Jip en Janneke is jarig Noah
Annie M.G. Schmidt & Fiep Westendorp



Lieve Noah, Hiep, hiep, hoera! Gefeliciteerd met je vierde verjaardag.
Dikke kus van papa en mama
Ander werk van Annie M.G. Schmidt en Fiep Westendorp
Jip en Janneke (verhaaltjes, 5 delen, 1953-1965; ook als e-books)
Pluk van de Petteflet (1971) Zilveren Griffel 1972
Floddertje (1973)
Jip en Janneke (verzamelbundel, 1977)
Otje (1980) Gouden Griffel 1981
Ibbeltje (1996, 2012)
Pluk redt de dieren (2004) Prijs van de Nederlandse Kinderjury 2005
Jip en Janneke. Sinterklaas komt! (2005; ook als e-book)
Jip and Janneke (vertaald door David Colmer, 2008)
Jip en Janneke. Er is er een jarig (2011; ook als e-book)
Jip en Janneke spelen buiten (2013; ook als e-book)
Het huis van Jip en Janneke (pop-up-boek, 2013)
Met Jip en Janneke door Nederland (2014; ook als e-book)
Binnen spelen met Jip en Janneke (2014; ook als e-book)
Lente, zomer, herfst en winter met Jip en Janneke (2014)
Jip en Janneke. Dierenvrienden (kartonboekje, 2015)
Takkie (2015, ook als e-book)
Een dag met Jip en Janneke (kartonboekje, 2016)
Amsterdam Antwerpen
Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij
2016
Er is een feest. Een feest bij Noah. Noah woont in de buurt. En hij geeft een partijtje.
Jip en Janneke gaan erheen. En ze krijgen een taartje. En limonade. En dan mogen ze prijsjes knippen.
‘Kijk,’ zegt Noah. ‘Daar is een touw. En daar zitten pakjes aan.
En hier heb je een schaar. Je mag een pakje eraf knippen.’
Dat is heerlijk.
Jip zoekt het grootste pakje uit.
En Janneke zoekt een klein pakje uit.
En dan gaan ze gauw in een hoekje zitten om te zien wat erin zit.
In Jip z’n pak zit een trommel. Met twee stokjes.
In Jannekes pakje zit een mondharmonica.
Nu willen Jip en Janneke naar huis. Want ze willen alleen nog maar trommelen en spelen op de mondharmonica. En niets anders.
Jips moeder zegt: ‘O lieve help Jip. Je mag niet trommelen in de kamer. Ik word er gek van. Ga maar op de zolder.’
‘En mag ik spelen op de mondharmonica?’ vraagt Janneke.
‘Ook niet. Gaan jullie maar naar de zolder.’
Jip en Janneke gaan naar de zolder. En ze gaan fijn muziek maken. Heel hard.
Het is een heel concert.
En als vader thuiskomt, klimt hij de zoldertrap op. Om naar het concert te luisteren.
‘Het is prachtig,’ zegt hij.
En Jip en Janneke zijn trots.
‘Morgen is Siepie jarig,’ zegt Jip.
‘O ja?’ zegt Janneke. ‘Moeten we haar een kadootje geven?’
‘Ja,’ zegt Jip. ‘Maar wat moet je aan een poes geven?’
Ze vragen het aan moeder. ‘Moeder,’ zegt Jip, ‘wat moeten we aan Siepie geven als zij jarig is?’
‘Een visje,’ zegt moeder. ‘Je mag een visje voor haar kopen.
En dan zal ik het koken.’
Jip en Janneke gaan samen naar de viswinkel. Het ruikt daar vies.
Er liggen grote vissen. En kleine. En vissen in een bak met ijs.
‘Ik lust geen vis,’ zegt Jip.
‘Ik ook niet,’ zegt Janneke. ‘Als ik jarig ben, wil ik geen vis kado.’
‘Ik ook niet,’ zegt Jip.
En dan kopen ze een klein visje. De juffrouw doet het in een papiertje.
Jip doet het voorzichtig in zijn mandje.
En als ze thuiskomen, zeggen Jip en Janneke: ‘We hebben een vis gekocht. Voor Siep. Voor morgen.’
‘Goed zo,’ zegt moeder. ‘Waar is het?’
‘In de gang,’ zegt Jip. ‘Het ruikt zo vies.’
‘Haal het maar even,’ zegt moeder.
Dan gaat Jip het halen.
Maar als hij in de gang komt, ziet hij de poes hard weglopen. En ze heeft het visje in de bek.
‘O, o,’ roept Jip. ‘Stoute Siep! Het was je kadootje.’
‘Wat een lelijke gulzige kat,’ zegt moeder. ‘Die eet haar kadootje nu al op.’
‘Wat moeten we Siep nu geven op haar verjaardag?’ vraagt Janneke.
‘Niets meer,’ zegt moeder. ‘Het is haar eigen schuld.’
Maar Jip en Janneke gaan Siepies mandje versieren. Met bloemetjes. Want ze vinden het zielig als Siepie helemaal niets meer krijgt op haar verjaardag.
Zou Siepie er erg dankbaar voor zijn? Nee, want ze knabbelt aan de bloemetjes. Ze eet de bloemetjes op.
‘Rare poes,’ zegt Janneke. ‘Wie eet er nou de versiering op?’
En dan zegt moeder: ‘Hier hebben jullie allebei een stuk gemberkoek. Ter ere van de verjaardag.’
Jip heeft zijn nieuwe pak aan.
En Janneke heeft haar nieuwe jurk aan.
Want ze gaan samen naar een feest. Noah is jarig. En Noah woont een eind verder. En er komen nog meer jongetjes en meisjes.
Jip en Janneke hebben ieder een kadootje. Een mooi kadootje voor Noah. Jip geeft een trein. En Janneke geeft kleurkrijt. En als ze er aanbellen, horen ze binnen al lawaai.
Ze zijn al aan ’t spelen, de kinderen.
En als ze Noah hebben gefeliciteerd, en ze hebben hem het kadootje gegeven, dan krijgen Jip en Janneke ieder een taartje.
Jip een met slagroom.
En Janneke een met roze suiker.
Daar zitten ze dan. En ze eten eerst het taartje op voor ze gaan spelen.
Daar komt een ander jongetje langs. Een vreemd jongetje.
Hij geeft Jip een duw. En Jip laat zijn taartje vallen. Daar ligt het, pets, op de grond.
En dan wordt Jip heel boos. Hij geeft het jongetje een duw terug.
En dan geeft het jongetje hem een stomp.
En Jip roept hard: ‘Gemenerik!’ En hij geeft hem een klap.
‘Niet doen!’ roept Janneke. Maar nu vechten ze echt.
Jip en het jongetje rollen samen over de vloer. Middenin het slagroomtaartje.
Eindelijk komt de moeder van Noah en ze zegt: ‘Wat is dat nou? Gaan jullie vechten? Op de verjaardag van Noah.’
Dan staat Jip op. En het jongetje staat ook op. En ze zijn allebei zo vies. Zo vreselijk vies. Helemaal vol slagroom zijn ze.
‘Kom,’ zegt Janneke, ‘kom, we gaan naar huis.’
‘Toe,’ zegt de moeder van Noah, ‘blijf nog even.’
Maar Jip en Janneke willen niet. Ze gaan naar huis.
En als ze thuiskomen, zegt Jips moeder: ‘Maar Jip, wat zie je eruit!’
Jip huilt. Hij kan niets zeggen.
Maar Janneke vertelt het hele verhaal.
‘Kom, kom,’ zegt moeder. ‘Dat is toch niet zó erg. Wacht, ik zal je even wassen, Jip. En andere kleren aandoen. En dan gaan we samen even naar het feest terug.’
Als ze met moeder terugkomen bij het huis van Noah, dan zit daarbinnen nog het andere jongetje. En hij huilt nog steeds.
‘Ziezo,’ zegt Jips moeder. ‘En geef mekaar nou een handje.’
Dat doen ze dan. Maar ze kijken nog wel kwaad.
‘Hoe heet jij?’ vraagt Jips moeder.
‘Jan,’ zegt het jongetje.
‘Niet meer boos zijn op Jip, hoor Jan,’ zegt moeder. ‘En jij ook niet, Jip. Ga maar spelen.’ En moeder gaat weg.
En dan gaan ze spelen met z’n drieën. Jip en Janneke en Jan.
Met de nieuwe trein. En alles is weer goed.
En ze hebben veel plezier.
Jip zegt: ‘Mijn opa is jarig.’
‘Gaan we naar hem toe?’ vraagt Janneke.
‘Ja,’ zegt Jip. ‘Ik heb een kado voor hem.’
‘Wat dan?’
‘Een pijp,’ zegt Jip. ‘Hij heeft al een pijp. Maar hij krijgt nog een pijp. Een zondagse.’
‘Ik heb geen kado,’ zegt Janneke. Ze vindt het heel naar.
‘Weet je wat,’ zegt Jip. ‘We gaan bloemetjes plukken. Een heleboel bloemetjes. In de wei.’
Dat is een mooi plan.
Jip en Janneke gaan naar de wei. Er staan paardenbloemen, maar die zijn niet mooi genoeg. En er staan boterbloemen.
Maar die zijn ook niet mooi genoeg.
‘Kijk, margrieten,’ zegt Janneke.
Ze plukken een hele bos margrieten.
‘Kijk,’ zegt Janneke. ‘Ik kan een kransje maken van margrieten. Kijk maar.’ En ze gaat zitten. En ze maakt met haar nageltje gaatjes in de steeltjes. En ze vlecht de bloemen aan elkaar. Nu is het een mooi kransje! O, wat een mooi kransje.
Als Jip en Janneke bij opa komen, zegt Jip: ‘Wel gefeliciteerd, opa.
En hier is het kado.’
‘Dank je wel, jongen,’ zegt opa. ‘O wat fijn. Een pijp!’
‘Voor de zondag,’ zegt Jip.
‘Wel gefeliciteerd, opa,’ zegt Janneke. ‘En hier is het kado.’
En ze geeft opa de krans.
‘Dat is prachtig,’ zegt opa. ‘Die krans zet ik op mijn hoofd.’
En opa zet de krans op zijn hoofd. Het staat heel lief.
Nu moeten Jip en Janneke een liedje zingen. En ze zingen van:
‘In een groen groen knollenknollenland’.
‘Keurig,’ zegt opa.
En dan krijgen ze een glas limonade. En een stuk cake.
Het is nog zo vroeg. De zon is net op. En het is nog erg stil buiten. Er loopt niemand in de tuin. Ja toch, een tor. En een mier. Die zijn vroeg op.
En kijk, daar komen twee kindertjes. Wie zijn dat? O, het zijn Jip en Janneke. Ze lopen heel zachtjes in de tuin.
Waarom zijn ze zo vroeg op?
Jips moeder is jarig.
En nu gaan ze bloemetjes plukken. In de tuin. Want straks gaan ze moeders stoel versieren. En ook moeders bord.
Jip plukt korenbloemen. En klaprozen. En Janneke plukt margrieten. Ze hebben al een heleboel.
‘Kom,’ zegt Jip. Nou naar binnen. Heel zachtjes. Want moeder mag niet wakker worden. Het is een verrassing.
Ze sluipen naar binnen.
Ze gaan heel zachtjes naar de eetkamer.
En ze maken een krans van de bloemetjes. Voor de stoel. En nog een klein kransje. Voor om het bordje.
Maar o, ze hebben net niet genoeg bloemen.
‘Wacht maar,’ zegt Jip. ‘Ik haal nog gauw wat.’
Hij rent naar buiten. En hij plukt heel vlug wat klaprozen.
Janneke wacht. Zij kijkt uit het raam. En dan hoort ze ineens Jip gillen.
Hij gilt zo vreselijk hard. Hij brult!
En hij steekt zijn duim in zijn mond. En hij trapt met zijn beentjes.
En hij gilt nog eens.
Jips moeder komt de trap af. En ze roept: ‘Wat is er?’
En Jips vader komt ook haastig de trap af.
‘Wat is er toch?’ zegt hij.
‘Ik weet het niet,’ zegt Janneke. ‘Jip gilt in de tuin.’
Daar komt Jip al naar binnen. Hij houdt zijn duim in de lucht.
En zijn gezichtje is helemaal rood. Rood van het huilen.
‘Hij heeft me geprikt...’ huilt Jip.
‘Wie?’ vraagt moeder.
‘Dat beest,’ zegt Jip.
‘Een bij...’ zegt vader. ‘Het was vast een bij. Laat eens zien, Jip.’
Jip laat zijn duim zien. Die is dik en rood.
‘Ja,’ zegt vader. ‘Een bij. Kom, ik zal er een lapje om doen.
Met azijn. Dan is het zo over. Die lelijke bij.’
Jip krijgt een lapje om zijn duim. En hij huilt niet meer.
En hij zegt: ‘Nu moeten jullie weer naar boven.’
‘Moeten wij weer naar boven?’ vragen vader en moeder.
‘Ja,’ zegt Jip. ‘Nog even. Want je had het niet mogen zien.’
En vader en moeder gaan weg. Heel gehoorzaam.
Jip en Janneke werken heel hard. En nu is de versiering klaar.
‘Kom maar!’ roept Jip.
‘Kom maar!’ roept Janneke.
‘Och,’ zegt moeder als ze binnenkomt, ‘och, wat mooi.
Wat hebben jullie dat prachtig gedaan.’
Jip en Janneke krijgen ieder een zoen.
En Jip loopt de hele dag met een lap om zijn duim.
Moeder gaat op visite. ‘Mag ik mee?’ vraagt Jip.
‘Je hebt er niets aan,’ zegt moeder. ‘’t Zijn allemaal grote mensen.’
‘Mag ik toch mee?’ vraagt Jip.
‘En ik ook?’ vraagt Janneke.
‘Nou vooruit dan,’ zegt moeder. ‘Maar als jullie vervelend zijn, moet je de straat op.’
Jip en Janneke gaan mee op visite. De kamer is vol dames en heren. Het is verjaardag. Jip mag netjes op een stoel zitten, en Janneke ook. En ze krijgen een kopje thee. En ieder een koekje. En dan gaan de grote mensen praten. Ze praten zo veel en ze praten zo lang. Jip kijkt onderwijl naar de schilderijen. Er hangt er een met een groot schip. En een ander met schaapjes op de hei.
En Janneke zit de zool van haar schoentje los te peuteren. Die is al een beetje los, en ze trekt eraan.
Dan ziet Jip ineens de poes. En Janneke ziet haar ook. Een mooie grijze poes loopt daar onder de tafel.
Jip laat zich van zijn stoel glijden en gaat ook onder tafel. En Janneke komt erbij.
En de grote mensen hebben het zo druk. Ze merken het niet eens. Ze praten en ze praten maar.
Totdat opeens de hele tafel wordt opgelicht. O, o, de tafel gaat naar boven, en al de kopjes rammelen en de koekjesschaal valt op de grond, en ook een asbak.
‘Ho!’ roept iedereen, en ze pakken de tafel vast. En ze kijken wat er aan de hand is.
Onder de tafel vinden ze Jip. En Janneke en de poes. Ze hadden het net zo gezellig. En al de grote mensen moeten een beetje lachen.
Maar moeder zegt: ‘Vort, de straat op. En je gaat nooit meer mee op visite.’
‘Even je haar kammen, Jip,’ zegt moeder. ‘Je gaat naar een partijtje! Zo, nu ben je echt een heer.’
En Jip is niet de enige op het feest. Noah is er ook. De kamer is zo mooi versierd. En er zijn lampions. En op tafel staat een grote taart met kaarsjes.
Janneke heeft een nieuwe pop gekregen en de meisjes gaan ermee spelen.
Maar Jip heeft geen zin om alweer met poppen te spelen. Hij wil rovertje doen. En dat willen de meisjes niet.
Nu wordt Jip vreselijk boos en pakt de nieuwe pop van Janneke beet.
‘Nee!’ gilt Janneke. ‘Geef hier!’
‘Lelijke jongen,’ roept Noah. En dan gaan Jip en Janneke slaan. En ze gaan heel hard gillen en trappen.
Jips moeder komt aangelopen. ‘Wat is dat hier,’ zegt ze. ‘Is dit nou een feest? Het lijkt meer op een apenkooi.’
‘Het is Jip zijn schuld,’ roept Janneke. ‘Hij trekt aan de pop.’
‘Ja, het is Jip zijn schuld,’ roepen de anderen. ‘Hij trekt aldoor aan de pop.’
‘Kom,’ zegt moeder, ‘we zijn hier niet om kwaad te wezen!
We zijn hier om pret te hebben. We gaan een spelletje doen. We gaan blindemannetje spelen.’
En dat is fijn. Jip is de blindeman en dan Janneke en ze hebben een boel plezier.
En als Janneke de blinddoek afdoet, wat ziet ze dan? De kaarsjes branden. De kaarsjes op de taart. Het zijn vijf kaarsjes, want Janneke is vijf jaar.
‘Wie mag ze strakjes uitblazen? Zeg jij het maar, Janneke,’ zegt moeder. ‘Wie mag de kaarsjes uitblazen?’
‘Noah,’ zegt Janneke.
En Noah gloeit van trots. Hij blaast ze heel voorzichtig uit. Alle vijf.
En dan gaan ze taart eten.
Jip wordt wakker. Het is nog donker. Maar hij denkt: Janneke is jarig.
En hij staat op. Hij gaat heel zachtjes naar moeder. Moeder ligt nog in bed. Ze slaapt. ‘Moeder,’ zegt Jip. ‘Janneke is jarig.’
‘Mmmmmm...’ zegt moeder. Ze wordt er niet wakker van.
‘Janneke is jarig!’ schreeuwt Jip.
Nu is vader wakker geworden. Hij is boos. Hij zegt: ‘Hoor eens, Jip.
Het is pas zes uur. Ga weer in je bed. Tot ik je roep.’
Jip gaat treurig in zijn bed. En het duurt heel lang voor vader roept.
‘Mag ik nu naar Janneke?’ vraagt Jip.
‘Eerst je boterham,’ zegt moeder. ‘En je melk. En netjes aankleden.
Ziezo. Nu is het acht uur. Nu mag je gaan. En geef haar dan deze bloemetjes. En het kado.’ Daar gaat Jip. Hij kruipt door de heg.
Dan is hij in de tuin bij Janneke. Hij gaat door de achterdeur.
Daar zit Janneke. Ze zit op een versierde stoel. Prachtig.
Een stoel vol linten en strikken.
En er zijn slingers in de kamer. Met allerlei kleuren. En er zijn lampions.
‘Wel gefeliciteerd,’ zegt Jip. En hij geeft de bloemetjes.
‘Dank je wel,’ zegt Janneke. En ze geeft Jip een zoentje.
‘En nu wil ik limonade,’ zegt Jip.
Maar Jannekes moeder zegt: ‘Nee, Jip. Zo vroeg krijg je nog geen limonade. Wil je een beker melk?’
‘Bah,’ zegt Jip. ‘Melk! Ik heb al een hele beker op.’
‘Kijk eens,’ zegt Janneke. ‘Ik heb al een kado gehad.’
En ze laat het zien. Het is een strijkplank. En een strijkijzer.
Voor de kleertjes van Poppejans.
Poppejans zit naast haar. Op de versierde stoel. En ze is ook blij.
‘Van mij krijg je ook een kado,’ zegt Jip.
‘Waar is het dan?’ vraagt Janneke.
Jip krijgt een kleur. ‘Het kado is weg.’ Toen hij van huis ging had hij het nog. Het was een groot pak. En nu is het weg.
‘Ben je door de heg gekropen, Jip?’ vraagt de moeder van Janneke.
‘Ja, ik ben door de heg gekropen.’
‘Ga dan eens kijken of het daar nog ligt.’
Jip holt de tuin in. En hij kijkt bij de heg. Ja hoor. Daar ligt het pak nog. En Jip brengt het gauw mee.
‘Alsjeblieft,’ zegt hij.
Janneke maakt het open. Het is een reiswieg. Met een babypop erin. O, wat mooi. Janneke is er zo blij mee.
‘Die breng ik elke dag mee,’ zegt ze. ‘Als ik naar jou toe ga.’ En dan doet ze de baby in het bad.
En Jip mag helpen.
www.annie-mg.com www.fiepwestendorp.nl www.jipenjanneke.nl www.queridokinderboeken.nl
De verhalen in dit prentenboek zijn afkomstig uit de grote verzamelbundel Jip en Janneke, en tevens terug te vinden in de vijf losse delen. De kleurenillustraties bij de verhalen maakte Fiep Westendorp eind jaren zeventig voor het kleuterblad Bobo
© 2025 Een uitgave van Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij in samenwerking met YourSurprise.
Copyright tekst © 1953, 1963, 1964, 1965, 1977, 2005 Erven van Annie M.G. Schmidt.
Copyright illustraties © 1976-1984, 2011 Fiep Amsterdam bv; Fiep Westendorp Illustrations.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, in enige vorm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Em. Querido’s Kinderboeken Uitgeverij, Amsterdam.
Omslagillustratie Fiep Westendorp Vormgeving Barbara van Dongen Torman
Bestellen: www.yoursurprise.nl
Druk: ARSprintmedia
Jip en Janneke maken elke verjaardag bijzonder. Ze versieren mama’s stoel, plukken bloemen voor Jips opa en geven Siepie een speciaal poezencadeautje. Maar het mooist is het als Janneke jarig is en een feestje geeft. De hele kamer is versierd en er staat een grote taart met kaarsjes. Natuurlijk is Noah er ook. Hij mag de kaarsjes uitblazen.
Een bundel vrolijke verhalen vol cadeautjes, slingers, feestjes, taart en alles wat bij een verjaardag hoort. Met feestelijke illustraties van Fiep Westendorp.