Architectenweb magazine #13

Page 1




Partners

Een overzicht van de partners van Architectenweb.

Solid Wood Systems 4 — architectenweb


world leading in bamboo

The Floor is Yours

R

architectenweb — 5


48

In dit nummer 32

14

8—13 In beeld Wat maakt een gebouw ‘publiek’? Om te beginnen: verbeelding in de gevel wat er binnen gebeurt, gelaagdheid in de architectuur en doorzichten tussen binnen en buiten. 14—19 Transhistorisch meesterwerk De door Christ & Gantenbein ontworpen uitbreiding van het Kunstmuseum in Basel bouwt op eigenzinnige wijze voort op de architectuur van het oude hoofdgebouw. 20—25 Bouwheer voor de goede zaak Interview met André van Stigt Bestaande (industriële) gebouwen een nieuwe, publieke functie geven is hard werken. Na De Hallen in A’dam richt Buro van Stigt zijn pijlen nu op de Koepel in Haarlem. 26—29 De verbindende berg van Heerlen Het Maankwartier verbindt over het spoor twee stadsdelen met elkaar en vormt een combinatie van allerlei architectuurstromingen. Reynaers leverde verschillende ranke profielen in het project. 6 — architectenweb

30—31 Een vlak en rustig gevelbeeld langs de Leie Bij het dienstencentrum Leiespiegel is de techniek met lamellenwanden van Renson zorgvuldig in het gevelbeeld weggewerkt. 32—37 Architectonische symfonie Met een grote, deels te openen, glazen wand heeft Van Dongen-Koschuch de nieuwe concertzaal van Musis Sacrum in Arnhem verbonden met het park waarin het staat. Rondom lopende banden van houten panelen zorgen voor een uitstekende akoestiek.

38—43 Op zoek naar het selfie-moment Interview Frederik Vermeesch Rijnboutt is betrokken bij het ontwerp van tal van beeldbepalende winkelgebouwen, waaronder veel van de nieuwe vestigingen van warenhuisketen Hudson’s Bay. 44—47 Stadskantoor Venlo is circulair tot op de vezel Met onder andere een enorme groenwand die fijnstof opvangt, een gerecyclede betonnen draagconstructie en circulaire vloerbedekking van Forbo.


48—51 De gelaagde verhalen van Maurice Mentjens Interieurarchitect Maurice Mentjens rekt de grenzen van zijn vak op met zijn zeer beeldende winkelontwerpen. 52—59 Verblijven, beleven, ontmoeten Door de opkomst van online winkelen moeten fysieke winkelcentra zichzelf opnieuw uitvinden en beleving nu werkelijk centraal stellen. Vier cases, uit Kampen, Hilversum, Utrecht en Leidsenhage.

Hoofdredactioneel

70—73 Nieuwe producten

In zijn essay De Staat van Nederland signaleert NRC-columnist Bas Heijne een toenemende polarisatie in het publieke debat in ons land met een groeiend onbegrip voor elkaars standpunten, bijvoorbeeld op het vlak van immigratie en vrijhandel. Van een werkelijk debat, waarin de deelnemers zich openstellen voor andermans standpunten, is bijna geen sprake meer, constateert Heijne, die in de journalistiek en politiek pleit voor vernieuwd engagement op dat vlak. In ons dagelijks leven begeven we ons toch vaak op plekken waar we gelijkgestemden tegenkomen: in culturele gebouwen, op events, in hippe cafés, op festivals, in winkels, en dergelijke. In het al wat oudere boek Op zoek naar nieuw publiek domein pleiten Arnold Reijndorp en Maarten Hajer ervoor de ‘parochies’ van gelijkgestemden in het stedelijk gebied dichtbij elkaar te brengen, zodat er uitwisseling kan ontstaan. Vooral in stedelijk gebied, maar vaak genoeg ook daarbuiten, liggen totaal verschillende programma’s soms onbedoeld dichtbij elkaar. Zo kunnen mensen het ‘andere’ kennen en krijgen ze hopelijk meer begrip voor andermans standpunten. Sprekend met Heijne kan zo een continu ‘debat’ ontstaan. Reijndorp en Hajer pleiten er in hun boek voor om gebieden, die door verschillende groepen worden gebruikt, vaker met elkaar te confronteren. Om zo te bouwen aan onze samenleving. In de afgelopen themaperiode rond ‘Publieke gebouwen’ moest ik hier regelmatig aan denken. Want er zijn nogal wat architectuurprojecten die openingen bieden voor het ontstaan van dergelijke uitwisselingen. Met de groei van online winkelen zijn er heel wat winkelgebieden en winkelcentra die een krimpend winkelbestand kennen. Deze beweging biedt volop kansen om op de plek van de vertrokken winkels andere functies een plek te geven en zo de monofunctionele winkelgebieden te transformeren tot gebieden met een levendige mix aan voorzieningen, zoals cafés, kinderopvangen, werkplekken voor zelfstandigen, zorgpunten, cultuur, enzovoorts. De krimp op de winkelmarkt zullen beleggers in hun portemonnee voelen, en voor steden is het bijzonder lastig, maar het biedt ook kansen. Tegelijkertijd zie je ook bij succesvolle winkelgebieden en winkelcentra deze beweging om nieuwe functies toe te voegen, meer ruimte te maken voor ontmoeting, en de voorheen monofunctionele gebieden een sterker onderdeel te maken van de stad (p52). Op gebouwniveau bieden topsportcentrum De Meent (p62) en de uitbreiding van Musis Sacrum (p32) interessante perspectieven op de ontwikkeling van het publiek domein. In het door VenhoevenCS ontworpen topsportcentrum zijn allerlei verschillende sporten bij elkaar gebracht, die via een centrale as allemaal met elkaar zijn verbonden en met ruime doorzichten allemaal voor elkaar zichtbaar zijn gemaakt. Zo is er volop gelegenheid de beoefenaars van andere sporten te leren kennen. De uitbreiding van Musis Sacrum heeft Van Dongen-Koschuch rondom voorzien van een glazen plint. Ook heeft het bureau de concertzaal met een grote glazen pui, die deels te openen is, met het omliggende park verbonden. De op sommige vlakken toch wat elitaire wereld van het Musis Sacrum wordt zo letterlijk geopend naar de stad Arnhem. Het wederzijds begrip kan hier toch niet anders dan enorm door vergroot worden? Dit is waar publieke gebouwen een concrete bijdrage kunnen leveren aan onze samenleving.

74 Colofon en advertentie-index

Michiel van Raaij Hoofdredacteur

60—61 Een kleurrijke poort uit gebogen glas Voor de verschillende delen van Hoog Catharijne leverde Saint-Gobain Glassolutions allerlei typen glas, van koud gebogen glas voor het Poortgebouw tot warm gebogen glas voor de etalages van de winkels. 62—67 Ruimte voor ontmoeting Een brede, hoge en lichte entreehal verbindt in het uitgebreide topsportcentrum De Meent alle sportvoorzieningen met elkaar ter stimulering van het onderlinge contact.

52

68—69 Uitbreiding keramiekmuseum in jas van klei Hennie Raaymakers/DAPh fotografeerde de uitbreiding van het Museum of Ceramic Art Denmark (CLAY).

architectenweb — 7


Gelaagd

boerenerf Het nieuwe entreegebouw voor de Dairy Campus in Leeuwarden speelt met de verwachtingen die je hebt van een boerenerf. Het dubbele zadeldak vormt een logisch vervolg op de kappen van de schuren erachter, maar is wel weer uitgevoerd in hout, en de belijning is stevig te noemen, op het theatrale af. De gevel eronder is voor het grootste deel uitgevoerd in polycarbonaat;

8 — architectenweb

een industrieel product, dat weliswaar doorzichtig is, maar niet exact laat zien wat er binnen gebeurt, het bij een impressie houdt. Het entreegebouw is ontworpen door Arcadis, dat ook het landschap eromheen ontwierp. Een oude dienstwoning is in het entreegebouw opgenomen en heeft een nieuwe functie gekregen als kantoorruimte. — foto Chiel de Nooyer


architectenweb — 9


Daglicht en doorzicht

Tussen de oude binnenstad van Kampen en de omliggende woonwijken ligt een parkzone. Het zwembad dat hier gerealiseerd diende te worden, heeft VenhoevenCS ontworpen als een alzijdig, glazen paviljoen, omhuld door een houten luifel/zonnescherm. Het dak van het zwembad knikt aan de ene kant iets omhoog om de plek van het café-restaurant te benadrukken en aan de andere kant nog iets hoger over de verschillende baden heen. De kleedruimtes liggen in het midden en worden via lichtstraten van daglicht voorzien. Bij een van de wedstrijdbaden is boven de tribune eveneens een smalle lichtstraat ontworpen. Op de wand erachter geeft deze sfeervol strijklicht, dat het gebouw in al zijn tactiliteit tot leven brengt. — foto Ossip van Duivenbode

10 — architectenweb


architectenweb — 11


Snede in het landschap Het bezoekerscentrum voor de grotten van Lascaux in Frankrijk heeft Snøhetta ontworpen als een landschappelijke snede, die als het ware de grotten eronder zichtbaar maakt. De knikkende daklijn volgt grofweg de topografie van het landschap, de glazen gevels eronder bieden een blik op de ontvangstruimtes. Eenmaal binnen kom je als bezoeker al snel in ondergrondse sferen met 12 — architectenweb

donkere tentoonstellingsruimtes die afgewisseld worden door ‘kloven’ vol daglicht van boven. De oorspronkelijke grotten, met tekeningen van 15.000 jaar geleden, zijn zelf niet voor het publiek toegankelijk. Wel is er een replica van de grotten te bezoeken, het centrum vormt het startpunt van de wandeling daar naartoe. — foto Boegly + Grazia


architectenweb — 13


Trans historisch meester werk De door Christ & Gantenbein ontworpen uitbreiding van het Kunstmuseum Basel doet recht aan de unieke kunstcollectie met zowel klassieke als moderne werken. Het nieuwe museumgebouw zet de kwaliteiten van het oude hoofdgebouw even harmonisch als eigenzinnig voort. — tekst Robert-Jan de Kort

14 — architectenweb


Om een inspirerende en attractieve omgeving te kunnen blijven bieden worden de laatste jaren veel musea uitgebreid met nieuwe gebouwdelen. In Nederland bestaat er een tendens om de uitbreidingen sterk te laten contrasteren met het oude museumgebouw waar het op, aan of naast staat. De nieuwe addities zijn daardoor vaak in één woord – voor het Stedelijk museum werd een ‘badkuip’ gebouwd, op de Fundatie in Zwolle kwam een ‘ei’ en naast Museum Booijmans van Beuningen verrijst de ‘pot’, – te duiden. Zo draagt de uitbreiding bij aan het mediagenieke beeld en de attractiewaarde van het museum bij een zo breed mogelijk publiek. Dat het ook anders kan bewijst het Kunstmuseum in Basel. De in de zomer van 2016 geopende uitbreiding heeft eveneens ten doel het Kunstmuseum aantrekkelijker te maken voor een breder publiek, maar laat zich in tegenstelling tot de Nederlandse evenknieën niet gemakkelijk in een woord samenvatten: het in grijze bakstenen gehulde gebouw pal tegenover het oude museum is ingetogen en extravert, afstandelijk en aanraakbaar, saai en interessant. Daarnaast is het sterk verwant aan het uit 1936 daterende Beaux-Arts museumgebouw waar het een ensemble mee vormt.

Bescheiden evenknie

Foto’s: Stefano Graziani

Het nieuwe gebouw is het resultaat van een goede match tussen de visie van het Kunstmuseum en de ontwerphouding van de Zwitserse architecten Emmanuel Christ en Christoph Gantenbein. De museumuitbreiding belichaamt namelijk de toekomst van het museum met de Rechts Leds verlichten de voegen in het metselwerk en transformeren een deel van de gevel tot lichtkrant. Linkerpagina Het hoofdgebouw (links) en bijgebouw (rechts) in architectonische dialoog.

oudste publieke kunstcollectie ter wereld. Met werken van onder meer Hans Holbein (16e eeuw), Pablo Picasso, Donald Judd en Andreas Gursky slaat de collectie een brug tussen klassieke en moderne kunst. Het nieuwe gebouw, bestaande uit voornamelijk tentoonstellingszalen, kan wisseltentoonstellingen huisvesten, die voorheen in de elders gelegen Baselse Kunshalle werden georganiseerd. Zo kan het museum nu op dezelfde locatie de volledige breedte van haar collectie, van klassieke tot hedendaagse kunst, delen met het publiek. Met de link tussen klassiek en modern zo sterk besloten in het culturele profiel van het museum is het niet verwonderlijk dat de toenmalige museumdirecteur Dr. Bernhard Mendes Bürgi een sterke focus had op het voortbouwen op de ruimtelijke kwaliteiten van het uit 1936 daterende hoofdgebouw. De na de internationale prijsvraag in 2008 gemaakte keuze voor het op het eerste gezicht bescheiden ontwerpvoorstel van Emmanuel Christ en Christoph Ganten-

De uitbreiding is ingetogen en extravert, afstandelijk en aanraakbaar, saai en interessant bein, dat het qua oppervlakkig spektakel zeker aflegde tegen de voorstellen van Zaha Hadid Architects, OMA en Ateliers Jean Nouvel, is daarom goed te begrijpen. Christ & Gantebein, gevestigd in Basel, kenden de context van het Kunstmuseum goed en toonden in hun ontwerp veel respect voor het bestaande gebouw. Ze kozen ervoor om de uitbreiding niet zichtbaar te koppelen aan het oude museum, maar onder straatniveau een connectie te maken. Het nieuwe gebouw is voorzien van verschilarchitectenweb — 15


lende kenmerken van zijn oude broer, zij het in een meer alledaagse en bescheiden toepassing. Zo is de gevel weliswaar opgebouwd uit de klassieke driedeling plint – piano nobile en fries, maar niet gematerialiseerd in gepolijst natuursteen, maar in baksteen. Op de expeditie, een bescheiden ingang en een paar ramen na is het gebouw volledig gesloten. Om het ondanks zijn beslotenheid te laten communiceren over hetgeen zich binnen afspeelt stelde Christ & Gantenbein voor om door middel van een verdiepingshoge lichtkrant aankondigingen over de gevel te laten lopen.

Aanwezig in de stad

De ontwerphouding van Christ & Gantenbein komt voort uit een fascinatie voor historische Italiaanse (of Romeinse) architectuur, waarover ze in de begindagen van hun bureau een fotoboek publiceerden. Dit boek toont voornamelijk de indrukwekkende aanwezigheid die Italiaanse gebouwen in het straatbeeld kunnen hebben. Architectuur waarvan de massieve en (vaak) besloten wanden werken als een scenografie van de publieke ruimte. Oerkwaliteiten die nog altijd relevant zijn voor hedendaagse architectuur, aldus Christ & Gantenbein. De uitbreiding van het Kunstmuseum heeft een natuurlijke aanwezigheid in het straatbeeld. En ondanks zijn beslotenheid heeft het door een geraffineerde stapeling van de bakstenen een hoge mate van aanraakbaarheid. Het gebouw volgt precies de rooilijnen, maar knikt op de hoek naar binnen zodat er een pleintje ontstaat, net genoeg om de massiviteit van het blok te verminderen en de straat een ander perspectief te geven. En dan is er nog de lichtkrant, of het fries, aan de bovenzijde van de gevel. Waar dit in het prijsvraagontwerp nog een raster van led-lampen was, ontwikkelde het bureau dit tot een werkelijk verbluffende techniek waarbij er horizontale led-stroken 16 — architectenweb

De collectie van het museum slaat een brug tussen oude en moderne kunst

in de voegen verwerkt zijn. Deze hebben de mogelijkheid om de voegen aan te lichten of juist donker te laten. De met dezelfde lichtintensiteit als het daglicht verlichte voegen tezamen met de staande vlakken van de bakstenen kunnen zo letters vormen. De schaduw in de voegen vormt de ruimte tussen te letters. Zo zijn het niet de led-lampen die de letters maken, maar het licht dat ze


Rechtsboven De besloten gevel is door zijn fijnzinnige materialisering in baksteen zeer aanraakbaar. Rechtsonder Het in het interieur gebruikte materialenpalet bouwt voort op die in het oude gebouw. Linkerpagina De natuurstenen trap in de oudbouw komt in de nieuwbouw op eigentijdse wijze terug.

werpen of de schaduw die ze laten. Overdag zijn de letters subtiel aanwezig, terwijl ze ‘s avonds echt als lichtkrant werken.

Foto’s: Stefano Graziani

Normaal en bijzonder

Binnen was er de expliciete wens van Mendes Bürgi voor vaste rechthoekige zalen, in plaats van flexibel in te delen zalen. Deze bracht Christ & Gantenbein onder in twee rechthoekige delen die elk met een zijde de richting van de twee straten volgen. Ertussen bleef een wigvormige ruimte over, die het bureau aanwendde voor het positioneren van een indrukwekkende trappartij die de bezoekers naar alle zalen leidt. Dit uit pragmatiek voorgekomen ruimtelijke spektakel is kenmerkend voor het werk van Christ & Gantenbein. Als professoren aan de ETH Zürich deden de architecten vijf jaar lang onderzoek naar de relatie tussen contextuele factoren en gebouwvorm. Het sterkte hun overtuiging dat gebouwen grotendeels voortkomen uit externe factoren en dat het erom draait hoe je als architect de daaruit voorkomende typologie van architectonische kwaliteiten voorziet. Daarmee ontstaat er een span-

Fascinatie: de indrukwekkende aanwezigheid van oude gebouwen in het straatbeeld ning tussen het normale en het bijzondere, waar ook bij de uitbreiding van het kunstmuseum sprake van is.

Ruimtelijk voortborduren

Hoewel ogenschijnlijk vrijstaand, staat het nieuwe gebouw niet op zichzelf. De ruimtelijke kwaliteit ervan kan enkel echt begrepen worden door het vanuit het hoofdgebouw te benaderen. Bezoekers kopen op straat aan een loket een kaartje. Een omsloten voorplein met enkele sculpturen maakt vervolgens de overgang tussen straat en entreehal van het hoofdgebouw. Binnen leidt de hal naar een monumentale trappartij die de bezoekers naar de tentoonstellingsruimtes op de verdiepingen brengt. Geen winkel

te bekennen en de bar en het restaurant liggen verscholen in de dode hoek van de entreehal. Die zijn voor later. Op elke verdieping van het hoofdgebouw kan een ronde gemaakt worden door aaneengeschakelde kamers. De kamers op de eerste verdieping hebben zo nu en dan daglicht dat via grote vensters naar architectenweb — 17


De ruimtelijke kwaliteit kan enkel begrepen worden door deze vanuit het hoofdgebouw te benaderen binnen valt. In de kamers op de bovenste verdieping treedt daglicht via het dak naar binnen. Christ & Gantenbein takten de uitbreiding aan op de entreehal van het hoofdgebouw. Een trap brengt de bezoekers een niveau lager naar een onder de straat gelegen foyer en een tentoonstellingszaal die door een verdiepte binnenplaats van daglicht wordt voorzien. Zo is voorkomen dat het onderdoorgaan van de straat aanvoelt als een tunnel en daarmee het onderscheid tussen hoofdgebouw en uitbreiding markeert. In het hart van het nieuwe gebouw verbindt een monumentale trappartij alle lagen. Op de eerste verdieping biedt een enkel venster zicht op het hoofdgebouw. De zalen op de bovenste laag worden door daklichten voorzien van zogenoemd ‘zenitaal’ licht. De twee kwadranten – elk met maximaal vier tentoonstellingszalen – met ertussen de monumentale trap zorgen ervoor dat de bezoekers een aaneengesloten route kunnen lopen langs alle ruimtes.

Aaneen smeden

18 — architectenweb

Rit

terg

as

se

Boven In de wigvormige ruimte tussen de rechthoekige tentoonstellingszalen is een ruimtelijk trappenhuis ontworpen. Onder De uitbreiding van het Kunsmuseum completeert een bouwblok.

Foto’s: Stefano Graziani

Het interieur van het oude museum heeft een klassiek materiaalpalet. De grote trap is volledig gevat in natuursteen, in de tentoonstellingsruimtes liggen houten parketvloeren en de wanden in de verkeersruimtes zijn van zeer grof stucwerk. Christ & Gantenbein namen dit materiaalpalet over, maar deden een opmerkelijke en gewaagde toevoeging: voor alle technische elementen in het interieur (deuren, trapleuningen, liften, verlichtingsarmaturen, etc) koos het bureau gegalvaniseerd staal. Het industriële materiaal heeft bij beschouwing een textuur dat verwant is aan de textuur van natuursteen, hout en het groffe stucwerk, maar dat tegelijkertijd het palet bevrijdt van elke historische associatie. Het


Rechtsboven Een blik in een van de rechthoekige tentoonstellingszalen in de nieuwbouw.

1e verdieping

Begane grond

Kelderverdieping

Voortbouwen op het bestaande hoeft niet ten koste te gaan van de eigenheid van de uitbreiding Dwarsdoorsnede

is deze toevoeging die de ruimtes bij uitstek hedendaags maakt, en de uitbreiding genuanceerd laat contrasteren met zijn historische equivalent. Omdat de ruimtes zowel renaissancekunst als moderne kunst moeten kunnen tonen is een expliciete keuze gemaakt voor vaste, in plaats van flexibel in te delen, kamers. Christ & Gantenbein ontwikkelden een speciale toepassing voor de houten vloer. Door de houten planken van elkaar te scheiden door voegen vormen ze – als ware het tegels – een gelijkmatig patroon. De nieuwe parketvloer is zo bevrijd van de louter historische associatie. Grof gesucte deurposten en marmeren drempels markeren de overgang tussen de ene ruimte en de andere. De museumuitbreiding laat zien dat het voortbouwen op het bestaande niet ten koste gaat van de eigenheid van het nieuwe deel van het gebouw, maar het bestaande op een genuanceerde manier in een ander daglicht plaatst. Hetzelfde geldt voor de manier waarop de bestaande en nieuwe ruimtes de bezoeker confronteren met de veelzijdige kunst uit de collectie. Daarmee is een er een architectonisch meesterwerk ontstaan dat de vele geschiedenissen die het museum omvat aaneensmeedt. — architectenweb — 19


Interview met André van Stigt

De Koepelgevangenis in Haarlem is de nieuwste toevoeging aan de reeks publieke gebouwen die architect André van Stigt onder handen neemt. Wat drijft Van Stigt om keer op keer ‘lastige’ herbestemmingsopgaven middenin de stad uit te kiezen? — tekst Teun van den Ende Er lijkt weer aandacht te ontstaan voor goede publieke gebouwen in de stad, maar de totstandkoming daarvan gaat allesbehalve vanzelf. André van Stigt werkt met zijn architectenbureau doorgaans aan herbestemming en renovatie van publieke gebouwen. Het doorzettingsvermogen dat het bureau aan de dag legt, toont zich in de houding van Van Stigt, die zich al 36 jaar tot het uiterste inzet om vitale nieuwe functies in cultureel erfgoed onder te brengen. “We zijn nog een ouderwets bureau dat elke dag om kwart over zeven begint”, glimlacht van Stigt terwijl hij koffie inschenkt in zijn kantoor aan de Herengracht, Amsterdam. Het herenhuis uit 1665 is een ontwerp van architect Vingboons. De wanden hangen vol met schetsen en plattegronden maar ook met schema’s die zijn bestuurlijke inmenging in projecten verraden. “Amsterdam heeft te weinig aandacht voor het matchen van de juiste functies aan leegstaande panden. De stad heeft het overzicht niet, terwijl de kansen voor het oprapen liggen.” 20 — architectenweb

Bouwmeester Van Stigt

Achter de erelijst van prijswinnende herbestemmingen gaat een enorme energie en werklust schuil. Het kost André van Stigt vaak moeite om gemeenten en betrokkenen te overtuigen dat herbestemming een beter alternatief is dan sloop-nieuwbouw. Maar als iemand kan overtuigen, dan is het wel Van Stigt. Dat blijkt in de eerste plaats uit de indrukwekkende lijst gerealiseerde projecten. Alleen al in Amsterdam renoveerde Buro Van Stigt o.a. het Olympisch Stadion, Pakhuis de Zwijger, het Entrepotdok, de Graansilo’s, de Droogbak, het Amsterdams Lyceum, de Westerkerk, de Vondelkerk, de Gerardus Majellakerk en – last but not least – De Hallen. Met de renovatie van het Groothandelsgebouw in Rotterdam en kantoorgebouw de Inktpot in Utrecht realiseerde Buro van Stigt ook bijzondere projecten buiten de hoofdstad. De rode draad in het werk is de maatschappelijke betrokkenheid en de kunst om de juiste functies voor cultureel waardevolle

gebouwen te vinden. Van Stigt is van begin tot eind als bouwheer betrokken en neemt de verantwoordelijkheid voor constructie, installaties, bestekken, begrotingen en bouwdirectie. Buro van Stigt is eraan gewend geraakt moeizame processen van de grond af op te bouwen. Herbestemmen doet het bureau bij voorkeur met medewerking of zelfs op initiatief van omwonenden zodat zij achter de nieuwe functie(s) staan en deelgenoot van het project zijn. De architect heeft in dit spel een dienende houding, stelt van Stigt in het essay ‘Herbestemming, het ideale huwelijk tussen functie en cultuur’ uit 2010: “De ontwerper moet zich in zekere zin ondergeschikt maken aan het ‘reeds gebouwde’. Ik begrijp de weerstand van collega’s ook wel. Want ondanks vaak ingrijpende renovaties (...) blijft de oorspronkelijke architect altijd voor het publiek de auteur van het gebouw. Het is nog steeds het Olympische Stadion van Jan Wils, (…) of het Rijksmuseum van Cuypers. (…) Het worden nooit de gebouwen van Van Stigt of Cruz y Ortiz.” De voornaamste reden voor Van Stigt om zich uitsluitend met hergebruik bezig te houden is dat in zijn ogen de kwaliteit van architectuur uit het verleden doorgaans van een hogere orde is dan welke wij nu kunnen bereiken. In bestaande gebouwen liggen culturele waarden besloten die door een goed functionerende, moderne inbouw in de gebouwen versterkt wordt. Deze op waarden gebaseerde methode is een hele andere dan de puur defensieve houding die slechts gericht is op beschermen, waar Van Stigt niets mee heeft.

Foto’s: Buro van Stigt

Bouwheer voor de goede zaak


De multifunctionele Hannie Dankbaarpassage ontsluit verschillende functies van De Hallen, zoals de FoodHallen en de FilmHallen.

Een van de gebouwen op de kop van de voormalige tramremise is getransformeerd tot Hotel De Hallen.

De Hallen, Amsterdam

Van alle publieke gebouwen is De Hallen het meest besproken en gelauwerde gebouw van Van Stigt. Toch klinkt er ook kritiek uit de buurt vanwege de overlast van de horeca en van het toegenomen aantal fietsers rondom het gebouw. Wat ziet Van Stigt als het voornaamste successen en als keerzijdes daarvan? “De buurt heeft er naast restaurants en kroegen ook een architectenweb — 21


Boven De vestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam in De Hallen.

22 — architectenweb

Onder Een van de bioscoopzalen van de FilmHallen.

Foto’s: Buro van Stigt

(buurt)bibliotheek én een filmhuis bij, met een goeie programmering. Dat levert de gemeente in elk geval minder ritjes op van en naar de bioscopen in het centrum. Functies als de fietswerkplaats leveren social returns op in de vorm van arbeidsplaatsen voor re-integratie op de arbeidsmarkt. In het meerjarig onderhoudsplan hebben we bovendien afspraken met aannemers over een vast aantal opleidingsplaatsen. Hierdoor kunnen leerling schilders zich in de praktijk in hun vak ontwikkelen.” De tramremise had voor de herbestemming jarenlang leeg gestaan. Voor de financiering van De Hallen is gebruik gemaakt van de fiscale aftrek van de kosten voor achterstallig onderhoud. De herbestem-


Archieffoto: Rijksvastgoedbedrijf

De monumentale koepelgevangenis in Haarlem is ruim een eeuw gesloten geweest voor de stad.

ming van het rijksmonument is daarmee deels gefinancierd en het karakter van het gebouw is in stand gehouden, een belangrijk onderdeel van het succes. Rondom de Hallen wordt nu volop nieuw gebouwd. “Ontwikkelaars profiteren van de geëxplodeerde woningmarkt door flink woningen bij te bouwen. Dit effect van de ontwikkeling van De Hallen komt vanwege de gescheiden grondposities niet aan ontwikkelingsmaatschappij TROM (Tram Remise Ontwikkelings Maatschappij) toe. Bovendien heeft TROM geen winstoogmerk.” Waar het geld van investeerders in de ontwikkeling van De Hallen in de economische crisis bij elkaar geschraapt moest worden, kunnen beleggers en ontwikkelaars nu in de slipstream van het succes snel geld verdienen. Zittende bewoners die hun buurt hebben zien transformeren tot het hippe ‘Hallenkwartier’ hangen tegenwoordig zondag om vijf over elf ’s avonds meteen aan de lijn met klachten dat de horeca na sluitingstijd voor overlast zorgt. “Die klachten zijn terecht, tegelijk moeten mensen zich beseffen dat er in de stad altijd geluid is. Overigens is de lokale Ten Kate-markt dolblij met de toegenomen klandizie. Die markt draaide voor de herontwikkeling van de Hallen een stuk minder. We zijn aan het studeren op het

Achter de prijswinnende herbestemmingen gaat een enorme energie en werklust schuil creëren van meer fietsparkeerplaatsen, alleen blijkt het financieel lastig om vierkante meters van de ondergrondse parkeergarage daarvoor op te offeren.”

De Koepel, Haarlem

De kwaliteiten die publieke gebouwen hebben, zijn voor Buro van Stigt een uitkomst van een zorgvuldig proces waarin het gebouw het uitgangspunt vormt. ‘Function follows form’, zou je kunnen zeggen. Volgens die filosofie is Van Stigt in de Koepelgevangenis in Haarlem bezig met een plan voor een University College. ‘De Koepel’ ligt aan de oostkant van het centrum op 10 minuten wandelen van Station Haarlem. Met de onderwijsfunctie gaat een

jarenlange wens van de gemeente Haarlem in vervulling om een hoger onderwijsinstelling in de stad te krijgen. De gemeente werkte daarom mee aan de aankoop van het Rijksvastgoedbedrijf voor € 6,4 miljoen. De gemeente kocht het terrein om het op dezelfde dag aan Stichting Panopticon door te verkopen, de stichting achter het initiatief ‘Open de Koepel’. Behalve Van Stigt zitten de architecten Thijs Asselbergs (Architectuurcentrale Thijs Asselbergs) en Barry van Waveren (reA architectuur) in het team. De inzet is om De Koepel maatschappelijk, financieel en ruimtelijk verantwoord te herontwikkelen, te exploiteren en te beheren, en daarmee een positieve bijdrage te leveren aan het maatschappelijke en het culturele leven in Haarlem. Hiervoor moet de koepel en het terrein eromheen publiek toegankelijk worden. Dit creëert een enorme uitdaging, want in de verkoopprijs is gerekend met een publiek programma van slechts 20% (en 80% commercieel). De inzet op een onderwijsfunctie maakt het lastig om investeringen terug te verdienen en verkleint daarmee de kans op een financieel gezonde exploitatie. Van Stigt typeert zijn rol in het proces als bestuurslid van de stichting, Van Waveren is de inbouwarchitect van de koepel en Asselbergs de ontwerper van de nieuwe volumes rondom De Koepel. Er is nog een aantal risico’s op weg naar realisatie: “De bestemmingsplanprocedure moet nog beginnen. Wij hadden voorgesteld om bij de verkoop een aanbetaling van 10% te doen en na de bestemmingswijziging de overige 90% af te rekenen. Maar wij konden niet architectenweb — 23


Linksboven Een foto van de koepelgevangenis in Haarlem in de tijd dat deze nog volop in gebruik was.

24 — architectenweb

Boven en onder Bij de transformatie tot University College worden in de koepel verschillende verdiepingen toegevoegd en worden enkele omliggende gebouwen vervangen door nieuwbouw.

nodig die een gasaansluiting overbodig maakt. Van Stigt kan bij bouwfysische uitdagingen putten uit zijn ervaringen met het herbestemmen van diverse kerken in Amsterdam waar ook werkplekken zijn gemaakt. Dit biedt geen garantie voor de toekomst maar met zijn track record ben je geneigd te denken dat het in Haarlem ook vast goedkomt.

Langdurige betrokkenheid

Het gewaagde plan voor de Koepel in Haarlem staat model voor het werk van Buro van Stigt, waar elk project bol lijkt te staan van de uitdagingen. Om De Hallen te kunnen realiseren maakte Van Stigt zijn eigen financiële rendement afhankelijk van het slagen van het project door zelf mee te investeren. Hiermee maakt Van Stigt duidelijk dat het hem menens is: zijn werk gaat

Buro van Stigt is vaak nog jarenlang betrokken bij beheer en onderhoud niet over één nacht ijs. Deze strategie is in de crisis uit nood ontstaan maar bewijst bij De Koepel opnieuw haar waarde, ook omdat het voor het broodnodige draagvlak zorgt. Bovendien lukt het Van Stigt in bijna al zijn projecten om de onvoorziene kosten tot een minimum te beperken. Alle bouwkundige en procesmatige aspecten moeten daarvoor vooraf in beeld zijn. De vergaande financiële verbondenheid maakt dat de betrokkenheid van

Archieffoto: Rijksvastgoedbedriijf Renderingen: CIIID

onderhandelen met het Rijksvastgoedbedrijf, dat de miljoenen meteen wilde hebben vanwege vaststaande procedures.” Om enige zekerheid te krijgen voorafgaand aan de miljoeneninvestering tuigde Open de Koepel ruim anderhalf jaar geleden een proces op waarin buurtbewoners mochten meedenken en mogelijke bezwaren konden inbrengen. Met als gevolg dat een groot aantal buren en ondernemers in de stad fan zijn van het plan, inclusief de verantwoordelijk wethouder. Niet alleen krijgt de stad een universiteit, ook Haarlem-Oost krijgt straks een boost door de nieuwe (semi-)openbare functies. Omdat studenten niet 365 dagen in het jaar studeren, kan het terrein in weekends en in studieluwe periodes zoals de zomer- en kerstvakantie benut worden voor andere functies of evenementen. In de koepel komen op de bovenverdiepingen werkplekken voor startups en in het midden van de geopende koepel komt waarschijnlijk een culturele functie. Het regelen van het binnenklimaat in de koepel is een grote uitdaging. Het gebouw is voor een maximum van 300 ‘bewoners’ gebouwd. In het plan moeten er op piekmomenten 1.000 mensen in kunnen. Om de koel- en warmtelast energieneutraal te kunnen regelen is een WKO onder het pand


Renderingen: MVSA Architects en Buro van Stigt

Boven en onder De Universiteit van Amsterdam (UvA) concentreert zijn onderwijs op een beperkt aantal campussen. Op het Binnengasthuisterrein bouwt het voor zijn studenten in een bestaand hof een nieuwe bibliotheek.

Buro van Stigt na oplevering nog lang niet uitgespeeld is. In veel gevallen is het bureau nog jaren- of zelfs decennialang betrokken bij beheer en onderhoud. Stichting TROM, waar Van Stigt bestuurslid van is, is beherend vennoot van De Hallen. Daar stelde Triodos Bank de voorwaarde dat huurders voor 10 jaar tekenden. Huurders van het eerste uur krijgen na negen jaar het eerste recht op koop, maar omdat het pand uit meer dan alleen verhuurbare ruimtes bestaat, zal TROM ook na 2023 bestuurlijk medeverantwoordelijk blijven. In plaats van te verzuchten dat het bestuur hem teveel tijd kost, vraagt Van Stigt vlak voor het eind van het interview wanneer het magazine gepubliceerd wordt, want halverwege juni mag hij namelijk naar buiten brengen dat er weer een nieuw project in Amsterdam aan zijn bureau, samen met Robert Meyer (MVSA Architects), gegund is: de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam op het Binnengasthuisterrein in de binnenstad van Amsterdam. Met dit bijzondere project haalt Van Stigt opnieuw een opdracht binnen voor een publiek gebouw waarvoor hij hard heeft moeten strijden. We zijn voorlopig nog niet van Buro van Stigt af... — architectenweb — 25


— advertorial

De verbindende berg van Heerlen

Het nieuwe stationsgebied van Heerlen wordt de verbinding tussen noord en zuid, en een publiek gebied met gemengd programma. Maar vooral wordt het Maankwartier een nieuw stadsdeel van formaat met oog voor detail. “Het streven is niet historiserend te bouwen, wel liefdevol te materialiseren en detailleren.”

Stadsdeel als een citadel

Het Maankwartier herstelt de samenhang in het kale stationsgebied. Het roept het verleden van de stad op, uiteenlopend van de recente mijnbouwgeschiedenis tot “de ooit hier aanwezige Romeinen”. De nieuwe verbinding tussen Heerlen-Noord en -Zuid 26 — architectenweb

wordt geen smalle overbrugging van de treinsporen; als er geen reden is om naar ‘de overkant’ te gaan, moet de verbinding zelf aantrekkelijk genoeg zijn om mensen te lokken, aldus Huisman. Het wordt dus een breed plein boven de sporen, met bebouwing aan weerszijden, want een plein moet wanden hebben. Aan beide zijden van het spoor daalt het Maankwartier langzaam af en brengt structuur in de rafelige context. In totaal beslaat het project 94.000 m 2; het biedt straks plaats aan een nieuw openbaarvervoerknooppunt met bijbehorende faciliteiten, 16.000 m 2 kantoren, 12.000 m2 grootschalige detailhandel en 2.000 m2 kleinschalige winkels, 8.000 m 2 hotel- en horecavoorzieningen, ruim honderd appartementen en circa 850 ondergrondse parkeerplaatsen. Het ontwerp van Huisman is door Wauben Architects uit Geleen volledig technisch uitgewerkt. Bij die uitdaging is het architectenbureau als het ware omgekeerd te werk gegaan. Vanuit de hoofdvolumes en buitengevels – volgens de tekeningen van Huisman – heeft Wauben Architects bruikbare winkel-, kantoor-, en woonruimten ontworpen, compleet met onder meer entrees, trappenhuizen en expeditieruimtes, zo legt het bureau uit. Veel van de ruimtes worden casco opgeleverd; de weloverwogen inpassing van vluchtwegen en installaties zorgt voor maximaal behoud van de flexibiliteit. Het Maankwartier is een verhoogd

Boven Het Maanplein is omsloten door woongebouwen, kantoorgebouwen en hotelgebouwen van wisselende schaal. Onder De architectuur verwijst naar mediterrane stedelijke landschappen, maar ook naar het industriële verleden van Heerlen.

Foto’s: Marcel van Hoof

De Heerlense kunstenaar Michel Huisman liet zijn plannen voor het Maankwartier in juni 2003 voor het eerst aan het publiek zien. In de jaren daarop zijn de ideeën uitgewerkt, met als resultaat het masterplan dat in 2008 is vastgesteld. Hij maakte het ontwerp “als vrij werk, hors concours”, zoals Huisman zelf zegt, in de tijd dat voor iedereen in Heerlen duidelijk werd dat er iets aan het stationsgebied moest gebeuren. Het was, in de woorden van Huisman, een onherbergzaam gebied geworden, waar gaten in het stedelijk weefsel vielen. Kleine, charmante winkels maakten plaats voor grootwinkelbedrijven en karakterloze ketens. Heerlen verloor haar ziel, nadat ze met het verdwijnen van de mijnbouw al een deel van haar imago had verloren. De treinsporen lagen als een barrière tussen het noordelijke en zuidelijke stadsdeel, slechts verbonden door een unheimische tunnel. Huisman zag hier een berg voor zich, refererend aan de zwarte bergen die ooit het mijnlandschap bepaalden. De nieuwe berg moest echter wit worden, als het weerkaatste licht van de maan.


advertorial —

stadsdeel – een citadel, noemen Huisman en de architecten het. Zoals een citadel heeft ook het Maankwartier een binnen en een buiten, gescheiden door stedelijke wanden. Aan de zuidelijke centrumzijde begrenzen rijzige gebouwen het Maankwartier, aan de noordzijde staat een forse gekromde wand. De relatief gesloten buitenzijde van deze contour is de drager van de feitelijke bebouwing aan de binnenzijde. Het interieur van de citadel biedt beschutte pleinen en doorgangen met winkeltjes, cafés en woningen. Net als in een historische stad kunnen de hoogteverschillen in de wijk (ook) zonder gebruikmaking van liften en roltrappen worden overbrugd. Een intieme sfeer wordt voorts bereikt met het gevarieerde gevelbeeld, dat een organisch gegroeide wijk

De nieuwe berg moest wit worden, als het weerkaatste licht van de maan suggereert. Door de plaatsing van gevelopeningen niet op basis van de constructie of verkaveling te bepalen, versterken de kunstenaar en architecten dit beeld. Loggia’s, gaanderijen en riante trappartijen roepen mediterrane sferen op, net als de bogen en poorten. De bogen dienen ook om bovenliggende massa’s te laten ‘landen’.

De vormgeving refereert tevens aan industriële gebouwen en “de schrale ingenieurskunst van de mijnarchitectuur”. Dat is bijvoorbeeld herkenbaar in de overkapping van het busstation – een Eiffel-achtig stalen vakwerk en tegelijkertijd een pergola – of de uitwerking van de kozijnen. Voor ramen en deuren is een zo smal als mogelijk profielsysteem gekozen, dat bovendien voor dit project is aangepast.

Profielen met een neusje

Hoofdzakelijk is hier het Reynaers SL38systeem toegepast, dat veel bij renovatie van industrieel erfgoed wordt gebruikt. De SL38-profielen hebben een ‘neusje’, legt Hans van der Looij van Reynaers uit: de architectenweb — 27


— advertorial

Boven In het noordelijke deel is het Maankwartier al tot leven gekomen. Onder Voor alle ramen en deuren is het smalste profielsysteem van Reynaers gekozen. Rechts De overkapping van het busstation is ingenieurskunst en pergola tegelijkertijd.

kaderlijnen en tussenlijnen van het smalle aluminium profiel hebben een schuine kant, die oogt als de vroegere afwerking met stopverf. Op verzoek van Huisman en de architecten is dit ‘neusje’ aan de buitenzijde bij alle profielen iets hoger gemaakt. “Zo is er iets meer dieptewerking gecreëerd”, vertelt Van der Looij. “Voor de eenheid in uitstraling is dit zelfs doorgetrokken naar de toegepaste vliesgevelsystemen. Hier zijn de afdekkappen van de lijsten voorzien van een afschuining die refereert aan de traditionele stopverf.” Volgens de ontwerpers is het zeker niet de bedoeling om nostalgisch en historiserend te bouwen. Wel streven ze naar een ‘voor de hand liggende’, liefdevolle detaillering en materialisatie. De huid van een stad met een verleden moet ademen, leven, aldus de ontwerpers. Daarom krijgen de gevels van het Maankwartier tintverschillen, oneffenheden en soms de rauwheid van oude industriële gebouwen. In de wijk schakeren de gevels binnen een kleurtoon, aan de buitenzijde voelen de stedelijke wanden als een geheel. De citadel is echter geen onneembare vesting. De aansluitingen van het Maankwartier op bestaande straten is “uitnodigend, verlokkend en fraai” volgens de ontwerpers. Een voorbeeld daarvan is de overgang van het Maankwartier naar de 28 — architectenweb

Het ‘neusje’ van de profielen voor ramen en deuren is iets sterker benadrukt

Saroleastraat, die de belangrijkste ader tussen het stationsgebied en het stadscentrum vormt. De aansluiting krijgt hier de vorm van een trapstraat – een combinatie van een berijdbare helling en luie trappen in een parkachtige setting, tussen de Saroleastraat en het 7,5 meter hoger gelegen stationsplein. De gang omhoog wordt begeleid, aldus de ontwerpers, door een paviljoen op zo’n vijf meter meter hoogte en een majestueuze stadspoort. Via een onderdoorgang zijn er ook snelle verbindingen met het stationsplein. Dit is de aansluiting op de omgeving van het zuidelijke deel van het Maankwartier. Als geheel laat het Maankwartier zich opdelen in Zuid, Plaat en Noord. In Zuid worden appartementen, winkels, een parkeergarage en een parktalud gerealiseerd. Een langgerekt volume, evenwijdig aan het spoor, kenmerkt zich door een dubbele gevel met hoge arcades. Aan de oostzijde loopt


advertorial —

het gebouw rond af tot de hoogte van de bestaande bebouwing. Een tweede bouwdeel geeft maat en vorm aan de pleinruimten aan weerszijden en begeleidt het hoogteverschil van maaiveld naar Plaatniveau. De Plaat is de feitelijke noord-zuidverbinding voor voetgangers over het spoor. Op de Plaat staan aan weerszijden van het plein gebouwen. Het station, met perronopgangen en bijbehorende winkels, neemt tot acht meter hoogte de westelijke plint in. Het gebouw wordt verder ingevuld met een hotel. Het oostelijke gebouw is bestemd voor winkels, kantoren en horeca in een hoge gaanderij en kantoren op de hogere verdiepingen. De spoorgevels van beide gebouwen zijn strak, ingegeven door de regelgeving omtrent bouw en onderhoud. Het plein boven het spoor is besloten, maar biedt zicht op de omgeving via uitgekiende stadsvensters. Zichtlijnen en herkenningspunten ondersteunen ook de routing tussen Zuid en Noord.

Foto’s: Marcel van Hoof

Maankwartier komt tot leven

De bebouwing in Noord bestaat uit een sokkel met parkeergarages en grootschalige winkels; daarop is het Maanplein aangelegd, dat omsloten wordt door appartementen- en kantoorgebouwen. In de plint van de woonbebouwing zijn winkels van verschillende schaal opgenomen. Hier is ook het belangrijkste kunstwerk verrezen: de Maantoren met de Heliostaat. Het betreft een staalconstructie die een

met de zon meedraaiende spiegelbol bevat. De Heliostaat weerkaatst daglicht tot diep in de onderliggende lagen, waaronder de parkeergarage. In Noord komt het Maankwartier al tot leven. Een aantal grote winkels, waaronder een supermarkt, en de ondergrondse parkeergarage zijn geopend. De kantoren van UWV en de gemeente zijn in gebruik genomen. Bewoners hebben de eerste huur- als koopappartementen betrokken. Noord toont volgens Huisman al aan dat het Maankwartier functioneert, en ook wat er bereikt kan worden als er een

aantal mensen de durf heeft om een project anders aan te pakken en door te zetten. Het kan volgens de kunstenaar een stedelijke vernieuwing opleveren, die zelfs buiten Heerlen haar effect zal hebben. — Boven De Heliostaat is het grootste kunstwerk in het Maankwartier. Onder Net als bij een citadel heeft het stadsdeel een relatief gesloten buitenzijde.

Meer informatie Reynaers B.V. Maisdijk 7 5704 RM Helmond 0492-561020 info@reynaers.nl www.reynaers.nl

architectenweb — 29


— advertorial

Een vlak en

rustig gevelbeeld

langs de Leie

Binnen het stadsvernieuwingsproject ‘Deinze 2020’ is dienstencentrum Leiespiegel het eerste gebouw dat is opgeleverd. Het ontwerp van Tony Fretton Architects kenmerkt zich door een sterke architectonische eenheid en oog voor detail. Alle techniek is subtiel en tegelijkertijd op eenvoudige wijze weggewerkt, onder andere achter verschillende lamellenwanden van Renson.

30 — architectenweb

Uitgevoerd in een naturel getint geanodiseerd aluminium strookt de lamellenwand perfect met het totaalbeeld van het gebouw en het toegepaste palet aan grijstinten, aldus Verfaillie. De Linius-lamellen zijn ook op andere plekken toegepast, wat de eenheid in de uitstraling van dienstencentrum Leiespiegel versterkt. Langs de hellingbaan naar de ondergrondse parking zijn twee types van Rensons lamellenserie gecombineerd. Uit esthetische oogpunt is hier allereerst gekozen voor gesloten lamellen; voor de zones waar ventilatie noodzakelijk zijn deze gecombineerd met open lamellen. Visueel is er echter geen onderscheid te maken tussen beide type lamellen. Volgens Verfaillie kwam het erop aan om het vaste stramien in de gevel door te trekken, ongeacht wat er zich achter de gevelbekleding bevindt. Zo zijn zelfs deuren – indien gewenst bekleed met de aluminium lamellen – onopvallend in de gevel verwerkt. Voor een zo strak mogelijk beeld zijn de lamellen in het vlak met het zichtbeton verwerkt. Het resultaat is volgens de architect een ‘rustig’ gebouw, dat, zonder esthetisch een zwaar statement te willen maken, elegant is geplaatst aan de oevers van de Leie. — Meer informatie Renson Maalbeekstraat 10 8790 Waregem, België +32 56 62 71 11 info@renson.be www.renson.be

Boven Het dienstencentrum moest van alle zijden een blikvanger worden. Onder Voor een net beeld vanaf het maaiveld zijn de lamellen omgekeerd gemonteerd.

Rechterpagina links De installaties op het dak zijn weggewerkt achter een ventilerende lamellenwand. Rechterpagina rechts De gesloten en open lamellen zijn niet van elkaar te onderscheiden.

Foto’s: Renson

In esthetisch opzicht is het overduidelijk dat het gebouw niet van de hand van een Belgische architect is, meent Thijs Verfaillie van Bureau Bouwtechniek. Het Antwerpse bureau trad op als uitvoerend architect; het ontwerp is van het Britse bureau Tony Fretton Architects. Het ontwerp is de winnende inzending bij de wedstrijd die de Vlaamse Bouwmeester in 2009 organiseerde, nadat het stadsbestuur besloot dat de Vlaamse stad Deinze een nieuw ‘stadhuis’ moest krijgen. Het nieuwe dienstencentrum biedt, verdeeld over een lager en een hoger gebouwdeel, onderdak aan de raadzaal, alle stadsdiensten en de kantoren van de gemeentemedewerkers. Een glazen passerelle verbindt beide volumes. Het ontwerp heeft iets typisch Engels en dat merk je volgens Verfaillie vooral aan de manier waarop bepaalde onderdelen – nooit overdreven, maar steeds heel eenvoudig – zijn bekleed, afgewerkt of weggewerkt. Het stadsbestuur had de architect nadrukkelijk gevraagd de techniek zo subtiel mogelijk te integreren. Het gebouw moest als blikvanger aan de oevers van de Leie van alle kanten zichtbaar zijn. Van meet af aan is daarom gezocht naar de geschiktste oplossingen om een alzijdig aantrekkelijk beeld te realiseren. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de technische installaties op het dak van het gebouw, die zijn weggewerkt achter een ventilerende lamellenwand. Om vanaf maaiveld het zicht op de techniek weg te nemen, zijn de Linius-lamellen van leverancier Renson omgekeerd gemonteerd.


advertorial —

architectenweb — 31


Foto: Bart van Hoek

32 — architectenweb


Met een grote, deels te openen, glazen wand heeft Van Dongen-Koschuch de nieuwe concertzaal van het Musis Sacrum in Arnhem verbonden met het park waarin het staat. Rondom lopende banden van houten panelen zorgen in de zaal voor een uitstekende akoestiek. — tekst Michiel van Raaij architectenweb — 33


Wanneer je van Arnhem een kaart zou tekenen waarin de openbare ruimte, maar ook de publiek toegankelijke ruimtes in openbare gebouwen, wit gelaten zou worden, en de overige bebouwing zwart getekend zou zijn – zoals architect Giambattista Nolli in de achttiende eeuw van Rome maakte – dan zou je op die kaart in het singelpark ten oosten van de Arnhemse binnenstad echt moeten zoeken naar het vernieuwde Musis Sacrum. Het openbare maaiveld van het park wordt daar binnen doorgezet in ruime en lichte foyers, en een oude en nieuwe muziekzaal. Het is een bijna volledig publiek maaiveld. De kracht van het vernieuwde Musis Sacrum zit ‘m erin dat alle nieuw toegevoegde publieke ruimtes zich direct tot het park verhouden. De entree en rondlopende foyers zijn verdiepingshoog voorzien van glas, de nieuwe muziekzaal kijkt met een enorme dubbele glazen wand uit op het park. Daarbij kan het onderste deel van de glazen wand ook nog eens opengeschoven worden, zodat een ‘gedraaid’ orkest voor het park kan spelen. “Het park als concertzaal”, noemt architect Patrick Koschuch van Van Dongen-Koschuch 34 — architectenweb

Architects and Planners het. “Analoog aan het Amsterdamse Prinsengrachtconcert, waar de grachten het auditorium vormen.” Binnen en buiten lopen bij het vernieuwde Musis Sacrum overal in elkaar over. Een rondom lopende band van terrassen en trappen overbrugt het hoogteverschil tussen het gebouw en het park.

Ruimte maken

Wie het vernieuwde Musis Sacrum bezoekt kan zich nauwelijks een voorstelling maken van de situatie zoals die tot een paar jaar geleden bestond. Aan het negentiende

De zaal in Het Concertgebouw is nog maar iets groter dan deze concertzaal

Rechterpagina In de glazen plint zijn niet alleen de foyers voor het publiek ondergebracht, maar ook die voor de artiesten.

eeuwse hoofdgebouw van het Musis Sacrum was na de Tweede Wereldoorlog een vleugel gebouwd met een tweede, kleinere muziekzaal die al driemaal verbouwd was. “Deze vleugel was tegen het monumentale gebouw aangekoekt en had vooral achterkanten richting het park”, vertelt Koschuch. “De zaal was daarbij veel te klein geworden, had een slechte akoestiek en voldeed niet meer aan de eisen.” Architecten Frits van Dongen en Patrick Koschuch wonnen in 2014 met hun bureau de aanbesteding voor de vernieuwing van het Musis Sacrum met een plan waarin de grotere zaal, die de kleinere zaal diende te vervangen, losgetrokken werd van het oude gebouw, dat daarmee in oude glorie hersteld kon worden. “Deze opzet zorgt niet alleen voor een heldere knip tussen oud en nieuw, maar creëert ook de ruimte ertussen die nodig voor een comfortabele organisatie van publiek en goederen”, vat Koschuch het samen. Om de nieuwe concertzaal qua akoestiek echt te laten verschillen van de zaal in het oude gebouw, en de geluidsweergave zo sprekend en professioneel mogelijk te maken, stelde Van Dongen-Koschuch voor om de gevraagde inhoud van de zaal van 10.000 m2 te vergroten naar 15.000 m2 . Daarmee

Foto’s: Bart van Hoek

Links en onder De concertzaal is rondom bekleed met houten panelen die in wisselende ritmes ten opzichte van elkaar verspringen.


komt de zaal in de buurt van Het Concertgebouw in Amsterdam, dat met 18.000 m2 nog maar net iets groter is. Ondergronds bouwen is in de Arnhemse zandgrond een relatief voordelige manier van bouwen. Door veel ondersteunende ruimtes, zoals opslag, techniek en kleedruimtes ondergronds te leggen, kon Van Dongen-Koschuch financiële ruimte maken om de extra inhoud van de concertzaal te bouwen. Deze ingreep ondersteunde ook de belangrijkste ambitie van het bureau, om de nieuwe concertzaal als ‘een transparant paviljoen in het park’ te ontwerpen. Met de meest ondersteunende ruimtes uit het zicht kon Van Dongen-Koschuch de glazen geven van de entree en foyers helemaal rond het gebouw trekken. Aan de ‘achterzijde’ ligt hier de artiestenfoyer achter, plus kantoren en extra kleedruimtes. Met zijn volledig glazen plint ervaar je de nieuwbouw vanuit het park als een alzijdig publiek gebouw.

Transparante en ingetogen nieuwbouw

Door veel van het nieuwe programma ondergronds en in de glazen plint onder te brengen, kon Van Dongen-Koschuch het hoofdvolume met de nieuwe concertzaal

relatief compact houden. Met de plint als verbindend element heeft het vernieuwde Musis Sacrum nu twee gelijkwaardige hoogteaccenten die de positie van de concertzalen aangeven. “Tegenover het oude gebouw, een icoon dat landelijke bekendheid heeft, wilden we een transparant en ingetogen nieuwbouw maken”, vertelt Koschuch. De grotendeels blinde gevel van de nieuw concertzaal boven de transparante plint heeft het bureau, naast zijn afgeronde hoeken, nog wel een interessant reliëf en glinstering gegeven, maar meer ook niet. In het stedelijk landschap van Arnhem, waar de grote en kleine schaal elkaar continu afwisselen, misstaat het vernieuwde Musis Sacrum niet. Maar iets meer vorm of ornament had een publiek gebouw met deze importantie wellicht niet misstaan. Musis Sacrum is voor 20 miljoen euro verbouwd. “Het Muziekgebouw aan het IJ kostte driemaal zoveel en de Philharmonie in Hamburg zelfs twintig keer zoveel”, analyseert Koschuch. De budgetten die in Nederland beschikbaar zijn voor culturele gebouwen, stellen je als architect meestal niet in staat om op alle vlakken de hoogste kwaliteit te realiseren, vindt hij. Als architect kun je je wat hem betreft daarom het beste richten op het belangrijkste

De architecten wilden de zaal als een ‘transparant paviljoen in het park’ ontwerpen onderdeel van het architectonisch concept en dat in ieder geval heel goed doen. Bij de vernieuwing van Musis Sacrum richtte het bureau al zijn aandacht – met goede reden – op de nieuwe concertzaal. Die is ook werkelijk geweldig geworden.

Concertzaal

Met de uitstekende akoestiek van de nieuwe concertzaal is het als bezoeker alsof je een soort uitvergroot muziekinstrument binnenstapt. De zaal is rondom bekleed met houten panelen, die in verschillende ritmes ten opzichte van elkaar verspringen, om het geluid van het podium optimaal door de ruimte te verspreiden. Door de panelen in verschillende rondom lopende banen te ontwerpen, krijg je als bezoeker het gevoel dat je erdoor omhuld wordt en wordt de architectenweb — 35


flinke schaal van de zaal effectief tot menselijke proporties teruggebracht. Een sterk element in het ontwerp van de concertzaal is dat het balkon doorloopt voor de glazen wand met het uitzicht over het park. Samen met de afgeronde hoeken van de zaal stuurt dit de aandacht van de bezoekers in de eerste plaats naar de ruimte zelf, wat daar gebeurt, en wordt het uitzicht op het park op de achtergrond gehouden. Dat is precies wat je wilt: je komt hier om gezamenlijk van muziek te genieten, niet om naar het park te kijken. Wat niet wil zeggen dat het niet geweldig is dat je binnen ervaart welk seizoen het is, wat het weer is, en welk moment op de dag het is. Bij veel concerten ‘s avonds zal het publiek de overgang van dag naar nacht kunnen beleven. Vanuit de concertzaal kijkt het publiek uit op een grote, oude boom in het park. “Een geschenk”, noemt architect Frits van Dongen die. Overdag maakt de oude boom de beleving vanuit de zaal helemaal af. Bij zonsondergang verandert binnen in de zaal het beeld van het park tot een donker vlak waarin de aangelichte bomen in het park zichtbaar blijven. Mede door het rondom lopende balkon verandert dit de beleving van de zaal slechts subtiel. Het donkere vlak sluit zelfs goed aan bij het zwarte plafond van de zaal en maakt zo logisch deel uit van het geheel. Vanuit het park gezien verandert de aanblik van de concertzaal bij zonsondergang eveneens. Waar het overdag lastig is om door de spiegelende glasgevel van buiten de zaal in te kijken, daar begint de zaal na zonsondergang te stralen, en toont het Musis Sacrum zijn activiteit in al zijn detail aan het park en de stad daarachter.

Boven Alle nieuw toegevoegde publieke ruimtes van het Musis Sacrum verhouden zich direct tot het park. Midden Een blik op de foyer, met de brede trap die naar de garderobe beneden leidt. Onder Bij zonsondergang licht de concertzaal op en wordt de activiteit binnen zichtbaar voor de stad.

Zoals ook het park door het jaar heen steeds verandert, zo is voor iedere voorstelling de concertzaal anders in te richten. Voor klassieke muziek loopt de vloer voor de beste zichtlijnen naar achteren een beetje op en is de zaal voorzien van lange rijen met comfortabele stoelen. Voor popmuziek worden al die stoelen onder het podium opgeborgen, wordt de vloer vlak gemaakt en worden bovenin de zaal langs de wanden 280 zwarte panelen van wisselende grootte geplaatst die het dan versterkte geluid absorberen. Voor bepaalde bijeenkomsten kan de vloer van de zaal ook nog omhoog gehaald worden tot het niveau van het podium, zodat een volledig vlakke vloer 36 — architectenweb

Foto’s: Bart van Hoek

Multifunctioneel


Renvooi 1 entree 2 artiesteningang 3 artiestenfoyer 4 foyer 5 nieuwe foyer 6 kleedruimte 7 kantoor 8 hoofdzaal 9 klassieke zaal 10 bar 11 keuken 12 garderobe 13 opslag 14 installatieruimte 15 laden en lossen 16 restaurant

1e verdieping

9

4

5

8

4 4

Begane grond 2 9

16

4

15

15

7

7

6 6

5

4

3

8 10

1

5

Kelderverdieping 11

6

6

3

13 12

13

6

14

Langsdoorsnede

9

Wanneer de glazen wand opengeschoven is, kan een ‘gedraaid’ orkest voor het park spelen Boven Vanuit het park is ’s avonds exact te zien wat er zich binnen afspeelt.

Midden Het aangelichte park blijft in de concertzaal ’s avonds zichtbaar door de glazen wand.

ontstaat, die in directe verbinding met buiten staat. Koschuch: “Met deze zaal kun je echt alle kanten op.” In de afgelopen jaren heeft Van DongenKoschuch meerdere concertzalen afgeleverd waarin glas een hoofdrol speelde. Bij poppodium Grenswerk in Venlo bieden grote ramen vanuit de stad een blik op de activiteit in de popzaal en visa versa. Bij theater De Kampanje in Den Helder houdt de volledig glazen zaal de prachtige, oude loods waarin het zit volledig zichtbaar, terwijl er met houten panelen ook een volledig houten zal van gemaakt kan worden. Met zijn rondom lopende glazen plint en naar het park te openen glazen zaalwand toont het Musis Sacrum weer een hele nieuwe manier waarop een publiek gebouw naar de stad geopend kan worden. Het is indrukwekkend hoe Van

8

Dongen-Koschuch de gehanteerde strategie op dit punt steeds perfect weet af te stemmen op de situatie die het aantreft en door de opdrachtgever bedachte nieuwbouw met de zelf toegevoegde transparantie steeds boven zichzelf uit laat stijgen. De kwaliteit die de architecten met hun ontwerp hebben toegevoegd is daarbij zo evident dat bij de opening van de nieuwe concertzaal van het Musis Sacrum het publiek spontaan voor ze applaudisseerde. Aan het begin van de zomer is de nieuwe concertzaal geopend voor het publiek, terwijl de renovatie van het oude gebouw nog in volle gang is. Daar wordt, ook naar ontwerp van Van Dongen-Koschuch, de eerder uitgebreide zaal weer in zijn oudere, compacte, vorm hersteld. Begin 2018 wordt het gehele ensemble officieel geopend. — architectenweb — 37


Op zoek naar het selfie-moment

Interview Frederik Vermeesch

De Amsterdamse Beurspassage is als een regenboog die plots aan de lucht verschijnt: een explosie van kleur tussen de bakstenen bebouwing aan het Damrak en de Nieuwendijk. Zo’n ruimte verwacht je in het Parijs van Haussmann, niet in een straat die tot voor kort bekend stond als de ‘patatgoot’. Het winkelende publiek vergaapt zich aan het kunstwerk Oersoep, dat kunstenaars Arno Coenen, Iris Roskam en Hans van Bentem maakten voor de passage, geïnspireerd op de onderwaterwereld van de Amsterdamse grachten. In de plafonds van glazen tegeltjes en de terrazzo vloeren zie je vissen, oude fietsen en ratten zwemmen. Glas-in-lood verlichting in de vorm van een klomp of een hennepblad, en vergulde kroonluchters van oude fietsonderdelen maken het spektakel compleet. De doorgang, die deel uitmaakt van het project Nowadays – de transformatie 38 — architectenweb

Cross channeling

“Het winkelpand van de 21e eeuw gaat niet enkel over geld spenderen. Je moet er willen zijn, om te flaneren, inspiratie op te doen, een foto te nemen. Men komt hier kijken en koopt het later via internet. Andersom kan natuurlijk ook: je oriënteert je op internet en gaat dan naar de winkel om het product aan te schaffen.” Cross channeling heet deze verkoopstrategie in winkeljargon. Vermeesch gelooft er heilig in. Hij herkent zich niet in het sombere geluid over de toekomst van de fysieke winkel, die ten onder zou gaan aan het internetshoppen. “Het een vult het ander aan. Belangrijk is daarom dat de beleving klopt met elkaar. Daar komt het gebouwontwerp om de hoek kijken.” Hij wijst op de Zara aan de Nieuwendijk. “Zij hebben bewust gekozen voor dit pand, ze wilden een toe-

Foto: Rijnboutt

Frederik Vermeesch van Rijnboutt is betrokken bij het ontwerp van tal van beeldbepalende winkelgebouwen, waaronder veel van de nieuwe vestigingen van warenhuisketen Hudson’s Bay. Wat betreft de architect gaat het hierbij steeds meer om het creëren van onderscheidende plekken, die een aanvulling vormen op de bijbehorende online winkels. — tekst Kirsten Hannema

van het voormalige C&A-gebouw aan het Damrak en Nieuwendijk 196 – trekt sinds de opening eind 2016 veel bekijks. Als het begint te regenen, snellen nog meer mensen naar binnen om er te schuilen. Twee toeristen maken een selfie met hun smartphone. Architect Frederik Vermeesch van Rijnboutt aanschouwt het tafereel, en glimlacht tevreden. Het aantal selfies dat er gemaakt wordt, is volgens Vermeesch, die de afgelopen vijftien jaar tientallen winkelprojecten realiseerde, een goede graadmeter voor het commerciële succes. “Waar ga je het selfie-moment creëren? Dat is de vraag die we opdrachtgevers tegenwoordig stellen.” Even verderop, aan het Rokin, bouwde Rijnboutt twee grote warenhuizen die verhuurd worden aan de Canadese winkelketen Hudson’s Bay. Met monumentale gevels, en een enorme glazen kap, waardoor je uitkijkt over de stad – zeer instagrammable.


Foto: Kees Hummel

architectenweb — 39


gankelijke en elegante uitstraling, met grote etalages en een mooie entree. Het ademt de sfeer die het publiek van hun webshop kent.”

Publieke opgave

Een chique passage aan het morsige Damrak, de fysieke winkel als uithangbord voor de webshop; de winkelprojecten van Rijnboutt druisen in tegen de heersende conventies in het retailbedrijf. “Er wordt heel clichématig over winkels gedacht”, merkt Vermeesch. “Onder architecten is het nauwelijks een onderwerp.” En dat is vreemd, want de winkelomgeving is “bij uitstek een publieke opgave”. “Stel je voor dat je alle winkels uit de Amsterdamse binnenstad weghaalt en ze in een shopping mall langs de snelweg stopt; wat hou je dan over? Winkelgebouwen vormen de basis voor een bloeiende binnenstad met een mix van functies.” De Bijenkorf op de Dam is volgens Vermeesch “de belangrijkste attractie van Nederland”, jaarlijks goed voor zo’n 6,5 miljoen bezoekers. Het Rijksmuseum trok er in 2016 ‘slechts’ 2,2 miljoen, de centrale openbare bibliotheek 1,8 miljoen. “Of kijk naar V&D, welke geweldige kansen die historische panden nu bieden om nieuwe functies te huisvesten. Het zijn de kathedralen van de moderne handel, zoals de Franse schrijver Emile Zola het allereerste moderne grootwarenhuis Au bon Marché in Parijs noemde. Goede casco’s, mooi ingebed in de stad – daar moeten we opnieuw in investeren. Het winkelgebouw moet weer op de agenda van stedenbouwers en architecten.”

Lessen

Wat maakt een goed winkelgebouw? Uit het project Nowadays zijn verschillende lessen te destilleren. Om te beginnen: creëer grote vloeroppervlakken. “Er is veel vraag naar grote winkelunits voor warenhuizen zoals Hudson Bay of ketens als Zara, H&M en The Sting, ziet Vermeesch. “Dat zijn echte publiekstrekkers, belangrijk om het kernwinkelgebied gezond te houden.” Het oude C&A-gebouw omvatte geen grote ruimtes, doordat er een passage dwars door de begane grond liep, terwijl de verdiepingen deels werden verhuurd als kantoor. Rijnboutt stelde voor om het hele pand tot winkelruimte om te bouwen en de passage te verplaatsen naar de noordelijke perceelgrens, waar hij logisch aansluit op de Nicolaasstraat. Prompt besloot de Britse modeketen Primark om een groot deel van het pand (13.000m2) te huren. 40 — architectenweb


Foto’s: Kees Hummel

Les twee: investeer in de openbare ruimte. Voor een opdrachtgever ligt dat niet direct voor de hand; een passage of plein levert immers geen huurinkomsten op. Maar de vastgoedeigenaar heeft er ook iets bij te winnen. “Door ook de ruimte rond hun eigendom vorm te geven, houden ze grip op de locatie. Voor een mooie locatie kun je bovendien meer huur vragen, terwijl huurders langer blijven en je meer publiek trekt.” Het idee van Bouwinvest om een kunstwerk ‘cadeau’ te doen aan de stad, komt dus deels voort uit eigenbelang: het vastgoed wordt waardevaster. Sommige architecten vinden het lastig dat winkels bouwen vooral om opbrengst en rendement draait. In hoeverre leveren deze projecten een maatschappelijke bijdrage? “Wij begrijpen niet alleen de commerciële vraag, maar ook de maatschappelijke opgave die in het bouwen van winkels besloten ligt”, zo omschrijft Vermeesch de derde les. “Gemeentes zijn blij als investeerders met ons willen werken, omdat ze weten dat er dan ook gekeken wordt naar de inpassing van het gebouw in de stad.” Wat die maatschappelijk opgave precies is, verschilt per project. “Hier hebben we de verbinding voorgesteld. Dat voorstel hebben we tijdens workshops op ons kantoor uitgewerkt met omwonenden en betrokken winkeliers. Zo creëer je draagvlak en bind je lokale ondernemers aan het project”, wijst hij op de ijsboer op de hoek van de passage. Aan het Rokin was de vraag om twee grote warenhuizen zorgvuldig te laten landen in de stad. “Na de bouw van het nieuwe NRC-kantoor en de verbouwing van het winkelgebouw Rokin Plaza was er in Amsterdam veel weerstand tegen moderne ‘glaspaleizen’ die weinig relatie hebben met de historische bebouwing. Terwijl Hudson’s Bay – net als Zara – vroeg om een

Boven Zara koos voor het door Rijnboutt ontworpen winkelgebouw aan de Nieuwendijk in Amsterdam omdat het de toegankelijke en elegante uitstraling ervan bij zich vond passen. Linkerpagina In de Amsterdamse binnenstad biedt de Beurspassage een explosie van kleur. Een plek die je op foto wilt vastleggen.

open uitstraling en transparantie. Het was de kunst om die twee ogenschijnlijk tegenstrijdige wensen met elkaar te verenigen. Ik denk dat we daarin goed zijn geslaagd.”

Onderscheidende plekken

De volgende tip die Vermeesch wil meegeven: wees specifiek. Dat klinkt als een paradox; zien we niet in elke stad dezelfde grote winkelketens? Maar volgens de architect is de tijd van overal dezelfde oranje

‘Het ontwerp van de winkelomgeving is bij uitstek een publieke opgave’

Onder Door de passage naar de rand van de perceelgens te verplaatsen kon Rijnboutt veel grotere winkelvloeren maken: precies wat de grote winkelketens wensen.

architectenweb — 41


42 — architectenweb

Boven De flagship store van Hudson’s Bay, gezien vanaf het Nes, krijgt bovenin een groot restaurant. Onder Het voormalige Fortiskantoor aan het Rokin is getransformeerd tot twee zelfstandige winkelpanden.

‘Om mensen tot een bezoek te verleiden, moet je onderscheidende plekken maken’

Foto’s: Kees Hummel

Blokker voorbij. “De plek om het merk te communiceren, is nu de website. Om mensen te verleiden naar de winkel te komen, moet je onderscheidende plekken creëren. Dat maakt het voor ons buitengewoon interessant. Wat in Amsterdam werkt, lukt in Tilburg of Schagen niet. Je hebt voeling met de locatie nodig: wat is de geschiedenis, hoe is het gebruik, welk publiek bedien je? Dat onderzoek leidt elke keer tot een aangepast ontwerp.” In het project voor het winkelgebied rond de Aalmarkt in Leiden, dat in september wordt opgeleverd, is deze strategie duidelijk zichtbaar. Rondom vijftien bestaande – monumentale – panden heeft Rijnboutt een aantal grote commerciële units ontworpen, met aan de achterzijde twintig woningen (“die leveren geen winst op, maar voegen wel levendigheid toe”). De verbouwde gevels, met een mix van oud metselwerk en nieuw stucwerk, vormen de nieuwe Catharinasteeg, terwijl de karakteristieke interieurs behouden zijn; deze bepalen de bijzondere ambiance in de winkels. Een 18e-eeuwse houten spiltrap is behouden, een nieuwe doorbraak wordt expliciet getoond met een stalen latei. “Dit soort details maken dat je het pand gaat


Links- en rechtsboven Winkelcentrum Gelderlandplein in Amstelveen is door Rijnboutt geopend naar zijn omgeving. Door horeca bij de entrees te positioneren heeft het winkelcentrum bovendien een levendige uitstraling gekregen.

Links- en rechtsonder In het winkelgebied rond de Aalmarkt in Leiden heeft Rijnboutt een nieuwe winkelstraat ontworpen, die met een verlegde brug logisch verbonden is met het omliggende winkelgebied.

herkennen als de H&M in Leiden.” Het is een gedurfde aanpak in een wereld die nog grotendeels met vaste formules en standaard inbouwpakketten werkt. Rijnboutt boekt er evenwel succes mee. Het bureau stond – mede dankzij de vele winkelprojecten – dit jaar op nummer 1 in de top 25 van meest productieve bureaus die vastgoedmagazine PropertyNL jaarlijks publiceert. Voor de verbouwing van het winkelcentrum Gelderlandplein aan de Amsterdamse Zuidas won het de NRW jaarprijs 2016 voor de beste retailontwikkeling van Nederland. Vermeesch omschrijft het project als “een totaalbeleving”. Ook hier begon het bureau met een reeks stedenbouwkundige ingrepen: looproutes zijn aangepast, evenals de inrit naar de ondergrondse parkeergarage, en de uitstraling

naar de omgeving is verbeterd, met name door toevoeging van een markante luifel: het selfie-moment. Het winkelprogramma is aangevuld met cafés en restaurants en een hotel; functies die elkaar volgens Vermeesch versterken. De architect denkt dat winkels nog wat kunnen leren van de hospitality-wereld. “Als het aankomt op het inbedden van hotels in de stad, zie je dat er naast architectuur ook wordt geïnvesteerd in collectieve ruimtes, waar zowel gasten als stedelingen welkom zijn.” Zelf zit hij regelmatig met zijn laptop te werken in het café van Hotel De Hallen in Amsterdam West. Dat soort ruimtes zouden hem kunnen overhalen om in een winkelcentrum neer te strijken; want hoewel hij gefascineerd is door winkels en winkelomgevingen, van shoppen houdt hij niet. — architectenweb — 43


— advertorial

Stadskantoor Venlo is

naastgelegen provinciale weg op. De verticale tuin – op met name de noord- en een deel van de oostgevel – heeft een oppervlak van 2.000 m2 en bevat meer dan honderd verschillende planten. Die trekken weer verschillende dieren aan. De groengevel zorgt daarmee ook voor biodiversiteit – een ander kernpunt van het C2C-gedachtengoed. Het water dat nodig is voor de groene gevel komt uit een grijswatercircuit, dat eveneens gebruikt wordt voor het spoelen van de toiletten. Het grijswater is afkomstig van regenwater, wastafels en douches, dat wordt opgevangen en gezuiverd met vijvers Het stadskantoor van Venlo is ontworpen en gebouwd die fungeren als helofytenfilter. De west-, oost- en zuidgevel dragen in volgens de principes van Cradle to Cradle, waarvan ontwerp op passieve en actieve wijze de groene gevel het zichtbaarste aspect en haast sym- hun bij aan energie-efficiëntie van het stadsbolische uithangbord is. De circulaire benadering is kantoor. Zo voorkomt een lage borstwedoor Kraaijvanger Architects op alle niveaus doorring – in plaats van glas over de volledige gevoerd: van de gerecyclede betonconstructie tot aan verdiepingshoogte – de opwarming van de vloer, terwijl ze geen nadelige invloed heeft de Marmoleum-vloerbekleding. op het lichtniveau in en uitzicht vanaf de kantoorvloeren. De ramen zijn voorzien Gemeente Venlo heeft de principes van de lucht toe. De lucht wordt vervolgens van een lichtwering om verblinding tegen te Cradle to Cradle (C2C) al jaren geleden ste- ingeblazen in de kantoren en via het atrium, gaan; deze lichtwering steekt 120 centimevig omarmd. Verwerkte grondstoffen in de dat zich strekt over de volledige hoogte van ter uit. Bij de zuidgevel is deze uitkragende gemeente dienen zoveel mogelijk herbruik- het gebouw, weer afgezogen. lichtwering voorzien van PV-cellen. Aan de baar te zijn. Ook stimuleert de gemeente binnenzijde kaatsen daglichtplanken het ondernemingen en partijen vanuit het binnenvallende daglicht diep de kantoorC2C-gedachtengoed te opereren. Leidraad Verticale tuin ruimtes in. De gevel is een goed voorbeeld bij het ontwerp van het stadskantoor was Een zonneschoorsteen kan daarbij op van de doorslaggevende rol die een life cycle voor Kraaijvanger Architects dan ook warme dagen voor een natuurlijke trek analysis kan hebben in het ontwerpproces. het sluiten van zoveel mogelijk cycli; met in het atrium zorgen. Als de weersomNa intensief onderzoek in samenwerking betrekking tot materialen, maar ook wat standigheden dat niet toelaten, wordt de met RoyalHaskoningDHV concludeerde betreft lucht, water en energie. ‘verbruikte’ lucht mechanisch afgezogen Twee gebouwonderdelen geven aan en via de groengevel uitgeblazen. Om in die ambitie zichtbaar invulling: de groene C2C-termen te spreken: afval is voedsel. De noordgevel en de kas op de drie hoogste reststroom CO2 komt hier ten goede aan de verdiepingen van de toren. De kas is een groei van het groen. De groengevel zuivert bijzondere werk- en vergaderplek en speelt ook de lucht in de stad. Uit onderzoek van daarnaast een belangrijke rol in het binde TU Eindhoven is gebleken dat de groennenklimaat. Via de kas wordt buitenlucht gevel zo’n dertig procent van de zwavel- en aangezogen en wordt die voorverwarmd; stikstofoxides uit de lucht haalt. Daarnaast planten in de kas voegen daarbij vocht aan neemt de vegetatiegevel veel fijnstof van de

De ene verdieping heeft een lounge, de andere een broodjesbalie of betere koffie

44 — architectenweb

Foto’s: Erik Poffers

circulair tot op de vezel


advertorial —

Boven De verdiepingen in de toren zijn met elkaar verbonden door vides met trappen.

Onder Op de vloeren is Marmoleum Dutch Design toegepast, dat volledig biologisch afbreekbaar is.

Kraaijvanger dat een, zorgvuldig gekozen en geplaatste, vaste zonwering meer effect heeft dan een bedienbare zonwering. Daarbij vraagt de vaste zonwering geen elektriciteit en is ze eenvoudiger in het onderhoud. Met dergelijke energie-efficiënte maatregelen, zonnepanelen en -boilers en een warmte-koudeopslag (WKO) moet het Stadskantoor volledig in zijn energiebehoefte kunnen voorzien.

Circulaire materiaalkeuze

Geheel volgens de C2C-gedachte geldt ook voor alle materialen dat ze, wanneer ze afval worden, weer als voedsel moeten kunnen dienen. Met andere woorden: als het gebouw of een onderdeel aan het einde architectenweb — 45


— advertorial

Rechts De groene noordgevel en kas op de hoogste verdiepingen geven zichbare invulling aan de circulaire ambitie van de gemeente Venlo.

De groengevel haalt fijnstof uit de buitenlucht en zuivert de binnen ‘verbruikte’ lucht van zijn levenscyclus is, moet het uiteen kunnen worden genomen en moeten de materialen herbruikbaar zijn in een ander project of recyclebaar voor een nieuw product. Echter, als je het gebouw als een grote grondstoffenbank wil zien, moet je precies weten wat er in zit. Daarom zijn van alle toegepaste producten materiaalpaspoorten opgesteld. Hierin staat onder andere beschreven waaruit de producten zijn opgebouwd, wie ze heeft geleverd en hoe ze moeten worden onderhouden. Al vroeg in het ontwerpproces heeft het architectenbureau uitgebreid onderzoek gedaan naar gezonde en herbruikbare materialen, opdat de gewenste materialisering niet in de bestekfase te duur zou blijken. Kraaijvanger heeft zoveel mogelijk C2C-gecertificeerde materialen gekozen. Duurzame bouwproducten zónder C2Ccertificering zijn gekozen via een door het architectenbureau opgestelde quickscan, waartoe leveranciers productinformatie moesten overleggen. Dat heeft als bijkomend resultaat gehad, dat sommige producten nog tijdens het werk aan Stadskantoor Venlo zijn gecertificeerd. Voor kantoorinterieurs bestaat er al een flink aantal C2C-gecertificeerde producten, zodat dit voor een groot deel probleemloos was in te vullen. Zo zijn er gecertificeerde meubels, plafonds, keramische tegels en vloerbedekking beschikbaar. Op de vloeren is linoleum – om precies te zijn Marmoleum Dutch Design – toegepast. Sommige meubels zijn afgewerkt met linoleum in de uitvoering Desktop. Marmoleum en Desktop, beide producten van Forbo Flooring, bestaan nagenoeg geheel uit natuurlijke materialen. Het voornaamste bestanddeel is lijnzaadolie; daarnaast bevat het product hars, hout46 — architectenweb

meel, kalksteen, pigmenten en, voor de rug, jute. Zelfs de teelt van het lijnzaad is milieuverantwoord, zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Volgens Forbo is van de gebruikte grondstoffen 70% hernieuwbaar en bijna 40% gerecycled, zoals het houtmeel, dat een afvalproduct van de houtindustrie is. Linoleum is volledig biologisch afbreekbaar. Forbo Flooring onderschrijft de waarden van C2C, maar kiest ervoor het beleid te baseren op LCA/EPD. Volgens life cycle assessments behoort Marmoleum tot de duurzaamste vloerbedekkingen.

Constructie

De constructie van het gebouw is toekomstbestendig, legt Kraaijvanger uit. De inrichting is onafhankelijk van het gebouw en staat een eventuele toekomstige functieverandering niet in de weg. Op kleinere schaal is rekening gehouden met ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid. Gebouwgebonden systemen zijn zonder grote ingrepen te vervangen. Zo zouden bijvoorbeeld nieuwe generaties PV-cellen kunnen worden toegepast. In de schacht en de installatieruimte van het gebouw is ruimte gehouden


advertorial —

voor nieuwe installaties. Voor functies die Kraaijvanger graag in het gebouw had opgenomen, maar (nog) niet konden worden uitgevoerd heeft het architectenbureau samen met het C2C ExpoLAB een roadmap voor de komende vijftien jaar opgesteld.

Gezondheid

Foto’s: Erik Poffers

De verschillende gemeentediensten in Venlo, die voorheen verspreid over de stad gevestigd waren, zijn in het nieuwe stadskantoor samengebracht. Het iconische gebouw biedt, naast kantoorruimte, een Linksboven Het Stadskantoor biedt op zijn begane grond een publiekshal met expositieruimte.

Rechtsboven Voor kantoorinterieurs bestaat al een flink aantal C2C-gecertifceerde producten.

Linksonder Sommige meubels zijn afgewerkt met linoleum in de uitvoering Desktop.

Rechtsonder Om het trappenlopen te stimuleren heeft iedere verdieping andere faciliteiten.

Van alle toegepaste producten zijn materiaalpaspoorten opgesteld publiekshal met expositieruimte, vergaderruimten en een parkeergarage en fietsenstalling. De publiekshal is gesitueerd op de begane grond en biedt zicht op de Maas en de uiterwaarden. De werkplekken zijn overwegend ondergebracht in de toren. De verdiepingen zijn met elkaar verbonden door vides met trappen. Kraaijvanger heeft het traplopen in het gebouw willen stimuleren, onder andere door elke verdieping andere faciliteiten te geven. De ene verdieping beschikt over een lounge, de andere

over een broodjesbalie en weer een andere verdieping heeft een betere koffieautomaat. Naast een fris en comfortabel binnenklimaat, moet ook beweging bijdragen aan de gezondheid van de werknemers. De gemeente houdt actief bij wat de meerwaarde is die het pand genereert. Dat geldt voor het ziekteverzuim, dat moet dalen dankzij de natuurlijke, lichte en comfortabele werkomgeving, maar ook voor de hoeveelheid opgevangen regenwater en opgewekte energie. Een klein jaar na de officiële opening van het pand, in juni 2016, is er volgens de site van Stadskantoor Venlo 8.000 liter water opgevangen, 15.000 kWh zonne-energie opgewekt en 3.120 uur kunstlicht bespaard. — Meer informatie Forbo Flooring Postbus 13 1560 AA Krommenie 075-6477477 contact@forbo.com www.forbo.com

architectenweb — 47


De gelaagde verhalen van Maurice Mentjens — tekst Leon Sebregts

Al snel gedurende het gesprek blijkt Maurice Mentjens een man van associaties, van zoektochten, van verhalen met dubbele lagen. Zijn ontwerppraktijk is niet tot stand gekomen middels een vooropgezet plan, maar is gestoeld op familiebanden, vriendschappen, toevallige ontmoetingen en vooral op het enthousiasme en het doorzettingsvermogen van de ontwerper zelf. Met zijn ontluikende persoonlijkheid heeft hij een keur aan interessante mensen om zich heen verzameld: vrienden, medewerkers, medeontwerpers, producenten en ook opdrachtgevers. “Een verzameling paradijsvogels”, noemt Mentjens ze zelf.

Van product- naar interieurontwerp

In de jaren tachtig studeerde Mentjens sieraad- en productvormgeving aan de Academie Beeldende Kunsten in Maastricht. “In die tijd hield ik me verre van interieurvormgeving, het zelf bouwen vond ik bij productvormgeving veel toffer. Dankzij de kleinschaligheid van de academie en de aanwezigheid van mensen als Marcel Wanders en Ted Noten, was het een zeer inspirerende tijd.” Na een korte onderbreking aan de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven, waar Mentjens 48 — architectenweb

terieur voor hun smartshop in Maastricht vorm te geven. Het was love at first sight! De grotere schaal en het feit dat een gehele ruimte een installatie kon zijn, spraken me enorm aan. Voor het eerst kon ik mijn ideeën over de genius loci in de praktijk brengen. Als verwijzing naar de oude industriestad Maastricht en naar de technieken waarmee de grondstoffen voor de smartproducten uit kruiden en planten worden geëxtraheerd, heb ik de winkel vormgegeven als een alchemistisch laboratorium of machine. Dankzij het blitse interieur en het feit dat de smart-business in de grensstreek in de jaren negentig booming was, volgden in opdracht van mijn achterneven al snel ontdekte dat het industriële “niet zijn ding” was, keerde hij terug naar Maastricht meer smartshops en een platenzaak. Ook van andere familieleden kreeg ik de nodige om toch de interieuropleiding te volgen. “Gedurende die twee jaar heb ik echter geen opdrachten. Het helpt enorm als je een ondernemende familie hebt.” enkel interieur ontworpen en focuste ik me toch weer op het product. Ik zocht mijn oude vrienden weer op in de werkplaats van Zelfgebouwde ontwerpen sieraad en product.” “In die beginjaren had ik het geluk dat ik De definitieve overstap van productvoor niets de voormalige bakkerij van mijn naar interieurontwerp blijkt een toevalvader in Holtum als werkplaats kon gebruiligheid. Mentjens: “Na een aantal jaar met ken. Het gaf me de financiële vrijheid om meer en minder succes lampen, tafels en horloges te hebben ontworpen en gemaakt, altijd mijn eigen gang te kunnen gaan. Tot 2001 heb ik alle interieurs die ik ontwierp vroegen twee achterneven van mij het inook zelf gebouwd. Het zelf bouwen was te gek, maar kostte ook veel tijd en geld. Om met de beperkte budgetten, waar ik mee moest werken, toch iets bijzonders te maken, was het echter een vereiste. Ik werkte me uit de naad en opdrachtgevers lachten zich dood. Daarna heb ik nog wel onderdelen van interieurs zelf gebouwd, maar vanaf 2005 ben ik ook daar helemaal mee gestopt. Nu gebruiken we de werkplaats nog om incidenteel een maquette te bouwen of om fragmenten van interieurs uit te proberen. Met name verhouding, werking en kleur zijn zaken die we hier testen.” Als voorbeeld noemt Mentjens de balkjes waaruit de ‘gedachtenkronkels’ in House of Smart in Eindhoven zijn opgebouwd.

Foto: Veva van Sloun

Het werk van de Limburgse interieurarchitect en productontwerper Maurice Mentjens staat na het winnen van een aantal prestigieuze architectuur- en designprijzen in hernieuwde belangstelling. Met name de gelaagdheid en de contextgebondenheid van zijn interieurs worden geroemd. Een interview met de interieurarchitect op het terras van de Maastrichtse modewinkel van Kiki Niesten, één van Mentjens’ belangrijkste opdrachtgevers. Een kijkje in zijn wereld, waarin plezier en hard werken hand-in-hand gaan.


Foto: Arjen Schmitz

Spot-paintings, polkadots, confetti, kortingslabels... de voor Kiki’s Stocksale in Maastricht ontworpen vloer is op allerlei manieren te lezen.

architectenweb — 49


House of Smart in Eindhoven heeft Mentjens ontworpen als een geabstraheerd brein ‘vol gedachtenkronkels’.

‘Het succesvolst zijn de projecten waarin ik de vrije hand heb gekregen’

parant en vooral laagdrempelig interieur. De gekleurde stippen die ze voor de prijzen van de kledingstukken gebruikt, nam ik als uitgangspunt. Ze vormen een patroon op de vloer, maar komen als magnetische ophangpunten ook terug op de wanden.” De Gelaagdheid schijnbaar simpele ingreep is kenmerkend Een goed voorbeeld van een uitermate voor Mentjens’ ontwerpen. Voor iedere succesvolle samenwerking is die met Kiki aanschouwer ligt er een andere boodschap Niesten. In Maastricht en ver daar buiten is verborgen onder het gepolijste en zorgvulhaar winkel aan de Stokstraat met high-end dig gedetailleerde oppervlak. In het geval couture een begrip. Meer dan tien jaar van Kiki’s Stocksale zijn er verwijzingen geleden ontwierp Mentjens de inrichting naar beeldende kunst (de ‘spot paintings’ van de outlet winkel aan de overzijde van van Damien Hirst en Yayoi Kusama), mode de straat. “Hoge eikenhouten kasten en een (polkadot) of naar een speeltuin (confetti, transparante gietvloer waarin witte kleren twister). “Spiegels en lineaire kledingrekzijn gedrenkt, maakten de winkel tot een ken maken van de relatief kleine ruimte een walk-in-closet waarin de kleding als in een winkel met oneindig shopplezier.” ‘shopping delirium’ uit de schappen lijkt te Met name in zijn recente interieurs zijn gerukt. Na tien jaar wilde Kiki voor haar weet Mentjens zijn gelaagde verhalen met Stocksale-winkel echter een meer transsteeds minder middelen te vertellen. Die 50 — architectenweb

gelaagdheid kan zoals bij Kiki’s Stocksale universeel zijn, maar ook heel persoonlijke vormen aannemen. Voor schoenenwinkel Kymyka in Maastricht ontwierp Mentjens een woud van RVS-staven, waarop schoenen als verheven kostbaarheden worden uitgestald. De staven zijn echter ook een monument voor een van de initiatiefnemers van de winkel, die de opening niet mee heeft mogen maken. Mentjens: “Als een kaarsenaltaar biedt het ingewijden een moment van troost.”

Context

Naast de gelaagdheid is een sterke worteling in de context een steeds terugkerend thema in Mentjens’ interieurs. In Frankfurt, het financiële hart van Europa, ontwierp hij een kledingwinkel in de vorm van een kooi met tralies. De meest exclusieve schoenen worden als kroonjuwelen bewaakt in een kluis in het midden van de zaak. Ook het geprezen ontwerp voor House of Smart in Eindhoven, waar wanden en plafonds geheel zijn bedekt door een netwerk van grijs geschilderde houten balkjes, is specifiek voor de plek gemaakt. Mentjens: “Het DNA van Eindhoven als Brainport en kennisstad hebben we vertaald tot een geabstraheerd brein, een hersenschors waar

Foto: Arjen Schmitz

“Dikte en kleuren van wand en hout zijn op deze wijze op elkaar afgestemd.” Ook nu nog slecht Mentjens met zijn projecten de grenzen van de interieurarchitectuur en betreedt hij de vrijere wereld van de autonoom vormgever. Hij beseft echter dat hij dit voor een groot deel ook aan zijn opdrachtgevers te danken heeft. “Ik werk vooral met professionele opdrachtgevers, die in hun eigen vakgebied aan de top staan, weten wat ze willen, maar ook de durf en het vertrouwen hebben om mij de vrije hand te geven. De projecten waarin dat gebeurd is, blijken achteraf de meest succesvolle.”


Linksboven De ‘tralies’ in modewinkel i2 Fashion in Frankfurt verwijzen naar de grote bankensector in de stad.

Midden De exclusieve schoenen bij Kymyka in Maastricht plaatste Mentjens op bijzonder ranke sokkels.

Rechtsboven De voorloper van Kiki’s Stocksale heette Kiki2 en was ontworpen als een groot magazijn, met kleren in de vloer alsof die zo uit de kast waren getrokken.

Rechtsonder Slim geplaatste glas- en spiegelwanden bieden de bezoekers aan coffeeshop Skunk in Sittard bij voorbaat al een lichte hallucinatie.

informatie verwerkt wordt. Creativiteit, al dan niet gestimuleerd door geestverruimende middelen, verloopt niet lineair maar chaotisch. Het is een winkel geworden vol gedachtenkronkels.”

Foto’s: Arjen Schmitz Foto rechtsonder: Peter Kessels

Helden en inspiratie

Naast zijn opdrachtgevers plaatst Mentjens ook zijn inspiratiebronnen op een voetstuk. Klassieke muziek, hedendaagse en oude kunst vormen voor Mentjens een onuitputtelijke bron van inspiratie. Vooral het uitbesteden van de productie leverde Mentjens veel boeiende contacten op. “Het is een feest om met vakmensen samen te werken. Mensen als glasvormgever Arnout Visser, edelsmid Rob Huyben of kunsthandelaar en producent Ernest Mourmans zijn stuk voor stuk meesters in hun vakgebied, die dankzij dit meesterschap kunnen samenwerken met mensen als Anish Kapoor, Ron Arad en Ettore Sottsass.” Vooral over Sottsass, de Italiaanse architect, vormgever en oprichter van de Memphisgroep, raakt Mentjens niet uitgesproken. Via Mourmans kwam hij in contact met zijn grote held, die als klap op de vuurpijl één van Mentjens’ lampen in zijn appartement in Milaan wilde hebben. “Die waardering is me meer waard dan het winnen van prijzen.” — architectenweb — 51


Verblijven, beleven,

Door de opkomst van online winkelen moeten fysieke winkelcentra zichzelf opnieuw uitvinden en beleving nu werkelijk centraal stellen. De vernieuwing van Winkelcentrum Hanzewijk, Winkelcentrum Kerkelanden, Hoog Catharijne en Mall of the Netherlands laten op respectievelijk wijkniveau en stadsniveau zien hoe deze transitie vorm krijgt. Vanwege het overaanbod aan winkelruimte zullen er daarnaast ook winkelcentra getransformeerd moeten worden. — tekst Michiel van Raaij 52 — architectenweb

Boven In Hanzewijk heeft Heren 5 de woonwijk als het ware over het winkelcentrum heen getrokken.

Foto’s: Luuk Kramer

ontmoeten


Links De vergaande integratie van winkelcentrum Hanzewijk in de woonomgeving zorgt ervoor dat het gebied altijd levendig is.

“Vastgoedeigenaren en gemeenten moeten een keuze maken welke winkelcentra ze doorontwikkelen en versterken, en welke ze toch een ander karakter gaan geven”, vindt architect Tymon Ros van SUM Architecten, dat aan winkelcentra door het hele land werkt. Het is algemeen bekend dat, over de hele linie bekeken, er een teveel aan winkelruimte is ontstaan. Door de opkomst van online winkelen en nieuwe boodschappendiensten is het ook niet de verwachting dat al dat leegstaande winkelareaal de komende jaren alsnog verhuurd wordt. De druk die hierdoor op de winkelmarkt is komen te liggen, blijkt de verschillen tussen winkelcentra te vergroten. In de grote steden blijven winkelgebieden en winkelcentra onverminderd populair en worden ze door toevoeging van flagshipstores – waarin beleving centraal staat – plus nieuwe cafés en restaurants, en tal van ambachtelijke winkeltjes, zelfs steeds levendiger. Middelgrote en kleine steden worden daarentegen geconfronteerd met een terugloop in het winkelaanbod. Eenzelfde hiërarchie ontstaat in de steden zelf, waar de grotere winkelcentra met een goed mix van winkels en horeca het meestal nog goed doen, maar de kleinere winkelcentra in de wijk het steeds lastiger krijgen. Bij de winkelgebieden in middelgrote en kleine steden, en bij de kleinere wijkwinkelcentra, zou wat Ros betreft ingezet moeten worden op transformatie. De succesvolle winkelgebieden en winkelcentra in de grote steden, en grotere wijkwinkelcentra, zouden doorontwikkeld moeten worden tot gebieden waar het nog plezieriger is om te verblijven. Want het winkelen in de toekomst draait verblijven, beleven en ontmoeten, en architecten spelen een cruciale rol in de realisatie daarvan.

Hanzewijk

Bij de grootschalige herstructurering van Hanzewijk in Kampen is de kleine verzameling van winkels daar vervangen door een uitgebreider winkelcentrum met twee supermarkten. “De ene in het A-segment, de andere in het B-segment: dat werkt het beste”, vertelt architect Sjuul Cluitmans van Heren 5, dat het winkelcentrum ontwierp. Om dit winkelcentrum geen eiland in het stedelijk weefsel te maken, maar echt onderdeel van de wijk te maken, zijn boven de kleinere winkels appartementen ontworpen rond hoven en zijn boven de grotere winkels ‘grondgebonden’ woningen ontworpen aan tuinen. Waar winkelcentra na sluitingstijd snel desolate plekken worden, is hier door de integratie van het winkelcentrum in de wijk ervoor gezorgd dat het er op alle momenten van de dag levendig is. De verschillende hoven en tuinen op het verhoogde maaiveld zijn met elkaar verbonden via luchtbruggen en bieden extra routes voor de bewoners die in het straatbeeld nog eens voor extra levendigheid zorgen. Van de vier ontworpen bouwblokken zijn er nu drie gerealiseerd. Over een paar jaar volgt het laatste blok. Het pleintje

dat nu centraal in het winkelcentrum ligt krijgt dan verderop een evenknie, vertelt Cluitmans. Door horeca-achtige functies, zoals een bakker, een plek te geven aan deze pleintjes wil de eigenaar van het winkelcentrum deze zo dynamisch mogelijk maken. De realisatie van het verhoogde maaiveld was een behoorlijke uitdaging. Omdat de winkels en woningen echt hun eigen maatsystematiek hebben, is ervoor gekozen ze een eigen draagconstructie te geven die onderling via een massieve betonnen ‘tafel’ met elkaar verbonden zijn. Doordat het laden en lossen voor de supermarkten inpandig is gemaakt, ervaar je vanuit de wijk echt het omhoog vouwen van het maaiveld, over de winkels heen. De verregaande integratie in de wijk levert veel verblijfskwaliteit op voor het winkelcentrum – op alle momenten van de dag en week – en zal het in de toekomst ook mogelijk maken dat er op de plek van sommige winkels heel andere voorzieningen voor de wijk een plek krijgen.

Kerkelanden

Een goed voorbeeld van hoe een al succesvol wijkwinkelcentrum vernieuwd kan worden is het ontwerp voor Winkelcentrum Kerkelanden door SUM Architecten (voorheen Buro van der Goes geheten). “Het winkelcentrum is op alle vlakken aangepakt en kan weer dertig jaar mee”, vertelt architect Tymon Ros enthousiast. Het winkelcentrum ligt in de wederopbouwwijk Kerkelanden in het westen van

Rechts Voor de woningen en winkels in Kampen ontwikkelde Heren 5 een samenhangende architectonische taal.

architectenweb — 53


54 — architectenweb

Linksboven Winkelcentrum Kerkelanden is door SUM Architecten voorzien van hoge en transparante entrees. Linksmidden De naad in het midden van het lichtjes gevouwen plafond vormt de vanzelsprekende plek voor de verlichting en de seizoensdecoratie.

Rechtsboven Centraal in Winkelcentrum Kerkelanden is een ‘versplein’ met terras ontworpen. Rechterpagina Lichte, hoge en rechte passages kenmerken het vernieuwde Hoog Catharijne.

De druk op de winkelmarkt blijkt de onderlinge verschillen tussen winkelcentra te vergroten

Machtige positie supermarkten

Half mei organiseerde Architectenweb een ontbijt rond de revitalisering van winkelcentra. De architecten en ontwikkelaars aan tafel – in dit artikel komen er een aantal aan het woord – zijn betrokken bij de vernieuwing van tientallen winkelcentra door het hele land. Zolang een winkelcentra één of twee supermarkten als trekker heeft, redt die het voorlopig wel, is de visie aan tafel.

Foto’s: AM RED

Hilversum en was sinds zijn bouw nooit echt ingrijpend vernieuwd. Het had kleine entrees, smalle en lage passages en ongedefinieerde openbare ruimtes eromheen. Desalniettemin was het een succesvol winkelcentrum, dat eigenaar Dela Vastgoed wilde uitbreiden. De meest in het oog springende vernieuwing betreft de entrees. Deze zijn hoog en transparant geworden, en voorzien van een luifel. Ze vormen de opmaat voor de grondige vernieuwing binnen. Hoewel een passage van zes meter breedte had voldaan, kreeg SUM Architecten het voor elkaar om de breedte op te voeren naar 7,2 meter. “Omdat het winkelruimte kost, is het altijd bijzonder lastig om hier draagvlak voor te vinden”, verklaart Ros. De hoogte van de passages is daarbij van 2,9 meter naar 6 meter gegaan. In combinatie met het daglicht dat van alle kanten binnenvalt, zijn zo enorm ruimtelijke passages ontstaan. Passend bij de huidige tijd is de totale lengte van de passages ingekort, terwijl het aantal winkels hetzelfde is gebleven. Een pleintje in een hoek van het winkelcentrum, dat nau-

welijks gebruikt werd, is opgeofferd om daar een nieuwe, grote supermarkt te realiseren. In het midden van het winkelcentrum is een ‘versplein’ ingericht met een terras. “Daar zie je de groei en het belang van de component horeca in winkelcentra terug”, benadrukt Ros: “Het is er altijd druk.” Inspelend op de vergrijzing zijn ook elders zitgelegenheden toegevoegd, volgens Ros een effectieve manier om de verblijfskwaliteit te vergroten, wat weer de verblijfsduur verlengt, wat uiteindelijk weer een gunstig effect heeft op de omzet van de winkeliers. Een groot voordeel bij de vernieuwing van Winkelcentrum Kerkelanden was dat zowel het winkelcentrum als de woningbouw erbij dezelfde, enkele eigenaar had. Een eigenaar die bovendien bereid was om te investeren in kwaliteit. Daardoor kon SUM Architecten het winkelcentrum tot op het kleinste detail ontworpen. Ros is trots op de verschillende ritmes in de winkelpuien aan de passages, die visuele rust bieden, maar de winkeliers ook ruimte geven om hun signing goed in te passen. Het plafond van de passages loopt iets schuin af en vormt in het midden een naad. Ros: “Het plafond pakt zo net iets meer strijklicht, de naad in het midden heeft de vorm van een rails waar zowel de verlichting als de seizoensdecoratie zijn logische plek heeft.”


Foto: BAM

De supermarkten hebben een machtige positie, analyseert architect Eric Scholman van architectenbureau rphs+. Nederland zit in Europa in de unieke situatie dat de supermarkten nagenoeg altijd zijn gebouwd als onderdeel van winkelcentra, op centrale plekken in het stedelijk gebied. Dat komt omdat de supermarkten hier zijn ontstaan uit de kruideniers. Het fijnmazige netwerk van winkelcentra dat hieruit is ontstaan moeten we wat Scholman betreft koesteren, want het betekent dat deze voorzieningen altijd dichtbij zijn. De afgelopen jaren ziet Scholman dat supermarkten steeds meer ruimte vragen. “Bij kleinere winkelcentra gaat die groei vaak ten koste van het aantal winkels, bij grotere winkelcentra wordt die extra ruimte er vaak bijgebouwd.” In de rest van Europa krimpen de supermarkten echter juist. Waarom groeien ze hier dan nog wel? Komt dat door de unieke koppeling van supermarkten met winkelcentra? Scholman weet het niet, maar hij vraagt zich wel af of de groei vol te houden is. “Is er misschien een supermarktbubbel aan het ontstaan?” Wat betreft het verdere winkelaanbod ziet Scholman dat het middensegment met bijvoorbeeld Hema en Blokker het moeilijk heeft. Wat het wel goed doet is de discount, zoals Primark of Action, en het hogere segment, waarin bijvoorbeeld steeds meer

ambachtelijke winkels geopend worden. Bij het ontbijt werd daarbij geconstateerd dat restaurants en cafés met de in de afgelopen decennia gegroeide welvaart een steeds belangrijker onderdeel zijn geworden van winkelcentra. Onze veranderende eetgewoonten noemt Ros zelfs een van de belangrijkste kansen voor winkelcentra.

Succesfactoren

“Een beperkt niveau van leegstand in winkelcentra houdt de boel in beweging en stimuleert de vernieuwing ervan”, vindt architect Tijmen Versluis van Appel Architecten. Hij vraagt zich af of het niet een gebrek aan concurrentie is die ervoor gezorgd heeft dat bij veel winkelcentra de basis gewoon nog niet goed is. Die basis is volgens Versluis helemaal niet zo ingewikkeld. Een winkelcentrum hoort een heldere routing te hebben in de vorm van een 8, 0 of een strip. Er moet volop ruimte zijn om te parkeren, waarbij gratis parkeren kan helpen. Bovendien moet het winkelcentrum een goede mix van winkels hebben, ‘branchering’ in vakjargon. Tijdens het ontbijt werd in aanvulling hierop nog een aantal factoren genoemd. Zo is er steeds meer aandacht voor beleving, wat veelal betekent dat het winkelcentrum ruim en transparant is, en een eigentijdse ar-

Zolang een winkelcentrum één of twee supermarkten als trekker heeft, redt die het voorlopig wel chitectuur heeft. Architect Peter Claassens van N Architecten vertelt dat hij hetzelfde winkelcentrum in de afgelopen vijfentwintig jaar nu al voor de derde keer vernieuwd heeft. De omloopsnelheid lijkt wel steeds korter te worden, iets waar hij met een flexibele architectuur op inspeelt. Daarnaast speelt ook marketing een steeds grotere rol, denkt stedenbouwkundige Mark van der Heide. Batavia Stad Fashion Outlet in Lelystad laat goed zien hoe succesvol deze benadering kan zijn. De Beethovenstraat in Amsterdam profileert zich onder het mom van ‘The Beethoven’ als kwalitatieve winkelbestemming. Winkelcentrum Leidsenhage wordt omgedoopt tot ‘Mall of the Netherlands’. Nunspeet profileert zich als ‘kunstenaarsdorp’, inclusief bijbehorende, gespecialiseerde voorzieningen. Zo zijn er nog veel meer architectenweb — 55


Boven Het slanke Poortgebouw en de transparante Stadskamer erachter verbinden Hoog Catharijne opnieuw met de stad. Onder Aan het Vredenburgplein vormt het vernieuwde Hoog Catharijne een stedelijke wand met bovenin drie lagen met woningen.

Het vernieuwde Hoog Catharijne is op veel meer plekken verbonden met de stad

ten voor de vernieuwing van Hoog Catharijne onderzocht. De doorbraak kwam toen dat de gemeente akkoord ging met de bouw van het Poortgebouw, dat langs de singel omhoog rijst, en de transparante Stadskamer erachter. Die kamer verbindt niet alleen de verschillende delen van Hoog Catharijne met elkaar, maar vormt in het ontwerp van STIR architecture ook een cruciale, nieuwe verbinding met de stad. Op dit punt opent het winkelcentrum zich doelbewust naar de stad, biedt het aan weerszijden een brede voorbeelden te noemen. In de onderlinge blik op de singel, en wordt het met nieuwe concurrentie krijgen winkelcentra steeds roltrappen verbonden met het kades. De vaker een eigen profiel. Stadskamer zal, als hij afgerond is, 24u per dag open zijn, en restaurants met terrassen bevatten. Hulshof ziet voor zich dat bijHoog Catharijne voorbeeld bezoekers aan het naastgelegen Met de vernieuwing van Hoog Catharijne TivoliVredenburg voor hun voorstelling wordt het immer succesvolle winkelcenhier even wat komen eten. trum in Utrecht ook klaargestoomd voor het Hoog Catharijne stond bekend als een winkelen waarin beleving centraal staat. De onoverzichtelijk winkelcentrum met weinig vernieuwing van het winkelcentrum raakte daglicht, dat met zijn opgetilde ligging een in een stroomversnelling toen de gemeente onherbergzaam openbaar gebied eronder Utrecht na een referendum de terugkeer had opgeleverd en moeizaam verbonden was van de Catharijnesingel tot speerpunt met de stad. Met zijn ontwerp hoopt STIR maakte, blikt architect Joost Hulshof van architecture dit allemaal in één beweging op STIR architecture terug. Het bureau heeft te lossen. De kern van de ingreep betreft een vestigingen in Los Angeles en Amsterdam, nieuw en helder urban framework. De zigzagen werkt over de hele wereld aan winkelcen- gende routes van het oude Hoog Catharijne tra. Het team in Amsterdam werkt vooral zijn vervangen door rechte passages, die nu aan opgaven elders in Europa, maar werd na dubbelhoog zijn, en veelal voorzien zijn van het referendum gevraagd om een ontwerp te daglicht. Een verademing ten opzichte van maken voor een drastische vernieuwing van het oude winkelcentrum. Hoog Catharijne. In de plannen van de ge Het vernieuwde winkelcentrum is op veel meente zouden de verschillende delen van meer plekken verbonden met de stad en sluit het winkelcentrum slechts met kleine brug- hier ook in zijn architectuur nadrukkelijker gen over de singel met elkaar verbonden op aan. “Richting de Oude Gracht heeft worden. Dit tegen de wens van de eigenaar Hoog Catharijne nu een bakstenen architecvan het winkelcentrum in. tuur gekregen”, vertelt Hulshof. “Omdat aan In het ontwerpproces zijn talloze varian- het Vredenburgplein al heel lang markten 56 — architectenweb

gehouden worden en er van daaruit altijd grotere gebouwen aan hebben gestaan, is hier een trotse schaal gerealiseerd in een bescheiden baksteenarchitectuur.” “Richting Utrecht Centraal verandert het verhaal, daar ligt de opgetilde stad”, vult architect William Sebring van STIR architecture aan. “De architectuur van het Poortgebouw illustreert met zijn lichtheid die opgetilde stedelijkheid en legt als verticaal element ook een relatie met de singel.” Aan het nieuwe, opgetilde stationsplein maakt het winkelcentrum vervolgens een breed en verwelkomend gebaar met een uitgesproken moderne, misschien zelfs modernistische, architectuur die aansluit bij de nieuwe stationshal. “Ons ontwerp voor Hoog Catharijne stamt alweer uit 2007, dus je ziet dat je in dit soort gebieden voor een tijdloze architectuur moet gaan”, vertelt Sebring. “We wilden niet een te vormelijk winkelcentrum ontwerpen, maar hebben gezocht naar rust en het juiste ritme in de architectuur, met om de tachtig meter een herkenbaar element – dat is de afstand dat je iemands gezicht herkent.” “Door in de architectuur diversiteit aan te brengen, kan het zich in de tijd beter doorontwikkelen”, gaat Sebring verder.


Foto boven: BAM Foto onder en beeld: STIR architecture

Vanuit zijn ruime ervaring met het ontwerp van winkelcentra weet Sebring dat ze zich continu doorontwikkelen, dat zal ook hier het geval zijn. Van een eiland in stad wilde het bureau het gebied transformeren tot een stuk stad waarvan de randen op veel plekken niet meer waarneembaar zijn. Het moest naadloos opgaan de in Utrechtse binnenstad. Ook programmatisch is het nieuwe Hoog Catharijne veel meer onderdeel van de stad geworden. Aan het Vredenburgplein zijn boven de winkels 80 appartementen gerealiseerd, in het Poortgebouw komt een hotel met zo’n 250 kamers. En naast het station wordt nieuwe kantoorruimte gerealiseerd. Bij zijn vernieuwing krijgt Hoog Catharijne er 35.000 m2 winkelruimte bij. Het winkelgebied in de binnenstad van Utrecht zal populair blijven, maar is dat hier niet toch wat teveel van het goede? Hulshof denkt van niet. “De bevolking van Utrecht groeit snel, dan wil je in de binnenstad verdichten en Boven Aan het nieuwe stationsplein maakt Hoog Catharijne straks een breed en verwelkomend gebaar.

voorzieningen toevoegen.” Met deze extra ruimte sorteert Hoog Catharijne alvast voor op die verdere verdichting van het gebied rond Utrecht Centraal.

wat betreft hun karakter echt van elkaar verschillen. Zo komt er een Fresh!-gebied met winkels vol verse ingrediënten, en restaurants en barretjes waar op basis van die verse ingrediënten vanalles gekocht, gegeten en gedronken kan worden. Een soort markthal Mall of the Netherlands dus. En in een ander deel van het winkelcenWinkelcentrum Leidsenhage in Leidtrum komen luxemerken centraal te staan. schendam is via talloze uitbreidingen Om tot de rijkste beleving te komen uitgegroeid tot een groot winkelcentrum hoopt het winkelcentrum veel flagship stores met een regionale uitstraling. Doordat het aan te trekken en zullen er regelmatig winkelcentrum stapsgewijs is gegroeid, is de events worden georganiseerd. Op een van ruimtelijke kwaliteit die zijn bezoekers het de hoeken van het winkelcentrum komt zijn biedt echter van zeer wisselend niveau. een bioscoop en een plek met restaurants Om het winkelcentrum door te laten groeien en cafés waar ook ‘s avonds wat gedronken tot ‘Mall of the Netherlands’, met zelfs inof gegeten kan worden. Alles wordt in het ternationale uitstraling, wordt het volledige werk gesteld om hier het ideale ‘dagje uit’ te winkelcentrum nu vernieuwd en uitgebreid. bieden. Verblijven, beleven, ontmoeten. Om al die verschillende gebouwen samen te binden en van een gemeenschappelijke identiteit te voorzien heeft MVSA Architects een ontwerp gemaakt met een gevel die ‘als een zijden sjaal’ over de gebouwen gedrapeerd is. Bij de entrees krult de gevel theatraal omhoog om bezoekers welkom te heten. Het vernieuwde winkelcentrum krijgt een hoofdroute in de vorm van een ‘8’, met in het midden een plein. Het winkelcentrum wordt volledig overdekt en krijgt ‘wijken’ die

“Door diversiteit aan te brengen in de architectuur, kan een winkelcentrum zich beter doorontwikkelen” architectenweb — 57


De meeste winkeliers in Nederland worden nog altijd afgerekend op wat ze ter plekke verkopen, werd door de architecten bij het ontbijt rond de revitalisering van winkelcentra geconstateerd. Dat wat (later) online verkocht wordt, komt enkel ten goede aan het hoofdkantoor. Terwijl online en fysiek winkelen voor consumenten allang in het verlengde van elkaar liggen, worstelen veel retailers nog met deze transitie. Met de groeiende populariteit van online winkels zullen fysieke winkels zich opnieuw uit moeten vinden, zodat beide elkaar aanvullen. Zonder de last om alle producten volledig in voorraad te hebben, kunnen fysieke winkels zich richten op de beleving rond het merk en consumenten verleiden andere kanten van het merk te leren kennen en zo online nog veel meer producten ervan aan te schaffen. De Apple stores blijven een goed voorbeeld hiervan, met onder andere grote ruimtes waar continu workshops gegeven worden om consumenten te helpen hun producten beter te gebruiken – dat is nog eens klantenbinding. Bij het ontbijt twijfelde geen architect eraan dat winkelcentra een plek in onze steden zullen houden, maar hoe de toekomst eruit ziet kon ook niemand zeggen. Uit onderzoek blijkt dat winkelen als vrijetijdsbesteding in de afgelopen decennia iets minder populair is geworden. In combinatie met de gestage groei van online winkelen, moet geconcludeerd worden dat stilstand bij winkelcentra in veel gevallen echt achteruitgang zal betekenen. Succesvolle winkelcentra 58 — architectenweb

Beelden: MVSA Architects

Onzekere toekomst


moeten doorontwikkeld worden tot plekken waar het echt plezierig verblijven is, nietsuccesvolle winkelcentra zullen verkleind en getransformeerd moeten worden. Allerlei middelgrote steden, zoals Oss en Doetinchem, kiezen eieren voor hun geld en verkleinen hun winkelgebieden om die levendig te houden. De gemeente Emmen verkleint zijn winkelgebied de komende jaren zelfs met een derde. Door die beweging te ondersteunen met investeringen in de openbare ruimte en bijvoorbeeld bibliotheken kunnen compacte, maar levendige parels ontstaan. Van kwantiteit naar kwaliteit. De positie van de supermarkten is vooral bij de kleinere winkelcentra daarbij een steeds onzekerder factor. Met de veranderende samenstelling van de huishoudens, met onder andere steeds meer eenoudergeLinkerpagina boven Winkelcentrum Leidsenhage transformeert tot het grootste overdekte winkelcentrum van de Benelux. Linkerpagina midden In een van de ‘wijken’ van de Mall of the Netherlands worden luxewinkels geconcentreerd.

Boven De Mall of the Netherlands moet een plek worden waar het uiterst prettig verblijven is, bijvoorbeeld in deze lounge. Linkerpagina onder Een bioscoop moet ook ’s avonds voor levendigheid zorgen in de Mall of the Netherlands.

zinnen, is het overdag boodschappen doen er voor velen allang niet meer bij. Die laten hun boodschappen steeds vaker thuis bezorgen. Een bedrijf als HelloFresh levert zijn klanten iedere week volledig uitgewerkte recepten en alle ingrediënten die daarbij horen. Die ontwikkeling zal zich op een bepaald moment toch gaan vertalen in een teruglopend supermarktbezoek. Kleinere wijkwinkelcentra die het niet redden, zouden kunnen transformeren tot voorzieningenclusters, met bijvoorbeeld een kinderdagverblijf, een zorgpunt, een bibliotheek en woonwerkruimten, schetst Ros. Zo kunnen ze een positieve en bindende rol in de wijk blijven spelen. Daarvoor is het echter nodig dat beleggers hun vastgoed verder afwaarderen, en dat gebeurt nog maar weinig. Het ‘probleem’ is dat een vierkante meter winkelruimte tussen de 200 en de 2400 euro per jaar opbrengt, legt Ros uit. Geen enkele vierkante meter vastgoed levert zoveel op. Beleggers nemen er daarom niet graag afstand van. Vooral voor pensioenfondsen is dat volgens hem een lastige stap. Wanneer het eigendom van een winkelcentrum verdeeld is over allerlei verschillende partijen, lukt het ook niet altijd om iedereen op dezelfde lijn te krijgen. Het gevolg is dat er steeds meer kleinere winkelcentra wegkwijnen. In de nog groeiende grote steden

Met de groeiende populariteit van online winkels zullen fysieke winkels zich opnieuw uit moeten vinden in de Randstad is deze ontwikkeling nog niet zo zichtbaar, maar aan de randen van ons land gaat het hard. Het ontwerp van winkelcentra, zowel het doorontwikkelen ervan als het transformeren ervan, vormen de komende decennia een uitdagende opgave voor architecten. Wanneer winkelcentra ontworpen zijn als een naadloos onderdeel van het stedelijk weefsel, dan zouden ze in staat moeten zijn de aankomende veranderingen op te vangen, zijn de architecten bij het ontbijt van mening. “De kern van de opgave betreft uiteindelijk het ontwerp van goede publieke ruimte – hoe beweeg je daar doorheen, hoe beleef je die?”, stelt Hulshof. De vormgeving en invulling van de bebouwing daaromheen zal permanent in beweging blijven. — architectenweb — 59


Een kleurrijke poort uit gebogen glas Als de verbouwing in 2019 is afgerond, zal Hoog Catharijne in Utrecht tot de top 5 van best bezochte winkelcentra in Europa horen, stelt eigenaar Klépierre. In april 2017 opende een eerste belangrijk deel van de door STIR architecture ontworpen uitbreiding, met onder meer de glazen Stadskamer en het Poortgebouw als kleurrijke blikvanger. Met de opening van een nieuw bouwdeel is 16.000 m 2 aan winkelruimte toegevoegd aan Hoog Catharijne. Via de nieuw gerealiseerde Stadskamer, een grote glazen doos, steekt de wandelaar de herstelde Catharijnesingel over. Dit in de jaren zeventig gedempte water brengt de gemeente terug; bezoekers zien momenteel vlakken 60 — architectenweb

met een waterprint, maar straks ervaren ze hoe de singel onder de Stadskamer doorstroomt dankzij 250 m 2 aan glas in de vloer. De Stadskamer wordt het kruispunt van Nieuw Hoog Catharijne; met een ruim aanbod aan horeca en evenementen moet dit gebouwdeel het ontmoetingspunt van het vernieuwde winkelcentrum zijn. Ook

krijgt het hotel, dat in het markante Poortgebouw wordt gevestigd, hier zijn entree. Het Poortgebouw valt op door zijn kleurstelling en dubbelgekromde vorm. Tijdens de bouw zorgde de ongebruikelijke vorm voor ophef, omdat voorbijgangers dachten dat de constructie op instorten stond. Voor gevelbouwer Blitta en glasproducent Saint-Gobain Glassolutions betekende het ontwerp een mooie uitdaging. Blitta heeft een gevelsysteem ontwikkeld, waarbij de profielen de dubbele krommingen kunnen maken. Ondanks de complexe vormgeving is met een doorlopende systeemdichting het gevelsysteem gegarandeerd water- en winddicht. Voor Saint-Gobain Glassolutions Gevelbouw bestond de uitdaging er uit “een totaal ontbreken van seriematigheid”, vertelt accountmanager Rene Goossen. De beglazing van het Poortgebouw bestaat uit 1.700 ruiten met elk een eenmalige maatvoering, in een unieke, niet-cilindrische, buiging. Daarom heeft de producent gezocht naar een manier om niet voor elke gebogen ruit een aparte matrijs te hoeven maken. “Onze

Foto: BAM

— advertorial


advertorial —

Foto boven: STIR architecture Foto onder: BAM

Linkerpagina Saint-Gobain Glassolutions Gevelbouw heeft alle beglazing voor Hoog Catharijne geproduceerd en geleverd, waaronder de gebogen etalages.

engineer Ruud Ottens heeft berekend dat de ruiten, in een bepaalde opbouw, op een goede en veilige manier onder spanning in de gevel gemonteerd kunnen worden”, vertelt Goossen. Dit is het zogenoemde ‘koud gebogen glas’.

In de beglazing en de panelen konden door het integrale bevestigingssysteem vervormingen tot tien centimeter gerealiseerd worden. Daarbij heeft de glasproducent zowel de enkele, in kleur geëmailleerde ruiten, als de isolerende en zonwerende ruiten, voor extra veiligheid, gelaagd uitgevoerd. “Bij breuk kan zo geen glas naar beneden komen.” Bij de uitvoerige tests vooraf bleek dat alleen de randverbinding van de dubbele ruiten een zwakke schakel zouden kunnen zijn. Dit is opgelost middels een RVS-afstandhouder met een verhoogde rugdekking, aldus Goossen. Het totale project omvat 9.000 m 2 glas en bestaat uit zonwerend isolatieglas SGG Cool-lite SKN165, hoogrendementsglas SGG Climaplus XN en SGG Emalit, gehard en in kleur geëmailleerd glas. Saint-Gobain Glassolutions heeft niet alleen de beglazing voor het Poortgebouw geproduceerd en geleverd maar ook voor de Stadskamer en zal dat eveneens doen voor het Brug- en het Entreegebouw. —

Boven De beglazing van het Poortgebouw bestaat uit 1.700 ruiten met elk een eenmalige maatvoering, in isolerende en zonwerende of in kleur geëmailleerde uitvoering. Onder Het volledig beglaasde dak van de Stadskamer brengt daglicht diep het winkelcentrum in.

Meer informatie Saint-Gobain Glassolutions Gevelbouw Postbus 134, 3760 AC Soest glassinfo.nl@ saint-gobain.com www.saint-gobainglass.com

architectenweb — 61


62 — architectenweb

Foto: Ossip van Duivenbode


Zoals spoorbouwmeester Bert Dirrix de grote nieuwe stations als spoorkathedralen presenteert, en architect Francine Houben haar bibliotheken ‘volkspaleizen’ doopte, zo noemt architect Manfred Wansink van VenhoevenCS sportcomplexen de ‘kerken van de 21e eeuw’. “Sportcomplexen nemen, samen met stations en cultuurcentra, langzaamaan de plek over van religieuze gebouwen, als plekken van samenkomst.” — tekst Kirsten Hannema

De binnenstraat van het sportcomplex wordt buiten aangekondigd met gebogen gevels en een enorme luifel.

architectenweb — 63


Daar waar we vroeger naar de ochtendmis gingen en in het café napraatten, daar gaan mensen nu naar de fitness, waarna we een kop koffie drinken in het bijbehorende café. “Naar de turn- of basketbalvereniging ga je niet alleen om te bewegen; de sportclub is ook een ontmoetingsplek, waar verschillende klassen en culturen met elkaar in contact komen. Een goed sportgebouw voorziet niet alleen in passende ruimtes om te sporten, maar brengt je ook in contact met mede-sporters. Het moedigt je aan om ook eens een andere sport uit te proberen, en biedt ruimte om met familie en vrienden af te spreken.” Ziedaar de opgave die VenhoevenCS zichzelf stelde toen het in 2012 de op64 — architectenweb

‘In de sportclub komen verschillende klassen en culturen met elkaar in contact’ dracht kreeg om ijsbaan De Meent in Alkmaar te verbouwen. De ijshal uit 1972, pal aan de N9 gelegen, was toe aan een opknapbeurt. Aangezien in Alkmaar – dat zich wil ontwikkelen tot sportstad – een tekort bestond aan wedstrijdzalen, werd

besloten om het gebouw meteen uit te breiden. Het nieuwe complex omvat een 11 meter hoge topsporthal, een trampolinehal, een turnhal, een schermhal en een multifunctionele gymzaal. Daarnaast is er een horecavoorziening en zijn er aan sport gerelateerde commerciële ruimtes. De verschillende functies zijn gegroepeerd rond een nieuwe entreehal, het geheel is ingepakt in een gestroomlijnde aluminium gevel. De metamorfose is compleet.

Ontmoetingsplek

De renovatie van De Meent is exemplarisch voor de ontwikkeling van de architectuur van sportcomplexen: van gymzalen en


Boven en midden De hoge, brede en lichte binnenstraat verbindt alle sportzalen in het complex met elkaar en vormt een uitnodigende ontmoetingsplek voor zowel sporters als anderen.

Foto’s: Ossip van Duivenbode

Linkerpagina Bij de vernieuwing en uitbreiding is een nieuw geheel ontstaan met een uitnodigender uitstraling naar het omliggende stedelijk landschap.

Onder De binnenstraat biedt zicht op de verschillende sportzalen, maar is nadrukkelijk ook ingezet als sfeermaker.

zwembaden in goedkope ‘loodsen’ tot zelfbewuste gebouwen. “Vroeger ging je naar de gymzaal voor een training en weer naar huis”, legt Mansink uit. “Eventueel dronk je nog een colaatje in de kantine, maar dat was het wel. Als je het sportcomplex als ‘kerk’ benadert, als een ruimte voor samenkomst, dan wil je ook mensen trekken die niet per se komen sporten. Dat kan door bijvoorbeeld een afhaalpunt te maken waar je eten kunt bestellen, of een vergadercentrum, zoals De Meent dat heeft. Het interessante van zulke extra functies is dat je als vanzelf betere horeca erbij kunt trekken, voorbij de geijkte kantine. Waarop weer meer bezoekers afkomen. Zo kun je de hele wijk een impuls geven.” architectenweb — 65


Begane grond

1e verdieping

8

6 7

9 10

5

Renvooi 1 entreehal 2 fitness 3 ijshal 4 patio 5 turnhal 6 trampolinehal 7 commerciële ruimte 8 danszaal 9 sporthal 10 multifunctionele ruimte

1

4

2

2 3

Langsdoorsnede

Dwarsdoorsnede

8 7

In de visie van VenhoevenCS gaat architectuur over meer dan een mooi gebouw maken. “Wij willen ook iets bewerkstelligen voor de plek waar het staat. Natuurlijk moeten de gevraagde ruimtes erin passen en moet het voldoen aan het bouwbesluit. Maar technische eisen veranderen, functies wisselen. Het gebouw als begrenzing en onderdeel van de openbare ruimte blijft. Publieke gebouwen, vaak op binnenstedelijke locaties, waar men aanvankelijk helemaal niet zit te wachten op een nieuw gebouw; dat zijn de opgaven die wij interessant vinden en waarvoor we prijsvragen winnen.”

Publieke opgave

Het project waarmee het bureau naam maakte als ‘zwembadarchitect’ is Sportplaza Mercator, gelegen aan het Rembrandtpark in Amsterdam West. “De buurt wilde helemaal geen zwembad”, vertelt Wansink, “de redenatie was dat nieuwbouw ten koste van het park zou gaan. Dat bracht ons op het idee om het zwembad als het ware onder het park te schuiven, 66 — architectenweb

Onder Met zijn ontwerpen voor sportcomplexen wil VenhoevenCS stimuleren dat gebruikers ook eens een andere sport bekijken.

6

9

Rechterpagina De topsporthal is voorzien van een houten wandbekleding en daglicht.


Foto’s: Ossip van Duivenbode

ofwel groene gevels te maken.” Het project trok wereldwijd aandacht, en sindsdien verwierf het bureau tientallen nieuwe opdrachten voor sportgebouwen. “We hebben er net weer een in Oostende gewonnen; een complex waar ook een aantal woningen bij ontworpen moest worden. Onze concurrenten speelden op safe en plaatsen een huizenblokje naast het zwembad. Wij hebben de woningen er bovenop gezet. Het beschikbare kavel was immers al klein; met de huizen erbij zou het helemaal volgebouwd worden. Sporten en wonen zouden elkaar in de weg zitten. Op deze manier geef je de woningen uitzicht, terwijl je de levendigheid en sociale veiligheid vergroot. En door compact te bouwen, hielden we ruimte voor een buurtplein over.” In Alkmaar vormt de (publiek toeganke-

‘Terwijl sommige bureau stoppen bij de sporthal, beginnen wij daar pas’ lijke) binnenstraat de ruggengraat van het plan. Het is een indrukwekkende ontvangstruimte: hoog, lang en licht, met uitzicht op de verschillende zalen. Behalve een verkeers- en ontmoetingsruimte, is de binnenstraat met zijn lichte vloer en kleurige wanden ook een sfeermaker. “We wilden een actieve, uitnodigende uitstraling”, vertelt Wansink. “Dat is wat veel sportcomplexen

ontberen, doordat de gevels grotendeels gesloten zijn. Wij proberen onze ontwerpen zo open mogelijk te maken, en waar mogelijk daglicht in de zalen te brengen. Dat is fijn als je sportles geeft, maar het is ook aardig voor de passerende automobilist als er wat te zien valt. Daarom hebben we de hele plint in glas uitgevoerd, met daarin de winkels en de trampolinezaal.” In zijn verhaal gaat Wansink nauwelijks in op het ontwerp van de sportzalen zelf, met hun fraaie afwerking: hout voor de topsporthal, helemaal zwart voor de schermhal. Het onderstreept zijn pleidooi om het sportcomplex meer als een publieke opdracht te benaderen. “De meeste opdrachten zijn gericht op die sporthal. Terwijl sommige bureaus daar stoppen, beginnen wij daar pas.” — architectenweb — 67


— advertorial

Uitbreiding keramiekmuseum in jas van klei

Met de uitbreiding door architectenbureau Kjaer & Richter heeft het regionale Grimmerhus Ceramic Museum zich omgevormd tot CLAY, Museum of Ceramic Art Denmark. DAPh-fotograaf Hennie Raaymakers fotografeerde de museumuitbreiding in opdracht van de Nederlandse bouwer van de toegepaste vitrines. Deze foto’s werden ook aangekocht door het museum en de architect.

De ondergrondse uitbreiding heeft een aantal voordelen. Daglichttoetreding die schadelijk is voor een deel van de collectie wordt — tekst Jan Paul Mioulet, geminimaliseerd. Klimaatbeheersing is fotografie Hennie Raaymakers/DAPh een stuk eenvoudiger doordat temperatuurschommelingen kleiner zijn dan bij een In het Deense Middelfart ligt CLAY, bovengronds gebouw. En het Grimmerhus Museum of Ceramic Art Denmark. Wie van en het park konden vrijwel ongewijzigd Hamburg naar Kopenhagen rijdt, komt er blijven. De ondergrondse ligging noopte langs. Het is het enige museum in Scanwel tot een bijzondere aanpassing. Het dinavië dat gespecialiseerd is in contempark, waarin de uitbreiding is gerealiseerd, porain keramiek. Het museum opende loopt namelijk omlaag naar de Lillebaelt, de deuren in 1994 en is gevestigd in het een zeearm. De kleigrond onder en rond het historische Grimmerhus, een prachtig gemuseum is niet stabiel en zwelt soms aan en bouw uit rode klei uit 1857 van Johan Daniel slinkt dan weer. Om te voorkomen dat de Herholdt. Toen de mogelijkheid zich voor- nieuwbouw hierdoor zou worden beschadeed om een befaamde collectie keramiek digd, is onder het museum een holle ruimte van Royal Copenhagen te verwerven – op van een halve meter hoog gemaakt. voorwaarde dat deze ook goed kon worden Om toch enig daglicht binnen te laten tentoongesteld – ontstond de behoefte voor de stukken die hier mooi in uit komen, aan uitbreiding van het museum. Het is aan beide uiteinden gezorgd voor een Grimmerhus en het bijbehorende beelden- verbinding met buiten: aan de kant van de park waren echter beide beschermd. Het hoofdingang in de vorm van bovenlichten, Deense architectenbureau Kjaer & Richter aan de andere kant in de vorm van een vond de oplossing door de uitbreiding van compact paviljoen. De benedenverdieping 1500 m 2 vrijwel volledig ondergronds van dit paviljoen is expositieruimte, de te leggen. bovenverdieping biedt plaats aan horeca en 68 — architectenweb

is geschikt voor het houden van lezingen en conferenties. Het paviljoen sluit aan bij de oorspronkelijke bebouwing door het bijzondere materiaalgebruik. De gevel van het Grimmerhus is gemaakt van de in Denemarken bekende regionale Lillebaelt klei. Ook het nieuwe paviljoen is voorzien van een gevelbekleding van klei die vlakbij het museum is uitgegraven. Een lokale baksteenfabrikant heeft deze klei met de hand verwerkt tot louvres van 80 cm lang en 4 cm dik. Deze louvres zijn verticaal bevestigd en kunnen draaien om daglichttoetreding te reguleren. Het paviljoen kan hierdoor zowel open als gesloten zijn naar zijn omgeving. DAPh-fotograaf Hennie Raaymakers fotografeerde het museum in opdracht van SDB Vitrinebouw, dat gespecialiseerd is in op maat gemaakte vitrines voor musea en presentaties. Raaymakers had een dag de tijd voor de fotografie, op een dag dat het museum voor publiek gesloten was. Hij raakte direct bij binnenkomst geïnspireerd door het gebouw. “Je daalt de trap af naar het museum en je wordt overweldigd door het licht,” vertelt Raaymakers: “Door het


advertorial —

blauwe daglicht dat van boven komt en het uitzicht over zee aan de andere kant.” Hij was onder de indruk van de opbouw van de expositie, van de plaatsing van de objecten in de ruimte en de rust die ervan uitging. Uiteraard lag zijn focus bij het fotograferen op het interieur, maar hij benutte in de middaguren ook nog het laatste daglicht voor het maken van een aantal buitenopnames van de nieuwbouw. “Voor een opdrachtgever als deze kijk je anders dan wanneer je bijvoorbeeld voor een architect werkt,” vertelt Raaymakers: “Maar ik probeer de producten toch een plaats te geven in het gebouw. Ik fotografeer altijd in de context van de architectuur.” Die meerwaarde zorgde ervoor dat zowel het museum als het architectenbureau een serie opnames aankocht. Architect Hanne Hammer-Pedersen van Kjaer & Richter: “We hadden nog niet zoveel en zulke goede opnames van vooral het interieur.” Het toont de toegevoegde waarde van een gespecialiseerde architectuurfotograaf, zelfs bij de fotografie van onderdelen van een project. —

Links De ondergrondse expositieruimte is bij zijn hoofdingang voorzien van daklichten. Rechts Het paviljoen heeft een gevel uit verdraaibare keramische louvres. Linkerpagina Aan een zijde biedt de ondergrondse expositieruimte uitzicht over het water.

DAPh staat voor Dutch Architectural Photographers. Het is een collectief van zelfstandige architectuurfotografen bestaande uit: Hennie Raaymakers, Imre Csány, Toon Grobet, Jan Paul Mioulet, Katja Effting en Thea van den Heuvel. Meer informatie www.daph.nl

architectenweb — 69


Nieuwe

producten

70 — architectenweb

Architectonische lichtbeelden

De verlichtingscollectie Structural, ontworpen door Arik Levy voor Vibia, is gebaseerd op de combinatie van rechthoekige volumes en staven. De armaturen bieden een sculpturale toevoeging aan de ruimte waarin ze worden toegepast. Direct en indirect licht schijnt over muren en andere oppervlakken op onverwachte plekken, terwijl de armaturen voor fascinerende composities kunnen zorgen. Structural omvat verschillende muur- en plafondarmaturen. De aluminium volumes zijn voorzien van ledlicht en worden verbonden door vierkante metalen profielen. www.vibia.com


Doeltreffend en decoratief

Een hoge tafel om aan te staan, een lage variant voor de zithoek; Deco is een informele tafelserie voor foyers, lounges, bars en andere ontmoetingsruimtes. De serie is ontworpen door Julia Prytz en het resultaat van het project X-works. Hierbij heeft Lammhults vijf design-studenten uitgenodigd langere tijd met het productontwikkelingsteam samen te werken. “Mijn interesse ligt bij het maken van producten voor publieke ruimtes door duidelijke en efficiënte eigenschappen, maar ook sterk decoratieve waarden toe te voegen”, legt Prytz uit. “Daarom heb ik inspiratie gehaald uit de art deco-stijl.” De serie omvat tafels in vier hoogtes en met tafelbladen in drie formaten. Het onderstel bestaat uit staal met poedercoating, het houten blad heeft een toplaag van laminaat of houtfineer. www.lammhults.se

Kleurmelanges en structuur

De collectie gordijnstoffen van Vescom is recent uitgebreid met drie series: Dolin, Coron en Farasan. De stoffen hebben elk een eigen structuur en bestaan uit een menging van verschillende kleurtonen. Dolin is een licht gestructureerde melange en heeft een linnen uitstraling; de stof is mat met een lichte glans. Coron, beschikbaar in twintig kleuren heeft onregelmatige ribstructuur en een natuurlijke glans. Farasan is een contrastrijke ‘multicolour’ met een natuurlijke glans en luxueuze uitstraling. Ze is leverbaar in zestien bijzondere kleuren zoals smaragd, amber, kobalt en jade. Bovendien is de Farasan extra breed en, aldus Vescom, daardoor naadloos te confectioneren. www.vescom.com

architectenweb — 71


Hoogste comfort in Rijnstraat 8

In het nieuwe rijkskantoor Rijnstraat 8, het voormalige VROM-gebouw naast het Centraal Station in Den Haag, zijn diverse ministeries en diensten gehuisvest. In totaal gaat het om 4.400 werkplekken voor 6.000 ambtenaren. In het door OMA ontworpen project staat het comfort voor de gebruiker centraal. De temperatuur, de luchtvochtigheid en de akoestiek bepalen het comfort in een ruimte. In Rijnstraat 8 is gekozen voor het Easy-KlimaPlus klimaatplafond van Interalu. Dit plafond voldoet aan al de genoemde eisen en is bovendien zeer flexibel. In totaal installeerde Interalu 32.000 m2 klimaatplafonds, waarbij de langste panelen een lengte van 8,70 meter hebben. www.interalu.eu

De architectuur van openbare gebouwen vraagt om openheid en transparantie, zodat ze uitnodigend zijn voor het publiek. Met de glas-vouwwanden van Solarlux zijn ruimtes multifunctioneel te gebruiken en vervaagt de grens tussen binnen en buiten. Kenmerkend voor de vouwwanden is de royale daglichttoetreding, de natuurlijke ventilatie en het flexibele comfort. De verzonken vloerrails garanderen de gewenste toegankelijkheid en de Solarlux vouwwanden hebben een uiterst slank design met hoge isolatiewaardes. www.solarlux.nl 72 — architectenweb

Foto Interalu: Bart Gosselin Photography

Openheid en transparantie


Akoestisch comfort met Topline

Toptoegang met topisolatie

Tot nu ging een dakluik altijd ten koste van de duurzaamheid van het gebouw. TopAccess is het eerste dakluik met een effectieve thermisch gescheiden constructie. Door dit slimme ontwerp staat een dakluik niet langer gelijk aan een warmtelek. Het dakluik heeft een isolatiewaarde van U = 0,21 W/m2K. Daarnaast is de constructie bestand tegen de zwaarste stormen en heftigste regenbuien, aldus leverancier Staka. De TopAccess is met recht het premium dakluik in de collectie van Staka. Het dakluik is voorzien van KOMO-attest, voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit en gaat tientallen jaren mee. www.staka-dakluiken.nl

Wanden en plafonds zijn essentieel voor het bereiken van akoestisch comfort en sfeerbepalend voor een ruimte. De houtfineer wand- en plafondsystemen van Hunter Douglas zijn een ideale akoestische oplossing met een natuurlijke uitstraling. De flexibiliteit van de productserie zorgt voor volledige ontwerpvrijheid. Zo kan de combinatie van geluidsreflectie, -diffusie en -absorptie worden afgestemd op de betreffende ruimte. Er kan worden gekozen voor brandvertragend basismateriaal (B-s1,d0 EN 13501-1) of vochtwerend MDF (ESW). Voorts biedt Topline vrijheid in de afmetingen en de keuze uit meer dan veertig fineersoorten en diverse afwerkingen. Topline voldoet aan de uitgangspunten van cradle-tocradle. www.hunterdouglas.nl architectenweb — 73


Colofon Architectenweb magazine Architectenweb magazine verschijnt tweemaal per jaar. ISSN 1877-8690 Redactieadres Architectenweb B.V. Johan van Hasseltweg 33a 1021 KN Amsterdam 020 - 71 30 600 redactie@architectenweb.nl www.architectenweb.nl Uitgever Martijn Postmus martijn.postmus@architectenweb.nl Hoofdredacteur Michiel van Raaij michiel.van.raaij@architectenweb.nl Redactie Robert Muis robert.muis@architectenweb.nl Ronnie Weessies ronnie.weessies@architectenweb.nl Medewerkers aan dit nummer Teun van den Ende, Kirsten Hannema, Robert-Jan de Kort, Karin Roelofse, Leon Sebregts Ontwerp Solar Initiative, Amsterdam Drukkerij Veldhuis Media, Raalte Coverbeeld Bart van Hoek

74 — architectenweb

Advertentie-index Advertenties Jenneke Hellemons jh@architectenweb.nl Bart Sakkers bs@architectenweb.nl

Branded content Forbo — 44 Renson — 30 Reynaers — 26 Saint-Gobain Glass — 60

Vrijwaring Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook.

Advertenties Reynaers — 3 Saint-Gobain Glass — 76 Tece — 75 Vola — 2

© 2017 — Architectenweb B.V. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen en/of op enigerlei wijze worden gereproduceerd zonder schriftelijke toestemming van Architectenweb B.V. Het binnenwerk van Architectenweb magazine is gedrukt op FSC-gecertificeerd papier.

Advertorials Hunter Douglas — 73 Interalu — 72 Lammhults — 71 Solarlux — 72 Staka — 73 Vescom — 71 Vibia — 70




Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.