WR 2012/120: 290-bedrijfsruimte – beëindiging huurovereenkomst: tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten; tijdelijk gehuurde winkel en definiti... Instantie: Magistraten: Conclusie: Noot:
Hof Amsterdam Mrs. G.B.C.M. van der Reep, J.W. Hoekzema, D.J. Oranje -
Datum: Zaaknr:
6 maart 2012 20.018.459/01
LJN: Roepnaam:
BW7820 -
Wetingang: (art. 7:297 BW) Essentie 290-bedrijfsruimte – beëindiging huurovereenkomst: tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten; tijdelijk gehuurde winkel en definitief gehuurde winkel; vervolg van HR 8 april 2011, LJN BP3276 (ook vervolg op WR 2010/109) Samenvatting Ten aanzien van de tegemoetkoming door verhuurster aan huurster van de verhuis- en inrichtingskosten overweegt het hof dat de enkele omstandigheid dat huurster eerst is verhuisd naar tijdelijke winkelruimte in afwachting van de verbouwing en inrichting van het pand waarin zij definitief haar intrek wilde nemen, niet ertoe dient te leiden dat alleen een tegemoetkoming wordt verleend voor de kosten gemoeid met de eerste verhuizing en de inrichting van de eerste winkel. Van belang is daarbij dat huurster van meet af aan de bedoeling had te verhuizen naar de winkel aan het tweede adres en de tijdelijke huurovereenkomst slechts is gesloten met het oog op de verbouwing van dat pand. Er zijn beperkte inrichtingskosten gemaakt voor de eerste winkel. Dit brengt mee dat bij de bepaling van de tegemoetkoming ook de verhuis- en inrichtingskosten dienen te worden betrokken die betrekking hebben op de tweede winkelruimte. Met betrekking tot de bedragen die met de verhuizing te maken hebben zijn geen buitensporige of onterechte kosten gemaakt en opgevoerd. Met betrekking tot de inrichtingskosten van de tweede winkel moet de tegemoetkoming gerelateerd worden aan de kosten van een inrichting voor een verkoopruimte met een vergelijkbare oppervlakte als de winkel waarvan de huur beëindigd is. Voor zover de inventaris wordt vervangen is een aftrek nieuw voor oud passend. Zonder toelichting, die ontbreekt, zijn veel gemaakte inrichtingskosten (bouwkundige ingrepen en kosten van een architect) in een te verwijderd verband met de aan de verhuizing toe te rekenen kosten. Vanwege de noodzaak dat een tijdelijke winkelruimte werd gehuurd kunnen de dubbele huurkosten in beginsel bij de vaststelling van de tegemoetkoming worden betrokken. Het hof stelt voorop dat met de wettelijke voorziening in een tegemoetkoming voor de gemaakte verhuis- en inrichtingskosten en geen volledige schadeloosstelling is beoogd. Dat de huurovereenkomst met huurster is geëindigd behoort in beginsel tot haar bedrijfsrisico. Verder neemt het hof in aanmerking dat huurster bijna vijfentwintig jaren het gehuurde heeft kunnen gebruiken en zij het gehuurde heeft moeten verlaten in verband met dringend eigen gebruik door verhuurster. Partij(en) Appellant in het principaal hoger beroep, geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep: Tom Lodewijk Hugo Meijer, wonend te Uithoorn Advocaat: mr. A.D. Flesseman tegen Geïntimeerde in het principaal hoger beroep, appellante in het incidenteel hoger beroep: Panara B.V., gevestigd te Amsterdam Advocaat: mr. T. Teke Uitspraak (…) 2.De verdere beoordeling 2.1 Bij het tussenarrest van 12 juli 2011 heeft het hof Panara in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen te verstrekken over de daadwerkelijk door haar gemaakte dan wel nog te maken verhuis- en inrichtingskosten. 2.2 De door Panara begrote bedrag van € 371.413,19 ter zake van de verhuis- en inrichtingskosten is als volgt
83