Is voedselveiligheid een gedeelde verantwoordelijkheid in de keten? Dit is een van de vele vragen die de meldplicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) oproept bij voedingsmiddelenproducenten.
BLAUWE BESSEN
De recente besmetting met hepatitis A in blauwe bessen uit de diepvries van Albert Heijn zet voedselveiligheid in de schijnwerpers. De besmette bessen, afkomstig uit Polen, leidden in Nederland tot een grootschalige terughaalactie. En in Polen?
Thema
Contaminanten en pathogenen
Onzichtbare gevaren, meetbare risico’s. Hoe gaan we om met contaminanten en pathogenen in de voedselketen? Wat doet de industrie en wat kunnen we van de handhaver verwachten?
MOSH EN MOAH
Steeds meer onderzoeken belichten de gezondheidsrisico’s van MOSH en MOAH. De stoffen zijn moeilijk afbreekbaar en stapelen zich op in het lichaam. Hoe schadelijk zijn ze?
4 Meest gelezen op vmt.nl
6 Coverstory: Hoe zit het met de meldplicht?
10 Crisismanagement blauwe bessen uit Polen
12 DNA-analyse en webapp voor opsporen van besmettingen
14 Ongerustheid over kwik in tonijn
16 Alles wat je moet weten over MOSH en MOAH
18 Wat zijn de regels voor contaminanten?
21 Beperking import pistachenoten uit Iran?
22 ‘Sparren cruciaal bij interpreteren wet’
25 Young QA
26 Tips van FDA voor goed werkende cultuur
28 ‘Elektrificatie hapert door ongelijk speelveld’
30 Hoogleraar pleit voor milde scheiding
32 Safe met Gea
33 Colofon
Mijnenveld
Als we over voedselveiligheid en handhaving schrijven, realiseren we ons al te goed dat het vaak gevoelig ligt. Industrie, handhaver en wetgever voeren lastige discussies. Hoe past de NVWA nieuwe regelgeving toe in de praktijk? Hoe wordt er gehandhaafd? Waar kan en mag ik als voedingsbedrijf vanuit gaan? Veel vragen en zorgen. Een exemplarisch voorbeeld hiervan is de NVWA-richtlijn over het melden van onveilige levensmiddelen. Bedrijven moeten (mogelijk) onveilige levensmiddelen altijd binnen 4 uur melden bij de NVWA. Maar hoe werkt dat precies in de praktijk?
Dat die praktijk weerbarstig is, bleek tijdens het Food Safety Event, afgelopen november, waarop de NVWA toelichting gaf over de meldplicht. De zaal puilde uit met bezorgde en zelfs gefrustreerde QA’ers. Je voelde de teneur: vertel maar eens hoe het zit. Bij iedere stelling konden deelnemers een kant van de zaal kiezen: voor of tegen. De fysieke verplaatsing van een massa QA’ers naar het ene vak en enkele NVWA’ers naar het andere vak maakte duidelijk dat er twee realiteiten zijn. Maar ook dat er een grijze ‘tussenrealiteit’ is. Daarover meer in het coverartikel op pagina 6.
En zo blijft de meldwijzer helaas toch een typisch geval van ‘regels zijn regels, behalve als ze het ineens niet zijn’. Zolang de NVWA de definities in de wetgeving niet helder vertaalt en soms anders interpreteert, blijft het (nog?) een mijnenveld voor QA’ers.
WILLEM PAUL DE MOOIJ
Hoofdredacteur
willempauldemooij@vmnmedia.nl
Food Law Event
Het VMT Food Law Event is dé jaarlijkse bijeenkomst op het gebied van levensmiddelenwetgeving in de voedingsindustrie. Een live event waar je veel kennis opdoet in één dag. Het evenement, waar zo’n 300 professionals uit de voedingsmiddelenindustrie op afkomen, is bestemd voor managers regulatory affairs, voedingsmiddelentechnologen, voedingsdeskundigen en -wetenschappers, productontwikkelaars, kwaliteitsmanagers en directies in de foodsector. Dus voor in de agenda: 10 juni 2025.
vmt.nl/foodlaw
Foto cover: blauwe bessen
Foto: ANP
Recall
Op 6 februari 2025 riep de Zweedse retailorganisatie ICA het product Beef Stew Bites terug omdat het product varkensvlees bevatte. Het product is met een rundvleeslabel verkeerd geetiketteerd. Ook de houdbaarheidsdatum van 12-112024 klopte niet.
Toxine
Het zeldzame toxine bongkrekzuur veroorzaakte 33 ziektegevallen en zes doden in Taipei in Taiwan. De zieken hebben de besmetting opgelopen in een restaurant. Bongkrekzuur werd aangetroffen op een hand van een van de medewerkers.
‘Meer grondstoffen benutten en verwaarden’
“Omdat wij lang houdbare producten maken zijn ze allemaal bewerkt. Enerzijds is er vraag in de markt naar minder bewerkte voedingsmiddelen, anderzijds is er vraag naar verduurzaming van voedingsmiddelen om bijvoorbeeld voedselverspilling te reduceren. Processing kan dan vaak de oplossing zijn.”
Aan het woord is Robert Koel, productontwikkelaar bij Zwanenberg. Over bewerkte voeding krijgt Zwanenberg vooralsnog geen vragen van klanten. “De verschillen tussen onbewerkt, bewerkt of ultrabewerkt zijn moeilijk uit te leggen aan de consument. Mogelijk komt dit ook omdat ze weten dat
onze producten bewerkt zijn. Ze vallen daardoor niet in de doelgroep die hier bewust mee bezig is.”
Volgens Koel is er minder discussie over E-nummers vergeleken met een paar jaar geleden. “Een clean label is nog belangrijk, maar ik heb wel het gevoel dat de consument nu weet dat E-nummers een doel dienen en goedgekeurd zijn door de Europese Commissie. Het product moet gewoon goed zijn.”
Daarnaast is het volledig verwaarden van het dier een belangrijk aandachtspunt voor Zwanenburg. Hetzelfde geldt voor groente. Robert Koel: “We hebben een reeks soepen gemaakt met groenten die anders naar diervoeding of naar vergisting zouden gaan. Door in gesprek te gaan met de verwerker van deze groente kunnen wij deze producten nog ‘redden’ en verwerken in onze soepen.”
Vijf ijstrends: van suikervrij tot proteïnerijk zonder concessies smaak
Op de beurs IJs-vak signaleerde VMT vijf trends op het gebied van ijs: oriental, mediterraans, indulgence, suikervrij en proteïnerijk. Er zijn verschillende producenten die een Dubai-smaak hebben ontwikkeld. Steeds meer consumenten hebben interesse in producten met oosterse en mediterrane invloeden. Om in te spelen op deze trends, zijn er veel smaken op basis van klassieke oosterse lekkernijen, zoals baklava en barazek (Syrische sesamkoekjes). Italiaanse delicatessen zoals ricotta, panna cotta, Raffaello en Disaronno zijn ook geliefde ingrediënten. Een aantal smaken is suikervrij. De ene producent maakt suikervrije sorbet op basis van fruit en stevia, terwijl de ander een mix van zoetstoffen zoals maltitol, erythritol en sorbitol gebruikt.
Meer lezen? Scan de QRcode en bekijk online ons andere nieuws, video’s en achtergrondverhalen. Altijd op de hoogte blijven? Neem een online abonnement op vmt.nl met toegang tot alle artikelen en verdieping.
ACM ziet voortaan toe op duurzaamheidsclaims
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) kondigde aan dat zij in 2025 de focus legt op duurzaamheidsclaims in de levensmiddelensector. Lange tijd was onduidelijk of de ACM of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) verantwoordelijk is voor het toezicht hierop.
De knoop is nu doorgehakt: beide autoriteiten zijn bevoegd, maar de ACM neemt het voortouw. De ACM handhaaft op duurzaamheidsclaims bij levensmiddelen op basis van het algemene verbod op misleiding . Dit terwijl de NVWA toezicht houdt op het specifieke verbod op misleiding in de VIC-Verordening (1169/2011/EU) en het Warenwetbesluit informatie levensmiddelen.
De ACM stelt dat alleen in gevallen dat de levensmiddelenwetgeving in strijd is met de algemene wetgeving, de specifieke (levensmiddelen)wetgeving voor zou gaan. In dat geval is de ACM niet bevoegd.
TikTok-challenges wakkeren snoeptrends aan
Wat is de grootste snoeptrend van het moment? “Consumenten willen meer uitgesproken smaken. Daar komt bijvoorbeeld de trend naar heel heet vandaan”, zegt een vertegenwoordiger van Zed Candy tegen VMT, op zoetwarenbeurs ISM.
Ook zure of superzure snoepjes kunnen daarom niet ontbreken in het assortiment. “Dat haakt ook aan bij de trend van uitgesproken smaken.” Deze trends van heel heet of heel zuur worden aangewakkerd door onder andere TikTok-challenges waar de combinatie van zoet en hartig al bekender is, bijvoorbeeld bij hartige noten. Nu is deze combinatie ook te zien in zoetwaren.
Afspraken over zoutreductie in vleesvervangers
Binnen de Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV) besloten tien partijen om samen zout te reduceren in vleesvervangers. De partijen die deze afspraak hebben ondertekend zijn: Albert Heijn, Aldi, Bidfood, Beyond Meat, Garden Gourmet, Hansel, Jumbo, Lidl, Superunie en Udea. NAPV-netwerkregisseur Maud Theelen verwacht dat er op korte termijn nog een aantal partijen zullen aanhaken.
In 2030 zal 50 procent van de producten in de meest gunstige categorie vallen omdat ze een laag zoutgehalte hebben. Maximaal 10 procent van de producten zal dan in de minst gunstige categorie vallen.
Zed Candy heeft een range snoepjes getiteld Hot Range. Het zijn jellybeans die eerst zoet smaken en geleidelijk aan spicy worden. Een andere reeks snoep van Zed Candy is gevriesdroogd. Daarmee speelt het bedrijf in op de vraag naar snoep met een knapperige textuur. Bijzonder is ook de vloeibare snoep in een sriracha-flesje. Ook daar is een link met de trend van spicy.
‘Consumenten willen meer uitgesproken smaken’
Nieuws
Kort nieuws
ASPARTAAM
Aspartaam (E951) moet in de EU worden verboden, vinden Foodwatch en nog enkele organisaties.
SNOEPFABRIEK
Het Zweedse snoepbedrijf Cloetta, fabrikant van merken als Red Band, Venco en Lonka, ziet af van een duurzame snoepfabriek in Roosendaal.
TOPMAN UNILEVER
Hein Schumacher stopt als ceo van Unilever. De Nederlander wordt opgevolgd door cfo Fernando Fernandez. Schumacher was sinds juli 2023 de hoogste baas bij Unilever.
KITKAT
Nestlé introduceert drie chocoladerepen in de smaken Double Chocolate, Hazelnut en Salted Caramel, geproduceerd in een nieuwe fabriek in Bulgarije.
WATERLINZEN
EFSA ziet eendenkroos, beter bekend als waterlinzen, als veilig voor consumptie binnen de Europese Unie. Onderzoekers van Wageningen University & Research dienden een succesvolle novel food-aanvraag in.
ETIKET
Jumbo, Plus en Picnic willen één Engelstalig etiket op voedingsmiddelen in de hele Europese Unie. De overheid zou niet meer moeten eisen dat etiketten Nederlandstalig zijn.
NAMEN
Bedrijven in Frankrijk mogen doorgaan met het verkopen van vegetarische producten met daarop etiketten met termen als steak, worst en filet. Dat heeft de hoogste bestuursrechter bepaald.
Hoe zit het nu met de meldplicht?
VOEDINGSINDUSTRIE EN DE AUTORITEIT MET ELKAAR IN GESPREK
Is voedselveiligheid een gedeelde verantwoordelijkheid in de keten? Hoe zit het dan met de individuele verantwoordelijkheid van bedrijven? Dit zijn twee van de vele vragen die de meldplicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) oproept bij voedingsmiddelenproducenten. En wat verwacht de NVWA van de naleving van de meldplicht?
Tekst Didi de Koning Beeld Koos Groenewold
Tijdens de ‘over de streep’-sessie op het Food Safety Event van afgelopen najaar ontstond een dialoog tussen de NVWA en voedingsmiddelenproducenten over hoe om te gaan met de meldplicht. Yvonne Huigen, coördinerend specialistisch inspecteur van de NVWA, Gabriel Mainer en Cyrilla Kormelink, senior inspecteurs van de NVWA, en Marijn van Tuijl, ad-
vocaat bij Ploum Advocaten, lichtten tijdens de sessie hun zienswijzen toe. De discussie met de aanwezige vertegenwoordigers van de levensmiddelenindustrie maakte inzichtelijk hoe hun visie verschilt met de visie en interpretatie van de NVWA. Iedereen heeft baat bij een duidelijke meldplicht omdat het de veiligheid in de hele keten versterkt, vindt
De discussie op het Food Safety Event in november maakte inzichtelijk hoe de visies verschillen.
de handhaver. En als voedselveiligheid als een ketenbrede verantwoordelijkheid wordt gezien, vergt dat ook handhaving die tot ver in de keten reikt. Het ideaalplaatje van de NVWA: meer meldingen door alle schakels in de keten, dat brengt meer transparantie en zo kunnen producenten sneller handelen als er een mogelijk risico is. De meldplicht helpt om voedselveiligheidsrisico’s vroegtijdig op te sporen en zelfs te voorkomen, is de overtuiging van de handhaver. Mits producenten alle risico’s melden.
Wat brengt de meldplicht?
Voordat de stellingen worden uitgediept, blijkt al snel welke vraag bij veel bedrijven leeft: of de NVWA überhaupt wel voldoende capaciteit heeft om de meldplicht te handhaven? Producenten betwijfelen of het nut heeft om ieder vermoedelijk veiligheidsrisico te rapporteren. “Stel, wij gaan álles melden wat jullie willen weten, krijgen we dan wel reactie op de meldingen die wij doen?”, vraagt een QA’er in de zaal. De NVWA verwacht zelf immers dat producenten kort op de bal zitten en tijdig mogelijke risico’s melden, maar andersom ervaren voedingsmiddelenproducenten die punctualiteit in mindere mate. Mensen in de zaal onderstrepen dat het prettig zou zijn als het van twee kanten komt. Terugkoppeling na een melding ontbreekt nu. Dat heeft volgens de NVWA niets te maken met capaciteit. “Wij bellen alleen terug als dat nodig is. Dat is bij zo’n 4 à 5 procent van de meldingen”, beargumenteert Mainer. Als de NVWA niets van zich laat horen, is dat volgens de autoriteit dus goed nieuws. Voor producenten is het moeilijk om hoogte te krijgen van de mogelijke gevolgen van hun melding als de NVWA geen terugkoppeling geeft, zo klinkt het. Als de autoriteit niets terugkoppelt, zou dat positief geïnterpreteerd moeten worden, onderstreept Mainer.
Contact aanvinken
Het is overigens mogelijk bij het invullen van het meldformulier om de optie ‘Ik wens contact met de NVWA’ aan te vinken, waarna een inspecteur van de NVWA vrijwel altijd dezelfde dag, of in ieder geval binnen 24 uur contact opneemt met de melder. Dan is het tijd voor de stellingen in de zaal, die zo zijn geformuleerd dat er ruimte is voor interpretatie en discussie door zowel NVWA als bedrijven.
Stelling 1: Elk bedrijf in de voedselketen moet individueel verantwoordelijk zijn voor voedselveiligheidsissues of incidenten waar dan ook in de eigen keten. Voedselveiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid in de keten, maar wie draagt de meeste verantwoordelijkheid? Zijn voedingsmiddelenproducenten
‘Iedere schakel in de keten heeft de verplichting om producten te controleren’
verantwoordelijk voor een incident als het probleem zich voordoet in het begin van de keten? De insteek van de NVWA is dat iedereen in de keten elkaar helpt zodra producenten de meldplicht opvolgen. “Iedere schakel in de keten, elk bedrijf die een grondstof of product afneemt, heeft de verplichting om die producten te controleren en in bepaalde mate te beheersen. Alleen met elkaar kunnen we proberen de risico’s omlaag te krijgen”, vertelt advocaat Van Tuijl. Hij merkt op dat de regelgeving echter niet waterdicht is. Het beleid is ingestoken op een gezamenlijke verantwoordelijkheid, maar als het op regelgeving aankomt is er geen ketenbrede aansprakelijkheid. “Juridisch gezien is ieder bedrijf voor zichzelf aansprakelijk.”
Dit houdt dus in dat een producent niet automatisch verantwoordelijk gehouden kan worden voor een probleem dat ergens anders in de keten ligt. Tegelijkertijd wordt van producenten wel verwacht dat zij de veiligheid van deze levensmiddelen borgen, waarmee zij dus wel degelijk een verantwoordelijkheid dragen.
“Als NVWA vinden wij dat we dit gezamenlijk moeten aanpakken. We moeten gezamenlijk proberen de keten schoon te krijgen en te houden. Daarom stellen wij deze eisen en vragen om een meldplicht. Als je weet hebt van een veiligheidsrisico, meld dat dan ook, want dan kunnen we met elkaar de keten veiliger houden”, aldus Mainer.
Stelling 2: De meldplicht aan de NVWA geldt direct bij de eerste ontdekking van een mogelijk voedselveiligheidsrisico, ongeacht of er al een interne beoordeling is
uitgevoerd.
Bedrijven moeten binnen vier uur na een eerste vermoeden van een voedselveiligheidsrisico een melding doen, ongeacht het tijdstip of de omstandigheden. Melding binnen vier uur is de norm, maar vanaf welk moment begint de klok te tikken? Wat als een mogelijk risico bekend is zodra de deuren van een bedrijf zijn gesloten?
Voedingsmiddelenproducenten zijn bang dat zij bij ongunstige omstandigheden erop afgerekend worden als ze niet binnen vier uur een melding doen.
Volgens Huigen hanteert de NVWA in dergelijke situaties een case by case-benadering. Als een bedrijf een indicatie heeft dat er iets mankeert aan een product, zonder dat er tijd is om dit uit te zoeken of te analyseren, moeten bedrijven dat wel direct melden, vindt de NVWA. Ook zonder dat bedrijven precies weten wat erin zit of wat er mis is met het product. “Als je een levensmiddel produceert waar iets qua veiligheid mee kan zijn, dan kun je niet op vrijdag de deur dicht doen”, aldus de NVWA.
Stelling 3: Ongeschikte producten zijn niet per definitie onveilig.
Niet elk product dat ongeschikt is voor consumptie, is ook daadwerkelijk onveilig. Er zijn verschillende redenen waarom een bedrijf een product erkent als ongeschikt voor de verkoop. Bijvoorbeeld omdat er sprake is van verkleuring. In dat geval voldoet het product niet aan kwaliteitsparameters en is het niet nodig om een melding te doen. Maar sommige ongeschikte producten zijn wel degelijk onveilig. De NVWA vindt het de verantwoordelijkheid van de producent om te oordelen of het ongeschikte product onveilig is.
“Die verantwoordelijkheid is en blijft een zaak van het bedrijfsleven. En dat klinkt heel flauw, maar dat is in de praktijk toch wel echt het geval”, aldus Huigen. Tegelijkertijd zegt de NVWA dat het irrelevant is om een product als ongeschikt of schadelijk te bestempelen vanwege de meldplicht. “Het gaat erom wat je doet om de onveiligheid weg te nemen, dat is relevant. Soms zijn er twijfelgevallen. Dat snappen
wij ook. Maar meld dan dat het nog niet duidelijk is”, gaat Huigen verder.
‘Als er iets is kun je niet op vrijdag de deur dicht doen’
Melding doen
Bij een melding moeten bedrijven de volgende gegevens verstrekken:
• Partijcodering en relevante kenmerken van de partij.
• Reden van de melding, bijvoorbeeld uitslagen van laboratoriumonderzoeken.
• Gegevens van afnemers en/of leveranciers.
• Datum en, indien nodig, tijdstip van ontvangst, dan wel levering(en).
• Volume of hoeveelheid van de betrokken producten.
• Maatregelen die zijn genomen of die nog genomen moeten worden.
Stelling 4: Goederen die in transito zijn en de EU binnenkomen, moeten onder de Europese meldplicht vallen zodra ze als onveilig worden geïdentificeerd, ongeacht hun uiteindelijke bestemming.
Goederen die in transito zijn en de EU binnenkomen, vallen onder de Europese meldplicht zodra ze als onveilig worden geïdentificeerd, ongeacht hun uiteindelijke bestemming. De meldplicht geldt alleen als een product al in de handel is gebracht. Volgens Huigen is het inklaren van geïmporteerde goederen enkel een douanetechnische handeling. Als een partij in de Rotterdamse haven ligt die nog niet is ingeklaard, maar waarvan wel al vermoedens zijn van een mogelijk veiligheidsrisico, wil de NVWA daar óók van op de hoogte zijn zodra dat bekend is.
“Waar het de NVWA om gaat is dat we in staat zijn om toezicht te houden op onveilige partijen die in transito zijn. Als er een melding wordt gedaan, zijn wij in staat om erop toe te zien dat de onveilige partij de juiste bestemming krijgt, en niet alsnog in het EU-circuit belandt, zoals in het verleden gebeurd is met schadelijke partijen. Het doen van een melding heeft overigens geen invloed op het logistieke proces, want zolang de partij de juiste bestemming krijgt buiten de EU, hoeft het bedrijf niet te wachten op goedkeuring of toestemming van de NVWA”, aldus Huigen. •
De meldplicht helpt om voedselveiligheidsrisico’s vroegtijdig op te sporen en zelfs te voorkomen, vindt de handhaver.
besmetteCrisismanagement blauwe bessen
VRAGEN OVER AANPAK BESMETTING IN POLEN
De recente besmetting met hepatitis A in blauwe bessen uit de diepvries van Albert Heijn zet voedselveiligheid in de schijnwerpers. De besmette bessen, afkomstig uit Polen, leidden in Nederland tot een grootschalige terughaalactie. Hoewel er snel is gereageerd, lijkt in Polen de aandacht voor het incident minimaal. Hoe wordt de situatie verder aangepakt en wat zijn de vervolgstappen?
Tekst Annemiek Jorritsma Beeld ANP
Midden januari kondigden Albert Heijn, RIVM en NVWA aan dat een partij blauwe bessen uit de diepvries besmet was met hepatitis A. Patiënten in twee GGD-regio’s in het zuiden en zuidwesten van Nederland werden tussen 26 november en 22 december 2024 ziek. De leeftijden van de patiënten varieerden van 25 tot 79 jaar. Bij het RIVM werden twaalf gevallen gemeld, waarvan twee personen in het ziekenhuis moesten worden opgenomen.
Het hepatitis A-virus dat wereldwijd veel voorkomt, wordt via voedsel, drinkwaren of besmet water overgedragen. Een besmetting kan leiden tot verschillende ziekteverschijnselen zoals vermoeidheid, misselijkheid, geelzucht en maagdarmklachten. Vooral mensen met een verminderde weerstand lopen risico.
Besmettelijk virus
Een besmet persoon start snel met de verspreiding van het virus, nog voordat de ziekteverschijnselen zich voordoen. Ontlasting is zwaar besmet met het virus; handhygiëne en een goed functionerend riool zijn van groot belang. Kinderen tot ongeveer 6 jaar worden vaak niet ziek van de besmetting en ook bij volwassenen blijven ziekteverschijnselen vaak uit. Ongeveer 10 procent van de jongvolwassenen in Nederland is ooit een keer besmet geweest en vervolgens levenslang beschermd tegen ziekte.
De Nederlandse supermarktketen Albert Heijn reageerde adequaat met een terughaalactie en stelde een meldpunt in voor consumenten die mogelijk ziek waren geworden. Ook werden vragen over gemaakte kosten persoonlijk afgehandeld. Tegelijkertijd startten betrokken organisaties een onderzoek naar de bron van de besmetting.
Hoewel Poolse media melding maakten van de besmetting, bleef de reactie van de voedselveiligheidsautoriteiten in Polen uit. Dit is opvallend, gezien de verplichtingen volgens de Algemene Levensmidde-
Bij het RIVM werden twaalf ziektegevallen gemeld. Twee personen moesten in het ziekenhuis worden opgenomen.
lenverordening, die voorschrijft dat bedrijven en autoriteiten direct moeten handelen bij een voedselveiligheidsrisico.
Vragen
De uitbraak roept vragen op over de aanpak in Polen, waar eerder al besmette aardbeien tot vergelijkbare problemen leidden. Zacht fruit, zoals blauwe bessen en aardbeien, is een bekend risicoproduct
Blauwe bessen terug bij AH maar nu uit Peru
Albert Heijn verkoopt inmiddels weer kilozakken blauwe bessen uit de diepvries. De diepvriesbessen komen echter niet langer uit Polen, maar uit Peru. Ook opvallend: Albert Heijn vermeldt nu het land van herkomst op de kilozakken uit de diepvries. Voorheen stond dat niet zichtbaar op de verpakkingen. Navraag bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) leert dat retailers niet verplicht zijn om het land van herkomst bij diepvriesfruit te vermelden. Het is echter wel een vereiste als het gaat om verse groenten en fruit. “De diepgevroren bessen waar het hier om gaat vallen daar niet onder”, laat de toezichthouder desgevraagd weten. Het is vooralsnog onduidelijk waarom Albert Heijn het land van herkomst nu wel duidelijk op de verpakking vermeldt. Wekenlang waren diepvrieskilozakken met blauwe bessen van het huismerk niet verkrijgbaar. De marktleider riep op 13 januari een batch – met THT van 14 april 2026 en de data daarvoor – terug omdat die besmet was met hepatitis A. Tientallen mensen werden ziek van het geïnfecteerde fruit en enkele slachtoffers moesten naar het ziekenhuis. “Het is waarschijnlijk dat een bessenplukker zijn handen niet goed heeft gewassen na een toiletbezoek”, aldus het RIVM over het uit Polen afkomstige fruit.
voor virusbesmettingen. Poolse media berichtten over de uitbraak van hepatitis A in Nederland en gaven meer details over de besmetting. Er werd niet gerept over de bron van het probleem of de mogelijke gevolgen voor Poolse producenten.
In Nederland werd de crisis professioneel aangepakt. Albert Heijn stelde een meldpunt in voor consumenten die mogelijk ziek waren geworden, en ondersteunde hen bij het terugbrengen of weggooien van de besmette producten. Daarnaast onderzocht het bedrijf de exacte bron van de besmetting. Deze snelle en zorgvuldige aanpak laat zien hoe belangrijk het is om adequaat te reageren bij voedselveiligheidsincidenten.
Betere internationale samenwerking
Eenduidige communicatie en snelle actie is belangrijk bij dit soort incidenten. De Nederlandse aanpak is een voorbeeld van effectief crisismanagement, maar het gebrek aan actie in Polen benadrukt de noodzaak tot het verbeteren van de internationale samenwerking.
Een grondig onderzoek naar de bron van de besmetting is essentieel om herhaling te voorkomen en het vertrouwen in de voedselketen te herstellen. In de open Europese markt is samenwerking binnen de gehele keten essentieel. Producenten, leveranciers en autoriteiten moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de voedselveiligheid te waarborgen. •
Is een vermelding van het land van herkomst verplicht?
Hoe spoor je besmettingsbronnen op?
NIEUWE METHODE VOOR IN DE FABRIEK: DNA-ANALYSE EN WEBAPP
Besmetting in voedsel kan heel veel bronnen hebben. Doorgaans gaat het om een bacterie, maar waar komt die vandaan? Onderzoekers van de Hogeschool Leiden analyseren DNA van ziekteverwekkende bacteriën en ontwierpen onder leiding van lector Astrid Heikema een webapp waarmee bedrijven de bron van besmettingen in voedsel kunnen detecteren.
Tekst Joke Heikens Beeld Hogeschool Leiden
Het onderzoek Advanced Precision in Food Safety won de tweede prijs bij de RAAK-awards, waarvoor alleen onderzoeken van hogescholen in aanmerking komen. Deze onderzoeken bieden concrete oplossingen voor urgente maatschappelijke problemen. Astrid Heikema, lector Microbial Genomics bij de Hogeschool Leiden: “Met deze prijs van 10.000 euro kunnen we een workshop of een symposium organiseren om onze methoden breder uit te dragen.”
Snel opsporen
In het project wordt DNA-analyse gebruikt om snel en nauwkeurig de bron en transmissieroutes van ziekteverwekkende bacteriën in voedselverwerkende bedrijven op te sporen. Het gaat daarbij niet alleen om besmettingen in een eindproduct, maar ook om preventieve maatregelen. Er wordt onderzocht waar een ziekteverwekkende bacterie het bedrijf binnenkomt en zich mogelijk gaat vestigen. De hele voedselverwerkingsketen wordt onderzocht: van grondstoffen, de productieomgeving en verpakkingsmaterialen tot het eindproduct. Daarnaast wordt ook onderzoek gedaan naar de hittebestendigheid van bacteriën en de effectiviteit van schoonmaakmiddelen.
Ziekteverwekkende bacteriën zijn er nu eenmaal, hun aanwezigheid volledig voorkomen is niet mogelijk. Door dit project wordt de proactieve kant van de voedselindustrie belicht. Het laat zien hoe de sector op verschillende manieren de uitdagingen aangaat om zoveel mogelijk grip te houden op voedselveiligheid.
Oorsprong besmetting
De vraag is: waar komt de bacterie het bedrijf binnen?
die besmetting dan vandaan? Heikema: “Wanneer er voedsel besmet is met zo’n bacterie dan moet het vaak worden weggegooid. Dit leidt tot voedselverspilling en mogelijke reputatieschade voor de producent. Wij sequencen het DNA van de bacteriën, analyseren de data en delen de resultaten met de bedrijven in een webapp (zie foto rechtsboven). Door het DNA van verschillende bacteriën te vergelijken, maken we een soort stamboom (fylogenetische boom) van de ziekteverwekkers. Hiermee kunnen bedrijven zien welke bacteriën sterk op elkaar lijken en dus waarschijnlijk uit dezelfde bron komen, zoals een ingrediënt, een machine in de fabriek of een externe leverancier. Dit maakt het mogelijk om gericht actie te ondernemen en verdere besmetting te voorkomen.”
Bredere horizon
Het is ook heel informatief om te weten dat de bacteriën niet op elkaar lijken, omdat het aangeeft dat de besmetting waarschijnlijk niet uit die specifieke bron komt, waardoor verder zoeken in die richting niet nodig is.
Bedrijven kampen soms met een ziekteverwekkende bacterie zoals listeria of salmonella. Waar komt Astrid Heikema.
“De webapp is tot stand gekomen dankzij de samenwerking tussen bio-informatici en microbiologen van Hogeschool Leiden en tot nu toe ontwikkeld voor twee ziekteverwekkende bacteriën. Het doel is om de app in de toekomst voor veel meer bacteriën geschikt te maken. Het project verbreedt de horizon van alle deelnemers. Wat we in dit soort onderzoek nodig hebben, is dat bio-informatici en microbiologen elkaar goed begrijpen. We maken producten die niet alleen waardevol zijn voor het onderzoek, maar ook begrijpelijk en direct inzetbaar in de praktijk.”
Interview
Resistente bacteriën
Schoonmaken is niet altijd voldoende om een besmetting tegen te gaan. “Als je een schoonmaakmiddel gebruikt dat werkt voor een bepaalde stam van listeria, dan hoeft dat niet voor een andere listeriastam te werken. Dat maakt het lastig voor een bedrijf. Daarom doen we onderzoek naar het effect van schoonmaakmiddelen op listeria. Een extra moeilijkheid daarbij is dat er een biofilm kan ontstaan waar listeria onder gaat zitten en waar het schoonmaakmiddel moeilijk bij kan komen. Wij proberen in het lab deze biofilm na te maken, om daar vervolgens een afdoende oplossing voor te vinden. Daarbij testen we verschillende methoden: gebruiken we bijvoorbeeld eerst product A om de biofilm los te maken en daarna product B om de bacteriën te doden? Of is een andere volgorde effectiever? We werken hierbij samen met het bedrijf Eco2clean, dat ook wil weten of bepaalde schoonmaakmiddelen werken en of de bacteriën echt worden gedood.”
Besmettingshaard
Om een besmettingshaard weg te kunnen nemen, moet je eerst weten waar deze zich bevindt. Dat kan een gaatje in de machine zijn waar de bacterie in achter bleef, maar ook een pallet waarop het product
RAAK-award
‘Doel is om de app voor veel meer bacteriën geschikt te maken’
stond. Als voorbeeld toont Heikema een meegebrachte ready-to-eat salade die in de supermarkt te vinden is, in een plastic verpakking.
“Bij een vergelijkbare salade bleek de bron van het probleem een ander product te zijn met heel andere ingrediënten. Er was sprake van een kruisbesmetting. Dat kan dus ook gebeuren en maakt de zoektocht lastig. Bij een vleesverwerker bleek dat het vlees al besmet het bedrijf binnenkwam. Door vlees van meerdere leveranciers te testen, kon men gericht in gesprek gaan met de verantwoordelijke leverancier. In het geval van een roerbakmix met verschillende groenten kon één ingrediënt worden geïdentificeerd als oorzaak. Uiteindelijk bleek de grond waarop dat ingrediënt was geteeld al besmet te zijn.”
Schone grondstoffen
Bedrijven mogen wel een bepaalde dosis ziekteverwekkende bacteriën in hun product hebben, maar dat willen ze liever niet. Dat is begrijpelijk, zeker bij onverhitte producten zoals zalm of filet americain waar sowieso extra aandacht voor veiligheid is. Bij dergelijke producten is het belangrijk dat de grondstoffen schoon zijn. Door de grondstoffen te monitoren kunnen problemen met voedselveiligheid vroegtijdig worden voorkomen.
Het regieorgaan SIA bevordert de kwaliteit en de impact van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen door onderzoek te financieren en de samenwerking tussen hogescholen, het bedrijfsleven en publieke instellingen te stimuleren. SIA is een onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek en wordt gefinancierd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en andere departementen. Ieder jaar kiest de jury uit alle RAAK-projecten die zijn aangemeld, de beste zes waarna de bekendmaking van de prijswinnaars op het SIA-congres volgt.
Daarbij biedt de webapp ondersteuning. De bedrijven krijgen hiermee in beeld waar de uitdagingen liggen en kunnen passende maatregelen nemen. De regelgeving voor leveranciers op het gebied van voedselveiligheid is minder streng. Als een leverancier besluit om geen actie te ondernemen, kan een bedrijf besluiten daar geen zaken meer mee te doen. “Dat betekent niet dat zo’n leverancier helemaal uitgeschakeld is, want dat product is nog wel geschikt voor andere voedingsmiddelen waarvoor het verwerkt wordt via verwarming of bakken.” •
Op de Hogeschool Leiden werken onderzoekers met de webapp om bronnen van besmettingen in voedsel te detecteren.
‘Dat de drempelwaarde is aangepast, is bizar’
FOODWATCH EN LEVENSMIDDELENCHEMICUS ONGERUST OVER KWIK IN TONIJN
Foodwatch Frankrijk en onderzoeksbureau Bloom analyseerden de kwikgehaltes van tonijn uit blik. De gehaltes in vis zijn verontrustend, vinden de organisaties. Maar ook levensmiddelenchemicus Bruno de Meulenaer geeft na een vraag van VMT aan zich zorgen te maken hierover.
Tekst Didi de Koning Beeld Shutterstock
Tonijn uit verschillende Europese lidstaten is onderzocht en overschrijdt volgens Foodwatch Frankrijk de wettelijke norm. Binnenkort wil de Nederlandse tak van Foodwatch tonijn uit blik onder de loep nemen. “Tonijn is een van de meest met kwik verontreinigde vissen”, stelt Foodwatch. Dit was voor de organisatie reden om onderzoek te doen naar kwik in tonijnproducten. Kwik, en met name methylkwik, is zeer toxisch en gevaarlijk voor de volksgezondheid. Afgelopen oktober sprak Foodwatch zich uit over de risico’s van het consumeren van tonijn. Alle door de organisatie onderzochte voedingsmiddelen (150 producten) bevatten kwik en 10 procent van de bliktonijn bevatte zelfs meer kwik dan wettelijk is toegestaan.
Waarom tonijn?
Waarom kijkt Foodwatch specifiek naar tonijn en niet naar andere vissoorten? “We hebben alleen methylkwik in tonijn onderzocht omdat dit in Europa de meest gegeten vis is”, zegt Nicole van Gemert,
Waarom is vooral tonijn een risico?
Voornamelijk roofvissen zijn gevoelig voor methylkwikcontaminatie. De oorzaak is meestal ‘natuurlijk’. De Meulenaer legt uit: “Kwik wordt in sedimenten microbiologisch omgezet in methylkwik. Dit slib wordt gefilterd door kleine organismen en het is op die manier dat het zijn toegang tot de aquatische voedselketen vindt. Die kleine organismen worden dan opgegeten door grotere organismen. Gezien het vetoplosbare karakter van methylkwik, neemt de concentratie van de component telkens toe bij elke trap omhoog in de aquatische voedselketen.”
directeur bij Foodwatch tegen VMT. Tot nu toe is alleen gekeken naar tonijn in blik uit Duitsland, Engeland, Spanje, Frankrijk en Italië, maar in Nederland is tonijn net zo goed populair. “In Nederland is zalm de meest gegeten vis, daarna tonijn”, aldus Van Gemert.
Als chemische contaminant is kwik een van de tien meest zorgwekkende stoffen ter wereld, stelt Foodwatch op basis van onderzoek van de World Health Organisation (WHO). De stof zou mogelijk carcinogeen zijn volgens het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC).
Bloed-hersenbarrière
VMT vroeg aan Bruno de Meulenaar, levensmiddelenchemicus bij Ghent University, om een genuanceerde blik op de kwestie. Hoe schadelijk is methylkwik daadwerkelijk? Hij onderstreept de neurotoxische effecten van kwik, en in het bijzonder methylkwik. “Het is een van de weinige moleculen die de bloed-hersenbarrière kunnen overschrijden, waardoor methylkwik dus in onze hersenen belandt. Dat is wel degelijk schadelijk. Methylkwik reageert daar met eiwitten, waardoor er neurotoxische effecten ontstaan”, aldus De Meulenaer.
“Ondanks de giftigheid van kwik staat de Europese regelgeving tot 1 mg/kg in tonijn toe, vergeleken met slechts 0,3 tot 0,5 mg/kg voor andere vissen”, zegt Foodwatch. Volgens de organisatie is de reden voor deze ‘soepelere’ normstelling heel eenvoudig: zo kan de visindustrie haar voorraden blijven verkopen. “De
regelgeving is zo aangepast dat 95 procent van de tonijn verkocht kan worden. Bedrijfsbelangen krijgen voorrang op onze gezondheid!”, stelt Foodwatch.
Visfederatie reageert
Wat vindt de Visfederatie van het onderzoek? “Er is vastgesteld dat de consumptie van vis positieve effecten heeft op de volksgezondheid. Vis bevat immers veel omega-3-vetzuren zoals DHA en EPA, alsook vitamines, mineralen en allerlei sporenelementen. Er is zelfs wetenschappelijke aanwijzing dat de negatieve effecten die consumptie van methylkwik kan hebben, teniet worden gedaan door de positieve effecten die de consumptie van vis met zich mee-
Drie eisen van Foodwatch aan voedingsindustrie
Foodwatch Frankrijk wil dat de tien grootste supermarktketens in Duitsland, Spanje, Frankrijk en Italië hun verantwoordelijkheid nemen en onmiddellijk drie maatregelen nemen:
1. Verwijder vervuilde tonijn (meer dan 0,3 mg/kg) uit de schappen en pas op tonijn in al zijn vormen de strengste norm toe die al van kracht is voor andere vissoorten (0,3 mg/kg in plaats van 1 mg/kg).
2. Stop alle reclame en promotie voor tonijn.
3. Informeer consumenten over de gezondheidsrisico’s van kwikverontreiniging in vis door middel van zichtbare etikettering op tonijnproducten die in de supermarkten en op online verkoopsites worden verkocht.
Foodwatch heeft deze eisen (nog) niet in Nederland op tafel gelegd. “We plannen –na het uitvoeren van de Nederlandse tests – een petitie”, zegt Van Gemert.
TONIJN IN BLIK
“Tonijn is een van de meest met kwik verontreinigde vissen”, stelt Foodwatch.
brengt”, beargumenteert Paulien Prent, secretaris van de Visfederatie.
“Een tweetal voedingsmiddelenwetenschappers heeft voor ons inzichtelijk gemaakt hoe schadelijk de blootstelling aan methylkwik is. Daarnaast is onder andere berekend hoeveel tonijn een zwangere vrouw van 55 kilo, 70 kilo en 85 kilo veilig kan eten. Er is voor zwangere vrouwen gekozen omdat zij tot de kwetsbaarste groep consumenten behoren. De berekening komt uit op een wekelijkse tonijnconsumptie bij een zwangere vrouw van 55, 70 en 85 kilo van respectievelijk 320, 410 en 500 gram die veilig, zonder nadelige gezondheidseffecten kan worden gegeten”, gaat Prent verder.
Wat is waar?
Hoe steekt de vork daadwerkelijk in de steel? Volgens Europese wetgeving – die terug te vinden is in Verordening 2023/915 – geldt een maximale limiet van 1 mg/kg voor kwik in tonijn. De toxicologische grenswaarde voor methylkwik ligt laag, en de impact op de mens is groot, stelt de levensmiddelenchemicus. “Met name zwangere vrouwen en jonge kinderen zijn kwetsbaar gezien de ontwikkeling van de hersenen tijdens de zwangerschap en de groei van het kind. Ik raad daarom pertinent af aan zwangere vrouwen of vrouwen die plannen hebben om zwanger te worden, om roofvissen te eten zoals tonijn en zwaardvis. Ik ben hierin altijd heel categoriek: gewoon weren van het menu!” •
Alles wat je moet weten over MOSH en MOAH
HOE SCHADELIJK ZIJN DEZE STOFFEN?
Steeds meer onderzoeken belichten de gezondheidsrisico’s van MOSH en MOAH. De stoffen zijn moeilijk afbreekbaar en stapelen zich op in het lichaam. De NVWA handhaaft op MOAH sinds er op Europees niveau grenswaardes gelden. Dit artikel belicht alles wat je moet weten over minerale oliën en de verplichte testprocedures volgens het handhavingsbeleid van de NVWA.
Tekst Didi de Koning en Sjoukje Lubach Beeld Shutterstock
Minerale olie koolwaterstoffen (MOH) zijn een groep chemische verbindingen die afkomstig zijn uit ruwe olie. MOH is onder te verdelen in twee subcategorieën: minerale olie verzadigde koolwaterstoffen (MOSH) en minerale olie aromatische koolwaterstoffen (MOAH). Om te begrijpen welke voedselstromen een verhoogd risico hebben op contaminatie met MOH, is het belangrijk om te weten wat MOSH en MOAH zijn. Waar komen deze stoffen vandaan en via welke contaminatieroutes komen deze stoffen in ons voedsel terecht?
MOSH en MOAH: wat is het?
MOSH verwijst naar een groep verzadigde koolwaterstoffen die zijn afgeleid van minerale olie. Deze verbindingen zijn meestal alifatisch of cyclisch, maar bevatten geen aromatische ringen. MOSH komt voor in verschillende producten waaronder smeermiddelen en verpakkingsmaterialen voor voedsel. Hoewel MOSH over het algemeen als minder schadelijk wordt gezien, kan overmatige blootstelling aan MOSH nog steeds gezondheidsrisico’s opleveren.
printinkt. Maar MOAH wordt ook aangetroffen in brandstoffen, uitlaatgassen en verpakkingsmaterialen. MOSH en MOAH zijn beide stoffen die in oliën zitten. Producten met vet en olie van natuurlijke oorsprong zijn daarmee het kwetsbaarst, aangezien MOSH en MOAH hier eenvoudig in oplossen.
Bronnen en contaminatieroutes
1. Verpakkingsmaterialen voor voedsel
• Gerecycled karton en papier: karton en papier worden regelmatig gebruikt voor voedselverpakkingen, al dan niet als secundaire verpakking. Omdat ze vaak gemaakt zijn van gerecycled papier, kunnen ze resten drukinkt of lijm bevatten met minerale oliën. Wanneer deze materialen voor verpakking worden gebruikt, bestaat het risico dat MOAH in het voedsel terechtkomt.
• Jutezakken: vaak worden jutezakken gebruikt voor transport en opslag. Bij de productie van jutevezels worden mogelijk MOAH-bevattende oliën gebruikt, die dan ook in de jutezak terecht komen en zo bijdragen aan MOAH-verontreiniging in voedingsmiddelen.
Verschillende Europese landen nemen eigen maatregelen
MOAH verwijst naar een klasse van chemische verbindingen die bestaan uit aromatische ringen: moleculaire structuren die een of meer benzeenringen bevatten. MOAH komt vaak voor in minerale oliën, die op grote schaal worden gebruikt in industriële processen. Denk hierbij aan smeermiddelen, oplosmiddelen, hydraulische olie en bijvoorbeeld
2. Voedselproductieprocessen
• Smeermiddelen en vetten gebruikt in machines: tijdens de voedselverwerking hebben machines vaak smeer nodig om goed te functioneren. Denk hierbij aan alle draaiende delen van bijvoorbeeld kneedmachines en snijmachines. Technische
TESTEN
smeermiddelen bevatten vaak MOAH; met name bij lekkages kunnen deze in contact komen met voedsel.
3. Milieuverontreiniging
• Transport en opslag: producten kunnen ook eenvoudig worden verontreinigd met MOAH tijdens het transport en de opslag. Hier kunnen ze worden blootgesteld aan verpakkingsmaterialen of uitlaatgassen van machines of transportmiddelen.
Gezondheidsrisico’s
MOSH en MOAH kunnen bijzonder problematisch zijn omdat ze niet gemakkelijk door het lichaam worden gemetaboliseerd. Een van de grootste zorgen over MOAH-verbindingen is dat ze kunnen leiden tot de ontwikkeling van kanker bij mensen. Veel aromatische koolwaterstoffen, met name die met meerdere aromatische ringen, worden erkend als kankerverwekkend. Benzeen, een bekende aromatische verbinding, is een belangrijk voorbeeld van een kankerverwekkende stof binnen de familie van aromatische koolwaterstoffen.
Hoewel acute gezondheidseffecten van blootstelling aan MOSH en MOAH niet onmiddellijk zichtbaar zijn, is langdurige blootstelling op lange termijn een risico. De inname van kleine hoeveelheden MOSH over een langere periode kan leiden tot ophoping in de weefsels. Hierdoor wordt het moeilijker voor het lichaam om deze schadelijke verbindingen te verwijderen. Dit cumulatieve effect is vooral verontrustend bij levenslange blootstelling via voedsel en verpakkingen.
Implementatie wetgeving in 2026
De Europese Unie (EU) heeft steeds meer aandacht voor MOSH en MOAH. De EU bespreekt momenteel de grenswaarden voor MOAH. De implementatie binnen de Europese wetgeving staat gepland voor 2026. De EU zal vanaf dat moment monitoren op MOAH in voedingsmiddelen.
In de tussentijd nemen verschillende Europese landen eigen maatregelen. Zo wordt bijvoorbeeld in Frankrijk printinkt verboden die MOAH bevat, en in Duitsland bestaan er richtwaarden voor MOSH en mag MOAH niet detecteerbaar zijn. Ook Nederland heeft besloten maatregelen te nemen en hierop te handhaven.
Handhaving NVWA
Naar aanleiding van onderzoeken naar de schadelijkheid van MOSH en MOAH heeft de NVWA besloten te gaan handhaven. De focus ligt op MOAH-contaminatie omdat die als mogelijk kankerverwekkend wordt beschouwd. Alleen voor deze groep is een maximum concentratie voor eindproducten bepaald. De NVWA verplicht dat een risico-inventarisatie en risicomitigatie zijn opgenomen in het HACCP-plan. Zo niet dan kan dit leiden tot boetes van de NVWA. Wanneer er een te grote hoeveelheid MOAH gevonden wordt, mag deze batch niet op de markt gebracht worden en moet de NVWA ingelicht worden. •
Sjoukje Lubach is manager projecten en facility bij Mérieux NutriSciences Nederland
Gespecialiseerde labs kunnen betrouwbare tests op MOSH en MOAH uitvoeren.
Achtergrond
Wat zijn de regels voor supplementen?
ZO ZIT HET MET CONTAMINANTEN EN BOTANISCHE GRONDSTOFFEN
Wanneer zijn kruiden en andere grondstoffen die bijvoorbeeld worden verwerkt in voedingssupplementen, veilig en schoon genoeg om te kunnen verkopen? De regels hierover zijn niet altijd duidelijk: welke richtlijnen en verordeningen gelden er? Dit artikel geeft een overzicht van wetgeving bij risicobeoordelingen voor het borgen van contaminanten in levensmiddelen.
Tekst Laura Wogan Beeld Shutterstock
Voor sommige levensmiddelen of contaminanten zijn géén maximale niveaus vastgesteld, waardoor het moeilijk is de voedingsmiddelen te reguleren, vooral voor botanische grondstoffen die gebruikt worden in voedingssupplementen zoals ashwaganda of baobab, die vaak sterk verwerkte extracten zijn en moeilijk te categoriseren in bestaande verordeningen. Verontreinigingen spelen een belangrijke rol in de verhandelbaarheid van levensmiddelen. Maximale niveaus voor verontreinigingen in levensmiddelen zijn vastgelegd in de Europese Verordening (EU) 2023/915. Deze verordening beschrijft enkel maximale niveaus die gelden voor het eindproduct van voedingssupplementen – waaronder limieten voor zware metalen zoals lood, cadmium en kwik of polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s). Sinds kort zijn ook maximale niveaus voor de plantengifstof pyrrolizidine-alkaloïden opgenomen in de verordening. Deze vastgestelde limieten hebben alleen betrekking op het eindproduct en zijn niet van toepassing op de individuele grondstoffen.
Verschillende opties
De Europese Commissie bespreekt momenteel ook de maximale niveaus voor minerale olie-aromatische koolwaterstoffen (MOAH) in voedingssupplementen. Verschillende opties worden momenteel geevalueerd.
Het beoordelen van de verontreinigingen in een eindproduct is slechts de laatste stap in de productieketen. Daarvoor is het zaak om de grondstoffen als marktwaardig te verklaren, zodat enkel voedselveilige ingrediënten gebruikt kunnen worden bij het productieproces.
Beoordelen van verontreiniging is nooit eenvoudig
In de Europese Verordening 2023/915 over verontreiniging wordt verwezen naar de definities uit de Verordening 396/2005 voor de categorieën fruit, noten, groenten, granen, oliehoudende zaden en specerijen. Voor ingrediënten waarvan de onbewerkte vorm is opgenomen in Bijlage 1 van Verordening 396/2005 of de EU-pesticidendatabase, zoals acerola-poeder of artisjokextracten, kunnen deze worden ingedeeld in de bijbehorende categorieën van de verordening over verontreinigingen en, indien nodig, worden beoordeeld met behulp van verwerkingsfactoren. Als verwerkingsfactoren worden gebruikt, moeten deze geschikt en redelijk zijn overeenkomstig artikel 20 van Verordening 2023/915.
Uitzonderlijke gevallen
Bij meer exotische extracten, zoals bijvoorbeeld baobab (Adansonia digitata), is het moeilijker om de oorspronkelijke plant in een categorie in te delen. Sommige planten kunnen niet worden gecategoriseerd omdat de plantenextracten alleen als voedingssupplement in de keten voorkomen en niet als plant zelf. Als het gaat om een extract uit het vruchtvlees van een plant, kan het worden gecategoriseerd als een goedgekeurd novel food en wordt daarmee gezien als verwerkte vrucht volgens de definitie van de Unie-lijst voor novel foods (Verordening EU 2017/2470). Maar zodra andere delen van de plant gebruikt worden voor een voedingssupplement, zoals de bladeren of wortels, wordt het geclassificeerd als not-novel-voedingssupplement.
Geen vastgestelde maximale niveaus Hoe kun je nu verder gaan als er geen specifieke
maximale niveaus beschikbaar zijn voor de betreffende grondstof? In dergelijke gevallen valt de beoordeling terug op de verordening voor verontreiniging in levensmiddelen (EG 315/93). Volgens artikel 2 van deze verordening geldt dan het volgende:
• Geen enkel voedingsmiddel mag op de markt worden gebracht als het een verontreiniging bevat in een hoeveelheid die onaanvaardbaar is vanuit gezondheids- en toxicologisch veiligheidsperspectief.
• Verontreinigingsniveaus moeten zo laag mogelijk worden gehouden, voor zover dit redelijkerwijs kan worden bereikt in de praktijk.
Een risicobeoordeling op basis van toxicologische referentiewaarden is noodzakelijk om de voedselveiligheidsrisico’s in kaart te brengen. Voor bijvoorbeeld cadmium of kwik bestaan TWI-waarden (tolerable weekly intake values). Deze toxicologische referentiewaarden kunnen worden gebruikt om te berekenen of de hoeveelheid contaminanten de voedselveiligheid beïnvloedt. Bij grondstoffen is het echter lastig om de grenswaardes te berekenen omdat de consumptiehoeveelheid hiervoor bekend moet zijn. De consumptiehoeveelheid kan alleen ingeschat worden als het beoogde gebruik van de grondstof bekend is.
CMR-stoffen
Voor andere verontreinigingen zoals PAK’s of lood kunnen geen toxicologische referentiewaarden worden gedefinieerd, aangezien dit CMR-stoffen zijn. Dit zijn stoffen die carcinogeen (C), mutageen (M) of reproductietoxisch (R) zijn. Er kan geen veilige dosis voor deze stoffen worden vastgesteld. Wanneer een maximaal niveau voor deze stoffen wordt overschreden, is het niet alleen een onverhandelbaar product maar ook een onveilig voedingsmiddel. Als er nog geen maximale niveaus voor dergelijke stoffen zijn vastgesteld in een toepasselijke categorie, is een definitieve beoordeling zonder toxicologisch deskundig advies niet mogelijk.
SUPPLEMENTEN
Verontreiniging van supplementen speelt een belangrijke rol in de verhandelbaarheid van levensmiddelen.
Een van deze CMR-stoffen is arseen. Verontreiniging met arseen blijft een probleem bij voedingssupplementen. De Verordening Verontreinigingen (EU 2023/915) omschrijft de maximale niveaus die gelden voor arseen in andere voedselcategorieën dan voedingssupplementen, variërend van 0,01 tot 0,5 mg/kg. Voedingssupplementen die voornamelijk anorganische zouten of synthetische ingrediënten bevatten, zijn bijzonder moeilijk te beoordelen wat betreft anorganisch arseen. Volgens de Richtlijn Voedingssupplementen 2002/46/EG moeten de stoffen die goedgekeurd zijn in Bijlage II van deze richtlijn, voldoen aan de zuiverheidscriteria voor additieven in Verordening 231/2012. Deze verordening omschrijft ook de maximale niveaus voor arseen, die oplopen tot 3 mg/kg.
Toxicologische beoordeling
Een gehalte aan anorganisch arseen in een voedingssupplement van meer dan 3 mg/kg overschrijdt elk mogelijk maximaal niveau in de voedselwetgeving en moet daarom als onveilig worden beschouwd. Maar hoe zit het met niveaus tussen 0,5 en 3 mg/kg?
In dat geval is een toxicologische beoordeling nodig om inzicht te krijgen in de mogelijke veiligheidsrisico’s. Alleen ontbreken toxicologische referentiewaarden en dus is een definitieve beoordeling wederom niet mogelijk zonder toxicologisch deskundig advies.
Of het nu om grondstoffen voor voedingssupplementen of het eindproduct gaat, de beoordeling van verontreinigingen is nooit eenvoudig en vereist veel expertise op het gebied van voedselwetgeving. Het is belangrijk om altijd scherp te zijn op verdere verontreinigingen, naast het waarborgen van de vastgestelde maximale niveaus. Uiteindelijk is de producent verantwoordelijk voor de verhandelbaarheid en veiligheid van het op de markt gebrachte voedsel. •
Auteur Laura Wogan is voedingschemicus bij GBA Group en gespecialiseerd in contaminantenonderzoek in voedingssupplementen
Over
Plukon optimaliseert hygiëne en productie met
de Flexxomatten van Flexxolutions
Hygiëne is cruciaal in de pluimveesector. Om risico’s te minimaliseren, worden er bij Plukon, producent en leverancier van gevogelte, maaltijden, salades en maaltijdcomponenten aan de Europese retail, strenge hygiënemaatregelen toegepast in alle fasen van het productieproces. De Flexxomat van Flexxolutions speelt hierin een belangrijke rol. ‘Je voorkomt er heel veel mee!’
De desinfectiematten helpen Plukon om de insleep van micro-organismen van buitenaf te voorkomen en dragen bij aan het minimaliseren van microbiologische contaminatie in de productieomgeving, vertelt QA-manager Johanna Messchendorp. “De innovatieve Flexxomatten reinigen en desinfecteren schoenen en laarzen van medewerkers”, legt ze uit, “evenals wielen van transportmiddelen zoals heftrucks, dolly’s en rolly’s. Door deze extra barrière tegen verontreinigingen blijft het productieproces veiliger en beter beheersbaar.”
Optimale bescherming op kritieke punten
Plukon maakt al enkele jaren gebruik van desinfectiematten in de eindfase van het productieproces. De matten, die verspreiding van pathogene micro-organismen en vuil tegengaan, zijn strategisch geplaatst tussen afvalruimtes en magazijnen. “Kritieke punten in het proces. Binnenkort worden de aparte hygiënestraten voor chauffeurs ook voorzien van desinfectiematten”, vertelt Messchendorp. “Tevens wordt er een mat geplaatst bij de nieuwe doorgang voor de NPD-afdeling, waar
QA-manager bij Plukon Johanna Messchendorp: “Het is prettig samenwerken met een partner die onze praktijk begrijpt en meedenkt in oplossingen.”
dolly’s en rolly’s frequent worden verplaatst. “De NPD-afdeling is na de verbouwing nu inpandig, wat betekent dat ook de route verandert”, verklaart Messchendorp. “Door deze aanpassingen wordt de interne logistiek efficiënter ingericht en blijft het risico op besmetting tot een minimum beperkt.”
Flexxolutions levert maatwerk voor Plukon. In plaats van het standaard automatische vulsysteem, zijn de Flexxomatten via de bovenzijde handmatig vulbaar. “De in de mat aanwezige voorzieningen voor het automatisch vullen van de mat, zorgen bij intensief en zwaar heftruckverkeer soms voor een snellere matslijtage; dat voorkomen we hiermee”. Tevens zijn er stalen strips aan de zijkanten aangebracht voor extra stevigheid en om te voorkomen dat de matten omkrullen. “Deze verstevigingen verhogen de duurzaamheid en maken de matten beter bestand tegen zware belasting in de productielocatie.”
Meedenken in de praktijk
Flexxolutions is een fijne partner, vindt de QA-manager. “Zij hebben de juiste expertise in huis om ons productieproces naar een hoger niveau te tillen. Ze denken echt met ons mee en kijken – letterlijk – mee in de praktijk, zodat we continu kunnen verbeteren en de hoogste kwaliteits- en hygiënestandaarden kunnen waarborgen. Het is prettig samenwerken met een partner die onze praktijk begrijpt en meedenkt in oplossingen.”
Door continu te investeren in innovatieve hygiëneoplossingen, groeit Plukon mee met de eisen van de markt en blijft het bedrijf voldoen aan de strengste normen in de voedingsmiddelenindustrie. “De samenwerking met Flexxolutions laat zien hoe maatwerk en innovatie samenkomen om hygiënische processen te optimaliseren”, besluit Messchendorp. “De Flexxomatten zorgen niet alleen voor een betere hygiëne en daarmee kwaliteitswaarborging, maar zijn ook praktisch en duurzaam. Dit maakt ze op de lange termijn niet alleen een efficiënte, maar ook een kostenbesparende oplossing.”
Over Flexxolutions
Flexxolutions is producent van duurzame producten in technisch textiel. Het bedrijf ontwikkelt innovatieve oplossingen zoals afdeksystemen voor silo’s, opslagsystemen voor biogas, vloeistoffen en vaste stoffen en hygiëneoplossingen, zoals desinfectiematten. Deze producten worden toegepast in diverse sectoren, waaronder de biogas-, (glas)tuinbouw- en landbouwsector. Ook voor de industrie-, transport- en medische sector biedt Flexxolutions praktische oplossingen, zoals truckliners en desinfectiematten. Door te focussen op maatwerk en duurzaamheid, helpt Flexxolutions bedrijven als Plukon om hun hygiëne- en kwaliteitsnormen te optimaliseren. Scan de QR-code voor meer informatie.
Dit artikel is gesponsord door Flexxolutions.
PISTACHENOTEN
Er zijn uiteindelijk maatregelen getroffen om de import vanuit Iran te laten doorgaan. Achtergrond
Beperking van import pistachenoten Iran?
EUROPESE COMMISSIE: VANWEGE TE VEEL AFLATOXINES
De Europese Commissie (EC) overweegt een nieuw EU-importverbod op pistachenoten uit Iran vanwege aflatoxines. De reactie van Iran is dat een aanzienlijk deel van de bevindingen betrekking had op zendingen met pistachenoten uit andere landen.
Tekst Bert Urlings Beeld Shutterstock
Volgens de Europese recall-site RASFF is meer dan 10 procent van de geïmporteerde Iraanse partijen pistachenoten verontreinigd met een te hoog gehalte aan aflatoxine. Hoewel het besluit van de EC aanvankelijk definitief leek, heeft Iran gesteld dat een aanzienlijk deel van deze bevindingen betrekking had op pistachenoten die niet bestemd waren voor de Europese markt. De EC heeft de verklaring van Iran erkend en is akkoord gegaan met een verlenging van zes maanden om alsnog te zorgen voor een voedselveilige export van pistachenoten naar de EU.
Nieuwe maatregelen
Als reactie op de verlenging zijn er nieuwe maatregelen om ervoor te zorgen dat pistachenoten die de EU binnenkomen, voldoen aan de vereiste veiligheidsnormen. Deze maatregelen omvatten de volgende voorwaarden voor het verkrijgen van een officieel aflatoxinecertificaat voor zendingen naar de EU:
1. Certificeringsvereisten: pistacheverwerkers moeten gecertificeerd zijn volgens FSSC 22000, BRC, IFS, SQF of HACCP. Uiterlijk op 21 maart 2025 (het Iraanse nieuwjaar) moeten exporteurs een FSSC 22000-, IFS- of BRC-certificering hebben.
2. Verpakking en verwerking: pistachenoten moeten vacuüm worden verpakt in dozen met een maximumgewicht van 10 kilogram.
3. Testprocedures: een eerste aflatoxinetest wordt uitgevoerd onder toezicht van de Iraanse gezond-
‘Meer dan tien procent van de pistachenoten is verontreinigd’
heidsautoriteit voor de exportcertificering van de zending. De partij moet verzegeld blijven in een douane-entrepot totdat een tweede test is afgerond. Deze test wordt uitgevoerd onder toezicht van EU-douaneambtenaren.
4. Aflatoxinegrenswaarden: aflatoxineniveaus moeten lager zijn dan 4 μg/kg (ppb) (aflatoxine type B1) en 5 ppb (alle aflatoxines). Dit zijn de normen voor aflatoxines in de EU. Vele derde landen hanteren minder strenge grenswaarden.
Import blijft mogelijk
Denis Ketabi, ceo van The Pistachio Company (Dubai), merkte op: “Slechts een paar verwerkers in Iran zijn momenteel in staat aan deze nieuwe vereisten te voldoen. The Pistachio Company is een van de bedrijven die aan deze normen voldoet.” De import van pistachenoten in Iran blijft mogelijk. Dergelijke zendingen zullen waarschijnlijk echter niet voldoen aan de EU-regelgeving, tenzij ze vergezeld gaan van een aflatoxinecertificaat dat is afgegeven door het Iraanse ministerie van Volksgezondheid. De situatie wordt opnieuw beoordeeld aan het einde van de zes maanden durende respijtperiode. Het is de verantwoordelijkheid van alle importeurs en handelaren om ervoor te zorgen dat alle Iraanse pistachenoten die ze ontvangen, vergezeld zijn van de juiste documentatie om te voldoen aan de voedselveiligheidsnormen van de EU. •
‘Sparren cruciaal bij interpreteren wet’
R&D’ER GEEFT TIPS VOOR TOEPASSEN WETGEVING
Wetgeving vormt de basis voor veilige voeding in de supermarktschappen. Ook moet wetgeving zorgen voor een gelijk speelveld. Maar zorgt die wetgeving niet iets teveel voor ‘betutteling’, vraagt Anke van Eijk, R&D-manager bij Schouten Europe, zich af.
Van Eijk stelt dat wetgeving erg belangrijk is voor de voedingsindustrie. “Er moet wetgeving zijn om te zorgen dat iedereen zich aan dezelfde regels houdt en om veilig voedsel te garanderen.” Ook zorgt wetgeving voor transparantie naar de consument. Dat is goed, stelt Van Eijk, maar het slaat momenteel wat door. “De wetgeving wordt steeds strenger. In principe prima, maar ik vraag me af of dit niet te betuttelend overkomt bij de consument? Transparantie is goed. Maar de consument verwacht echt niet dat we alles tot op de puntkomma declareren op een etiket.” Lang niet alle consumenten zijn volgens de R&D’er op zoek naar zoveel details. “Ik vraag me af of de consument echt gelukkig wordt van die hele uitgebreide productinformatie? Een consument wil gewoon weten wat er in het product zit, of het veilig is, wat de voedingswaarden zijn en of er allergenen in zitten.”
Snellere procedures
Dat wetgeving zich ontwikkelt, is volgens Van Eijk logisch. “We moeten over dingen blijven nadenken. Ingrediënten en technologieën ontwikkelen zich, dus is het logisch dat wetgeving mee verandert”, stelt de R&D’er. Het nadeel is volgens Van Eijk dat ingrediënten en technologieën zich sneller ontwikkelen dan de wetgeving. Een novel food-aanvraag duurt bijvoorbeeld volgens de R&D’er erg lang. “Dit mag en kan veel en veel sneller. Het is goed dat deze aanvragen gedaan moeten worden en dat er naar de veiligheid van nieuwe producten gekeken wordt. Maar het moet echt sneller.”
‘Wetgeving is soms te strikt en gedetailleerd waardoor het heel complex is’
Anke van Eijk: “Regelgeving geeft duidelijkheid, maar beperkt je wel in je creativiteit.”
Tekst Carmen Groeneveld Beeld Schouten Europe
Interpretatieverschillen
Los van de snelheid van wetgevingsprocessen ziet
Van Eijk nog een bottleneck. “Wetgeving is soms te strikt en te gedetailleerd. Daardoor is het heel complex. Ben je niet helemaal thuis in wetgeving, dan is lastig te vinden of iets voor een bepaald product wel of niet mag”, vertelt de R&D’er.
Contact met de QA-afdeling binnen het bedrijf is volgens Van Eijk dan ook essentieel. Ze adviseert R&D’ers om met QA’ers interpretaties van de betreffende wetten te delen en te vergelijken. “Het is fijn dat er een beetje interpretatieruimte is in wetgeving. Maar elk persoon interpreteert de wet anders. QA heeft een visie, maar R&D ook. Wij kijken samen hoe we de wet op de juiste manier moeten interpreteren. Zo voorkomen we dat we na het ontwikkelen van een product teruggeroepen worden door QA en terug moeten naar de tekentafel”, aldus Van Eijk.
Rookaroma’s
De complexiteit van de wetgeving neemt dus toe volgens de R&D’er, omdat het steeds gedetailleerder wordt. “Er komt steeds meer bij, maar er vallen geen oude wetten af.” Die wetgeving kan de productontwikkeling belemmeren. “Onderaan de streep moeten we natuurlijk gewoon volgens de wet producten ontwikkelen. Maar er zijn regels: als die er niet zouden zijn, kunnen we breder ontwikkelen met meerdere mogelijkheden”, legt de R&D’er uit.
Als voorbeeld hiervan geeft Van Eijk de vorig jaar verboden rookaroma’s. “Voor ons valt het mee hoeveel we moeten aanpassen aan recepturen. Maar sommige bedrijven hebben nu echt een probleem. Ergens is het
‘Je moet puzzelen met de regels om toch die ultieme smaak te krijgen’
misschien goed dat dit nu in wetgeving gevat wordt, maar je beperkt de mogelijkheden enorm.”
Extra lastig daarbij is volgens Van Eijk dat wetgeving soms weer ‘teruggaat’. Waar rookaroma’s goedgekeurd werden om natuurlijk roken te voorkomen, moeten we nu terug naar natuurlijk roken of nog niet bestaande alternatieven.
Voortdurende herformulering
Het verbod op rookaroma’s is een uitdaging voor producenten op het gebied van productontwikkeling, stelt Van Eijk. “Wij hebben gekeken welke grondstoffen rookaroma’s bevatten. Wij voegen het zelf niet toe, maar het zit in enkele grondstoffen. En daar zijn we nu bezig om toch de goede smaak te krijgen zonder die rookaroma’s toe te voegen.” Ook de Nutri-Score zorgt volgens de R&D’er voor bottlenecks bij de productontwikkeling. “Nutri-Score moet goed uitgelegd worden aan consumenten. Want wat lees je nu af? Daarbij is het niet verplicht, dus het ene product heeft wel een score en het andere product niet. Hoe kun je dan een bewuste keuze maken?” Voor producenten is inmiddels duidelijk welk algoritme ze moeten gebruiken, maar dat zorgt voor extra werk.
“Onze klanten vragen om Nutri-Score A-B. Met het oude algoritme hebben we hard gewerkt om al onze producten naar een A-B te krijgen. Maar nu met het aangepaste algoritme krijgen sommige producten ineens een C, dus moeten we terug naar de tekentafel.”
‘Schipperen binnen kaders’
Door die toenemende wetgeving is het volgens Van Eijk soms ‘schipperen’ en ‘puzzelen’ om tot het lek-
“Een consument wil gewoon weten wat er in het product zit, of het veilig is, wat de voedingswaarden zijn en of er allergenen in zitten”, stelt Anke van Eijk. Interview
kerst mogelijke product te komen binnen de geldende kaders. “Je streeft als productontwikkelaar altijd naar het beste. De consument weet natuurlijk niet waar je vandaan komt. Dus de vraag is of de consument hier last van heeft. Maar als ontwikkelaar belemmert dit je wel.”
Waar voedselveiligheid altijd bovenaan staat, wil een R&D’er volgens Van Eijk ‘de lekkerst mogelijke producten’ ontwikkelen. “Dus je moet puzzelen met de regels om toch die ultieme smaak te krijgen. Daarvoor moeten we vaak de keuken in. Maar gelukkig hebben we inmiddels veel ervaring.”
Die kaders hebben volgens Van Eijk toch ook voordelen. “Het geeft ook helderheid over wat wel en niet mag en het geeft houvast. De kaders hebben dus twee kanten. Het geeft duidelijkheid, maar beperkt je wel in je creativiteit bij de productontwikkeling.”
‘Lastig te begrijpen’
Productontwikkeling is dus een voortdurend spanningsveld tussen het ontwikkelen van een product waar de R&D’er achterstaat en wat de klant wil, en dat ook voldoet aan de geldende wetgeving. En die wetgeving is dan ook nog eens verschillend per afzetland.
“Voor sommige buitenlandse klanten is het lastig te begrijpen waarom wij bepaalde dingen moeten doen om te voldoen aan de Nederlandse wetgeving. Die verschillen in wetgeving tussen landen zorgen soms voor discussies. Maar in zo’n geval kun je dan ook wetgeving juist weer gebruiken om aan te tonen dat
‘Zoek niet de mazen van de wet op, maar kijk ook niet té zwart-wit naar wat de wet voorschrijft’
het op een bepaalde manier moet en waarom. In zo’n gesprek is het fijn dat sommige dingen goed op papier staan en dat je dat kunt laten zien.”
Wetgeving heeft dus volgens Van Eijk positieve en negatieve kanten. Toch ziet de R&D’er graag één ding anders. “Wetgeving moet echt sneller. Er moet goed gekeken worden naar het bedrijfsleven waardoor de slag naar de praktijk beter gemaakt wordt. Om innovatief te kunnen zijn en mee te kunnen met de nodige veranderingen in de wereld moet de wetgeving sneller. Wetgeving vertraagt innovatie op sommige vlakken.”
Tips voor R&D’ers
Om goed met de huidige en nog komende wetten om te gaan, sluit Van Eijk af met wat tips voor andere R&D’ers. “Kijk goed naar de interpretatie van de wet. Overleg met collega’s van kwaliteit of legal en bespreek de verschillende interpretaties. Zoek zeker niet bewust de mazen van de wet op, maar kijk ook niet té zwart-wit naar wat de wet voorschrijft. Respecteer de wet, maar vind een eigen manier om met die wetten om te gaan.”
Met elkaar overleggen is volgens Van Eijk het belangrijkst op het gebied van wetgeving. “Zorg dat je altijd een sparringpartner hebt om te bespreken hoe je de wet moet interpreteren. Het maakt niet uit of die partner intern of extern is. Verlies als R&D’er vooral niet teveel tijd om uit te zoeken wat wel en niet mag. Zoek hulp hierbij als je het niet zeker weet.” •
Anke van Eijk adviseert R&D’ers om altijd een sparringpartner te hebben om te bespreken hoe je de wet moet interpreteren.
Gijs Tromp, kwaliteitsmanager bij De Verspillingsfabriek
Hoe
blijf je
kritisch en voorkom je bedrijfsblindheid?
In de rubriek Young QA stellen jonge kwaliteitsmanagers vragen aan ervaren vakgenoten. Dit keer vraagt Gijs Tromp van De Verspillingsfabriek: “Hoe blijf je als QA/QC binnen je eigen bedrijf scherp en kritisch en zorg je dat je niet in bedrijfsblindheid vervalt? Hoe zorg je ervoor dat je niet meegaat in langlopende on hold-acties waar geen tijd of geld voor is?” Johanna Kalkdijk van Weidenaar Worst en Weidenaar Retail geeft antwoord.
“Binnen het vakgebied QA valt de dag niet altijd in zijn geheel te plannen. Heb je net je to-do-lijstje opgesteld, eist iets anders direct jouw aandacht op. Het zal je niet onbekend voorkomen. Het gevaar hiervan kan zijn dat de dagelijkse taken sneller uitgevoerd worden en hierdoor vaak met minder aandacht voor detail. Je kijkt globaal rond in de productieomgeving in plaats van er de tijd voor te nemen en de diepte op te zoeken. Scherp en kritisch kijken wordt ingehaald door de waan van de dag.
Daarom doe ik tijdens een rondgang binnen het bedrijf niet altijd de gehele interne audit, hygiëneronde of glas- en kunststofinspectie in één keer. Dan ga je je werk afraffelen en dat wil je voorkomen. Juist door te focussen op één afdeling per keer, kun je daar effectiever de punten onder de loep nemen én inzoomen.
De ene keer betrek ik de productieleider bij mijn ronde, de andere keer een productiemedewerker. Ik vraag hem of haar mee te lopen en mee te kijken. Door te spiegelen en vragen te stellen vanuit het oogpunt van een auditor, stel ik punten aan de orde die mij opvallen. Ook vraag ik aan de ander wat hem of haar opvalt, en samen constateren we dan de eventuele aandachtsen/of verbeterpunten. Deze manier van werken zorgt voor gerichte feedback uit de productieomgeving over de processen en werkwijzen. Zijn deze haalbaar en werkbaar zoals beschreven? Moeten ze worden bijgesteld?
Aan de andere kant zie je de routine van medewerkers en de gevaren die daarin kunnen schuilen. In routine schuilt namelijk het gevaar van het ‘vergeten’ of ‘wegslijten’ van belangrijke details. Dit kan zorgen voor (productie)fouten en/of (product)risico’s. De meeste acties die uit deze rondes naar voren komen, zijn vaak snel op te lossen. Medewerkers zien de noodzaak, zij moeten er immers mee werken. Routines kun je doorbreken door een gerichte training-on-the-job voor de betreffende medewerkers.
Bepaalde acties nemen wat meer tijd in beslag. Vaak zijn dit de acties die impact hebben op een groter deel van de organisatie, die daardoor moeilijker in te plannen zijn en/of meer geld kosten. Belangrijk is om hiervan de urgentie goed duidelijk te maken en een
SMART-plan op te stellen. Het bespreken van de actielijst tijdens ons wekelijkse productieoverleg is een goede manier om de voortgang te bewaken en alle betrokkenen scherp te houden.” •
Johanna Kalkdijk
QA-manager bij Weidenaar Worst B.V. en Weidenaar Worst Retail B.V.
Food Safety Culture: ‘Het moet anders’
FDA’ER FRANK YIANNIS GEEFT TIPS VOOR EEN WERKENDE VOEDSELVEILIGHEIDSCULTUUR
Training? Testen? Inspecties? Natuurlijk is dit belangrijk in het streven naar voedselveiligheid. Maar ze werken onvoldoende, zegt expert Frank Yiannis van de Food and Drug Administration (FDA) met ook jarenlange ervaring bij Walmart en Disney.
Frank Yiannis van de U.S. Food and Drug Administration (FDA) heeft zijn sporen verdiend in de wereld van voedselveiligheid. Tijdens zijn werk zag de expert bij supermarktketen Walmart, Disney en nu bij FDA dat niet regels en protocollen maar menselijk gedrag de doorslag geven als het gaat om een goede voedselveiligheidscultuur.
In een webinar lichtte hij zijn gedachtegoed onlangs toe en gaf hij tips over hoe je een goede voedselveiligheidscultuur opzet. Zijn boodschap is ook een waarschuwing aan foodproducenten wereldwijd: “We verliezen de oorlog tegen door voedsel veroorzaakte ziektes. In een veranderende wereld doemen nieuwe gevaren op en dat vereist een nieuw soort denken over voedselveiligheid. Het moet anders. Geef je wat je gaf? Dan krijg je wat je kreeg.”
Race tegen pathogenen
We verliezen de race tegen voedselpathogenen, aldus Yiannis. De cijfers liegen niet: de afgelopen twintig jaren is er nauwelijks vooruitgang geboekt in het terugbrengen van het aantal besmettingen van bijvoorbeeld E-coli, listeria of salmonella. En tegen nieuwe gevaren zoals PFAS zijn we al helemaal niet voldoende bewapend, zo betoogt de Amerikaan. “Ook het aantal recalls is nog steeds heel hoog. De cijfers zijn duidelijk: we doen het dus gewoon niet goed. Trainingen, inspecties en testen zijn zeker belangrijk, maar werken onvoldoende.”
Tekst Johan van Leipsig Beeld FDA
‘Cultuur begint bovenin en vloeit door naar beneden’
Het hele voedselveiligheidsdenken moet anders, vindt Yiannis. “Meer gericht op preventie dan detectie, anders verandert er niets. Gedrag moet daarin centraal staan, want voedselproductie is nu eenmaal een mensenzaak. En gedrag aanpassen betekent een cultuurverandering. Een goede voedselveiligheidscultuur is dus een voorwaarde voor effectief voedselveiligheidsmanagement. Je kunt nog zoveel goede regels en protocollen hebben, zonder de juiste instelling van de mensen die ze moeten uitvoeren, zijn ze waardeloos. Die instelling moet in elke laag van de organisatie goed zijn. Een fundamentele omslag in veiligheidsdenken is noodzakelijk.”
Nieuwe gereedschappen
Om die omslag te bereiken zijn nieuwe gereedschappen nodig. Het opzetten van weer een nieuw programma met regels? Werkt niet, aldus Yiannis. “De focus moet liggen op gedrag, niet op de regels. Op cultuur dus.”
“De eerste vraag die beantwoord moet worden, is wat voedselveiligheidscultuur dan precies is. Belangrijke elementen zijn een tijdloze, gedeelde set aan waarden en gedrag, uitgedragen door een hele groep.” Vraag twee is waarom de focus op die cultuur moet liggen. “Bij ernstige incidenten wordt vaak een commissie van wijze mensen aangewezen die onderzoek gaan doen. En vrijwel altijd is de conclusie dat de cultuur in de organisatie de hoofd-
Interview
De Amerikaanse voedselveiligheidsexpert Frank Yiannis van de Food and Drug Administration (FDA).
schuldige is van het incident. Niet een menselijke fout, een ontwerpfout of een gebrek aan training. Het is duidelijk waar de focus moet liggen.”
Maar wie verlegt die focus dan en zorgt voor een goede voedselveiligheidscultuur? “Dat is vooral een kwestie van leiders in de organisatie. Cultuur begint meestal bovenin en vloeit door naar beneden. Maar het is geen piramidemodel. Leiders vind je overal binnen een organisatie, iedere laag heeft ze.” •
Vijf tips van Frank Yiannis
Hoe zorgen we voor een goede voedselveiligheidscultuur? Belangrijk is volgens Yiannis om wetenschappelijke inzichten te combineren met inzichten uit gedragswetenschap. “Neem niet alleen regels en protocollen als uitgangspunt, maar combineer die met de mensen in je organisatie. Creëer geen voedselveiligheidsprogramma, maar een nieuwe cultuur.” Yiannis ziet vijf elementen die daarbij een rol spelen.
1. Schep de juiste verwachtingen
“Schep allereerst de juiste verwachtingen over voedselveiligheid. Zorg dat werknemers weten wat belangrijk is, bijvoorbeeld door een top vijf van kernpunten te benoemen. Verbind die aan de waarden van je organisatie. Mensen doen dingen die waardegerelateerd zijn eerder dan zich domweg aan een regel houden omdat dat nu eenmaal moet.”
2. Informeer en train alle werknemers, ongeacht hun rol “Focus niet teveel op informatie, maar vooral op het in de praktijk brengen ervan. En gebruik niet teveel statistieken, maar verhalen. Een voorbeeld van een kind dat overlijdt aan salmonella werkt sterker dan het kille cijfer dat er jaarlijks een x-aantal mensen aan overlijdt.”
3. Communiceer zoveel mogelijk over voedselveiligheid en kies de juiste vorm
“Zorg voor heldere talking points zodat managers weten waar ze over moeten praten. Maak een boodschap ook visueel door het effectief gebruik van een plaatje in plaats van tekst. En laat het liefst meerdere mensen zien die het juiste gedrag vertonen in plaats van slechts één werknemer. Dan nemen mensen het sneller over.”
4. Stel heldere doelen en kies voor meetmethodes die focussen op preventie
Stel heldere doelen en kies voor meetmethodes die niet focussen op recalls, incidenten et cetera, maar op hoe je die kunt voorkomen.
5. Focus op positieve consequenties van gedrag
Tot slot: maak de consequenties duidelijk, zowel positief als negatief. “Houd daarbij in gedachten dat tegenover vier positieve opmerkingen over iemands gedrag, er slechts één negatieve nodig is om die naar de achtergrond te verdrijven. Focus op het benoemen van positief gedrag en verbind daar positieve consequenties aan.”
‘Elektrificatie hapert door ongelijk speelveld’
VREUGDENHIL DAIRY FOODS OVER TE WEINIG CAPACITEIT STROOMNET
Net als steeds meer andere gr ote industriële bedrijven ziet ook melkpoederproducent Vreugdenhil Dairy Foods haar verduurzaming via elektrificatie haperen. Wat is er nodig om deze impasse te doorbreken? Waar zitten de pijnpunten? Een interview met Gert Hertong, programmamanager CO2-reductie bij Vreugdenhil.
Tekst Bard Borger Beeld Vreugdenhil Dairy Foods
De voornaamste oorzaken van de problemen bij Vreugdenhil Dairy Foods: een tekort aan beschikbare stroom door een mix van netcongestie, torenhoge aansluitkosten en complexe vergunningsprocedures. Ondertussen eten de energiebelasting en CO2-heffingen het verduurzamingsbudget van het familiebedrijf langzaam op.
Dit zijn in een notendop de problemen waar Gert Hertong, programmamanager CO2-reductie bij het bedrijf, mee te maken heeft. Terwijl er aan verduurzamingsambities bij Vreugdenhil geen gebrek is, zo blijkt uit de uitleg van Hertong: “CO2-reductie is een van onze negen strategische doelstellingen met als inzet nul uitstoot door onze fabrieken in 2050. We monitoren maandelijks in hoeverre we hiermee op koers liggen en onderzoeken continu wat we extra kunnen doen – zowel op onze locaties als in de toeleveringsketen. De lat ligt hoog en we hebben onszelf echt aan verduurzaming gecommitteerd.”
Benutten van restwarmte
“Met onze procesoptimalisatie varen we al heel scherp aan de wind”, vertelt Hertong. “Ook zetten we actief in op hergebruik van restwarmte, bijvoorbeeld voor de voorverwarming van aangezogen lucht van buiten tot ongeveer 40˚C. Een welkome besparing op ons gasverbruik, maar extra verwarming blijft nodig voor de hogere temperaturen die onze processen vereisen. Water is bijvoorbeeld pas vanaf 80˚C goed bruikbaar voor het proces en de schoonmaak. Het droogproces om tot melkpoeder te komen, vergt een temperatuur van 200˚C.”
Met een mix van elektrische oplossingen – warmte-
‘We lopen tegen de maximale capaciteit van onze aansluitingen aan’
pompen en E-boilers met name – regelt Vreugdenhil deels de benodigde extra verwarming. Een van de vier fabrieken van het bedrijf is zelfs al 100 procent van het gas af. “We zetten die elektrificatie graag door, maar warmtepompen op industriële schaal hebben minimaal 500 tot 1000 kilowatt (kW) nodig”, aldus Hertong. “Dus lopen we inmiddels tegen de maximale capaciteit van onze netaansluitingen aan. Op twee locaties is wel uitzicht op een zwaardere aansluiting, maar zitten we in lastige trajecten qua vergunningen en kosten. Bij onze locatie in Putten kunnen we waarschijnlijk pas in 2032 een zwaardere aansluiting krijgen. We zijn een van de 10.000 wachtende bedrijven.”
De fabriek van Vreugdenhil Dairy Foods in Gorinchem.
GERT HERTONG
“Het is gebrekkig dat je nu alleen subsidie kan krijgen per verduurzamingsmaatregel.”
Problemen met zwaardere aansluitingen
De angel zit volgens Hertong in de gebrekkige netinfrastructuur in landelijk gebied samen met de enorme afstanden tussen de energieknooppunten en de Vreugdenhil-fabrieken – een situatie waar veel zuivelbedrijven mee zitten. “Dat de kosten van nieuwe aansluitingen volgens de wet voor de stroomafnemer zijn, resulteert voor ons in een rekening van tientallen miljoenen. Dat staat niet in verhouding tot de investering in de aan te sluiten apparatuur die daadwerkelijk CO2 reduceert, terwijl alleen op die apparatuur subsidies mogelijk zijn. Dat de netbeheerders nog niet gewend zijn aan het aansluiten van kleinere bedrijven in de regio, leidt tot extra vertraging en kosten. De complexe vergunningsprocedures vergen nog meer tijd, om over de problematiek rond compensatie van de stikstofuitstoot bij de kabelaanleg nog maar te zwijgen.”
Oneerlijke situatie
De lange procedures leiden volgens Hertong tot een paradoxale en oneerlijke situatie. “Onze verduurzamingsplannen liggen klaar, maar ondertussen betalen we wel energiebelasting en CO2-heffingen. Zo eten we ons investeringsbudget voor verduurzaming langzaam op. Wij zouden die belastingen graag opsparen en onze aansluiting daarvan betalen. We willen dolgraag: als we nu volledig zouden overgaan op elektriciteit, zou onze CO2-uitstoot in één klap met wel 40 procent dalen. Dat is enorme winst voor de planeet en wij zouden dan van die CO2-heffingen af zijn.”
Ideeën om de impasse te doorbreken, heeft Hertong te over. “Het is gebrekkig dat je nu alleen subsidie
‘Als we nu volledig zouden overgaan op elektriciteit, daalt onze CO2-uitstoot met 40 procent’
kan krijgen per verduurzamingsmaatregel, bijvoorbeeld met een warmtepomp of E-boiler. Ook de kosten voor een verzwaarde aansluiting zouden daarin moeten meewegen, want dat is een basisvoorziening voor al die projecten. Een alternatief is dat de aanleg wordt betaald vanuit het vastrecht, zoals met het gasnet. Bedrijven krijgen dan naar rato betaalde belastingen en heffingen rechtstreeks gecompenseerd op hun duurzaamheidsinvesteringen.”
“Aansluitkosten zouden los moeten staan van de beschikbare infrastructuur en het ontwerpbeleid van de netbeheerder”, gaat Hertong verder. “De procedures rond elektra-aanleg moeten eenvoudiger en korter zodat ze ook voor kleinere en middelgrote bedrijven uitvoerbaar zijn. Tot slot willen we graag duidelijkheid over de overheidsplannen met alternatieve duurzame energiebronnen zoals waterstof. We zijn liever niet volledig aangewezen op de elektrificatie van onze fabrieken, maar moeten daar wel vanuit gaan zolang er geen redelijke alternatieven zijn.”
Cluster 6
Hertong stelt dat de situatie bij Vreugdenhil een landelijk probleem rond netcongestie weerspiegelt. Om die kwestie te adresseren is het bedrijf in nauw overleg met de Rijksdienst voor Ondernemen (RVO) en Cluster 6, een stichting die opkomt voor de belangen van de grotere energieverbruikers die zijn gevestigd buiten de vijf grote industriële clusters in Nederland. “Het elektriciteitsverbruik van al die bedrijven stijgt naar verwachting de komende acht jaar met een factor 2.4. Een gigantisch CO2-besparingspotentieel, maar met de energie-infrastructuur moet dus eerst nog heel wat gebeuren.” •
‘ K ijk naar f unctionaliteit in plaats van zuiverheid’
HOOGLERAAR BOOM PLEIT VOOR MILDE SCHEIDING BIJ PRODUCTONTWIKKELING
“De voedingsmiddelenindustrie is wel effectief, maar niet efficiënt”, aldus hoogleraar Levensmiddelenproceskunde Remko Boom van de WUR (Wageningen University & Research). Boom ontwikkelt met zijn onderzoekgroep dan ook methoden, zoals milde scheiding, om levensmiddelen duurzamer en efficiënter te maken.
Tekst Henriëtte van Norel Beeld Wageningen University & Research
Remko Boom gaat zijn onderzoek voortzetten aan de Universiteit van Kopenhagen.
‘De processen om zuivere grondstoffen te krijgen kosten onnodig veel energie, water en chemicaliën’
“De levensmiddelenindustrie is in de loop van de twintigste eeuw erg ‘chemisch’ geworden. Methoden die gebruikt worden in de chemische industrie zijn vertaald naar de levensmiddelentechnologie”, zo vertelt professor Remko Boom. “De wens om ingrediënten zo zuiver mogelijk te maken, nam een vlucht na de Tweede Wereldoorlog. Dat had grote voordelen: het formuleren van levensmiddelen was eenvoudiger en de kwaliteit kon veel beter constant worden gehouden. Helaas gaat bij het zuiveren van die ingredienten veel verloren: het is wel effectief, maar niet efficiënt. Ter illustratie: als tijdens een isolatieproces 50 procent van het eiwit verloren gaat, dan is er twee keer zoveel grondstof nodig om eenzelfde hoeveelheid voeding te maken.”
Effectief maar niet efficiënt
Boom: “De processen om zuivere grondstoffen te verkrijgen zijn inefficiënt, zeker als we naar de hele keten kijken. Het kost namelijk onnodig veel energie, water en chemicaliën. En dat terwijl levensmiddelen zelf juist mengsels zijn. Bovendien zijn we als mens geëvolueerd om complexe biomaterialen te eten en te verteren in ons maagdarmstelsel. Als we minder op zuiverheid en meer op functionaliteit gaan produceren, kunnen we de productie efficiënter krijgen, de groeiende vraag naar voedsel aan, en die misschien wel beter afstemmen op een gezond dieet.”
Milde scheiding ofwel het gebruik van minder zuivere ingrediënten is volgens Boom de oplossing. Bij milde scheiding wordt minder toegewerkt naar zuivering. De structuur van de grondstof wordt beter intact gehouden waardoor meer nutriënten behouden blijven. Om zijn onderzoek naar milde scheiding te kunnen onderbouwen bij de voedingsindustrie voert zijn onderzoeksgroep – naast het onderzoek naar die milde scheidingen – ook onderzoek uit naar de wijze waarop levensmiddelen worden verteerd in het menselijk lichaam.
Effect op het lichaam
Volgens Boom is de matrix (lees: structuur van het levensmiddel) van grote invloed op de wijze waarop het verteringsproces zich voltrekt in het maagdarmstelsel.
“Het menselijk lichaam verteert een door mensen gemaakte emulsie die gestabiliseerd is met eiwit fundamenteel anders dan wanneer deze emulsie wordt gemaakt met natuurlijke vetbolletjes (oleosomes) uit soja of zonnebloemzaadjes, die nog hun oorspronkelijke, in de plant gemaakte fosfolipidenmem-
braan hebben. Verzadiging blijkt bij de laatstgenoemde variant aanmerkelijk groter te zijn. Met andere woorden: de vertering wordt niet alleen door de samenstelling van een levensmiddel bepaald. Ook de structuur van het levensmiddel heeft invloed. Het is dus cruciaal om deze zoveel mogelijk te handhaven via milde scheiding. Focus daarom op de functionaliteit van het levensmiddel. Kijk dus goed wat het levensmiddel precies doet. Bepaal op basis daarvan hoe het betreffende levensmiddel het beste kan worden gemaakt. Neem de natuur daarbij als uitgangspunt.”
Kunstmatige intelligentie
Toch kleven er ook haken en ogen aan milde scheiding. Als een ruw ingrediënt wordt gemaakt waar nog vezels en mineralen inzitten, dan reageert dat in een productieproces heel anders dan wanneer een product wordt gemaakt van een zuiver eiwit. Daardoor is het lastig te bepalen welk levensmiddel eruit komt.
Om hier meer grip op te krijgen, heeft de onderzoeksgroep van Boom geëxperimenteerd met milde en gezuiverde ingrediënten. Ze keken hoe deze ingrediënten reageren als daar een levensmiddel van wordt gemaakt. Deze informatie is tezamen met informatie over gebruikte grondstoffen, eigenschappen en gebruikte scheidingswijze (natte, droge of milde scheiding) gekoppeld aan een AI-systeem om een formulation window te formuleren.
‘Een ruw ingrediënt met vezels en mineralen reageert heel anders dan zuiver eiwit’
Aan de hand hiervan is het mogelijk om op voorhand de duurzaamste productiemethode voor een levensmiddel te selecteren. Het is volgens Boom mogelijk een groot deel van de Global Warming Potential (GWP) in de hele keten terug te brengen. GWP is een maatstaf om de impact van broeikasgassen op de opwarming van de aarde te vergelijken.
Niet samenstelling maar functionaliteit “Uit de gebruikte AI-modellen blijkt dat als de samenstelling van het levensmiddel hetzelfde dient te blijven, dat de mild geraffineerde ingrediënten dan nog steeds moeten worden gecombineerd met isolaten. Is niet de samenstelling van het levensmiddel het primaire uitgangspunt, maar eigenschappen zoals viscositeit, structuur en mondgevoel, dan kan voor 90 procent gebruik worden gemaakt van mild gescheiden ingrediënten en worden isolaten overbodig. Het is de manier bij uitstek dus om fors te besparen op grondstoffen en energie. Zo kan het waterverbruik op deze manier sterk omlaag en kan de CO2-emissie met circa 70 procent worden teruggedrongen.”
Beurs
Om dit concept uit te werken, heeft Boom onlangs een beurs van bijna 7 miljoen euro gekregen van de Deense Novo Nordisk Foundation. Hij gaat dit onderzoek aan de Universiteit van Kopenhagen verder uitvoeren. •
Remko Boom ontwikkelt met zijn onderzoeksgroep methoden, zoals milde scheiding, om levensmiddelen duurzamer en efficiënter te maken. Interview
Remko Boom.
Transparant over kwaliteit
Safe met Gea
Over Gea
Gea Stevens is levensmiddelentechnoloog en chemisch ingenieur met jarenlange ervaring als QA/QC-manager in zowel binnen- als buitenland. In 2018 werd ze verkozen tot Kwaliteitsmanager van het Jaar door het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK). Inmiddels biedt ze al meerdere jaren haar kennis aan als interimmanager. In deze column deelt ze haar ervaringen in het kwaliteitsmanagementvakgebied.
Gea woont in het Drentse 2e Exloërmond samen met haar partner. In haar vrijetijd werkt ze in haar moes- en bloementuin en gaat ze graag op reis om de wereld verder te ontdekken.
Kwaliteit van babyvoeding komt overeen met honden- en kattenvoer
Enige jaren geleden maakte ik de overstap van een petfood- naar een babyvoedingsfabriek. Voordat ik die overstap maakte, was ik in de veronderstelling dat babyvoeding van hogere kwaliteit was omdat baby’s tot de meest kwetsbare doelgroep behoren. Hoewel er grote verschillen zijn tussen babyvoeding en hondenen kattenvoer, vind ik de overeenkomsten minstens zo interessant.
Baby’s en huisdieren lopen niet zelf door de winkel om een product te kopen. Dit wordt met de grootste zorg vóór hen gedaan. Ook kunnen ze niet praten en zeggen wat ze ervan vinden. De ouders of verzorgers doen onderzoek of laten zich adviseren. Zij gaan ervan uit dat ze de beste voeding kopen voor hun huisdier of baby. Of er een eventuele vervolgaankoop wordt gedaan, is volledig afhankelijk van de observaties van de ouder of verzorger.
Voedingsstoffen en contaminanten
Zowel baby’s als huisdieren moeten het de hele dag doen met wat ze voorgeschoteld krijgen. Het is dus van belang dat de voeding is uitgebalanceerd en voldoende voedt gedurende de dag. Het moet niet te veel en niet te weinig zijn. Dit geldt natuurlijk voor alle benodigde voedingsstoffen, maar zeker ook als je kijkt naar de ongewenste contaminanten.
Naast dat de doelgroepen gevoeliger zijn voor contaminanten, krijgen ze in hoeveelheid per dag ook veel meer binnen wanneer dit niet goed beheerst wordt. Beide doelgroepen eten namelijk veel meer dan volwassenen in verhouding tot hun lichaamsgewicht. Hierdoor is het van levensbelang om exact te weten welke contaminanten mogelijk in de voeding zitten en in welke hoeveelheid het voor de doelgroep onveilig wordt op korte en lange termijn.
Risico-inventarisatie
Contaminanten komen vaak via grondstoffen mee of kunnen zich vormen tijdens productieprocessen. Contaminanten zijn vrijwel nooit homogeen verdeeld en er is vaak sprake van puntbesmettingen. Een voorbeeld is mycotoxines, die zich vormen afhankelijk van de (weers)omstandigheden. Om een goede kwaliteit te kunnen borgen, moet je daarom niet alleen een goed doordacht monsternameplan hebben, maar ook samen met je leveranciers bepalen onder welke condities de juiste kwaliteit gegarandeerd wordt. Anders ga je die puntbesmetting missen met alle gevolgen van dien. Een goed onderbouwd voedselveiligheidsplan (HACCP-plan) en kennis van de gehele voedselketen is hierbij cruciaal.
Een aantal maanden na mijn overstap kwam ik erachter: babyvoeding en petfood hebben opmerkelijke overeenkomsten. Elke doelgroep vereist zijn eigen hoogwaardige kwaliteit voeding. Dat maakt wat mij betreft ons vakgebied zo interessant. •
VMT (Voedingsmiddelen, Management en Technologie) is hét mediaplatform voor de voedingsmiddelenindustrie in Nederland en België. VMT verschijnt 8x per jaar en is een uitgave van VMN media.
VMN media
Bezoek- en postadres
Utrechtseweg 44
3704 HD Zeist
T 088-584 08 00
E redactie.vmt@vmnmedia.nl www.vmt.nl
Hoofdredactie
Willem Paul de Mooij
T 06-45 07 45 28
E willempauldemooij@vmnmedia.nl
Eindredactie
Henk Hogewoning
T 06-51 55 03 48
E henkhogewoning@vmnmedia.nl
Redactie
Dionne Irving
T 06-48 27 29 28
E dionneirving@vmnmedia.nl
Carmen Groeneveld
T 06-31 67 77 93
E carmengroeneveld@vmnmedia.nl
Didi de Koning
T 06-15 28 61 21
E dididekoning@vmnmedia.nl
Yves De Groote
T +32 485-62 35 90
E yvesgm.degroote@outlook.com
Redactie-adviesraad
Drs. J. Stark (voorzitter)
Prof. dr. E.J. Smid (WUR)
Drs. M. van Zandvoort (TNO)
Dr. ir. C.D. de Gooijer (Topsectoren voor Kennis en Innovatie)
M. Vencken (Vencken QIS)
K. Cuperus (Nestlé)
D. Linssen (Danone)
E. Cornelissen (Vezet)
H. Vriend (ViaVriend)
J. Schilstra (Mérieux Nutrisciences)
P. Meewisse (Hilton Foods Holland)
M. Molenaar (DO-IT)
Dr. ir. M. van Wells-Bennik (NIZO)
S. van der Pijll (Schuttelaar & Partners)
S. Kanters (Bakkerij van der Westen)
Advertenties
Voor online, print en events:
Berry Pitlo
T 06-20 04 35 77
E berrypitlo@vmnmedia.nl
Rachid Aidani
T 06-22 00 40 25
E rachidaidani@vmnmedia.nl
Vormgeving Colorscan bv, www.colorscan.nl
Druk Wilco BV, Amersfoort
Abonnementen
Scan de QR-code en abonneer je op VMT
Voor vragen over abonnementen, bezorging en/of adreswijzigingen bel of mail je met 088-584 08 88, klantenservice@vmnmedia.nl
Abonnementsprijzen
Online abonnement: € 30,- per maand Online en vakblad: € 41,- per maand Teamlicentie: € 90,- per maand
De tarieven zijn exclusief 9% btw. Meer info op www.vmt.nl/abonneren.
Studenten lezen gratis online wanneer de opleiding een contract heeft met VMT. Informeer naar de mogelijkheden.