Twee stappen verder prijkt het praalgraf van de koning der vandalen, Carlo Picornie, de Ajax-supporter die met honkbalknuppels en metalen staven bij Beverwijk het hiernamaals in geslagen werd. Zijn forse lichaam was achtergebleven in een weiland nadat de stoottroepen van Feyenoord en Ajax er slag hadden geleverd. De hotemetoten hadden collectief de aftocht geblazen toen de politie in zicht was, maar het lijk van de gesneuvelde gladiator was te zwaar om tijdig te kunnen worden weggesleept. De lokatie van Joris’ graf had ik mogen bepalen samen met zijn vriendin Yoline. Die had me destijds na de repatriëring in een rolstoel tussen de hagen door gemanoeuvreerd, en uiteindelijk waren we hier tot stilstand gekomen. De medewerker van de begraafplaats vroeg of we het niet erg vonden dat Picornies graf op steenworp afstand lag, ‘in verband met mogelijke Ajax-pelgrimmages’. Yoline had me aangekeken. Allebei dachten we aan het boek van Bill Buford dat de brandweerlieden in Hongarije van Joris’ verfomfaaide en met bloed besmeurde schoot hadden geplukt: Among the Thugs. Een serie literaire reportages over Engelse voetbalvandalen. Voor het VPRO-programma Lopende Zaken had Joris een uitzending willen maken over het verborgen leven van hotelbaas, huisvader en supervandaal Picornie, maar zijn plannen waren afgeketst op de onwil van deze en gene om voor de camera te verschijnen. Yoline en ik konden het niet erg vinden dat Joris en Picornie buren werden. Es muss sein. De diepere bedoeling van dit ‘grapje van het toeval’ bleef onduidelijk, maar op zoek gaan naar een andere plek leek ons flauwekul.
Ajax-Feyenoord
Op de dag voor Joris’ begrafenis, 27 februari 1998, ontvang ik een handgeschreven brief van A.F.Th. van der Heijden, die me door Mirjam persoonlijk wordt bezorgd. In zijn volmaakte schoonschrift schrijft hij: “Toen ik vernam dat Joris naast Carlo Picornie MEST nr 1
komt te liggen, kreeg ik een dreun voor m’n kop. Bij Querido hoorde ik dat hij, behalve informeren naar de ‘Collectie Van der H.’, had zitten vissen naar mijn eerstvolgend te verschijnen nieuwe boek, waarvan hij had horen verluiden dat het Moeilijke Voeten zou gaan heten. Wat was dat voor boek? Bij Querido verzekerden ze me dat ze er niets over hebben losgelaten, en ik geloof ze. Moeilijke Voeten is een laat-20ste-eeuwse remake van Sophocles’ Koning Oedipus. Het is, net als het origineel, een ‘tale of two cities’ (A’dam en R’dam) en speelt in kringen van Feyenoord- en Ajax-hooligans. Oedipus betekent, zoals je weet, zoiets als ‘gezwollen voeten’; mijn hoofdpersoon heet (bijnaam) Movo (=Moeilijke Voeten). Tijdens een hooliganveldslag, gelijkend op die bij Beverwijk, vermoordt Movo (Ajax) zijn vader (Feyenoord), zonder te weten dat het zijn vader is. Uiteraard heeft, ondanks de omkering, de zaak-Picornie model gestaan. Mijn verhaal (geen toneel, maar proza) zit, net als Sophocles’ tragedie, vol raadsels. Het is een wat wrange gedachte dat Joris, die in telefonisch verkeer met Querido het raadsel Moeilijke Voeten opgelost wilde hebben, nu naast de oplossing van dat raadsel zal komen te rusten. (…)”
‘requiemroman’ worden. In de verhalenbundel Gentse lente uit 2008, verduidelijkt de meester de titel Leproza in het titelverhaal van het boek. Daarin belandt de schrijver midden in de nacht per ongeluk en goeddeels naakt op straat temidden van een bende dronken Engelse voetbalsupporters (p.47/48). “Het was me vaak door collegae en neerlandici voorgehouden: zulke verhalen, met hun ongeloofwaardige synchronismen, zijn schadelijk voor de literatuur. Ze waren besmet. Geen proza – leproza. Melaatse vertellingen, die eigenlijk de bel aangebonden moesten krijgen, zodat de schrijver die graag gezond wilde blijven ze al van verre hoorde aankomen, en er met een boog omheen kon lopen. Verhalen die eigenhandig de ratel hanteerden: O wee! Blijf op afstand! Wij zijn de lepralijders van de vertelkunst! (…) Ik had het nooit durven toegeven, maar mijn hart lag bij deze leprozenkolonie van de literatuur. Misschien werd het tijd om de melaatsen in heel hun mismaaktheid te erkennen en een plaats onder de zon te geven, de ratel en de bel tot vrijmetselaarssymbolen van een nieuwe stiel te maken.”
In een dubbeldik nummer van het literaire tijdschrift De Revisor, dat begin 2004 verscheen ter viering van het 25-jarig schrijversjubileum van A.F.Th. van der Heijden, vernam ik voor het eerst van Adri’s plannen om het allerlaatste deel van zijn romancyclus Homo Duplex – waar Moeilijke voeten, uiteindelijk uitgebracht als De Movo Tapes, het eerste deel van vormde – te wijden aan Joris Abeling, “wiens geschiedenis als gevolg van een aantal ‘synchroniciteitachtige toevalligheden’ een voorname rol gaat spelen in de romancyclus.”
Inmiddels is, zoals we weten, de eerste requiemroman van A.F.Th. van der Heijden in druk verschenen. Alleen is het wederom de verstrikkende werking van de werkelijkheid, die de schrijver publiekelijk een beentje heeft gelicht. Wie had er kunnen of willen denken, dat hij in dit bewuste leprozenrequiem uit 2011 niet de synchronismen uit het leven en werk van de jonge Titaan Joris Abeling, maar dat van zijn eigen en enige zoon diende te bezingen? Tonio van der Heijden, die net als Joris vroegtijdig om het leven is gekomen op een kruising. Door een stompzinnige botsing met het immer op wraak beluste Lot.
Leproza moest dit laatste deel gaan heten, een kruising tussen een essayistische roman en een requiem. Adri’s voorstel was om meteen maar een nieuwe term te munten in de literatuurgeschiedenis: Leproza moest een
Het Lot
Tekst Serge van Duijnhoven Illustratie Martyn F. Overweel 41