdwenen. Zo’n operatie is voor het eerst uitgevoerd in 1821. In die tijd zetten de artsen ook weleens het heupgewricht vast om de pijn te verminderen. De eerste keer dat een arts probeerde een heupkop te vervangen, was in 1891. De Duitse professor Themistocles Glück

(1853-1942) presenteerde in dat jaar de resultaten van zijn behandeling. Hij behandelde patiënten bij wie de heupkop kapot was gegaan door tuberculose. Bij hen had hij de heupkop vervangen door een exemplaar van ivoor. Om het ivoor vast te zetten aan het bot, gebruikte hij schroeven van nikkel, kalkgips en botlijm.

Deze prothese ging maximaal een paar jaar mee. Daarna raakte de patiënt alsnog gehandicapt, want een aanvullende operatie was nog niet mogelijk. De eerste poging met een gegoten ontwerp was in 1939. De Noorse Amerikaan Marius Nygaard Smith-Petersen (1886-1953) plaatste een prothese van glas. Jammer genoeg kon het glas de belasting niet aan: de glazen heupkop brak. Smith-Petersen experimenteerde daarna nog met heupkoppen van kunststof, zoals pyrex, bakeliet en viscoloid. De eerste metalen heupprothese werd ge-

John Charnley. Deze foto’s geven een indruk van de ziekenhuisomgeving waarin John Charnley in de jaren ’60 zijn heupprothesen plaatste. De ­beelden ontvingen we van The John ­Charnley Trust.

34

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Column

Hoe blijf je aan de top?

plaatst in 1942. Die prothese was gemaakt van het metaalmengsel vitallium. Officieel was dit geen heupvervanging voor slijtage, maar een vervanging van een deel van het bovenbeen bij een kwaadaardig botgezwel. Vervolgens maakte John Charnley (19111982) de beslissende stap. Hij plaatste een heupkop met steel van metaal. De kom die hij gebruikte was eerst van teflon en later van hoogwaardig kunststof. Hij zette de kom en de steel vast met botcement. De gebruiksduur van een heupprothese bleef een probleem. Charnley concludeerde in 1964 dat de prothese maximaal drie jaar en drie maanden kon blijven zitten; daarom was deze behandeling alleen geschikt voor heel oude patiënten. Sinds die jaren zestig is veel veranderd. De vorm en de materialen van een heupprothese zijn verder ontwikkeld. En die ontwikkeling gaat nog steeds door met als doel dat iedereen die een heupprothese krijgt, er zo lang mogelijk optimaal mee kan blijven doen wat hij of zij wil. De eerste keer dat een orthopedisch ­chirurg wat kon veranderen aan een geplaatste heupprothese, was pas in 1978. Zo’n aanpassing of vervanging heet een revisie. Tot die tijd werd bij een probleem de prothese gewoonweg verwijderd. Dit heet een Girdlestone situatie en deze is vernoemd naar de Britse professor ­Gathorne Robert Girdlestone (1881-1950). Een dergelijke ingreep is tegenwoordig nog slechts heel zelden nodig. Zo ziet u dat er ten opzichte van de eerste jaren een flinke verbetering is in techniek en prothesemateriaal, maar zonder die pioniers waren we niet waar we nu zijn.

Als topsporter zet je alles op alles voor die laatste procent verbete­ ring. Je wilt op de toppen van je kunnen presteren en strijden voor de winst. Om dit te bereiken moet je met veel plezier, overtuiging en ver­ trouwen ongelofelijk hard werken. Ook moet je constant je grenzen op­ zoeken om nog beter, fitter en ster­ ker te worden. Het is alleen de kunst om daar niet overheen te gaan. Als je niet goed naar je lichaam luistert, raak je snel geblesseerd of overtraind. De balans tussen rust en inspanning is cruciaal. We gaan dan ook regelmatig naar de fysiotherapeut en slapen veel, zelfs overdag tussen twee trainingen door. Hoe belangrijk dit fysieke gedeelte ook is, het mentale aspect maakt uiteindelijk het verschil. Daarbij heb ik het niet alleen over de discipline en het doorzettingsvermogen die nodig zijn om aan de top te komen. Het is ook belangrijk dat je alles met overtuiging doet, dat je kunt presteren onder druk en dat je goed kunt samenwerken. Je moet niet alleen elkaars kwali­ teiten benutten, maar elkaar juist ook kunnen helpen als het minder goed gaat. In de zomer van 2016 wonnen we een zilveren medaille op de Olympische Spelen in Rio. Ondanks dat we voor goud gingen, zijn we trots op onze prestatie. Een zilveren medaille halen op het grootste sportevenement ter wereld blijft bijzonder. We hebben er alles aan gedaan om op ons best te zijn en we heb­ ben met passie gespeeld. Toen de Olympische Spelen voorbij waren, kregen we weer tijd voor dingen naast hockey. Ik richtte mij op mijn studie geneeskunde. Ook daar wil ik het beste uit mezelf halen. Joyce Sombroek

Joyce is al jaren de vaste keepster van het Nederlands hockeyelftal en van Laren dames 1. Ze is Europees, wereld en Olympisch kampioen geworden en werd in 2014 en in 2015 uitgeroepen tot beste keepster van de wereld. Naast haar topsportcarrière studeert ze geneeskunde.

 www.mijnheupprothese.nl

www.girdlestone.nl

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

35


Opmerkelijk orthopedie

langdurige wondlekkage

opereren of niet? dat is de vraag Wat is de beste behandeling voor een patiënt met wondlekkage na het plaatsen van een knie- of heupprothese? Om deze vraag te kunnen beantwoorden doen dertig ziekenhuizen mee aan een landelijk onderzoek. Dit is belangrijk, omdat wondlekkage een voorbode kan zijn van infecties rond de prothese. ‘Wondlekkage’ tijdens de eerste dagen na een operatie is normaal: het lichaam is aan het werk om de wond te genezen en daarbij kan veel vocht vrijkomen. Maar als de wond langer dan negen dagen vocht blijft lekken, dan kan het een voorbode zijn van een infectie. “Inmiddels weten we al dat bij drie van de vier mensen géén sprake is van een infectie. Maar we kunnen vooraf niet voorspellen bij welke van de vier mensen wél een infectie gaande is. Dat is nu nog het dilemma van de orthopedisch chirurg”, verklaart orthopedisch chirurg dr. Paul Jutte.

Afwachten of niet? “In de Nederlandse ziekenhuizen zijn nu twee behandelmethoden gangbaar”, vertelt Jutte. “De eerste gaat uit van intensieve wondzorg in combinatie met bedrust. De tweede bestaat uit een ‘spoeloperatie’, waarbij de prothese en het omliggende weefsel worden schoongemaakt.” De vraag is dus: kun je het beste afwachten en ervan uitgaan dat de lekkage met bedrust en wond­verzorging goed komt? “Zoals gezegd is in driekwart van de gevallen geen infectie gaande. Maar als er wel een infectie is en je grijpt niet in,

Een mogelijke infectie Ziekenhuizen nemen alle mogelijke maatregelen om een infectie bij een operatie te voorkomen. Dat leest u ook op pagina 48, waar staat hoe ziekenhuizen de gebruikte instrumenten steriliseren. Als bij het plaatsen van een ­gewrichtsprothese toch bacteriën in de wond terecht zijn gekomen, dan vormen ze een heel dun slijmlaagje op de prothese. Dat heet een ‘biofilm’. Daarmee kapselen de b ­ acteriën zichzelf in. Het resultaat is dat het afweer­ mechanisme van het lichaam de bacteriën niet meer kan ­bestrijden. En dat geldt ook voor antibiotica. Soms houden de bacteriën zich rustig en komt de ontsteking pas jaren later tot uiting. Maar soms zijn ze agressief en snel te herkennen. In beide gevallen leidt zo’n infectie tot pijn in het gewricht, tot stijfheid en soms ook koorts. Sommige patiën­ ten worden ernstig ziek en dan kan het zijn dat de prothese uit het lichaam moet. Dit is een ingrijpende operatie. Er is de orthopedie veel aan gelegen om deze situatie te voorkomen.

36

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


dan kunnen de bacteriën een biofilm vormen (zie kadertekst, red.), die na een paar weken steeds moeilijker is weg te krijgen.” De andere mogelijk­ heid is: moet je voor de zekerheid de wond open maken en de prothese schoonmaken? “Dan ope­ reer je misschien wel drie van de vier patiënten ogenschijnlijk voor niets, met alle nadelen van dien. De extra operatie is immers belastend voor de patiënt en geeft op zichzelf ook weer nieuw risico op infectie.” Goed voorspellen Het landelijke onderzoek moet betere voor­ spellingen mogelijk maken: is de wondlekkage van deze patiënt wel of niet het gevolg van een infectie? Vanaf 1 februari 2017 worden de twee methoden – afwachten of een spoeloperatie – met elkaar vergeleken. In de deelnemende ziekenhuizen krijgen patiënten de vraag of ze op vrijwillige basis aan het onderzoek willen mee­ doen. Als na de negende dag nog wondlekkage optreedt, krijgt de patiënt door loting een van beide behandelmethoden. Het onderzoek gaat door tot halverwege 2018. Dan moet duidelijk zijn bij welke patiënten de wondlekkage een teken van infectie is en bij welke patiënten de wond gewoon traag herstelt, zonder dat er een infectie is. Zo zal het onderzoek orthopedisch chirurgen helpen om te bepalen welke behandeling voor welke patiënt het beste is.

“De orthopedie wil met meer zekerheid kunnen zeggen of een wondlekkage het gevolg is van een infectie,” vertelt dr. Paul Jutte. “Daarom doen maar liefst dertig ziekenhuizen mee aan dit onderzoek.”

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

37


Weer in beweging

38

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Infanterist Frens Hartgers (32) raakte gewond door bermbom

‘In het leger slepen we elkaar er doorheen’

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

39


Weer in beweging

Boordschutter op een YPR pantservoertuig was hij. Frens Hartgers kan het ontploffen van de bermbom op 9 augustus 2008 in Uruzgan, Afghanistan, tot in detail navertellen. Niet vanuit zijn eigen geheugen, want de knal wiste al zijn herinneringen aan de explosie. Hij kent de verhalen alleen via zijn maten uit het leger.

H

ij leefde in ieder geval nog. Een helikopter bracht hem naar het hospitaal op Kamp Holland, bij Tarin Kowt. Een traumateam was daar elf uur lang bezig om zijn lichaamsfuncties te stabiliseren. De vrees was dat Frens ook hersenletsel had opgelopen; daarom is hij naar Kandahar overgebracht voor een

hersenscan. “Gelukkig bleek dat alleen een hersenkneuzing”, zegt Frens. In coma Terug in Nederland werd Frens verder behandeld. Vijf weken verbleef hij op de intensive care, waar ze hem in coma hielden. De ‘to-do-lijst’ van de dokters was

indrukwekkend: verbrijzelde hielen, verbrijzelde linkerknie, gebroken rechter bovenbeen, verbrijzelde stuit, gebroken ribben, gebroken linker schouder. De slagaderlijke bloeding in de lies en het opengereten onderlichaam waren in Afghanistan al behandeld. Frens verloor ongeveer 4,5 liter bloed. “Ik was in levensgevaar”, zegt hij met gevoel voor understatement. Toen Frens na vijf weken uit coma werd gehaald, zag hij dat zijn linkerbeen het zwaarst was gehavend. Stukken been vanaf de knie tot aan de voet waren met een stalen constructie aan elkaar gezet. Het was nog maar de vraag of het been behouden kon blijven. “Mijn schouder en ribben waren tijdens mijn coma ongemerkt genezen, dat was mooi meegenomen”, grapt hij. Na een maand of drie mocht hij gaan revalideren in het Militair Revalidatie ­Centrum in Doorn. Complicaties Het zat niet mee. Door de aanslag en de weken in coma was Frens’ algehele toestand verzwakt; er traden complicaties op zoals een longontsteking waarvoor hij

‘Uiteindelijk zal ik kiezen voor amputatie op de knie’ weer even terug moest naar de intensive care. “Ik had veel pijn, viel af en toe flauw. Ik had geen eetlust en herstelde slecht.” Uiteindelijk moesten er nieuwe bloedtransfusies aan te pas komen. “Pas toen

40

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


elkaar zoals dat daarbuiten misschien niet kan.” Frens mag blijven werken als militair, ofschoon hij is afgekeurd voor operationele taken. Na een intensieve omscholing op hbo-­niveau, werkt hij nu als officier bedrijfsmaatschappelijk werk bij Defensie. “Daarbij kan ik mijn eigen ervaringen – ook de heel positieve – inzetten in dienst van anderen”.

ging ik me weer beter voelen en kwam ik terecht in de opwaartse spiraal die ik zo hard nodig had.” ‘Positieve sfeer’ Stap voor stap trad het herstel in en volgden reeksen operaties om de vastgegroeide knie weer ‘gangbaar’ te maken, om de hielen te herstellen, de enkels weer recht te zetten en om de conditie te verbeteren. Frens: “Ik heb in Doorn opnieuw leren l­open. Omdat er in mijn knie geen kraakbeen meer aan­ wezig is, krijg ik om de vier tot zes maanden een pijnstillende injectie om te kunnen bewegen. Maar dat houdt een keer op, de pijnstilling wordt minder effectief. Uiteindelijk zal ik kiezen voor amputatie op de knie. Dat geeft de beste vooruitzichten op pijnvrij bewegen in de toekomst.” “Revalideren is zwaar, maar met Afghanistan-veteranen onder elkaar werkten we in een heel positieve sfeer. Over onze ongelukken spraken we niet. Maar ik

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

genoot van onze zwarte cynische humor onderling. We sleepten elkaar er doorheen. In het leger heb je een band met

Hechte familie Frens is blij met zijn familie. “Zonder hecht thuisfront – mijn vrouw Linda, familie, schoonfamilie en vrienden – red je het niet.” Linda en Frens zijn in 2013 getrouwd en hebben inmiddels twee kinderen. “Onze familie is door de aanslag nog hechter geworden. Ik wil zoveel mogelijk stoeien, voetballen en zwemmen met de kinderen. We hebben een nieuwbouwhuis gekocht waarin ik samen met mijn vader veel heb geklust. Ik stel geen dingen uit, want het leven kan ineens ophouden. Dat weet ik nu.” ­

Risico van het vak Gewond geraakte militairen worden meestal behandeld in het Centraal ­Militair Hospitaal in Utrecht. Als de verwondingen ernstig zijn, zoals bij Frens Hartgers, is het de eerste prioriteit om het leven van de patiënt te redden, een taak van de traumatologen, zegt orthopedisch chirurg en traumatoloog kolonel Arie van der Krans. Eventuele orthopedische behandelingen daarna zijn gericht op het behandelen van verwondingen aan gewrichten en in een later stadium op het verrichten van reconstructies. In Afghanistan raakten zo’n 130 militairen gewond, van wie 60 orthopedische zorg nodig hadden. Maar ook vanuit andere militaire uitzendgebieden worden gewonden of geblesseerden binnengebracht in Utrecht. Van der Krans: “Het is het risico van ons vak. We hebben 20.000 militairen in het veld, van wie er 1500 meedoen aan militaire missies. De kans op ongelukken is er altijd, óók als het gaat om reguliere oefeningen.”

41


Innovatie

soms toch hechten Is een afgescheurde voorste kruisband in de knie écht niet meer te repareren? Nu nog staat iemand met deze blessure voor de keus: het zo laten en de omliggende spieren goed trainen, of een voorste kruisbandreconstructie ondergaan. Bij zo’n operatie wordt een pees uit het bovenbeen gebruikt om als nieuwe kruisband te fungeren. Maar wetenschappelijke publicaties uit het buitenland laten zien dat nieuwe operatietechnieken misschien toch het hechten van de kruisband mogelijk maken. Vier Nederlandse ziekenhuizen (Slotervaart Ziekenhuis Amsterdam, Haga Ziekenhuis Den Haag, Kliniek Annatommie Utrecht en Amphia Ziekenhuis Breda) onderzoeken samen deze mogelijkheid van een kijkoperatie (artroscopie). Orthopedisch chirurg Peter Joosten vertelt dat er randvoorwaarden zijn: zo moet er nog een bruikbaar stukje van de kruisband aanwezig zijn, de hersteloperatie moet binnen drie weken na het ontstaan van de blessure plaatsvinden en de patiënt is bij voorkeur in goede conditie en niet te oud. De techniek bestaat uit een zogeheten ‘dynamische stabilisatie’: de gescheurde kruisband wordt gehecht en verstevigd met een kunststof draad waarin een beweegbaar veermechanisme zit. Tijdens het genezingsproces blijft daarmee de knie stabiel én beweeglijk, vertelt Joosten. Inmiddels hebben enkele tientallen patiënten deze behandeling ondergaan. Joosten: “We monitoren de resul­taten om te zien of het voor deze patiënten inderdaad beter is om hun eigen kruisband te behouden.”

knieschijf uit de kom Heeft u last van ‘patellofemorale instabiliteit’ in de knie, oftewel: schiet bij u geregeld de knieschijf uit de

42

kom? Op de website www.knieschijfuitdekom.nl vindt u heel veel informatie over de oorzaak, de klachten en de b ­ ehandelmogelijkheden. Vanuit Nijmegen hebben het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) en het Radboudumc deze website gezamenlijk opgezet. Ook de werkgroep Knie van de Nederlandse Ortho­paedische Vereniging (NOV) is erbij betrokken. Hoewel de meeste knieschijfklachten na behandeling door een fysiotherapeut verdwijnen, blijft tien procent van de patiënten toch pijn houden. Dat komt dan vaak doordat de knieschijf blijvend niet goed spoort. Soms schiet de knieschijf van zijn plek en dan kan de knie niet meer buigen. De website is een mooie bron van infor­ matie, inclusief ervaringsverhalen van patiënten.

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


‘statistisch bot’ voorspelt wanneer weer werken? Veel mensen die geopereerd moeten worden, stellen hun orthopedisch chirurg de vraag: “Wanneer kan ik mijn werk weer oppakken?” De orthopedisch chirurg weet natuurlijk heel veel van een operatie en het herstelproces, maar hij of zij heeft niet altijd zicht op de lichamelijke belasting van iemands werk. Daarom zijn er vragenlijsten waarmee patiënten aangeven wat hun ervaringen zijn in het dagelijks leven na een ingreep. Op basis van de antwoorden van heel veel patiënten samen, kan de orthopedisch chirurg op termijn zien hoe lang de revalidatie gemiddeld duurt. De uitkomsten geven ook inzicht in de belemmeringen om weer aan het werk te gaan: is het de aandoening zelf? Of de pijn? Komt het door de nabehandeling, zoals gips? Dergelijke vragenlijsten zijn er al langer voor mensen die een knie- of heup­ prothese krijgen. Vanuit het Amphia ­Ziekenhuis in Breda is samen met het ­Coronel Instituut voor Arbeid en ­Gezondheid in Amsterdam een vragenlijst ­ontwikkeld voor mensen die een orthopedische operatie ondergaan aan schouders, armen en/of handen. Zo moet op termijn voor alle beroepen een meer gericht antwoord beschikbaar komen op de vraag wanneer werken weer aan de orde is.

Stel dat je op basis van botvormen kunt voorspellen of iemand een meer dan gemiddelde kans heeft op kraakbeenschade bij een sportblessure zoals een enkelverzwikking. Onderzoeker Nazli Tümer-Sarkalkan van de Technische Universiteit Delft maakte hiervoor een zogenoemde statistische beschrijving. Ze beschreef de vorm van het sprongbeen en de onderzijde van het scheenbeen, die samen scharnieren in de enkel. Daarvoor gebruikte ze CT-scans van de enkels van 37 mensen mét kraakbeenschade en van een controlegroep zonder schade. Gevonden: de ‘gemiddelde’ botvorm van de mensen mét kraakbeenschade verschilt op twee plekken van die van de mensen zonder schade. ‘Statistische modellen’ kunnen in de toekomst worden gebruikt om op basis van iemands botvorm te voorspellen of deze meer risico loopt op kraakbeenschade. “Die kennis kunnen we inzetten voor preventie. Bijvoorbeeld door iemand extra oefeningen te laten doen om de enkels te stabiliseren, door steunzolen of braces te adviseren of door bepaalde sporten te ontraden.”

Scheenbeen

Sprongbeen

Met intact kraakbeen

Schade

Met kraakbeenschade

precies geplaatst Het vervangen van een gescheurde voorste kruisband is een heel secure operatie. “De vervangende kruisband zit het liefst precies daar waar de eigen kruisband zat”, aldus prof. dr. Ron Diercks van het UMC Groningen. Daarom ontwikkelen wetenschappers van het UMC Groningen, het Radboudumc in Nijmegen en de Universiteit Twente een nieuwe 3D-techniek. Een nieuwe kruisband – meestal een pees uit het bovenbeen – wordt met plugjes in de knie vastgezet. Bij de nieuwe methode gebruikt de orthopedisch chirurg het MRI-beeld van de knie van de patiënt om een 3D-mal te printen. In de mal worden de bevestigingspunten voorgeboord. Met die mal boort de orthopedisch chirurg tijdens de operatie precies op de juiste plek. Volgens Diercks moet daarvoor misschien wel een iets grotere snee in de knie worden gemaakt, ongeveer drie centimeter. Hij denkt dat deze nieuwe techniek binnen twee jaar voor het eerst bij patiënten toepasbaar kan zijn.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

43


Hoe word ik orthopedisch chirurg?

fellowship

Kans tot verdieping in het vak Toen orthopedisch chirurg Paulien Bijlsma (38) op haar 32ste de opleiding tot specialist afrondde, voelde ze zich nog te jong om toe te treden tot een vakgroep in een ziekenhuis. “Daar was ik nog niet aan toe. Voordat ik ergens vast aan het werk zou gaan, wilde ik me verder verdiepen in mijn vak.”

W

at te doen? Paulien Bijlsma: “Er zijn vakgroepen met tijdelijke vacatures. Maar ik vond het interessanter om een ‘fellowship’ te doen. Dit is óók een tijdelijke baan, maar dan met de mogelijkheid om mij nog verder te specialiseren in het gebied dat ik het meest interessant vind. Dit leek me de beste manier om mezelf verder te ontwikkelen.” Ziekenhuizen in binnen- en buitenland – al of niet gekoppeld aan een universiteit – bieden geregeld van die fellowships aan. “Een periode in het buitenland leek mij extra leerzaam. Daar kijken ze vaak net even anders tegen het vak aan.” Bijlsma besloot in 2012 te solliciteren op een fellowship in het Royal National Orthopaedic Hospital Stanmore in Londen. “Een fellowship kinder­orthopedie, de specialisatie waar mijn hart het meest naar uit ging.” Alle vlakken

Bijlsma’s interesse voor kinderorthopedie werd gewekt tijdens haar opleidings­ periode op een afdeling kinderorthopedie in Nederland. Internationale contacten van haar opleiders brachten het fellowship in Londen in beeld. “Nou, dan ga je dus voor een sollicitatiegesprek naar Londen. En ik werd aangenomen.”

44

Van 2012 tot en met 2013 volgde ze drie fellowships in drie verschillende ziekenhuizen. “Het eerste fellowship duurde een half jaar. De vele contacten die ik daar kreeg met andere kinderorthopeden gaven me de kans om er nog twee fellowships achteraan te plakken. Eén in het kinderziekenhuis van Londen, waar je veel zeld-

zame aandoeningen ziet, en één in een groot traumaziekenhuis, waar je heel veel botbreuken ziet. Hierdoor kreeg ik de kans me op alle vlakken van de kinderorthopedie verder te specialiseren.” Goed aanzien

Een fellowship kent verplichtingen voor

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


praktische omgang met en de behandeling van patiënten. “Dat heeft me altijd aangetrokken, meer dan het verrichten van intensief wetenschappelijk onderzoek. Het mooie van kinderorthopedie vind ik ook dat het allround orthopedische kennis en vaardigheden vraagt. Bovendien komen de meeste kinderen met regelmaat op controle; ik krijg dan makkelijk een band met ze.” Vaste baan

Bijlsma voelt zich in Londen als een vis in het water: “Engeland is een prettig land met veel overeenkomsten met Nederland. Britten nemen zichzelf niet te serieus, en ze hebben eenzelfde gevoel voor ­humor. Ze zijn evenmin erg hiërarchisch ingesteld, dat maakt het werken met alle collega’s prettig.” Er zijn ook verschillen. “Opvallend is dat orthopedisch chirurgen hier alle ‘trauma’ doen; na een ongeluk ­behandelen zij de botbreuken. In Nederland gebeurt dat ook door in traumato­logie geïnteresseerde chirurgen.”

zowel de werknemer als de werkgever. “Zelf kom je met de intentie om ervaring op te doen en om naast je werk te leren en wetenschappelijk onderzoek te doen”, vertelt Bijlsma. “De ervaren collega’s in het ziekenhuis begeleiden je daarbij naar een steeds hoger niveau. Dat is ook in hun eigen belang: ziekenhuizen met een

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

opleidingsfunctie laten daarmee zien dat ze modern en up-to-date zijn. Opleiden is dus goed voor het aanzien van een ­ziekenhuis.” Allround kinderorthopeed

De kinderorthopedie is ‘helemaal haar ding’, weet Bijlsma nu, en dan vooral de

Sinds september 2015 heeft Bijlsma een vaste baan in het Royal London ­Hospital in het oostelijk deel van de stad. ­“Eigenlijk is het niet zo Brits hier, maar heel multicultureel. Dat maakt dat ik ook veel aandoeningen zie, die je onder West-­Europese kinderen niet of zelden nog ziet. Denk aan groeischijf­ aandoeningen en verkrommingen in de ledematen. Die zijn vaak het gevolg van het voedings­patroon of van een tekort aan vitamine D. Dat laatste kan onder meer te maken hebben met hun donkerder huidskleur en het dragen van meer bedekkende kleding, zodat ze minder zonlicht op hun huid krijgen. Als kinderorthopeed kan ik hier heel veel doen.”

45


Opmerkelijk orthopedie

kraakbeen laat je soepel bewegen Zoals een motor zonder olie vastloopt, zo krijgen mensen problemen met bewegen als hun kraakbeen is aangetast. Honderdduizenden mensen met kraakbeenschade kunnen daarover meepraten. Maar wat is dat eigenlijk: kraakbeen? Waardoor slijt het? Hoe kunnen we het herstel en de kwaliteit ervan beïnvloeden? Wat kunt u zelf doen en wat kan de orthopedie betekenen?

In ons lichaam hebben we verschillende soorten kraakbeen. In oren, neus, luchtpijp en bijvoorbeeld de tussenwervelschijven is kraakbeen elastisch en taai. Dit artikel gaat over gewrichtskraak­ been. Dat is harder en het is extreem glad aan het oppervlak. Daardoor kunnen onze gewrichten soepel bewegen. Kraakbeen werkt bovendien als een schokdemper en drukverdeler.

• Hoe werkt kraakbeen?

Kraakbeen bestaat voor 80 procent uit water en voor de rest uit overwegend eiwitten, suikers en zout. Dicht bij het bot heeft het een vastere structuur dan in de buurt van het gewrichtsop­ pervlak. Onder druk komt er vocht uit en als de druk weg is, zuigt het kraakbeen dit vocht weer op. Dat ‘pompen’ zorgt voor schokdemping en helpt om het kraakbeen gezond te houden. Bewegen is dus heel goed voor kraakbeen.

• Wat kan er fout gaan?

Het proces van kraakbeenvernieuwing is gevoelig voor verstoring. Over­ belasting door zwaar werk of te intensieve sport is een oorzaak van veel kraakbeenleed, net als overgewicht. Bij mensen die hun gewrichten te vaak en te zwaar belasten, kan het kraakbeen beschadigen, waardoor de schok­ demping geleidelijk afneemt. Dat gebeurt ook bij mensen met aandoeningen als reuma en jicht: artrose is het gevolg. Het slechte nieuws is, dat aangetast kraakbeen slecht herstelt. Dat komt doordat er minimale doorbloeding is. Dat maakt het kraakbeen slecht toegankelijk voor cellen die nieuw weefsel kunnen aanmaken of het herstel aansturen. Verraderlijk is bovendien dat in kraakbeen nauwelijks of geen gevoel zit. Wie te maken krijgt met slijtage of artrose merkt dat meestal pas als het gewricht geïrriteerd raakt. Kraakbeen kan ook gedeeltelijk beschadigd raken, bijvoorbeeld door een ongeluk of een val.

46

Hier neemt u een kijkje in twee gebogen knieën. Links ziet u een knie met ernstige artrose. De kraakbeenschade is uitgebreid. Zelfs het onderliggende bot is op sommige plekken al aangetast.

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


• Wat kunt u zelf doen om schade te voorkomen?

Het is de kunst om uw kraakbeen te ontzien. Pijn kan duiden op overbelas­ ting. Enige rust kan dan helpen. Maar let op: teveel rust is ook weer niet goed. Het g ­ ewricht is altijd gebaat bij beweging om de pompende werking op gang te houden. Het is bekend dat overgewicht een negatieve invloed

heeft op de kwaliteit van kraakbeen. Overgewicht voorkomen is mooi; gewicht verliezen helpt ook al, zie het artikel op pagina 28. Helaas bestaat er geen pilletje om aangetast kraakbeen te genezen. Weliswaar beweren sommige mensen baat te hebben bij het slikken van glucosa­ minesulfaat, dat gewoon bij de drogist te koop is. Ook zijn er patiënten bij wie injecties met hyaluronzuur (een smeermiddel op suikerbasis) lijken te helpen. Maar van deze middelen is de werking in weten­ schappelijke studies niet duidelijk aangetoond.

• Wat onderzoekt de orthopedie?

Rechts ziet u hoe kraakbeen gedeeltelijk beschadigd kan zijn na bijvoorbeeld een ongeval. Afhankelijk van het ongeval is de schade groter of kleiner. Het gladde, lichtgrijze gedeelte is onbeschadigd kraakbeen.

• Nieuwe therapieën

Voor kraakbeenschade door artrose is cel­ therapie in ontwikkeling; er worden al con­ crete resultaten mee behaald. Hierbij worden kraakbeencellen van de patiënt in het labo­ ratorium opgekweekt, omdat ze daar beter kunnen groeien dan in het gewricht. Eenmaal opgekweekt worden ze teruggeplaatst in het gewricht van de patiënt. Voor de beperkte kraakbeenschade lijkt kraak­ beentransplantatie toekomst te hebben. Dan kan een beschadigd gewricht van een patiënt met stukjes kraakbeen van een donor worden gerepareerd.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

De orthopedie doet experimenteel en fun­ damenteel onderzoek, dat uiteindelijk kan leiden tot nieuwe therapieën. Zo is de afge­ lopen jaren bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar stoffen waarvan wordt vermoed dat ze de afbraak van kraakbeen afremmen. De verwachting is dat deze stoffen ooit inge­ spoten kunnen worden in het gewricht: een soort biologische injectie om het gewricht te ‘resetten’. Maar het zal nog jaren duren voordat deze techniek op grote schaal kan worden toegepast. Onderzoekers proberen de grote groep patiënten met artrose te ‘ontrafelen’ en bijvoorbeeld zaken als overgewicht, dia­ betes, standsafwijkingen in de ledematen en erfelijkheidskenmerken te koppelen aan de kans op kraakbeenschade. Moge­ lijk kunnen daarmee ooit risicoprofielen worden o ­ ntwikkeld, zodat mensen zelf meer ­kunnen doen om (verergering van) kraakbeen­schade te voorkomen.

Aan dit artikel werkten mee: dr. Pieter Emans (orthopedisch chirurg), dr. Tim Welting (hoofd laboratorium experimenteel onderzoek) en dr. Chris Arts ­(pre-klinisch en klinisch onderzoeker biomaterialen).

47


Stap voor stap

Brandschone instrumenten op de OK 1

2

3

Het vervangen van een gewricht door een prothese is een flinke ingreep. Daarbij zijn op de operatiekamer (OK) heel wat instrumenten nodig. Ná de operatie worden ze gereinigd, gedesinfecteerd en gesteriliseerd. ‘Opwerken’ heet dat.

Een operatie geeft altijd risico’s, bijvoorbeeld omdat onze natuurlijke bescherming, de huid, wordt opengemaakt. Alles wat de huid normaal gesproken tegenhoudt, kan zó het lichaam in. Daarom heerst in ziekenhuizen grote discipline om de OK schoon te houden: muren, vloeren, afdekdoeken, de lucht, ­iedereen die in de OK aanwezig is en alles wat zij aanraken, zoals de instrumenten die ze gebruiken om de operatie uit te voeren. We volgen hier het opwerken van de instrumenten die nodig zijn bij de vervanging van een heupgewricht. 1 Bij het plaatsen van een heupprothese gebruikt de orthopedisch chirurg een behoorlijke hoeveelheid instrumenten. Deze zijn opgedeeld in meerdere instrumentensets. In zo’n set zit bijvoorbeeld het scalpel om de huidsnede mee te maken, de zaag om het gewricht te verwijderen en de inslaginstrumenten om de prothese te plaatsen. Iedere instrumentenset heeft een eigen barcode, waarmee specifieke informatie over de set oproepbaar en registreerbaar is. Tijdens de operatie komen bloed en botdeeltjes op de instrumenten, maar ook allerlei (bijna) onzichtbare deeltjes. Direct na de operatie verwijdert de OKassistent de grove vervuiling. Dan plaatst hij of zij de instrumentensets op een weegschaal: klopt alles? Is niets achtergebleven? Nu gaan de sets naar de Centrale Sterilisatie Afdeling, de CSA. 2 De instrumenten worden op de CSA eerst gesorteerd en indien mogelijk gedemonteerd. Aan­sluitend worden ze in een voorspoelunit voor­ gereinigd. Geluidsgolven (ultrasone reiniging) trillen de aangekoekte deeltjes op moeilijk toegankelijke plekken los.

48

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


3 Hierna gaan een aantal sets tegelijk de wasma-

chine in. Daar volgt een voorreiniging met lauw water en een wasfase die met reinigingsmiddelen alle vetten en eiwitten verwijdert. Aansluitend is er een zogeheten thermische desinfectiefase: gedurende vijf minuten tijd worden bij een temperatuur van 90 tot 93°C het merendeel van de eventueel nog aanwezige bacteriën, virussen en schimmels gedood. Als laatste worden de instrumenten gedroogd. De gehele reinigings- en desinfectiefase duurt zo’n 75 minuten.

4

4 Na een goed verlopen reinigings- en desinfectie­ fase, scant een CSA-medewerker de barcode van de set en direct verschijnt de samenstelling van betreffende set op het beeldscherm. De CSA-­medewerker bekijkt en controleert alle instrumenten, test of ze naar behoren functioneren en stelt de set opnieuw samen. Even wegen of alles compleet is en dan verpakt hij of zij de set in speciaal stoom doorlatend verpakkingsmateriaal. Op de verpakte set komt een sticker met alle benodigde informatie. Opnieuw wordt de set gescand en dan gaat de set in de autoclaaf, het sterilisatie-apparaat. 5 Het sterilisatieproces vindt plaats in een

5

stoomsterilisator. Eerst wordt alle lucht uit de ketel verdreven en dan vindt de sterilisatie plaats bij een temperatuur van 134°C en onder een druk van zo’n 2 Bar. Daarna volgt een droogprogramma. In totaal duurt deze stap ruim een uur. Na een goed verlopen sterilisatiefase komt de set droog uit de autoclaaf. Het verpakkingsmateriaal biedt tijdens de tijdelijke opslag tot een volgend gebruik optimale bescherming tegen virussen, schimmels en bacteriën. Het opwerken van OK-instrumenten duurt gemiddeld zo’n zes uur. Wanneer sprake is van spoed, dan krijgen specifieke sets bij elke stap voorrang en duurt het proces zo’n vier uur.

6

6 Via het procesregistratie- en traceringssysteem wordt gecontroleerd of alle processtappen goed zijn verlopen. Zo ja, dan gaat de set naar de steriele opslag op de OK. Voor een volgende orthopedische ingreep checkt de OK-assistent via klaarzetlijsten wat nodig is. Hij of zij legt de benodigde sets klaar voor de orthopedisch chirurg. Deze controleert voor gebruik of de verpakking nog heel is.

Met dank aan Heinze Sikkema, hoofd CSA, en aan orthopedisch chirurg dr. Wierd Zijlstra.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

49


Heupprothesen

Wie krijgt een heupprothese en waarom? De heupkop en de heupkom zijn bedekt met kraakbeen. Dat zorgt ervoor dat het heup­ gewricht soepel kan bewegen. Bij artrose slijt het kraakbeen sneller dan normaal en dan kan bewegen pijnlijk zijn. Bij de meeste mensen die een heupprothese krijgen, is ­artrose de oorzaak van hun klachten. Artrose komt vaker voor

bij vrouwen dan bij mannen; daardoor krijgen vooral vrouwen een heupprothese. Bij de leeftijd ziet u dat de meeste mensen die een heupprothese krijgen tussen de 60 en 79 jaar zijn. Dat komt doordat de slijtage door artrose steeds erger wordt. Er zijn ook sterke aanwijzingen dat overgewicht bijdraagt aan artrose.

Reden voor heupprothese

Leeftijd

Artrose: 87% | Anders: 13%

< 60 jaar | 60-69 jaar | 70-79 jaar | ≥ 80 jaar 17% 33% 35% 15%

Geslacht

Gewicht

Vrouwen: 65% | Mannen: 35%

Overgewicht: 65% | Geen overgewicht: 35%

De prothese: materiaal De totale heupprothese bestaat uit een heupkom en een steel met daarop de heupkop. Daarbij wordt de combinatie van een keramische heupkop en een plastic (polyethyleen) heupkom het meest gebruikt. Deze combinatie is het minst gevoelig voor slij­ tage. De keramische heupkop is wel wat meer kwetsbaar dan een metalen kop: heel soms breekt een keramische kop. De combinatie van een metalen heupkop en een plastic heup­ kom is de meest veilige combinatie op korte en middellange

termijn. Een metalen kop breekt niet en maakt ook geen geluid. Nadeel van deze combinatie is de mogelijk iets grotere gevoe­ ligheid voor slijtage op lange termijn. Dan is er nog de combinatie van een keramische kop met een keramische kom. Dit is in theorie de meest slijtvaste combina­ tie, maar dat is nog niet bewezen. Deze combinatie maakt bij bewegen soms een hinderlijk geluid en in zeldzame gevallen kan de kop en/of de kom breken.

Materiaal heupkop en -kom

50

Keramiek en plastic: 55%

Metaal en plastic: 29% Keramiek en keramiek/overig: 16%

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Soms is herstel nodig Het kan nodig zijn dat op een gegeven moment één of meerdere onderdelen van uw heupprothese moet worden vervangen of verwijderd, of dat een onderdeel wordt toegevoegd. Dit kan bijvoorbeeld nodig zijn als een deel van uw prothese is versleten, als uw prothese niet meer muurvast zit in uw bot of als rondom de prothese een infectie is ontstaan. Deze ingreep heet een hersteloperatie.

Hoe groot is de kans? Van elke 100 patiënten blijkt bij 1 of 2 patiënten (1,4%) een hersteloperatie nodig in het eerste jaar dat zij de prothese hebben.

Bron: LROIRapportage 2015 ‘Blik op uitkomsten’.

heupkom

Hersteloperaties Gedeeltelijke vervanging: 68%

Vervanging hele prothese: 22%

Hele prothese verwijderd: 7%

Overig: 3%

heupkop steel

28.798 totale heupprothesen

geplaatst in 2015

De belangrijkste redenen voor een hersteloperatie zijn*: Heupkop uit de -kom Breuk rond prothese

37% 19% 17%

Loslaten steel

14% * Dit betreft het eerste jaar dat mensen een h ­ eupprothese hebben. Bij één patiënt kunnen meerdere redenen gelden.

10%

Infectie Loslaten kom

 Zie www.mijnheupprothese.nl

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

51


Opmerkelijk orthopedie

verpleegkundig specialist en physician assistant

orthopedie is meer dan ooit teamwerk In veel ziekenhuizen krijgen patiënten te maken met een verpleegkundig specialist of een physician assistant. Zij nemen een deel van de zorg en de informatievoorziening uit handen van de orthopedisch chirurg. De verpleegkundig specialist (VS) en de physician assistant (PA) doen beiden voor een groot deel hetzelfde werk en ze hebben vergelijkbare bevoegdheden. Hun voor­ opleiding verschilt: de VS heeft na een hboopleiding verpleegkunde een tweejarige masterstudie tot verpleegkundig specialist

gedaan. De PA kan ook een andere medi­ sche hbo-opleiding hebben, bijvoorbeeld fysiotherapie, gevolgd door een masterstudie tot PA van tweeënhalf jaar. Dit verschil leidt in de praktijk soms tot een iets ander takenpakket binnen de vakgroep ­orthopedie, dat kan per ziekenhuis variëren.

“Patiënten zeggen regelmatig ‘dokter’ tegen me”, vertelt verpleegkundig specia­ list Angelique de Hooge. “Dat snap ik wel, de huisarts heeft hen immers doorverwe­ zen naar de orthopedisch chirurg. Met de pa­tiënt bespreek ik waar hij of zij last van heeft en de ziektegeschiedenis, en ik doe een lichamelijk onderzoek.” Afhankelijk van de afspraken en de taakverdeling binnen een ziekenhuis ziet de patiënt de orthope­ disch chirurg al in deze fase, of pas als er sprake is van een operatie. De VS en de PA werken onder supervisie van de ortho­ pedisch chirurg. “Als een operatie deel uitmaakt van de behandeling, dan bespreek ik met de patiënt de voorbereidingen.” Zorg uit handen Zowel de VS als de PA neemt dus zorg uit handen van de orthopedisch chirurg. Dat is nodig omdat er de afgelopen tien tot vijftien jaar in het ziekenhuis veel taken zijn bijgekomen, vertelt De Hooge, vooral op het gebied van patiëntenzorg, voorlichting en kwaliteitsmetingen. Die nieuwe taken groeiden uit tot deze nieuwe vakgebieden. “Dat maakt dat orthopedie nu meer dan ooit teamwerk is.” De taken van de VS of de PA verschillen per ziekenhuis. Ze kunnen bijvoorbeeld spreek­ uur houden in de polikliniek, of dagelijks

Zowel de verpleegkundig specialist als de physician assistant neemt een deel van de zorg uit handen van de orthopedisch chirurg. Dat is nodig omdat er de afgelopen tien tot vijftien jaar in het ziekenhuis veel taken zijn bijgekomen, vertelt Angelique de Hooge, vooral op het gebied van patiëntenzorg, voorlichting en kwaliteitsmetingen.

52

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


Column

Schuldgevoel

visite lopen op de afdeling. Ze mogen ook handelingen verrichten die vroeger alleen de arts deed. Voorbeelden zijn injecties in de knie, het verrichten van wondcontroles, het voorschrijven van medicijnen zoals pijnstillers en antibiotica, besluiten of een patiënt naar huis mag, hechtingen verwij­ deren en assisteren bij of het uitvoeren van kleine ingrepen. Zorgpaden En dat is nog niet alles: de VS en de PA zijn vaak betrokken bij wetenschappe­ lijk onderzoek of bij het ontwikkelen van ‘zorgpaden’: dat zijn procesbeschrijvin­ gen voor het behandelen van een patiënt die bijvoorbeeld komt voor een heup- of knieprothese. Daarin staat van intake tot ontslag stap voor stap beschreven hoe de patiënt behandeld wordt. Zo weet iedereen, ook de patiënt, wat op welk moment moet gebeuren. “Dat geeft duidelijkheid in de in­ formatie en behandeling. Daarmee dragen we bij aan kwaliteitsverbetering”, aldus De Hooge. Informeren en begeleiden De VS en de PA begeleiden de patiënt gedurende de totale behandeling. “We spelen een belangrijke rol in de informa­ tievoorziening over de behandeling en het herstel. Als het nodig is, regelen we nazorg. Dat geeft de patiënt een gerust gevoel: dat is belangrijk voor een goede revalidatie. Na enige tijd zien we elkaar dan weer voor de controle en om het herstel te ­bespreken. Door deze taakverdeling tussen de orthopedisch chirurg en de verpleeg­ kundig specialist of de physician assistant vergroten we voor onze patiënten de kwali­ teit van onze zorg. Een ander voordeel is de verkorting van de wachttijd doordat we op de poli meer patiënten kunnen ontvangen. Ook dat is goed voor onze patiënten.”

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

De profvoetballerij is een harde wereld. Als je door een blessure een paar maanden bent uitgescha­ keld, dan kan het gebeuren dat je na de revalidatie zomaar je plek in het elftal kwijt bent. Dan moet je je terug knokken. Toch heb ik de voet­ balwereld ook van een ‘zachte’ kant meegemaakt. Toen ik in 2013 bij FC Twente geen vaste basisplek meer kreeg, werd ik voor een jaar verhuurd aan FC Utrecht. Daar moest ik met mijn ervaring zorgen voor stabiliteit in het team. Ik had er enorm veel zin in. Maar al in het vijfde competitieweekend scheurde ik de voorste kruisband in mijn linkerknie, tijdens een thuiswedstrijd in een vol stadion. Wèg was mijn voetbalseizoen. Ik werd geopereerd en werkte maandenlang aan mijn terug­ keer. Aan de resultaten van het team kon ik in die periode niets fysieks bijdragen. Ik herinner me dat ik me daarover behoorlijk schuldig voelde; FC Utrecht had me natuurlijk niet voor niets gehuurd. Dat Utrecht mij na die huurperiode tóch een contract aanbood, vond ik geweldig. Er sprak veel vertrouwen uit. Eind oktober 2015 ging het opnieuw mis. Nu op de training, waar ik op een ogenschijnlijk onschuldig momentje een pees in mijn enkel scheurde. Die scheur zat precies op een plek waar ik een aangeboren botverdikking had. Samen met de clubarts heb ik besloten om zo snel mogelijk onder het mes te gaan. Tijdens mijn revalidatie, die duurde vier maanden, begon het elftal onder leiding van onze nieuwe trainer steeds beter te spelen en steeds meer te winnen. Jonge spelers ontwikkel­ den zich heel snel. Ik ben weleens bang geweest dat ik daar niet meer tussen zou komen. Maar ook dat viel gelukkig mee. Soms ontwikkelen spelers zich zó snel, dat ze aanbiedingen krijgen van andere clubs. Zo kwam er ook weer plek voor mij. Zo gaat dat in het voetbal. Willem Janssen Profvoetballer bij FC Utrecht

53


Weer in beweging

Alheli Silva (37) kreeg twee donor-meniscussen

‘Werk aan je droom, maar luister naar je lijf’

54

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

55


Weer in beweging

“Luister goed naar je lichaam. Dat is de belangrijkste les die ik heb geleerd. Ik joeg een Olympische droom na en zette me daar met al mijn passie voor in. Maar dat ging ten koste van mijn gezondheid. De schade in mijn knie leek onherstelbaar, maar dankzij een donor kreeg ik twee meniscussen getransplanteerd. Daarom kan ik mijn knie nu weer goed gebruiken.”

L

aura Alheli Silva Yáñez was vast van plan om de Mexicaanse Dafne ­Schippers te worden. Ze specialiseerde zich met succes in het verspringen en het sprinten. “De Olympische Spelen waren mijn doel. Daarvoor moet je doorzet-

ten en dat deed ik dus. Ja, óók toen ik op mijn zestiende geblesseerd raakte na een verkeerde landing bij het verspringen. Mijn knie raakte geblesseerd, maar ik trainde er jarenlang stug mee door.” Met succes trouwens. “Ik kreeg een studiebeurs zodat ik

mijn universitaire financieel-economische opleiding kon combineren met topsport in het nationaal sportcentrum in Mexico-City. Ik kwam steeds dichter bij het internationale atletiekniveau.” Desastreus

Maar het vurig gewenste topniveau is nooit gekomen. Op een kwade dag, ze was toen 21, blokkeerde de eerder gekwetste knie. Een MRI-scan wees uit dat haar kruisband was gescheurd en dat beide meniscussen nagenoeg waren weggesleten. De schade was feitelijk desastreus. “Het betekende het eind van mijn atletiek­ ambities. Ik heb rust genomen om mijn knie te ontzien. Achteraf was dat slim, omdat ik daarmee het kraakbeen in mijn knie heb gered. Uiteindelijk heb ik mijn studie voltooid en heb ik me nog een periode als coach ingezet voor jonge sporters. Mijn boodschap aan hen was: ‘werk aan je droom, maar luister naar je lichaam’.” Haar sportmentaliteit hielp Alheli om haar studie zeer goed af te ronden. “Op de ­atletiekbaan heb ik natuurlijk wel geleerd wat het is om hard te werken”, zegt ze. Na haar studie ging ze werken op de vestiging van de ING Bank in Mexico City. Voor het werk had ze geregeld contact met het hoofd­kantoor in Amsterdam. Haar ­Amsterdamse collega Bart en Alheli raakten méér dan professioneel geïnteresseerd in elkaar. Uiteindelijk vloog Bart in 2009 naar Mexico voor een ontmoeting. “Het was liefde op het eerste gezicht”, lacht Alheli. Romantiek

Wie zegt dat er in de keiharde bankwereld geen plaats is voor romantiek? Alheli en Bart trouwden in 2012. Alheli nam ontslag bij de bank in Mexico en ging met Bart

56

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


mee naar Nederland, waar ze korte tijd later aan de slag ging op het hoofdkantoor van ING, nu bij de internationale manage-

‘Ik heb rust genomen om mijn knie te ontzien’ ment accounting afdeling. Echtgenoot Bart werkt één etage lager in dezelfde ­toren, op de afdeling controlling buitenland. “We reizen elke dag samen naar het werk.” Eenmaal in Nederland begint de kapotte knie van Alheli toch lelijk op te spelen. “Ik dacht eerst dat dat door de kou kwam.” Een MRI-scan liet echter zien dat beide

meniscussen verdwenen waren en dat bovendien de kruisband in Mexico verkeerd was gepositioneerd. Dus volgde in september 2014 een kruisband­reconstructie

ter stabilisering van de knie. Na maandenlange revalidatie bleek de knie weliswaar stabiel, maar was de pijn gebleven. Ouderschap

Een donormeniscus

Een meniscustransplantatie is zeldzaam: dat gebeurt in Nederland gemiddeld tussen de tien en vijftien keer per jaar, zegt orthopedisch chirurg dr. Ewoud van Arkel. Voor een transplantatie komen jonge patiënten in aanmerking van wie de meniscus (bijna) volledig is ver­ wijderd en die zoveel pijn hebben dat je kunt spreken van invaliditeit. Voorwaarde is wel dat ze een stabiele knie hebben, zonder artrose. Komt een meniscus beschikbaar, dan kan die buiten het lichaam zes tot acht weken bewaard worden zonder aan kwaliteit te verliezen. In Nederland leven zo’n 160 mensen met een of meer meniscussen van een donor. “Het helpt hen van de pijn af en geeft de functie van de knie terug. Het is nog niet bekend hoe lang een donormeniscus mee gaat. Zaal- en contactsporten raden we in ieder geval af ”, zegt Van Arkel.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

“In mijn knie schuurden de botuiteinden over elkaar. Daardoor zou mijn kraakbeen te snel slijten en zou ik artrose krijgen. Om dat te helpen voorkomen, kreeg ik deze meniscussen.” Alheli had het grote geluk dat binnen enkele maanden twee meniscussen van een donor beschikbaar kwamen, die in februari 2016 werden getransplanteerd. “De gewrichtspijn was vrijwel meteen na de operatie verdwenen, ik had natuurlijk wel napijn van de operatie.” Opnieuw volgde een intensief herstel­ traject met intensieve fysiotherapie. Een half jaar na de operatie kan Alheli weer heel goed uit de voeten. “Maar het kan nog beter”, zegt ze. Mede vanwege hun wens tot gezinsuitbreiding, gaat ­Alheli voor het maximaal haalbare resultaat. Want om de weelde van het ouderschap te dragen, moet je stevig op je benen staan.

57


Voor u

alstublieft! zorg voor beweging jaarmagazine 2017

een cadeau voor u, namens uw orthopedisch chirurg Ongetwijfeld staat u wel eens stil bij ‘bewegen’. Misschien betekent ‘bewegen’ voor u: meedoen, zelfstandig zijn, genieten van uw omgeving, uw grenzen opzoeken, lekker sporten, mobiel zijn en uw eigen weg kiezen, … Problemen met botten, gewrichten, pezen en/of spieren belemmeren dit. Orthopedie is het medisch specialisme dat zich richt op het verminderen en, liefst, oplossen van dergelijke problemen aan het steun- en bewegingsapparaat. Als u bij een orthopedisch chirurg komt, kunt u erop rekenen dat hij of zij luistert naar uw verhaal, met u uw wensen en verwachtingen bespreekt, nader onderzoek doet en met u doorneemt welke behandelingen mogelijk zijn. Uw orthopedisch chirurg is uw partner in zorg en deelt met u hetzelfde doel: dat u zo goed en snel mogelijk weer zoveel mogelijk kunt doen wat u wilt. Zorg voor beweging: gezamenlijke inspanning

De orthopedisch chirurg zorgt voor beweging. Daar is zijn of haar medische opleiding op gericht en daar zet de orthopeed zich samen met alle collega’s voor in. Maar het is een gezamenlijke inspanning met u. Als ook u zorgt voor beweging, houdt u uw lichaam zo fit mogelijk. Trots op orthopedie

De orthopedisch chirurgen zijn trots op hun vak. Ze vertellen er graag over, zoals u merkt in deze uitgave. Het vak is volop in ontwikkeling; verbetering van de kwaliteit van zorg is daarbij belangrijk én natuurlijk een verdere verbetering van de resultaten. De verhalen van patiënten schetsen persoonlijke ervaringen en ­geven u een goed beeld van hoe orthopedie zorgt voor b ­ eweging. ‘Orthopedie houdt Nederland in beweging’

Dit is het motto van de Nederlandse ­Orthopaedische Vereniging (NOV). Haar

58

ZORG VOOR BEWEGING | JAARMAGAZINE 2017


leden, de orthopedisch chirurgen, zorgen er als medisch specialisten voor dat mensen weer in beweging komen, en in beweging kunnen blijven. Dat doen zij samen met zorgcollega’s binnen en buiten het ziekenhuis. Het effect hiervan is groter dan dit in eerste instantie lijkt. Want ieder van ons heeft familie en/of vrienden, is lid van een club of vereniging, doet betaald of vrijwilligerswerk, et cetera. Kortom: als iemand binnen de eigen mogelijkheden optimaal kan bewegen, heeft dat ook effect op de activiteiten met familie en vrienden, vergroot het de m ­ ogelijkheden om actief te zijn in de club en vereniging, en beïnvloedt dat ook zaken op de werkvloer. De orthopeed en de medische industrie

Orthopedisch chirurgen voorzien in een

COLOFON

Zorg voor beweging Jaarmagazine 2017 wordt u aangeboden door de Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV), ook namens uw orthopedisch chirurg. Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) Bruistensingel 216 5232 AD ’s-Hertogenbosch T +31 (0)73 700 34 10 nov@orthopeden.org www.orthopeden.org Zie ook de NOV-websites: www.zorgvoorbeweging.nl – informatie over aandoeningen, behandelingen en orthopedie; www.mijnheupprothese.nl – site voor iedereen die meer wil weten over heupprothesen; www.mijnknieprothese.nl – site voor iedereen die meer wil weten over knieprothesen;

optimale en toegewijde patiëntenzorg. Voor het verder bevorderen en verbeteren hiervan is een goed samenwerkings­ verband met de medische industrie belangrijk. De NOV verlangt in dezen van haar leden de hoogste mate van integriteit, professioneel en ethisch gedrag. Dat staat vastgelegd in een professionele standaard, een gedragscode.

of www.mijnknieprothese.nl. Op www. youtube.com/user/zorgvoor­beweging bekijkt u alle korte films en animaties en via Twitter @zvborthopedie blijft u op de hoogte van nieuws en ­wetenswaardigheden. Elke orthopedische maatschap heeft ook een eigen website: uw orthopedisch ­chirurg informeert u hierover.

Informatie en achtergronden

Uw behandelend orthopedisch chirurg geeft een antwoord op uw vragen. Buiten de consulten om kunt u altijd terecht op de informatieve website van de NOV: www.zorgvoorbeweging.nl. Bent u vooral geïnteresseerd in informatie over totale heup- of knieprothesen, ga dan naar www.mijnheupprothese.nl

www.youtube.com/user/zorgvoorbeweging – korte films en animaties; twitter.com/zvborthopedie – Zorg voor beweging op Twitter; www.orthopeden.org – de NOV-organisatiewebsite. Zorg voor beweging Jaarmagazine 2017 v­ erschijnt als bijlage bij het NOV Jaarcongres 2017 en brengt (wetenschappelijke) orthopedische ontwikkelingen bij de patiënt. Zorg voor beweging staat onder inhoudelijke verantwoor­delijkheid van de NOVredactie, onder auspiciën van het NOV-bestuur. NOV-redactie: de orthopedisch chirurgen Denis Dartée, Nynke Marije Dijkstra, Peter Joosten, dr. Miguel Sewnath, Guido van Solinge, Matthijs Somford, Suzanne Witjes Concept en eindredactie: NOV (Gabriëlle Kuijer en Chris van der Togt) Vormgeving: Sjaak Lakerveld (Zorg voor P ­ ubliceren) Fotografie: Werry Crone (Zorg voor Publiceren); Sint Maartenskliniek (p. 10); Aad Glasbergen (p. 20); The Sir John Charnley Trust (p. 34); Mathys Orthopaedics BV (p. 42); Technische Universiteit

Wij horen graag wat u van dit ­magazine vindt. Geef uw mening op: www.zorgvoorbeweging.nl/uwmening Veel dank.

Delft (p. 43); Amphia Ziekenhuis (p. 43); Iris Kwok Photography (p. 44) M.m.v. NEFEMED (Mathys Orthopaedics BV, p. 31) Illustraties: Ella Nitters Medical Art (p. 30); Myrthe Boymans Mixed Art (p. 46); Sjaak Lakerveld (p. 50) Teksten: Jos Steehouder (Zorg voor Publiceren); Matthijs Somford, Gabriëlle Kuijer Druk: Drukkerij Damen, Werkendam Oplage: 41.000 ISSN: 1876-6765 © 2017 Nederlandse Orthopaedische Vereniging (NOV) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, ­opnamen of enige andere manier, zonder voor­ afgaande schriftelijke toestemming van de NOV. Zorg voor beweging Jaarmagazine 2017 is mede mogelijk gemaakt door de orthopedische industrie.

Johnson & Johnson Medical, ZimmerBiomet Nederland, Link en Lima Nederland B.V., Smith & Nephew Nederland C.V., Stryker B.V., Mathys Orthopaedics, BdH Medical, Heraeus Medical, Implantcast Benelux B.V., Linvatec Benelux, Össur Europe B.V., Wright Medical Group N.V.

ORTHOPEDIE HOUDT NEDERLAND IN BEWEGING

59


Orthopedie houdt Nederland in beweging

‘Zorg voor beweging’ wordt u aangeboden door:

Bruistensingel 216 | 5232 AD ’s-Hertogenbosch | T 073 700 34 10 nov@orthopeden.org | www.orthopeden.org | www.zorgvoorbeweging.nl | www.mijnheupprothese.nl | www.mijnknieprothese.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.