
3 minute read
LETTER VAN DE WET
Mr.ing. Rob Poort, jurist en veiligheidskundige, www.bureaupoort.nl
Onvoorzichtig is nog niet roekeloos
Soms zijn werknemers onvoorzichtig en maken ze brokken. De rechter gaat lang niet altijd mee in het pleidooi van de werkgever dat ze ‘bewust roekeloos’ zijn geweest.
Op maandagmiddag 12 september 2016 vindt een arbeidsongeval plaats bij een bedrijf met veertig werknemers. Een werknemer hang een onderdeel van een hakselhuis in een strop aan de lepels van een heftruck. Tijdens het monteren glijdt het van de lepels en valt op zijn benen. Met twee gebroken benen wordt hij in het ziekenhuis opgenomen. Volgens de Inspectie SZW is sprake van overtreding van artikel 7.5, vijfde lid, van het Arbobesluit: montage en demontage van een arbeidsmiddel moet op veilige wijze plaatsvinden, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant. Er wordt een boete opgelegd van 13.500 euro. Het bedrag is gecorrigeerd op het aantal werknemers en met 25 procent gematigd, omdat de noodzakelijke randvoorwaarden waren gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze. Bezwaar van de werkgever is vergeefs. Hij gaat in beroep. De rechtbank overweegt dat de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving vier inspanningen geeft die kunnen leiden tot matiging van een boete. De werkgever moet aannemelijk maken dat die inspanningen zijn gedaan. Ze zijn alleen relevant als ze zijn toegespitst op het voorkomen van de overtreding in het concrete geval. Er was een lepel met hijshaak (een JIP) aanwezig waarmee het werk veilig had kunnen worden gedaan; een randvoorwaard (artikel 1, elfde lid onder a en c van de Beleidsregel). De werkgever wil de boete naar nul omdat het slachtoffer bewust roekeloos heeft gehandeld. Het slachtoffer heeft (veel) later schriftelijk verklaard dat zijn werkwijze niet handig was. Dat ziet de rechtbank als inzicht dat hij onvoorzichtig is geweest maar dat is nog geen bewuste roekeloosheid. Er was een RI&E, maar daarin stond niet het risico van vervoer van een last met hijsband aan een kale lepel zonder JIP. Daarmee was het risico dat leidde tot het ongeval niet geïnventariseerd. Dat de werknemer later heeft verklaard dat hij instructie had gekregen, maakt nog niet aannemelijk is dat die is gegeven. In zijn verklaring staat niets over de JIP. Ook een collega die aanwezig was bij het ongeval heeft niet ingegrepen, mogelijk omdat ook hij de instructie niet kende. De werkgever heeft dan ook niet aangetoond dat er voldoende instructie was gegeven. (Bron: Rechtbank Zwolle, 13 februari 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:496)
Ook bij een andere kwestie waar je zou denken ‘kat in het bakkie’ vindt de rechter niet dat er sprake is van bewuste roekeloosheid. Een Poolse zzp’er werkt sinds 2003 voor een transport-, expeditie- en opslagbedrijf. In september 2013 helpt hij collega’s bij het lossen van big bags. Hij springt op de vork van een langzaam voorbijrijdende heftruck en zwaait vanachter de big bag naar de chauffeur. Die schrikt, remt, de big bag schuift naar voren, de zzp’er raakt beklemd en breekt zijn been. Het verzoek tot schadevergoeding wordt verworpen. In hoger beroep stelt het gerechtshof vast dat de instructies om niet mee te rijden in de praktijk niet werken omdat er onvoldoende toezicht is op de naleving. De werkgever doet ook een beroep op opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer en voert aan dat hij er geen rekening mee hoefde te houden dat een zzp’er ineens op een rijdende heftruck zou springen om de chauffeur te laten schrikken. Daarom geeft het hof de werkgever de mogelijkheid dit alsnog te bewijzen. Er zijn diverse getuigenverklaringen. Allen hebben verklaard dat de vorkheftruck stapvoets uit een smalle doorgang kwam toen de werknemer op de vork ging staan (of sprong). Het hof concludeert dat niet is komen vast te staan dat de zzp’er hard aan kwam rennen, en ook niet dat hij vooraf heeft gezegd dat hij de chauffeur wilde laten schrikken. Daarom gaat het hof er vanuit dat de zzp’er op de vork van een stapvoets rijdende vorkheftruck is gestapt of gesprongen. Dat kwam vaker voor; zelfs de directeur deed het wel eens. Er is geen sprake van opzet omdat de Poolse werknemer zich dan net voor het ongeval bewust moet zijn geweest van de roekeloosheid van zijn gedrag en hebben beseft hebben dat dit letsel op zou kunnen leveren. Dat de zzp’er vlak na het ongeval heeft gezegd dat hij stom was geweest en dat het zijn fout was, wijst eerder op besef achteraf en niet op een bewust roekeloze actie. Omdat niet vaststaat dat de werkgever zijn zorgplicht is nagekomen of dat het ongeval in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werknemer, komt het hof tot de conclusie dat de werkgever aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval met de heftruck. (Bron: Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 2 april 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:1215)




