Verslag Middag van het Kinderboek 2018

Page 1

E 10 e

! e i t di

VERSLAG VERSLAG


Voorwoord Op 14 april 2018 vond in de Hoofdvestiging van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) de 10e Middag van het Kinderboek plaats.

De workshops trokken ongeveer 90 deelnemers. Het plenaire zaalprogramma werd door ongeveer 225 deelnemers bijgewoond.

Het thema van de middag was: Het spannende huwelijk tussen Woord en Beeld in kinderboeken

Omdat het een jubileumeditie betrof, was er na afloop niet alleen een borrel, maar werd er ook taart geserveerd.

Dit thema werd onderzocht in lezingen en een rondetafelgesprek/gesprek met de zaal. Daarnaast was er ruimte voor korte bijdragen vanaf de zeepkist; deze bijdragen hoefden niet aan te sluiten bij het thema, maar moesten wel met kinderboeken te maken hebben. Als doorlopende podiumact schilderde illustratrice Mylo Freeman live op het podium een schilderij. Dit schilderij werd na afloop geschonken aan de OBA en zal in een van de filialen komen te hangen.

Uit evaluatie bleek dat zowel het ochtendprogramma als de Middag als een groot succes mogen worden gezien.

Voorafgaand aan het plenaire programma vonden in vier kleinere zalen workshops plaats. Drie van deze workshops sloten aan bij het thema van de middag: ze gingen over striptekenen, infographics en het verfilmbaar maken van verhalen. Daarnaast was er een voorlichtingsbijeenkomst van de Beroepsvereniging Nederlandse Ontwerpers en de Auteursbond.

De organisatie, presentatie en verslaglegging van het programma was in handen van Marco Kunst en Aby Hartog


De tiende Middag van het Kinderboek werd gesponsord en ondersteund door de organisaties ter rechterzijde. We danken ze vol enthousiasme. Daarnaast gaat onze dank uit naar: Ted van Lieshout (ontwerp logo) Raymond van Mil (fotografie) Anne Colenbrander (verslaglegging) Femke Ganzenman (verslaglegging) Daan Beeke (verslaglegging)

Het publiek kon reageren op alle onderdelen van het programma via commentaar (geschreven en/of getekend) op post-its, die werden opgeplakt in de wandelgangen. Her en der in dit verslag duiken ze ook op.



Dit verslag volgt de volgorde van het programma: 11:00-12:15

Workshops:

1 Lies Kindt, Infographics; 2 Maaike Hartjes, Verstrippen: vertalen van tekst naar beeld; 3 Patz van der Sloot, Hoe maak je een verhaal (beter) verfilmbaar; 4 Gert Gerrits, Anouk Siegelaar en Annemarie van Toorn, Voorlichting auteursrecht. 13:00

Opening plenair programma door Maarten Lammers (OBA) & Introductie Mylo Freeman

13:20

Lezing: Sjoerd Kuyper: Een duik in De duik

13:50

Zeepkist: Hans en Monique Hagen (Kinderboekenambassadeux), Geert van Diepen, Marijke Moolenaar (De Schrijverscentrale)

14:10

Lezing: Tamara Bos: De kracht van het beeld

14:40 - 15:10

Pauze

15:20

Zeepkist: Rom Molemaker, Ted van Lieshout, Femke Ganzeman, Bette Westera

15:45

Lezing: Jan Paul Schutte en Floor Rieder: Seks en sensatie

16:15

Spreken met de sprekers

16:40

Afronding en aansluitend borrel en taart


Workshops Ochtendprogramma


Workshop 1: Infographics Hoe breng je informatie in beeld, met Lies Kindt (redactioneel illustrator)


Workshop 2: Verstrippen Vertalen van tekst naar beeld, met Maaike Hartjes (striptekenaar)



Workshop 3: Hoe maak je een verhaal (beter) verfilmbaar met Patz van der Sloot (verhalenmaker)

Patz vertelde dat hij dit werk nog niet zo lang doet. Hij komt uit de reclame, maar sinds een jaar of vijf ontwikkelt hij verhaalconcepten en werelden, waarna een ander het verhaal uitschrijft. Een aantal van zijn verhalen zijn inmiddels in verschillende stadia op weg naar verfilming. In zo’n korte tijd kon hij beter een presentatie geven dan een workshop, en hij kondigde meteen al aan dat die in plaats van ‘hoe schrijf je een verhaal zodat het verfilmd zal worden’, meer zou gaan over ‘het grote verschil tussen film en boek’. Daarmee leek zijn presentatie nogal op die van Tamara Bos in de middag. Het was interessant te zien dat zij grotendeels dezelfde aspecten

benadrukten, maar soms toch nog een iets andere invalshoek kozen. Ook vertelde Patz zijn verhaal door middel van veel beeld en filmpjes.

Het grote verschil tussen film en boek is ten eerste: - bij een boek word je immersed (ondergedompeld dus); je brein maakt de karakters op basis van de beschrijvingen in de tekst; verschillende lezers zien de personages allemaal anders voor zich; - bij een film zie en hoor je hoe de filmmaker het heeft geïnterpreteerd. Verschillende toeschouwers zien en horen hetzelfde.


De werelden van film en boekenuitgeverij verschillen ook flink. Auteurs van boeken werken vaak vooral vanuit liefde voor taal. Filmmakers (juist ook die in Hollywood) daarentegen hebben verschillende ‘bijbels’, waaronder de Poetica van Aristoteles. Zonder deze theoretische kennis over het construeren van een verhaal maak je weinig kans om een film gefinancierd te krijgen. Het creatieve team is veel groter bij film, en de producties zijn veel duurder: een boek maak je voor € 3000 tot € 20.000, een film voor € 500.000 tot € 18.000.000 (Zwartboek). Vervolgens ging het over het belang van scèneovergangen. Moeten die al in je verhaal/script zitten? Nee, maar het helpt wel om die wereld te begrijpen. Wat maakt het ene boek gemakkelijker verfilmbaar dan het andere? Een belangrijke factor is de hoeveelheid internal dialogue, de

stem in het hoofd van de personages dus. Daardoor kom je als lezer veel te weten, en die hoeveelheid verschilt sterk tussen boeken. Hoe los je dat op als je een boek verfilmt? Je kunt de gedachten van het personage letterlijk laten horen, zoals in Dexter, maar daar is het een soort gimmick. Je kunt ze nu en dan met mate laten horen. Je kunt de sfeer ervan ook puur in beeld oproepen (zoals in een film over een eenzame man in barre omstandigheden op een zeilboot ). Dat vindt Patz eleganter dan het inzetten van een ‘Sprechhund’, een persoon, dier of object waartegen het personage praat, zoals de aangespoelde bal in Castaway. In de Hunger Games-films is vooral de actie overgebleven, veel van de gedachten en overwegingen is simpelweg weggelaten.


Dialoog uit een boek wordt niet 1 op 1 vertaald naar film. Sowieso praten mensen in het echt vaak door elkaar, en in goede films gebeurt dat ook soms. Bovendien kun je ook veel ‘vertellen’ in gezichtsuitdrukkingen en lichaamstaal. Een filmpje met Anthony Hopkins liet dat mooi zien. Soms worden flinke aanpassingen gedaan om een boek te verfilmen. Een voorbeeld is Stories of Your Life van Ted Chiang, verfilmd als Arrival. In het boek communiceert de vrouw via een apparaat met de aliens, in de film komen ze met een ruimteschip naar de Aarde toe. Ook is de verdeling van stukjes tijd in heden, verleden en toekomst heel anders: het boek springt steeds heen en weer, de film heeft veel meer een continue tijdslijn. Deze aanpassingen zijn nodig wegens de ‘regels’ waaraan een film moet voldoen: de personages ‘moeten’ zich ontwikkelen in de tijd (maar dat vinden mensen voor bepaalde genres boeken ook), er moet genoeg actie in zitten met dreiging en conflict, en er moet een duidelijke tijdslijn zijn, liefst met een time lock – een tijd waarbinnen het

probleem moet worden opgelost. Ondanks deze aanpassingen is de essentie van het verhaal goed bewaard gebleven; de auteur was er ook tevreden mee. Locaties kosten geld: je moet óf decors bouwen, óf op locatie filmen. In Nederland is het kansloos om een boek te willen verfilmen dat op 60 locatie speelt. Intussen moet er liefst wél veel te zien zijn. Er ontstaat nogal eens strijd bij verfilming van een boek. Het helpt om je af te vragen: waar gáát dit boek nou echt over? Je kunt wel in discussie gaan met een scenarist, maar het helpt om het los te laten en je energie vooral te steken in het de filmmakers doordringen van de essentie.

Verslag: Anne Colenbrander



Workshop 4: Voorlichting auteursrecht door de Beroepsvereniging Nederlandse Ontwerpers (BNO) en de Auteursbond met Gert Gerrits, Anouk Siegelaar en Annemarie van Toorn


Opening middagprogramma door Maarten Lammers, Manager Centrale bibliotheek en programmering OBA


Illustrator en schrijfster Mylo Freeman zal live op het podium een schilderij maken


Korte introductie op het thema: hoe je Pippi Langkous verbeeldt heeft invloed op de beleving van het verhaal. Door Marco Kunst



Lezing: Een Duik in de De duik

Sjoerd Kuyper


Sjoerd Kuyper, Een duik in De duik – verslag door Daan Beeke en Marco Kunst


Aan de hand van zijn samenwerking met Sanne te Loo (die helaas niet aanwezig kon zijn bij deze Middag van het Kinderboek), voor zijn boek De duik (Lemniscaat, 2014), vertelt Kuyper over de inhoudelijke en zakelijke samenwerking tussen kinderboeken–schrijvers en illustratoren in het algemeen. Daartussendoor strooit hij rijkelijk met terzijdes.

Allereerst benoemt hij dat De duik zo rijk geïllustreerd is, dat het een boek is geworden van Sanne en hem samen. Maar waarom zou je als kinderboekenauteur eigenlijk je boeken nog laten illustreren? Sinds een jaar of vijftien komt het er bij iedere uitgever op neer dat je als auteur zelf betaalt voor de illustraties. Je moet het percentage royalty’s dat je als auteur zou krijgen, voor een deel afstaan aan de illustrator als je je boek laat illustreren. Bovendien hebben kinderen ouder dan 10 jaar toch helemaal geen behoefte aan plaatjes? Kuypers eigen eerste literaire ervaringen kwamen bij hem binnen via de radio – voorgelezen en bij hoorspelen – daar zitten natuurlijk ook geen illustraties bij.


Terzijde: Onlangs, bij een congres van de Stichting Lezen, ging het over de indeling van kinderboeken in ‘spiegels’ en ‘vensters’. Op zichzelf is het een aardig idee, om even te benoemen dat (kinder-) boeken vensters op de wereld bieden, en het mogelijk maken om jezelf aan die wereld te spiegelen. Maar als het een rigide indeling wordt die in lesprogramma’s moet worden ingepast en als boeken in dat stramien een vast plekje moeten krijgen en als schrijvers volgens dat stramien moeten gaan schrijven, wordt het gevaarlijke flauwekul. (einde terzijde) Kuypers tweede soort literaire ervaringen kwamen via zijn vader en opa bij hem binnen: vertelde verhalen. Later kwamen daar de verhalen van de Surinaamse en Antillisaanse vertellers bij. Ook bij het verhaal van de verteller zijn er (meestal) geen plaatjes. Is het dus geen goed idee om álle kinderboeken terug te geven aan het woord en de illustraties achterwege te laten? Kuyper stelt dat hij zelfs al zijn prentenboeken, waarin het beeld toch een heel grote rol speelt, kan navertellen zonder beeld. En reken maar dat het dan nog steeds mooie verhalen zijn.



O, nee, dat is toch niet helemaal waar: Malmok zomaar navertellen gaat niet, als je het aan Nederlandse kinderen vertelt. Dat is omdat het op de Antillen speelt en over pelikanen gaat. Nederlandse kinderen zien dat allemaal niet meteen voor zich, omdat ze het daar niet kennen. Daarom waren illustraties nodig. En daarom waren ook bij De duik illustraties nodig, want dat speelt op Curaçao. Kuyper bedacht het verhaal daar, schreef het deels daar en vertelde aan zijn uitgever dat hij er naturalistische prenten in wilde. Ze kwamen uit bij Sanne te Loo. De uitgever kocht voor haar een vliegticket zodat ze naar Curaçao kon gaan. Ze kwam terug met een berg tekeningen. Toen Kuyper ze

bekeek kreeg hij het gevoel dat hij rondliep in zijn eigen verhaal: hij nam een duik in De duik. Tegelijk waren veel tekeningen heel anders dan hij had gedacht, maar daar moet je je als auteur niet mee bemoeien, stelt hij. Je moet niet gaan zaniken dat het anders moet, want dan krijg je lelijke tekeningen waarin te veel gepriegeld en gegumd en geknipt en gekrast is. Als je de illustrator haar gang laat gaan, krijg je het beste werk, en dit was dan ook mooier dan hij had kunnen verwachten. Sanne verplaatste veel scènes naar andere plekken, zoals bijvoorbeeld naar een bushokje in het binnenland. Met veel plezier herschreef Kuyper een heleboel scènes, zodat ze bij de tekeningen pasten.


Het boek is zeer goed ontvangen en dat komt ook zeker door de tekeningen. De tekst werd misschien pas later gewaardeerd. Uiteindelijk is het boek meermaals bekroond. Binnenkort verschijnt het in het Papiamento en dat is, aldus Kuyper, misschien nog wel de mooiste bekroning. Concluderend neemt Kuyper alles terug wat hij eerder zei over prentloze prentenboeken. Hij wil zich niet meer zo druk maken over de financiële kant van het verhaal maar eerst en vooral mooie en als het even kan mooi geïllustreerde boeken maken. Misschien ook omdat hij nu AOW heeft. Hij werkt nu aan een boek over Aruba en Bonaire, omdat hij het belangrijk vindt dat Sanne blijft reizen. En daarna volgt er weer een over Curaçao. En waarom schrijft hij kinderboeken? Omdat kinderen verhalen nog met huid en haar verorberen, naar binnen slokken en slurpen en zich niet druk maken om goede manieren – om die heerlijke honger te stillen dus!



De zeepkist; 1e sessie: Hans en Monique Hagen, Geert van Diepen en Marijke Moolenaar (Schrijverscentrale)


Hans en Monique Hagen Vorig jaar vroegen wij op deze plek of jullie, collega’s, onderwijs- en bibliotheekmensen ook ouders wilden uitnodigen bij de schoolboeken van schrijvers en illustratoren. We hebben geen idee of dat inmiddels op grote schaal gebeurt, maar wij doen het wel, en we horen alleen maar positieve reacties. Gemiddeld komen er 4 á 5 ouders/grootouders, en ze vinden het fantastisch om erbij te mogen zijn. Ze raken echt geïnspireerd om meer te gaan lezen en voorlezen. Twee reacties van ouders: ‘Ik had nooit gedacht dat mijn zoon van gedichten hield.’ ‘Echt, is de bibliotheek gratis?’ Regelmatig lukt het ook nog om een boekhandel op school te krijgen. Dat is helemaal fijn. De kinderen zijn blij met een gesigneerd boek, de boekhandel en wij zijn blij met de extra verkoop. We geven een workshop aan de kinderen en en passant peperen we de ouders in dat een kind van lezende ouders vijf keer zoveel kans heeft om zelf een goede lezer te worden. Dus: nodig allemaal de ouders uit bij workshops en schoolbezoeken!


Dit jaar vragen we aandacht voor de Kinderboekenambassade. Jan Paul zei bij zijn afscheid dat hij een kinderboeken-ambassade wilde beginnen in museum Van Loon. Het was een grapje, maar wij vonden het wel een goed idee. We zijn op zoek gegaan naar een geschiktere locatie. En die hebben we gevonden. Waar anders dan in ambassadestad Den Haag‌ In het Kinderboekenmuseum. Mooier kan het niet. Op dit moment wordt er hard gewerkt aan de vormgeving en inrichting. Het wordt een soort Januaraanse ambassade, met een klassieke bibliotheek vol boeken, een plek waar alle boekenliefhebbers, jong en oud, hun liefde voor boeken met elkaar kunnen delen. Iedereen heeft wel een boek dat een speciaal plekje in zijn hart inneemt. In de Kinderboeken-ambassade kun je Boek-ambassadeur worden van je eigen lievelingsboek. Daarvoor komt er een video-installatie waarop je in een ultrakort filmpje kunt vertellen waarom dat ene boek zo belangrijk is. Philip Hopman is gevraagd om de ambassade te voorzien van wandschilderingen met verwijzingen naar boeken en boekfiguren. Vandaag start er een crowdfunding-actie op Voordekunst.nl waarop jullie allemaal iets, liefst veel maar een tientje mag ook, bij kunnen dragen aan het mogelijk maken van die ambassade.

Die komt er sowieso, met 1000 maal dank aan het Kinderboekenmuseum – die hebben al flink in de buidel getast. Maar hoe meer geld erbij komt, hoe mooier het wordt. Dus: Voordekunst.nl actie Kinderboekenambassade. De Kinderboekenambassade wordt geopend op 10 juni tijdens de Kinderboekenparade.


Geert van Diepen Pestkopziekte Jack was een jongen, die altijd pestte elke dag weer en iedereen riep stop. toen zei de dokter, kom hier mijn beste want dat pesten houdt vanzelf niet op. Zucht eens diep vroeg de arts bezorgd ik hoor in je hoofd een bijzondere tic arme vent, je hebt de pestkop ziekte toen moest Jack tien keer een prik. De naald was lang, de prik gemeen au, riep Jack, au, wat doet dat zeer het is voor je bestwil, zei de dokter nog negen prikken, ik zie je weer.

Pestkop Jack genas van zijn kwaal na prik drie riep hij dokter stop de tik is weg, ik ben weer in orde iedereen was blij, het pesten hield op.


Mop was een meisje, dat vaak treiterde waar ze ook kwam, het hield maar niet op de dokter zei: jij hebt de treiterkopziekte tien keer een prik, dan houdt het wel op.

Treiterkop Mop genas van haar kwaal na prik nummer drie riep zij dokter stop de tik is weg, ik ben weer in orde iedereen was blij, het treiteren hield op Dus jongens en meiden heb je de pest heb je de treiter en geeft dat veel pijn doe ons een lol, haal snel bij de dokter je prik met het antipestmedicijn.


Marijke Molenaar

We hebben samen met de Stichting Lezen gebruikersonderzoek gedaan naar de opbrengst van schrijversbezoeken in het primair en voortgezet onderwijs. Het is heel belangrijk dat kinderen zich voorbereiden. We hebben daarvoor een menukaart, met o.a.: een filmpje kijken, een Skype-sessie met de auteur. Ik wil ook mijn collega Lonneke bedanken die ontzettend belangrijk is voor de communicatie en pr,

de zichtbaarheid van de stichting. Die zichtbaarheid moet groeien. Willen jullie ons dus noemen, bijvoorbeeld als je iets op Facebook plaatst over een schoolbezoek? Verder is de Schrijverscentrale aan het onderzoeken of ook auteurs van wie het werk niet wordt uitgegeven bij een gevestigde uitgeverij in het bestand kunnen worden opgenomen.




1.

Introductie

Mijn naam is Tamara Bos en ik ben schrijfster. Ik schrijf voor film, televisie en theater. Daarnaast schrijf ik boeken voor kinderen. Mijn hoofdberoep is scenarioschrijver. Ik heb oorspronkelijke scripts geschreven, zoals de tvseries Dag juf, tot morgen (mijn debuut), Mijn Zusjes, Vrolijke Kerst en het onlangs uitgezonden papadag.

Naast dit eigen werk heb ik meerdere boeken bewerkt tot filmscenario zoals veel boeken van Annie MG Schmidt (Otje, Minoes, Pluk) maar ook Dolfje Weerwolfje van Paul van Loon en Verborgen gebreken van Renate Dorrestein.


2. Eigen boeken die films werden en andersom Ik ben zowel scenarioschrijver als schrijver van kinderboeken en daarom is het niet zo gek dat een aantal van mijn verhalen zowel boeken als films zijn. In sommige gevallen schreef ik het script en het boek min of meer naast elkaar, zoals bij Het paard van Sinterklaas. In andere gevallen schreef ik eerst het boek en later een filmscript dat leidde tot een film.

In mei worden in Duitsland en Denemarken de laatste opnames gemaakt van de speelfilm Kapsalon Romy gebaseerd op een gelijknamig boek van mijn hand. Of eigenlijk was hier eerst een filmscript, dat we niet gefinancierd kregen, toen een boek en toen weer een script dat momenteel verfilmd wordt.


3. Waar ga ik het over hebben? Ik wil vandaag iets vertellen over mijn werk als scenarioschrijver, over het denken in beelden, de verschillen en overeenkomsten tussen boeken en films en over boekverfilmingen. Let wel, het schrijven van scenario’s en het bewerken van boeken gebeurt niet op één manier.

Er zijn wat mij betreft geen vaste wetten voor of regels, het verschilt per geval en een hoop heeft ook met smaak te maken. Ik vertel vanuit mijn persoonlijk ervaring, en aangezien ik er niet voor gestudeerd heb, maar het vak al doende heb geleerd, illustreer ik mijn verhaal met voorbeelden uit mijn eigen ervaringen.


4. Wat is een scenario en wat doet de scenarioschrijver precies? Voor ik verder ga is het belangrijk te weten wat een scenario precies is. Wat de scenarist doet en waar de ‘macht’ van de scenarioschrijver begint en vooral ophoudt. Een scenario – is de opeenvolging van gedetailleerd uitgeschreven scènes die het verhaal vertellen. Het precieze aantal scènes verschilt per script, ik heb even snel research gedaan en mijn scripts zijn meestal rond de 170 scenes. In die scènes beschrijf ik alles wat er te zien en te horen is. Taal doet er eigenlijk alleen maar toe in de dialogen, dus je hoeft de handelingen van de personages niet in mooie zinnen op te schrijven. En de gevoelens al helemaal niet… Toch doe ik het soms wel omdat ik door mooie beschrijvingen ook gevoel in de scène kan leggen en die helpt een commissie die zo’n script moet beoordelen (en wellicht wat minder visueel ingesteld) om het te begrijpen.

Sommige scenaristen schrijven alleen maar dialogen, maar ik denk in beelden en ik schrijf scènes dan ook bijna gedecoupeerd (in shots) op. Er zijn regisseurs die dat prima vinden, prettig zelfs. Er zijn ook regisseurs die dat vervelend vinden. Die vinden dat hun werk. En daar hebben ze wel gelijk in, maar ik zie het gewoon voor me! Ik zeg altijd, ik schrijf in scenario hoe ik het voor me zie. Ik schrijf geen technische dingen op zoals groot totaal of close up. (ik probeer wel te sturen door op te schrijven – een groot strand, in de verte een klein meisje, dan moet het wel gek lopen wil de regisseur daar geen totaal kiezen).

Als het scenario (in samenspraak met de regisseur) af is – komt de volgende fase – het decouperen –en sommige regisseurs zoals Vincent Bal die Minoes regisseerde maken dan een schitterend story board.


5. Story board? Hier zie je op de tekeningen van de shots die de regisseur Vincent Bal samen met de cameraman Walther van der Ende heeft bedacht. En de artdirector bedenkt weer hoe dat straatje er precies uitziet en welke kleuren de kleding heeft, en de editor heeft aan het eind een grote rol in hoe de film in elkaar wordt gezet. Het is duidelijk, een filmscenario maak je misschien nog wel alleen, maar een film zeker niet.


6.

Film is een Gesammtkunstwerk

Een filmscript is een halfproduct. Een niet verfilmd script is niks. Een scenario is pas echt een goed scenario als het de crew en cast inspireren tot verbeelding en het leidt tot een mooie film. Als je je script in hun handen geeft, begint nog een groot deel van het werk.

(daarom is het ook heel belangrijk te kijken met welke regisseur, producent je in zee gaat) . Wat heeft deze regisseur eerder gedaan? Een mooi scenario in slechte handen kan tot een mislukte film leiden‌


7. Film is een visueel medium Als ik een script schrijf, schrijf ik dat zo dat de beelden het verhaal zouden kunnen vertellen. Film is een visueel medium. Een goed gemaakte speelfilm zou je zonder geluid kunnen bekijken en begrijpen en voelen, terwijl een goed geschreven boek beelden oproept in de lezers eigen verbeelding. Ik schrijf zeker in beelden als ik voor kinderen schrijf omdat ik weet dat kinderen heel goed kunnen kijken. Ze kijken vaak beter dan dat ze luisteren. Dat wist Maria Montessori al, en in de door haar ontwikkelde onderwijsmethode vertelt de juf niet hoe je moet optellen en aftrekken, ze laat het zien met balkjes van verschillende lengte.

Vroeger kon ik mijn zoon van vier jaar oud op de BBC films zien kijken en als ik dan verbaasd vroeg hoe hij het kon begrijpen, dan zei hij altijd heel streng ‘ik KIJK toch!’

Kinderen kunnen heel goed kijken. Beter dan ze kunnen luisteren dus vertel je verhaal zoveel mogelijk in beelden. Denken en schrijven in beeldende scenes is ook handig als je voor kindacteurs schrijft. Kinderen zijn vaak zeer goed in spelen, in de letterlijke zin van handelingen verrichten, kijken, reageren, maar ze zijn doorgaans niet zo goed in tekstbehandeling. En zeker niet als ze het heel vaak moeten doen (wat nogal eens zo is tijdens het draaien). Dus ook dat is een reden voor het beperken van je dialoog.


8. Een voorbeeld: FRAGMENT WINKY 1 Show don’t tell als die leus voor een genre geldt is het wel voor film. Ook in een boek wil je natuurlijk voelen dat iemand bijzonder of eenzaam en dat het niet je strot in wordt geduwd door zinnen als ‘hij is zo bijzonder’ of ‘zij is zo eenzaam’, maar in een film is het nog dodelijker. Je wilt zien dat iemand bijzonder is, of eenzaam, of moedig. Beperk je dialoog. Show don’t tell.


9. Denken in beelden Zoals gezegd, als ik een scenario schrijf dan denk ik in beelden. Ik denk niet alleen wat wordt er gezegd of gedaan, maar ook wat zien we, we waar zijn we? Ik denk altijd, wat zien we? Ik geef studenten weleens de opdracht om een kort script te schrijven: een verhaal louter in beelden. Zonder dialogen. Probeer het maar eens als oefening. Je hebt dus geen woorden zoals in een boek om de motivaties en drijfveren van je karakters te begrijpen. Je moet de situaties zo maken dat de handelingen van je personages invoelbaar en inzichtelijk zijn. Het grappige is dat ik bij het bewerken van een boek (ook mijn eigen boeken) soms letterlijk filmbeelden krijg opgedrongen.

Bijvoorbeeld in Kapsalon Romy, waar deze still van is. In dit verhaal leren een meisje en haar als kapster werkende oma, die aan beginnen alzheimer leidt, elkaar steeds meer kennen en waarderen. In het midden van het boek (en ook van de film) uit oma haar waardering door Romy de sleutel te geven van haar kapsalon. Als oma er later niet meer is, is de salon voor Romy en dan wil oma het Kapsalon Romy noemen. In het boek mijmert Romy even over die naam en dat is het einde van het hoofdstuk. Bij de film had ik de behoefte om Romy, die oma veel helt in de salon (wat wee ook zien in de film) te zien oefenen op oma. Ik zag het helemaal voor me, in de avond, buiten is het donker, binnen in de salon brandt licht en Romy kapt haar oma ‌ Dit komt niet in het boek voor. Boek en film zijn iets anders‌


10. Het paard van Sinterklaas – boek en film Van Het paard van Sinterklaas heb ik boek en film tegelijk ontwikkeld. Even kort over de ontstaansgeschiedenis. Ik wilde een film maken over een meisje dat graag een paard wil hebben en het paard van Sinterklaas per ongeluk als cadeau aan ziet en meeneemt naar huis. Ik wilde het een kind met allochtone ouders laten zijn omdat ik dacht dat een Nederlands meisje van haar ouders zou horen dat je helemaal geen paard aan Sinterklaas kunt vragen.

Ik had dus behoefte aan een allochtoon meisje met ouder die niet echt geĂŻntegreerd zijn in Nederland. Allerlei opties passeerden de revue tot ik opeens het beeld van een Chinees restaurant voor me zag. Met rood en goud, net als Sinterklaas zijn mantel en mijter. Dat leek me mooi. Twee totaal verschillende werelden die visueel bij elkaar passen. Toen ben ik begonnen met researchen en het uitwerken van mijn verhaal.


11. FRAGMENT 2 HET PAARD VAN SINTERKLAAS

Zoals je hebt gezien zitten er sterke beelden in dit stukje – het lege weiland als Winky met haar vriendinnetje aan komt, het vastberaden fietsen van Winky met haar vriendinnetje achterop en na de scène in de stal is het vriendinnetje degene die fietst met een moedeloze Winky achterop. Het sterkste beeld is natuurlijk het beeld van de pony die ziek is en een spuitje krijgt. De reden dat ik Saartje liet overlijden had te maken met commentaar van lezers (misschien wel van het fonds die de film een paar keer afwees- of nee dat was later) nou ja mensen die het script lazen begrepen niet waarom Winky zo graag een paard wilde hebben. Voor mij was het duidelijk – heel veel meisjes willen graag een

paard maar dat was niet genoeg voor veel mensen. Je moest het ook voelen. Toen bedacht ik om Winky’s allenigheid in het begin van de film te koppelen met de pony Saartje – dat werd haar nieuwe vriendje. Als haar moeder onverhoopt terug moet naar China en Winky alleen bij papa achterblijft, is er ook de pony die troost biedt. De pony is een eerste reden tot contact. Een klasgenootje wil wel komen spelen omdat ze nieuwsgierig is naar de pony. En dan is de pony weg en dan heb ik dit lieve pony'tje, dat haar troost was, laten doodgaan. Als je dan hoort dat je aan Sinterklaas alles mag vragen wat je maar wilt dan snap je Winky’s wens wel was mijn gedachte…


Maar toen ik het voor het eerst op het grote doek zag, dit beeld van die kleine pony die sterft‌ dat was toch heel wat sterker dan ik van tevoren had bedacht. Sommige kinderen werden daar heel verdrietig van en huilden erom. Dat vind ik moeilijk, maar aan de andere kant gebeuren zulke dingen in het leven. En de stoere Winky die wel verdrietig is maar ook doorpakt in haar leven, geeft ook weer hoop. Het zorgde er in elk geval voor dat de kinderen nog meer met Winky meeleefden en hoopten dat ze een paard van Sinterklaas zou krijgen.


12. TE ENG? Bij de verfilming van Dolfje Weerwolfje liepen we tegen het gevaar van ‘te eng’ aan. Wat in een boek voornamelijk grappig is en geen moment eng – kan bij film namelijk heel anders uitpakken. Als een boek te eng is kan je het dichtklappen en stoppen met voorlezen, maar als je midden in een zaal zit en het is heel eng… Daarom hebben we in de film Dolfjes eerste transformatie (die best spannend is) ook beëindigd met een grappige ontlading waarbij Dolfje als een soort jonge hond op Timmie springt. In de film Minoes, de scènes waar Ellemeet op de katten schiet, grappig (en daardoor minder eng) gemaakt door er slapstick muziek onder te zetten.


13. VERSCHIL BOEK - FILM Het moge duidelijk zijn: boeken en films zijn iets totaal anders.

Een groot verschil is de lengte. Een boek kan zo dun en zo dik zijn als het zelf wil (met enige limieten natuurlijk) maar een speelfilm die in de bioscoop wordt vertoond vraagt (alleen al om logistieke redenen) om een bepaalde leng te, die varieert tussen de 80 minuten en de drie uur, maar voor kinderfilms zou ik zeggen is 75 minuten tot echt maximaal 100 minuten)

We nemen een boek of een film op totaal andere manier tot ons. Een boek wordt doorgaans niet in 1 ruk uitgelezen (soms wel). Je legt het soms eens weg om erover na te denken, je bladert terug als je iets niet snapt. Dat kan bij film niet. Een speelfilm is allereerst bedoeld om in de bioscoop te zien. En afgezien van de pauze zie je die wel in een ruk uit. Je kunt niet in de bioscoop zeggen oh wacht eens even, ik rewind want ik heb iets gemist. Dit heeft allemaal gevolgen voor de manier waarop je het verhaal vertelt in een film.


Het allerbelangrijkste verschil is dat, daar zijn we weer, FILM een VISUEEL medium is, terwijl boek een ‘talig’ medium is. De vertelwijze is dus anders. Bijvoorbeeld hoe we het verhaal inkomen. In een boek kan je met een paar zinnen een hele wereld creëren. De verteller kan allerlei bij informatie geven en kruipt soms bijna letterlijk on het hoofd van de

personages, zodat we hun angsten en twijfels, voorkeuren, geschiedenis heel goed kunnen begrijpen. In een film kan dat niet zo, moet je andere manieren vinden, bijvoorbeeld dor een snelle montagesequentie met verschillende beeldende korte scènes.


Ook de eindes van boeken en films zijn vaak anders. Het medium film vraagt meer om een ‘optellend’, escalerend einde dat min of meer tot een apotheose leidt. Dat vraagt soms om meer grootsheid dan in een boek. In het boek Dolfje Weerwolfje maakt Dolfje het begin van zijn laatste transformatie door als hij op verjaardagsvisite is bij Noura en een zilveren vorkje aanraakt. Dit is de reden voor hem om weg te lopen. Joram Lürsen, de regisseur zei tegen mij, dit is te klein, we lopen tegen het einde van de film, het moet grootser. In de film hebben we dit ook gedaan. We hebben Dolfje laten transformeren tijdens het kerstfeest op school, temidden van klasgenoten maar ook zijn ouders en Timmie waardoor het moment en de ontknoping grootser wordt.

Als je een boek verfilmt, vertel je het verhaal op een andere manier en dat heeft soms gevolgen. Ik ben absoluut van de school die vindt dat je respect moet hebben voor het oorspronkelijke verhaal. Ik ben het er niet mee eens dat je alleen maar de titel (handig voor de marketing) en

globaal het idee mag pakken om dan je eigen goddelijke gang te gaan. In dat geval kan je beter zelf iets nieuws verzinnen. Je moet het zo doen dat mensen die de verfilming zien, je het is precies het boek. Maar hoe doe je dat? Bij het bewerken van een boek tot een filmscript denk ik ook altijd na over de beelden. Wat gaan we zien? In mijn inmiddels 25-jarige carrière heb ik daar met vallen en opstaan ook een hoop over geleerd.


In het begin wilde ik nog weleens een heel boek scripten. Los van dat het dan veel te lang werd, scripte ik ook passages die in een film niet effectief zouden zijn. Bijvoorbeeld bij Verborgen gebreken van Renate Dorrestein. Het eerste deel van het boek – dat zich afspeelt in nieuwbouwhuis, is erg intern – letterlijk in het huis, maar ook in Chris’ hoofd. Ik heb toen rigoureus besloten om het eerste kwart van het boek te skippen en te beginnen in Schotland waar de kinderen in de auto van Agnes opduiken als zij van de boot rijdt. Het verhaal in Nederland werd nu opeens ‘backstory’. Het kostte me veel zweet om alles weg te gooien, maar het bleek prima te werken. Renate Dorrestein was wild enthousiast over het script. En zo had ik twee vliegen in een klap. Het minst visuele deel van het boek was geskipt en de lengte van het filmscript werd een stuk aanvaardbaarder. Toen leerde ik dat je een boek niet verfilmd door de eerste bladzijde in een scene om te schrijven, enzovoort… Je mag en moet rigoureuzer zijn. Want een goed boek is nog geen goede film. Voor mij als boekbewerker voelt het bewerken

van boek soms als een grote last, want je wilt aan de ene kant het boek zo eervol mogelijk benaderen, aan de andere kant wil je ook een goede film maken. En wat in een boek werkt, werkt niet altijd in een film en andersom. Achtervolgingsscènes zijn niks in een boek, maar kunnen heel leuk zijn in een film. Er is duidelijk een verschil in vertelwijze tussen boek en een film en die hebben soms gevolgen voor het verhaal. Als het mijn eigen verhaal betreft, is het voor mij dan heel makkelijk om dingen te veranderen. Als ik andermans werk bewerk vind ik dat moeilijker.

Hoe ik precies te werk ga vind ik moeilijk uit te leggen omdat het verschilt per geval. Het belangrijkste is dat je de essentie van het boek vangt, dat je de toon aanvoelt.


Daarnaast destilleer je het verhaal waarbij je kiest voor de sterkste situaties die in het boek voorkomen, die gebruik je – en minder belangrijke scenes en situaties die in het boek prima werken maar die in de film zouden kunnen ophouden daar creëer je nieuwe, meer filmische scenes die het verhaal helpen vertellen. Daar moet je niet bang voor zijn, dat moet soms gewoon. Ik ben er wel altijd voor om dan de karakters te gebruiken zoals ze al in het boek voorkomen. Dus roeien met de riemen die je hebt en vooral geen nieuwe personages maken. Vind ik. Mijn ervaring is dat je in film vaak los van je hoofdpersonage rond de acht bijpersonages hebt die je voor het kijkende publiek levend kunt houden. Soms moet je dus personages samenvoegen, of gewoon elimineren. Dat is niet anders. Aan de andere kant kan je andere personages meer body geven. Dat heb ik bijvoorbeeld gedaan met de rol van het meisje

Bibi in Minoes. In het boek was haar rol bescheiden maar voor de film hebben we haar een belangrijk bijpersonage gemaakt, ook omdat we dachten dat dat leuk was voor de kinderen die naar de film zouden kijken. Ook de tijd maakt soms dat je andere keuzes maakt. Minoes speelt in een soort tijdloos universum waar geen mobieltjes in voorkomen, maar het voelde toch gek om Bibi steeds bij een alleenstaande volwassen man als Tibbe langs te laten gaan – dus daarom hebben we in de film Bibi de dochter van mevrouw van Dam gemaakt – Tibbe huurt een kamer op zolder – het maakt het logischer dat Bibi vaak in de buurt is en dat is voor een filmverhaal fijn, een heldere arena.


16. Gebruik kenmerkende beelden uit het boek Gebruik sterke beelden uit het boek. Pluk heeft een rood kraanwagentje en ook rood haar, begreep ik van mijn kinderen, die duidelijk beter naar de tekeningen hadden gekeken dan ik. Otje is een stoer – jongensachtig meisje – haar vader, de kok is altijd in kokskostuum, de familie Blom zit op een duif en Minoes praat op het dak met katten. Dit zijn precies ook de redenen waarom ik deze boeken leuk vond om te verfilmen. 17. Kijk uit voor talking heads

De dialogen van Minoes met de poezen zijn in het boek ontzettend leuk, maar bij de verfilming liepen we het gevaar dat ze te lang zouden duren en talking heads zijn niet lang interessant, zelfs niet als het katten zijn. Katten die met elkaar praten heeft ook iets geks als je het in het echt ziet. Daarom besloten we (en ook om productionele redenen want toen we deze film maakten in 2002/2001 was het nog verschrikkelijk duur om die katten aan de praat te krijgen) om maar een stuk of drie cruciale scenes

te maken met pratende katten (er zijn er wel meer waar katten aankomen hollen en iets zeggen). Mijn ervaring is dat dialogen in films veel korter moeten duren dan in boeken. Dat je in boekdialogen ook informatie stopt die je in een film niet hoeft te stoppen omdat we al heel veel zien. Het is heel anders als je een dialoog leest of dat je iemand hoort praten. Te geconstrueerd voel je meteen en dan ben je weg als kijker. Bij theater is dat weer anders dan bij film, daar kan geconstrueerd taalgebruik heel fijn zijn. Maar goed dit is een onderwerp waar je nog een hele lezing aan zou kunnen wijden en die tijd heb ik nu dus niet. Ik zit even op het visuele vandaag.


18. Maak iconische beelden dramatisch onmisbaar In Wiplala wordt Johannes samen met zijn vader en zusje klein getinkeld door Wiplala en maken ze een rondvlucht op een duif en ontmoeten ze Atlas op het paleis op de dam. Dat is iconisch. Iedereen herinnert zich dat, dat beeld siert de kaft van praktisch iedere uitgave. Gek genoeg werd bij het lezen van het scenario (door mensen die het boek niet kenden) steevast gevraagd waarom gaan ze op die duif vliegen? En dat hele stuk met Atlas op het dak kan er wel uit. Het helpt het verhaal niet verder. Nu weet ik niet zeker of de mensen die dit zeiden vooral een economisch

oordeel hadden maar ze hadden ergens wel een punt. De dialoog met Atlas was grappig en leuk, maar verhaaltechnisch, hield het eigenlijk op in het script. Toch wilde ik het er niet uit hebben. En na lang nadenken dacht ik te weten waar het probleem zat. In het boek is het bezoek aan het Paleis ongeveer het eerste wat ze doen. Dit moment waarin een standbeeld tot leven komt, op het paleis op de Dam, is zo’n sterk beeld dat je daar niet meer overheen komt als je dat aan het begin van je film doet. Het tweede wat ik bedacht was dat ik Atlas een sleutelfiguur moest laten zijn in het oplossen van het probleem van de familie Blom die zo klein waren getoverd en dat Wiplala niet meer wist hoe hij ze groot moest maken. Wat in het boek een grappig bezoekje was, werd nu de sleutelscene waarin Wiplala tot inzicht komt. Een ander voorbeeld is Winky en het paard.


19. Lest best - Bewaar sterkste beelden voor het laatst Bij Het paard van Sinterklaas zag ik altijd Winky voor me als ze het paard heeft ‘gestolen’ van Sinterklaas en op de rug van de schimmel, nagestaard door het winkelend publiek. Een triomfantelijk moment dat ook letterlijk in de film zit. In overleg met de regisseur Mischa Kamp heb ik besloten om Winky nooit eerder in het verhaal op een paard te laten klimmen dan in deze scène. Een sterk beeld kan je trouwens ook helpen om je verhaal naar dat beeld toe te schrijven. En als je een filmscript wilt pitchen helpt een sterk beeld. Als je je plan wilt verkopen, beschrijf dan zo’n sterk filmbeeld uit je toekomstige film, zodat de luisteraar het voor zich ziet, dan komt het verhaal tot leven in de mensen hun hoofd dan heb je ze. En het helpt jezelf ook.

20. Robert Mc Kee Ik kan nog uren doorpraten, maar wil graag afsluiten met deze interessante gedachte van scriptgoeroe Robert Mc Kee. De roman is het best in innerlijk conflict ( gedachten). Het theater het best in persoonlijk conflict (dialogen vol subtekst vormen de hoofdmoot) en film is het best in extra-personal conflict (mensen in strijd met de omgeving). Nu snap ik ook waarom de film van Het Paard van Sinterklaas rijker is dan het boek. En het verhaal in die zin geschikter als filmverhaal dan als boekverhaal. Winky’s queeste is in het boek meer kinderlijk gefocust op het krijgen van een paard van Sinterklaas, maar krijgt in de film een breder perspectief omdat we de zoektocht zien van een meisje dat leeft in twee werelden. In het boek zitten we in veel meer Winky’s hoofd en haar gedachten worden in het Nederlands beschreven. In de film zien we letterlijk in elk beeld een Chinees meisje knokken voor haar wens in een wereld die nog niet helemaal de hare is.


21. RESUMEREND • Belangrijkste verschil tussen boek en film: vertelwijze • Gedachten kun je niet filmen -> meest literaire boeken in die zin minst geschikt voor verfilming • Andere manieren vinden om handelingen/motivaties van hoofdpersonen helder te maken • Denken in sterke beelden/beeldende scenes

• Dialogen in een boek of in een toneelstuk kunnen geconstrueerder zijn dan in een film. Als je mensen in film ziet en hoort praten -> vraagt om meer natuurlijke dialoog • Bij het maken van een film moet je keuze na keuze na keuze maken… en een groot deel van de keuzes vindt plaats nadat het script geschreven is


Pauze



Zeepkist: 2e sessie: Rom Molemaker, Ted van Lieshout, Femke Ganzeman, Bette Westera


Rom Molemaker Jongens

je meidenboeken en jongensboeken: Een Zomerzotheid van Cissy van Marxveldt tegenover Bob Evers van Willy van der Heide. Joop ter Heul tegenover Hollandse jongens in de Franse tijd.Maar echte jongensboeken voor jongeren zie je tegenwoordig duidelijk minder dan meidenboeken. Meidenboeken, en dan in het liefst in een serie of een strak omlijnd genre.

Jongens, jongens, jongens, jongens….. Dat leek mij een passend begin van mijn zeepkistrede: Jongens, jóngens, jongens… Er wordt door jongeren steeds minder gelezen, zegt men. Ik weet niet of ik dat werkelijk moet geloven, maar dat is misschien wensdenken. Er wordt ook gezegd dat jongens minder lezen dan meiden, en dat geloof ik dan weer wel. Dat Meidenboeken bewijst zich bijvoorbeeld op de Dag van de Jonge Jury, waar je ook wel jongens ziet, maar waar meiden de boventoon voeren. Zie de hysterie waarmee ze zich rond de winnares van de laatste paar afleveringen verdringen. De gilletjes die je op Instagram ziet, van de auteur trouwens ook.

Meiden lezen meer dan jongens, en dat weten uitgevers. Nu zijn er uitgevers die zich niet door die omstandigheden laten leiden, de mijne bijvoorbeeld, maar er zijn er meer die dat wel doen. Ze richten zich op het uitgeven van vooral meidenboeken omdat dat commercieel aantrekkelijk is. Ik begrijp dat, en ik word er opstandig van. Kijk, toen ik zo oud was als de jongere van nu had


Ze ritste haar tas open. Welke blouse zou ze nemen? Die rode? Nee, die was misschien wat te opzichtig. Die witte dan? Wel wat saai… Misschien dat shirt met die laag uitgesneden hals? Of was die te sexy. Belangrijk, zeg ik niks van. Maar jongens interesseert het geen fluit. Ik heb voor de aardigheid wel eens geprobeerd om een meidenboek te schrijven, maar dat was boter aan de galg. Ik ben zelf namelijk een jongen, wat maar weer aangeeft dat er verschil is tussen wat meiden en jongens interessant vinden. ‘O, nee hoor,’ zegt ze. ‘Dit is echt de allerverrukkelijkste cruesli die ik ooit heb gegeten. ‘Gekkerd. Deze cruesli met chocolade heb ik toch wel vaker voor je gekocht? ‘Dat was ik blijkbaar vergeten hoe lekker die is, mijn allerliefste mama.’

Mijn moeder heeft haar een kus op haar haren. ‘Schat van me.’

Een heerlijk gesprek aan de ontbijttafel, met slagroom erbovenop. Is goed. Liefde en goede verstandhouding zijn belangrijk in het leven. Maar je moet er bij jongens niet mee aankomen. En dan gaat het niet over het onderwerp, maar op de manier waarop er wordt omgegaan met emoties (als we het zo even mogen noemen.) Stel je voor: ‘O nee, hoor. Dit is echte de verrukkelijkste dieptepass die ik ooit van je heb gekregen, Sven.’ ‘Mallerd. Zo’n dieptepass geef ik toch wel eens vaker? ‘Ik was blijkbaar vergeten hoe lekker die zijn, mijn allerliefste Sven?’ Hij geeft me een boks op mijn schouder. ‘Je bent een echte vriend.’


Een verhaal over jongens maar geen jongensverhaal. Er wordt op scholen nu en dan gevraagd hoeveel prijzen ik heb gewonnen. Ik antwoord dan: De meeste schrijvers winnen nooit iets, en sommige schrijvers winnen alles. En als ik me beperk tot de Jonge Jury zijn dat vrouwen. Zij schrijven, door de bank genomen meidenboeken. Niet gek natuurlijk: ze zijn zelf ook meiden. Wie de lijst van winnaars van de Jonge Jury sinds bekijkt ziet dat van de 34 prijzen die er in totaal zijn uitgereikt - hoofdprijzen en debuutprijzen – er achttien, meer dan de helft, naar samen vier vrouwen zijn gegaan. En vier van de vierendertig zijn er naar mannen gegaan, Drie als debuutprijs en één hoofdprijs. Die was voor Rob Ruggenberg. Hoe die zich er tussen heeft gefietst weet ik niet, maar het is hem gelukt. Wat mijzelf betreft, ik ben een van die vier mannen, maar ik vind lezen en schrijven belangrijker dan prijzen winnen, en dat is echt waar. Meidenboeken zijn hot, meidenboeken zijn sexy,

meidenboeken zijn truttig, meidenboeken hebben glamour, meidenboeken zijn broeinesten van jaloezie, meidenboeken zijn nagelbijtend, meidenboeken zijn hysterisch, meidenboeken hebben een goed figuur, meidenboeken zijn nagelverzorgend, meidenboeken hebben kleertjes en kleurtjes, meidenboeken hebben make up, meidenboeken zijn leuk voor meiden. Meidenboeken zijn meidenboeken. Jongensboeken zijn spannend, avontuurlijk en hebben humor. En daarom een oproep aan…. Auteurs: schrijf jongensboeken Uitgevers: geef jongensboeken uit. Docenten Nederlands: promoot jongensboeken Ouders: pluk die gasten bij hun computer vandaan Jóngens!


Ted van lieshout

Ik heb mijn tijd gewijd aan: 1. een digitaal poëziemagazine, Pretpark Poëzie. Het doel was: de kwaliteit van de kinder- en jeugdpoëzie verhogen. Hiermee ben ik na een jaar gestopt, het werd te veel een amateurplatform. 2. Leesjebeter.nl, een register van jeugdboeken met ziekte en ongemak als thematiek. Het is in eerste instantie bedoeld voor mensen rónd kinderen, hoewel het nu ook sterk op kinderen gericht is. 3. een illustratiehuis of -museum. De neuzen staan daarvoor nog niet allemaal dezelfde kant op. Kan het niet hier in de Openbare Bibliotheek?


Femke Ganzeman

Leerkrachten zouden eens wat verder moeten kijken dan Dolfje Weerwolfje en andere series. Wie moet je aanspreken bij het promoten van boeken? De ouders, ja, maar het probleem is dat je dan vooral de ouders spreekt die boeken al leuk vinden. De leerkrachten. Op scholen kan nog heel veel gedaan worden. Maar leerkrachten hebben het heel druk. Daarom zou het goed zijn als iemand in de klas komt om boeken te promoten. En op de Pabo zou hier meer aandacht voor moeten zijn.


Bette Westera

Er bestaat sinds twee jaar een tijdschrift vol gedichten van professionele kinderdichters. Het heet Dichter en wordt uitgegeven door Plint. Een aanrader, en ze worden ook kritischer in wat ze plaatsen, merk ik zelf. Er staat voor elk wat wils in en het kost â‚Ź 5,95 per stuk of je kunt een abonnement nemen. Ik neem het zelf altijd mee als ik naar een school toe ga.


Blauwe jas Ik deed een briefje in de jas van het liefste meisje van de klas. Van Joyce dus. Ik vroeg: 'Wil jij verkering?' Maar Vivian heeft ook zo’n jas. Dat merkte ik dus later pas. Hij hing waar die van Joyce de laatste keer hing. Precies zo'n zelfde blauwe jas, die dus de jas van Joyce niet was. Ze heeft meteen een briefje teruggeschreven. 'Verkering? Ja gezellig man!' Nu heb ik iets met Vivian. Nou ja, ik zal het vast wel overleven.

Bette Westera




De lezing van Jan Paul Schutten en Floor Rieder had de vorm van een dialoog – waarbij Schutte steeds een bepaald aspect van hun samenwerking onder de aandacht bracht, waarop Rieder ‘inbrak’ op het onderwerp en haar visie te berde bracht.

De rode draad was, hoe de samenwerking tussen schrijver en illustrator in de loop van de opeenvolgende projecten waar ze samen aan werkten steeds hechter gingen samenwerken. Bij het eerste boek dat ze samen maakten – Het raadsel van alles wat leeft en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel – was de tekst er in zijn geheel, en daarna moest er een illustrator bij worden gezocht. Onder Andere Fiep Westendorp en Dick Bruna waren niet beschikbaar, of hadden geen zin, waarna de uitgever Schutten wees op het werk van Floor Rieder: zij was nauwelijks afgestudeerd en werkte aan een reeks illustraties bij interviews voor Het Parool.


De uitgever gaf hen grote vrijheid voor wat betreft de vormgeving. Een mooie hardcover met goud op snee mocht gemaakt worden; een klein beetje met in het achterhoofd de Bijbel: de evolutietheorie mag toch wel net zo mooi en met net zoveel aandacht worden uitgegeven als dat boek?


Het werk van Rieder bevatte volgens Schutten de juiste afwisseling van het bieden van enerzijds heldere, objectieve informatie en anderzijds humor en grappige terzijdes.

Slechts kleine wijzingen waren nodig, en soms moest er voor de vertaling naar een specifiek taalgebied iets gecensureerd worden.


Bovenstaande illustratie sneuvelde in de Amerikaanse Editie; tot verbazing van Schutten mocht de illustratie rechts gehandhaafd blijven.


Bij het daaropvolgende boek, Het wonder van jou en je biljoenen bewoners, werd de samenwerking hechter: geen illustraties achteraf bij een tekst die al bestond, maar meer interactie. Rieder en Schutten raakten op elkaar ingespeeld. Een proces dat twee kanten uit werkt. Niet alleen maar tekst die inspireert tot illustraties en infographics, maar Schutten weet beter wat hij van Rieder zou kunnen verwachten, wat ze kan en daar kan hij zijn tekst op afstemmen. Deze samenwerking lijkt nog hechter te worden in het derde boek, waar ze nu samen aan werken: Het mysterie van niks, een boek over het universum.




De sprekers en illustrator in gesprek met de zaal

Tamara Bos, hoe was het om aan de teksten van Annie M.G. Schmidt te komen? Tamara: Ik kende ze eigenlijk niet zo, maar het zijn wel klassiekers, dus je moet uitkijken en respectvol zijn. Jan-Paul Schutten, hoe kun je iets zo ingewikkelds als de oerknal en zwarte gaten beschrijven? Jan-Paul: Ik begrijp maar ongeveer 1 promille van wat de experts weten, maar dat is genoeg om het goed te beschrijven. Het moeilijke is om het lĂŠĂşk te beschrijven.


Sjoerd Kuyper, De duik is bijna een ode aan het eiland Curaรงao. Wat heb je met die eilanden? Sjoerd: In 1994 werd ik uitgenodigd voor de kinderboekenweek, samen met Hans en Monique Hagen. Sindsdien heb ik daar vrienden en heb ik ook de cultuur leren kennen.


Sjoerd Kuyper, je zei daarstraks dat je vroeger je honorarium niet hoefde te delen met de illustrator. Hoeveel verdiende een illustrator dan vroeger? Sjoerd: Schrijvers kregen 10 % van de boekverkoop, en de illustrator onderhandelde apart over de betaling. Die was eenmalig, onafhankelijk van de verkoopaantallen.

Sjoerd Kuyper, volg je de nieuwe lichting auteurs? En wat vind je van hen, wie vind je goed? Sjoerd: Ik ben gecharmeerd door de vrijheid en de brutaliteit van bepaalde schrijvers. Gideon Samson, Simon van der Geest, Benny Lindelauf.

Op de vraag: “wat doen jullie liever, optreden voor een zaal kinderen of volwassenen?� kwamen uiteenlopende antwoorden. Monique Hagen: Het liefst gemengd. Er zitten meerdere lagen in je werk en ook in wat je vertelt.







Dank aan alle sprekers, vrijwilligers, zeepkisters, OBA-medewerkers, workshopbegeleiders, publiek en sponsoren!








Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.