11 minute read

De nood is hoog

Advertisement

In 1953 vond in Nederland een van onze grootste natuurrampen plaats. Een combinatie van een zware storm, hoge waterstand en achterstallig onderhoud aan de dijken verwoeste onaangekondigd de levens van vele mensen en bracht veel materiele schade toe, dat nu gelijk zou staan aan 5,4 miljard euro. Men wist dat het kon gebeuren, maar toch werd er niets aan gedaan, totdat het te laat was. Je mag hopen dat we met de les van toen, nu anders omgaan met het huidige klimaatprobleem. Maar de realiteit is dat we ook nu het probleem voor ons uit lijken te schuiven en dat er pas echt draagvlak is om op te treden als de ramp voltrokken is.

Tekst Haico van Nunen

De kennis en innovatie die het herstel met de bijbehorende deltawerken heeft gebracht, heeft van ons land een koploper gemaakt in de wereld van ‘watermanagement’. Ik denk dat het nu onze taak is om vooruit te lopen op wat er gaat komen en alle innovaties in zetten op het voorkomen van problemen en niet pas achteraf te reageren. De

Klimaatopgave is op papier een eenvoudige en duidelijke opgave waarbij we alle zeilen bij moeten zetten om überhaupt de gestelde doelen te behalen. Op dit moment lijkt wel alsof we, net als bij de watersnoodramp, denken dat het wel goed zal komen, of dat het slechtste scenario nooit werkelijkheid wordt. Maar met de ervaring van zeventig jaar geleden op zak zouden we ons zelfs af moeten vragen of de gevolgen deze keer wel te repareren zijn? En daarin mis ik vanuit de samenleving wel het besef dat er ‘politieke verantwoordelijkheid’ genomen moet worden, willen we straks niet te laat zijn.

Klimaatopgave

Het verduurzamen van bestaande wijken en buurten loopt achter op de afgesproken ambities. Met name de aanpak van het particuliere woningbezit in ons land vormt een problematische uitdaging. Deze opgave waarbij eigenaar-bewoners gestimuleerd en geadviseerd moeten worden, vraagt een groot beslag op de beschikbare tijd (en daarmee capaciteit) van alle partijen die betrokken zijn bij de verduurzaming van bestaande wijken. Vanaf initiatief tot succesvolle realisatie.

De eenzijdige focus van velen op de geplande nieuwbouwopgave helpt niet bij het doorpakken op de verduurzaming van bestaande wijken. De politiek vraagt om die focus vanwege het tekort aan betaalbare woningen. Bovendien bevindt zich daar ook een ervaren netwerk van relaties en partijen in een bouwproces waarbij geen bestaande bewoners betrokken zijn. De context is beperkt tot eigendom van een stuk grond en bij verkoop is er meer

Er is een groep mensen die bij renoveren enkel de dilemma's zien en niet open staan voor kansen.

HAICO VAN NUNEN

rendement te behalen dan bij renovatie. Allemaal legitieme redenen om daarmee bezig te zijn. Maar, de grootste uitdaging blijft toch wel het verduurzamen van alle gebouwen, (1.000 per dag) die er op dit moment al staan. Ten opzichte van de geplande nieuwbouw (300 per dag).

De bestaande bouw met bijna 8 miljoen woningen waarvan 71% in privaat bezit, is de grootste opgave, maar toch wordt dit niet altijd gezien. Wanneer sprak een minister het laatst over grootschalige verduurzaming hiervan? Er zijn natuurlijk een aantal grootschalige (demonstratie) projecten geweest, waar is gesproken over en gewerkt aan de verbetering van deze bestaande woningen. Denk hierbij aan door de overheid gestuurde programma’s zoals De Stroomversnelling (2017), de Proeftuin Aardgasvrije Wijken (2018) en De Renovatieversneller (2020). Maar al deze projecten hebben, ondanks de investeringen, niet gebracht wat ze ten doel gesteld hadden, namelijk het op gang brengen van de verduurzaming van onze gebouwde omgeving en het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen dat moet resulteren in nul CO2-uitstoot in 2050. Onze vraag is daarom echter niet wat belangrijker is, nieuwbouw of renovatie. Onze vraag is hoe we beide activiteiten, ieder met een eigen dynamiek, zo optimaal mogelijk kunnen invullen ten dienst van de klimaatopgave. Want binnen deze opgave zijn beiden hard nodig willen we ooit tot de beoogde opschaling gaan komen!

Nieuwbouw

Er is een groot tekort aan beschikbare en betaalbare woningen in Nederland. De bevolking blijft groeien, maar gelijktijdig daalt de gemiddelde woningbezetting. Bovendien is er een grote instroom van mensen van buiten Nederland. En vergeet niet dat verschillende maatschappelijke processen (GGZ, daklozen, scheidingen, etc.) uiteindelijk uitmonden in een (her)huisvestingsvraagstuk. Die vraag naar woningen, gekoppeld aan de huidige huizenprijzen zorgt ervoor dat er een grote vraag naar passende woonruimte is. Een vraag die niet 1-2-3 op te lossen is. De minister van Volkshuisvesting heeft aangegeven dat er voor 2030 totaal 900.000 woningen gebouwd moeten worden. Maar de vooruitzichten op basis van vergunningaanvragen laten zien dat het stokt rond 70.000 nieuwe woningen per jaar en er zijn nog geen indicaties dat het snel oploopt richting de benodigde 100.000 (of meer). Ook de oplossingen flexwonen, tijdelijke huisvesting en de revival van de woningbouwfabriek zijn slechts een druppel op een gloeiende plaat. Hoewel dit ‘nieuwe’ vraagstuk om urgentie en daadkracht vraagt, brengt het ook direct nieuwe problemen met zich mee. Want door de bouwcrisis, stijgende materiaalprijzen, stikstof en een groot tekort aan arbeidspotentieel slokt deze tastbare en maatschappelijke opgave ook de aandacht van onze andere opgave op, de verduurzaming van de bestaande bouw.

Renovatie

Vanuit het Klimaatakkoord zijn er doelen gesteld aan de energieprestatie van woningen. De invoering van de BENGnorm maakt voor nieuwbouw duidelijk waar de (onder)grens ligt. Voor alles wat er al staat is geen wettelijke ondergrens geformuleerd, maar vanuit het Klimaatakkoord zijn de ambities best hoog ten opzichte van het niveau dat we maatschappelijk gewend waren. Waar we in de jaren ’80 nog konden volstaan met ‘dubbel glas en spouwmuurisolatie’, zo anders vergaand in techniek zijn de benodigde oplossingen voor de doelen uit het Klimaatakkoord. Dat betekent dat de benodigde maatregelen al snel rich-

Klimaatopgave is op papier een eenvoudige en duidelijke opgave waarbij we alle zeilen bij moeten zetten om überhaupt de gestelde doelen te behalen.

ting nieuwbouwniveau moeten voor bestaande gebouwen. Voor alle woningen (met uitzondering misschien van de woningen van de laatste 15 jaar) betekent dit dat die nog één grote verbeterstap moeten ondergaan, op minimaal twee verschillende onderdelen van de woning (bijv. het dak en de installatie). Dat zijn ongeveer 7,5 miljoen woningen, die we in 28 jaar moeten aanpakken, een kwart miljoen woningen per jaar. Als we dan zien dat alle aandacht, en daarmee menskracht, naar nieuwbouw gaat, staan we voor een reusachtige opgave die niet alleen om een transitie in energie vraagt, maar ook een transitie in de bouwketen.

Sloop nieuwbouw

Dan is er nog een groep mensen die bij renoveren enkel de dilemma’s zien en niet open staan voor kansen. De enige optie die zij voor ogen hebben is sloop en vervangende nieuwbouw om aan een nieuw woonprogramma te voldoen. Er zijn vast gebouwen waar dit voor opgaat, waar een combinatie van (achterstallig) onderhoud, een slecht energielabel en beperkte vraag noopt tot slopen. Maar om slopen als standaard te hanteren is niet nodig en maakt het probleem alleen maar groter. Het pamflet van LOSB roept dan ook op om niet te slopen, we hebben deze woningen namelijk hard nodig. En we weten dat als wonin-

De eenzijdige focus van velen op de geplande nieuwbouwopgave helpt niet bij het doorpakken op de verduurzaming van bestaande wijken.

gen eenmaal gesloopt zijn het lang gaat duren voordat het aantal woningen weer is aangevuld omdat ons bouwtempo nu eenmaal zwaar achter de feiten aan loopt.

The perfect storm

In een onlangs verschenen rapport (The Circularity Gap Report; Circle Economy/ Metabolic) werd gesproken over ‘de perfecte storm’, een samenloop van oorzaken die gezamenlijk een uitdagende situatie veroorzaken. In dit geval de gewenste nieuwbouwopgave, (jaarlijks meer dan 100.000 woningen bouwen), de uitstoot van broeikasgassen met 49% verminderen vóór 2030, de uitstoot van stikstof verminderen met 60%, het grondstofverbruik halveren en een volledige circulaire economie realiseren in 2050, dat allemaal terwijl we weten dat er in 2025 een tekort van 180.000 arbeidsplaatsen is. Dit leidt tot een driedubbele spagaat waar niet één oplossing het antwoord op gaat geven. Het betekent in ieder geval wel dat bij alles wat we doen, we geen kansen moeten laten liggen.

Het betreffende rapport richt zich op de ontwikkeling van de circulaire (bouw) economie. Terwijl ik het rapport lees vraag ik me af waarom er nooit een dergelijk rapport over renovatie is verschenen? Nieuwbouw wordt overal besproken, over circulariteit en hergebruik worden rapporten geschreven en ook de toepassing van biobased materialen staat veelvuldig in de belangstelling. En (wederom) niet dat dit niet goed is, maar volgens mij is er een opgave die groter is dan die drie bij elkaar en daar hoor je nauwelijks iets over! Renovatie kan juist een grote bijdrage leveren aan de doelstelling voor circulariteit en biobased materialen kunnen ook in de renovatie uitstekend worden toegepast.

De aandacht voor nieuwbouw is veel groter.

Circulaire opgave

In het circulariteit denken gaat de grootste aandacht eveneens naar nieuwbouw. Op de onlangs gehouden conferentie van de Circulaire Bouweconomie ging het plenaire programma nagenoeg in zijn geheel over nieuwbouw. Terwijl in een aantal deelsessies het bestaande bewust wél naar voren kwam. Een van de uitkomsten van deze congres dag was (gelukkig) dat bestaande bouw een van de thema’s moet worden binnen circulariteit. Volgens mij een vanzelfsprekendheid, een van de eerste circulaire stappen gaat uit van het opnieuw inzetten van gebouwen, voordat je gaat nadenken over product- of materiaalhergebruik. De veelgebruikte 10-R strategie kwam daarbij ook aan de orde, waarbij werd aangegeven dat vier strategieën (input, gebruik, verlies, substitutie) eigenlijk voldoende zou moeten zijn. En laten die drie van die vier strategieën allemaal te maken hebben met het effectief benutten van, dat wat er al is, met andere woorden: de gebouwde omgeving.

1:4

Met jaarlijks 70.000 nieuwe woningen en jaarlijks 260.000 bestaande woningen is het verschil in bouwopgave viermaal zo groot. Desondanks is de aandacht voor nieuwbouw groter. De bouwpartijen in Nederland hebben veelal grondposities en willen daar maar al te graag op bouwen. Partijen die wel renovaties (en groot

Renovatie vraagt om luisteren naar de bewoner, ruimte voor maatwerk, zoeken naar herhaling en ontsluiting van het aanbod.

onderhoud) uitvoeren zijn de vastgoedonderhoudsbedrijven. Deze bedrijven, vaak gestart als schilders, bieden nu verschillende oplossingen, inclusief kozijnvervanging, (na)isolatie of vloervervanging, maar richten zich met name op de sociale woningeigenaren als professionele opdrachtgever. De verwachting is dan ook dat de omzet in de bestaande bouw, nu al gelijk aan de omzet van de nieuwbouw, alleen maar verder toe zal nemen. Dit houdt echter nog niet een opschaling naar verduurzaming van wijken in. Dit gebeurt alleen wanneer overheden en andere partijen die belang bij verduurzaming hebben inzien dat momenten van onderhoud kansen bieden voor verdergaande verduurzaming en zich erop richten dat deze kansen ook benut kunnen worden, voor alle vormen van opdrachtgevers.

Renovatie bij Hogeschool Rotterdam

Het is ook niet voor niets dat 5 jaar geleden Hogeschool Rotterdam een lectoraat oprichtte met als thema #Opschaling Duurzame Renovatie. Het is namelijk echt een praktijkprobleem. In mijn openbare les besteedde ik veel aandacht aan het vormgeven van deze complexe CO2-opgave per buurt met de bewoners. Maar waar ook duidelijk wordt dat dit niet alleen over de bouw zelf gaat. Verduurzaming van de gebouwde omgeving raakt ook andere

sectoren, zoals vervoer, industrie en energie infrastructuur. Samen goed voor 21,5% van de Nederlandse CO2-uitstoot.

De opgaven zijn zoals hierboven al genoemd zeer groot, maar de mogelijkheden binnen de opleidingen waren beperkt. De algemene benadering van nieuwbouw ging daar boven de mogelijkheden die renovatie met zich meebrengt. Terwijl een renovatie vraagt om het inpassen van een vraag in de context van het wonen, waarbij alle randvoorwaarden vanuit alle stakeholders meegenomen moeten worden. Gelukkig is daar een kentering waar te nemen en wordt renoveren als een uitdaging gezien. Dagelijks zie ik die focus en daarmee het enthousiasme voor de stad en regio groeien!

Neem renovatie serieus, we hebben het hard nodig om de klimaatdoelstellingen te halen.

De nood is hoog

Renovatie vraagt om luisteren naar de bewoner, ruimte voor maatwerk, zoeken naar herhaling en ontsluiting van het aanbod. Als we zo kijken naar deze opgave wordt al snel duidelijk dat dit niet eenvoudig is. Je moet meerdere ballen tegelijk hooghouden. Dat maakt de opgave in de bestaande bouw zo complex. Maar niet reageren helpt niet, dan zijn we uiteindelijk te laat.

Daarom de oproep: neem renovatie serieus, we hebben het hard nodig om de klimaatdoelstellingen te halen. Het bepaalt de kwaliteit van de stad van de toekomst en dus de duurzaamheid van de omgeving waarin we wonen. We hebben steeds meer woningen nodig, maar dan moeten we hetgeen er staat wel behouden en verduurzamen. Het is geen keuze of het een of het ander. In onze gebiedsvisies en masterplannen maken we deze brede afweging waarbij bekeken wordt wat er in bestaande wijken aan leefbaarheid verbeterd moet worden en hoe de bestaande woningen en gebouwen, middels een duurzame renovatie, een bijdrage hieraan kunnen leveren en waar toevoeging van nieuwbouw mogelijk en zinvol kan zijn.

Maar langzamerhand begin ik me wel af te vragen welke (politieke) leider deze opgave daadwerkelijk dagelijks op zijn of haar agenda heeft staan en voldoende draagvlak kan organiseren om die opgave daadkrachtig aan te pakken? Twee belangrijke speerpunten in dat beleid moeten zijn: welke (digitale)hulpmiddelen kunnen er ontwikkelt worden om het proces met eigenaar-bewoners te versnellen met minder menskracht? En als tweede: hoe kan nog onbenut arbeidspotentieel bij renovatie ingezet worden en welke rol kunnen onderwijsinstellingen hierbij vervullen? Er zijn al wel antwoorden op deze vragen, maar die kunnen alleen verder ontwikkelt en toegepast worden met steun vanuit een daadkrachtig beleid.

This article is from: