Discours #23 enkele pagina's2

Page 1

discours JAARGANG 9 | NUMMER 1 | MEI 2017

magazine voor de onderwijs- en opleidingsregio van het AMC

Anouk Wouters over selecteren ‘Iedereen is zoekende’

+

De dokter en de duiten

+

Opleidingsklimaat: ’t kan vriezen, ’t kan dooien 1 discours

mei 2017


INHOUD

Discours, het magazine voor co-assistenten, arts-assistenten en opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum 6

PAGINA 3 / DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST Joke Bais, Noordwest Ziekenhuisgroep PAGINA 6 / AIOS EN OUDER Hoe combineer je werk en privé? PAGINA 9 / SAMEN VOORUIT! Nieuw platform onderwijssamenwerking

D

PAGINA 10 / IEDEREEN IS ZOEKENDE Anouk Wouters over selectie PAGINA 12 / DE DOKTER EN DE DUITEN Meer kostenbewustzijn

20

PAGINA 14 / SAMEN OPLEIDEN Het OLVG bevalt

12

PAGINA 16 / KETE KERVEZEE Over aanpassing van de opleiding PAGINA 18 / ‘KOPENHAGEN IS OOK BEST LEUK’ Honkvaste studenten PAGINA 20 / ’T KAN VRIEZEN, ’T KAN DOOIEN Opleidingsklimaat

16

& RUBRIEKEN

PAGINA 22 column | Soort zoekt soort PAGINA 23 | Agenda PAGINA 24 | Uit de polder | Beating the blues in Melbourne

10

Colofon Discours, november 2016 Jaargang 8, nummer 3 Verschijning: drie keer per jaar Oplage: 5100 Uitgave: Discours is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam. Redactie: Frank van den Bosch (hoofd afdeling In- en Externe Communicatie), Jasper Enklaar (hoofdredactie), Olivier Busch

(voorzitter Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen), Kiki Lombarts (hoogleraar Professional Performance), Jan-Hindrik Ravesloot (voorzitter Onderwijsinstituut Geneeskunde), Annemarie Engstrom (Triple A) en Sonja Levy (CoRaad UvA)

Amsterdam

Bijdragen: Sarah Gans, Simon Knepper, Daniëlle Kraft, Marianne Meijerink, Annet Muijen, Jeroen van den Nieuwenhuizen, Catrien Spijkerman

Zet- en drukwerk: Drukkerij Verloop, Alblasserdam

Fotografie/illustraties: Janus van den Eijnden, Anne Huijnen, Sander Nieuwenhuys, Sake Rijpkema Illustraties: Van Lennep

Art direction en ontwerp: Van Lennep,

2 discours

mei 2017

Redactieadres: Afdeling In- en Externe Communicatie Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9 1105 AZ Amsterdam Telefoon: (020) 566 23 36 Email: discours@amc.nl Website: www.amc.nl/discours Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

De grondsl Hippocrates liet het 400 jaar voor Christus zijn leerlingen al beloven: “… aan mijn zonen, aan de zonen van mijn leermeester en aan de leerlingen die verklaard hebben zich aan de regelen van het beroep te zullen houden, aan hen allen zal ik de grondslagen van de kunst leren.” In de 21e eeuw geldt nog steeds: geen excellerende aios zonder excellente specialist/opleider. In deze (nieuwe) rubriek vertellen de voorzitters van de Centrale Opleidingscommissies (COC’s) van de ziekenhuizen uit de Onderwijs- en OpleidingsRegio AMC hoe zij het anno nu doen. Joke Bais Noordwest Ziekenhuisgroep

3 discours

Mei 2017


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

dslagen van ‘Hoeder van het opleidingsklimaat’ Tekst: Daniëlle Kraft Foto’s: Sander Nieuwenhuys

— ‘Wij zijn een heel goed topklinisch opleidingsziekenhuis. Dat mag de wereld weten!’

— DE NOORDWEST ZIEKENHUISGROEP, waarin twee jaar geleden Medisch Centrum Alkmaar en het Gemini Ziekenhuis in Den Helder zijn samengevoegd, telt 24 medische vervolgopleidingen, met circa 140 aios. Joke Bais, gynaecoloog met een voorliefde voor onderwijs en opleiden, is er sinds een jaar voorzitter van de Centrale Opleidingscommissie (COC). Interne kwaliteitsimpulsen staan hoog op haar to do-lijstje. En: “We gaan ons ziekenhuis in het kader van de vrije keuze van oudste aios nadrukkelijk op de kaart zetten.” Aan sollicitaties van aios geen gebrek in Alkmaar (in Den Helder zijn nog geen opleidingsplaatsen). Maar de twee jaar geleden ingevoerde vrije keuzejaren van oudste aios vragen wél om actie, zegt Bais. “Oudste aios zijn zeer gewild, alle perifere opleidingsziekenhuizen willen hen er graag bij hebben. Dus je moet je in de kijker spelen. Zo werkt de markt. Daar is trouwens niets mis mee, het dwingt je tot nadenken, tot het ontwikkelen van nieuwe, aansprekende stages, waar aios én ziekenhuis beter van worden. Het houdt ons scherp. Als COC, in alle opleidersgroepen én met ons leerhuis - de Noordwest Academie - moeten we goed nadenken over wat we willen en kunnen aanbieden, over mogelijkheden, uitvoering en haalbaarheid. We moeten de verwachtingen wel waar kunnen maken.” “We zitten hier in de Kop van Noord-Holland voor veel potentiële oudste aios ver weg van de hoofdstedelijke reuring. Gevoelsmatig dan, want je bent hier vanuit Amsterdam binnen een uur. Maar dat gevoel is er, en het betekent dat we er iets harder aan moeten trekken om die oudste arts-

4 discours

assistenten bij ons te krijgen. Best lastig, want wij zijn hier van nature niet zo op-de-borstklopperig. We missen die vanzelfsprekende Amsterdamse flair om jezelf te verkopen. Bij ons zijn we meer van het nuchtere en bescheiden soort. Dat heeft overigens weer een eigen charme. In de onderlinge relaties staan we dicht en gelijkwaardig bij elkaar. En dat ‘doe maar gewoon’ geeft ook onze patiëntenzorg een extra dimensie; nuchtere Noord-Hollanders, vaak woonachtig in kleine dorpsgemeenschappen, die vaak pas in een laat stadium met hun klachten naar de dokter gaan. Dat maakt onze populatie heel divers en breed. Dat is ook onze kracht. Daar zullen we meer op inzetten.” Waarmee de COC-voorzitter van de Noordwest Ziekenhuisgroep maar wil zeggen dat ze in Alkmaar het oude Calimero-syndroom van zich afschudden. “Wij zijn een heel goed topklinisch opleidingsziekenhuis. Dat mag de wereld weten!” OPLEIDINGSETALAGE Bais heeft in dit verband hoge verwachtingen van de opleidingsetalage, het landelijke, digitale platform voor aios, opleiders en opleidingsinstellingen, waarop bijzondere keuze- en differentiatiestages per medisch specialisme en per zorginstelling worden aangeboden. Een podium dat

mei 2017


DE GRONDSLAGEN VAN DE KUNST

n de kunst INDIVIDUELE LEERDOELEN Exposure, het hoort erbij, zegt ze, maar het gaat de COC van de NoordWest Ziekenhuisgroep in de eerste plaats natuurlijk om de inhoud en kwaliteit van de eigen medische vervolgopleidingen, om aankomend medisch specialisten in alle opzichten klaar te stomen voor het echte, zelfstandige werk. “Met individuele leerdoelen bijvoorbeeld, om de aios eigen regie te geven en met specifiek onderwijs aan te sluiten op wat hij of zij wil en al weet en kan. Anio’s bijvoorbeeld die naar een opleidingsplaats doorstromen, zijn soms op onderdelen verder dan een nieuwe aios, dat vertaalt zich in het persoonlijk opleidingsplan.” Alles wordt, benadrukt Bais, in hechte samenwerking met de Noordwest Academie besproken, ontwikkeld en getoetst. “We zijn een absolute eenheid op het gebied van onderwijs en opleiding.” Bais voegt hieraan toe dat álle specialisten van de opleidende disciplines in het ziekenhuis bij kwaliteitsverbeteringen worden betrokken. “Bij ons is de héle vakgroep verantwoordelijk voor de opleiding van specialisten. Dat betekent ook dat álle leden van de vakgroepen scholing krijgen en niet alleen als groep, maar ook individueel worden getoetst.” Ze heeft de vaste jaargesprekken met de opleiders al een nieuw elan gegeven. “Het moeten eerlijke, inspirerende interacties worden, vanuit een gezamenlijk streven naar behoud en verbetering van de kwaliteit van onze opleidingen.”

volgens de opzet recht doet aan het door aios verwerven van extra kennis en kunde, inclusief niet-medische competenties en aan hun wens zelf vorm en inhoud aan hun ontwikkeling te geven. En, mooi bijeffect: opleiders en instellingen kunnen zonder gêne ook even ‘bij de buren’ kijken. “Wij zullen de mogelijkheden van de opleidingsetalage zeker gaan benutten”, zegt Bais. “Maar niet overhaast. We willen het goed doen.” En dan is er nog haar eigen voorstel, waarmee ze onlangs haar regionale collega-opleiders tijdens een clusterbijeenkomst in het AMC verraste: een jaarlijkse speeddate. “Denk aan een ‘aiosmarkt’, waar de opleidingsziekenhuizen in onze OOR-regio zich met bijzondere projecten presenteren. En aios die kiezen wat het beste bij hen past. Waarom niet? Dat is letterlijk marktwerking.”

5 discours

SETQ Ook de standaard kwaliteits- en tevredenheidsmetingen onder aios (Drect, SetQ en bij de Noordwest Ziekenhuisgroep ook een losse, open vragenlijst) krijgen als het aan Bais ligt, een interactieve impuls. Zo zijn er in een pilot in haar eigen vakgroep gynaecologie persoonlijke gesprekken aan de SetQ-uitkomsten gekoppeld. “Twee aios, als afvaardiging van alle arts-assistenten van onze vakgroep, hebben de resultaten individueel met elke opleider besproken. Dat was heftig, voor beide kanten: voor de aios om zo rechtstreeks verbeterpunten te moeten verwoorden en voor de arts/opleiders om die kritiekpunten te incasseren. Maar het doel was voor iedereen duidelijk: in een open sfeer bespreken wat er beter kan en hoe. De sessies werden geleid door een psycholoog, als moderator, om ze in een veilige sfeer te laten verlopen en het doel te bewaken. Ik hoop deze verdieping organisatiebreed te kunnen uitrollen.” En zo heeft Bais als hoeder van het interne opleidingsklimaat nog zo wat originele ideeën. Speciale discipline-overstijgende onderwijsuren bijvoorbeeld, zoals de management+-klas, voor aios met bijzondere bestuurlijke belangstelling. “Aios – en ook anio’s – die zich willen ontwikkelen, krijgen bij ons alle ruimte. Maar ze moeten zich dan wel laten zien en horen. Aios zijn bij ons medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van hun opleiding.” —

mei 2017


NIEUW AMSTERDAMS PROFIEL

Aios en ouder In opleiding, promoveren, diensten draaien. Hoe combineer je zo’n druk bestaan met een kinderwens? Een kwestie van goed organiseren, wat minder werken, en beschikbare opa’s en oma’s. Tekst: Jasper Enklaar Beeld: Janus van den Eijnden

Frederike van Vilsteren (6e jaars aios MDL, 34) en Annejet (1,5) “We wisten al heel lang dat we kinderen wilden. In de medische wereld stel je dat toch wat uit, dat is op een of andere manier de cultuur. Je bent achter in de 20 als je een opleidingsplek krijgt, en de meesten denken daarvoor niet aan kinderen. Ook ik wilde eerst mijn promotieonderzoek afmaken. Dat onderzoek afronden en mijn opleidingsplek stonden hoger op de agenda dan de kinderwens. Ik zie om me heen dat vrouwelijke artsen wat later kinderen krijgen dan m’n vriendinnen die in andere sectoren werken. Ik ben vier dagen gaan werken, dat is heel gangbaar. Nu heb ik het beste uit twee werelden: een leuke, uitdagende baan, een heel leuk kindje, en genoeg tijd om van beide te genieten. Half mei verwacht ik m’n tweede kind. Gelukkig hebben we heel enthousiaste opa’s en oma’s, en een goede crèche waar Annejet twee dagen per week naartoe gaat. Mijn man is redelijk flexibel, hij heeft een eigen bedrijf. Dat maakt dat we de knelpunten die er absoluut ook zijn – bijvoorbeeld met mijn diensten – wel kunnen oplossen. Maar het is af en toe best een puzzel.”

6 discours

mei 2017


NIEUW AMSTERDAMS PROFIEL

Wytze Lameris (5e jaars aios chirurgie, 33) en Isabelle (3 maanden) “In het werk is de situatie al een heel aantal jaren stabiel, we weten waar we aan toe zijn. Dat is fijn op het moment dat je kinderen gaat nemen. Want op een gegeven moment is het tijd voor kinderen. Toch had dat minder met werk, dan met privé-overwegingen te maken. Zo was mijn vriendin Anne klaar met haar master geriatrische fysiotherapie. Ik werk officieel op een contract van 46 uur. Nu Isabelle geboren is, neem ik één keer in de twee weken een dag vrij, zodat ik ook mijn deel kan bijdragen. Anne gaat bewust minder werken: 28 uur. Werk en privé een lastige combinatie? Niet echt. Ik kijk om me heen en iedereen doet het. En als iedereen het kennelijk kan, dan moet het ons ook wel lukken. Je moet zorgen dat je een stabiel thuisfront hebt en dat je het goed organiseert. In de opleiding is het makkelijker om parttime te werken. Dat was vroeger wel anders, toen was parttime werk not done. Nu zal een opleider daar nooit een probleem van maken. Thuis kom ik nauwelijks nog aan werken toe. Ik ben continu bezig – met Isabelle. Dat had ik niet helemaal zo verwacht. Alleen als ze in bed ligt, kan ik nog wat voorbereiden. Ik kan dus niet zo makkelijk meer mijn eigen tijd indelen. Af en toe is dat een beetje lastig, maar Isabelle is een prachtig kind, ze is vrolijk en groeit goed. We zijn alles aan het ontdekken. Dat geeft ook energie.”

7 discours

mei 2017


ANDERE COMPETENTIES

Anniek Vlijm-Kiewiet (6e jaars aios interne, 35), Jordi Kiewiet (6e jaars aios chirurgie, 36) en Sven (5 maanden) “Normaal zitten internisten en chirurgen niet altijd op één lijn, maar wat Sven betreft wel. Toen ik promoveerde - vóór mijn opleiding speelde het onderwerp kinderen nog niet, maar toen Jordy zijn opleiding combineerde met onderzoek, wel. We waren inmiddels de 30 ruim gepasseerd en zagen het overal om ons heen. We dachten: we regelen het wel. We hebben nu allebei een dag vrij genomen en we hebben goede opvang georganiseerd. Dat moet je wel regelen, want Jordy kan niet zomaar een OK afzeggen en ik kan geen spreekuur afzeggen als je je kind plotseling van de crèche moet ophalen. Het is goed om daar van tevoren over na te denken. Het helpt natuurlijk wel als je familie hebt die meehelpt. Vroeger probeerden we het zo te plannen dat we gelijk in de dienst zaten. Nu doen we dat juist andersom. En als we toch tegelijk worden ingedeeld, proberen we dat te ruilen. Het feit dat we allebei in het laatste jaar van onze opleiding zitten geeft wel lucht. Zeker in het begin is de opleiding heel pittig. Dat combineren met een gezin lijkt me veel zwaarder. We wilden dit heel graag. En Sven is voorbeeldig; een week voordat ik weer ging werken, besloot hij de nacht door te slapen. Het is zoveel leuker dan we het ons hadden voorgesteld! Hij is er, en ineens is hij het belangrijkste dat er bestaat. Dat maakt alles zo relatief. Ook werk.”

8 discours

mei 2017


NIEUW PLATFORM AHEAD

Samen verder Amsterdamse onderwijsinstellingen werken samen in AHEAD. “We leiden nu op in gescheiden kolommen. Maar hedendaagse complexe zorgvragen los je niet meer op vanuit één kolom. De realiteit is dat je het steeds vaker samen zal moeten doen.” Tekst: Jasper Enklaar Beeld: VanLennep

GEEN OPLEIDING IN DE ZORG die het tegenwoordig zonder de CanMeds kan stellen, de rollen en competenties zoals die ooit door het Royal College of Physicians and Surgeons of Canada zijn opgesteld. Net zoals Canada een lichtend voorbeeld is op onderwijsgebied, is ook Scandinavië dat. “Deze landen lopen voorop als het gaat om samenwerking tussen verschillende beroepsgroepen in de zorgopleidingen, interprofessional education”, vertelt Noor Christoph, projectleider IPE van het Centrum voor Evidence Based Education van het AMC. Niet zo verwonderlijk dus dat een aantal bestuurders van verschillende Amsterdamse zorgopleidingen de afgelopen periode daar zijn licht is gaan opsteken. “We hebben een werkbezoek afgelegd naar Canada en naar Scandinavië”, vertelt Wim Polderman die als directeur van de VUmc Amstel Academie mee was. “De zorg verandert in rap tempo en het onderwijs moet daarin mee. Dat betekent dat we als verpleegkundige, paramedische en medische opleidingen elkaar heel erg nodig gaan hebben.” Om die samenwerking vorm te geven is de regio Amsterdam sinds vorig jaar een nieuw onderwijsplatform rijker. Achter het ambitieuze acroniem AHEAD gaat Amsterdam Health Education and Discovery schuil, een samenwerking van AMC, VUmc, HvA, InHolland, en SIGRA. “De Amsterdamse regio is uniek”, zegt Polderman. “We hebben hier vlak bij elkaar twee umc’s, twee hogescholen, en SIGRA, de netwerkorganisatie voor zorginstellingen in de regio Amsterdam” PAPIEREN TIJGER Weer een platform, weer een bestuurlijk overleg… Leidt dit niet tot extra werkgroepen, nog meer bureaucratie? “We zitten in de beginfase”, stelt Christoph gerust. “Om verandering in de zorg voor elkaar te krijgen, moet je op veel vlakken elkaar begrijpen en een gezamenlijke doelen vaststellen, ook bestuurlijk. Daarvoor dient dit platform. Hier kan iedereen elkaar vinden. We hebben wel degelijk de ambitie om met gezamenlijke projecten de zorg te verbeteren.” Ook Polderman is niet bang dat het platform een papieren tijger zal blijken. “De lijntjes tussen de verschillende instellingen zijn heel kort, de contacten steeds beter. We zijn nu druk bezig met het verder uitwerken van het thema

9 discours

van de laatste reis: hoe kunnen we interprofessional education – IPE - invulling geven in het Amsterdamse.” Samenwerkend leren, dat is het mantra voor de nabije toekomst. Opleidingen met elkaar in verband brengen en gezamenlijke opleidingsprogramma’s opzetten. “Dat beantwoordt aan een sterke behoefte”, legt Polderman uit. “We leiden nu op in gescheiden kolommen. Maar problemen los je niet meer op vanuit één kolom. De realiteit is dat je steeds vaker zal moeten samenwerken. Dan wil je ook al in de opleidingen de verschillende beroepsbeoefenaren rond de patiënt samenbrengen. Die samenwerking is geen doel, maar het middel om te komen tot betere zorg.” NIEUWE VORMEN VAN ONDERWIJS Onder de vlag van het platform zijn een aantal lijnen uitgezet. Polderman: “Zo onderzoeken we nieuwe vormen van onderwijs, die dwars door alles heen gaan. Denk aan een De Wereld Draait Door-achtige setting, waarbij studenten casuïstiek inbrengen, en die vervolgens hands-on simuleren met studenten uit andere opleidingen. Interprofessionele bijeenkomsten dus, voor en door studenten. Dat moeten we nog daadwerkelijk gestalte gaan geven, en een volgende stap is om studenten vanuit verschillende instituten uit te nodigen om zoiets te organiseren.” Christoph vertelt dat HvA en AMC al vergevorderd zijn in hun samenwerkingsplannen voor studenten verpleegkunde, fysiotherapie, oefentherapie, ergotherapie en geneeskunde. Dat voorziet in interprofessioneel onderwijs in elk studiejaar. Vanaf september gaan 1100 tweedejaars studenten van deze opleidingen gezamenlijk interprofessioneel onderwijs volgen. Binnenkort verschijnt er een whitepaper over hoe IPE te integreren in bestaande curricula en een komt de AHEAD website online, vertelt Christoph. Tevens staat er een ‘invitational conference’ op de rol, een plek om kennis te delen, om gezamenlijk onderzoek te initieren. “Het staat nu nog in de kinderschoenen. Maar we zullen er steeds meer voor gaan zorgen dat vanaf het begin van de opleiding de verschillende professionals elkaar leren kennen en elkaar kunnen vinden.” —

maart mei 2017 2016


DE BESTE SELECTIEMETHODE

Kandidaten voor de geneeskunde-opleiding mogen voortaan alleen nog via selectie – niet via loting – worden toegelaten. Dat levert echter geen betere studenten op, blijkt uit promotieonderzoek van Anouk Wouters. Bovendien schrikt het scholieren van nietNederlandse afkomst af. Tekst: Catrien Spijkermans Beeld: Janus van den Eijnden

Iedereen is zoekende

10 discours

— Eén dag voordat honderden scholieren zich bogen over de selectietoetsen die hen mogelijk toegang verschaffen tot de geneeskunde-opleiding in het AMC, promoveerde Anouk Wouters op de vraag of die selectie eigenlijk wel een goed idee is. Vroeger werden scholieren via loting toegelaten op de opleiding, maar vanaf dit jaar moeten umc’s alle nieuwe studenten voor het eerst verplicht via een selectieprocedure toelaten. Hoe die procedure eruitziet, mogen de umc’s zelf bepalen. Ze houden interviewrondes, analyseren CV’s van de scholieren, laten ze toetsen doen. Je zou het wat wrang kunnen noemen: juist nu de selectieprocedure voor iedereen verplicht is, komt Wouters met de conclusie dat de procedure weinig oplevert. De selectie leidt namelijk niet tot meer motivatie of betere prestatie bij de studenten dan loting, blijkt uit haar onderzoek. Ook kwam ze erachter dat de umc’s er in hun selectieprocedures niet in slagen de motivatie-

mei 2017


DE BESTE SELECTIEMETHODE

— Naarmate de artsenpopulatie een betere afspiegeling is van de patiëntenpopulatie, gaat de kwaliteit van zorg omhoog van de studenten te achterhalen. Er is maar één echt goede voorspeller voor de prestatie van de geneeskundestudenten, en dat zijn de eindexamencijfers, concludeerde ze. Precies de indicator die bij de selectie niet meer meetelt. Tot vorig jaar gebeurde dat nog wel; toen kregen scholieren met een 8-plus op hun eindexamenlijst automatisch toegang tot de geneeskundeopleiding. KLEINE VERSCHILLEN De onderzoeksresultaten komen vast niet als een verrassing, nuanceert klinisch psycholoog Wouters. Veel umc’s pasten – naast loting – al een aantal jaar de zogenaamde ‘decentrale selectie’ toe op een deel van de aanmeldingen. “In de afgelopen jaren zijn er daarom al andere onderzoeken gedaan die de beide methoden vergelijken. Áls er al verschillen werden gevonden, waren die steeds erg klein”, vertelt ze. Wouters, die promoveerde bij VUmc, deed haar onderzoek onder studenten van de VU, de UvA en de Rijksuniversiteit Groningen, die op basis van de gewogen loting, de 8-plusregeling of decentrale selectie tot de opleiding waren toegelaten. “Geneeskundestudenten doen het al heel goed”, zegt Wouters. “Het uitvalpercentage is slechts 10 tot 15 procent; erg laag in vergelijking met andere studies. De eventuele winst die je met ‘betere’ toelatingsmethoden zou kunnen behalen, is dus sowieso minimaal. Tegelijkertijd kosten de selectieprocedures erg veel geld. Ik raad de umc’s dan ook aan om de kosten van de selectie te beperken.” TWEE TOETSEN Dat is precies wat de selectiecommissie van het AMC voor ogen had, toen ze de procedure onlangs aanpaste, vertelt commissievoorzitter Robert Hulsman. De kandidaten beginnen in het AMC tegenwoordig met twee toetsen: de ene over studiemateriaal dat ze via een online-videocollege tot zich moesten nemen, de andere over vwo-basiskennis. Scholieren met goede toetsresultaten worden meteen toegelaten tot de

opleiding, de slechten worden meteen afgewezen. Voor de twijfelgevallen is er een tweede ronde met onder andere assessments met simulatiepatiënten. Hulsman: “Voorheen gingen alle scholieren van de decentrale selectie door die tweede ronde, maar dat is ontzettend arbeidsintensief. Het moest economischer. In de nieuwe procedure bootsen we eigenlijk de 8-plusformule na.” Hulsman is niet per definitie tegen een selectieprocedure. “Meedoen aan een loterij kan iedereen. De selectie – ongeacht hoe die eruitziet – zorgt ervoor dat scholieren er iets meer energie in moeten steken om binnen te komen. Nietgemotiveerden ben je dan in ieder geval kwijt.” Toch worstelt hij met de manier waarop dit nu is georganiseerd. “We weten allemaal dat eindexamencijfers de beste voorspellers zijn van studiesucces, en nu worden we gedwongen die te negeren! Sommige umc’s kijken daarom naar de 5-vwo-cijfers, maar die zijn landelijk niet gestandaardiseerd.” Uit Wouters’ onderzoek kwam bovendien nog een ander nadeel van de selectie naar voren: mogelijk heeft die negatieve effecten op de diversiteit van de studentenpopulatie. Op twee verschillende Amsterdamse scholen hield Wouters gesprekken met scholieren die een geneeskunde-opleiding overwogen: op de ene school zaten overwegend ‘blanke’ kinderen met een Nederlandse achtergrond, op de andere school was de meerderheid van niet-Nederlandse afkomst. NIET-NEDERLANDSE ACHTERGROND Wouters ontdekte dat de selectieprocedure vaker scholieren met een niet-Nederlandse achtergrond afschrikt. “Scholieren die niet beschikken over een netwerk in de medische wereld, zijn zich ervan bewust dat zij minder kansen hebben om tijdens hun middelbareschooltijd bijvoorbeeld een goed cv op te bouwen. Dit geldt met name voor scholieren met een niet-Nederlandse achtergrond”, legt Wouters uit. “Een enkeling vertelde me zelfs dat zij

11 discours

mei 2017

om die reden niet eens heeft geprobeerd zich aan te melden. Een ander zei dat ze gehoord heeft dat je met een buitenlandse achternaam minder kans maakt. Deze jongeren hebben minder rolmodellen in hun directe omgeving die ook een geneeskunde-opleiding hebben gedaan. Ze denken eerder dat het niet voor hen is weggelegd.” Terecht of niet, dit soort gedachten leidt er mogelijk toe dat minder scholieren van niet-Nederlandse afkomst op de opleiding terecht komen. “Is dat erg?”, vraagt Wouters zich retorisch af. “Jazeker. Naarmate de artsenpopulatie een betere afspiegeling is van de patiëntenpopulatie, gaat de kwaliteit van zorg omhoog, zo blijkt uit onderzoek.” CV NAUWELIJKS TE CONTROLEREN Een paar jaar geleden maakte het cv van de scholieren ook onderdeel uit van de decentrale selectieprocedure in het AMC, vertelt Hulsman. Het criterium werd echter geschrapt - niet vanwege diversiteitsredenen, maar vanwege de betrouwbaarheid. “Zo’n cv is nauwelijks te controleren en levert ook geen gestandaardiseerd vergelijkingsmateriaal.” Met diversiteit houdt de selectiecommissie zich ‘niet actief bezig’, zegt Hulsman. “Wij vinden dat iedere persoon aan dezelfde eisen moet voldoen. Prestatie is voor ons leidend.” De hamvraag luidt: was het oude lotingssysteem niet gewoon beter dan het nieuwe selectiemodel? Wouters aarzelt: “Het omgekeerde is in ieder geval niet waar”, zegt ze cryptisch. “Zelf hebben de kandidaten liever de selectie, bovendien dwingt het ze goed na te denken over de inhoud van de opleiding en het vak. Maar over de diversiteit maak ik me zorgen. Er is meer onderzoek nodig om te kijken of het echt zo nadelig uitpakt. In dat geval zou loten eerlijker zijn.” Ze denkt even na. “Óf we zouden een nieuwe, geheel andere manier moeten vinden. Iedereen is zoekende. De ideale methode moet nog gevonden worden.” —


KOSTENBEWUSTZIJN

Aios krijgen doelmatigheidsbril Kostenbewustzijn is noodzakelijk om de toegankelijkheid van de Nederlandse zorg te behouden, vindt Suzanne Geerlings. Zij is een van de drijvende krachten achter het Bewustzijnsproject, een landelijk initiatief om aios te leren kijken door een ‘doelmatigheidsbril’. Tekst: Jeroen van den Nieuwenhuizen Beeld: VanLennep

12 discours

mei 2017


KOSTENBEWUSTZIJN

— “GOED DAT WE AIOS ALLERLEI MEDISCHE HOOGSTANDJES BIJBRENGEN. Maar in de Eed van Hippocrates staat ook dat we verantwoordelijkheid dragen voor de toegankelijkheid van zorg. Ik vind dat doelmatigheid veel meer dan nu onderdeel moet zijn van ons werk. Als we bijvoorbeeld eerst een echo laten maken en we doen daarna altijd een CT, waarom slaan we die echo dan niet over en doen we niet meteen een CT? En waarom vinden we het per se nodig om midden in de nacht bloed te prikken bij een patiënt als we soms pas de volgende dag iets met de uitslagen kunnen doen? Zo kunnen we op heel veel manieren kostenbewust handelen zonder dat de kwaliteit van zorg daaronder lijdt.” Aan het woord is Suzanne Geerlings, hoogleraar Interne Geneeskunde in het AMC en in die hoedanigheid opleider van aios. In de medische vervolgopleidingen is doelmatig handelen een ondergeschoven kindje, stelt zij vast. Zij staat daarin niet alleen. Zo besteedt de Opleidings- en Onderwijsregio Zuid-Oost-Nederland via de leer-werkomgeving al jaren structureel aandacht aan doelmatigheid. Aios vinden dat fijn, want die willen graag bijdragen aan doelmatigheid, maar missen inzicht in de financiële kant van de zorg. Vanuit Amsterdam ijvert de Stichting Medical Business met succes voor zakelijke verdieping. En nu is er ook een landelijk initiatief om doelmatigheid een vaste plek te geven in de vervolgopleidingen voor artsen, van medisch specialist tot huisarts. Maastricht University is trekker van dit project, waarvan het College Geneeskundige Specialismen de opdrachtgever is. Alle Opleidings- en Onderwijsregio’s hebben zich bij het project aangesloten. CHOOSING WISELY Het project heeft allereerst als doel het kostenbewustzijn en het organisatieinzicht te vergroten. Geerlings: “De aios zijn hiervoor een bron van inspiratie, omdat zij in verschillende ziekenhuizen werken en dus heel goed zien waar zaken wel efficiënt zijn georganiseerd en waar niet. Daarnaast hebben we aansluiting gezocht bij Choosing Wisely, een internationale campagne die zich richt op het maken van verstandige medische keuzes. Samen met de wetenschappelijke verenigingen hebben we medische ‘do’s en don’ts’ in kaart gebracht: welke handelingen zijn bewezen zinvol en welke niet? Om een voorbeeld uit mijn eigen vakgebied en dat van de chirurgie te noemen: bij acute buikpijn is bewezen dat het geen enkele zin heeft om buikoverzichtsfoto’s te maken. Toch worden ze nog steeds gemaakt. Door per discipline verstandige keuzes te formuleren, willen we overbodige handelingen voorkomen.” Het Bewustwordingsproject wil er ook voor zorgen dat aios beter toegerust zijn voor het voeren van end of life-gesprekken. “De praktijk is dat er ook geld wordt besteed aan handelingen die medisch gezien geen zin meer hebben en die ook belastend voor de patiënt kunnen zijn. Dit komt onder andere doordat gesprekken over end of life-opties soms te laat in het behandeltraject gevoerd worden. Vooral de omgeving van de patiënt houdt dan vaak vast aan doorbehandelen, als laatste hoop. Ik zie graag dat end of life-gesprekken eerder in het behandeltraject worden gevoerd, zodat patiënten er samen met hun naasten in alle rust over kunnen nadenken. Die gesprekken zijn cruciaal om tot een doelmatig besluit te komen. Daarmee

13 discours

bedoel ik: afzien van een kostbare behandeling die medisch gezien zinloos of door de patiënt bij goed doorvragen niet meer gewenst is. Dit vereist veel gespreksvaardigheid en daar willen we in het project dan ook aan werken.” DEADLINE EIND 2018 Eind 2018 moet doelmatigheid een vast onderdeel zijn van alle medische vervolgopleidingen, dus ook van de Opleidings- en Onderwijsregio AMC. Volgens Geerlings is dat geen vrijblijvend streven, maar een verplichting: “We worden dan officieel getoetst bij de visitatie en als blijkt dat we onze zaken niet op orde hebben volgt er een voorwaarde, zwaarwegend advies of aanbeveling. Voor het landelijke project volgen er mogelijk financiële consequenties, omdat uiteindelijk de investering terugverdiend moet worden.” Voor het zover is, moet er nog veel gebeuren. Zo wordt er gewerkt aan een landelijke e-learning over kostenbewustzijn en doelmatig werken. Binnen de opleidingsregio is Geerlings druk bezig met het vinden van gemotiveerde opleiders. De reacties van collega-specialisten zijn wisselend, zegt ze: “Sommigen zijn enthousiast en willen graag een rol van betekenis spelen. Anderen zijn sceptisch: ‘Weer een vinkje zetten bij dingen die we impliciet al lang doen.’ Ik zie dat anders, want als doelmatig werken impliciet blijft, kunnen we nooit zorgen voor een goede overdracht aan de volgende generatie artsen.” En ja, doelmatigheid gaat vaak over geld. “Als arts heb je niet alleen met de patiënt tegenover je te maken. Je hebt ook bij te dragen aan de betaalbaarheid van de zorg als geheel. En de realiteit is dat de zorgkosten alleen maar stijgen. Maar doelmatigheid gaat ook over zorgvuldig medisch handelen, in het belang van de patiënt.” —

— ‘Bij acute buikpijn is bewezen dat het geen enkele zin heeft om buikoverzichtsfoto’s te maken. Toch worden ze nog steeds gemaakt.’ mei 2017


INTERPROFESSIONELE EDUCATIE

Leren van, met en over elkaar De co-assistent verluiert de zuigeling, de verpleegkundige overlegt met de arts over de bilirubinewaarde; bij interprofessionele educatie kijkt niemand op van die rolverdeling. Op de kraamafdeling van OLVG, locatie West is iedereen enthousiast. Tekst: Daniëlle Kraft Foto: Sake Rijpkema

De kraamafdeling van het ziekenhuis in Amsterdam Nieuw-West is vijf maanden geleden met interprofessionele educatie (IPE) begonnen. Studenten van diverse disciplines, die tijdens hun praktijkopleiding alle zorg samen doen, werken later als professionals ook gemakkelijker samen, aldus het doel van IPE. Elke maandagochtend staat een nieuw multidisciplinair team in de startblokken. Tot en met vrijdag krijgen de vier deelnemers vier eigen patiënten onder hun hoede. Verdeeld in twee duo’s stellen ze een dagelijks zorgplan voor hun patiënten op en voeren dat van begin tot eind samen uit. Onder begeleiding uiteraard, want het gaat immers om een onderwijsproject. Melle Spruijt, co-assistent Gynaecologie (VUmc) in OLVG, vormt deze IPE-week een duo met een verpleegkundige van de kraamafdeling die zich specialiseert in de obstetrieverpleging. Vivienne de Smet, co-assistent Kindergeneeskunde (AMC), werkt samen met een verloskundige in opleiding (Verloskunde Academie). De duo’s zijn niet vrijwillig of willekeurig gevormd, vertelt arts/docente en IPE-tutor Saskia Oosterbaan. Samen met Joyce Kors van de Verloskunde Academie vormt zij ze de drijvende kracht achter het interdisciplinaire praktijkonderwijs op de kraamafdeling. “Gynaecologie en Verloskunde werken van oudsher al tamelijk vanzelfsprekend samen. Om die reden zetten we deze disciplines tijdens de IPE-week níet bij elkaar. Want het gaat er vooral om dat de aankomende zorgprofessionals de ónbekende rollen van elkaar leren kennen. Overigens trekken de twee duo’s ook intensief met elkaar op. Ze vormen de hele week met z’n vieren een hecht team.” PATIËNTENBESPREKING Elke werkdag om tien uur ’s ochtends komt het complete IPE-team, inclusief

14 discours

mei 2017


INTERPROFESSIONELE EDUCATIE

— ‘Het mooie van interprofessioneel opleiden is dat de zorg echt gezamenlijk en onderling gelijkwaardig wordt geboden.’

helpt bij het douchen, de co-assistent de baby verluiert en de verpleegkundige met de arts overlegt over de bilirubinewaarde. IPE-coördinator Oosterbaan geniet van deze integrale family-centered care. “Het mooie van interprofessioneel opleiden is dat de zorg echt gezamenlijk en onderling gelijkwaardig wordt geboden. Het traditioneel hiërarchisch onderscheid tussen de verschillende disciplines valt volkomen weg. In enkele dagen tijd zie je de teams groeien en beter op elkaar ingespeeld raken. Er wordt ook samen geluncht. Dat is uniek, normaal gesproken zitten alle disciplines met hun eigen groep bij elkaar. Informeel contact maakt samenwerking gemakkelijker.”

drie specialisten/tutoren, bijeen in de ‘Vissenkom’, de overdrachtsruimte van de kraamafdeling. De IPE-patiënten, zorgvuldig geselecteerd (‘niet al te complex’), worden ieder afzonderlijk door een van de studenten gepresenteerd. Daarna wordt onderling uitgebreid gesproken over het vervolgbeleid. “Elke dag wordt een uur voor deze patiëntenbespreking uitgetrokken, een ongekende luxe! Vooral als het om nieuwe patiënten gaat, is het fijn en leerzaam, dat er tijd voor verdieping is”, zegt co-assistent Spruijt. De patiënten van het IPE-team zijn intussen bevallen. Ze hebben allemaal hun eigen bijzonderheden op medisch, verpleegkundig en verloskundig gebied. Diabetes, nabloedingen, wondverzorging, extreme angsten, obstipatie, borstvoeding die moeilijk op gang komt, vacuümextracties, sectio’s, zuigelingen die geel zien; alles komt in de patiëntenbespreking ter tafel. De getrainde medische, verloskundige en verpleegkundige tutoren vragen de studenten steeds wat ze zelf qua behandeling en beleid in gedachten hebben – en waarom. Zo komen er diverse opties aan bod in geval van bijvoorbeeld fluxus, hoge CRP-waarden bij de pasgeborene en deceleraties op het CTG.

ONTSLAGGESPREKKEN Na het grote patiëntenoverleg wordt het afgesproken behandelbeleid in gang gezet, met observaties, medicatie en aanvullende onderzoeksaanvragen. Na de lunch schrijven de studenten hun rapportages, werken ze de medische dossiers bij en bereiden ze hun dagelijkse, korte themapresentatie voor die ze aan het einde van de dag voor hun team geven. Tussendoor worden ze door hun patiënten opgepiept. Een eyeopener voor de co-assistenten: “Zo werkt dat dus in de verpleging, dat je steeds van kamer naar kamer wordt geroepen.” Vandaag is anders; het is vrijdag en dat betekent dat veel patiënten met ontslag gaan. De IPE-studenten voeren de ontslaggesprekken met hun patiënten, in aanwezigheid van de tutoren. Op de gang evalueert de klinisch verloskundige: “Vermijd loze informatie. En vergeet niet dat je in de eerste lijn anders praat dan in de tweede lijn.” Vandaag is ook de laatste dag van het IPE-team van deze week. De co-assistenten pakken maandag hun reguliere co-schap weer op. Het interdisciplinair samenwerken heeft wel iets toegevoegd, vindt Spruijt. “Ik had altijd al veel waardering voor verpleegkundigen, maar heb nu ook de praktische kant van hun werk gezien en ervaren. Dat neem ik mee.”

ACTUELE SITUATIE De vier IPE-studenten zijn al om half acht begonnen. Na de overdracht van de nachtdienst gaan ze in duo’s naar de ‘kraamsuites’ om informatie te verzamelen. “We vragen hoe het gaat, hoe de nacht is verlopen, of het voeden is gelukt, of de stoelgang vanzelf gaat en of de patiënten zelf vragen hebben”, vertelt Spruijt. Vervolgens worden reguliere controles uitgevoerd (temperatuur, fundushoogte), wordt de baby bekeken en krijgt de kraamvrouw haar medicatie en zorg. Zo kan het gebeuren dat de verloskundige in opleiding de kraamvrouw

15 discours

ONDERWIJSPROGRAMMA AMC Ook het AMC kiest voor IPE. Met de HvA is een gezamenlijk onderwijsprogramma ontwikkeld voor studenten Geneeskunde, Verpleegkunde, Fysiotherapie, Ergotherapie en Oefentherapie. Dat richt zich naast ‘rolverduidelijking’ op interprofessionele communicatie, teamfunctioneren, leiderschap en conflicthantering. In september 2017 wordt de tweedejaars IPE-module voor 1100 studenten gelanceerd. —

mei 2017


ARTS VAN DE TOEKOMST

Verbinden, samenwerken, levenslang leren Tekst: Simon Knepper Foto: Sander Nieuwenhuys

16 discours

mei 2017


ARTS VAN DE TOEKOMST

Permanente feedback in de zorg - voor Kete Kervezee is niets vanzelfsprekender. Ook op landelijke schaal. “Juist omdat we als samenleving veel geld aan zorg en welzijn uitgeven, moeten we ons steeds opnieuw afvragen: doen we de goede dingen en doen we die zo goed? Bieden we zinnige zorg? Denk bijvoorbeeld aan het gezondheidsverschil tussen rijk en arm. Moeten we erin berusten dat hoger opgeleide Nederlanders niet alleen zeven jaar ouder worden, maar ook vijftien jaar lang minder klachten hebben?”

— De vraag stellen is haar beantwoorden, vindt Kervezee, voorzitter van de Commissie Innovatie Zorgberoepen en Opleidingen. In 2015 stelde haar commissie al vast dat de veranderende zorgvraag - meer zorgvragers bij een krimpende arbeidsmarkt - vraagt om een nieuwe visie op gezondheid. Een visie waarin het zelfstandig functioneren en de eigen regie van burgers centraal staan. “In plaats van te accentueren wat iemand niét meer kan, moeten professionals in zorg en social work zich consequent afvragen: waar ligt iemands veerkracht? Wil en kan hij daar gebruik van maken? Waarbij heeft hij de eigen regie en waar is dan nog ondersteuning nodig?” MIX AAN BEKWAAMHEDEN Die ondersteuning zal, als het aan Kervezee cum suis ligt, steeds meer worden gegeven door intersectorale en multidisciplinaire teams ‘met een mix aan bekwaamheden’. Van toekomstige artsen vraagt dat niet alleen maar vakmanschap. Het doet ook een groot beroep op hun vermogen tot samenwerking. In het eind vorig jaar verschenen advies ‘Anders kijken, anders leren, anders doen’ beschrijft de commissie wat die eisen betekenen voor hun toerusting. Zo zal de vakbekwame arts anno 2030 terdege moeten weten wat er te koop is in andere sectoren van zorg en welzijn. Niet alleen moet hij de hulpvraag kunnen detecteren, hij moet ook in staat zijn vast te stellen wie wanneer bij de hulp wordt betrokken. Kervezee: “Wat heeft iemand nodig als je kijkt naar wie het is, naar zijn sociale netwerk, naar zijn sociaal kapitaal, naar zijn wensen? Stel: het gaat om een mevrouw met maagklachten. Ben jij als arts dan de enige die iets kan toevoegen? Of zou je verstandig aan doen met de andere disciplines eens te kijken of ze, ik noem maar wat, misschien te veel schulden heeft? In dat geval zul je staat moeten zijn een team zo te activeren, dat het én én gebeurt.” Dat vraagt om opleidingen met een ander profiel. Verkokering en fragmentering zijn uit deze boze, oordeelt de commissie. “Je ziet al wat meer toenadering tussen medische en paramedische opleidingen”, stelt Kervezee. “Maar bij problemen die het puur medische overstijgen, moet je als arts ook kunnen meedraaien in interdisciplinaire buurtteams. En als je vanuit jouw ervaring geboren inzichten wilt kunnen toepassen in de preventie, moet je kunnen communiceren met zowel sociaal wetenschappers als met social workers op mbo- en hbo-niveau.” LEVENSLANG Minstens zo belangrijk is voor toekomstige artsen het vermogen om levenslang te leren. Kervezee: “Als je afgestudeerd bent, heb je als het goed is

17 discours

mei 2017

de dag daarop alweer een leervraag.” Kennis van de vakliteratuur is dan maar één aspect, de reflective practioner van de toekomst oriënteert zich veel breder. “Je zult ook in staat moeten zijn om informele kennis die je opdoet met elkaar te delen, vast te leggen, te laten valideren en te kijken of de toepassing voor herhaling vatbaar is.” Blijven leren tot je zeventigste, zou het wel voor elke zorgprofessional weggelegd zijn? Het aantal oudere artsen dat niet meer wekelijks juichend in het NTvG duikt, moet aanzienlijk zijn. Kervezee, lachend: “Misschien is het mijn jeugdige optimisme. Maar als je dit van meet af gewend bent, bij voorkeur vanaf de basisschool… In het onderwijs zie je twee soorten leren. De traditionele versie is gericht op het verzamelen en reproduceren van kennis en vaardigheden. Maar veel interessanter is het je eigen maken van de voortdurende feedback loop: doen we samen de goede dingen, doen we ze nog steeds goed? Altijd respectvol natuurlijk: zacht op de relatie en hard op de inhoud. Als dat vanzelfsprekend in je attitude zit en in je groepscultuur, zul je het ook als oudere professional blijven koesteren. Omdat je weet wat het ook jouzelf oplevert.” ‘Anders kijken, anders leren…’ kreeg een warme ontvangst, ook binnen de zorgsector. In hoeverre het nieuwe kabinet het advies oppakt is nog een open vraag, maar het veld gaat er alvast verder mee aan de slag. Kervezee: “We hebben nu drie kwartiermakers van respectievelijk mbo, hbo en wo gevraagd een outline te maken voor zorg en welzijn in het digitale tijdperk, met de nodige ruimte voor pluriformiteit. Een gezamenlijk curriculum op de buitenmaten. Een tweede lopende ontwikkeling is die van het ‘zorgpact’, dat als aanjager fungeert voor de samenwerking tussen zorgaanbieders, onderwijsinstellingen en lokale overheden op regionaal niveau. Beweging in de goede richting is er zeker.” —

— ‘De reflective practitioner van de toekomst oriënteert zich veel breder’


INTERNATIONALISERING

Is de student te honkvast? De internationale mobiliteit van geneeskundestudenten stagneert. Vooral in de bachelorfase kijken studenten veel te weinig over de grens. Dat past niet in een tijd waarin wetenschap grenzeloos is en patiënten uit alle delen van de wereld komen. En ook niet bij een universiteit die zich profileert als ‘internationaal georiënteerd’. Dus er moet iets gebeuren. Maar wat? Tekst: Marianne Meijerink Beeld: Van Lennep

18 discours

mei 2017


INTERNATIONALISERING

doet een stage voor een beroep – verpleeghulp – waar je niet voor wordt opgeleid. Er is ook nauwelijks begeleiding, je moet je er helemaal ingooien om er wat van te maken.” Ze vond uiteindelijk haar draai, onder meer door zich te bekommeren om patiënten die wat verloren rondliepen. Of ze nog eens een keer naar het buitenland gaat, weet ze nog niet: “Ik heb geen flauw idee wat de mogelijkheden zijn. Je kunt wel naar het International Office gaan, maar je moet het toch allemaal zelf uitzoeken en regelen.” Anne Fledderus beaamt dat het begint met eigen initiatief, maar is juist heel erg te spreken over de ondersteuning die ze kreeg bij het realiseren van haar buitenlandse plannen. — ANNE FLEDDERUS (24) volgde haar eerstejaars verpleeghulpstage in Suriname. Via studievereniging IMFSA bracht ze een zomervakantie door in een ziekenhuis in Japan. De wachttijd totdat ze aan de master kon beginnen, gebruikte ze om marine biologie te studeren in Sydney, in het kader van het Global Exchange Program. Zo greep ze alle kansen en maakte ze van de nood een deugd. Dat alles om maar zoveel mogelijk ervaring in het buitenland op te doen. “Daardoor heb ik met mensen uit allerlei culturen leren werken. Ik ben echt heel blij met die ervaring, want daar heb ik straks als arts in Nederland veel aan.” En dat niet alleen. Met haar in Sydney opgedane kennis timmerde Anne na terugkomst een keuzevak evolutiebiologie in elkaar, dat ze ook nog zelf heeft gegeven. HELE WERELD Het is precies zoals de opleiders van de geneeskundefaculteit het graag zouden zien. “De UvA is een internationaal georiënteerde universiteit en heeft samenwerkingsverbanden met universiteiten over de hele wereld. Hierdoor kun je gemakkelijk een deel van je studie in het buitenland volgen.” Zo staat het te lezen op de UvA-website over de opleiding geneeskunde. Een flinke dosis wishfull thinking, want de realiteit is anders. Dat wil zeggen: vooral onder masterstudenten is er heel wat internationale dynamiek. Van de 250 studenten die in het studiejaar 2015-2016 een tijdje naar het buitenland gingen voor studie, onderzoek of stage, was de meerderheid (185) masterstudent. Maar in totaal bedraagt het aantal internationaal mobiele geneeskundestudenten van de UvA gemiddeld echter een schamele 12 procent, terwijl het doel is dat meer dan de helft op enig moment naar het buitenland gaat. En in de bachelorfase is dat percentage veruit het laagst. Het streven - 15 procent van de bachelorstudenten mobiel - wordt bij lange na niet gehaald. EXOTISCHE OORDEN Hoe dat komt? Daarover verschillen de meningen. Het programma zou te veel zijn dichtgetimmerd, het ontbreekt aan een duidelijke strategische visie, er zijn te weinig internationale partners, uitwisseling is moeilijk vanwege de Nederlandse taal, het kost te veel geld, studenten weten niet wat mogelijk is en waar ze moeten aankloppen, ze willen alleen naar leuke exotische oorden… In de beleving van de gemiddelde bachelorstudent is het in elk geval niet zo gemakkelijk als de website belooft. Tweedejaars Emma Schlotz (22) vertelt dat ze er bij toeval achter kwam dat ze haar verpleeghulpstage in Suriname kon doen. “Ik wist het via een oriëntatiemiddag, en dat die er is, moet je dus ook maar net weten.” Het leek haar een uitdaging om kennis te maken met een andere zorgcultuur, andere patiënten, “want er zijn superveel Surinamers hier, dus je hebt veel aan die ervaring.” Maar eenmaal in het ziekenhuis kwamen haar verwachtingen niet helemaal uit. Ze voelde zich vaak nutteloos en niet welkom. “Je mag eigenlijk niks, je

19 discours

IMPULSEN Inmiddels zijn er allerlei initiatieven genomen om uit te zoeken waarom de mobiliteit stokt en hoe het internationale verkeer is vlot te trekken. Eind maart belegde onderwijsdirecteur Jan Hindrik Ravesloot een bijeenkomst met studenten, staf en docenten om samen mee te denken over nieuwe impulsen. Daar werd het vraagstuk nog eens tegen het licht gehouden en passeerden enkele best practices de revue. Terugkerende thema’s in de voorbeelden, die werden gepresenteerd door directeur Monique Jaspers van Medische Informatiekunde, Mariëtte Diderich van VUmc en MDL-specialist Ulrich Beuers, waren het belang van partnerships, mogelijkheden voor wederkerigheid (o.a. door Engelstalige programma’s te bieden) zodat uitwisseling mogelijk is, en een heldere visie op internationalisering, geïntegreerd in het onderwijsbeleid. Andere suggesties die de sessie opleverden waren: summer schools als ‘wisselgeld’ voor uitwisseling, studiepunten geven voor buitenlandse activiteiten in de zomer, al het onderwijs binnen de bachelor in het Engels aanbieden en stevige contacten opbouwen met een beperkt aantal buitenlandse partners. De werkgroep ‘Uitgaande studentenmobiliteit geneeskunde’, dit najaar ingesteld en bestaande uit medewerkers van het International Office, docenten en studenten, neemt de ideeën mee. Welke rol wordt verwacht van de student? Moet die, zoals Emma Schlotz eigenlijk wel had gewild, een zetje krijgen en op het juiste spoor worden gezet of begint alles toch vooral met eigen initiatief, à la de aanpak van Anne Fledderus? Revalidatiearts Mirjam de Haart, betrokken bij de toetsing van buitenlandse keuze-coschappen en lid van de werkgroep: “Ik denk dat we in de bachelor moeten zorgen voor goede randvoorwaarden en ook meer kunnen faciliteren. Een beetje meer sturen kan geen kwaad. Dat ligt toch anders dan in de master. Daar hoort dat zelf regelen ook bij de academische vorming.” —

— ‘Ik heb geen flauw idee wat de mogelijkheden zijn. Je kunt wel naar het International Office gaan, maar je moet het toch allemaal zelf uitzoeken en regelen.’

mei 2017


MEER FEEDBACK, OVERLEG EN DISCUSSIE

Het ideale klimaat Artsen in opleiding moeten uitgroeien tot vakbekwame professionals. Een ‘ondersteunend opleidingsklimaat’ is een belangrijke voorwaarde voor succes. Hoe ziet zo’n optimale leeromgeving eruit en wat betekent het voor de patiëntenzorg? Drie promovendi, Alina Smirnova, Milou Silkens en Guusje Bressers, speuren naar antwoorden. Tekst:Annet Muijen Beeld: Anne Huijnen

20 discours

mei 2017


MEER FEEDBACK, OVERLEG EN DISCUSSIE

— In oktober 2013 zijn Alina Smirnova en Milou Silkens gestart met hun promotieonderzoek naar het opleidingsklimaat en de impact hiervan op de patiëntenzorg. Beide trajecten maken deel uit van het overkoepelende project ‘Kwaliteitszorg klinische opleiders & medische vervolgopleidingen’. Het ministerie van VWS, het AMC en de Universiteit van Maastricht tekenen voor de financiering. In de zomer van 2015 voegde Guusje Bressers zich bij de onderzoeksgroep. Voor haar promotieonderzoek observeert ze de leer- en werkomgeving van aios en medisch specialisten. “Ik heb”, zegt Bressers, “meer dan 200 uur meegelopen met zowel stafleden als aios. Zo heb ik een beeld gekregen van wat er daadwerkelijk op de werkvloer gebeurt.” In grote lijnen, weet het drietal, valt er een langzame maar gestage verbetering van het opleidingsklimaat te bespeuren. Een ondersteunend klimaat wordt onder meer gekenmerkt door wederzijds respectvolle omgang, een goede onderlinge samenwerking, gedegen feedback en voldoende ruimte voor overleg en discussie tijdens patiëntoverdracht. “De exacte inhoud van een ideaal opleidingsklimaat kan niet alleen per persoon, maar ook per afdeling verschillen”, zegt Silkens. “Het ene specialisme hecht wellicht meer waarde aan rechttoe-rechtaan omgangsvormen, terwijl anderen zich prettig voelen bij meer interactie en discussie. Die concrete invulling van een ideaal opleidingsklimaat is dus deels afhankelijk van de context.” OPEN OMGANGSVORMEN Om het opleidingsklimaat zoals dat wordt waargenomen door de aios te evalueren, wordt gebruik gemaakt van de Dutch Residency Educational Climate Test ( D-RECT). Een gevalideerde vragenlijst van 35 items, die door 60 tot 70 procent van de benaderde aios daadwerkelijk wordt ingevuld. Uit de behaalde scores kunnen afdelingen afleiden op welke onderdelen ze goed of minder goed presteren. “De frequentie en mate waarin aios feedback ontvangen, scoort vaak minder goed”, weten Silkens en Smirnova. ”Er wordt in veel gevallen onvoldoende tijd voor het geven van feedback uitgetrokken en de boodschap is soms onduidelijk.” Ook de patiëntoverdracht kan beter, blijkt uit de evaluaties. Het leeraspect krijgt niet altijd de aandacht die het verdient. Open omgangsvormen zijn essentieel voor een veilige en ondersteunende leeromgeving. Het is prettig wanneer een supervisor voldoende ruimte biedt voor het stellen van vragen of het bespreken van complexe problematiek. Is die ruimte in onvoldoende mate voorhanden, dan is de aios geneigd op eigen initiatief een handeling te verrichten waarover twijfel bestaat. “Aios schromen soms om vragen te stellen omdat ze bang zijn als incompetent over te komen”, zegt Silkens. “Ze willen graag sterk in hun schoenen staan en goed presteren. Dat is logisch, want die supervisor is tevens jouw beoordelaar en heeft een grote invloed op je toekomst als specialist. Daarom is het zo belangrijk dat supervisors ruimte scheppen voor het stellen van vragen en het op constructieve manier bespreekbaar maken van eventuele incidenten.”

Silkens. “Supervisor en aios moeten samen vaststellen wat er nodig is om optimaal te presteren. Opleiders moeten vragen om feedback van de aios zelf, informeren wat er beter kan.” Iemand die in opleiding is moet ook zelf het nodige ondernemen om het opleidingsklimaat positief te beïnvloeden, vult Smirnova aan. “Aios moeten elkaar steunen als iets niet lekker loopt, zo nodig diensten van elkaar over nemen. Het is een voordeel als een aios proactief handelt, vragen stelt, twijfels uit, actief participeert in discussiemomenten, om feedback vraagt. Die wisselwerking is heel belangrijk.” Een ondersteunend opleidingsklimaat is uiteraard bevorderlijk voor de leerprestaties en professionele ontwikkeling van aios, maar een positief effect op de uitkomsten van patiëntenzorg is niet vanzelfsprekend. Smirnova: “In ons onderzoek hebben we bij 16 niet-academische perinatale centra de scores voor het afdelingsopleidingsklimaat vergeleken met het optreden van complicaties bij moeders of bij hun pasgeboren kinderen. Dat leverde een interessant resultaat op: bij afdelingen die het goed doen wat betreft opleidingsklimaat treden wat meer complicaties bij de pasgeboren baby’s op. Een opmerkelijke bevinding, waar we nog geen verklaring voor hebben. Overigens hebben we in ander onderzoek gevonden dat een prettig opleidingsklimaat wel correleert met positieve patiëntervaringen in de communicatie met artsen.” Opleiders zijn er in soort en maten. Sommige zijn didactisch sterker dan anderen. “We zien”, zegt Bressers, “verschillen in de manier van opleiden. Dat is een vak op zich, maar dat wordt weleens vergeten. Opleiden staat niet overal even hoog aangeschreven. Op sommige plaatsen scoort het doen van wetenschappelijk onderzoek hoger. Betreurenswaardig, want de toekomst van het vak is mede afhankelijk van een goede opleiding. Gelukkig zien we langzaamaan een kentering en komt er meer aandacht voor het opleidingstraject.” Smirnova: “De klinische werkplek is bedoeld om zorg te verlenen, maar er moet ook geleerd, opgeleid worden. Tussen die twee zit soms een spanningsveld. Wij willen de afdelingen helpen om zowel de opleiding als de zorg zo in te richten dat ze elkaar versterken.” —

— ‘Er wordt vaak onvoldoende tijd uitgetrokken voor het geven van feedback’

ZELF ONDERNEMEN Een opleider moet goed weten wat een aios nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. “Daarover moet je met iemand in gesprek”, zegt

21 discours

mei 2017


COLUMN

Soort zoekt soort Columnist Sarah Gans is in opleiding tot chirurg en vertelt in Discours over haar ervaringen. ‘Heel veel geluk, maar ook sterkte met de vele uitdagingen die er bij het ouderschap in combinatie met een baan als arts-assistent zullen volgen.’ Vlak na de geboorte van onze zoon ontving ik een kaart met deze wijze woorden van mijn opleider. Inmiddels begrijp ik maar al te goed wat hij hier mee bedoelt. Twee artsen op een kussen, daar slaapt de duivel tussen. Uitdagend is het zeker. Dat mijn partner ook werkzaam is in de zorg maakt de planning niet makkelijker. Zodra onze roosters bekend zijn, begint de minutieuze indeling voor de komende maanden. Door wisselingen in mijn opleidingsschema is er geen locatie in Nederland waarbij wij beiden op minder dan 30 minuten reistijd van ons werk wonen. En heb ik een weekend geen dienst, heeft hij wel dienst en vice-versa. Als ik zo om me heen kijk , zijn we zeker niet de enigen. Uit onderzoek blijkt dat ruim 40 procent van de mensen werkzaam in de zorg een relatie heeft met een collega. Ook van de chirurgen in mijn opleidingskliniek heeft minstens de helft een relatie met een collega. En velen van hen hebben soortgelijke uitdagingen meegemaakt. Kreeg de een zijn droombaan in Eindhoven, terwijl de ander net als fellow werkzaam was in Alkmaar. Toch heeft het arts zijn ook zijn voordelen thuis. Na al die jaren managen van de afdeling als arts-assistent loopt de planning thuis gesmeerd. Opstaan voor nachtelijke luierwissels wordt zonder gemopper in een strak dienstenschema verdeeld en in vergelijking met een dagje de dienstpieper stelt multitaskend eten koken en iedereen entertainen niks voor. En ook het hebben van een partner in de zorg heeft zo z’n voordelen; als ik later thuis ben omdat mijn operatie uitloopt of er een spoedgeval tussendoor komt, is er niemand die daar over klaagt.

‘Twee artsen op een kussen, daar slaapt de duivel tussen’

22 discours

mei 2017


ag en da

AGENDA

13 MEI

26-30 AUGUSTUS

Symposium De beste jonge dokter

Association for Medical Education in Europe (AMEE)

Wat maakt dat iemand een goede basisarts is? Interactief

Plaats

symposium, georganiseerd door De Geneeskundestudent

Informatie https://amee.org/conferences/amee-2017

Helsinki, Finland

en het Erasmus MC Plaats

Erasmus MC, Rotterdam

3 OKTOBER

Tijd

12.15-18.15

Workshop Solliciteren voor co-assistenten Tijd

Plaats Utrecht

17 MEI OOR VUmc Symposium Choose wisely Tijd

19.00 - 22.00

Informatie www.knmg.nl

14.00 – 19.30 25 OKTOBER

28 MEI

OOR Netwerkbijeenkomst

5th World Conference on Research Integrity

Tijd

18.00 – 21.00

Conference on responsible conduct of research with

Plaats

De Witte Vosch, Oude Gracht 46, Utrecht

master classes and 'state of the art' lectures by the top experts of the field.

27 OKTOBER

Plaats

VU

Aios Upgrade. Transforming Healthcare; een congres over

Tijd

vanaf 9.00

value based healthcare

Informatie www.wcri2017.org

Georganiseerd door De Jonge Specialist samen met de Federatie Medisch Specialisten, de LAD en de VvAA. Plaats

31 MEI

IJsseldeltacenter, Zwolle

Symposium Maak de zorg rookvrij Plaats

Utrecht, Domus Medica

16-17 NOVEMBER

Tijd

16.00 - 20.30

Jaarcongres NVMO De Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs (NVMO) houdt op 16 en 17 november het jaarlijkse

22 JUNI Masterclass startende opleider

congres onder de titel ‘Inspireren tot leren; docenten

Plaats

Meeting Partner, Utrecht

maken het verschil!’

Tijd

9.00 - 17.00

Plaats

Hotel Zuiderduin Egmond aan Zee

Informatie www.nvmo.nl 22 JUNI Slotsymposium Dedicated schakeljaar:

13 DECEMBER

loopbaan of racebaan?

MMV-congres, voor iedereen, betrokken bij medisch

Er is een koersboek in de maak waarin de uitwerkingen

specialistische opleidingen.

van het dedicated schakeljaar in de umc’s worden

Plaats

beschreven. Directeur Generaal Curatieve Zorg Bas van den Dungen (VWS) ontvangt het Koersboek dedicated schakeljaar. De rest van het programma, evenals de locatie wordt zo spoedig mogelijk bekend gemaakt. Het symposium zal in de regio Utrecht plaatsvinden 27 JUNI MFAS Medische Carrière Dag Plaats AMC 27 JUNI Bijeenkomst COC-besturen: Meer dan de som der delen Plaats

Domus Medica, Utrecht

Tijd

18.30 tot 21.00 uur

Informatie www.medischevervolgopleidingen.nl

23 discours

mei 2017

Congrescentrum NBC, Nieuwegein


UIT DE POLDER

‘Beating the blues’ in Melbourne

PHD-student Laura Bleker zit tot eind juni in Melbourne voor een onderzoeksstage. Ze werkt mee aan het project BBB, ‘Beating the Blues before Birth’, een therapieprogramma voor vrouwen met depressieve klachten tijdens de zwangerschap.

Ik verricht mijn werkzaamheden bij het Parent-Infant Research Institute (PIRI), een onderzoekscentrum dat zich richt op ‘Perinatal Mental Health’, zowel in de kliniek als in de onderzoeksetting.

Ik ben Laura, afgestudeerd arts en PhDstudent op de afdeling Klinische Epidemiologie, Biostatistiek en Bio-informatica/Gynaecologie & Verloskunde. Ik zit in het tweede jaar van mijn PhD-traject; een deel hiervan voer ik momenteel uit in Melbourne, Australië.

De huidige studie is een follow-up van een randomized controlled trial, waarbij zwangere vrouwen met een depressie ofwel een cognitieve gedragstherapie ontvingen, ofwel ‘usual care’. De kinderen zijn nu circa 5 jaar. We maken MRI’s van de hersenen in het Melbourne Brain Centre en we nemen wangslijmvlies af om DNA-methylatie te meten in het Murdoch Children’s Research Institute.

We vergelijken hersenmorfologie, hersenconnectiviteit en methylatie-profielen over het gehele epigenoom tussen beide groepen: kinderen die antenataal zijn blootgesteld aan cognitieve gedragstherapie tegenover kinderen met de gewone behandeling.

Werken in het buitenland heeft zo zijn voordelen… Ik kan het iedereen aanraden. Melbourne is een fantastische stad om een tijdje in te wonen. De mensen zijn ontzettend aardig, het stadsbeeld is vol leven en creativiteit en het eten is heerlijk.

24 discours

mei 2017


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.