Ja! zomer 2015

Page 1

2015 #34

PRAKTIJK

WETENSCHAP

OPINIE

PLATFORM

interview met Frank van Leerdam

Verminderen van pijn bij vaccinaties

Meertalige opvoeding

Roos Vonk: Voed jezelf op, met harde hand

Wat leest de jeugdarts?



Wat leest de jeugdarts? Waarschuwing: lezen doet lezen!!! Deze tekst zou niet misstaan als bijsluiter bij deze JA! Vrijwel ieder artikel inspireert tot meer lezen: de enquête onder de AJN-leden schetst een beeld van hoe, wat en wanneer we lezen en wat ons daarbij in de weg zit. De JA!-Plus biedt nog veel meer te lezen titels. Het interview met Frank van Leerdam inspireert om het recente IGZ-rapport over de jeugdgezondheidszorg integraal te lezen en op zoek te gaan naar wat in de rapportage staat over de eigen organisatie. De dyslectische en meertalige jeugdarts laten je beseffen dat ‘gewoon’ lezen niet altijd gewoon is. En natuurlijk neemt dokter Twitter ons mee in het digitale lezen!

Lezers en geïnterviewden noemen steevast de JA! als gewaardeerde bron van informatie. Maar u was niet onverdeeld gelukkig met de opmaak in de nieuwe lay-out. Uw opmerkingen hebben we ter harte genomen. Daardoor is deze JA! (nog) prettigere leesbaar. Deze JA! is vrijwel helemaal gevuld door AJN-leden. Daar mogen we trots op zijn. En we zijn blij u te mogen voorstellen aan onze eigen JA!-cartoonist Rosanne van der Lugt. Maar pas op: lezen doet lezen….

— Els Jonker Hoofdredacteur JA!

Colofon

Inhoud

JA! Jeugdarts Actueel!, magazine van de AJN (Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland). Frequentie: 3x p.jaar ISSN: 1873-8346 EDITIE: 2015 #34

WETENSCHAP

KERNREDACTIE: Wike Lijs (voorzitter), Rianne Paalman (secretaris), Els Jonker (hoofdredacteur) REDACTIERAAD: Sigrid Hendriks, Trudy de Jong, Jorien Kuijk, Rianne Paalman, Ulco Schuurmans (Dr. Twitter), Elle Struijf. COLUMNIST: Rosanne van der Lugt ONDERSTEUNING: LuteijsCommunicatie SECRETARIAAT JA!: ja@artsenjgz.nl ART DIRECTION/SALES: E Media Connecting Business, Maria van der Veen E: m.vanderveen@elma.nl Postbus 18, 1720 AA Broek op Langedijk T: 0226 331 600, I: www.elma.nl Advertenties, advertorials en pagina’s ‘Marktvisie’ vallen buiten de verantwoordelijkheid van de redactie. COVERFOTO: John Luteijs ABONNEMENT: Alle AJN-leden ontvangen de JA! Niet-leden kunnen losse nummers bestellen of zich abonneren. Meer informatie bij het secretariaat van de AJN. SECRETARIAAT/CONTACT AJN: Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht, T: 0854 894 980, F: 0854 898 988 E: secretariaat@artsengjz.nl I: www.artsengjz.nl De ALV- en AJN-dagen van 2015 vinden plaats op 19 juni en 13 november. De JA!35 heeft als thema Diversiteit. Deadline: 17 juli. De JA!36 heeft als thema Kennen, kunnen en doen’. Deadline: 23 december. De JA!37 heeft als thema Wat schrijft de jeugdarts? Deadline: 23 maart 2016.

21 22

PRAKTIJK Wat lezen bekende mensen uit het JGZ-werkveld? De darkside of e-reading Frank van Leerdam: Kwaliteit van zorg verbeteren Hoe leest deze jeugdarts voor? Hoe leest een dyslectische jeugdarts? Sexting en Faking

8 14 17 28 30 39

OPINIE Lezen, werken en vrije tijd: Introspectie à la Lalonde Roos Vonk: Zelf-management Pageturners

11 12 24

PLATFORM Boek zelfdoding jongeren must voor elke jeugdarts Sla je hersenen niet in de boeien Mediawijs Online, jongeren en social media

35 37 44

VERENIGING Wat leest de jeugdarts? LAD intensiveert belangenbehartiging jeugdartsen Wat leest het AJN-bestuur? Nuttige bron van informatie over zeldzame aandoeningen voor de jeugdarts

4 38 45 46 INHOUD

FORMULE: De JA! is het magazine van Artsen Jeugdgezondheidszorg Nederland (AJN), de specialisten voor een gezonde jeugd. De JA! is van en voor de jeugdartsen in Nederland en publiceert over ontwikkelingen in het vak, de beroepspraktijk en de vereniging. De JA! informeert, opinieert en biedt jeugdartsen een forum om ervaringen met elkaar te delen. Daarmee draagt de JA! bij aan de onderlinge communicatie en de ambitie van de AJN.

Proefschrift Jeroen de Wilde: Does one size fit all? Onderzoek door jeugdartsen: Nait soezen, moar doun

3


Wat leest de jeugdarts? In het voorjaar hebben alle AJNleden per mail een enquête ontvangen over hun leesgedrag. Wij als JA!-redactie waren benieuwd wat en hoe(veel) de jeugdarts leest. Lezen we alleen voor het werk? En/of alleen in onze vrije tijd? Zijn er tijdschriften of boeken die eruit springen? In dit artikel zetten we de opvallende zaken op een rijtje.

Vaktijdschriften en boeken Welke categorie vaktijdschriften leest u regelmatig? - Vakblad artsen algemeen (bijv. NTVG, Medisch Contact, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen) - Vakblad gericht op JGZ (bijv. Tijdschrift voor JGZ, JA!) - Vakblad gericht op kindergeneeskunde (bijv. Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, Praktische Pediatrie) - Vakblad gericht op de niet-professionele doelgroep (bijv. Ouderschapskennis) - Vakblad gericht op andere/overige hulpverleners (bijv. TOKK Tijdschrift voor Orthopedagogiek, Kinderpsychiatrie en Klinische Kinderpsychologie, Tijdschrift voor Psychiatrie)

252 (90,3%) 255 (91,4%) 42 (15,1%) 29 (10,4%) 37 (13,3%)

Welke vakboeken leest u regelematig?

Door: Rianne Paalman en Jorien Kuijk

Op JGZ gericht

172 (61,6%)

Niet primair op JGZ gericht

Allereerst wat algemene gegevens. 94% van de 279 respondenten is van het vrouwelijke geslacht. Dit herkennen we allemaal uit de praktijk en is daarmee, vonden wij, niet echt verrassend. Het grootste deel, 61%, is van middelbare leeftijd (40-60 jaar). Van de 279 respondenten zijn 113 jeugdarts KNMG (41%) en 78 arts maatschappij & gezondheid (28%). Uit het werkveld 0-4 hebben 112 personen de enquête ingevuld, tegenover 54 uit de 4-19, 50 uit de 0-19 en 59 overig.

96 (34,4%)

Vrijetijdstijdschriften en boeken Welke vrijetijdstijdschriften leest u regelematig? 88 (31,5%)

Vrouwenbladen Roddelbladen

7 (2,5%)

Hobbybladen

47 (16,8%)

Opiniebladen Stripbladen Financiële bladen

Geslacht

60 (21,5%) 10 (3,6%) 3 (1,1%)

Natuur-, techniek- en wetenschapsbladen

65 (23,3%)

Overig

94 (33,7%)

vrouw 261 (93,5%) man 16 (5,7%)

Welke vrijetijdsboeken leest u regelematig? Fictie

Leeftijd

215 (77,1%)

Non-fictie Overig

Hoe houdt u uzelf op de hoogte van ontwikkelingen in uw vakgebied?

146 (52,3%) 35 (12,5%)

> 60 jaar 53 (19%)

A - Ik volg..

77 (27,6%)

B - Ik lees...

230 (82,4%)

C - Ik ontvang... D - Overig

40-60 171 (93,5%)

245 (87,8%) 58 (20,5%)

< 40 jaar 53 (19%)

Functie

A - Ik volg 1 of meer belangrijke personen binnen de JGZ op sociale media (twitter/Facebook/Linked in, etc.) B - Ik lees vakbladen C - Ik ontvang (digitale) nieuwsbrieven D - Overig Arts M&G 78 (28%)

Overig 12 (4,3%) Jeugarts KNMG 113 (40,5%)

Basisarts 22 (7,9%) AIOS jeugdarts KNMG 37 (13,3%) AIOS jeugdarts M&G 15 (5,4%)

Werkgebied 0-19 50 (17,9%) Overig 59 (21,1%)

VERENIGING

4-19 54 (19,4%)

4

0-4 112 (40,1%)

MAAR WAT WORDT ER NOU ZOAL GELEZEN? Uiteraard vaktijdschriften! 255 van de 279 respondenten (91%) lezen regelmatig vakbladen gericht op de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Hieronder heeft de JA!-redactie het Tijdschrift voor Jeugdgezondheidszorg (TJGZ) en de JA! geschaard. Het TJGZ wordt ook menigmaal door jeugdartsen aangeraden aan collegae. Een veel gehoord argument is dat dit tijdschrift dé vakliteratuur is voor de JGZ.

Maar onze interesse reikt verder dan ons eigen werkveld. Van de vakbladen gericht op artsen in het algemeen lezen we met name het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTVG), het Medisch Contact en het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen. Van de respondenten leest 90% één van deze tijdschriften. Het NTVG en Medisch Contact worden veel aangeraden, omdat de respondenten vinden dat het belangrijk is om als


1 - 37 2 - 88 3 - 68 4 - 36 5 - 44

Ja

(13,3%) (31,5%) (24,4%) (12,9%) (15,8%)

Nee

Beïnvloedt de hoeveelheid werk als arts het lezen van vakliteratuur? 1 - 47 2 - 108 3 - 60 4 - 40 5 - 14

Veel invloed

(16,8%) (38,7%) (21,5%) (14,3%) (5,0%)

Weinig invloed

Beïnvloedt de drukte in de thuissituatie het lezen van vakliteratuur? 1 - 81 (29,0%) 2 - 101 (36,9%) 3 - 54 (19,4%) 4 - 26 (9,3%) 5-8 (2,9%)

Veel invloed

Weinig invloed

Beïnvloedt de hoeveelheid werk als arts het lezen van vrijetijdsliteratuur? 1 - 57 2 - 98 3 - 53 4 - 43 5 - 19

Veel invloed

(20,4%) (35,1%) (19,0%) (15,4%) (6,8%)

Weinig invloed

Beïnvloedt de drukte in de thuissituatie het lezen van vrijetijdsiteratuur? 1 - 76 2 - 97 3 - 54 4 - 33 5 - 14

(27,2%) (34,8%) (19,4%) (11,8%) (5%)

arts de brede kennis van de geneeskunde bij te houden en om samenwerking te zoeken met andere medisch specialisten.

WANNEER LEZEN WE? Vinden we al dat lezen nou eigenlijk eigen tijd of is de rekening voor de baas? Weinigen onder ons durven dat laatste te beweren (3%). De meeste jeugdartsen (53%) schipperen tussen eigen tijd en werktijd (50-50). Een aanmerkelijk deel van de respondenten vindt dat we onze eigen tijd moeten opofferen: 41% vindt dat we onze vakliteratuur in onze eigen tijd moeten bijhouden.

TIJDSCHRIFTEN Gelukkig vinden we ook nog tijd voor ontspanning! Aan top van de vrijetijdstijdschriften (34%) prijkt de categorie ‘overig’. Lastig om iets over te zeggen natuurlijk. Opvallend is dat er in het vrije tekstveld veel verwezen wordt naar de krant. Wellicht dat de respondenten deze als ‘overig’ vrijetijdstijdschrift hebben aangemerkt? De categorie ‘overig’ wordt op de voet gevolgd door de meer tot de verbeelding sprekende categorie ‘vrouwentijdschriften’ (32%). Hier ligt het voor de hand om terug te verwijzen naar de sekseverdeling onder onze respondenten. De derde plek (23%) wordt ingevuld door de natuur-, techniek- en wetenschapsbladen. Kennelijk zijn we in bredere zin, wellicht vanwege onze academische achtergrond, geïnteresseerd in wetenschap en aanverwanten. De vierde (22%) en vijfde plek (17%) worden ingenomen door respectievelijk de opinie- en hobbybladen. Wat ons opviel is dat wij weinig roddel-, strip- en financiële bladen lezen. Slechts 1 tot 3% voelt zich hiertoe aangetrokken. Wij kunnen natuurlijk speculeren over het hoe en waarom van deze bevindingen, maar daarmee begeven we ons algauw op glad ijs. Veiliger, makkelijker, en wellicht ook leuker is het om een mogelijke verklaring te laten ontspruiten aan jullie aller eigen fantasie… Als we ons eens lekker willen verliezen in een goed boek, kiezen we het liefst voor fictie (77%). Daarover meer in de JA!-Plus.

EN HOEVEEL LEZEN WE DAN? Veel invloed

Weinig invloed

Vindt u dat het lezen van vakliteratuur werktijd is? Nee, dat is eigentijd 117 (41,9%)

Ja, volledig 9 (3,2%)

50-50 149 (53,4%)

Niet zoveel vakliteratuur als we wellicht zouden willen. Belangrijke stoorzenders daarin zijn de hoeveelheid werk als arts en de drukte in de thuissituatie (allebei in ongeveer gelijke mate). En opvallend is dat ze het lezen van vakliteratuur in gelijke mate in de weg staan als het lezen van vrijetijdsliteratuur. Tussen de 35 en 38 % van de respondenten geeft aan

dat werk en thuissituatie het lezen beïnvloedt. Voor twee derde beïnvloedt de drukte thuis het lezen van vakliteratuur. Bij iets meer dan de helft beïnvloedt de drukte thuis in enige mate ook het lezen van vrijetijdsliteratuur.

HOE HOUDEN WE ONS OP DE HOOGTE VAN ONTWIKKELINGEN IN HET VAKGEBIED? Daartoe leest 82% van ons vakbladen. Dit gegeven komt overeen met de cijfers over het lezen van vakbladen gericht op de JGZ en op artsen algemeen. Een nog hoger percentage, 88%, ontvangt (digitale) nieuwsbrieven en blijft op die manier up to date. De enquête voorzag niet in een nadere specificatie van deze informatiebronnen. Wel wordt de nieuwsbrief van Captise vaak genoemd onder de aanraders aan collegae. Wat betreft die aanraders is er één boek dat opvallend vaak wordt genoemd, en dit is De jongen die opgroeide als hond van Bruce Perry en Maia Szalavitz. Het boek combineert recente kennis over childhoodtrauma en behandeling van getraumatiseerde kinderen. De twee auteurs van dit artikel moeten tot hun spijt bekennen het niet te hebben gelezen, maar hebben het uiteraard terstond aan hun ‘to read-lijst’ toegevoegd.

WAT KUNNEN WE UIT DE ENQUÊTE CONCLUDEREN? Heel stellig kunnen we op basis van enkele vragen en een 280-tal respondenten natuurlijk niet worden. Maar we kunnen wel een paar zaken concluderen. Een open deur betrof natuurlijk de sekseverdeling onder ons jeugdartsen, prachtig weerspiegeld in de populariteit van de vrouwenbladen. Minder voor de hand liggend was de bevinding dat we onze vrouwenbladen even vaak laten liggen als de vakliteratuur, wanneer we in tijdnood komen. En dat komen we nogal eens, even vaak door onze drukke privélevens als door de drukte op het werk. Als we wel aan lezen toekomen, storten we ons graag op bladen over het eigen vak en dat van de arts in het algemeen. Op de hoogte blijven we hoofdzakelijk door het lezen van vakbladen en (digitale) nieuwsbrieven. Daarnaast hebben we best ideeën over wat onze collega’s beslist moeten lezen. Die adviezen hebben de JA!-redactie in elk geval geprikkeld om aan het lezen te blijven, ook al hijgt het werk ons in de nek en hangen de kinderen aan onze benen. Ook behoefte aan inspiratie voor de zomervakantie? Alle aanraders zijn terug te vinden in de JA!-Plus. VERENIGING

Bent u meer verschillende tijdschriften gaan lezen in de loop van uw carrière?

5


Nieuwe generatie flesvoeding TUMME-onderzoek Door membranen en vetten uit koemelk toe te voegen aan flesvoeding ontstaat een nieuwe generatie flesvoeding die de gunstige effecten van borstvoeding meer evenaart. Dit blijkt uit het wetenschappelijke TUMME-onderzoek van de Zweedse professoren Bo Lönnerdal en Olle Hernell in samenwerking met Hero. Borstvoeding is de beste voeding voor een baby. “Dit staat buiten elke discussie”, zegt ook Bertine Philipsen, Manager Research & Development bij Hero. Ze beaamt dat borstvoeding in vergelijking met flesvoeding meer bijdraagt aan de cognitieve ontwikkeling, minder infecties en op langere termijn, een lager risico op chronische ziektes zoals diabetes en hoge bloeddruk, maar ook overgewicht. Om erachter te komen welke bestanddelen van de borstvoeding deze bijdragen leveren, initieerde Hero het TUMME-onderzoek.

MELKVET EN MELKVET MEMBRANEN “Een van de grote verschillen tussen borstvoeding en flesvoeding is het soort vet”, vertelt Philipsen. “In de eerste zit een hoog percentage melkvet, in de laatste plantaardig vet. Dit maakt dat de effecten tussen de twee verschillende voedingen zo groot kunnen zijn. Waar die verschillen nu precies vandaan komen, was het startpunt van onze studie.” De onderzoekers constateerden dat de functionele componenten van melkvet zich vooral bevinden in het membraan om de melkdruppeltjes heen. Juist hierin zitten stoffen als fosfolipiden die bijdragen aan een positief effect op de cognitieve ontwikkeling en het immuunsysteem van baby’s en kinderen.

HYPOTHESES De onderzoekers van het TUMME-onderzoek bestudeerden de mogelijkheid en de uitkomsten van het toevoegen van melkvet en melkvet membranen aan standaard flesvoeding. In het TUMME-onderzoek werd uitgegaan van de hypothese dat het toevoegen van melkvet en melkvet membranen zal leiden tot een afname van infecties, met name die van het middenoor. Een tweede hypothese betrof de cognitieve ontwikkeling. Ook hiervan was de aanname dat het effect van de flesvoeding met melkvet en melkvet membranen dichter bij de resultaten van borstvoeding zou liggen.

ONDERZOEKSGROEPEN

MARKTVISIE

De kinderen die aan het onderzoek hebben deelgenomen zijn à terme geboren met een gemiddeld geboortegewicht en voor inclusie maximaal twee maanden oud. Een populatie van 240 kinderen werd verdeeld in drie groepen. De eerste groep kreeg borstvoeding (N=80), de tweede standaard flesvoeding (N=80) en de derde groep flesvoeding met toegevoegd melkvet en melkvet membranen (N=80). Philipsen: “Met dank aan een groot aantal ouders hebben we de effecten van de verschillende voedingen kunnen onderzoeken bij uiteindelijk 213 kinderen. Ouders vulden gedurende zes maanden vragenlijsten in over de inname van fles- en bijvoeding. Daarnaast hielden ze gedurende het jaar van het onderzoek een dagboek bij waarin zij ziekteverschijnselen, doktersbezoek en medicijngebruik registreerden. Deze bespraken zij met de onderzoekers.”

6


Bayley III score 12 maanden 120 115 *

110

Borstvoeding

Score

105 Flesvoeding met melkvet + membraan

100 95

Standaard flesvoeding

90 85 *p≤0,05

80

COGNITIEVE ONTWIKKELING Bij zowel vier, zes en twaalf maanden hadden de ouders een afspraak met de onderzoekers om groei en ontwikkeling te meten en het dagboek te bespreken. Bij twaalf maanden werd middels de Bayley-III test de cognitieve ontwikkeling bepaald. De Bayley-III test wordt net als het Van Wiechenonderzoek ingezet om de vroege ontwikkeling van een kind te bepalen en wordt vaak gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. “Hoewel we verwachtten dat de effecten van de experimentele voeding gunstig zouden zijn, waren we alsnog blij verrast toen dit daadwerkelijk het geval was”, vertelt de onderzoeksmanager verheugd. Uit de scores kwam naar voren dat de cognitieve ontwikkeling van kinderen gevoed met borstvoeding of flesvoeding verrijkt met melkvet- en melkvet membranen hoger is dan de groep kinderen die gevoed werd met standaard flesvoeding. Het verschil tussen de experimentele flesvoeding en de standaard flesvoeding is vier punten, een significant verschil.

Middenoorontsteking gedurende 0-6 maanden Percentage van totale groep

10

*

9 8 7

Borstvoeding

6 5

Flesvoeding met melkvet + membraan

4 3

Standaard flesvoeding

2 1

*p≤0,05

0

MINDER MIDDENOORONSTEKING De aanname dat de groep kinderen die de voeding kreeg met toegevoegd melkvet en melkvet membranen een stuk minder middenoorontsteking hadden dan kinderen met standaard flesvoeding werd bevestigd en de uitkomst is vergelijkbaar met borstgevoede kinderen. Uit ander onderzoek is bekend dat het vet in borstvoeding een hoog gehalte bevat van het vetzuur bèta-palmitaat. Dit bestanddeel draagt bij aan een verbeterde opname van calcium. Hierdoor komt minder calcium in de ontlasting terecht en dit resulteert in een zachtere ontlasting.

TUMME-UP

MARKTVISIE

Met de gegevens uit het TUMME-onderzoek ontwikkelde Hero een flesvoeding met toegevoegd melkvet- en melkvetmembranen, Hero Baby Nutrasense, die vanaf juli 2015 verkrijgbaar is. “We zijn natuurlijk verheugd over de gunstige uitkomsten, het is zeker een doorbraak op het gebied van flesvoeding. We hopen dat deze resultaten ook op lange termijn nog zichtbaar zijn”, vertelt Philipsen. “Om dat te onderzoeken zijn we inmiddels gestart met de vervolgonderzoek: het TUMME-UP onderzoek.”

7


Wat lezen bekende mensen uit het JGZ-werkveld? VAKBLADEN

De JA!-redactie vroeg verschillende bekende mensen uit het JGZ-werkveld naar wat zij lezen en wat zij de JA!-lezers aanbevelen. In deze collage krijgt u een overzicht van de resultaten van tijdschriften en boeken. In de JA!Plus op www.artsenjgz.nl kunt u lezen welke blogs en nieuwsbrieven zij u aanraden.

<

Henrike ter Horst: ‘… echt op ons vak gericht’

NUMMER

16 18 april 2015

159e JAARGANG

Door: Els Jonker en John Luteijs Hendrik Nicolaas Werkman De drie aartsvaders UMCG

Wij vroegen en kregen reacties van:

OPINIE

Zorgkosten over hele leven zijn voor iedereen gelijk

ONDERZOEK

Huisarts verwijst niet goed bij erfelijke borstkanker

686 688 703 714

– Frank J.M. van Leerdam, arts m&g/ Coördinerend specialistisch senior inspecteur – René Héman, voorzitter KAMG, arts m&g, mba – Magda M. Boere-Boonekamp, arts m&g, Universiteit Twente, hoofdredacteur TJGZ – Inge Steinbuch, arts m&g, Seniorbeleidsadviseur bij ActiZ – Paul Brand, kinderarts Isala Zwolle en hoogleraar klinisch onderwijs UMCG – Henrike ter Horst, jeugdarts, landelijk bestuurslid AJN

KLINISCHE LES PERSPECTIEF

Reanimeren zonder vrije luchtweg Gildepenningen van chirurgijns

Meest aanbevolen (Inge Steinbuch, Frank van Leerdam, René Héman).

Aanbevolen door René Héman en Frank van Leerdam

<

Paul Brand: ‘… bevat de officiële nascholingsformule van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.’

Inge Steinbuch is sceptisch over hét vakboek. Ze stelt dat de boeken die je moet lezen aangepast moeten zijn op je competentie, je huidige kennis en je leerbehoefte. Er is niet één standaardboek. Paul Brand doet daar nog een schepje bovenop: leerboeken verouderen volgens hem te snel en het Leerboek Kindergeneeskunde van Van den Brande acht hij niet geschikt voor jeugdartsen.

VERDER WORDEN AANBEVOLEN:

VAKLITERATUUR Op de vraag welke vakliteratuur de jeugdarts zou moeten lezen geven de geïnterviewden een waaier aan titels:

Volksgezondheid en gezondheidszorg redactie J.P. Mackenbach K. Stronks

2015 #33

ZESDE, GEHEEL HERZIENE DRUK

PRAKTIJK

WETENSCHAP

OPINIE

VERENIGING

M@ZL: jeugdarts en ziekteverzuim

Met ICF-CY anders kijken naar ziekte

Moeder en jeugdarts

Drie voorzitters

René Héman: ‘Dit boek, alsook publicaties van VTV en RIVM, bieden een belangrijke onderbouwing van het vak.’

PRAKTIJK

Ziek. En dan?

8

Magda Boere beveelt The strategy of preventive medicine van Geoffrey Rose et al. aan. Rose gebruikt vaak het voorbeeld van verminderde zoutinname. Hoewel het verminderen van de zoutinname een aanzienlijke gezondheidswinst voor de gehele bevolking oplevert, in de zin van vermeden ziektegevallen, houden we de deelnemers aan een dergelijke interventie alleen de gemiddelde, dus zeer beperkte winst voor; ook omdat we niet weten bij wie de individuele gezondheidswinst groot is, omdat hij niet ziek wordt.


NIET-VAKLITERATUUR Op de vraag aan de geïnterviewden welk boek zijnde niet-vakliteratuur zij de jeugdartsen aanbevelen, kwamen de volgende antwoorden:

Frank van Leerdam over De Larf van Midas Dekkers: ‘Dit boek geeft op een humoristische wijze een andere kijk op de groei en ontwikkeling van kinderen tot volwassenen.

Magda Boere schrijft dat ze momenteel Tonio van A.F.Th. van der Heyden leest: ‘Een prachtig boek, maar wel erg zwaar, en ik kan er niet te lang uit lezen. Over ouders die een kind verliezen….’

Frank van Leerdam noemt de Bijbel: ‘Omdat onze westerse en Nederlandse cultuur, onze normen en waarden, zowel algemeen als binnen de geneeskunde, zo doordrenkt zijn met de christelijke geschiedenis, dat het verstandig is als je een beetje weet waar dat allemaal vandaan komt.’

<

Inge Steinbuch: ‘Gewoon gaaf en ontspannend en geënt op de angst voor big data.’

Paul Brand schrijft over zijn eigen boek: ‘Ik zou het persoonlijk wel leuk vinden als iedereen De Stoel van God leest of heeft gelezen.’ Els Jonker over dit boek: Het is een indrukwekkende roman over een jonge dokter die graag een goede dokter voor ernstig zieke kinderen wil worden en een kind dat zo ziek is dat hij het zonder veel pijn en ongemak wil doodgaan. Het boek raakt je, niet alleen door het thema van euthanasie bij kinderen, maar ook door de herkenbare beschrijving van een dokter-in-wording die echt contact wil met zijn jonge patiënt .

PERSOONLIJKE FAVORIET

Henrike ter Horst: ‘Vanuit het oogpunt van de ouders wordt heel goed beschreven wat een verlies van een (jong) kind met ouders doet.’ René Héman: Dit boek geeft een goed beeld van hoe breed en belangrijk de sociale geneeskunde is.

VAKLITERATUUR (VERVOLG)

Kleine kwalen in de huisartsenpraktijk

Frank van Leerdam (mede-auteur van dit boek): ‘Dit is vrijwel het enige boek dat voor en door jeugdartsen is geschreven. Het biedt een goede basis van de opleiding het is een goed naslagwerk tijdens de rest van de carrière.’

Henrike ter Horst: het behandelt, zeker voor de jongere jeugdarts, veel voorkomende vragen in de spreekkamer.

Inge Steinbuch grijpt terug op een boek uit haar jeugd: ‘De magische wereld van Findhorn heb ik gelezen in mijn puberteit en heeft veel indruk op me gemaakt.’

Frank van Leerdam is dol op stripboeken. Zijn favoriet is Guust Flater: ‘Ongelofelijk knap hoe de tekenaar alledaagse situaties kan karakteriseren en door kan trekken tot in het absurde.’

Paul Brand: ‘Atul Gawande maakt voor alle artsen belangrijke principes duidelijk en dat op een erg lezenswaardige manier. Zijn laatste boek, Being Mortal, gaat weliswaar over oud worden en sterven en is dus vrij ver verwijderd van mijn werk als kinderarts en dat van de jeugdarts, maar het heeft me diep geraakt.’

PRAKTIJK

redactie Just Eekhof Arie Knuistingh Neven Wim Opstelten

9


Jext ®: voor iedereen in een allergische noodsituatie

Was alles maar zo blijvend doeltreffend De enige graspollen allergie immunotherapie geregistreerd voor aanhoudend effect met een gunstige invloed op het natuurlijk beloop van de allergische aandoening

eerd r t s i g e r Ge dig en volle vergoed VERKORTE PRODUCTINFORMATIE GRAZAX® Farmaceutische vorm en samenstelling: GRAZAX® is een lyophilisaat voor oraal gebruik (een soort smelttablet) voor specifieke immunotherapie en bevat SQ gestandaardiseerd allergeenextract van Timothee graspollen (Phleum pratense) in een concentratie van 75,000 SQ-T per tablet. Therapeutische indicatie: Een behandeling met een gunstige invloed op het natuurlijke beloop van door graspollen geïnduceerde rhinitis en conjunctivitis in volwassenen en kinderen (vanaf 5 jaar) met klinisch relevante klachten en een positieve huidpriktest en/of specifieke IgE test op graspollen. Dosering en wijze van toediening: De dagelijkse dosis is één smelttablet die onder de tong wordt geplaatst. Niet slikken gedurende de eerste minuut. Het wordt aanbevolen om de eerste inname onder medisch toezicht in te nemen. Start de behandeling minstens 2 maanden voor het begin van het graspollenseizoen en ga door gedurende het jaar. Het wordt aanbevolen om elke dag GRAZAX® in te nemen gedurende 3 jaar. Behandeling met GRAZAX® dient te beginnen bij artsen die ervaring hebben met behandeling van allergische aandoeningen en in staat zijn allergische reacties te behandelen. Klinische effect: Dagelijkse behandeling met GRAZAX® in volwassenen resulteert in een statistisch significant effect voor elk van de gemeten rhinoconjunctivitis klachten. Een gunstige invloed op het natuurlijke beloop is aangetoond door een aanhoudend effect na het afronden van de behandeling. Er zijn geen studiegegevens beschikbaar van behandeling bij kinderen langer dan één graspollenseizoen. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor hulpstoffen, kwaadaardige of systemische aandoeningen die het immuunsysteem beïnvloeden, ontstekingen in de mondholte met ernstige klachten en patiënten met ongecontroleerd of ernstig astma. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Chirurgische ingrepen in de mond, het wisselen van het melkgebit bij kinderen, verslechtering van astma, bij kinderen met astma en een infectie van de bovenste luchtwegen. Bij patiënten die in het verleden een systemische reactie kregen op subcutane immunotherapie met graspollen, kan het risico op het optreden van een ernstige reactie met GRAZAX® verhoogd zijn. Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie: Gelijktijdige behandeling met symptomatische anti-allergische medicatie (bijv. antihistaminica, corticosteroïden en mestcel-stabilisatoren) kan de tolerantiegrens van de immunotherapie verhogen. Zwangerschap en borstvoeding: Geen klinische ervaring. Dierstudies duiden niet op een verhoogd risico. Behandeling dient niet te worden gestart tijdens de zwangerschap. Bijwerkingen: Vaak voorkomende bijwerkingen zijn milde tot matige locale allergische reacties. In studies meldde 56% van de patiënten een bijwerking in de eerste 3 behandelmaanden. Dit aantal nam aanzienlijk af bij verdere behandeling. Bij de meeste patiënten beginnen de reacties bij de start van de therapie, duren enkele minuten tot uren en worden vanzelf minder binnen 1 tot 7 dagen. Indien de patiënt duidelijke bijwerkingen heeft dient anti-allergische medicatie te worden overwogen. In geval van ernstige systemische reacties zoals, angio-oedeem, problemen met slikken problemen met ademhalen, verandering van stem, of een vol gevoel in de keel of verslechtering van astma dient men onmiddellijk een arts te raadplegen. Bij kinderen en jongeren is het bijwerkingenprofiel vergelijkbaar met dat bij volwassenen, waarbij conjuctivale irritatie, faryngaal erythema, blaar op de lip, speekselkliervergroting, erythema, oorpijn en pijn op de borst vaker bij kinderen werden gemeld dan bij volwassenen. Overdosering: Doseringen tot 1.000.000 SQ-T werden goed verdragen bij volwassenen. Bij kinderen zijn geen gegevens beschikbaar over blootstelling aan een dosering boven de aanbevolen dagelijkse dosis van 75.000 SQ-T. Hulpstoffen: Gelatine (afkomstig van vissen), mannitol, natriumhydroxide. Houdbaarheid: 4 jaar. Inhoud van de verpakking: Aluminium blisterkaarten met 100 tabletten. Registratiehouder: ALK-Abelló A/S Denemarken. RVG nummer: 33788 Datum: januari 2014. Uitgebreide product informatie; Voor de volledige informatie (SmPC) en literatuurservice: ALK-Abelló BV, Postbus 60022, 1320 AA Almere, tel 036 - 539 78 40

VERKORTE PRODUCTINFORMATIE JEXT ® Samenstelling: Jext ® is een oplossing voor injectie in een voorgevulde pen. Jext ® 150 microgram levert een dosis van 0,15 ml oplossing voor injectie die 150 microgram adrenaline (als tartraat) bevat. Jext ® 300 microgram levert een dosis van 0,3 ml oplossing voor injectie, die 300 microgram adrenaline (als tartraat) bevat. Indicatie: Jext ® is geïndiceerd voor gebruik bij de noodbehandeling van ernstige acute allergische reacties (anafylaxie) op insectensteken of -beten, voedsel, geneesmiddelen en andere allergenen evenals idiopathische of inspanningsgeïnduceerde anafylaxie. Dosering: Voor patiënten met een lichaamsgewicht tussen 15-30 kg is de gebruikelijke dosis 150 microgram. Voor volwassenen of kinderen met een lichaamsgewicht boven 30 kg is de gebruikelijke dosering 300 microgram. Toediening: Jext ® is bedoeld voor éénmalig gebruik voor intramusculaire toediening in het anterolaterale deel van de dij. Massage rond de injectieplaats wordt geadviseerd om de absorptie te versnellen. Instructie voor gebruik: Pak de Jext ®-injector in uw dominante hand. Verwijder de gele veiligheidsdop met de andere hand. Zet de zwarte injectorpunt tegen de buitenkant van de dij. Druk de zwarte injectorpunt stevig tegen de buitenkant van de dij tot een “klik” wordt gehoord. Houd de injector 10 seconden stevig op de plaats tegen de dij alvorens de injector te verwijderen. Wrijf 10 seconden over de injectieplaats. Zoek onmiddellijk medische hulp. Bel 112, vraag om een ambulance, maak melding van anafylaxie ook als de symptomen zich lijken te verbeteren. Contra-indicatie: Er zijn geen absolute contra-indicaties voor het gebruik van Jext ® bij een allergische noodsituatie. Waarschuwingen: Jext ® moet in het anterolaterale deel van het dijbeen worden geïnjecteerd. De injectie vindt plaats onmiddellijk nadat de zwarte naaldkap van de auto-injector krachtig tegen de huid of ander oppervlak wordt gedrukt. Patiënten moeten het advies krijgen om Jext ® niet in de gluteus maximus te injecteren omdat het risico bestaat dat dan per ongeluk in een ader wordt geïnjecteerd. De patiënt/verzorger moet worden geïnformeerd over de mogelijkheid van een bifasische anafylaxie, deze wordt gekenmerkt door een eerste resolutie gevolgd door het terugkeren van de symptomen enkele uren later. Perifere ischemie die ontstaat doordat een injectie per ongeluk in handen of voeten wordt gegeven kan leiden tot een verminderde bloedtoevoer naar de omliggende gebieden als gevolg van vasoconstrictie. Voorzorgen: Alle patiënten die Jext ® krijgen voorgeschreven dienen een uitgebreide instructie te krijgen om te begrijpen wanneer en hoe ze Jext ® correct moeten gebruiken. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die behandeld worden met geneesmiddelen die het hart gevoelig maken voor aritmieën, inclusief digitalis en kinidine. De effecten van adrenaline kunnen versterkt worden door tricyclische antidepressiva, monoamineoxidaseremmers (MAO-remmers) en catechol-O-methyltransferaseremmers (COMT-remmers). Astmapatiënten kunnen een verhoogd risico hebben op een ernstige anafylactische reactie. Patiënten moeten worden gewaarschuwd met betrekking tot vergelijkbare allergenen en indien mogelijk worden onderzocht, zodat hun specifieke allergenen kunnen worden geïdentificeerd. Zwangerschap: Tijdens zwangerschap dient adrenaline alleen te worden toegepast als het mogelijke voordeel opweegt tegen het potentiële risico voor de foetus. Bijwerkingen: Gebruikelijke bijwerkingen zijn: Hyperglykemie, hypokaliëmie, metabole acidosis, angst, hallucinatie, hoofdpijn, duizeligheid, tremor, bewusteloosheid, tachycardie, aritmieën, hartkloppingen, angina pectoris, stresscardiomyopathie, hypertensie, vasoconstrictie, perifere ischemie, bronchospasme, misselijk, braken, hyperhidrose en asthenie. Overdosering of onbedoelde intravasculaire injectie van adrenaline kan een cerebrale bloeding en ventriculaire aritmieën veroorzaken door een scherpe verhoging van de bloeddruk. Houdbaarheid: 18 maanden. Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren: Niet in de vriezer bewaren. RVGnrs: RVG 106307 voor Jext ® 150 microgram en RVG 106309 voor Jext ® 300 microgram. Registratiehouder: ALK Abelló A/S Denemarken. Voor de volledige informatie (SmPC): ALK-Abelló BV, Postbus 60022, 1320 AA Almere, tel 036 5397840

Postbus 60022 1320 AA Almere

10

F 036 539 78 41 www.alk.net/nl www.allergyunlocked.nl

2015-04ALK-14

WETENSCHAP

T 036 539 78 40


‘Lezen geeft mij energie, zowel tijdens het werk, als in mijn vrije tijd. Heerlijk toch?!’ Lezen, werken en vrije tijd: Introspectie à la Lalonde - Column - Lalonde

Ik begin met een voorbeeld van een detectiveverhaal. Enige jaren geleden kwam een driejarig kind op mijn spreekuur voor een regulier consultmoment. Zijn moeder vertelde dat hij een aantal weken een ‘bobbel’ in zijn nek had en vroeg of ik ernaar kon kijken. Inderdaad, het was een grote, harde lymfklier die niet pijnlijk was en wat stroef bewoog. Het kind was de laatste weken niet verkouden of ziek geweest, het at goed en er was geen gewichtsverlies. Het gezin was niet naar de tropen geweest en ze hadden geen huisdieren. Na kort overleg met de huisarts, die in hetzelfde gezondheidscentrum zat, verwees ik hem naar de kinderarts. De infectie bleek door Mycobacterium avium veroorzaakt te zijn, hoorde ik later. De lymfklier werd chirurgisch verwijderd. Mijn nieuwsgierigheid werd getriggerd, ook omdat ik vanwege mijn artsenopleiding in India Mycobacterium met tuberculose associeerde. Ik kwam erachter dat er uitvoerig onderzoek was gedaan naar deze vorm van lymfadenitis. In eerst instantie leek deze vaker voor te komen bij kinderen wonend in de ‘Biblebelt’. Later bleek dat het meer te maken had met het wonen in landelijke regio’s en de manier van melding. Het blijft heel interessant hoe men hier onderzoek naar heeft gedaan. Voor meer informatie lees: http://bit.ly/1NJpWLE Dit vind ik nou een mooi voorbeeld van wat ik een (medisch) detectiveverhaal zou noemen en dan in onze leefomgeving. In deze situatie wordt wetenschappelijk onderzoek gedaan naar wat de oorzaak en beste behandeling is van lymfadenitis bij jonge kinderen. Het blijkt dat iets in de fysieke omgeving (milieu) een bron is van de ziekte (gezondheidstoestand). Dit maakt dat we, jeugdartsen, in staat zijn om in te grijpen als medici (organisatie). Speuren à la Lalonde! Het tweede voorbeeld gaat over persoonlijke ontwikkeling. De laatste jaren, misschien is het ook een leeftijdskwestie, lees ik veel boeken over persoonlijke effectiviteit. De auteurs variëren van Deepak Chopra (tevens endocrinoloog) tot Brene Brown (hoogleraar/maatschappelijk werker). Stephen Covey blijft echter mijn rolmodel en zijn boek over de zeven gewoonten van effectief leiderschap heb ik recent, tijdens de AJNABC-raaddag, toegelicht. Het thema van de dag was ‘Medisch

Leiderschap: pak je kans!’ en ik heb de dag samen met mijn collegabestuursleden van AJN Noord-Holland georganiseerd. Als bestuur wilden wij de positionering van de jeugdartsen aandacht geven en daarbij hoort het uitoefenen van invloed. Dit was een mooie kans om uit te leggen hoe de cirkel van invloed van de Noord-Hollandse bestuursleden groter is geworden. Dit deed ik aan de hand van de zeven gewoonten van Covey. Mijn boodschap was dat leiderschap over jezelf tot leiderschap over de omgeving leidt. In het kader van actuele ontwikkelingen (ken je omgeving) hebben we sprekers van het RIVM uitgenodigd om te vertellen over de jeugdverkenning (gebaseerd op het Lalondemodel) en de landelijke VTV (Volksgezondheid Toekomst Verkenning). Dit was een uitgerekende kans om met elkaar te sparren over hoe we, als jeugdartsen, invloed kunnen uitoefenen op toekomstbeleid. De dag hebben we afgesloten met een lezing van Roos Vonk, hoogleraar Sociale Psychologie, die het boek heeft geschreven Je bent wat je doet. Dit staat nu op mijn wensenlijst. Terugkomend op mijn leesvoorkeur vraag ik me af, of dat wat ik lees bepalend is voor wat ik doe of andersom. Kijkend vanuit het perspectief van het Lalondemodel zou je kunnen zeggen dat in het eerste voorbeeld nieuwsgierigheid als persoonsgebonden determinant een rol speelt. In het tweede voorbeeld speelt het lid zijn van de beroepsvereniging, de sociale omgeving, een rol. Echter, de fysieke omgeving heeft ook invloed. Vanuit de spreekkamercontext werk ik nu in de wereld van onderwijs (als instituutsopleider bij TNO) en zelfreflectie is belangrijk om aios te kunnen coachen en inspireren. Causaal verband of niet, lezen geeft mij energie, zowel tijdens het werk als in mijn vrije tijd, heerlijk toch?!

Vasanthi Iyer Leuke inspiratietip: http://bit.ly/1hXE2pn

OVER DE AUTEUR: Vasanthi Iyer, jeugdarts, arts M&G, werkzaam bij TNO.

OPINIE

Lezen! Niets is mooier dan je met een goed boek terugtrekken om te genieten van de vrije tijd. Twee soorten thema’s waar ik (bijna) altijd voor kies zijn detectiveverhalen en literatuur/boeken over persoonlijke ontwikkeling. Hoe mijn leespatroon een relatie met mijn vak als jeugdarts lijkt te hebben, leg ik uit aan de hand van twee voorbeelden.

11


‘Voed jezelf op, met harde hand’ Zelf-management* - Column -

Tijdens de ABC-raaddag voor actieve leden op 17 januari jl. hield Roos Vonk, hoogleraar sociale psychologie, een heerlijke presentatie over ‘Inspireren, transpireren en transformeren’. In deze JA! deelt zij een van haar columns met ons, om te lezen, om over te grinniken en vooral om verder over na te denken. Je bent de hele dag druk bezig en aan het eind van de dag heb je toch niet gewerkt aan die ene grote klus die je wilde doen. Zoals altijd heb je toch weer te veel tijd besteed aan‌ ja, aan wat eigenlijk? Er is zoveel te doen: even bijpraten, mail beant-

sÂŞ HALVERWEGEÂŞHETÂŞPLASSENÂŞSTOPPENÂŞENÂŞWACHTENÂŞVOORÂŞJEÂŞ verdergaat. Dit zijn activiteiten die de algehele zelfbeheersing versterken, en dat effect kan zich uitbreiden naar andere domeinen zoals drinken en roken. Een ander belangrijk hulpmiddel is: erkennen dat je gedrag vaak wordt getriggerd door de situatie. Je kunt nog zo gemotiveerd zijn om af te vallen, als er lekkere hapjes voorbijkomen neemt het kind de leiding: ‘Alleen nu even! Morgen doen we weer aan de lijn.’ ‘Nu heb ik er al een op, dus is het toch al geen lijndag meer.’

‘We zijn vaak slecht in staat tot zelfmanagement.’ woorden, iets opzoeken op internet, allemaal dingen waarvan je denkt: dat moet ook gebeuren, dat is ook nuttig. Maar zoals Stephen Covey zei: het goede is de grootste vijand van het beste. Door steeds bezig te zijn met (op zich) goede klusjes, kom je nooit toe aan het beste: dat ene ding dat er ĂŠcht toe doet. Ook al zijn we volwassen, we zijn toch vaak slecht in staat tot zelfmanagement: datgene doen wat we van plan waren en belangrijk vinden. Een boek schrijven, sporten, afvallen, nu eindelijk eens X afmaken of Y opruimen: al die mooie doelen die we onszelf stellen en waar zo vaak niks van terechtkomt, doordat we een reactief, ADHD-achtig kind in ons hebben dat zegt: eerst even snel dit, is ook nuttig! O ja, en dat nog, voor ik het vergeet! Oeps, een mailtje, dat beantwoord ik gelijk even. En nog gauw kijken of er wordt gereageerd op mijn Facebookupdate, dan is dat ook weer klaar; hĂŠ, wat zegt dĂ­ĂŠ nou, daar moet ik op reageren. Wil je het roer van je eigen leven in handen krijgen, dan heeft dat kind een stevige opvoeding nodig. Dat betekent allereerst dat je jezelf moet drillen: dingen doen die zelfbeheersing vragen, want daarmee train je de mentale ‘spieren’ die betrokken zijn bij zelfsturing. Oefeningen hiervoor zijn bijvoorbeeld:

OPINIE

sÂŞ METÂŞJEÂŞANDEREÂŞHANDÂŞJEÂŞTANDENÂŞPOETSENÂŞOFÂŞDEÂŞCOMPUTERMUISÂŞ besturen; sÂŞ OPLETTENÂŞDATÂŞJEÂŞRECHTOPÂŞZITÂŞENÂŞLOOPT sÂŞ EENÂŞlNANCIEELÂŞDAGBOEKÂŞBIJHOUDEN sÂŞ ELKEÂŞDAGÂŞLICHAMELIJKEÂŞOEFENINGENÂŞDOEN

12

Ik kan ’s morgens vastberaden achter de computer gaan zitten om aan mijn nieuwe boek te werken, maar zodra de mails binnenkomen ben ik verloren. Daarom moet je vooraf een speciďŹ ek plan maken voor die situatie: als ik op dat feestje ben, zal ik mezelf eraan herinneren dat ik gezonder wil eten. Of, in mijn geval: als ik de computer aanzet, zal ik denken aan mijn boek en waar ik over wil schrijven. Wanneer ik dat doe, ben ik gemotiveerd om aan de slag te gaan en heb ik niet eens zin om de mail Ăźberhaupt te openen. Door je hogere doel aan te roepen, juist op het moment dat er verleiders in de buurt zijn, vergroot je de kans dat je je houdt aan je eigen plannen. Kortom: stevig aanpakken, dat verwende kind. Lief zijn voor jezelf is prima, maar het is iets heel anders dan jezelf alles toestaan. Dat geldt voor een liefdevolle, toegewijde opvoeding van kinderen net zo goed als voor de opvoeding van jezelf.

Roos Vonk

OVER DE AUTEUR: Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zie ook: www.roosvonk.nl *NOOT: Deze column verschijnt in het nieuwe boek van Roos Vonk, Collega’s en andere ongemakken: Psychologie van de werkvloer (Maven Publishing, april/mei 2015). Meer uitgebreide informatie en oefeningen/opdrachten voor zelfmanagement zijn te vinden in: Je bent wat je doet (Maven Publishing, 2014). FOTO: Vincent van Leest


Regiotour ‘Jong geleerd is oud gedaan’ Nu de praktijk: van boodschap aan ouders, naar gezond eetgedrag van het kind 15 september Tilburg | 1 oktober Rotterdam | 15 oktober Utrecht | 27 oktober Zwolle

De basis voor gezond eetgedrag wordt gelegd op jonge leeftijd. Het leren eten en leren waarderen van basisvoedingsmiddelen is in deze leeftijdsfase belangrijk. Tijdens de Regiotour ‘Jong geleerd is oud gedaan’ gaat u zelf met behulp van casuïstiek aan de slag met de thema’s smaakontwikkeling, moeilijke eters, voedingsbeperkingen opgelegd door de ouder, opvoedstijlen en nudging. Er wordt gewerkt in multidisciplinaire groepen om verschillende invalshoeken te bespreken, te leren van ieders expertise en te weten wanneer doorverwijzing gewenst is. Casussen • Wat is de rol van basisvoeding en wat is uw beleid bij moeilijke eters? Door kinderdiëtisten Nicole Broeren (Tilburg), Brenda Glas (Rotterdam), Nienke Wierdsma (Utrecht en Zwolle). • Voedingsbeperkingen opgelegd door de ouder; hoe gaat u er mee om in de praktijk? Door kinderarts Frank Kneepkens. • Goede voeding en opvoedstijlen. Zo sluit u in een 1-op-1 gesprek of groepsbijeenkomst echt aan bij de ouders. Door opvoedcoach Jan Willem Roseboom. • Wat is nudging en hoe kunt u deze inzichten gebruiken als aanvulling op uw voedingsadvies? Door nudging experts Mariëtte van Amstel (Tilburg en Zwolle), Evelyne Meynen (Rotterdam), Jacqueline Vink (Utrecht). Voor het volledige programma en aanmelding www.frieslandcampinainstitute.nl/nl/congressen

Regiotour ‘Jong geleerd is oud gedaan’ Wanneer & waar 15 september Tilburg 1 oktober Rotterdam 15 oktober Utrecht 27 oktober Zwolle Tijd

15.30 - 21.30 uur

Voor wie

Jeugdartsen Jeugdverpleegkundigen (Kinder)diëtisten Gewichtsconsulenten

Accreditatie Accreditatie wordt aangevraagd voor jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en (kinder)diëtisten Kosten

Dit congres wordt u volledig aangeboden door het FrieslandCampina Institute Nederland

Aanmelden

www.frieslandcampinainstitute.nl/nl/congressen

Vragen?

E institute.nl@frieslandcampina.com T 0317 711 646 13


De darkside of e-reading Het lezen vanaf een beeldscherm op een e-reader, iPad of tablet lijkt heel verlichtend. Lekker compact in de hand, moderne interactieve functies en besparen op papier. Maar zitten er ook geen duistere kanten aan e-reading? Er klinken geluiden vanuit de pers en onderzoeksinstituten over vluchtig lezen, minder onthouden, vermoeide ogen, gemakzucht, nekklachten en minder goed slapen. Behalve de bekende korrel zout en hypes schuilt er toch wel een kern van waarheid in de gemelde bevindingen. E-reading heeft ook zo zijn darkside, of is het darksight?

prijsde e-reader en u bespaart op de papierprijs. U kunt het beeld (lettergrootte en achtergrondverlichting) naar keuze instellen en de tekst eenvoudig interactief doorzoeken of links raadplegen. Toch steeg het gebruik van e-readers en e-boeken niet zo snel als verwacht. Over 2013 zou het gaan om dertig procent van de Nederlanders die wel eens een e-book leest en tien procent die dat regelmatig doet. Net als bij het gebruik van andere computerapparatuur rijst de vraag of e-reading mogelijk schadelijk is. Dit betreft dan zowel de ergonomie alsook het vluchtiger en minder absorberend gaan lezen en klachten over een verminderde nachtrust. Krijgen lezende jeugdartsen en onze doelgroep jeugdigen hier ook last van?

Door: Dr. Twitter

ENKELE GEBRUIKERSBEVINDINGEN

De e-reader, iPad en tablet werden omarmd vanwege het gemak voor het beheren, eenvoudig op locatie kunnen lezen en interactief doorzoeken plus het linken van digital tekstmateriaal. En die voordelen hebben zich in de praktijk duidelijk bewezen. Wie vergadert er nog

Uit een bij Nederlandse gebruikers afgenomen enquête over het gebruik van e-readers kwamen de volgende bevindingen naar voren. De e-reader is de favoriet bij fervente boekenlezers, vooral ouderen en vrouwen. De jongere socialmediageneratie en de early adapters gebruiken de tablet en de smart-

Kijk je naar de leesbevordering, dan bieden de iPad, tablet en ook de smartphone kansen om aarzelende lezers als jongeren en mannen aan het boeken lezen te krijgen. Voor het echte boekgevoel en diepgang (immersive reading) valt de e-reader daarom aan te bevelen. (zie Stichting Marktonderzoek Boekenvak en Intomart GfK, 2013).

SCHADELIJK? Al snel kwamen er na de introductie van het elektronisch lezen verdenkingen en klachten over de (mogelijke) schadelijkheid van het gebruik van e-readers. De docenten klaagden over leerlingen die alleen de samenvatting of conclusies lazen.

PRAKTIJK

‘E-readers, iPads en tablets bevorderen en motiveren het lezen.’

14

zonder iPad of tablet en haalt documenten niet uit de Cloud of van Googledocs en aanverwante online tekstarchieven? Onderwijsinstellingen geven hun leerlingen en cursisten een iPad cadeau, of maken er maar meteen een iPad-school van. Een andere groeiende toepassing van ereading is het lezen van digitale boeken zoals wij dat van de papieren versie gewend zijn. Koop een vriendelijk ge-

phone. Hier vind je vooral ook de weinig fervente boekenlezers als jongeren en mannen. Wat de leesbeleving betreft blijven de tablet en de laptop achter bij de e-reader. E-readergebruikers hebben de hoogste waardering voor de gebruiksvriendelijkheid van hun apparaat, lezen het vaakst lineair – zonder te scannen of het lezen te onderbreken voor uitstapjes op internet – en doen de meest positieve leeservaringen op.

Bij het elektronisch lezen gaat het om beeldschermen op e-readers, iPads, tablets en ook wel compacte notebooks. Beeldschermen hebben een bepaald oplossend vermogen (scherpte in beeldpuntjes), een instelbare lettergrote, regelbare helderheid en contrast, alsook een vorm van achtergrondverlichting. Wat de lezer nu precies prettig vindt is


moon melatonine. Daarvan wordt na het e-lezen minder gemaakt. Het gevolg is dat onze biologische klok in de war raakt. Het artikel is te vinden op http:// bit.ly/1E1xiFE Fabrikanten proberen iets aan dit probleem te doen door de helderheid van de verlichting aan te passen en lichtfrequenties (golven) te gebruiken die weinig invloed hebben op de melatonineproductie.

VERMOEIDE OGEN Hoe zit het met vermoeide ogen bij ereaders? Een belangrijke ontwikkeling bij de beeldschermen is de zogenaamde ‘Paperwhite’-technologie. De pagina op de e-reader ziet er dan net zo uit als in een papieren boek. Deze techniek

‘Het lezen van papieren tekst is effectiever voor het leren en memoriseren dan het lezen van elektronisch leesmateriaal.’ NEK- EN SCHOUDERKLACHTEN Hoe zit het met fysieke klachten bij de notebooks en tablets? Daarvoor geldt hetzelfde als bij de desktop-pc’s: let op de ergonomische houding, las voldoende rustpauzes in en doe tussendoor ontspanningsoefeningen. Helaas zitten veel gebruikers gefixeerd gebogen snel op kleine toetsenborden te typen en werken met muizen en touchpadden. Bij de veel kleinere en compacte ereaders is het meer een kwestie van hoe houd je deze apparaten vast (kan ook met een standaard), de leesafstand en instelling van lettergrootte en (achtergrond)verlichting. Verkeerd gebruik van e-readers en grote iPads leidt tot nek- en schouderkrachten of tot kramp in armen en pols. Langdurig lezen op de smartphone valt af te raden, zelfs bij de exemplaren met grotere schermen.

EEN AANSLAG OP DE NACHTRUST Even nog lekker een stukje e-lezen in bed? Handig toch zo’n e-reader? Onderzoekers van de Harvard Medical School deden onderzoek naar het in slaap komen na het gebruik van e-readers. Die gebruikers bleken de slaap een stuk moeilijker te kunnen vatten en ook de kwaliteit van de slaap verminderde. Ach, gewoon een kwestie van een spannend boek. Nee, het zit hem in de door de beeldschermen afgegeven hoeveelheid (led-)licht. Deze schermverlichting verstoort de aanmaak van het slaaphor-

werkt met speciale lichtverspreiders. Die zorgen er voor dat al het door de ingebouwde led-lampjes geproduceerde licht daadwerkelijk op het scherm geprojecteerd wordt. Er vindt geen verstrooiing naar buiten plaats. Dat moet de beruchte ‘vierkante ogen’ en het als irritant ervaren flikkeren van het beeldscherm voorkomen. Een aardig Engelstalig filmpje over eyestrain en nek- en schouderpijn door het gebruik van elektronische beeldschermen staat op http://abcn.ws/1mYLtQI

ZORGVULDIGHEID EN ABSORBEREN Zijn e-readers, iPads en tablets nu wel of juist niet bevorderlijk voor het leesgedrag van kinderen en studenten? Daar zijn de meningen sterk over verdeeld. Als belangrijkste voordeel staat de aantrekkelijkheid van elektronische gadgets en social media in de etalage. Ze nodigen de jongere generatie uit tot het lezen van teksten en boeken op het beeldscherm. Kort door de bocht, zij bevorderen en motiveren het lezen. Maar hoe zit het nu met het opnemen, begrijpen en stimuleren van het verder doornemen van de tekstinformatie? Dat kan danig tegenvallen. Van internetgebruik is het vluchtig screenen, en dus niet grondig doorzoeken, al bekend. Dat betekent ‘koppen snellen’ en niet verder de essentie uit een tekst halen. Dat is dus domweg tekst overnemen en niet op betrouwbaarheid toetsen. Dat gevaar

dreigt ook bij e-reading door leerlingen en studenten. Maar was dat vroeger ook al niet zo? Het was toch mede een taak van de leerkracht en docent om diens pupillen tot goed en efficiënt lezen aan te zetten? Dat dient dan nu ook maar voor de iPad en e-reader te gebeuren. Iedereen een iPad in de klas is slechts het halve werk. Als de docent het achterwege laat om de leerlingen goed te instrueren hoe ze met de e-reader of tablet moeten omgaan, dan blijkt (uit onderzoek van onder andere de West Chester University) dat studenten minder informatie absorberen en vasthouden dan bij het lezen van een gedrukt boek. Behalve gemakzucht spelen daarbij ook zeker de afleidende activiteiten een rol die veroorzaakt worden door social media op de iPad en tablet of smartphone. Even twitteren, chatten et cetera. De e-reader heeft veel minder last van deze afleidende multitasking. Een aardige vergelijking is die met PowerPoint-presentaties. Veel effecten en afleidende plaatjes verminderen de opname van kennis door het publiek in de zaal. In de Scientific American publiceerden onderzoekers dat het lezen van papieren tekst duidelijk effectiever is bij het leren

en memoriseren dan het lezen van elektronisch leesmateriaal. De titel van dit artikel, The reading brain in the digital age, spreekt boekdelen. Zie, http://bit. ly/1IwnBh2, de Stichting Lezen http:// www.lezen.nl/ en de column van Erik Timmermans http://bit.ly/1Di8c1X Een goede aanbeveling is om slechts één pagina per keer op de reader te bekijken. Meer pagina’s, allerlei abstracts of het gehele boek in zicht verminderen de concentratie. Samenvattend heeft e-reading zowel zijn heldere leeskanten als een darkside (of toch darksight). Zoals altijd komt het echt efficiënt en stimulerend benutten van nieuwe media en apparaten weer neer op het verstandig gebruik ervan. En daar ligt een belangrijke voorlichtingstaak bij leerkrachten, jgz en ouders.

Dr. Twitter FOTO’S: Morguefile

PRAKTIJK

heel persoonlijk en een kwestie van het op eigen maat en smaak instellen van het apparaat. Wie dat uit gemakzucht niet doet krijgt al snel last van vermoeide ogen en/of hoofdpijn. Let er op dat er terdege een verschil bestaat tussen e-readers en de iPads, tablets en notebooks. Een e-reader is special ontworpen voor het lezen van (boek)teksten. De tablet, iPad en notebook zijn bedoeld voor veel algemener gebruik zoals foto, video en apps. Dat maakt echt verschil uit in de aan het beeldscherm gestelde eisen! Bij beeldschermen zijn verder van belang de mate van weerspiegeling (liever wat matter), de egale verlichting met een aangenaam contrast en afscherming tegen storend omgevingslicht.

15



Kwaliteit van zorg verbeteren Frank van Leerdam

Door: Els Jonker, in samenwerking met Jorien Kuijk

was geworden. Zo rol je van het een in het ander.

IN DE JGZ

Toen ik daarna, in de tijd met veel kandidaten voor weinig vacatures, toch een opleidingsplaats kindergeneeskunde had bemachtigd, kwam toevallig ook een opleidingsplaats jeugdgezondheidszorg vrij. Ik wil(de) iets betekenen voor de volksgezondheid en ik wilde werken met kinderen. Daarom dus de jeugdgezond-

JA!: Frank, hoe ben je in de JGZ terecht gekomen? Frank: ‘Aan de VU, waar ik gestudeerd heb, mocht je zelf kiezen waar je je coschap sociale geneeskunde wilde doen. Ik koos op puur praktische gronden een

‘Met De jeugdgezondheidszorg beter in positie hebben wij goud in handen.’ locatie in de buurt van de woonplaats van mijn ouders, dan kon ik bij hen overnachten en lekker eten. Ik kwam terecht bij de JGZ in West-Friesland, daar was ‘een zekere’ mijnheer HiraSing hoofd van de afdeling. Aan hem ben ik min of meer verbonden gebleven. Dat wil zeggen, ik heb daar aansluitend mijn keuzecoschap gedaan, heb een conceptartikel geschreven en ben ondertussen afgestudeerd. En toen ik bezig was met de eindversie van dat artikel, bleek een invalplek vrij doordat een collega ziek

heidszorg. En daar heb ik tot op heden geen seconde spijt van gehad!’

JGZ INTERESSANT JA!: Wat maakt JGZ voor jou interessant? Frank: ‘Dat je bijdraagt aan meer gezonde levensjaren en een leukere jeugd voor een individueel kind. En aan een gezondere maatschappij, meer dan je ooit in de kliniek zou kunnen bereiken. Daarnaast kun je hier al je expertise

als medicus en als academicus in kwijt: goed kijken, goed luisteren, goed klinisch denken en goed combineren van dat alles. Tijdens mijn studie ben ik in 1986 en 1989 drie maanden naar Afrika geweest. Samen met een stel vrienden had ik een stichting opgericht om de bouw van een gezondheidspost/kraamkliniek in Tshikapa, Zaïre (nu Democratische Republiek Congo) mogelijk te maken. Ik ben daar naar toe geweest voor het maken van de plannen en opnieuw bij de opening. Daarna hebben we met die stichting zo’n twintig jaar lang allerlei kleinere en grotere projecten uitgevoerd (van een zekering voor een stencilmachine ter waarde van een rijksdaalder tot aan een aidspreventieproject waar tienduizend gulden per jaar in om ging). Inmiddels is de stichting opgeheven, omdat we na het vertrek van de laatste Nederlandse pater niet konden garanderen dat iedere cent ter plekke goed gebruikt zou worden. Tijdens die bezoeken heb ik ook mogen assisteren bij een paar traumatische bevallingen en bij een nachtelijke operatie op een meisje dat bij een val uit de boom haar buik opengereten had. Ik besefte dat die “heroïsche” acties vooral interessant zijn voor mezelf en de betrokken individuen, maar niet voor de volksge-

PRAKTIJK

Frank van Leerdam (52) is een bevlogen jeugdarts. Je kunt niet anders constateren als je met hem gesproken hebt. Dat komt niet alleen tot uitdrukking in het Basisboek Jeugdgezondheidszorg, waarvan hij redacteur is (samen met zijn mentor Remy A. HiraSing) en medeauteur van diverse hoofdstukken, maar ook in zijn werk voor de IGZ. Álle kinderen zien te bereiken, kindermishandeling helemaal uitbannen. Nee, helemaal lukken zal dat nooit, dat weet Frank als geen ander. Maar dat wil niet zeggen dat de JGZ daar wel naar moet streven. Voor de redactie van de JA! reden om hem te interviewen over zijn bevlogenheid en over actuele ontwikkelingen in de JGZ en IGZ.

17


zondheid. Terwijl een goed werkende stencilmachine en een goed preventieproject voor aids veel minder “heroïsch” waren, maar voor de volksgezondheid ter plekke een veel groter effect hebben gehad’. Frank werkte na zijn afstuderen twintig jaar in de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, eerst voltijds. Daarna deeltijds in combinatie met een aanstel-

veld om tot verbeteringen te komen. En het is bedoeld om te zorgen dat de JGZ niet door de bodem zakt. Het is dus ook een document waarmee de JGZ kan schermen richting opdrachtgevers. De IGZ kijkt naar de kwaliteit van zorg en wij zeggen tegen organisaties en medewerkers: “Als jij als individu of als organisatie de kwaliteit van zorg niet langer kunt verantwoorden: schakel

‘Als jij de kwaliteit van zorg niet langer kunt verantwoorden: schakel ons (IGZ) dan in.’ ling bij TNO (ontwikkeling van standaarden/richtlijnen) en bij het VUmc (academisering van de JGZ). Tussen de bedrijven door werkte hij gedurende elf jaar aan zijn proefschrift over bedplassen, opnieuw onder de hoede van Remy HiraSing. De band met zijn promotor is blijven bestaan: samen met hem heeft hij inmiddels het Basisboek Jeugdgezondheidszorg (2010) geschreven. Per 1 januari 2009 stapte hij over naar de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). ’Bij de inspectie kan ik meer betekenen voor de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg. Het verschil met de academie is, dat je eigen naam niet onder de producten staat. Hier werk je meer achter de schermen.’

RAPPORT JEUGDGEZONDHEIDSZORG BETER IN POSITIE JA!: In november 2014 heeft de IGZ het rapport De jeugdgezondheidszorg beter in positie uitgebracht. En zoals waarschijnlijk veel collega’s, hadden wij in eerste instantie alleen de samenvatting gelezen. Dan lees je vooral de prachtige

ons dan in. Allereerst omdat je domweg verplicht bent daarover een melding te doen. Maar ook om de situatie ten goede te keren. Je kunt daarbij onze rapporten gebruiken. En als een organisatie werkelijk alles heeft ingezet om het tij te keren, kan die ons desnoods meevragen naar het gesprek met de wethouder.”’

RAPPORT MINDER BESPROKEN? JA!: Niet iedere organisatie blijkt als vanzelfsprekend het instellingsrapport met zijn medewerkers te bespreken, waardoor ook geen interne discussie over de bevindingen ontstaat. En anders dan bij inspectierapporten over bijvoorbeeld basisscholen of verpleeghuizen, lezen we hier ook nauwelijks over in de pers. Frank: ‘Dat eerste zegt iets over de cultuur van het management, want we kennen zeker voorbeelden van organisaties waar de uitkomsten uitgebreid gedeeld worden met de medewerkers, waar ze besproken worden in het af-

‘We hebben als maatschappij nog steeds geen goed antwoord op kindermishandeling.’

PRAKTIJK

slotzin: ‘De gemeenten hebben met JGZ goud in handen’. Ter voorbereiding van dit interview hebben we het rapport helemaal gelezen. En dan blijkt het uitermate spannend om te lezen hoe de inspectie onderzoekt of de JGZ-organisaties de goede zorg leveren en voldoende zicht hebben op de kwaliteit van de eigen organisatie! Wat beoogt de inspectie met een dergelijke rapport?

18

Frank: ‘Het geaggregeerde rapport zien wij heel duidelijk als aanjager naar het

delingsoverleg en in intervisiegroepen. Op het moment dat het geaggregeerde rapport wordt uitgebracht, staan ook alle instellingsrapporten op de site van de inspectie. Lees dus vooral ook het rapport van je eigen organisatie! Alleen als een organisatie echt door de bodem zakt en sprake is van verscherpt toezicht, volgt een “actieve openbaarmaking”, zoals we dat noemen. Dat gaat gepaard met een persbericht. Gelukkig hebben we dat in de JGZ niet hoeven doen, hoewel een aantal diensten hier in

de afgelopen jaren wel dichtbij gezeten hebben…. Die misten het besef van “waartoe zijn wij op aard” en daarmee een goede visie van waar ze vandaan kwamen en waar ze naar toe gingen.’

KWALITATIEF VERVOLGONDERZOEK Frank vervolgt: ‘Dit rapport beschrijft het kwalitatieve vervolgonderzoek op eerder kwantitatief onderzoek. In 2009 constateerden we dat organisaties niet konden voldoen aan de normen. Toen werd als reden aangeven de invoering van het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ). In 2011 zou dat anders zijn, daar tekenden (letterlijk) alle organisaties voor. Maar in 2011 bleek dat ze nog steeds niet konden voldoen aan de normen. Toen we die resultaten, die ze dus zelf hadden aangeleverd, voor hoor- en wederhoor retourneerden, herkenden de organisaties zich hier niet in. Na overleg met onder andere GGD Nederland, ActiZ en VWS, hebben we toen besloten geen rapport te maken, maar een nieuw onderzoek op te zetten met meer kwalitatieve vragen. En dat heeft het eerder genoemde rapport opgeleverd. Het DD JGZ heeft tussen 2008 en 2012 niet opgeleverd wat wij en het veld hoopten, mede omdat met verschillende systemen gewerkt wordt die niet met elkaar konden communiceren. We zijn wel stappen verder, een project als Jeugd In Beeld (JIB) is echt een stap vooruit. Ik hoop van harte dat JIB verder ontwikkeld en uitgebreid gaat worden naar alle JGZ-instellingen en alle onderwerpen.’

REKBARE BEGRIPPEN JA!: De termen ‘bereik’, ‘kind in beeld’ en ‘kind in zorg’ lijken nogal rekbaar. Frank: ‘Voor de duidelijkheid, het zijn niet de normen van de inspectie, het zijn jullie eigen normen! De inspectie houdt toezicht op wetten, protocollen en professionele richtlijnen. Alleen als die niet ontwikkeld worden, zal de inspectie zelf een norm stellen. Dat hebben we in de JGZ in de afgelopen jaren alleen in 2008 rond kindermishandeling gedaan. Toen was ondanks tien jaar ontwikkelen nog steeds geen richtlijn uitgebracht. Over bovenstaande normen: we hebben het Standpunt Bereik van de Jeugdgezondheidszorg van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. Daarin staat beschreven dat JGZ alle kinderen in beeld moet hebben, alle kinderen in zorg moet hebben en afhankelijk van de leeftijd 90 of 95% van de kinderen bereikt moet hebben. Wij dachten dat het standpunt vrij helder was. Tijdens het onderzoek bleek dat echter heel verschillend geïnterpreteerd kon worden. Wij hebben daarom


ik zie waar de JGZ vandaan komt, erken ik meteen dat ook al veel bereikt is. En dat we in beweging zijn, in de goede richting gaan. Binnen de JGZ is gelukkig geen sprake van stilstand. Die beweging kan wél een duwtje in de rug gebruiken, ook van de inspectie.’

KINDERMISHANDELING JA!: Als je een toverstokje had, wat zou je het eerste verbeterd willen hebben?

‘JGZ is interessant, omdat je bijdraagt aan gezonde levensjaren en een leukere jeugd voor een individueel kind.’ gestuurde instelling richting ouders en kinderen hebben, JGZ is in essentie aanbodzorg en de norm van de JGZ is, dat ze 90 of 95% bereikt. Dat kan via een regulier contactmoment zijn of via andere mogelijkheden zoals telefonisch contact met een gezin en via afstemming met school als je weet dat het goed gaat. JGZ-ers moeten zich niet aan een norm houden omdat de inspectie het zegt, maar omdat je vanuit eigen intrinsieke motivatie jezelf recht in de ogen kan kijken als je zegt en weet, en dus kan rapporteren, dat je de goede zorg hebt geleverd. In dit onderzoek hebben we ook gekeken naar moeilijk te bereiken groepen, omdat we signalen hadden gekregen dat sommige (managers van) instellingen zeiden: “Ach het gaat om zulke kleine groepen, die vallen onder de 5% die we niet hoeven te bereiken”. Dan heb je dus net niet begrepen waarvoor de JGZ op de wereld is. Ik vind dat je snapt waar de JGZ voor is als je ook je best doet om 95% van die moeilijk bereikbare groepen te bereiken. Niemand is gehouden aan het onmogelijke, je moet afwegen hoeveel energie nodig is om ook die laatste kinderen te bereiken. Maar simpel zeggen, we hoeven ze helemaal niet te zien, want ze vallen binnen die 5%, dat klopt niet’. JA!: Het rapport is dus een waarschuwing en stimulans? Frank: ‘Het rapport is een voorbeeld van een continu signaal dat de inspectie altijd naar de professional uitzendt. We hopen daarom dat iedere professional die intrinsieke verantwoordelijkheid ook voelt om zijn zorg te verbeteren. Ik ben niet gauw tevreden, ruimte voor verbetering is altijd aanwezig. Maar als

Frank: ‘Ik vind dat we als maatschappij nog steeds geen goed antwoord op kindermishandeling hebben. Dat is niet voor niets mijn portefeuille binnen de inspectie. Wij moeten niet accepteren dat nog steeds jaarlijks zoveel kinderen mishandeld worden en sommigen zo erg dat ze komen te overlijden. Helemaal uitbannen zal nooit lukken, maar het

land in de westerse wereld) bovenop de JGZ. Dus ook de JGZ kan nog steeds verbeteren door die primaire preventie toe te passen. Project VoorZorg is maar voor een kleine groep. Je moet ook breder kijken: wat kun je doen om kindermishandeling te voorkomen, hoe kunnen we de gevolgen behandelen, hoe kunnen we mensen leren leven met hun beschadigingen? Tertiaire preventie die door het generatieoverstijgende aspect weer primaire preventie wordt. Ik lees nog steeds allerlei tuchtuitspraken, maar ook meldingen waar ik mee bezig ben, waar het hele woordje jeugdgezondheidszorg niet in voorkomt, terwijl ik denk: ”Maar dit kind heeft toch een consultatiebureauarts, een schoolarts, een jeugdverpleegkundige, een JGZ-organisatie die zich voor dit kind verantwoordelijk zou moeten voelen.” Hoe kan het dat ik daar niks over lees? Soms durven ook jeugdartsen niet te zien, niet te benoemen dat misschien deze ouders… Maar ze weten hun expertise ook niet te verkopen aan die andere beroepsgroepen die met kindermishandeling geconfronteerd worden. Die heb-

VOORZORG VoorZorg is een project gericht op vrouwen uit de hoogrisicogroep tot 24 jaar die zwanger zijn van hun eerste kind. Door hen door gespecialiseerde (JGZ-)verpleegkundigen te laten begeleiden tot het kind twee jaar oud is, zijn diverse positieve effecten voor moeder en kind te bereiken. Wellicht wel het belangrijkste effect is een forse reductie (bijna halvering) in het optreden van kindermishandeling in deze groep. Zie het proefschrift van Jamila Mejdoubi voor meer informatie of het artikel The effect of VoorZorg, the Dutch Nurse-Family Partnership, on Child Maltreatment and Development: A Randomized Controlled Trial. Mejdoubi J et al. Plos One 10(4):e0120182. Doi:10.1371/journal.pone.0120182.

betekent niet dat we kindermishandeling moeten accepteren; in de maatschappij in het algemeen zijn nog veel stappen te nemen, maar ook in de JGZ’. JA!: Waar denk je dan aan? Frank: ‘Je kunt het een individu kwalijk nemen dat hij mishandelt, maar je moet ook beseffen dat hij bijna altijd handelt vanuit onmacht. En dat hij regelmatig niet alleen dader, maar ook slachtoffer is van voorgaande generaties. Wil je dat doorbreken, moet je bij de huidige zwangerschappen zijn, of nog liever, bij de huidige jeugd die straks zwanger gaat worden. Primaire preventie dus. Dat is mogelijk, daar is evidence voor. Het project VoorZorg is het enige project wat bewezen effectief is als primaire preventie. Al 25 jaar in Amerika zonder JGZ, in Nederland (als eerste ander

ben nog steeds vaak geen idee dat je bij kindermishandeling ook de jeugdartsen kunt inschakelen. Dat vraagt actie van de beroepsgroep, maar ook van iedere jeugdarts individueel. Overleg jij altijd met alle betrokkenen als je een vermoeden hebt? Of houd je het binnen je eigen werksetting, waarmee je voor die andere betrokkenen onzichtbaar blijft?’

GOUD IN HANDEN Frank ‘staat’ met grote betrokkenheid voor de kwaliteit van de jeugdgezondheidszorg en voor de gezondheid en het welzijn van de kinderen waar het om gaat. Met het rapport De jeugdgezondheidszorg beter in positie hebben wij goud in handen om onze kwaliteit van zorg verder te verbeteren. Maar dan moeten we het wel volledig lezen, net als het deelverslag van onze eigen organisatie.

PRAKTIJK

ook het advies gegeven dat een nieuwe norm over bereik moet komen. Het NCJ is daar samen met het veld mee bezig. In het veld gaat het om je maximale best doen om van elk kind dat in Nederland verblijft überhaupt te weten dat het bestaat, waar het is en welke (jeugdgezondheids)zorg het krijgt. Je moet met elkaar weten: Wie geeft dit kind JGZ, waar is het dossier? Ook al moet je natuurlijk een vraag-

19


Nutramigen is de juiste keuze bij milde, matige & ernstige KMA

igen AA Nutram nu is

Nutramigen LGG 1 & 2

Nutramigen PURAMINO

0-6 en vanaf 6 maanden

Vanaf de geboorte

Geschikt voor alle zuigelingen met KMA

Bewezen effectief6.

Hoge klinische werkzaamheid1

100% vrije aminozuren.

Snelle verlichting van de allergie signalen

Lage osmolariteit: 310 mOsm/liter.

Optimale voedingssamenstelling

Vetzuurprofiel: 47% van de calorieën uit vet,

2,3

Bewezen snellere opbouw van tolerantie

33% MCT-olie°^.

Lage kosten voor de totale behandeling

42% van de calorieën uit koolhydraten;

van KMA

lactosevrij.

4,5#

Kosher en Halal gecertificeerd. Ook geschikt wanneer een elementair dieet follow us on

facebook

noodzakelijk is.

www.facebook.com/NutramigenNL

Referenties: #Vergeleken met een caseïnehydrolysaat zonder LGG, een soja voeding, een rijsthydrolysaat en een voeding op basis van aminozuren. *studie omvat gezonde zuigelingen 1. Dupont C et al. Dietary treatment of cows’ milk protein allergy in childhood: a commentary by the Committee on Nutrition of the French Society of Paediatrics. British Journal of Nutrition 2012;107:325–338 2. Lothe L et al. Pediatrics. 1989;83:262-266. 3. Baldassarre ME et al. J Pediatr. 2010;156:397-401. 4. Berni Canani R et al. J Pedriatr. 2013;3:771-771 5. Berni Canani R et al. J Allergy Clin Immunol. 2012;129:580-582. 6. Burks W et al. Res. 2011;70:406-410. (Studie gedaan voordat MCT werd toegevoegd.) ^% van de totale hoeveelheid vet ~Nielsen Company, Juni 2012; ºMCT = middellange-keten-triglyceriden. Belangrijke opmerking: borstvoeding is de beste voeding voor baby’s. Nutramigen PURAMINO is een dieetvoeding voor medisch gebruik en moet onder medisch toezicht worden gebruikt. © 2015 Mead Johnson & Company, LLC. Dit materiaal is uitsluitend bestemd voor zorgprofessionals. Alle rechten voorbehouden. *Handelsmerk van Mead Johnson & Co 2015. © 2015 Mead Johnson & Company, LLC. All Rights Reserved. Trademark and copyright used under license. Mead Johnson Nutrition WTC Toren H, 17e verdieping, Zuidplein 142, 1077 XV Amsterdam. Servicenummer: 0800 - 44 55 001 (tijdens kantooruren).

04-2015

www.nutramigen.nl


Proefschrift: Does one size ͤW all? Jeroen de Wilde tijdens zijn promotie

Dit JA!-themanummer gaat over ‘Wat leest de jeugdarts?’ En over het algemeen horen proefschriften voor mij daar niet toe. Geef mij maar de conclusies, het liefst concreet vertaald naar de praktijk. Is het significant genoeg, ligt er een oorzaak-engevolgrelatie? En kunnen of moeten we er iets mee in de JGZ? Dat is overigens lang niet altijd zo makkelijk, die vertaling naar de praktijk, ook al is het significant. Het proefschrift van Jeroen de Wilde vormt hierop een uitzondering. Hij promoveerde op 18 februari van dit jaar in het Academiegebouw op de Rapenburg in Leiden. Prachtige stad, prachtig gebouw, zeker omdat de lucht strak blauw was. En een feest van herkenning, veel JGZ-ers en oude bekenden. Volgens mij lag die middag de JGZ in Den Haag een beetje stil. De promotiecommissie bestond uit onder andere Stef van Buuren (bekend van de groeistudies), Barend Middelkoop, Remy HiraSingh, Hein Raat, Simone Buitendijk en Paul Verkerk. De verdediging door Jeroen ging soepel en al na twee vragen hoorde je de ‘ons bekende’ Jeroen alweer klinken vol passie en overtuiging. Mooi! Ik zou graag meer JGZ-ers zien promoveren, zowel voor de eigen professionele ontwikkeling, als vanwege het feit dat juist zij de relevante onderwerpen weten te kiezen voor dit veld. Waar gaat het proefschrift over? Ik zal een tipje oplichten, maar raad je aan het zelf te lezen. Als je echt niet van Engels lezen houdt, kun je terugvallen op de Nederlandse samenvatting. Als dat ook niet lukt, dan hoop ik dat je het Tijdschrift JGZ leest, want Jeroen heeft tijdens zijn verdediging toegezegd een artikel voor het TJGZ te schrijven. Als jeugdarts zag Jeroen veel Surinaams-Hindoestaanse kinderen die volgens de normen ‘ondergewicht’ zouden hebben, terwijl hij op basis van zijn ‘klinische blik’ hen meestal ‘normaal’ vond. Jeroen vroeg zich af of de groei en voedingstoestand bij deze kinderen anders is dan bij andere etnische groepen. Zijn onderzoek is grotendeels gebaseerd op de gegevens uit de JGZ-dossiers in Den Haag, zoals die zijn vastgelegd door de JGZ.

Enkele resultaten: - In de periode 2006-2009 was het gemiddelde geboortegewicht van een Hindoestaanse baby ongeveer 450 gram lager dan van een Nederlandse baby. - Het gemiddelde geboortegewicht van Hindoestaanse baby’s is gelijk gebleven gedurende 35 jaar. - Bij de huidige populatie Hindoestaanse kinderen is de gemiddelde BMI veel lager dan van Nederlandse, Turkse of Marokkaanse kinderen. - In Den Haag nam in de periode tussen 1999 en 2011 het voorkomen van overgewicht bij kinderen van Nederlandse afkomst af. In diezelfde periode bleef dit bij Marokkaanse en Hindoestaanse kinderen stabiel. Voor Turkse kinderen steeg dit tot 2007 en stabiliseerde daarna. - De eindlengte met twintig jaar is bij Hindoestaanse jongens tien centimeter korter en bij Hindoestaanse meisjes elf centimeter korter dan bij de Nederlandse kinderen. - De menarche is bij Hindoestaanse meisjes 1,7 jaar vroeger dan bij Nederlandse meisjes. Het mooie is dat Jeroen op basis van al zijn onderzoek ook groeicurven heeft gemaakt specifiek voor de Hindoestaanse kinderen en andere afkapwaarden van de BMI voor hen heeft gedefinieerd, twee zaken die direct toepasbaar zijn in de JGZ. Toepassing van deze lengtegroeicurven en de verlaagde Hindoestaanse BMI-afkappunten leiden naar verwachting tot een betere beoordeling van de lengte en voedingstoestand (ondergewicht, overgewicht) bij deze groep. Zo zullen ze minder vaak als ‘te licht’ worden beoordeeld. Overgewicht zal vaker worden geconstateerd, waardoor al vroeg (preventieve) interventies kunnen worden ingezet. Dus zeker een reden om het proefschrift van Jeroen eens te raadplegen. De groeicurves kunnen worden gedownload via www.tno.nl/groei (link ‘Groeidiagrammen standaard PDF’). Het proefschrift kan worden gedownload in het Leids repositorium: http://hdl.handle.net/1887/32009 OVER DE AUTEUR: Inge Steinbuch is Seniorbeleidsadviseur bij ActiZ

WETENSCHAP

Door: Inge Steinbuch

21


Onderzoek door jeugdartsen: Nait soezen, moar doun Netty Bos, jeugdarts en onderzoekster Een van de doelen van de wetenschappelijke commissie van de AJN is om jeugdartsen enthousiast te maken voor wetenschappelijk onderzoek.1 Het verhaal van Netty Bos is een mooi voorbeeld van hoe de dagelijkse praktijk van de jeugdarts inspiratie kan zijn voor onderzoek. Haar onderzoek naar pijnbestrijding bij vaccinaties komt voort uit intercollegiaal overleg en heeft de potentie het handelen van JGZ rondom vaccinatie fundamenteel te veranderen.

Door: Liesbeth Meuwissen

KUN JE IETS MEER OVER JEZELF VERTELLEN? ‘Ik heb in Groningen geneeskunde gestudeerd en ben daarna op het consultatiebureau gaan werken. Ik had het gevoel te weinig ervaring te hebben. Daarom heb ik een overstap gemaakt naar de kindergeneeskunde. Vervolgens heb ik op de afdeling kinderpsychiatrie poliklinisch werk en promotieonderzoek gedaan. Sinds 2011 werk ik als jeugdarts op het consultatiebureau in Delfzijl.’ Netty woont met haar man en drie kinderen in Loppersum, ten noorden van de stad Groningen.

WETENSCHAP

HOE BEN JE TERUGGEKEERD IN DE JEUGDGEZONDHEIDZORG?

‘Eigenlijk heb ik sinds ik werk altijd onderzoek gedaan. Als er wat te doen was deed ik mee. Toen ik ging werken in de kinderpsychiatrie kwam er een vacature waarin een promovendus werd gevraagd. Ik heb meteen gesolliciteerd en ben aangenomen.’

‘Sinds 2011 werk ik weer op het consultatiebureau. Na het promotieonderzoek ben ik naast mijn werk als jeugdarts godsdienstwetenschappen gaan studeren, om ook hierin onderzoek te kunnen doen. Ik heb het aanvankelijk gekozen om tijd te creëren en geld te verdienen voor mijn studie, maar het bijzondere is dat alle lijnen samen zijn gekomen. Het werk heeft mij vanaf dag één gegrepen en sinds een jaar heb ik het voorrecht om vier uur per week onderzoek te mogen doen.’

KUN JE WAT MEER OVER JE PROMOTIEONDERZOEK VERTELLEN?

WAAR BEN JE ZELF MOMENTEEL MEE BEZIG?

‘Het onderzoek ging over de vraag of er een immunologische en genetische basis van tic-stoornissen is. Het leuke was dat

‘Binnen de intercollegiale toetsingsgroepen waren we met een aantal artsen op zoek naar een nieuw onderwerp.

HOE BEN JE IN HET ONDERZOEK TERECHT GEKOMEN?

22

ik samen met mijn begeleider alle facetten van het onderzoek zelf moest opzetten. Het genetische deel was methodologisch interessant, omdat we hebben gekeken naar mogelijke invloeden van interacties tussen genpolymorfismen en zwangerschaps- en bevallingscomplicaties op de ernst van tics en bijkomende kenmerken van ADHD en ASS. Het onderzoek wordt nu op grotere schaal voortgezet door mijn copromotor.

Ik vertelde dat het me zo verbaasde dat er zo weinig wordt gedaan aan het verminderen van pijn bij vaccinaties in de JGZ. Met de groep ben ik middels een literatuurstudie gaan inventariseren hoe pijn beïnvloed kan worden. Als een kind tijdens het vaccineren op schoot zit, borstvoeding drinkt, afgeleid wordt of vooraf EMLA-crème of suikerwater krijgt, verlaagt dat de pijn effectief. Ook ademhalingsoefeningen kunnen heel goed helpen. Als kinderen vanaf drie jaar tegen een windmolen blazen, raken ze ontspannen en afgeleid waardoor ze de pijn minder voelen. Het geven van deze informatie geeft ouders en kind controle over de situatie, en speelt een grote rol in het verminderen van pijn. Echter binnen de JGZ was er over pijnbestrijding tijdens het vaccineren geen wetenschappelijke kennis. Twee medische studenten kwamen bij mij voor een onderwerp voor hun wetenschapsstage. En zo is het volgende onderzoek ontstaan. Het is een cross-sectioneel onderzoek bij kinderen van vier tot negen weken die, naast de hielprik, de eerste prik in hun leven krijgen. De ene groep kinderen drinkt kunstvoeding voor, tijdens en na de eerste vaccinatie, de andere groep


niet. De eerste onderzoeksvraag gaat over hoeveel pijn de kinderen in de verschillende groepen hebben. Twee onderzoekers scoren hiertoe aan de hand van filmbeelden van het vaccinatieproces elk twee gevalideerde pijnobservatielijsten op het moment van de prik, dertig en zestig seconden erna. Aspecten van pijn zijn daarbij de hardheid van het huilen, het bewegen van de extremiteiten en de gelaatsuitdrukking. De duur van het huilen is de derde pijnmaat. De tweede vraagstelling is: “In de literatuur wordt gesuggereerd dat cliënten meer tevreden zijn als professionals die vaccineren zich bezighouden met pijnbestrijding”. Daarom kijken we ook of ouders meer tevreden zijn en vinden dat we meer op hen afstemmen, als er flesvoeding wordt aangeboden tijdens

Als dit onderzoek positieve effecten laat zien, wil ik subsidie aanvragen voor een longitudinaal onderzoek. Er zijn namelijk aanwijzingen dat als je kinderen pijnbestrijding geeft met twee maanden, dat effect heeft op de pijnbeleving op veertien maanden. Ik wil graag onderzoeken of dit klopt.’ ‘Als goede afstemming met ouders en kind rondom pijnbestrijding de oudertevredenheid positief beïnvloedt, dan is dat nog een extra reden om het als JGZ op te pakken. Als jeugdarts kun je mensen dan ook beter bereiken om gemakkelijker over lastige onderwerpen te praten.’

MET WIE WERK JE SAMEN? ‘Ik sta er niet alleen voor. Mijn eigen regionale team van jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen en assistentes steunt me

‘Onderzoek doen beïnvloedt hoe ik lees, hoe ik werk en wat ik doe.’ het vaccineren. Vóór het consult vullen ouders hiertoe een vragenlijst in over hun verwachtingen van het consult en nadien een lijst over wat er daadwerkelijk is gebeurd. Hieruit berekenen we een maat voor tevredenheid.’

WAT KUNNEN JEUGDARTSEN MET DE UITKOMSTEN VAN DIT ONDERZOEK DOEN? ‘De resultaten van het onderzoek zijn in de eerste plaats relevant voor de JGZ 0-4 jaar, omdat het specifiek gaat over flesvoeding tijdens de vaccinatie. Als we een pijn verminderend effect vinden, hebben we er een zeer eenvoudig toepasbare en goedkope pijnbestrijder voor jonge kinderen bij.

enorm. Een jeugdarts uit een ander team is enthousiast en gaat ook meedoen. Mijn doel is dat er meer artsen enthousiast worden voor onderzoek.’ ‘Ik heb een goede samenwerking met de academische werkplaats van de sociale geneeskunde in het UMCG. Daar heb ik vaste begeleiders die mij bijstaan. De statistische analyses voor het onderzoek naar pijnbeleving doe ik zelf. Ik kan wel altijd een statisticus vragen die mij ondersteunt. De resultaten verwacht ik begin 2015. Als de methodologie goed blijkt te werken en we positieve resultaten van kunstvoeding zien, dan ga ik subsidie aanvragen. Ik denk in eerste instantie

aan een subsidie van ZonMw-Doelmatigheidsgelden in 2016. Voor die tijd proberen we via andere wegen geld aan te vragen, via een fabrikant van vaccins of via het UMCG.’

WAT IS LEUK AAN HET DOEN VAN ONDERZOEK? ‘Vrijwel alles is leuk. Het is vooral interessant om het te combineren met het dagelijks werk van de jeugdarts. Enerzijds zie je kinderen en anderzijds kun je door het doen van onderzoek je kennis verdiepen. Hierdoor krijg je ook een ander soort feeling met het vak. Ook is het leuk om andersoortige werkzaamheden te doen, zoals het bij teams langsgaan om mensen te motiveren. Onderzoek doen is een verrijking. Het beïnvloedt hoe ik lees, hoe ik werk en wat ik doe. De centrale vraag die ik mij stel is: Hoe kan ik deze wetenschappelijke resultaten meenemen in de dagelijkse praktijk? Zo beïnvloedt mijn kennis over afstemming hoe ik kijk naar mijn manier van werken. Het gaat er wat mij betreft om dat ik ouders en kinderen informeer over wat er wetenschappelijk bekend is. Vervolgens kan ik samen met hen zoeken naar wat zij willen.’

HEB JE NOG TIPS VOOR (AANSTAANDE) ONDERZOEKERS? ‘Niet te veel nadenken maar gewoon aan de slag gaan. Natuurlijk weet je op voorhand niet of iets gaat lukken. Het is pionieren. Maar zoals ze in het Gronings zeggen: “Nait soezen, moar doun”.’ NOOT: 1 Voor meer informatie hierover zie: http:// www.ncj.nl/actueel/795/wetenschappelijkonderzoek-door-jeugdartsen-en-jeugdverpleegkundigen. OVER DE AUTEUR: Liesbeth Meuwissen is lid van de Wetenschappelijke Commissie van de AJN.

Lezen: JGZ voor een prikkie Door: Marijke van Keulen ambities van de jeugdgezondheidszorg, kengetallen en laatste inzichten en zich kunnen profileren naar ouders, gemeenten, andere instanties en/of de pers. Naar mijn mening zou elke jeugdarts een uitdraai van de factsheet als naslagwerk bij zich moeten hebben, of digitaal toegankelijk moeten hebben om zo nodig feiten, prevalentiecijfers dan wel kengetallen te kunnen opzoeken. Marijke van Keulen, arts M&G

WETENSCHAP

Lezen is altijd heel belangrijk voor mij geweest in mijn werk als jeugdarts om mijn kennis up to date te houden en inhoudelijk kwaliteit te kunnen leveren. De nieuwste inzichten hield ik meestal niet voor mij alleen, maar ik bestookte mijn collega’s bij de GGD IJsselland regelmatig met leeswaardige artikelen. Middels de factsheet Jeugdgezondheidszorg voor een prikkie op de website van AJN probeer ik nu ook al mijn landelijke collega’s te informeren over de meest actuele prevalentiecijfers en kenmerken en kengetallen met betrekking tot (risico) jeugd. Zodat de collega’s op de hoogte zijn van taken, doelen,

23


Pageturners - Column -

Letterlijk stuk gelezen zijn ze: de prachtige boeken in mijn boekenkast. De bladzijden zijn hier en daar een beetje beduimeld en gekreukt. Het is een kast vol met pageturners: spannende of aangrijpende boeken die je zeer vlot en snel in één ruk uitleest. Waarbij je dan bijna niet kan wachten met het omslaan van de pagina. Tegenwoordig vegen/‘swipen’ we van bladzijde naar bladzijde in het boek op onze e-reader of tablet. Steeds meer mensen om me heen zijn ‘om’: ze hebben een hele verzameling digitale boeken. Er is ruime keuze en maar weinig ruimte in de boekenkast of vakantiekoffer nodig. Ook de manier waarop we informatie verwerven verandert: we kijken eerder tv dan dat we lezen. Het digitaal lezen van kranten en tijdschriften neemt weliswaar toe, maar het dagelijks lezen van de hele krant is geen vaste routine meer. We ’swipen’ van artikel naar artikel. De jeugd leest de laatste jaren wel weer meer dan voorheen: geen literaire werken, maar ze bekijken allerlei informatie van internet via sociale media als Facebook of bijvoorbeeld videoblogs en nieuwssites. Vlug scrollend komt er veel informatie voorbij: het zijn vaak meer afbeeldingen dan tekst. Gelukkig

lezen ze toch ook nog boeken: spannende filmseries als The Hunger Games zijn in boekvorm populair bij de jeugd (en hun ouders). Tegenwoordig hoef je trouwens die digitale bladzijde niet meer zelf om te slaan: er bestaan apparaten waarmee je bladzijdes omslaat in programma’s en app’s van de pc of tablet, met de toepasselijke naam ‘Pageturner’. Niet alleen voor muzikanten, maar ook voor mensen met een lichamelijke beperking kan zo’n apparaat handig zijn. Net als overigens de luisterboeken die je tegenwoordig makkelijk als digitaal bestand kunt krijgen, bijvoorbeeld via de LuisterBIEB-app (http.luisterbieb. bibliotheek.nl). Zelf je bladzijden omslaan is in ieder geval niet meer nodig. Geen beduimelde boeken meer. En misschien op den duur ook geen boekenkast in huis? Die hebben voor mij juist een zekere charme: ik ben daarom nog niet ‘om’.

Anja.

COLUMN

Wat leest de jeugdarts?

24

© 2015 Pixton Comics, www.rosannevanderlugt.blogspot.nl



Gezondheidsinformatie via het etiket: wat valt er te leren? door Francis Riekhoff en Vera Hoondert, FrieslandCampina Institute

Wat er op het etiket van voedingsmiddelen moet staan is wettelijk vastgesteld. Dit geldt bijvoorbeeld voor de voedingswaarde, de officiële benaming van een product en de ingrediëntenlijst. In Nederland controleert de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit of deze wetgeving wordt nageleefd. Het etiket geeft veel relevante informatie over een voedingsmiddel, maar hoe leest u de voedingswaarde op een etiket?

VOEDINGSWAARDEDECLARATIE Op het etiket staat vaak de voedingswaarde van het voedingsmiddel vermeld. Bij de voedingswaarde is het verplicht de hoeveelheid energie, macronutriënten (koolhydraten, suikers, vetten, verzadigde vetzuren, eiwitten) en zout te benoemen per 100 gram of 100 milliliter. Naast deze macronutriënten staan soms ook de hoeveelheid vezels, vitamines en mineralen op het etiket. Dit is voor een fabrikant niet verplicht. Bovendien mag de hoeveelheid vitamines en mineralen alleen op het etiket vermeld worden wanneer 100 gram van het voedingsmiddel voor minimaal 15% bijdraagt aan de Dagelijkse Referentie Inname (DRI, voorheen Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid). Bij dranken, zoals melk, vruchtensappen of frisdranken, mag een vitamine of mineraal op het etiket worden vermeld als het product per 100 ml minimaal 7,5% van de DRI bevat. Sommige voedingsmiddelen bevatten daarom meer voedingsstoffen dan wettelijk gezien op het etiket mag staan. Zo bevat brood naast een aantal B-vitamines, jodium en ijzer, ook kleinere hoeveelheden van onder andere de mineralen kalium, fosfor en zink. Hetzelfde geldt voor melk. Melk bevat naast calcium, kalium, fosfor, riboflavine (vitamine B2) en vitamine B12, onder andere ook kleinere hoeveelheden magnesium, selenium, vitamine B6 en foliumzuur. Deze gehaltes zijn alleen minder dan respectievelijk 15% en 7,5% van de DRI. De voedingswaarde van voedingsmiddelen die in Nederland veel gegeten worden is terug te vinden in het Nederlands Voedingsstoffenbestand (NEVO). Het voordeel van dit overzicht is dat per voedingsmiddel de hoeveelheden van alle voedingsstoffen vermeld staat. Dus ook de voedingsstoffen die niet op het etiket staan. Bovendien bevat de NEVO ook de voedingswaarde van voedingsmiddelen die geen voedingswaardedeclaratie bevatten, zoals onverpakt groente en fruit. De NEVO wordt uitgebracht door het RIVM en is online te vinden via http://nevo-online.rivm.nl/.

MARKTVISIE

SUIKERS

26

De laatste tijd is er veel aandacht voor de hoeveelheid suiker in voedingsmiddelen. Op het etiket is terug te vinden hoeveel suikers een product bevat. Voedingsmiddelen kunnen van nature suiker bevatten, maar er kan ook suiker worden toegevoegd aan producten. Dit onderscheidt kan gemaakt worden door zowel de ingrediëntenlijst als de voedingswaardedeclaratie te bekijken. Bij de voedingswaarde staat ‘waarvan suikers’ voor het totaal aan mono-en dissachariden. Dit kan van nature aanwezig suiker of toegevoegd suiker zijn. Als suiker is toegevoegd staat dit vermeld op de ingrediëntenlijst, bijvoorbeeld als suiker, kristalsuiker, sacharose, glucose-fructosestroop, glucosestroop of honing. Natuurlijke suikers staan niet op de ingrediëntenlijst. Recent (maart 2015) heeft de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het advies uitgebracht om de inname van vrije suikers voor zowel kinderen als volwassenen te beperken tot maximaal 10 energieprocent van de dagelijkse energie-inname. Dit verlaagt volgens de WHO het risico op overgewicht, obesitas en tandbederf. Met vrije suiker bedoelt de WHO de monosachariden (zoals glucose en fructose) en de disachariden (zoals sucrose of tafelsuiker) die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd en suikers uit honing, siropen, vruchtensappen en vruchtensapconcentraten. Uitzondering zijn de natuurlijke suikers in melk (lactose) en in vers groenten en fruit (fructose). De WHO benoemt dat er geen aanwijzingen zijn dat de consumptie van de suikers in melk, groenten en fruit nadelige gezondheidseffecten hebben. Gezien dit advies van de WHO is


Hoe leest u de voedingswaarde op een etiket? hoeveelheid | De voedingswaarde moet verplicht worden aangegeven per 100 gram of per 100 ml. Soms staat op het etiket ook de voedingswaarde per portie. Dit is niet verplicht. energie | Zowel het aantal kiloJoules (kJ) als het aantal kilocalorieën (kcal) wordt vermeld. De term kcal wordt in Nederland het meest gebruikt. vet | De totale hoeveelheid vet is een optelsom van de hoeveelheid verzadigde -en onverzadigde vetzuren. koolhydraten | Onder koolhydraten wordt de totale hoeveelheid monosachariden, disachariden, oligosachariden en polysachariden verstaan. suikers | Suikers zijn het totaal aan mono- en dissachariden. Dit kan van nature aanwezig of toegevoegd suiker zijn. Is er suiker toegevoegd, dan staat dit vermeld in de ingrediëntendeclaratie op het etiket. Bij de ingrediënten staat dan bijvoorbeeld suiker, kristalsuiker, sacharose, glucose-fructosestroop, glucosestroop of honing. eiwit | Op het etiket wordt geen onderscheid gemaakt tussen dierlijk of plantaardig eiwit, en de kwaliteit van het eiwit. zout | Dit is het totaal aan zout (2,5 x natrium) in een product. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt in toegevoegd of van nature aanwezig zout. Is zout toegevoegd dan staat dat vermeld in de ingrediëntendeclaratie op het etiket.

Deze afbeelding staat ook op www.frieslandcampinainstitute.nl

vitamines en mineralen | Mogen op het etiket worden vermeld wanneer 100 gram of 100 milliliter van het voedingsmiddel voor minimaal 15% (dranken 7,5%) bijdraagt aan de DRI (Dagelijkse Referentie Inname, voorheen Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid).

het niet relevant om een appel, tomaat of een glas gewone melk om te rekenen in suikerklontjes. Aan deze voedingsmiddelen wordt namelijk geen suiker toegevoegd.

COMMUNICATIE OVER GEZONDHEID

BRONNEN: Europese Unie (2012). Verordening (EU) Nr. 432/2012. Toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen. 25 mei 2012. Europese Unie (2011). Verordening (EU). Nr. 1169/2011. Verstrekking voedselinformatie aan consumenten. 22 november 2011. NEVO-online versie 2013/4.0, RIVM, Bilthoven. Rossum, van, T.M., Fransen, H.P., Verkaik-Kloosterman, J., Buurma-Rethans, E.J.M. en Ocke, M.C. (2011). Voedselconsumptiepeiling 2007-2010 (2011). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2011, Bilthoven. World Health Organization (2015). Guideline: Sugars intake for adult and children. WHO 2015.

MARKTVISIE

Communicatie over een voedingsmiddel of voedingsstof in relatie tot gezondheid, bijvoorbeeld via het etiket, is in de Europese wetgeving alleen toegestaan wanneer er een goedgekeurde gezondheidsclaim bestaat. De EFSA (Europese Voedsel- en Warenautoriteit) beoordeelt welke gezondheidseffecten van welke voedingsstoffen voldoende wetenschappelijk zijn onderbouwd. Goedgekeurde gezondheidsclaims worden opgesteld op basis van het wetenschappelijk advies van de EFSA. Er zijn verschillende goedgekeurde gezondheidsclaims voor vitamines en mineralen, bijvoorbeeld ‘Calcium is nodig voor de instandhouding van normale botten’ of ‘Vitamine B2 en B12 dragen bij aan een goede werking van het zenuwstelsel’. Een fabrikant mag deze gezondheidsclaims op de verpakking vermelden, wanneer 100 gram of 100 milliliter van het voedingsmiddel een minimale bijdrage van 15% (of 7,5% bij dranken) van de DRI levert.

27


Hoe leest deze jeugdarts voor? Overpeinzingen bij een meertalige opvoeding Wieke Broekman Door: Wieke Broekman

MEERTALIGHEID: PROBLEEM OF MEERWAARDE?

‘Hij kan mijn eigen taal prima verstaan, maar spreekt altijd in het Nederlands terug’, hoor ik nogal eens een van de ouders in mijn zeer kleurrijke wijk in Leeuwarden enigszins mismoedig verzuchten. Op zo’n moment denk ik altijd terug aan mijn eigen kinderen, die ik vanaf de allereerste dag consequent in het Fries toegesproken heb.

Het onderwerp ‘meertaligheid’ blijkt vaak als probleem gezien te worden. In Friesland, waar van oudsher meertaligheid de norm is, zijn er veel ouders die hun kinderen alleen in het Nederlands opvoeden, zelfs als ze beiden (ook) Friestalig zijn. De gedachte is dan dat tweetaligheid zou kunnen leiden tot achterstand of minder vaardigheid in de

‘Er bestaat geen relatie tusssen meertaligheid en taalproblemen.’

PRAKTIJK

Zelf ben ik opgegroeid in Friesland, en ik woon en werk hier ook al weer lange tijd. Ik heb in meerdere gemeenten gewerkt en vond het altijd heerlijk als ik tijdens een consult Fries kon spreken met ouders en kind. Meerdere malen was de manier waarop je goed Fries en

28

Nederlands kon aanbieden aan je kind een onderwerp van gesprek, zeker als het kind in kwestie een spraak-taalachterstand en/of articulatieproblemen had. Nu ik in Leeuwarden werk heb ik hetzelfde type gesprek met van oorsprong niet-Nederlandstalige ouders.

Nederlandse taal. Tevens wordt gedacht dat de Friese taal maar zeer beperkt gebruikt kan worden en dus ‘niet zo belangrijk is’. Bij andere streektalen en/of dialecten in Nederland geldt dit in nog sterkere mate. Het taalbewustzijn in Friesland wordt de laatste jaren gestimuleerd en bevorderd door de erkenning als tweede officiële taal. Hierdoor komen er ook weer meer mensen die bewust tweetalig opvoeden, wat bij andere streektalen zelden het geval is.

Tweetalige kinderen zijn zich al vroeg bewust van het onderscheid tussen verschillende talen. Dit geldt zowel voor officieel erkende talen, als ook voor streektalen en dialecten. Tweetalige kinderen maken meerdere ‘taalsystemen’ aan en leren snel schakelen tussen twee talen. Dit bevordert concentratie en focus. Er zijn aanwijzingen dat ook het op latere leeftijd aanleren van vreemde talen hen makkelijker afgaat dan eentalige kinderen. Meertalige kinderen blijken een grotere (werk)geheugen te hebben, en leren sneller technisch lezen. Zelfs kinderen met ontwikkelingsachterstand hebben meestal genoeg taalgevoeligheid om (vroeg) meertalig te worden. De problemen die zij eventueel hebben met het aanleren van de taal, hebben te maken met hun ontwikkelingsproblematiek en niet met hun meertaligheid. Wat wel belangrijk is, zowel bij eentaligheid als in sterkere mate bij meertaligheid: aandacht voor de kwaliteit en kwantiteit van het taalaanbod.

Wereldwijd komt tweetaligheid vaker voor dan eentaligheid. Slechts dertig procent van de mensen in de wereld groeit op in een gezin waar maar één taal gesproken wordt; zeventig procent leert meer dan één taal beheersen.

RELATIE TUSSEN MEERTALIGHEID EN TAALPROBLEMEN?

MEER AANDACHT VOOR TWEETALIGHEID

Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat er geen relatie bestaat tussen meertaligheid en taalproblemen.

Bovenstaande voordelen hebben er toe geleid dat er recent meer aandacht is voor een goed meertalig aanbod binnen


Friesland. Er zijn nu tweetalige kinderdagverblijven en peuterspeelzalen, waar Fries en Nederlands gelijkwaardig aangeboden worden. Er is sinds enige jaren een groeiend netwerk van drietalige basisscholen, waar bovendien het Engels gelijkwaardig aangeboden wordt door een ‘native speaker’. Praktisch gezien betekent dit dat er een aantal dagdelen lesgegeven word in het Nederlands, een aantal dagdelen in het Fries en een aantal dagdelen in het Engels. Dit alles was nog niet aanwezig in de tijd dat mijn kinderen opgroeiden. Weliswaar is het Fries al geruime tijd een verplicht vak, maar toen (en nu) waren er vele scholen waarbij dit soms neerkwam op het aanleren van enkele Friese liedjes…

TWEETALIGE OPVOEDING VAN MIJN KINDEREN Toen ik zelf zwanger was, was er bij mij geen spoor van twijfel hoe ik dit zelf wilde aanpakken. Ik was overtuigd van de waarde van een tweetalige opvoe-

spraak vooral Nederlands. Na verhuizing naar een (grotendeels Friestalig) dorp verraste de oudste mij op een dag met

En voor alle jeugdartsen: informeer bij ouders actief naar meertaligheid, in welke vorm dan ook, en ondersteun hen in de opvoeding daarin!

‘Tweetalige kinderen zijn zich al vroeg bewust van het onderscheid tussen verschillende talen.’ foutloze Friese volzinnen! Hij sprak echter keurig Nederlands tegen zijn vader en broertje en zusje…. Hetzelfde patroon volgden de jongere kinderen. Hierna gingen zij onderling Fries spreken en naar hun vader toe Nederlands. Het schakelen gaat nu zo gemakkelijk, dat ze soms halverwege een zin kunnen overstappen van de ene taal naar de andere, al naar gelang de situatie.

Thuis sprak ik de kinderen in het Fries toe, benoemde de plaatjes in het Fries en vertaalde toen ze groter werden de

Uit eigen ervaring kan ik dus beamen dat tweetalig opvoeden een bewust proces is, dat wel enige inspanning kost, maar

‘Gun je kinderen de rijkdom van meertaligheid!’ kinderboekjes simultaan in het Fries. Ook gebruikte ik een beperkt aantal Friestalige kinderboekjes, zoals de bekende ‘Kikker’serie, diverse Nijntjes, Grote beer en Kleine beer. De kinderen groeiden de eerste jaren in Leeuwarden op en gingen daar naar de crèche. Door de overwegend Nederlandstalige omgeving werd de spontane

WEBSITES Nederlandstalig - www.ouders.nl/o_taal.htm - www.meertalig.2link.be - www.meertalen.nl/Homepage.html - home.wxs.nl/~stuur013 - www.tweetaligopgroeien.org - www.forum.nl/Home/Publicatiedetail/ NewsListld/17/Newsltemld/2569 - www.afuk.nl - www.taalgroeimeter.nl - streektaal.net - www.taalsintrum.nl/trijetalige-skoalle. html?task=view - www.taalsintrum.nl/images/pdf/brosjuere3ts. pdf Engelstalig - www.nethelp.no/cindy/biling-fam.html (bilingual family web page) - humanities.byu.edu/bilingua (bilingual parenting) - www.kidsbilingualnetwork.org

ook heel veel oplevert: gevoelsmatig een rijkere uitdrukkingsvaardigheid, en ook de reeds genoemde rationele voordelen die gebleken zijn uit onderzoek.

VERDERE LITERATUUR: www.kennislink.nl/publicaties/frieseopvoeding-geen-obstakel

Beste collega’s: als jij (en je partner) de beschikking hebben over twee volwaardige (streek)talen, gun je kinderen dan de rijkdom van meertaligheid!

ILLUSTRATIES: uit de Taalgroeimeter. Illustrator: Luuk Klazenga

OVER DE AUTEUR: Wieke Broekman is jeugdarts bij GGD Fryslân

PRAKTIJK

ding, die de kinderen zonder enige moeite twee taalsystemen zou aanleren, waardoor ze ook later weer makkelijker andere talen zouden oppikken. Met mijn eerste kind in de armen voelde het voor mij ook volstrekt onnatuurlijk als ik Nederlands tegen hem sprak, bijvoorbeeld als de schoonfamilie op bezoek was. Regelmatig schoot er dan ook een Friese zin tussendoor, soms tot irritatie van deze familie.

29


Hoe leest een dyslectische jeugdarts? In ons werk krijgen we regelmatig te horen dat een kind dyslexie heeft. Dyslexie betekent letterlijk: beperkt(dys) lezen(lexis). Een dyslectisch kind heeft niet alleen moeite met lezen maar ook met spellen. Uit prevalentieonderzoek blijkt dat negen procent van de basisschoolleerlingen ernstige lees- en spellingsproblemen heeft en drie tot vier procent dyslexie. Dyslexie heeft een neurobiologische basis en is vaak ook erfelijk. Tegenwoordig bestaat er een goede behandeling, met het doel te komen tot ten minste een voldoende niveau van technisch lezen en spellen. In dit artikel vertellen twee jeugdartsen die dyslexie hebben hoe ze hiermee omgaan.

Door: Wike Lijs-Spek

WAT IS DYSLEXIE? Dyslexie is een leerstoornis, een neurocognitieve functiestoornis. Het is geen leerprobleem, maar levert wel problemen op met leren. Dyslexie komt ook voor bij kinderen met een hoge

Mieke van Andel

Anita de Vries

kreeg zij ook interesse in de JGZ. Na negen jaar bij de GGD (4-19) werkt ze nu bij de thuiszorg ( 0-4). Daarnaast is zij doseerarts bij de Trombosedienst. Een zusje van Anita werd op de basisschool op dyslexie getest, Anita pas tijdens haar studie. Mieke studeerde geneeskunde in Utrecht. Ze begon als verzekeringsarts en bedrijfsarts en werkt nu ruim twaalf jaar in de JGZ. Daarnaast heeft zij een eigen praktijk als orthomoleculair geneeskundige. Mieke is nooit getest op dyslexie, maar het vermoeden is wel uitgesproken door een orthopedagoge die onderzoek heeft gedaan naar dyslexie. Zij was docente tijdens een bijscholing voor jeugdartsen. Anita en Mieke hebben beiden kinderen met een dyslexieverklaring.

begrijpend lezen, bovendien had ik er een hekel aan om opdrachten op papier te zetten.’ Beiden hadden gelukkig voldoende compensatie en hebben zich in hun schooltijd en studie zonder verdere aandacht goed staande kunnen houden. Er waren destijds nog geen bijzondere voorzieningen voor dyslexie.

JA!: HOE EN WANNEER WERD HET DUIDELIJK DAT JE DYSLECTISCH BENT? Anita: ’Op de basisschool was ik slecht in taal, net zoals mijn ouders, broers en zussen. Ik zat op een basisschool in een lage-SES-wijk en behaalde met moeite een zesje voor lezen en dictee. Na het eerste jaar gymnasium ging ik naar athe-

‘Dyslexie is geen leerprobleem, maar levert wel problemen op met leren.’ intelligentie. Dat ondervonden de twee jeugdartsen die ik interviewde: Anita de Vries en Mieke van Andel.

PRAKTIJK

TWEE JEUGDARTSEN MET DYSLEXIE

30

Anita studeerde geneeskunde in Nijmegen. Doordat haar moeder cb-arts was

JA!: HOE GING HET TIJDENS JE STUDIE? Anita: ’In Nijmegen waren de examens met multiplechoicevragen. Ik las minder zorgvuldig, waardoor ik regelmatig onvoldoendes kreeg. Ik heb mij toen laten testen. De uitslag was ‘dyslexie’. Het advies was daarom ook dat open vragen beter zouden zijn. In Nijmegen was het niet mogelijk om op deze manier geëxamineerd te worden. Alleen bij een bepaald tentamen, waarvoor ik steeds een onvoldoende behaalde, mocht ik het mondeling overdoen en kreeg een zeven. Na mijn doctoraal leverden de coschappen geen problemen meer op, omdat ik vanaf dat moment veel minder hoefde te lezen en de tentamens mondeling werden afgenomen. Mieke: ’Ik heb altijd heel hard moeten studeren, ik deed er lang over om alle stof goed tot mij te nemen. De coschappen gingen mij veel beter af. Het lezen van wetenschappelijke artikelen was en is nog steeds een hele klus voor mij. Over dyslexie was toen nog niet veel kennis.’ Ook Mieke herinnert zich nog dat multiplechoice een ramp was.

neum 2. Ik had veel problemen met leessnelheid maar dacht dat langzaam lezen normaal was - iedereen zei dat lezen van de boekenlijst wel veel tijd kostte.’

JA!: WAT BETEKENT DYSLEXIE NU VOOR JOU? HOE GA JE ER MEE OM?

Mieke: ’Op school had ik al problemen. Ik had veel moeite met leesbeurten en

Anita leest ‘hardop’ in haar hoofd. Moeilijke teksten lezen is zeer vermoeiend. Ze is blij met samenvattingen en


bij haar op. Verder heeft ze ontdekt dat muziek haar kan helpen. Door intonatie en ritme is taal leuk en toegankelijk, waardoor gesproken taal veel gemakkelijker is dan geschreven taal. Zij heeft inmiddels ervaren dat ze teksten veel makkelijker leert door ze te zingen. Ze is wel heel taalgevoelig, zij heeft bijvoorbeeld veel gevoel voor intonatie, waardoor ze zeer geïnteresseerd is in gesproken taal en makkelijk een vreemde taal leert spreken. In haar vrije tijd leest Mieke het liefst alleen voor haar interessante literatuur. Zij maakt geen gebruik van gesproken boeken, omdat zij zich op haar manier altijd heeft weten te redden. Op vakantie gaan er maar weinig boeken mee. Daar zijn altijd voldoende andere interessante bezigheden. Anita heeft moeite met het bijhouden van vakliteratuur. Ze heeft het NTvG afgezegd. Vanwege de lagere verschijningsfrequentie komt ze nog wel toe

aan het TJGZ. In de trein leest ze wel vaktijdschriften. Soms vraagt ze collega’s waar ze bepaalde artikelen kan vinden. Ook Mieke heeft moeite met het lezen van vakbladen, omdat begrijpend lezen nog altijd heel moeilijk voor haar is. Daardoor moet ze een drempel over om de vaak wat abstractere tekst te gaan lezen. Het schrijven van rapportages en verwijsbrieven levert ervaart zij vaak als lastig.

JA!: HEB JE NU MEER INTERESSE IN DYSLEXIE GEKREGEN? Anita is lid van Balans, een vereniging voor ouders van kinderen met leer- en gedragsstoornissen. Bij haar GGD heeft

ze wel verteld over dyslexie. Bij de 0-4-jarigen komt het probleem dyslexie minder aan de orde. In de voorschoolse leeftijd wordt er wel gevraagd of de ouders dyslectisch zijn, zodat op de basisschoolleeftijd alert gereageerd kan worden bij signalen. Dyslexie manifesteert zich in groep 3 met zeer slechte resultaten voor lezen en spellen. Pas na intensieve training (remedial teaching) kan het vermoeden ontstaan van ernstige dyslexie.

JA!: HEB JE EEN ADVIES VOOR DE JEUGDARTS? Anita: ‘Gedrag kan dyslexie camoufleren. Denk daarbij niet alleen aan schoolprestaties, waarbij er een groot verschil is tussen rekenen en taal, maar ook aan bepaalde onverklaarbare gedragskenmerken met een dyslectische component. Mijn oudste zoon leek heel bedachtzaam. Omdat hij last had van woordvindingsproblemen moest

hij altijd lang nadenken. Haar jongste zoon wist in groep 3 de namen van de leerkracht en de klasgenootjes niet en in groep 4 zijn eigen verjaardag nog niet. Als hij op straat een klasgenootje tegenkwam, draaide hij zich om, zonder te groeten: hij kende diens naam niet en wilde dat op die manier verbergen.’ Mieke: ‘Een kind met (ernstige)dyslexie is niet dom. Goede begeleiding op school kan de leessnelheid bevorderen. Mieke pleit voor meer muziekonderwijs op de basisschool. Zij heeft immers ervaren dat je met behulp van muziek de taal beter kunt leren. Er is wetenschappelijk bewijs voor het feit dat dyslectische

lezers compenserende systemen gebruiken om te lezen (Shaywitz, 2006). Deze systemen kosten alleen meer tijd dan die van een normale lezer. De rechter hersenhelft wordt bij de dyslectische lezer meer ingeschakeld dan bij de gewone lezer. Op deze manier kan muzikaliteit bijdragen.’

NOOT WIKE LIJS: Onlangs hebben de kwaliteitsinstituten voor dyslexie (KD en NRD) samen met Masterplan Dyslexie afspraken gemaakt over de extra aandacht voor kinderen met lees- en spellingproblemen in groep 3 en 4 van het basisonderwijs en voor de doorverwijzing naar dyslexiezorg bij vermoeden van ernstige dyslexie. Het protocol voor diagnose en behandeling van dyslexie werd in 2006 vastgesteld (PDD&B, L. Blomert, 2006) en kreeg in 2013 een update. Diagnose en behandeling van EED zat vanaf 1 januari 2009 in het basispakket van de zorgverzekering. Vanaf 2015 komen diagnose en behandeling in aanmerking voor vergoeding door de gemeente.

PRAKTIJK

geselecteerde interessante nieuwsartikelen. In de zomervakantie gaan hooguit twee spannende romans of krimi’s mee. Die worden weliswaar zeer intensief en langzaam gelezen, maar ze kan er wel erg van genieten. Anita’s dochter maakt gebruik van een gesproken boek, een Daisyspeler, waarmee het hele gezin op reis van de verhalen kan mee genieten. Mieke heeft een andere manier gevonden om met haar dyslexie om te gaan: als kind dacht zij al in beelden, dat doet ze nog steeds. Als zij gelezen tekst kan koppelen aan beelden kan zij de woorden en zinnen wel onthouden, anders is dat moeilijk. Verhalen van andere mensen roepen ook onmiddellijk beelden

31


Aanmodderen is niet nodig door Forest Healthcare

Vrijwel alle ouders krijgen te maken met kwaaltjes bij hun kinderen die al vrij snel na de geboorte de kop opsteken. Zoals luieruitslag en darmkrampjes. Vervelende klachten waarmee ouders soms te lang aanmodderen en die onnodig veel impact hebben op het gezin. “En dat hoeft niet. Voor veel voorkomende kwalen zijn doeltreffende middelen verkrijgbaar”, vertelt Malik El Boulhtoufi, country manager bij Forest Healthcare. Forest Healthcare is een farmaceutisch bedrijf gericht op lichamelijke ongemakken tijdens de zwangerschap en de eerste jaren van een kindje. Naast remedies voor luieruitslag en darmkrampjes bieden ze ook oplossingen bij diarree. Alle middelen zijn zonder recept verkrijgbaar en ook door volwassenen te gebruiken. Voor allemaal geldt dat bij twijfel of lang aanhouden van de klacht een arts moet worden geraadpleegd.

LUIERUITSLAG Bijna elke baby krijgt te maken met luieruitslag. In tegenstelling tot wat veel ouders denken, heeft dit niet met slechte hygiëne te maken. Vaak ontstaat het in bepaalde periodes in de ontwikkeling, bijvoorbeeld bij de overgang van borst- naar flesvoeding en wanneer de tanden doorkomen. De ontlasting bevat dan bijtende/agressieve stoffen waardoor een rode geïrriteerde huid ontstaat. “Wanneer ouders de huid niet voorzichtig behandelen, bestaat de kans dat luieruitslag ontstaat,” vertelt El Boulhtoufi. “Daarom is het belangrijk om de huid in te smeren met een dun laagje Sudocrem. Dit ondersteunt het herstellend vermogen van de huid. Het bevat bestanddelen die een beschermende laag vormen en zo helpen tegen prikkelende invloeden uit ontlasting en urine die van buitenaf in contact kunnen komen met de huid. Bovendien verzacht het de ruwe, schrale of geprikkelde huid en helpt het de huid zacht en soepel te houden.”

DARMKRAMPJES Na de geboorte krijgt een kindje heel wat te verwerken. En zeker de darmen. Omdat ze nog niet zijn uitontwikkeld en de baby nog moet leren zijn eten te verteren. El Boulhtoufi: “Een baby krijgt altijd lucht binnen, bijvoorbeeld tijdens het drinken of huilen. In de darmen ontstaan dan kleine luchtbelletjes die gaan vastzitten. De baby heeft dan vaak een harde buik wat naar

MARKTVISIE

ForestHealthcare

32


aanvoelt. Omdat kindjes die lucht nog niet zelf kunnen afvoeren, hebben we Infacol ontwikkeld. Het zorgt ervoor dat de kleine belletjes tot grotere luchtbellen gevormd worden. De darmen kunnen een grote luchtbel makkelijker afvoeren, met een grote wind als gevolg.” El Boulhtoufi benadrukt dat het middel een lokale werking heeft en niet in de bloedbaan terecht komt. Het product moet binnen twee à drie dagen verbetering geven. Wanneer dat niet het geval is, is het verstandig een arts te raadplegen.

DIARREE Diarree is een symptoom van een infectie in de darmwand. Door de infectie kan de darmwand geen vocht en voedingsstoffen opnemen, hopen die zich op in de darm met als gevolg waterige, stinkende ontlasting. Daarnaast vaak ook buikpijn en algehele malaise. Het middel dat Forest Healthcare op de markt bracht is Tasectan. “Dit middel bestaat uit gelatinetannaat en gaat de oorzaak te lijf,” legt El Boulhtoufi uit. “Dat doet het op twee manieren. In de eerste plaats brengt het een beschermingslaag aan op de darmwand. Ten tweede kapselt het de indringer in waardoor deze makkelijk met de ontlasting mee het lichaam verlaat. Dit is het enige product op de markt dat de infectie lokaal aanpakt en niet in de bloedbaan terecht komt. Het middel is zelfs al geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar.

OOK VOOR MOEDERS Niet alleen een baby ondervindt een hoop ongemakken in zijn vroege leven, ook het lichaam van de moeder heeft het zwaar tijdens de zwangerschap en bij de bevalling. Zoveel mogelijk rust is natuurlijk de beste remedie voor herstel. “Soms heeft de huid rond de anus van de moeder wat extra verzorging nodig. Door de extra druk van het ongeboren kind en door het persen tijdens de bevalling, krijgen de aderen met beduidend meer druk te maken dan gebruikelijk. Ongeveer zeventig à tachtig procent van de jonge moeders heeft hier last van. Niet zo gek als je bedenkt hoeveel druk er op het bekken staat, daarbij opgeteld de toegenomen hoeveelheid bloed en het persen tijden de bevalling,” zegt El Boulhtoufi. “Deze factoren beïnvloeden de staat van de vaatwanden in het anusgebied. Curanoltabletten met vitamine C dragen bij aan soepele en elastische aderen en de zalf houdt de bloedvaten van buitenaf elastisch. Het is samen te gebruiken voor een optimaal resultaat.”

HET GEHEIM VAN SUDOCREM Sudocrem werd in 1931 ontwikkeld door Thomas Smith, professor in de farmacie en apotheker in Dublin. Aanvankelijk droeg het middel de naam ‘Professor Smith’s zalf’. Het was een groot succes en al snel was de ruimte van zijn eigen apotheek niet meer toereikend voor de productie. In 1980 werd Sudocrem ook in het hele Verenigd Koninkrijk gelanceerd. En sinds 25 jaar is het ook in Nederland verkrijgbaar. Sinds 2011 krijgen baby’s in wel 40 verschillende landen een laagje Sudocrem op de billen gesmeerd.

MARKTVISIE

Het recept van Sudocrem is al jaren een bewezen succes. De vier bestanddelen die verantwoordelijk zijn voor het succes: Zinkoxide: verzacht en beschermt Lanoline (hypo-allergeen): beschermt de huid Benzylbenzonaat en –cinnamaat: bevordert aanmaak nieuwe huidcellen Benzylalcohol: verzacht de ruwe, schrale en geprikkelde huid

33


We teach...

PROFIELOPLEIDING JEUGDGEZONDHEIDSZORG 0-19 JAAR 1e fase medische vervolgopleiding maatschappij & gezondheid Opleiding voor artsen die werken in de jeugdgezondheidszorg. Het cursorisch onderwijs wordt afgestemd op de duur van uw praktijkopleiding. De opleiding start meerdere keren per jaar, in Utrecht en Zwolle. U ontmoet collega’s uit het hele land, uit het eigen en aanpalende profielen, zoals infectieziektebestrijding. Daarom kiest u voor de NSPOH • Flexibel voor parttime artsen • Opleiding op maat • Afgestemd op actuele thema’s in de JGZ • Opleiding tot medisch-inhoudelijk expert in de spreekkamer en in multidisciplinaire netwerken • Coaching vanuit de NSPOH • Didactische training voor uw opleider • Doorstroming naar 2e fase van de medische vervolgopleiding Maatschappij & Gezondheid • Geaccrediteerde actuele bij- en nascholing JGZ als keuzeonderwijs te volgen

www.kika.nl Giro 8118 34

...interesse? Zie www.nspoh.nl voor toelatingseisen en informatie of bel 030 – 8100500.

De NSPOH wil een waardevolle bijdrage leveren aan de verbetering van de volksgezondheid, de arbeidsomstandigheden en participatie in Nederland. Dit doen wij door professionals kwalitatief goed en vraaggestuurd op te leiden voor de hedendaagse praktijk van public en occupational health. Wij ontwikkelen en organiseren opleidingen, bij- en nascholing, in-company programma’s en symposia op academisch en post-hbo niveau.


Boek zelfdoding jongeren must voor elke jeugdarts Kinderen en adolescenten bevinden zich in een fase van hun leven die gericht is op de toekomst. Desondanks is een deel ongelukkig, ziet geen toekomst meer en heeft zelfs een doodswens. Met deze paradox van suïcidaal gedrag bij kinderen en adolescenten begint direct het boek Zelfdoding bij kinderen en jongeren. De auteurs, verbonden aan de Katholieke Universiteit van Leuven en de Vrije Universiteit in Brussel, geven in dit boek aan de hand van wetenschappelijke bronnen en van in de praktijk opgedane inzichten een overzicht van preventie en hulpverlening. Naast de drie hoofdauteurs hebben meerdere professionals aan het boek meegeschreven, ieder vanuit zijn eigen achtergrond en beroep. Na het lezen van dit boek verwacht ik in de praktijk meer handvatten te hebben gekregen om kinderen en jongeren met suïcidaal gedrag adequaat te kunnen begeleiden.

ROL GGD Het boek is opgebouwd uit vier delen. Elk deel bestaat weer uit verschillende hoofdstukken. Het eerste deel beschrijft de problematiek: suïcidaal gedrag bij kinderen en jongeren. Suïcidaal gedrag is veelal een opeenstapeling van aanhoudende problemen op verschillende gebieden. In dit deel wordt de rol van de GGD benoemd. Onderzoek bevestigt dat door de vragenlijsten van de GGD, in het kader van het preventief geneeskundig onderzoek, veel jongeren worden bereikt die voor het eerst met een professional (jeugdgezondheidszorg) over hun problemen praten. Door de volgende vragen op te nemen, bereiken we, JGZ, de kinderen en jongeren: - Heb jij in de afgelopen twaalf maanden er weleens over gedacht uit het leven te stappen, er zelf een einde aan te maken? - Heb jij in de afgelopen twaalf maanden een echte poging gedaan om een einde aan je leven te maken?

HULPVERLENING Maar hoe dan verder bij een doodswens van een jongere? In deel twee wordt de hulpverlening besproken. Vooral hoofdstuk zes, het hulpverlenende gesprek, biedt vele praktische handvatten voor het gesprek in de spreekkamer. Een van de belangrijkste leerpunten is dat de hulpverlener bij een ‘nietpluis’-gevoel het thema zelf actief moet aankaarten. De belangrijkste twijfel om dit niet te doen is veelal de onzekerheid van de hulpverlener of hij voldoende kennis heeft over ‘hoe dan verder?’ Het hoofdstuk besteedt hieraan veel aandacht door uitvoerig de gespreksvoering te beschrijven. Na dit hoofdstuk heeft de lezer de handvatten om een gesprek te voeren over suïcidaliteitsgedachten bij pubers in de spreekkamer!

PREVENTIE Het derde deel behandelt in vijf hoofdstukken de preventiemogelijkheden. Hierin kan een verbinding worden gelegd met het werk van de jeugdgezondheidszorg, zowel in onze contacten met de kinderen als met de scholen. In de contactmomenten in klas 2 en 4 zullen we aandacht moeten besteden aan jongeren

die niet goed in hun vel zitten. In hoofdstuk veertien wordt beschreven hoe scholen het beste kunnen omgaan met het overlijden door een suïcide. Het is zeer belangrijk om als jeugdarts deze handvatten te kennen en scholen hierin actief te ondersteunen. Op die manier kan de kennis worden overgedragen en maken wij ons zichtbaar als jeugdartsen. Het laatste en vierde deel beschrijft thema’s als het verband tussen niet-suïcidale en suïcidale zelfverwonding en de (social) media. Dit laatste deel heb ik gelezen ter achtergrondinformatie en kan minder worden vertaald naar handvatten in de praktijk.

DIT BOEK IS EEN MUST! Iedere jeugdarts werkzaam in de 4-19 zou dit boek gelezen moeten hebben. Zeker nu we naast een contactmoment in klas 2 ook leerlingen in klas 4 zien. Het geeft zeer bruikbare handvatten voor het gesprek in de spreekkamer en het opstarten van hulpverlening. Daarbij wordt in dit boek benadrukt dat preventie een rol kan spelen in het voorkomen van risicofactoren voor suïcidaliteit. De jeugdarts moet dan zelf geen twijfel hebben over haar eigen kennis. Het boek is zeer goed leesbaar. Daaraan heeft de opbouw van het boek, vier delen die weer afzonderlijk zijn onderverdeeld in verschillende hoofdstukken, zeker bijgedragen. Enkele hoofdstukken bevatten wel veel cijfers uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken, waardoor die minder goed leesbaar zijn. De verwachtingen zijn meer dan waargemaakt! Ik heb nu minder twijfel om het thema zelf actief op tafel te leggen. Daarbij zal ik het boek zeker nog eens naslaan, raadplegen en aanbevelen aan collega-jeugdartsen!

Karl Andriessen, Karolina Krysinska, Caroline Andries (2014): Zelfdoding bij kinderen en jongeren. Preventie en hulpverlening bij suïcidaal gedrag. 360 pag. Lannoo Campus ISBN 978 94 014 2147 8 € 24,99

PLATFORM

Door: Rianne Paalman

35


Speciaal voor AJN leden:

MEDISCH HANDBOEK KINDERMISHANDELING 15% KORTING*

â‚Ź 91,99

â‚Ź 78,19 Code: ajn2015

Het Medisch handboek kindermishandeling biedt een grondig overzicht van alle vormen van kindermishandeling, variĂŤrend van lichamelijke mishandeling, seksueel misbruik, verwaarlozing, tot een nagebootste stoornis. In het boek staat de specifieke rol van de arts centraal, bij het eerste vermoeden van kindermishandeling, het stellen van de diagnose, het spreken met de ouders en het opstellen van een behandelplan.

TIJDSCHRIFT VOOR JEUGDGEZONDHEIDSZORG Ňş ABONNEMENT VOOR:

₏ 93,50 Elke twee maanden verschijnt het blad met twintig pagina’s op magazineformaat, waarin telkens vijf à zes onderwerpen in afgeronde vorm worden behandeld en ook veel informatie (actualiteiten, boekbesprekingen en nieuws over cursussen en adressen) in kort bestek wordt gegeven. Het tijdschrift is een efficiÍnt middel om op de hoogte te blijven van belangrijke praktijkervaringen, onderzoeksresultaten en aanverwante onderwerpen.

ga naar www.bsl.nl BAANBREKEND. BETROUWBAAR.

36

*Deze code is geldig t/m 31 juli 2015. Incl verzendkosten

WORD OF DONATEURTIE! KO M I N A C u www.dier.n

www.dier.nu


Sla je hersenen niet in de boeien Hoe hyperconnectiviteit en multitasken je hersenen gijzelen en hoe je eraan kunt ontsnappen. De auteur van het boek, prof. dr. Theo Compernolle, is (neuro-) psychiater, psychotherapeut en docent/coach op verschillende business schools. Hij is gepromoveerd aan de UvA met zijn onderzoek naar stress en raakte geïnteresseerd in wat ict met ons denkende brein doet. Bij ons is hij vooral bekend om zijn drie best- en longsellers: Zit Stil! (samen met Th. A.H. Doreleijers), Alles went, ook een adolescent en Stress, Vriend en vijand.

MAILBOX NIET TE TEMMEN Het oorspronkelijke idee voor het schrijven van Ontketen je brein is bij Compernolle voortgekomen uit de vele vragen en problemen van professionals, directeuren en managers die hij te horen kreeg bij zijn lezingen en trainingen. Zij beklaagden zich over het gevoel altijd met hun werk bezig te zijn, altijd online te moeten zijn, geen tijd te hebben voor reflectie. Vergaderingen waarin aanwezigen meer bezig waren met hun ict dan met de discussie. Vragen over stress, een mailbox die niet te temmen valt, het voortdurend bereikbaar zijn, altijd paraat om naar smartphones te kijken: tijdens gesprekken, diners en soms zelfs

prestaties enorm verbeteren. Als je die ict onbedoeld verkeerd gebruikt en geen rekening houdt met de sterke en zwakke kanten van je brein, sla je de hersenen ‘in de boeien’.

VERWERKEN – BELONEN – BEVRIJDEN Ontketen je brein bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt uiteengezet hoe het denkende brein werkt en hoe we informatie verwerken. Doordat de meesten niet precies weten hoe het brein functioneert, doen ze soms onbewust de verkeerde dingen. In dit deel ontkracht hij de mythes met betrekking tot het multitaskvermogen van vrouwen, kinderen en hypertaskers. Het reflecterende, denkende brein kan niet multitasken!

‘Het reflecterende, denkende brein kan niet multitasken!’ op de wc. Sommigen beroemden zich erop zo goed te zijn in multitasken. Hij was verbijsterd toen hij ontdekte dat de werkelijkheid nog veel ernstiger bleek en dat het thema beter onderzocht was dan hij verwachtte. Omdat Compernolle geen boek kon aanbevelen, besloot hij dit boek zelf te gaan schrijven. Vijf jaar literatuurstudie en zeshonderd onderzoeksartikelen liggen eraan ten grondslag. Het kernidee van het boek is om optimaal te profiteren van de ict-revolutie die gaande is. Als je goed gebruik weet te maken van ict, kun je je intellectuele

Interessant is het stuk waarin hij uitlegt hoe door het veel wisselen van taken het reflexbrein de overhand krijgt en het reflecterend brein de strijd verliest. Grondig lezen en nadenken zitten er dan niet meer in. En juist wanneer ons brein zich nergens mee bezig houdt, zoals tijdens het pauzeren of slapen, gaat het archiverende brein aan de slag om kennis en gegevens te herschikken en te sorteren. In het tweede deel beschrijft Compernolle de vijf ‘breinboeien’ die intellectuele prestaties van veel mensen aan banden leggen, zonder dat mensen

zich hier direct van bewust zijn. Aan de hand van verschillende studies legt hij bijvoorbeeld uit waarom het zo moeilijk kan zijn om los te komen van hyperconnectiviteit als je daar eenmaal aan verslingerd bent. Alleen al het regelmatig checken van je mail of de onvoorspelbare ‘beloningen’ door Facebookberichtjes op je telefoon in een tas, stimuleren het beloningscentrum. Het probleem van hyperconnectiviteit wordt onderschat, het is niet een slechte gewoonte, maar een verslaving. Willen we focussen, reflecteren, wijs worden, proactief zijn en creatief worden, dan zullen we bijvoorbeeld vaker offline moeten gaan, meer pauzes en slaap moeten nemen en gaan batchverwerken (in grote pakketten) van mail. In dit deel komen ook de adviezen voor ouders-kinderen en het onderwijs aan bod. Opmerkelijk is zijn bevinding dat kinderen van ict-geschoolde topmedewerkers van Silicon Valleygiganten die aan de wieg hebben gestaan van de digitale revolutie, hun kinderen naar particuliere scholen sturen…….. zonder ict. In het laatste deel vindt de lezer praktische tips en adviezen om de hersenen te bevrijden door middel van ’breinboeibrekers’ die mensen individueel, als team of als organisatie kunnen inzetten. Het boek wordt afgesloten met in een notendop een conclusie en drie geboden om productiever te worden.

VOOR DE JEUGDARTS Jeugdartsen zijn breinwerkers en in ons werk staan we met de voeten in de klei van de informatiemaatschappij. We zijn voortdurend online, flexibel, geïnformeerd. We social-media-en wat

PLATFORM

Door: Oda Zinsmeister-Groenewegen

37


af en we gaan heen en weer tussen KindDossier en mailbox. Jeugdartsen willen en kunnen niet meer zonder ict

aangeduid, hen niet tot verstandige en goede gebruikers maakt. Sterker nog: de hyperonlinen blijken slechter te zijn

‘Niet de ict-tools zijn het probleem, maar de manier waarop we ze gebruiken.’

PLATFORM

en plukken er de vruchten van. Met dit boek kunnen wij als kenniswerkers het volledig potentieel van onze hersenen gaan benutten en daarmee zowel onze eigen productiviteit als die van ons team en onze organisatie vergroten. Jeugdartsen zijn vakinhoudelijk goed op de hoogte van beeldschermgebruik bij kinderen en adviseren hier over, maar de auteur ontdekt dat kinderen en jongeren die als geboren digitalen worden

in multitasken. Wij kunnen ouders/kinderen en leerkrachten aan de hand van de adviezen van Compernolle nog beter ondersteunen, zodat ict in het voordeel van de kinderen gebruikt wordt.

Ontketen je Brein is een doorwrocht boek en toch uitzonderlijk vlot en makkelijk leesbaar voor een breed publiek. De grote betrokkenheid van de auteur bij de materie en zijn oprechte verontrusting maken het boek tot een vurig pleidooi. Dit wordt nog eens versterkt door concrete tools en tips die uitermate activerend zijn. Het lijvige werk getuigt van groot vakmanschap. Compernolles oproep tot ’slow thinking’ blijft door het hele boek luchtig met een grappige, humorvolle ondertoon. Een echte pageturner en een absolute aanrader voor iedere Breinwerker. Lezen! En kijk eens op de website www.brainchains.info

Theo Compernolle (2014): Ontketen je brein - Hoe hyperconnectiviteit en multitasking je hersenen gijzelen en hoe je eraan kunt ontsnappen. Tielt (B), Uitgeverij Lannoo. 424 pag. EAN 9789401417457. € 29,99. OVER DE AUTEUR: Oda Zinsmeister-Groenewegen is jeugdarts KNMG bij GGD Noord- en Oost-Gelderland.

Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband

LAD intensiveert belangenbehartiging jeugdartsen Al sinds jaar-en-dag werkt de artsen-werknemersorganisatie LAD ook aan het bevorderen van de belangen van de jeugdartsen. Toen begin 2015 de banden met de AJN werden aangehaald, werd afgesproken om dit waar mogelijk uit te breiden. En, om te beginnen, in elk geval nadrukkelijker onder de aandacht van de collega’s te brengen.

de achterban te vertegenwoordigen. Daarbij worden ook de belangen van niet-leden meegewogen. Maar zij hebben geen invloed op de inzet voor onderhandelingen en ook niet op de beoordeling van overlegresultaten. Andere voordelen, waaronder gratis verzekeringen bij VvAA of forse kortingen daarop, fiscale en financiële services en dergelijke, zijn ook exclusief voor leden. Voor de kosteloze juridische ondersteuning, bijvoorbeeld bij een geschil over eindverantwoordelijkheid, is het lidmaatschap ook essentieel.

Door: Ralph Hartman (LAD)

NOOIT GENOEG

Het thema van deze JA! is: ‘Wat leest de jeugdarts?’ Bij de LAD weten ze dat dit meestal niet de cao is, de individuele arbeidsovereenkomst of bijvoorbeeld de oproep voor een ledenraadpleging. Met die wetenschap vinden bestuur en bureau van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD) dat het, zeker dan, belangrijk is om deze belangenbehartiging op zich te nemen. Want bij goede zorg hoort ook dat de (rechts-) positie van de arts geborgd is. En dat is in een veranderend zorglandschap misschien wel belangrijker dan ooit!

VERENIGING

INVLOED

38

Op cao-niveau, zoals in Jeugdzorg en VVT, maar ook in lokaal overleg bij gemeenten, zitten LAD-professionals aan tafel om

Dit jaar melden we ons stelselmatig bij u met informatie over onze dienstverlening en uw belangen. Zoals in de JA! Kijk alvast gerust op www.lad.nl met actuele informatie en achtergronden over de plannen, activiteiten, resultaten, dienstverlening – en het lidmaatschap – van de LAD. Met nog meer leden leggen werknemersorganisaties meer gewicht in de schaal bij werkgevers. Zo gaat dat nu eenmaal in sociaal-economisch Nederland. Jeugdartsen? We kunnen er nooit genoeg van krijgen. Bij de LAD….


Sexting en Faking

Door: Ulco Schuurmans Het zonder toestemming van betrokkene(n) verspreiden van naaktfoto’s en pornografisch materiaal via het internet heet sexting. Het gaat daarbij om eerder door anderen gemaakte of zelf geplaatste foto’s of videoclips die ongewild gepubliceerd worden. Samen met de variant faking (het photoshoppen tot seksuele faked afbeeldingen) kan sexting ernstige schade aanrichten bij de psyche en reputatie van jeugdigen. Sexting en faking gebeuren zowel vanuit onnozelheid of slordigheid met privacygevoelig beeldmateriaal, als door doelbewust cyberpesten en criminele porno-activiteiten. De rol van de jeugdarts is het thema preventief onder de aandacht brengen en het signaleren en tijdig aanpakken van de vaak ernstige gevolgen.

NIET NIEUW, WEL ANDERS Geheel nieuw zijn sexting en faking uiteraard niet. In vroeger tijden circuleerden er wel vaker stiekem gemaakte foto’s in de klas en hing er menig erotische poster op de puberkamer. Ook

het knip- & plakwerk waarbij een foto uit een seksblad voorzien werd van een uitgeknipt hoofd van een medeleerling kwam regelmatig voor. Het verschil met vroeger is echter het gemak waarmee en de schaal waarop deze beelden gemaakt en verspreid kunnen worden. Veel tieners en adolescenten zijn zich daar niet van bewust. Zij weten weliswaar dat je van veel gevierde personen (celebraties) of sterren het nodige aan bloot op internet en sociale media kunt vinden. Er zijn complete websites en gedetailleerde verzamelingen voor. Maar dat je daar ook zelf het slachtoffer van kunt worden, komt bij de meesten niet op. Totdat het te laat is natuurlijk. Dan blijkt dat de sexy foto’s gemaakt door een voormalig vriendje, het je blootgeven voor de webcam of je zelf eens erotisch fotograferen met de smartphone akelige gevolgen kan hebben. Niet alleen de eigen kennissenkring maar ook de gehele school, het dorp, stad en zelfs de hele wereld kunnen je achtergelaten erotische voetafdruk zien!

VEEL AANDACHT Vanaf 2014 is er in Nederland veel aandacht voor sexting en in mindere mate faking. In Angelsaksische landen was dat al in 2012. Naast bekende tv- en filmsterren zijn ook teveel jongeren daar al het slachtoffer van geworden. Met zelfs suïcides tot gevolg. Bij sexting en faking geldt dat voorkomen veel beter is dan het langdurig en vaak slechts gedeeltelijk genezen van de persoonlijke klap die ze veroorzaken. Dat heeft geleid tot verschillende voorlichtingscampagnes op jongerenfora, speciale websites en reclames op tv en in de bioscoop. Daardoor

DUBBELE MORAAL Er is in feite sprake van een dubbelprobleem. Het slachtoffer voelt zich gekrenkt, wordt door de omgeving (school, stad of dorp of nog verder) nagewezen en schaamt zich kapot. Aan de andere kant gaan wij hier als samenleving ook vreemd mee om: wel kijken, maar tevens vanuit een (dubbele) moraal en schaamtecultuur afwijzen en buitensluiten. Sexting en faking zijn gewoon verschijnselen van het social mediatijdperk waarmee wij verstandig dienen om te gaan. Accepteren dat het gebeurt en de betrokkene juist ondersteunen in plaats van met de beschuldigende vinger nawijzen helpt al een heel stuk.

PRAKTIJK

Het zal je als jeugdige maar overkomen. Ineens staan er ongewild naakt- of andere compromitterende erotische foto’s op internet en/of de social media. Na de eerste schrik volgen de reputatieschade en psychologische effecten. Dat zijn onder andere isolement, het je niet meer durven vertonen, een besmet gevoel tot suïcide aan toe. Sexting en faking gebeuren steeds vaker en ook op steeds jongere leeftijd. Een zaak voor de jeugdarts!

39


nam tevens het aantal meldingen toe. In de pers verschijnen verhalen van de slachtoffers. Dat het hen zomaar overkomen was. Dat zij het nooit van de daderverspreider gedacht hadden.

NOODKREET VAN EEN MOEDER Moeder heeft zojuist gebeld naar het Afsprakenbureau van de JGZ. Er zijn allerlei problemen met meisje xx, er zijn naaktfoto’s, porno, foto’s over ontmaagding et cetera opgedoken. De politie en school zijn er ook al bij betrokken. Moeder wil graag zo spoedig mogelijk advies, voor meisje xx, hoe ze hiermee om kunnen gaan, eventuele adressen voor hulp. Graag moeder terugbellen.

Dat onverwacht iemand jouw privébestanden op de smartphone, tablet of computer kraakt. En bovenal: het leed beschrijven dat sexting en faking bij de slachtoffers veroorzaakt.... De daders zijn nog niet zo eenvoudig te pakken, maar de politie besteedt wel veel aandacht aan sexting. En scholen lichten voor, ze ontmoedigen jeugdigen om voor de webcam uit de kleren te gaan en bij overtreding van de omgangsregels in deze volgt een repressief beleid.

PRAKTIJK

HOE GEBEURT HET?

40

Bij sexting heeft een (voormalig) vriendje met de smartphone echte foto’s

of videoclips gemaakt in de privésetting, bijvoorbeeld in de badkamer of tijdens experimenteel gedrag. Toen deze foto’s geschoten werden was er alleen sprake van ‘intern’ gebruik, zonder bijbedoelingen. Het vriendje of kennis van vandaag kan echter de wraakzuchtige vijand van morgen zijn. Een ander ‘ongelukje’ is het aanwezig zijn van dergelijke foto’s in bestanden die door derden gehackt werden. Diefstal vanaf de smartphone, tablets en computers komt regelmatig voor. Hetzelfde geldt voor het verliezen van het apparaat: wie gaat daar straks op kijken? Het gebruik van spycams door jongeren zelf komt niet zo vaak voor. Het zijn eerder volwassenen die verborgen camera’s in douche-, kleed- en toiletruimten ophangen. Zij hebben er belang bij dat dit spioneren met de camera niet uitkomt en zullen de opnamen alleen in het eigen circuit gebruiken. Riskant is het laten aanstaan van de interne camera van de smartphone, tablet, notebook of zelfs smart-tv bij een bezoek aan suspecte websites. Dat kan ook

ongemerkt: bijvoorbeeld via een filmpje kijken op de smart-tv in de badkamer en masturberen achter de iPad door pubers die hun eigen seksualiteit ontdekken en die daarbij een erotische site bezoeken. Wie kijken er allemaal mee? Er zijn manieren om interne camera’s op afstand te bedienen. Achteraf chanteren met de aldus gemaakte beelden door andere jeugdigen en criminelen komt regelmatig voor. Dus: camera’s ontkoppelen of afplakken.

GROOMING EN PESTEN Van geheel ander kaliber in het onder dwang pornografische opnamen maken. Dat is vaak met als (crimineel) doel chantage, het voorbereiden (grooming) en dwingen tot prostitutie. Het slachtoffer weet dan waarschijnlijk al de consequenties, doch kon en kan daar zelf weinig tegen doen. Juridisch gezien is dit echter wel een veel sterkere zaak als de eerste categorie. Faking, ook wel faked sexfoto’s genoemd, is het betere knip- & plakwerk om seksueel of pornografische getinte opnamen te creëren. En dat kan er met

UITKLEDEN VOOR DE WEBCAM Een basisschool belt op. Meiden uit groep 8 hebben zich achter de webcam uitgekleed voor onbekenden. Er is flink wat onrust ontstaan. Of je kunt bijdragen aan een acuut georganiseerde ouderavond. Gelukkig blijkt bij nader informeren dat het slechts om drie elf-/twaalfjarige meisjes gaat die wel zo slim waren om hun gezicht buiten beeld te houden. Geen echte paniek dus, maar de tijd is wel rijp voor adequate voorlichting. De politie deed onderzoek en pakte een oude bekende op.


TENTAMEN SUÏCIDE Een poging tot suïcide van een veertienjarig meisje werd nog net door derden voorkomen. Tijdens het daarop volgende gesprek met hulpverleners vertelde het meisje niet meer te willen leven, omdat zij zich dood schaamde. Seksuele handelingen en zelfbevredigingen voor de camera van haar tablet waren gefilmd en op school verspreid. Hulpverlening werd gestart. De daders waren relatief eenvoudig te achterhalen. Ze zijn langdurig geschorst en krijgen nog een justitieel traject. De opnamen bleken heel lastig voorgoed van internet verwijderd te kunnen worden.

steunpunt huiselijk geweld midden-brabant

Veel jongens en meiden staan er niet bij stil dat het versturen van een sexy (naakt)foto of Filmpje naar een vriendje of vriendin veel schade kan veroorzaken.. De foto of het Filmpje kan in 1 seconde gedeeld en verspreid worden. Wanneer het eenmaal op internet staat, kan dit je voor altijd blijven achtervolgen..

kijk voor meer info op

www.onuitwisbaar.nu DE GEVOLGEN De gevolgen van sexting en faking kunnen zeer ernstig zijn: - Er dreigt ernstige reputatieschade voor de slachtoffers. Zij durven zich niet meer op school of op straat te vertonen. Iedereen weet er van en maakt mogelijk opmerkingen. - Bij oudere jeugdigen kan een toekomstig werkgevers eens gaan googlen. En wat komt die dan tegen? - Er kan psychische schade ontstaan van zich besmet en ernstig gekrenkt voelen tot depressie en suïcide. - Slachtoffers kunnen geïsoleerd raken. Vaak durven ze er met niemand over te spreken. Criminelen en loverboys kunnen hier misbruik van maken. - Afpersing en chantage, dreigen te gaan publiceren tenzij…..

Oplettendheid van ouders, zorgteams en de kennissenkring is geboden. Door tijdig te signaleren valt nog meer leed te voorkomen. Een vergeten groep zijn verder nog docenten die door leerlingen het mikpunt van spot gemaakt worden.

PREVENTIE EN AANPAK Preventie vormt het beste wapen tegen sexting en faking. Primair is het beeldend en tijdig onder de aandacht brengen van het voorkomen (frequentie), de gevolgen er van en hoe te beschermen. Daarvoor zijn er landelijke campagnes, voorlichtingsites, lesprogramma’s en literatuur beschikbaar. Het verstandig en veilig omgaan met social media is een onderdeel van het schoolgezondheidsbeleid en de slachtoffers hebben echt hulp nodig. Secundaire preventie bestaat uit het snel adequaat kunnen signaleren en maatregelen nemen. Doen zich gevallen van sexting en faking voor, dan volgen aangifte, opsporing en repressief beleid tegen de daders. Zo voorkom je herhaling en nieuwe slachtoffers. Aan de inmiddels gemaakte slachtoffers moet direct hulp en begeleiding aangeboden worden. Sexting en faking kunnen al in de bovenbouw van de basisschool optreden. De piek vind je in het voortgezet onderwijs. Jonge kinderen zijn eerder het slachtoffer van slimme pedofielen die thuis via social media meekijken.

HULPVERLENING Voor de hulpverlening aan slachtoffers van sexting en faking zijn er verschillende mogelijkheden. Te beginnen met slachtofferhulp als een eerste aanzet. Goede opvang en vooral begrip (niet afkeuren of vermanend toespreken waardoor het schuldgevoel aanwakkert!) in de eigen kring is eveneens een must. Lotgenotensites kunnen eveneens goed helpen. Daarna volgt hulp van gespecialiseerde hulporganisaties, psychologen en de GGZ. Van sexting en faking dien je als jeugdarts of jeugdverpleegkundige gewoon kennis te hebben. Scholen en ouders of jeugdigen zelf komen met vragen en de slachtoffers hebben echt snel hulp nodig.

SEKSUEEL GETINTE BERICHTJES STUREN Jongeren vinden het leuk en spannend om elkaar seksueel getinte berichtjes te sturen. Dat hoort bij de ontwikkeling en ook volwassenen doen dat regelmatig. Het bereik van een dergelijk verkeer via mail, sms-jes, Whatsapp, Twitter, Tumblr fotodiensten en Facebook wordt nogal eens ernstig onderschat. De deelnemers hebben alleen de eigen doelgroep voor ogen. Maar hoe zit het met het sturen naar een verkeerd adres (typfoutje), vrienden die het bericht met vrienden gaan delen, wie kijkt er nog meer op Facebook en gericht naar voor hen interessante opnamen vissende pedofielen?

ZIE VOOR VERDERE INFORMATIE: www.onuitwisbaar.nu http://www.wecanyoung.nl/nieuws/lancering-sexting-campagne-tilburg http://www.rutgerswpf.nl/nieuws-opinie/nieuwsarchief/persbericht-onderzoek-sexting-bevestigt-noodzaakweerbaarheidscampagne http://www.qpido.nl/meisjes/sexting/ https://www.slachtofferhulp.nl/Actueel/2014/Sexting-is-onuitwisbaar/ http://www.vraaghetdepolitie.nl/sf.mcgi?1385 Het boek Mediawijs, jongeren en social media (Zie de boekbespreking op pagina 44 van deze JA!). Vanuit de VO-Raad op Kennisnet: Omgaan met online verspreiding van ongewenste beelden van leerlingen en/of personeel – Een leidraad voor scholen. PowerPoint Sexting en Faking. GGD Hart voor Brabant. U.Schuurmans OVER DE AUTEUR: Ulco Schurmans is arts Maatschappij en Gezondheid bij GGD Hart voor Brabant. OVER DE FOTO’S: De campagnefoto’s zijn van de Tilburgse campagne over sexting. www.onuitwisbaar.nu.

PRAKTIJK

Photoshop levensecht uitzien! In een aantal gevallen is het gewoon een lolletje waarvan de jeugdige makers te consequenties niet overzien. Er komen echter ook ernstige vormen van cyberpesten bij voor: het doelbewust via faking de grond inboren van het slachtoffer! Als het slachtoffer er zelf niets aan kan doen, dan valt de dader juridisch goed aan te pakken. Faking komt minder voor dan sexting. Het kost behoorlijk wat moeite en handigheid.

Het definitief verwijderen van de gewraakte opnamen van internet is buitengewoon lastig. Foto’s en filmpjes kunnen nog na jaren opduiken. Providers werken vrijwel altijd mee, maar er zijn vaak ook privécollecties aangelegd.

41


Jongeren met hooikoorts scoren lager op examen door Ingrid Spelt, Alk - Abello

Jongeren met hooikoortsklachten scoren gemiddeld een punt lager op hun examen dan pubers die geen hooikoortsklachten hebben, blijkt uit een Engels onderzoek. Concentratie- en slaapproblemen veroorzaakt door hooikoorts wordt te vaak onderschat, weet Marbel Schoemaker van de biofarmaceutische internationale onderneming ALK gespecialiseerd in immunotherapie. ‘Een loopneus, beetje niezen, tranende ogen, ach dood ga je niet van die primaire klachten, is het algemene beeld over hooikoorts. Vaak slaapt een kind slechter, dus kan het zich op school minder goed concentreren, raakt het vermoeid en lusteloos. Er heerst nog veel onwetendheid over de secondaire klachten. Het kan best zijn dat een kind bij de huisarts komt voo r slaapproblemen, maar er hooikoorts aan ten grondslag ligt. Hooikoorts heeft enorme impact op de kwaliteit van een kinderleven. Buitenspelen lukt niet. We hebben interviews met kinderen gehouden die vertellen dat ze in het hooikoortsseizoen niet kunnen sporten. Dus binnen zitten achter de computer. Door deze allergie raakt een kind voor een deel in een sociaal isolement’, legt Schoemaker uit. Medisch gezien, is er een extra zorgelijke kant: kinderen met een hooikoortsallergie ontwikkelen sneller astma, waarschuwt ze. ‘Er moet meer aandacht en voorlichting komen voor de impact van de aandoening. Effectief behandelen is noodzaak. Veertig procent van de patiënten met luchtwegallergie heeft ook onderste luchtwegklachten en tachtig procent van patiënten met astma heeft bovenste luchtwegklachten.’

‘Meer aandacht voor impact aandoening’ JAARLIJKS CONTROLEREN Een op de vier mensen ontwikkelt rhinitis, conjunctivitis, astma of eczeem. Allergie is daarmee de meest voorkomende chronische ziekte. Afgelopen decennia is het aantal patiënten fors gestegen, met name op kinderleeftijd. Vermijden en/of symptomatische behandeling zijn de logische stappen die volgen op de anamnese hooikoorts en/of andere allergieklachten. Schoemaker adviseert artsen (vaker) te evalueren zodat de volgende stap ook sneller gemaakt kan worden. ‘Met welke behandeling je ook start, het is belangrijk dat er een vinger aan de pols gehouden wordt. Een keer in het half jaar of jaarlijks controleren. Vraag hoe het gaat, net als bij diabetes. Een praktijkondersteuner zou dat ook heel goed kunnen doen.’

IMMUNOTHERAPIE

MARKTVISIE

Wil je allergieklachten in de kiem smoren, ze reduceren of er helemaal van afkomen dan is immunotherapie een effectieve oplossing. Bovendien zijn er aanwijzingen dat allergie immunotherapie de ontwikkeling voor andere overgevoeligheden of astma kan voorkomen. Allergie voor graspollen, bomen, huisstofmijt, katten en insectengif is goed met immunotherapie te behandelen. Enige vereiste: geduld en doorzettingsvermogen. De duur van de therapie is drie tot vijf jaar. En dát is soms een spelbreker, zegt Schoemaker. ‘Het kan een barrière zijn om dagelijks een

42


tablet in te nemen of maandelijks een injectie te halen. Bij jonge kinderen lukt dit nog wel, want dan zit de moeder of vader er achteraan. Bij pubers wordt het al lastiger.’ Het immuunsysteem een klein beetje voor de gek houden door de allergenen toe te dienen en het lichaam te herprogrammeren kan ook in de vorm van een smelttablet voor hooikoorts (graspollen) zoals GRAZAX®. Uiteindelijk is het de bedoeling dat we voor alle vormen van inhalatieallergie een tablet ontwikkelen.’

EDUCATIE Gebruikt een patiënt allergie-immunotherapie dan is het zaak dat de ouders en het kind goed geïnformeerd worden, stelt Schoemaker. ‘Hoe hou je het vol? Wat houdt de behandeling in? Dat vertellen we in digitale en papieren nieuwsbrieven. In vijf of tien minuten hoor je bij de huisarts wat je kind heeft en dan is het fijn als de ouder zich thuis rustig kan verdiepen in de therapie. In het begin kunnen locale bijwerking optreden, maar dat is onder controle te houden door die eerste weken ernaast symptomatische medicatie voor te schrijven.’

ADRENALINEPEN Heeft een kind een verhoogd risico op een heftige reactie door bijvoorbeeld een pinda-allergie of insectenbeet, dan is het tijd voor de adrenalinepen zoals Jext®. Anafylaxie kán de dood tot gevolg hebben. ‘Voel je symptomen opkomen, zet dan die pen in je dijbeen en bel 112. Patiënten, ouders, opa’s en oma’s, oppassen, leerkrachten wachten hier te lang mee. Bij twijfel wordt altijd geadviseerd de pen te gebruiken. Ook dat zouden artsen moeten benadrukken. We hebben een trainerpen beschikbaar om te oefenen.’

MARKTVISIE

REFERENTIES: www.alk-net/nl www.allergieondercontrole.nl (Met een zelftest voor ouders en hun kind) Of stuur een email naar infonl@alk.net en vraag het nieuwste artikel Allergie Actueel aan! Over Allergie en Allergie Immunotherapie bij kinderen (kinderarts Jochem van den Berg & Hoogleraar Kinderallergologie Ewoud Dubois)

43


Mediawijs Online, jongeren en social media Door: Ulco Schuurmans Jongeren en social media, dat klikt prima. Behalve de voordelen die social media bieden bij het vergaren van informatie, (spelend) leren, nieuwe relaties leggen en sociale communicatie, zijn er ook risico’s en is er een ‘darkside’. Ouders, leerkrachten, begeleiders en jeugdwerkers maken zich hier terecht zorgen over. Sexting, het gebruik als witwasmuilezel, pesten, privacylekken, fishing, grooming, de catfish en gemakzucht liggen op de loer. Net als bij de andere verworvenheden en gevaren van het leven is het verantwoord leren omgaan met social media een kwestie van opvoeden. Dit door je in te leven, belangstelling tonen, samen eens uit te proberen en vooral ook gebruiksregels op te stellen.

‘Jongeren hebben er vaak geen idee van waar je niet allemaal een voetafdruk achterlaat.’ Het boek Mediawijs Online probeert in de eerste plaats jongeren bewust te maken van de digitale voetafdruk die zij door het gebruik van social media en internet achterlaten. Door misbruik kan het digitale klimaat omslaan in het verlies van privacy en kan iemand compleet digitaal neergesabeld worden. Het zou jou maar overkomen! De beide Belgische auteurs laten een succesvolle combinatie van theorie en praktijk zien om dat te voorkomen. Ze laten eerst duidelijk zien hoe het werkt, daarna maken ze de lezer gevoelig voor wat er speelt, inclusief de daaraan verbonden risico’s. Vervolgens geven ze praktische tips voor preventie en aanpak van (dreigende) problemen. Voor de met deze materie beginnende ouders of begeleiders is er een duidelijk introductiehoofdstuk over waarom het zo goed klikt tussen jongeren en social media en op welke digitale/online-platforms zij contacten leggen. Dan komen de cyberliefde,

PLATFORM

‘Het verantwoord leren omgaan met social media is een kwestie van opvoeden.’

44

sexting en grooming in het vizier. De fietsenstalling, bosje in het donkere park en louche gelegenheden van vroeger zitten nu online en in apps. Dat maakt de gevaren nog groter en meer ongrijpbaar. Ook hier geven de auteurs een duidelijke uitleg over wat het is, wie gevaar lopen, hoe het ontdekt kan worden en hoe je zelf kunt voorkomen slachtoffer te worden.

Cyberpesten vormt een ware plaag door het gemaak waarmee het gedaan kan worden en het grote bereik van social media. De pester zelf verschuilt zich in de anonimiteit. De oplossing zit onder meer in het confronteren van de daders met hun acties, goede voorlichting, pesten aangeven, een (no tolerance) regelgeving en het effectief blokkeren van de pesters. De laatste drie hoofdstukken behandelen het gewenst en ongewenst zichtbaar zijn op verschillende weblocaties, privacylekken en hoe een goede online reputatie te behouden. Jongeren hebben er vaak geen idee van waar je niet allemaal een voetafdruk achterlaat: je bent zelf op een ongewenste site te zien, je loopt op allerlei manieren reputatieschade op, iemand gaat er met jouw ID vandoor en de reclamegolven gaan jou straks bestoken. Samenvattend: een fris geschreven, beeldend, sensibiliserend en ontdekkend boek dat een goede hulp is bij het opvoeden en het voorkomen van vervelende problemen bij het gebruik van social media door jongeren. Michel Walrave Joris van Ouytsel: Mediawise online. Jongeren en sociale media. Uitgeverij LannooCampus, ISBN 978 94 014 17013, € 24,99. Ook verkrijgbaar als e-book: € 19,99.


Wat leest het AJN-bestuur? Lezen is wonderbaarlijk. Losse letters vormen woorden, woorden vormen zinnen en alles bij elkaar vormen ze beelden. Kijkend naar een kind dat leert praten en leert lezen, besef ik hoe bijzonder het is, dat we kunnen lezen, schrijven en verhalen maken. Dat we ons kunnen uitdrukken in tekst. Lezen kan functioneel zijn, leren over je vak, inzicht krijgen in hoe iets werkt, innovaties tot je nemen. Lezen informeert over wat er in de wereld gebeurt, welke ontwikkelingen er zijn en waar mensen toe in staat zijn. Lezen prikkelt de fantasie.....brengt je in andere werelden, doet je nadenken over jezelf en anderen.

WAT LEEST HET AJN-BESTUUR – VOOR ONS VAK? De JA!, AJN-nieuws, AJN-website, AJN-facebook, relevante tweets…(tsja, dat zijn er nogal wat). Openbaar Bestuur - beleid, organisatie en politiek van M.A.P Bovens, P.’t Hart en M.J.W. van Twist. PMC Compact - projectmatig creëren binnen handbereik van Jo Bos, Ernst Harting en Marlet Hesselink. Nieuwsbrieven van AJN, NJI, NCJ, ActiZ, GGD GHOR, en Voordejeugd.nl Tijdschriften: Pediatrics, New England Journal of Medicine, Huisarts en Wetenschap, British Medical Journal (evidence updates pediatrics), Tijdschrift JGZ, Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, Tijdschrift voor Kindergeneeskunde, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, Medisch Contact, Tijdschrift Jeugd en Co, LAD magazine, Tijdschrift kindergeneeskunde. Kranten: NRC, Volkskrant, de Metro; het lokale suffertje….. TIP: In de bieb gaan zitten en dan gratis allerlei tijdschriften lezen

Ik lees veel. Beleidsstukken, wetenschappelijke artikelen, nieuwsbrieven, e-mails, tweets, de JA!, soms een krant.... Kinderboeken, heerlijk voorlezen. Soms, vooral op vakanties, mag ik graag romans of thrillers verslinden. Daar kan ik dan volledig in verdwijnen. De manier waarop je leest kan verschillend zijn. Er zijn steeds meer mensen die alles lezen vanaf een iPad of telefoon. Of mensen die geen krant meer lezen, omdat ze de nog veel actuelere informatie terugvinden via websites en Twitter. Maar op de vraag: ‘Wat moet de jeugdarts lezen?’ kan en wil ik eigenlijk geen antwoord geven. Aangezien er zoveel is, is het zelfs wenselijk dat we niet allemaal hetzelfde lezen. Want zo kunnen ook verschillende beelden ontstaan, ontwikkelen we verschillende kanten van onszelf en komen we tot diversiteit in

Het AJN-bestuur. Van links naar rechts: Karien Wielaart – Esther Kramer – Henrike ter Horst Mascha Kamphuis – Wenda Berends – Ellen van Hoorn Ria Brouwer – Riet Haasnoot – Lineke Dogger Marleen Johannes

inspiratie. En bovendien heeft toch iedereen zijn of haar eigen interesses. Van daaruit ontstaan ook weer verschillende en dus meerdere expertises, enorm waardevol voor ons vak! Uiteraard ben ik ook erg benieuwd naar wat de leden lezen. De enquête elders in deze JA! en in de JA!-Plus geven daar een beeld van. En binnen alles wat iedereen leest, zou ik jullie hierbij een verzoek willen doen. Als je iets leest dat zinvol is voor de AJN om te weten, koppel het vooral aan ons terug! We horen het graag, jullie zijn onze oren en ogen. Dus lees ook vooral het zogenaamde lokale suffertje, want ook daarin moet helder zijn wat de jeugdarts doet en kan. Als je ergens de term consultatiebureauarts of schoolarts ziet staan, reageer daar dan vooral op. En als je bijvoorbeeld in dat lokale suffertje of het Medisch Contact iets ziet staan dat onjuist is of waar de jeugdarts ontbreekt, schroom dan ook niet om in de pen te klimmen. Uiteraard willen we je daar graag bij helpen. Zo werken we samen aan een stevig beeld van de jeugdarts, juist ook regionaal. Om toch een beeld te geven van het lezende AJN-bestuur heb ik een klein onderzoekje gedaan naar wat we zelf lezen. Hier komt een waslijst aan boeken, tijdschriften en informatiebronnen uit (zie kader 1). Wie weet inspireert het nog! Maar terecht zeiden de collegae: is het niet interessanter om het ook over romans te hebben en… ‘Het leven is meer dan jeugdarts zijn’…; zie daarom ook kader 2. Ik wens jullie veel (lees) inspiratie!

WAT LEEST HET AJN-BESTUUR - ROMANS EN VAN ALLERLEI De passievrucht van Glastra van Loon Oliver Twist van Charles Dickens Les Miserables van Victor Hugo Oscar et la dame Rose van Eric Emmanuel Schmitt Bad boys for life van Vrank Post De eenzaamheid van de priemgetallen van Paolo Giordano Ervaring niet vereist van Leonie Holtes Drift & Koers van Margit van der Steen Robin Hobb: fantasyreeksen à la Tolkien Alles van Toon Tellegen Boeken van Pieter Steinz Tijdschriften: Op lemen voeten; Onze Eigen Tuin, Vogelnieuws, Natuurmonumenten, de Hoogtelijn

VERENIGING

Door: Mascha Kamphuis, voorzitter AJN

45


www.zichtopzeldzaam.nl

Nuttige bron van informatie over zeldzame aandoeningen voor de jeugdarts Tubereuze Sclerose Complex

Spinale Musculaire Atrofie

Tijdens de jaarlijkse zeldzameziektendag eind februari is de website www.zichtopzeldzaam.nl gelanceerd. Zichtopzeldzaam vergroot de vindbaarheid van informatie over zeldzame aandoeningen. Alle reeds verschenen huisartsenbrochures over diverse zeldzame aandoeningen zijn via deze nieuwe site gemakkelijk toegankelijk voor jeugdartsen. HERZ IEN E VERSIE 20 1 4

Door: Sigrid Hendriks De commissie Zorg voor Zeldzaam van de AJN, onlangs van start gegaan, heeft de hele reeks huisartsenbrochures geïnventariseerd en geconcludeerd dat bijna alle brochures eveneens geschikt zijn voor de jeugdarts. De brochures gaan juist in op de fase na het stellen van de diagnose. Ze geven nuttige achtergrondinformatie over de aandoening en het beleid en bieden handvatten voor de begeleiding van de patiënt (het kind en diens ouders), door het beschrijven van relevante aandachtspunten.

ningen zijn (korte) beschrijvingen opgenomen, onder andere afkomstig van het Erfocentrum (www.erfelijkheid.nl). Zoeken is mogelijk op Nederlandse namen en vele synoniemen en op diverse coderingen zoals ICD-10, Orphacode en OMIM.

Naast alle huisartsenbrochures bevat Zichtopzeldzaam informatie over tweehonderd patiëntorganisaties die verschillende zeldzame aandoeningen vertegenwoordigen. Van 360 aandoe-

In Nederland zijn er één miljoen mensen met een zeldzame aandoening, waarvan het grootste deel kinderen. Juist omdat er zoveel zeldzame aandoeningen zijn (meer dan zevenduizend) is het onmogelijk om kennis te hebben van al deze ziekten. Daarom is het van belang dat de jeugdarts gemakkelijk toegang heeft tot een betrouwbare bron. De website www.zichtopzeldzaam.nl voorziet hierin en zal in steeds grotere mate zicht bieden op actuele informatie over diverse aandoeningen, de beschikbare documentatie alsmede de patiëntenorganisaties.

Oproep JA!35

In de JA!-Plus, juni 2015:

Culturele, seksuele, religieuze, etnische diversiteit, arm-rijk, man-vrouw: hoe kom je het tegen in je werk, wat doe je ermee als jeugdarts. En wat betekent het als je eigen achtergrond anders is dan die van je collega’s of doelgroep? Vertel de JA! over uw ervaringen, opvattingen etc. deadline 17 juli a.s.. Info via ja@artsenjgz.nl. Verschijnt november 2015

Wat leest de JA!-redactie en wat raden de redacteuren u aan om te lezen? In woord en beeld in de JA!-Plus. Daarin ook de boeken en tijdschriften die uw collega’s u aanraden. Zeer uiteenlopende titels, een bron van inspiratie!

Oproep JA!36 Het thema van de JA!36 is Kennen, kunnen en doen. Over welke competenties moet de jeugdarts in 2020 beschikken? We zijn op zoek naar toekomstvisies, praktijkvoorbeelden en kritische kanttekeningen. Deadline: 23 december, info via ja@ artsenjgz.nl . Verschijnt in maart 2016

VERENIGING

Oproep JA!37

46

Het thema van JA!37 luidt: Wat schrijft de jeugdarts? Wie schrijft die blijft! Hoe zetten jeugdartsen hun pen in om de AJN, de jeugdgezondheidszorg en zichzelf voor het voetlicht te brengen? Deadline: 23 maart 2016. Info via ja@artsenjgz.nl Verschijnt in juni 2016.

Els Jonker, hoofdredacteur JA!


Infacol partner van

Darmkrampjes? lucht op! Baby’s krijgen tijdens hun voeding lucht binnen, die vast kan gaan zitten en zo buik- en darmkrampjes veroorzaakt. Gelukkig is dat tijdelijk en bovendien eenvoudig te verhelpen. Infacol is een gecertificeerd medisch hulpmiddel waarvan de veiligheid en doeltreffendheid bepaald zijn onder richtlijn 93/42/EEC betreffende Medische Hulpmiddelen. Infacol kan vanaf de geboorte én voor onbepaalde tijd worden gebruikt.

Geschikt om vanaf de geboorte te gebruiken!

Het voedingspatroon van de baby hoeft niet te worden aangepast en ook speciale dieetvoeding is niet nodig.Infacol wordt gegeven vóór elke voeding.. Het is ook geschikt om bij borstvoeding te gebruiken. Infacol heeft alleen effect op het bevrijden van vastzittende lucht, zonder het natuurlijke ontwikkelingsproces van de darmen te beïnvloeden.

Infacol: bij vastzittende lucht, buik- en darmkrampjes. ForestHealthcare

www.infacol.nl

Infacol is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.

Infacol is een product van de makers van Sudocrem

Tasectan partner van

Diarree? Tasectan met dubbele werking effectief tegen diarree* én pakt de oorzaak aan • vermindert buikkrampen en overmatige ontlasting • geen onnodige hulpstoffen, alleen werkzame stof • geen bijwerkingen en contra-indicaties** • geen effect op de darmen • zeer veilig; geschikt voor kinderen vanaf 0 jaar • herstelt de vochtbalans door oorzaak uit de darmen af te voeren

Tasectan laat je niet zitten! ®

Tasectan is een product van de makers van Sudocrem.

www.tasectan.nl

ForestHealthcare

Tasectan is een medisch hulpmiddel. Lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing. *binnen 12 uur ** bij gebruik volgens de gebruiksaanwijzing


geïnspireerd door borstvoeding, gebaseerd op onderzoek Nieuw Hero baby Nutrasense

®

Op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten heeft Hero Baby een nieuwe generatie flesvoeding ontwikkeld, Hero Baby Nutrasense®. Geïnspireerd door de samenstelling van borstvoeding, bevat deze flesvoeding melkvet. Onderzoek van Hero Baby laat zien dat het toevoegen van melkvet en melkvetmembranen aan flesvoeding, bijdraagt aan een betere weerstand en hersenontwikkeling. Bovendien bevat melkvet een hoog gehalte aan bèta-palmitaat. Een vetzuur dat bijdraagt aan een goede darmwerking (lichtverteerbaar). Hero Baby Nutrasense® is verkrijgbaar vanaf juli 2015 bij supermarkt en drogist naast het vertrouwde assortiment van Hero Baby.

nu in handige nieuwe verpakking akking Heromedisch.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.