
3 minute read
Column EGM interieur
Relinde van der Horst (links, 1992, Zwolle) en Sylwia Kolodko (rechts, 1989, Bialystok) zijn interieurontwerpers bij EGM interieur. Dagelijks verwonderen zij zich over het vak dat ze liefhebben en met passie uitvoeren om mensen een prettige plek in een gezond gebouw te bieden. Hun werkveld is breed, met onder meer ontwerpen voor kantoren, scholen, ziekenhuizen en ambassades waarbij verrassende interieuroplossingen, veeleisende opdrachtgevers, innovatieve materialen en hightech technologieën haast als vanzelf stof opleveren voor deze column. Sylwia en Relinde schrijven bij toerbeurt.
Een icoon graag
Door het glas van een witte, elegante, kamerbrede pui zien we over de robuust geplaveide oprit een tot in de puntjes verzorgde dame en heer aan komen wandelen. Een mooi aluminium greepdetail komt van zeer dichtbij in focus. De camera volgt het stel langs een fraai geplaatste boom, opgenomen in een ronde bak en uitgevoerd als bank om even te zitten. Ze schuift de pui open en samen lopen ze door een open, witte en doorwaadbare ruimte. De camera volgt van dichtbij. Alle meubels staan precies goed en door een tweede elegante pui zwaait het beeld richting de achterliggende patio met zwembad. De architectonische droom van modern leven anno 1960 vastgelegd in een scène van de tv-serie ‘Mad Men’.
In het tv-programma ‘Krabbé zoekt Kahlo’, wordt Frida’s eerste ontmoeting met het buitenhuis Falling Water van de hand van architect Frank Lloyd Wright beschreven. Een alomvattende ervaring, waarbij de toeschouwer ervan, zo ook kunstenares Kahlo, niet neutraal kan blijven. Haar raakte het hoe de mens samenkomt met de natuur in de vorm van dit huis dat de waterval opslokt en weer uitspuwt. Je ziet en hoort het water binnenstromen. In vervoering van het huis zegt Jeroen Krabbé zelf nog “Alles is mooi.”
Deze zomer ging een collega op vakantie naar Californië in Amerika. Het was zijn lang gekoesterde wens om dan ook één van de heel speciale woningen aan de Westkust te bezoeken. Na een e-mailtje en met wat geluk ging hij op bedevaart naar het huis van ‘the Big Lebowski’, de Sheats-Goldstein Residence van architect John Lautner in Los Angeles. Het interieur loopt naadloos over in het exterieur, oorspronkelijk letterlijk, zónder glazen pui. Binnen en buiten worden zo één onder het grote, karakteristieke gevouwen dak. Op geen enkel punt in het ontwerp maakte de architect compromissen. Mijn collega plofte neer op de bank waar ‘the Dude’ had gezeten. Als vanzelf voelde hij zich opgenomen in de filmscene. Uiteraard liet hij zichzelf fotograferen, voor later. Alleen de wollen sweater en een paars T-shirt ontbraken. Dit zijn drie voorbeelden van een intense, diep gevoelde architectonische ervaring, beschouwd door een filmmaker, een kunstenaar en een architect. Als ontwerper verlang je er heimelijk naar om iedere keer als je een nieuw werk begint een dergelijke kwaliteit, uniciteit, te raken. Waar de ontworpen ruimtes, gekozen materialen en de positionering van functies zo samenkomen dat een ‘gesamtkunstwerk’ ontstaat. Je krijgt het als gedachte al mee in de studie: wees bijzonder, maak vooral uniek en origineel werk, liefst zoals er nog geen van bestaat. Ruimtes met een geest die een plek verheffen tot een bezielde ruimte. Je hebt immers alleen een architect nodig als je meer verlangt dan een verzameling functionele ruimten met pragmatische oplossingen en materiaaltoepassingen.
Echter, vaak is het hedendaagse resultaat iets wat ‘icoon’ is gaan heten. En daarmee krijgt het ‘magische’ iets reproduceerbaars. Een oefening die herhaald kan worden. In toekomstplannen lees ik dan bijvoorbeeld “Het stedenbouwkundige plan staat hier een icoon toe”, of “Opdrachtgever is op zoek naar een icoon”. Vaak streven ontwerpers hier zelf ook naar, in de zucht om beroemd te worden of op te vallen. Anders te zijn dan anderen maakt dat je je onderscheidt. Eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de meeste ontwerpers weten dat het op voorhand niet te voorspellen is. Het is niet eenvoudig te bepalen wanneer de dingen zo goed samenkomen dat in het resultaat deze magische, bezielde ervaring ontstaat. En zelfs dan is het de gebruiker, of bij omvangrijke publieke gebouwen soms de pers en het publiek, die dit eindoordeel vellen. Waar ik wel zeer in geloof is dat vooral het echte vakmanschap, waar de dingen die met liefde en aandacht zijn gemaakt, een dergelijke ‘ziel’ meekrijgt. Van ons mag verwacht worden dat wat we doen altijd met vakmanschap en intrinsieke motivatie en betrokkenheid tot stand komt. Met een nieuwsgierigheid om de logica én de ziel ervan te ontdekken. Zoals een Japans theeritueel. Het alledaagse wordt verheven tot kunst door speciale aandacht en het bewuste cultiveren van schoonheid.
Daniël van den Berg Dordrecht, december 2022
Daniël is eenmalig gastcolumnist, hij is partner-architect bij EGM architecten en leidt daar het EGM interieurteam.