Amantine van Tieghem - De heks van Zwevegem

Page 6

God is ver. De mensen - tot je onheil - niet. De pijniging begint op veertien mei en duurt tot de achttiende. Moedervrouw alleen zit je al die tijd - enkel nog je beulen ziende de handen op de rug, het hoofd in een gepinde halsband vast. Zitten wordt onmogelijk, maar liggen kun je niet, niet wrikken: er is altijd wel een pin die door je strot wil prikken. Je geeft een schouderklopje en het wordt de kwade hand. Je geeft een appel en die wordt gepinde band. Daar zijn de hoogbaljuw, de schepenen, de paap. Een nefaste leer, op kleine lieden afgedwongen, heeft je zover gebracht. Waar blijft Dries Blomme nu, je man? Waar zijn je zoons Amaat en Joos vannacht? Je dorpsgenoten hebben andere besognes. Ze drinken, schransen, dansen. Ze slaven, wroeten, potten op. Ze hebben ruim genoeg aan eigen zorg. Hoe ver is God. Alleen de kwade vijand is aanwezig om je strot. Amantine, waaraan denk je - als je zo nog denken kunt zesentachtig uren lang in je gepinde band? Amantine, hoor je me? Je gaf een schouderklopje en het werd een wrede leer. Je gaf een appel en die werd ondraaglijk zeer. De eerste dag heb je ontkend. De tweede dag was eindeloos, de derde... Pas de vierde dag gaf je tenslotte toe en groef je eigen graf: je handelde - dat gaf je toe "op quaeden raet die de quaede viant gaf'. Ze noteerden accuraat, hoogbaljuw en schepenen en paap. Ze notuleerden nauwgezet 6


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.