Het moet anders - De veranderende wereld van de Nederlandse koe, Hans van der Meer

Page 1

anders

Hans van der Meer

Time to change

Het moet



Het kan

anders


Maar hoe?


De veranderende wereld van de Nederlandse koe

The Changing World of the Dutch Cow

Hans van der Meer


voor Marthe en Betty


De veranderende wereld van de Nederlandse koe Om twee uur ’s nachts ging mijn telefoon. Het was Jaap vanaf zijn vakantieadres in Drenthe. Hij was gebeld door de melkrobot, er was een storing. Half wakker liep ik via de bijkeuken over de oude koegang naar de stal. De storing was gauw verholpen, maar er klonk een zwaar geluid achter in de stal. We hadden de 39, een hoogzwangere vaars, bij de 458 in het strohok gezet. De 458 had de dag ervoor eindelijk gekalfd, met die 39 zou het zo’n vaart niet lopen, dachten we. Ik wurmde me langs de melkrobot en liep over de voergang naar het strohok. De 39 lag er raar bij, half tegen een muur. Aan de achterkant staken twee pootjes naar buiten. Ik belde Jaap terug. Hij kon meekijken via de app op zijn mobiel en de camera die boven het strohok hing. Mijn mobiel legde ik in het stro, met de speaker aan. Ik pakte de glibberige pootjes en leunde naar achteren. Bij iedere perswee trok ik mee. Daar kwam het kopje al. Even later lag een kalfje in het stro. We keken elkaar aan. Gelukkig, het hapte naar adem. Moeders kwam overeind en draaide zich om. Ze begon het kalf schoon te likken.

‘Kuitje Jaap’, riep ik naar mijn telefoon. ‘Ga maar weer lekker slapen’. Ik pakte jodium van de richel en smeerde de navelstreng ermee in. Boerenhulp Bram was onderweg. Wij zitten twee keer per jaar een week op de boerderij en dan is er altijd een hulp. Jaap en Annelies zijn dan met dochter Suzan op vakantie, wij zitten in hun huis en passen op de boerderij. Het is een gemiddeld bedrijf met zo’n 80 melkkoeien en ruim veertig hectare land. In de loop der jaren heb ik een boel geleerd en ik zou intussen een aardig eind komen. Maar een boer ben ik niet. En de verantwoordelijkheid voor het bedrijf wilden we niet. Vandaar die hulp. Meestal is het een jongen die de boerderij van zijn vader gaat overnemen. Als dat is gebeurd, komt de volgende hulp. De eerste, in de winter van 2000, was René. Na René waren we via Dirk, Richard, Christiaan, Gijs en John aanbeland bij Bram. Hij komt zelf niet van een boerderij, maar verhuurt zich als dienstverlener aan melkveehouders. Het meeste heeft hij geleerd van oudere boeren. Hij hoort graag hoe zij het vroeger deden.

Twice a year we’re at the farm for a week, and there’s always help at hand. Jaap and Annelies are on holiday with their daughter Suzan and we’re taking care of their farm. It’s an average farm with some 80 dairy cows and some 100 acres of land. Over the years, I’ve learned a lot, and by now I could manage quite well on my own. But I’m not a farmer, and we don’t want to take full responsibility for the farm. Hence the farmhand. Usually it’s a lad who will be taking over his father’s farm in due time. And when he does, a new farmhand will appear on the scene. The first one, in the winter of 2000, was René. After René we had Dirk, Richard, Christiaan, Gijs and John, and now we’d arrived at Bram. He’s not from a farm himself, but he hires

005

I squeezed past the milking robot and walked along the feed alley to the straw stall. Number 39 was lying there, in an odd position, against the wall. Two legs were sticking out from the back. I returned Jaap’s call. He could watch by means of the app on his smartphone and the camera positioned over the straw stall. I put my cell phone on speaker in the straw. I took hold of the slippery legs and leaned back. At every contraction I pulled. Soon enough the head appeared. A little later the calf was lying in the straw. We looked at each other. Fortunately, it was gasping for air. The mother got up and turned around. She started licking the calf clean. ‘It’s a female calf, Jaap,’ I said to my phone. ‘You can go back to sleep.’ I fetched some iodine from the ledge and put it on. Bram, the farmhand, was on his way.

At two o’clock in the morning my phone rang. It was Jaap, from his holiday address in Drenthe. He had received a call from his milking robot, that there was problem. Only half awake, I passed through the scullery and went to the stalls via the old cow corridor. The problem was solved soon enough, but I heard a heavy noise from the back of the cow house. We had put number 39, a heavily pregnant heifer, with number 458 in the straw stall. Number 458 had calved the day before, and number 39 would take a little longer, or so we thought.

The Changing World of the Dutch Cow

Hans van der Meer


Jaap Hemke staat op p64 van mijn boek Hollandse Velden met een bal boven zijn hoofd, op punt van ingooien. Die foto maakte ik in februari 1996 op het veld van A.G.S.V. in Aartswoud. De boerderij van Jaap ziet er net zo uit als die op de achtergrond. Hij staat aan dezelfde weg, maar dan een halve kilometer naar rechts. Jaap nam hem twee jaar na die ingooi over van zijn vader. De oude Hemke was met moeder Nel naar een aanleunwoning in het dorp verhuisd. Jaap en ik raakten bevriend toen ik een paar jaar later oorspronkelijke voetballers zocht voor een reclamecampagne van het Algemeen Dagblad. Jaap wilde op een doordeweekse dag wel even tijd vrijmaken. Na een paar slidings op het lege veld, zodat er wat modder op de dijen zat, schoot ik een filmpje vol. Een week later ging ik terug om het resultaat te laten zien. Edith ging mee. Het was maart, lammertijd. Jaap zei tegen haar: ‘Trek die overall en laarzen maar aan, daarna kun je voelen of ze goed liggen.’ Binnen twintig minuten had Edith twee lammetjes de wereld op geholpen. Dat najaar belde hij op. Of wij in januari een week op de boerderij wilden passen. Dat deden we graag. In 2015 werd ik gebeld door het Nederlands Fotomuseum. Ik mocht een eigentijds beeld geven naast werk uit hun collectie. Het heden

begrijpen we beter als we het verleden ernaast zien. Dat idee. Dit was het moment om iets te gaan doen met mijn ervaringen op de boerderij. In al die jaren had ik, behalve wat privéfoto’s en -filmpjes, weinig daarvan in beeld gebracht. Alleen Schapen tellen had ik bij Jaap op de boerderij gemaakt, een kinderboek dat in 2007 was uitgebracht. Uit het archief van het fotomuseum koos ik de foto’s uit het boek Rundvee van fotograaf Cas Oorthuys. Daar wilde ik wel een eigentijds beeld naast zetten. Het melkquotum ging eraf, ik ging de veranderende wereld van de Nederlandse koe in beeld brengen. Door de naoorlogse schaalvergroting in de landbouw hadden we een grens bereikt. Het beeld over onze koeien was gaan kantelen. We zaten midden in een wereldwijde discussie over een verantwoord evenwicht tussen voedselproductie en goed rentmeesterschap. Het boek Rundvee was in 1948 verschenen in opdracht van het Ministerie van Landbouw. Het laat de melkveehouderij net na de Tweede Wereldoorlog zien. De boeren zitten dan nog op een krukje in het land te melken. Ze hebben gemiddeld tien koeien. Zulke aantallen hadden boeren in de zeventiende eeuw ook al. Maar de sprong voorwaarts zit eraan te komen, dat zie je

From the photo museum’s archives, I picked some pictures from the book Rundvee (Cattle) by photographer Cas Oorthuys. I wanted to give a contemporary picture alongside his images. The milk quota

In 2015, I got a call from the Nederlands Fotomuseum (the Dutch photography museum in Rotterdam). I was commissioned to make a contemporary image alongside a work from their collection. People would understand the present better if we would put it next to the past. That was the idea. This was the moment to use my experiences at the farm. In all those years I had hardly photographed any of it, other than a few private shots and films. The only thing I had produced at Jaap’s farm was Schapen tellen (Counting sheep), a children’s book, published in 2007.

In the autumn he rang. If we’d be prepared to take care of his farm for a week in January. So we did, and we would be doing it time and again.

Jaap and I became friends when I was looking for original soccer players for an ad campaign in the Algemeen Dagblad newspaper. Jaap could get some time off during the week for me. He made a couple of sliding-tackles on the empty pitch, so he would have some dirt on his thighs, and I ended up shooting an entire film. A week later I returned to show him the results. Edith went along with me. It was in March, the lambing season. Jaap said to her: ‘You’d better put on these overalls and those boots, so you can feel if they’re positioned all right.’ Within twenty minutes Edith had helped to deliver two lambs.

Jaap Hemke is pictured on p64 of my book Hollandse Velden (Dutch Fields), with a football over his head, on the point of doing a throw-in. I took the picture in February 1996 at the A.G.S.V. soccer pitch in Aartswoud. Jaap’s farm looks exactly like the one in the background. It’s on the same road, half a kilometre to the right. Jaap took over the farm from his father two years after this throw-in. The old Hemke had moved to a service flat in the village with his wife, Nel.

himself out to assist dairy farmers. Most of what knows he has learned from older farmers. He loves to hear how they did things in the past.

006


achter in het boek. Oorthuys is erbij als er voor het eerst mechanisch wordt gemolken. Aan de andere kant van de oceaan deden ze dat al voor de oorlog. Maar daarna verschenen ook hier mobiele melkinstallaties in de weilanden. Blinkende trommels werden onder de koeien gehangen, via buizen verdween de melk in een tank. Als aandrijving werden jeeps gebruikt die na de oorlog door de Canadezen waren achtergelaten. In die tijd wist de overheid van de boer alleen via de jaarlijkse meitelling wat er op het bedrijf gebeurde. Ieder jaar in mei nam een landbouwinspecteur plaats achter een tafeltje in het plaatselijke café. De melkveehouders kwamen een voor een langs en vertelden met een borrel erbij hoeveel koeien en hoeveel hectare land ze hadden, en hoeveel die opbrachten. Alle gegevens werden met de hand genoteerd in verzamelstaten per provincie. Zo kreeg het landbouwbeleid in Den Haag gestalte. Vandaag de dag kijkt de overheid letterlijk van bovenaf mee naar de percelen via de satelliet. Tot in Brussel weet men precies hoeveel mineralen er op het bedrijf worden aan- en afgevoerd. Alles moet tot in detail worden opgegeven. Bij Jaap hangt boven zijn bureau in de bijkeuken een plank. Daarop staat een groeiende rij mappen

met kringloopwijzers, kuilonderzoeken, uitslagen van de gezondheidsdienst, uitslagen van grondmonsters, exterieuruitslagen, bonnen voor de mestboekhouding, uitslagen van de melkcontrole, de fosfaatreferentie, afschriften van toeslagrechten, documenten over het weidevogelbeheer, en ga zo maar door. Voor die 458 was ik een paar nachten achter elkaar mijn bed uit geweest om te gaan kijken. Een sluiertje, verder niks. Kon nog wel even duren, zei Bram. Laat ik het nu maar eens vastleggen, dacht ik. Ik had batterijen opgeladen en twee camera’s in het zaagselhok klaargelegd. Met een kleine camera filmde ik de onrust van de 458. Haar naar binnen gekeerde blik, het steeds gaan verliggen. Af en toe een diep geloei. De voetblaas die naar buiten hing als een doorzichtig plastic zakje met geelbruin vocht. Net zoals elke koe die moet afkalven lag 458 in het strohok. Maar deze dame was meer dan een week over tijd. We hadden al een paar keer een verse laag stro gestrooid. Erg schoon was het niet meer, dat kun je op de foto (p58-59) goed zien. Waarom schrikken we soms van de werkelijkheid op foto’s? Omdat we die niet vaak te zien krijgen. Kom je ergens om een foto te maken dan begint men in negen van de tien gevallen alles op te ruimen. Of beter gezegd: dan beginnen we te

Cow number 458 got me out of bed for a couple of nights running, as

In those days the authorities only had the annual May count to go by to know what went on in farms. Every year in May an agricultural inspector took his position behind a table at the local pub. One by one, the dairy farmers came to see him and told him over a drink how many cows and how many acres of land they had, and what their yield had been this year. All data were taken down by hand in summary lists per province. And this is how the government shaped its agricultural policies. Nowadays the authorities literally look on from above at the parcels, by satellite. Even in Brussels they know exactly how many minerals are brought to and taken from the farm. Everything needs to be specified in detail. In Jaap’s farm there’s a shelf over his desk in the scullery. On it, is an impressive row of folders containing nutrients recycling assessments, pit inspection results, health inspection results, soil sample results, exterior results, receipts for fertilization accounts, milk control results, phosphate references, statements of payment entitlements, documents about meadow bird conservation, and so on.

Rundvee (Cattle), published in 1948, was commissioned by the Dutch Ministry of Agriculture. It shows the world of dairy farming shortly after the Second World War. The farmers are still milking their cattle on a stool in the field. On average they’ve got ten cows. Those are roughly the same numbers farmers had in the 17th century. But they’re on the brink of a leap forwards, you can see that towards the end of the book. Oorthuys is present when the first mechanical milking is being done. On the other side of the ocean they had been doing this before the war. Soon enough mobile milking equipment started appearing in the Dutch pastures. Shiny drums were attached underneath the cows, and through tubes the milk ended up in a tank. The machines were powered by jeeps left behind by the Canadian military after the war.

would stop, I wanted to paint a picture of the changing world of the Dutch cow. The post-war upscaling of farming had reached its limits. The image we had of our cows was changing dramatically. We were in the middle of a worldwide debate on a proper balance between food production and good stewardship.

007


kijken. Ineens zien we rotzooi en viezigheid. Over wat rotzooi en viezigheid precies is, zijn de meningen verdeeld. Maar dat het niet in beeld mag, daar is iedereen het over eens. Wat is dat toch, dat dingen weggemoffeld moeten worden? Terwijl het vaak juist zo bevrijdend werkt als we de werkelijkheid onder ogen kunnen zien. Als fotograaf weet je hoe bepalend de hoek is waaronder je ergens naar kijkt. Foto’s zijn per definitie verdacht, ze laten vooral heel veel níet zien. Maar daar zit juist de kracht naar mijn idee. Foto’s intrigeren niet door de antwoorden die ze geven, maar door de vragen die ze oproepen. Wij zijn vaak onwetend en hebben geen idee waar we naar kijken. De foto op p58-59 waarbij Bram achteroverleunend de koe een handje helpt bij het afkalven past in een serie. Omdat wij steeds meer melk van haar willen belandt de koe in een kettingreactie van onnatuurlijke situaties. Dat begint al bij de geboorte. We trekken het kalf de wereld in en nemen het mee. Een koe worden bezwangerd via inseminatie; haar baarmoeder wordt gespoeld om bevruchte eicellen terug te winnen; ze wordt gemolken in een robot; behandeld met een slijptol in een klauwbekapmachine; gevoerd door een robot; gemonitord door sensoren. Koeien worden gestyled

door een cowfitter; haar poten worden net zolang verzet tot ze goed staan voor een foto; en binnenkort wordt ze op afstand bestuurd via een gps-systeem. Deze opsomming werkt als een uitvergroting. Bij ieder beeld kun je je afvragen: waar kijken we naar, waar beweegt dit naar toe? Het zijn niet de melkveehouders die deze kettingreactie veroorzaken, dat is te makkelijk. Wij zijn het zelf. ‘It kin oars, it moat oars.’ Die uitdrukking hoorde ik voor het eerst aan een Friese keukentafel. De afgelopen drie jaar sprak ik met veel melkveehouders en mensen uit de sector die bezig zijn met innovaties. Aanvankelijk vooral in Friesland, omdat een eerste tentoonstelling stond gepland in het Fries Museum. Ook in de vele gesprekken die volgden ging het vooral over twee dingen. Wat moet er anders en waar moet het naar toe? Veel boeren vinden dat het anders moet, alleen denken ze nogal verschillend over de richting. Dat maakt het er niet makkelijker op. Daarbij komt een toenemende druk van de burger, die zich steeds meer zorgen maakt over zijn leefomgeving. En die vindt dat in het Nederlandse landschap een koe thuishoort. De richting die we inslaan bepaalt hoe de toekomst van de Nederlandse koe eruitziet.

It starts at birth. We pull the calf out into the world and take it from the cow. A cow is impregnated by means of insemination; her uterus is washed out to regain fertilized oocytes; she’s milked by a robot; she’s treated with a grinder in a claw trimming machine; monitored by sensors. Cows are being groomed by a cow fitter; their legs are being moved until they finally look good in a picture. And in the near future they will be remotely controlled with a GPS system.

The photo on p58-59, where Bram is leaning back to help a cow to calve, fits into a series. Because we want to get more milk from a cow, she ends up in a chain reaction of unnatural situations.

As a photographer you know how determining an angle to look at things can be. Photos are per definition suspect, there’s a great deal they don’t show. But that’s also the power of photography, in my opinion. Photos are intriguing, not because of the answers they give, but because of the questions they raise. We are often ignorant, and we have no idea what we’re looking at.

Why are we sometimes shocked by the reality pictured in photos? Because we don’t often get to see it. In nine out of ten cases people will clean up before you arrive to take pictures. In other words: that’s when we start looking. But all of a sudden, we see all this muck and filth. We don’t always agree on what we consider to be muck and filth, but we do agree that we don’t want it in the picture. Why is it that we always want to smooth things over? After all, it can be so liberating to see the reality, now and again.

I went to have a look. A bit of slime announcing the birth, that was all. It could take a while, is what Bram said. My thoughts were that I might as well capture the process. I had charged the batteries and had two cameras on hand in the sawdust stall. I used a small camera to film number 458’s unrest. Her introverted look, shifting her body all the time. Now and again a deep mooing. The water bag hanging out, like a transparent plastic bag containing a yellow-brown liquid. Just like any cow that needs to calve, number 458 was lying in the straw stall. But this lady was a more than a week overdue. We had given her a fresh layer of straw a couple of times. It wasn’t very clean anymore, as can be seen on the photo (p58-59.

008


We’ll see. In the meantime, the cows will keep grazing. I didn’t need the dairy farmers in the picture. What counted for me, was the way they shaped their ideas. I did want the cows in the photos. I prefer to photograph animals when they’re looking into the lens. When we’re looking at animals, we’re looking into the eyes of a living being. But we can’t talk to them. It’s as if there’s a pane of glass in between, as if they’re in some other room. That’s when the mystery between man and animal is at its greatest.

The many conversations I had centred on two topics: What should be done differently? And where should things be going? Many farmers feel the need for change, but they differ greatly in the direction things should be taking. That doesn’t make things easier. Add to this the mounting pressure of the civilian, who expresses a growing concern about his living conditions. And he seems to think that the cow belongs in the Dutch landscape. The direction we’re taking will determine what the future of the Dutch cow will look like. Should we continue with intensive farming? And is it true that this gives us more room for nature elsewhere, as the ecomodernists argue? Or should we take the extensive route; is food production in combination with nature conservation in a well-considered cycle more sustainable?

‘It kin oars, it moat oars.’ (It can be done differently, it should be done differently) I heard this expression in Frisian for the first time at a kitchen table there. Over the past three years I have been discussing innovation with dairy farmers and other people from the sector. Initially I limited myself to Friesland, because of an exhibition planned at the Fries Museum.

The above list works like an enlargement. With every picture you may ask yourself: What are we looking at? Where is this going? It’s not the dairy farmers causing this chain reaction. It’s us.

Blijven we landbouwgrond intensief bewerken? En klopt het dat we dan elders meer ruimte kunnen maken voor natuur, zoals de ecomodernisten beweren? Of moeten we de extensieve weg bewandelen; is het duurzamer als voedselproductie in een verantwoorde kringloop samengaat met natuurbeheer? We gaan het zien. Ondertussen grazen de koeien nog wel even verder. De melkveehouders hoefden wat mij betreft niet op de foto. Het ging mij vooral om de wijze waarop zij hun ideeën vormgeven. Hun koeien moesten wel in beeld. Dieren fotografeer ik het liefst als ze in de lens kijken. Wanneer wij dieren aankijken, kijken we in de ogen van een levend wezen. Maar praten kunnen we er niet mee. Het is alsof er een glasplaat tussen zit, alsof zij in een andere ruimte verblijven. Dan is het raadsel tussen mens en dier het grootst.

009



016 Zoeken naar het gouden kalf

109 Interview Kees van Veluw & Jan Wieringa

020 Rundveeverbetering

120 Fosfaatlijstje

024 De perfecte koe

122 Waterstand en wilde natuur

028 Kampioene

132 Dier en liefde

032 De nieuwe Nederlandse koe

138 Mobiele melkrobot

Cattle Improvement

The Perfect Cow Champion

The New Dutch Cow

037 Interview Anton Stokman

Phosphate List

Water level and Wild Nature

Animals and Love Mobile Milking Robot

142 Het grazen voorbij

Beyond Grazing

048 Intensief of extensief?

146 Kijken en denken

050 Biologische megastal

154 Grondtroepen bij nacht

060 Thuis bevallen

157 Interview Paul Galema

064 Kalf bij koe

170 Potstal 2.0

Intensive or Extensive?

The Organic Factory Farm Delivery at Home

Calf and Cow Together

069 Interview Foppe Nijboer

Looking and Thinking

Ground Troops at Night

Deep Litter 2.0

174 Koe en robot

Cow and Robot

080 Stalperikelen

178 Wat wil de koe?

086 Therapeutisch koebad

186 Blaarkoppen in het bos

090 Pedicurebehandeling

192 Op afstand bestuurbare koe

Box Stall Vicissitudes Therapeutic Cow Bath Pedicure Treatment

094 Kalf als bijproduct

Calf as By-product

098 Een grootvee-eenheid per

voetbalveld One grazing unit per football pitch

106 Emissiehandel en grasland

Emissions Trading and Grass

011

What Does the Cow Want? Blaarkop Cattle in a Forest Remote Control Cow

197 I nterview Carel de Vries & Frans Lenssinck

Inhoudsopgave – Table of Contents

Looking for the Golden Calf



Zuiderwoude, 2017 – Ap 001, 62% onbekend / unkown, 25% Holstein-Friesian, 12% Blaarkop



015


The Americans had enough beef cattle and therefore bred the cows

Some forty years ago, Dutch farmers started inseminating their cows with semen from North-American bulls. The American Holsteins had a much greater milk production. They were in fact the offspring of Dutch cows that were sold and shipped to American breeders in the late 19th century.

Damwoude, 2015

The search for the perfect cow has a long-standing tradition in the stockbreeding world. But what is the perfect cow? The photo above the curtain shows the latest view on this topic, but the ideal image has changed considerably over the ages. A hundred years ago Frisian black-and-white and red-and-white cattle were bred in the Netherlands. Traditionally they were dual-purpose cattle, bred both as dairy cattle and as beef cattle.

Looking for the Golden Calf

016

Achter de zwarte gordijnen vindt de tweejaarlijkse homesale van de firma A.L.H. Genetics plaats. Veelbelovende koeien, vaarzen en kalfjes worden verkocht. De dieren worden aan de hand van een begeleidster geshowd aan fokkers die tegen elkaar op bieden. Voor ze de bßhne op gaan worden ze door cowfitters met borstels en spuitbussen gepimpt. Bij podiumvrees krijgen ze een zetje. Het zoeken naar de perfecte koe kent een lange traditie in de fokkerijwereld. Maar wat is de perfecte koe? De foto boven het gordijn toont de laatste opvatting, maar dat ideaalbeeld zag er ooit heel anders uit. Het fokken van Fries Hollands zwart- en roodbont gebeurde honderd jaar in eigen land. Het waren van oudsher dubbeldoel koeien, koeien die zowel voor de melk als voor het vlees werden gefokt. Ze waren kleiner, ronder en hadden een platte rug. Zo’n veertig jaar geleden begonnen Nederlandse boeren hun koeien te insemineren met sperma van stieren uit Noord-Amerika. De Amerikaanse holsteins haalden een veel hogere melkproductie. Het waren nakomelingen van Nederlandse koeien die eind negentiende eeuw waren verscheept en verkocht aan Amerikaanse fokkers. Vleeskoeien hadden de Amerikanen genoeg, daarom fokten zij verder op een hoge melkproductie. Die

A.L.H. Genetics’ bi-annual home sale is taking place behind these black curtains. Promising cows, heifers and calves are being sold. An attendant will show the animals to stockbreeders who will bid against each other. Before the animals go on stage, cow fitters will pimp them with brushes and spray cans. In case of stage fright the cattle will be pushed forward.

Zoeken naar het gouden kalf


teruggekeerde koeien stonden hoger op de poten en hadden een spichtige rug. Ze zagen er niet uit, vonden vooral de Friese fokkers. Maar die haalden snel bakzeil. De Holstein Friesian, zoals de Amerikanen ze hadden gedoopt, gaven veel meer melk. Melkveehouders schakelden massaal over op de Amerikaanse versie, de oud-Hollandse rassen raakten steeds meer in de verdrukking. De wereld van de fokkerij is intussen het tijdperk ingegaan van genomics, de methode waarmee dna in kaart wordt gebracht. A.L.H Genetics legt zich toe op topmateriaal voor de holsteinfokkerij. Het bedrijf is gespecialiseerd in de levering van hoogwaardige embryo’s met veelbelovend dna. Die halen ze vooral uit Noord-Amerika. Op hun homesale wordt tegenwoordig niet alleen geboden op livestock, maar ook op embryo’s. Die verschijnen uiteraard niet zelf op het podium. Via een groot scherm worden ze vertegenwoordigd door hun succesvolle ouders. Nadat de veilingmeester heeft verteld over de fantastische eigenschappen, kan het bieden beginnen. In de wereld van genetics gaat veel geld om. Men hoopt op de gouden stier, die kan zorgen voor sterk nageslacht met een hoge melkproductie. In 2015 was Deloria de veilingtopper. Het kalf kwam voor 44 duizend euro in handen van Diamond Genetics en Vekis Genetics.

Inmiddels heeft zich alweer een nieuwe fase aangediend. Met recombinant-dna-technologie kan dna heel precies worden gemodificeerd. Het grote knippen en plakken is begonnen, de mogelijkheden lijken onbegrensd. Waar dat toe leidt weet niemand.

In the meantime, an even newer phase is dawning. DNA can now be modified very precisely using recombinant DNA technology. The great cutting and pasting has started, and the possibilities seem to be unlimited. No one knows where it will lead to.

A lot of money goes around in the world of genetics. Everyone is hoping for the golden bull, who can provide strong offspring with a great milk production. In 2015 Deloria was the star of the auction. The calf was bought by Diamond Genetics and Vekis Genetics for 44,000 euros.

The cattle breeding world has now entered the age of genomics, the method of mapping DNA. A.L.H Genetics concentrates on the best material for breeding Holsteins. The company specializes in providing quality embryos with promising DNA. They get them primarily from the States. At their home sale, stockbreeders may bid on livestock, but also on embryos. Of course, these don’t actually appear on stage. They are represented by their successful parents on a large screen. As soon as the auctioneer has informed the audience of the animal’s fantastic characteristics, the bidding may start.

for a greater milk production. The cows that returned had longer legs and a lanky back. The breeders from Friesland didn’t like the look of them. But they soon had to back down. The Holstein Friesians, as the Americans had christened them, gave much more milk. En masse, dairy farmers switched to the American version, and the ancient Dutch breeds had to take a backseat.

017



019


Rundveeverbetering

Cattle Improvement

020


Eicelterugwinning bij een vaars in een stal van CRV in Terwispel. Een vaars is een jonge koe die nog geen tweede kalf heeft gekregen. Het dier op de foto is niet zomaar een vaars, maar eentje die minimaal 30 duizend euro waard is. De afkorting CRV staat voor Coöperatie Rundveeverbetering. CRV is een organisatie met zo’n 25 duizend leden in Nederland en België. Net als Friesland Campina is het een internationaal opererende onderneming. De omzet van CRV bedraagt circa 170 miljoen euro per jaar. In een speciaal ingerichte stal vindt de eicelterugwinning plaats. De vaarzen hebben de week ervoor een hormonale behandeling gehad, waardoor ze meer eicellen produceerden. Met behulp van een vacuümpompje worden de eicellen geoogst en in een vloeistof opgevangen. Dan worden ze onder een microscoop geselecteerd en in een rijpingsvloeistof gelegd. De bevruchting vindt op de tweede dag plaats. Op de vierde dag wordt bekeken hoe de deling heeft plaatsgevonden. Koeriers brengen de embryo’s naar fokkerijen die zich hebben gemeld met tochtige koeien. Daar worden ze op de zevende dag teruggeplaatst in een baarmoeder van een veelbelovende vaars of koe. Meestal wordt dit gedaan bij zogenoemde satellietbedrijven die een vast aantal embryo’s per jaar kopen, waarbij CRV het eerste terugkooprecht heeft op de koeien die uit de embryo’s geboren worden. Een vaars kan wel 50 embryo’s produceren die per

stuk 600 euro waard zijn, vandaar die 30 duizend euro. In 2008 begon CRV met InSire, een programma dat melkveehouders de snelste weg naar een betere veestapel belooft. Genomic selection maakt het mogelijk de dna-gegevens van stieren perfect in beeld te brengen, aldus CRV. Op hun website staat: ‘De genetische vooruitgang neemt hierdoor met 35 procent toe. CRV luidt daarmee een nieuw tijdperk in binnen de rundveefokkerij.’ Het bedrijf benadrukt dat er bij InSire geen sprake is van genetische manipulatie, wel van een ver doorgevoerde selectie. Ze hebben een ethische commissie in het leven geroepen om keuzes rond dierenwelzijn en biotechnologie tegen het licht te houden. Je kunt als het om dit soort ontwikkelingen gaat niet genoeg vragen stellen. Het stadium van de discussie over de designerbaby is in de wereld van de fokkerij en productiedieren al lang een gepasseerd station. Het heet niet voor niets rundveeverbetering. Een woord dat bij mij meteen de vraag oproept: voor wie is het een verbetering?

021

One should always question these types of development. In the world of breeding and production animals we’ve already passed the stage in the discussion about designer babies a long time ago. The term used here is ‘cattle improvement’. And that term makes me wonder: for whom is this an improvement?

The company stresses that InSire does not use genetic manipulation, but only very strict selection. They have founded an ethics committee to discuss matters regarding animal welfare and biotechnology.

The DNA of a number of embryos is examined at a very early stage. In 2008 CRV started InSire, a programme offering dairy farmers the fastest way to better livestock. Genomic selection allows for a perfect visualisation of the DNA data of bulls. In this way genetic progress will increase by 35 per cent. According to CRV this is the dawn of a new era in cattle breeding.

The oocyte recovery takes place in a cow house fitted out especially for this purpose. A week earlier, the heifers received a hormone treatment to enhance the production of oocytes. After the broaching of a vacuum pump the oocytes are collected in a fluid. They are then selected under a microscope and placed in an in vitro maturation medium. The insemination will take place on the second day. On the fourth day they will observe how the cell division has taken place. Couriers will take the embryos to breeding farms that have indicated that they have cows in heat. On the seventh day they are placed back in the uterus of a promising heifer or cow. This is usually done in so-called satellite companies buying a fixed number of embryos every year, allowing CRV the first right of repurchase. A heifer may produce as many as 50 embryos, all worth 600 euros apiece – hence the grand total of 30,000 euros.

CRV is short for ‘Coöperatie Rundveeverbetering’ (Co-operation for Cattle Improvement). CRV is an organisation with some 25,000 members in the Netherlands and Belgium, and just like Friesland Campina it’s also an international holding. CRV’s annual turnover is some 170 million euros.

Oocyte recovery in a heifer in a CRV cow house in Terwispel. And not just any old heifer, but one worth at least 30,000 euros.

Ter Wispel, 2015



023


024

All this time the cow doesn’t have an inkling about what’s going on. She has no idea about manufacturability.

The Perfect Cow

De perfecte koe

De koe snapt er al die tijd niets van. Zij heeft geen weet van de maakbare wereld.


Waar geld wordt verdiend is beeldvorming belangrijk. Elke sector heeft een eigen beeldtaal in productfotografie, de rundveefokkerij is daarop geen uitzondering. De fotograaf en zijn medewerkers weten wat hun te doen staat. Alleen de koe weet van niks. Een koeienfotograaf is vaak aan het werk op landbouwevenementen waar keuringen en wedstrijden plaatsvinden. De dieren worden gewassen en geschoren door zogeheten cowfitters, die met tondeuses, borstels en spuitbussen de laatste hand leggen aan het toilet van de dames. Cowfitters klinkt Amerikaans en dat is geen toeval. Nadat de melkmachine was uitgevonden, nam het fokken van koeien op een hoge melkproductie een enorme vlucht in de Verenigde Staten. Fokbedrijven kregen behoefte aan een standaardbeeld van de melkkoe, dat als ideaal werd gepresenteerd in reclames. Melkkoeien worden sindsdien met de kop omhoog afgebeeld, met een zo recht mogelijke ruglijn. Dieren met een iets holle rug kunnen te maken krijgen met moeilijkere geboortes of problemen als urine die in de schede blijft staan, waardoor de vruchtbaarheid vermindert. Is die rechte lijn niet door het fokprogramma verkregen, dan kan de fotograaf via beeldbewerking ingrijpen. Dit is tenslotte het tijdperk van de maakbaarheid. Fotoshoppen is bij reclamefotografie gemeengoed, maar in de melkveehouderij klinken hier en daar kritische

geluiden over de geloofwaardigheid van bewerkte foto’s. Minstens zo belangrijk is de uierophanging. Een koeienfotograaf staat daarom iets schuin achter de koe, zodat er ook nog iets van de uier aan de achterkant te zien is. Om te voorkomen dat door het perspectief de voorkant van de koe kleiner wegloopt, worden de voorpoten op een verhoginkje gezet. Daar komt wat gras overheen, zodat het niet te veel opvalt. Aan de staart wordt een pluim gehangen die een assistent met een nylon draadje iets naar achteren kan trekken. Je moet er wel geduld voor hebben. De vier poten worden net zo lang opgetild en op hun plaats gezet totdat ze eindelijk goed staan. Dat duurt al gauw tien minuten. Net als de fotograaf terugloopt naar zijn camera en bidt dat de koe niet zal bewegen, zet het dier een stap. Dan begint het hele verhaal weer van voren af aan. Pas na vijf of zes keer blijft ze staan. Op dat moment komt de andere assistent met een scherm in actie om voorzichtig haar aandacht te trekken. De fotograaf drukt pas af als de oortjes omhooggaan. De koe snapt er al die tijd niets van. Zij heeft geen weet van de maakbare wereld.

025

All this time the cow doesn’t have an inkling about what’s going on. She has no idea about manufacturability.

It does take some patience. The four legs are lifted and put in place until they finally look good. This will easily take ten minutes. And just when the photographer walks back to his camera and prays that the cow won’t move, the animal takes another step. And then the whole show starts all over again. After some five or six attempts, she finally keeps still. At that moment another assistant will appear with a screen to cautiously draw her attention. The photographer won’t push the button until she raises her ears.

The position of the udder is equally important. Hence, the cattle photographer positions himself at a slight angle behind the cow, so the udder is shown from behind. In order to prevent the cow from looking smaller in perspective, the front legs are put on a small pedestal. This is covered with some grass, so it doesn’t look too obvious. A plume is added to the tail, so the assistant can draw it backwards with the help of some nylon thread.

If the straight line isn’t obtained through the breeding programme, the photographer may intervene with the help of a photo editing program. After all, this is the age of manufacturability. Photoshopping in advertising photography is very common, but dairy farmers are still very critical of the credibility of manipulated photos.

‘Cow fitter’ sounds American, and that’s no coincidence. After the invention of the milking machine, breeding cattle with a great milk production really took off in the United States. Breeding farms were in need of a standard image of the dairy cow, which was presented as an ideal in advertising. Ever since, dairy cows are represented with the head up, and the back as straight as possible. Swaybacked animals may have problems giving birth, or may retain urine in the vulva, possibly diminishing their fertility.

A cattle photographer often works at agricultural events where inspections and contests take place. The animals are washed and shaven by so-called cow fitters. With the help of trimmers, brushes and spray cans they make sure the bovine ladies look their best.

Wherever people make money, images are important. Every sector has its own visual imagery in product photography, and cattle breeding is no exception. The photographer and his assistants know what to do. The cow is still in blissful ignorance.

Damwoude, 2015


Zandhuizen, 2016


Sjoukje is over 20 years old and gave over 100,000 litres of milk. At the age of 16 she gave birth to her last calf. Out of gratitude her owner sent the cow to the rest home for cows.

Sjoukje is meer dan 20 jaar oud en gaf meer dan honderdduizend liter melk. Op haar zestiende kreeg ze haar laatste kalf. Uit dankbaarheid mocht deze koe van haar eigenaar naar het koeienrusthuis.

027



029


At this show the judging amounts to a kind of Miss Holland contest, in which the bovine ladies are not only judged by their looks, but also by their performance. Their milk should be high in protein and fat, making for great cheese and butter. The overall conformation focuses on a number of characteristics yielding certain breeding values, like the conformation of the legs, claw slope, udder attachment, teat placement, teat length, slope from hip to pinbones, distance between pinbones, etc. The competition contains several classes. Like any other jargon, the comments seem cryptic to an outsider:

Zwolle, 2017

When farmers started selecting and cross-breeding cattle in England, in the mid-18th century, this soon led to competitions. Any country village with some sort of reputation had an annual market where farmers from the area came to have their cattle judged. To this day there are still some major events for cattle in the Netherlands, such as the annual Holland Holstein Show at the Zwolle IJsselhallen.

Champion

030

Voor de meeste melkveehouders gaat het bij een koe vooral om haar prestaties: hoeveel en welke kwaliteit melk geeft zij? Het fokken van dieren betekende van meet af aan prestaties opvoeren. Toen men halverwege de achttiende eeuw runderen bewust ging selecteren en kruisen in Engeland, werden er al snel wedstrijden gehouden. Op het platteland had ieder dorp dat iets voorstelde wel een jaarlijkse markt waar het vee uit de omgeving kon worden gekeurd. In Nederland zijn er vandaag de dag nog een paar grote evenementen voor de koe, zoals de jaarlijkse Holland Holstein Show in de IJsselhallen in Zwolle. Keuringen op deze show zijn een soort Miss Holland verkiezing, waarbij niet alleen wordt gekeken naar hoe zo’n dame eruitziet, maar ook naar wat ze presteert. De melk moet een hoog eiwit- en vetgehalte hebben, daar kun je mooi kaas en boter van maken. Bij de bouw ofwel het exterieur gaat het om een reeks kenmerken waar fokwaarden aan kunnen worden toegekend, zoals beenstand, klauwhoek, uieraanhechting, speenplaatsing, speenlengte, kruisligging, kruisbreedte, etc. Er zijn verschillende klassen waarin gestreden wordt. Het commentaar is voor een buitenstaander - zoals iedere vaktaal - geheimzinnig: ‘Wat met name opvalt is de sterke bovenbouw en de goed gevormde kruizen met centraal geplaatste draaiers en sterke lendenen. Mede als gevolg van de correcte kruisvorm is het beengebruik prima. De beenstand is ideaal en de botkwaliteit prima.

For most dairy farmers a cow is measured by her performance: the quantity and quality of her milk. From the get-go, breeding cattle has meant improving this performance.

Kampioene


The cows shown are all hefty ladies with straight backs and enormous udders. Judges feel their backsides and bend over to have a look at the udder attachment. They confer. The tension rises; there is dramatic music. Gradually the lights in the hall are dimmed. Red circles of light shoot to and from, across the sand. Suddenly there is a white circle, searching and finally trapping a cow. A judge quickly runs in that direction, touches her flank and everyone cheers: We’ve got a champion!

Red-and-white and black-and-white have their own separate rings, where some ten finalists are shown to the audience by attendants, taking their rounds. The stage consists of a large sand pit, with stands on one side. A huge Dutch flag hangs on a black background underneath a giant screen.

A show like this is a fun event for breeders and dairy farmers. In the adjoining halls entire families are gathered around their cows on garden furniture they have brought along. Before they can go on show, the animals will have to be groomed by cow fitters, coiffeurs for the cows. For a number of years the latest trend among cow fitters is to shave the ribs. The photo shows that the stripes are visible even from a distance. I read in a trade journal that this is being done to emphasize the distance between the ribs. The larger the distance, the more grass a cow is able to take in.

‘Particularly noticeable are the strong frame and the well-formed rump, with centrally located pins and strong loins. Partly due to the correct rump conformation, the leg use is excellent. The set of the legs is ideal and the bone quality is excellent. The well-formed udders are strongly attached, shallow, and sufficiently high and wide at the rear. The teats are squarely placed under the udder, and the overall udder quality is very good.’ De goedgevormde uiers zijn sterk aangehecht, ondiep, en achter voldoende hoog en breed. De spenen staan vierkant onder de uier, waarbij de uierkwaliteit zeer goed te noemen is.’ Voor fokkers en melkveehouders is zo’n show is een gezellige boel. In naastgelegen hallen zitten hele families op meegebracht tuinmeubilair rond hun koeien bijeen. Voor ze moeten opdraven worden de dieren onder handen genomen door cowfitters, coiffeurs voor de koeien. Sinds enige jaren is de nieuwste trend onder cowfitters het scheren van de ribben. Op de foto zijn de strepen zelfs van een afstand goed te zien. Het wordt gedaan om de ruimte tussen de ribben te accentueren, las ik in een van de vakbladen. Hoe groter de ruimte, hoe meer gras een koe kan verstouwen. Roodbont en zwartbont hebben allebei een eigen piste, waar zo’n tien finalisten aan de hand van de begeleiders hun ronde lopen langs het publiek. Het podium bestaat uit een grote zandbak, aan één kant zijn tribunes. Een gigantische Nederlandse vlag hangt op een zwart gordijn onder een groot scherm. Stuk voor stuk zijn de getoonde koeien struise dames met rechte ruggen en enorme uiers. Keurmeesters bevoelen de achterkant of bukken om de uierophanging te bekijken. Er wordt overlegd. De spanning wordt opgevoerd, er klinkt opzwepende muziek. Langzaam wordt het donker in de hal. Roodgekleurde lichtcirkels schieten over het zand heen en weer. Dan is er opeens een witte cirkel, die even zoekt tot hij een koe feestelijk gevangenhoudt. Een keurmeester rent snel die kant op en tikt onder groot gejuich op haar flank: we hebben een kampioene!

031



033


In the past few decades the variety in cattle in the Netherlands is on the increase. Beef cattle and cattle in nature reserves were already

This diversity in colours can also be seen in paintings by 17th and 18th century artists. Cattle breeding started its rise in the mid-19th century, and by the 20th century there wasn’t much of a colour scheme left. Two colours remained: black and red. Four breeds would dominate the Dutch landscape for over a hundred years: black-and-white, red-and-white, the red-and-white Meuse-RhineIssel breed and the Blaarkop. This last breed comes in the varieties of black-and-white and red-and-white. Cattle in other colours had wellnigh disappeared.

Zuiderwoude, 2016

Jaap Klein and his son Erwin Klein from Zuiderwoude started crossbreeding some thirty years ago. They wanted to have smaller cows with some residual value: once the cow would stop giving milk it should fetch some money as a beef cow. The past few years they’ve been using a lot of Fleckvieh, but on the pedigree charts, which are kept for every cow, you will see several different breeds.

The New Dutch Cow

034

Je zou het misschien niet zeggen, maar deze bontgekleurde koeien maken deel uit van één kudde. Vader Jaap en zoon Erwin Klein uit Zuiderwoude begonnen zo’n dertig jaar geleden rassen te kruisen. Zij wilden een kleinere koe, maar wel met restwaarde: de koe moest, eenmaal uitgemolken, ook nog wat opbrengen als vleeskoe. De laatste jaren gebruiken zij veel fleckvieh, maar op de stamboomkaarten die per koe worden bijgehouden, vind je uiteenlopende rassen terug. Zo’n verscheidenheid aan kleuren zie je ook op schilderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Nadat halverwege de negentiende eeuw de fokkerij aan een opmars begon, bleef er in de twintigste eeuw van dat palet nog maar bar weinig over. Twee kleuren om precies te zijn, rood en zwart. Ruim honderd jaar zouden vier rassen het Nederlandse landschap domineren: het zwartbont en het roodbont, het rood met witte MRIJ ras en de blaarkop. Die laatste heb je zowel in zwart met wit als rood met wit. Runderen met andere kleuren waren nagenoeg verdwenen. De laatste decennia is de variëteit aan koeien in Nederland weer enorm toegenomen. Vleeskoeien en runderen in natuurgebieden waren al een verrijking van het palet. Maar ook bij melkkoeien zie je een afwisselender beeld door kruisingen van de vier standaardrassen met ‘vreemde’ rassen als Brown Swiss, fleckvieh, Jersey, Noors roodbont of montbeliarde.

You wouldn’t guess, but these multicoloured cows are all part of one herd.

De nieuwe Nederlandse koe


When you start looking for it, you will notice the differences. Cautious farmers will still have homogenous herds, usually with Holstein cattle, maybe including a few deviant crossbreeds. But you may also regularly encounter joyful, multicoloured herds owned by trendsetters among the dairy farmers. You don’t see them often in advertising campaigns by the dairy industry; there they would usually go for purebred cows. But the new Dutch cow comes from a more mixed background. Just like the new Dutchman.

Many dairy farmers opt for a three-way cross. Based on a series of characteristics they first cross a purebred heifer with a bull of a different breed. The calf of this two-way cross will have 50% of the genetic material of both its parents. When the calf has become a heifer, and it is impregnated with a third bloodline, the offspring will then have three bloodlines in a 25%+25%+50% ratio.

Every farmer picks the breed that suits him best. On internet platforms, dairy farmers vigorously discuss choices, crossbreeding and hereditary characteristics. Sometimes farmers are wary of infirmities through a limited number of bloodlines of Holstein cattle, taken too far in the breeding. They also want to make maximum use of the so-called heterosis effect. This means that dominant genes enhance the hereditary characteristics of various breeds. In other words: one and one doesn’t make two, but three.

enriching the colour scheme. But also in dairy cattle there’s a much greater diversity by having the four standard breeds crossbred with ‘alien’ breeds like Brown Swiss, Fleckvieh, Jersey, Norwegian Red or Montbeliarde. Iedere boer kiest de koe die bij hem past. Over die keuzes, het kruisen met andere rassen en overerfbare eigenschappen discussiëren melkveehouders volop op internetplatforms. Soms zijn boeren beducht voor gebreken door een beperkt aantal bloedlijnen van te ver doorgefokte holsteinkoeien. Ook proberen ze maximaal gebruik te maken van het heterosis effect. Dat houdt in dat overerfbare eigenschappen van verschillende rassen elkaar versterken door dominante genen. Eén en één is dan niet twee, maar drie. Veel melkveehouders kiezen voor een driewegkruising. Op basis van een hele reeks kenmerken en eigenschappen kruisen ze eerst een raszuivere vaars met een stier van een ander ras. Het kalf van zo’n tweewegkruising krijgt 50% genetisch materiaal van beide ouders. Wanneer dit kalf een vaars is geworden en bevrucht wordt met een derde bloedlijn, dan heeft die nakomeling drie bloedlijnen in de verhouding 25%+25%+50%. Als je erop gaat letten zie je de verschillen. Voorzichtige boeren hebben vaak nog een vrij homogene kudde van meestal holsteinkoeien, waar een paar afwijkende kruisingen tussen lopen. Maar je komt regelmatig van die vrolijke bontgekleurde veestapels tegen van trendsetters onder de melkveehouders. In reclamecampagnes van de zuivelindustrie zie je ze weinig, daar worden alleen raszuivere koeien voor gebruikt. Maar de nieuwe Nederlandse koe is een stuk gemêleerder. Net als de nieuwe Nederlander.

035


Baarie B 52, 50% Holstein-Friesian, 37% onbekend / unknown, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel


Haalbaarheid en innovatie

Boeren zijn allemaal op hun eigen manier bezig. Ik ben benieuwd naar jullie filosofie, want iedere boer doet het weer anders.

037

Anton Stokman is melkveehouder en mede-initiatiefnemer van de Vrije Keuze Stal in Koudum. Een stalsysteem dat gericht is op innovatie in bedrijfsvoering, dierenwelzijn en milieu.

Wat is er aan de hand, zijn we doorgeschoten, wat gebeurt er nu? Ik heb zelf het idee dat het ook de charme van het boerenvak is. Je kunt doen wat je zelf wilt, een klein beetje eigen baas zijn, dat heeft natuurlijk toch iets heel aantrekkelijks. Tegelijk zie je dat er een harde economie is. Voedsel moet goedkoop zijn om te concurreren, vooral wereldwijd, met de vele vrije handelsverdragen, dat is goed voor de economie. Je mag geen prijsafspraken maken, boeren moeten concurreren, dat is de rol van de boer. Die economie is stevig in wetgeving verankerd, aanbieders mogen geen prijsafspraken maken, dan heet dat een kartel en dat is streng verboden. Inkopers, zoals supermarkten, mogen wel gezamenlijk inkopen en ze doen dat dan ook op heel grote schaal. Al die verschillen voor de boeren hebben zo hun charme, maar

Interview Anton Stokman

We zijn inderdaad allemaal op onze eigen manier bezig. Als je van de buitenkant een beeld probeert te krijgen, kan ik me voorstelen dat het verwarrend is. Het valt niet mee om te zien welke kant het op gaat. Als je kijkt naar de melkveehouderij, zie je namelijk dat er heel veel grote verschillen zijn. Er zijn boeren die met passie bezig zijn met fokkerij, met mechanisatie, met weidevogels of met milieu-efficiĂŤntie, of ze werken zelfs biologisch. Er zijn echt heel grote verschillen. Je kunt voor elk standpunt een heel plausibel verhaal en een voorbeeld vinden. Dat maakt het ingewikkeld.


die leiden niet allemaal tot een goede mogelijkheid om het bedrijf ook op die manier voort te zetten. In mijn ogen moet je goed opletten welke manier van boeren, welke filosofie, in de toekomst opvolgbaar kan zijn. Kan en wil een moderne jonge boer daarmee verder? Wij gaan uit van een tweemansbedrijf, dat is voor ons een sociale wens. Wat voor omvang hoort daar nu bij? Want die tweede man moet wel betaald worden volgens de cao-norm. In onze nieuwe stal werken wij met moderne apparatuur en sensoren die de koeien goed in de gaten kunnen houden. Dan zijn er voor dit tweemansbedrijf 300 koeien nodig.

038

Hebben jullie dan ook genoeg grond?

Op het ogenblik zouden we er nog grond bij kunnen hebben. We hebben pas nog een bedrijf erbij gekocht, een kleine boerderij. Een tweemansbedrijf met moderne technieken. Dat kan momenteel een bedrijf van 300 koeien zijn. Vanuit een Nederlandse blik lijkt dat veel. In de Tweede Kamer werd eerst 250 koeien als norm vastgesteld. Pas daarna kreeg je discussie over wat eigenlijk een megabedrijf is. Maar de melkprijs wordt wereldwijd bepaald, daar moet je mee concurreren. Sociaal gezien is een tweemansbedrijf voor een boerenfamilie een ondergrens, gezien de 24 uur zorg die je per dag het hele jaar door biedt. Wanneer je dat in je eentje gaat doen, kun of wil je straks niet meer van het bedrijf af. Dat kan een valkuil zijn voor de toekomstige bestendigheid van zo’n bedrijf. Juist boeren met grotere aantallen dieren hebben vaak modernere stallen, de omstandigheden zijn daar vaak beter.

Het aanvragen van een vergunning voor een megastal heeft een paar jaar op slot gezeten. Als je een aanvraag deed voor 251 koeien, kreeg je geen vergunning, omdat je dan als megastal wordt gezien. Met dat soort belemmeringen moet je werken in de Nederlandse melkveehouderij. Maar dat heeft toch ook te maken met de intensivering, niet alleen met het aantal? Hoeveel fosfaat willen we dat er in de bodem zit, enzovoorts? Dat zijn toch de vragen die hieraan gekoppeld zitten?

De milieuomstandigheden zijn vele malen verbeterd in de laatste dertig jaar. Het algemene idee is dat alles in die periode slechter is gegaan, maar het is juist veel beter gegaan! Veel efficiĂŤnter, veel rationeler, veel beter naar het milieu toe. We zijn 30% extensiever, er zijn 30% minder koeien. Dat betekent ook 30% minder mest, en ook veel minder kunstmest. Natuurlijk komt er steeds meer kennis en ontwikkeling bij. En die gaan we natuurlijk toepassen. Maar daarnaast moet je ook zorgen dat je een economisch renderend bedrijf hebt, dat opvolgbaar is. Want ben je als bedrijf nog levensvatbaar als je afhankelijk bent van familie-arbeid? Wil de volgende generatie daar nog in stappen? Ik denk van


niet. Want moderne jongeren hebben moderne wensen, ook wat betreft arbeidstijden, weekenden en een prettige manier van leven. Sjoerd Miedema zegt: ‘Ik kies voor biologisch. Dan krijg ik een andere melkprijs, en ben ik niet bezig met die grote bulkmelk. Ik bied daarmee een gespecialiseerd en kwalitatief beter product, waar vraag naar is.’

Ik heb er daarom zeker aan gedacht om biologisch te gaan werken. Maar daar horen criteria bij, geen kunstmest bijvoorbeeld, geen antibiotica. Daar is goed mee te werken, maar er is ook de eis dat je maar heel weinig melk per hectare mag produceren. De vraag is of dat duurzaam is, want er is heel weinig vruchtbaar land in de wereld. Nederland is een uitzonderlijk vruchtbare, vlakke, rivierdelta. Er is veel regen, er is een mild en fris klimaat, hetgeen belangrijk is voor koeien, en er is ruim voldoende water. En water is een uitermate schaars goed in de wereld. Voor elke hectare die je in Nederland niet gebruikt, is in het buitenland 2 tot 10 ha nodig. Dat geeft een vele malen hogere voetafdruk per eenheid voedsel. Is het houden van koeien daar dan duurzaam? Is het werkelijk duurzaam om voor dezelfde liter melk de dubbele hoeveelheid uiterst vruchtbaar Nederlands land in te zetten? In die zin werkt biologisch averechts op de verwachtingen die de bestaande kopers hebben. Naar mijn mening gaat die bom binnenkort een keer barsten: alles wat niet klopt, komt vroeg of laat uit.

039

iologisch is een hele mooie doelgroep, omdat je dan werkt voor B mensen die niet alleen zéggen dat ze iets anders willen, maar die er ook elke dag voor willen betalen. Dat is een hele speciale groep klanten waarvoor ik ook wel wil werken. Maar het overgrote deel van de consumenten, meer dan 90%, heeft wel de wensen en het geld ervoor, maar ze betalen het niet. Daar moet je dus mee oppassen. Je kunt pas met je bedrijf vooruit als je mensen hebt die er ook elke dag voor willen betalen. Daar kun je pas een bedrijf op bouwen.

Maar je kunt natuurlijk wel denken: ‘Als die melkprijs hoger is, hoef ik misschien minder koeien te hebben. Dan heb ik er geen 300 nodig.’ Of is dat een verkeerde

Je kunt op je bedrijf met minder koeien toe, als je een hogere prijs voor biologische melk krijgt. Maar ‘als’ komt alleen voor in sprookjes. Sjoerd is dat aan het doen, zijn koeien geven ook minder melk.

Nou ja, dat is het tweede bezwaar. Dan geef je twee keer zoveel emissie aan de lucht en aan de bodem, met minder melk. De vraag is of dat milieutechnisch wel duurzaam is? Hij heeft wel de goede klant te pakken, die ervoor betaalt, maar hij verbruikt

Interview Anton Stokman

manier van rekenen?


twee keer zoveel land. Hij verspilt twee keer zoveel mineralen voor een liter melk. Je hebt twee keer zoveel beesten nodig. Die produceren allemaal mest en ze ademen, dus dat is milieutechnisch geen sterke oplossing. Twee keer zoveel koeien voor dezelfde hoeveelheid melk is slecht voor de emissie, als je kijkt naar de bodem en naar de lucht. Maar ook in je voedselconversie - het voedsel dat je nodig hebt gaat namelijk voor een groot deel naar het onderhoud van die koe. Dat is leuk voor die koe, maar verder heb je er niks aan, het levert geen extra melk op. Dus je kunt wel de nodige kanttekeningen zetten bij het principe dat je veel meer koeien nodig hebt voor dezelfde hoeveelheid melk. Het is biologisch, maar je koopt wel melk met een veel grotere milieubelasting. De milieubelasting van biologische melk is zeker 30% hoger, soms wel 40%. Dat is een heel rationeel wetenschappelijk feit, heel makkelijk te berekenen. Maar dat is niet het beeld dat je hebt als je biologisch koopt, want je wilt als consument verantwoord bezig zijn. Van wie is trouwens de grond? Mensen in de stad hebben geen idee hoe dat zit. Die

040

denken dat alle boeren de grond zelf in bezit hebben.

Ook daar heb je veel verschillen in; bedrijven met pachtgronden en eigendom, dat maakt veel uit in perspectief. Pachtgrond is op de korte termijn goedkoper boeren, maar op de langere termijn niet. Met de waardevermeerdering bouw je vermogen op. Zo geef je dat weer door. Heeft dat invloed op de keuze voor wel of niet biologisch?

Als je goedkoop grond hebt gekocht, kun je omschakelen. Maar als je voor 55.000 euro grond moet kopen, kan biologisch niet uit. Als je op het eind van je leven bent en je hebt geen opvolger, dan is er niemand die 55.000 per ha voor jouw biologische bedrijf gaat betalen. Dus dan heb je een bedrijfsvoering die je zelf heel mooi hebt kunnen uitvoeren, maar die eindigt als je stopt, want dan wordt het bedrijf verkocht. Is groei heilig?

Groei betekent wel vooruitgang, het is maar net hoe je het definieert. Op alle fronten is het beter, efficiĂŤnter en schoner geworden. Ook socialer. We zitten vlak voor een tijd dat er te weinig voedsel zal zijn in de wereld. Dat is een harde realiteit, maar een die heel zeker is. Niet zozeer in Nederland, wij zijn rijk en verwend, maar in de rest van de wereld is er echt te weinig voedsel. Je ziet de koopkracht nu stijgen, in AziĂŤ en Afrika, eiwitten uit zuivel worden daar dan eindelijk betaalbaar en zijn daar ook hard nodig voor een gezonde voeding. Nu is er veel aandacht voor biodiversiteit.

Dat is een door mensen bedacht woord dat de natuur zeker niet nastreeft. Als er een soort de overhand kan krijgen, dan zal die


dat zeker niet nalaten. Daardoor kun je in de natuur geen bepaalde waarde hechten aan biodiversiteit. Het idee wordt vaak gebruikt door mensen die met weidevogels bezig zijn. Zij vinden het gras te groen en noemen het een monocultuur, met weinig diversiteit. Maar grasland is teelt, net als aardappelen. En daar heb je ook geen discussie over welke andere soorten ertussen moeten. Wij hebben hier in deze streek inderdaad minder grutto’s. Maar er zijn bijvoorbeeld veel meer kiekendieven, valken, vossen, ooievaars, reigers, reeën, dassen en ganzen dan ooit tevoren. De letterlijke biodiversiteit, zowel in aantallen als in soorten, is hier groter geworden. Zoveel vogels en diersoorten hebben we hier nog nooit gehad. De grutto heeft zich tot dusver niet aan de veranderingen weten aan te passen, en dat is spijtig. Maar je zou het ook als heel ‘natuurlijk’ kunnen beschouwen. Is het een romantische opvatting van het publiek over de natuur? Een prachtig beeld, maar geen realistische gedachte over hoe Nederland eruit hoort te zien?

Verruigde gebieden met vleeskoeien erin, dat is prima romantiek, goed om je in te ontspannen. Die vleeskoeien hebben wel een zeer hoge milieu-voetafdruk. Verder is de natuur soms ook heel dieronvriendelijk met guur weer, weinig of slecht voedsel, parasieten, leverbot en giftige plantjes. De Oostvaardersplassen zijn niet bepaald vriendelijk voor dieren, hebben een bovenwettelijke vee(mest) dichtheid en voeden geen mensen. Een hoge milieubelasting dus, maar mooi om te zien? Tsja, het is maar net hoe je ernaar kijkt. Maar je moet dat scheiden van ons eigen voedselland, dat we gebruiken om mest te recyclen en te upcyclen naar voedsel voor mensen.

041

Verruigde gebieden, van Staatsbosbeheer met vleeskoeien erin?

Al met al? Boer zijn is een fantastische manier van leven! Heel veelzijdig, veelomvattend en verantwoordelijk voor het geheel. Maar hoed u voor meningen die de gehele boerensector (ver)oordelen op basis van een enkel klein aspect ervan.

Interview Anton Stokman

Voor natuurbeheer op eigen landerijen word je gedeeltelijk gecompenseerd, omdat je opbrengsten laat liggen. Veel boeren willen dit niet, want dat brengt alleen maar nog meer administratie met zich mee - je wilt niet half weten hoeveel. En als je één komma verkeerd zet dan moet je alles weer inleveren. Andere boeren zetten zich vol passie in voor weidevogelbeheer, ook prachtig om te zien.


Anton Stokman is a dairy farmer and one of the initiators of the Vrije Keuze Stal (Free Choice Stable) in Koudum, Friesland. It’s a stalls system aimed at innovation in management, animal welfare and the environment. He sees farmers all coming up with different solutions to the challenging world of cattle farming. It’s part of the charm of farming, it’s a personal thing. Some are passionately breeding cattle, others are experimenting with mechanization or looking into options involving meadow birds and the environment. Stokman has opted for a business with only two people, which means the farm will have to have 300 cows in order to pay for the second person’s wages. The new cow house makes use of modern equipment, including sensors keeping an eye on the animals. Innovation is a necessity to keep up with the times and to find a successor to take over the farm in due time. The number of cows is a moot point. A farm with over 250 heads of cattle is considered a factory farm, with all of the accompanying rules and regulations. However, modern factory farms are also better equipped in dealing with environmental issues. A great deal of expertise and innovation went with the scaling-up of farms. A farm should be economically viable, as well. Stokman considered the option of organic farming but finally decided against it. Organic farming comes with rules about fertilization, the use of antibiotics, etc. Organic milk will fetch a hi-

Feasibility and innovation 042


Interview Anton Stokman

gher price, but the question is whether the public that is willing to pay for it, will be big enough. Organically kept cows give less milk, but produce almost the same amount of manure. In other words, organic is not necessarily environment-friendly. This goes against the image people have when they buy organic products. For organic farming you also need extra space. If you own your farm and there is enough pasture land, this is not a problem, investing in extra land will make your business less profitable. It will also make it harder to find a successor later on. Moreover, more pastures also means extra water-supply, and water is becoming scarce. It will thus also add to the ecological footprint. Growth means progress, but we’re also reaching the point where there won’t be enough food to feed the entire world’s population. Stokman also has strong opinions on biodiversity. He considers it a man-made concept that has little to do with nature. It’s often used by people involved in conserving meadow birds on the pastures. If a type of bird would disappear in certain areas, it would be a pity, but a fact of nature well. He considers the idea of rough areas with beef cattle in them romantic. It looks pretty, but beef cattle have a large ecological footprint. In the end, it’s all a matter of choices, and one shouldn’t condemn the whole farming sector on the basis of a few small aspects.

043



Boelenslaan, 2015



047


Foppe: ‘If you produce good manure and you make sure that the number of animals is geared towards the number of acres of land

There’s an entire industry surrounding intensive farming, and a lot of money goes around in it. Farmers have become dependent on commercial advisors and consultants: representatives of companies promising higher yields through new types of fertilizer, better grass seeds or more effective concentrates. Extensive farmers prefer to be independent.

Damwoude, 2015

‘The rib pattern in the manure is a good sign; the shape says a lot about the rumen digestion,’ says Foppe while we’re studying the cow pat, surrounded by his animals. ‘The soil should yield good grass, and cow manure is essential in this. Intensive farms use fertilizer instead. The soil keeps getting rummaged through and seeded again. This method has been imported from the United States after WW II. But grassland that’s been here for twenty years will give better quality grass, even if the yield is lower. The herbs in it are better for the cows.’

Intensive or Extensive?

048

De verse koeienvlaai op pagina 45 ligt op het land van Foppe Nijboer, een biologische melkveehouder die pleit voor extensieve landbouw. ‘Die ribbels in de mest zijn een goed teken, aan de vorm valt veel af te lezen over de pensvertering’, zegt Foppe terwijl we omringd door zijn koeien de vlaai bestuderen. ‘De grond moet uit zichzelf goed gras produceren, daarbij is koeienmest heel belangrijk. Op intensieve bedrijven wordt kunstmest gebruikt. De bodem wordt steeds over de kop gehaald en opnieuw ingezaaid. Die werkwijze is na de oorlog uit Amerika overgewaaid. Maar grasland dat er al twintig jaar ligt, geeft een betere kwaliteit gras, ook al is de opbrengst lager. De kruiden die er dan door zitten zijn beter voor de koeien.’ Er is een hele industrie rond de intensieve landbouw ontstaan waar veel geld in omgaat. Boeren werden afhankelijk van erfbetreders: vertegenwoordigers van bedrijven die hogere opbrengsten beloven door andere kunstmest, beter graszaad of effectiever krachtvoer. Bij de extensieve manier is onafhankelijkheid het streven. Foppe: ‘Als je goede mest produceert en je stemt het aantal dieren af op het aantal hectaren, dan kom je in een bepaalde kringloop. Kunstmest is niet nodig, je moet de schimmels en bacteriën in de grond gebruiken. De bodembiologie zijn we helemaal vergeten. Het gaat tegenwoordig alleen nog maar over bodemchemie.’

The fresh cow pat on page 45 is on the land of Foppe Nijboer, an organic dairy farmer and an ardent supporter of extensive farming.

Intensief of extensief?


Are we going to continue to work farmland intensively, and leave room for nature elsewhere? Or will a combination of food production with nature conservation lead to a more sustainable cycle?

Here he touches upon the core of the debate about intensive and extensive farming, which causes dissension all over the world. Intensive farming means that we influence the conditions by using fertilizers and technology to get a higher food production. Extensive farming is an adaptive method, in which we adapt to the conditions of nature.

This calculation method takes a high milk production as its starting point. His cows produce 10,000 litres per year; a smaller production is not an option for him. ‘I’m convinced that we can only provide the world’s population with affordable and sustainable food by using the best knowledge available.’

He’s not an organic farmer, but animal welfare and sustainability are of great importance to him. In his view, there is one major disadvantage to organic farming: ‘You need twice as much land and twice as many cows for the same litre of milk. This results in more emission, more manure, more minerals, and thus a greater burden on the environment.’

The cow house behind the JaKoeZie on the photo on the previous page is a free choice stall with water beds in the cubicles. The 280 ladies can decide for themselves whether they want to be inside or outside. Some of them walk to the beach every day to paddle a bit. ‘What’s good for the cow, is good for the farmer,’ is what Stokman says about it.

Cows have a thing with water; they like to stand in it. For this reason, dairy farmer Anton Stokman created a pool, including a small beach, for his herd. He calls it the ‘JaKoeZie’ (Ja‘cow’zzi).

you’ve got, you will get a natural cycle. You don’t need fertilizer; you should use the fungi and bacteria in the soil instead. We’ve completely forgotten about the soil’s biology. Nowadays it’s only the soil’s chemistry that seems to count.’ Koeien hebben iets met water, ze staan er graag in. Melkveehouder Anton Stokman liet om die reden voor zijn kudde een poel aanleggen met een strandje. Hij noemt het de ‘JaKoeZie’. De stal die je achter de JakoeZie ziet op de foto op de vorige pagina, is een vrijekeuzestal met waterbedden in de ligboxen. De 280 dames kunnen zelf kiezen of ze binnen of buiten blijven. Sommige lopen iedere dag even naar het strandje om pootje te baden. ‘Wat goed is voor de koe, is goed voor de boer,’ zegt Stokman. Hij is geen biologische boer, maar dierenwelzijn en duurzaamheid staan bij hem hij hoog in het vaandel. Er kleeft in zijn ogen één groot nadeel aan biologisch boeren: ‘Je hebt twee keer zoveel land en twee keer zoveel koeien nodig voor dezelfde liter melk. Dat betekent meer emissie, meer mest, meer mineralen en dus een grotere belasting voor het milieu.’ Het is een manier van rekenen die uitgaat van een hoge melkproductie. Zijn koeien geven gemiddeld 10.000 liter per jaar, minder melk produceren is voor hem geen optie. ‘Het is mijn overtuiging dat we de wereldbevolking alleen met voortdurende inzet van de best beschikbare kennis aan zowel betaalbaar als duurzaam voedsel kunnen helpen.’ Hiermee raakt hij de kern van een discussie over intensieve en extensieve landbouw, die wereldwijd voor verdeeldheid zorgt. Intensieve landbouw betekent dat wij de omstandigheden door middel van kunstmest en technologie naar onze hand zetten om een hogere voedselproductie te halen. Extensieve landbouw is een adaptieve manier, waarbij we ons aanpassen aan de omstandigheden en de natuur. Gaan we door met landbouwgrond intensief te bewerken en maken we dan elders ruimte voor natuur? Of is het juist duurzamer als voedselproductie samengaat met natuurbeheer in een verantwoorde kringloop?

049


Koeien die gras van pas gemaaid land eten, dat zie je niet vaak. De kudde is van Sjoerd Miedema, een weidevogelboer uit Haskerdijken. Hij staat erom bekend dat hij alles net even anders doet. De stal werd in 2003 neergezet en was berekend op driehonderdvijftig koeien. Dat was in een tijd dat hij nog dacht dat het die kant op moest. Maar Miedema gooide in 2013 het roer om en ging biologisch boeren. Nadat de knoop was doorgehakt verkocht hij honderd koeien tegelijk. Vanwege de normen voor biologisch boeren moest de kudde in verhouding komen met zijn hoeveelheid land. Hij melkt er nu nog tweehonderdvijftig. Die haalt hij in het zomerseizoen iedere dag op uit de wei. In het voorjaar, wanneer de koeien ’s middags zijn gemolken, leidt Miedema ze via draadjes richting een smalle, pas gemaaide strook land. Koeien eten in de lente om de raai, de bloei van het gras, heen. Maar als je het maait en even laat liggen verandert de raai in hooi en eten ze het wel. Zo kun je meer uit je weiland halen. De kudde bestaat uit een kruising van holstein met blaarkoppen. Krachtvoer krijgen ze nauwelijks, ze eten kruidenrijk gras. Het zijn geen

The herd consists of a cross between Holsteins and Blaarkops. They hardly ever get to eat concentrates, they eat grass with a high herb content. They’re not super cows: they only yield 6,000 litres of milk per year, but in total it’s enough to provide Miedema with a living. An organic farm with a sizeable herd and a cow house with the size of a factory farm – it is possible.

In spring, when his cows have been milked in the afternoon, Miedema guides them to a narrow, freshly mown strip of land, using wire fences. In spring, cows eat around the blossoming ryegrass. But when you mow it, and leave it lying for a while, the ryegrass will turn into hay, and the cows will eat it. In this way you can get much more out of your pasture.

He built his stalls in 2003, intending to house 350 cows. At the time he thought that this would be the direction his farm had to take. But Miedema changed course in 2013 and went into organic farming. Having made the decision, he immediately sold 100 cows in one go. In order to follow the rules on organic farming, his herd should be in the right proportion to his land. Nowadays he’s milking 250 cows. Every summer’s day he takes them home from the pasture.

You don’t often see cows eating grass off a freshly mown land. The herd is Sjoerd Miedema’s, a meadow bird farmer from Haskerdijken. He is famous for doing things slightly differently.

The Organic Factory Farm Biologische megastal topsporters: ze leveren nog geen 6000 liter melk per jaar, maar met zijn allen geven ze genoeg om van te bestaan. Een biologisch bedrijf met een flinke kudde en een megastal. Dat kan dus ook.

Haskerdijken, 2015

050






Zuiderwoude, 2017 ­– Nancy Tinie 37, 87% Holstein-Friesian, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel


Pregnant Jersey cow at the Gouden Boaiem nature farm, a nature reserve owned by Staatsbosbeheer. 140 hectares of its 175 hectares is leased by cheese farm VOF De Jersey Pleats. They’ve got 90 purebred Jersey cows, both as dairy and beef cattle.

Zwangere Jerseykoe op natuurboerderij de Gouden Boaiem, een natuurreservaat van Staatsbosbeheer. Van het weidevogelreservaat van 175 hectare wordt 140 hectare door de kaasboerderij VOF De Jersey Pleats gepacht. Zij hebben er 90 raszuivere Jerseykoeien lopen voor melk en vlees.

056


Smallebrugge, 2015



059


Usually, however, calves are in the right position. When the signs are obvious, you may need to set an alarm for the middle of the night, to

Aartswoud, 2017

Dairy farmers have several reasons for keeping a heavily pregnant cow in the cow house; the most important one is that things may go wrong. The birth of a calf is always stressful for dairy farmers, just as it is for human beings. Is the calf in the right position? We humans first stick out our head into the world. A calf sticks out its front legs, they lie stretched out in the birth canal. The first thing you’ll see, are its white hooves. If all goes well, the soles are pointing downwards. Sometimes the calf may be in a breech position; to make sure that this is actually the case, you stretch your arm inside the cow and cautiously look for the tail. But the calf may also be on its back, upside down, if you like. In that case the calf needs to be turned over, onto its belly. There are farmers who would try this themselves, and when they don’t succeed, they will call the vet.

Delivery at Home

060

Geduld is een schone zaak bij bevallingen. Koeien kunnen het heel goed alleen, als ze de tijd krijgen. Er zijn boeren die hun vee gewoon in het land laten afkalven in de zomer, zoals de foto op de volgende pagina laat zien. Tegenwoordig is dat een zeldzaam beeld, maar in de weilanden rond het dorp waar ik opgroeide in de jaren zestig van de vorige eeuw kwam het regelmatig voor. Veehouders hebben een aantal redenen om een hoogzwangere koe in de stal te houden, de belangrijkste is natuurlijk dat er weleens iets misgaat. De geboorte van een kalf is iedere keer spannend voor een melkveehouder, net als bij mensen. Ligt het kalf wel goed? Wij steken ons hoofd als eerste de wereld in. Een kalf de voorpoten, ze liggen naar voren gestrekt in het geboortekanaal. Het eerste wat je ziet zijn witte hoefjes. Als het goed is wijzen de zooltjes naar beneden. Soms ligt een kalf in een stuitligging, om te kijken of dat echt zo is kun je het beste met gestrekte arm voorzichtig op zoek gaan naar de staart. Maar het kalf kan ook op zijn rug gedraaid liggen, ondersteboven als het ware. In dat geval moet het hele kalf op de buik worden gedraaid. Er zijn veehouders die dat eerst zelf proberen, wanneer het niet lukt komt de veearts er aan te pas. Meestal liggen ze gelukkig goed. Zijn de voortekenen zichtbaar dan moet je soms de wekker zetten om midden in de nacht even te gaan kijken. De helft van de keren ligt zo’n kalf al in het stro. Maar zijn er pootjes en gebeurt er verder nog weinig, dan wordt de natuur vaak een handje

Deliveries require patience. Cows can do it on their own, if they are given enough time. There are farmers who have their cows calve in the pasture in summer, as can be seen in the photo on the next page. Nowadays this is a rare image, but it frequently happened in the pastures surrounding the village where I grew up in the 1960s.

Thuis bevallen


How many times hadn’t we seen this over the past 17 years? But every single time it was equally impressive. You always hope that things will run smoothly. But we knew by then that this isn’t always the case.

Eventually the rest of the body came out, like an elongated sausage, and dropped in the straw. Bram drew the calf aside and cleaned its nose. The mother turned around and immediately started licking her child.

Bram arrived and concluded that this cow had been waiting long enough. He started attaching an orange piece of flaxen rope to the white calving ropes. Then he put the loops on the legs and leaned back in the flaxen rope. ‘In this way you can feel much better what the cow is doing,’ he said. While the head was coming out, the mother pushed some thin manure out from under her thin tail. A brown ooze trickled down across the calf’s wet little skull.

Fortunately, it came out legs first. It didn’t move very much, yet. Calving ropes end in a loop, which may be used to pull the slippery legs out, should it be necessary. A calf puller will only be used in emergencies.

On Sunday night I finally saw the legs. Or was it the nose? I called farmhand Bram and walked around the cow house, back to the farmhouse. Through the kitchen door I called my eight- and ten-yearold daughters, got some straw for the new-born calf and put in inside the wheeled calving box. I hastily returned to the straw bed with two calving ropes, a bucket of water and two excited daughters.

go and have a look. In half the number of cases the calf will already be lying in the straw. But when the legs are already out and nothing much is happening, nature will have to be helped along. This cow, in the calving shed at my friend Jaap Hemke’s farm, was already overdue for five days. For a number of days, I had been going to the cow house to check on the pelvic ligaments on the cow’s back, to the left and right of the tail. When they loosen up, the calf is on its way. geholpen. Deze koe in het afkalfhok bij mijn vriend Jaap Hemke was een dag of vijf over tijd. Ik was al een paar dagen naar achteren gelopen om de bandenspanning te controleren. Daarmee worden de bekkenbanden bedoeld die links en rechts op de rug naast de staart zitten. Wanneer die slap worden zit het eraan te komen. Zondagavond zag ik eindelijk pootjes. Of was het een neusje? Ik belde boerenhulp Bram en liep om de stal heen terug naar het woonhuis. Riep door de keukendeur mijn dochters van acht en tien, pakte gauw wat stro voor het nieuwe kalfje en deed het in het kalververblijf op wieltjes. Met twee afkalftouwtjes, een emmer water en twee opgewonden dochters haastte ik mij terug naar het strohok. Gelukkig waren het pootjes. Veel beweging zat er nog niet in. Afkalftouwtjes hebben een lus, ze worden gebruikt om aan de gladde pootjes te kunnen trekken, mocht dat nodig zijn. Een geboortekrik is alleen voor noodgevallen. Bram arriveerde en vond dat deze koe lang genoeg had gewacht. Hij begon een lang dun oranje vlastouw aan de witte afkalftouwtjes te knopen. Daarna deed hij de lussen om de pootjes en hing even later achteroverleunend in het vlastouw. ‘Zo voel je beter wat de koe doet’, zei hij. Terwijl het kopje tevoorschijn kwam perste de moeder ook vanonder haar staart dunne mest naar buiten. Een bruine drab gleed over het natte schedeltje omlaag. Uiteindelijk kwam de rest van het lijfje als een langgerekte worst naar buiten en plofte in het stro. Bram trok het kalfje opzij en maakte het neusje schoon. Moeder draaide zich om en begon meteen te likken. Hoe vaak hadden we dit al niet gezien de afgelopen zeventien jaar? Toch was het iedere keer weer indrukwekkend. Je hoopt dat het allemaal goed gaat. Dat dit niet altijd zo is wisten we intussen ook.

061



063


I’m all too familiar with this ritual, since I have regularly minded my friend Jaap Hemke’s farm. When a cow has to calve, we put fresh straw in the calving box. We have the calf barrow ready on hand. When the calf is born the mother may lick her offspring, but soon after it becomes inevitable to take the calf by its legs and drag it to the calf barrow. The youngster won’t have an inkling about what’s happening and the mother will usually watch the scene with quiet

Elahuizen, 2016

At the same time, we are surrounded by a huge number of production animals. The idea of man keeping animals simply for the production of food doesn’t seem compatible with the sights we see in nature documentaries. It leads to a growing discontent, and this often results in a call for government interference. For example, the Partij voor de Dieren (Party for Animal Welfare) in the Dutch Lower House of Parliament proposed a resolution against taking calves away from cows shortly after they are born.

Calf and Cow Together

064

Er is de laatste jaren een imposante hoeveelheid natuurdocumentaires gemaakt. Door gebruik van de nieuwste technieken zien wij nog beter hoe indrukwekkend de natuur is. Vol verbazing en ontzag kijken we naar Blue Planet, kinderen zitten aan de buis gekluisterd bij Freek in het Wild van de razend populaire bioloog Freek Vonk. Tegelijkertijd zijn wij omringd door een enorm aantal productiedieren. Dieren die door de mens worden gehouden louter als voedselproductie, dat verdraagt zich niet met wat natuurdocumentaires ons laten zien. Dat groeiend onbehagen vertaalt zich steeds vaker in de roep om overheidsbemoeienis. Zo diende de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren een motie in over het weghalen van kalveren bij koeien vlak nadat ze zijn geboren. Het ritueel ken ik maar al te goed van de keren dat ik op de boerderij van vriend Jaap Hemke paste. Wanneer een koe moet kalven doen we vers stro in een kalverbox. Daarna zetten we de kalvertaxi alvast klaar, een soort kruiwagen. Na de geboorte mag de moeder haar jong aflikken, maar niet veel later komt onverbiddelijk het moment dat we haar kalf bij de poten pakken en de taxi in slepen. Het beestje heeft geen benul en moeders kijkt meestal gelaten toe. Ik wil niet overdrijven, maar het is geen makkelijk moment. De motie waarmee de Partij voor de Dieren hier een einde aan wilde maken, werd op 9 februari 2016 door een

Over the past few years an impressive number of nature documentaries have been made. Using the latest technology, we get to see how awesome nature really is. We will watch Blue Planet in amazement, and children are glued to the television set for Freek in het Wild, a series by the immensely popular Dutch biologist Freek Vonk.

Kalf bij koe


This change in culture will keep us waiting a long time. There’s a generation of people growing up who love rare snakes, but who don’t want to think about production animals. Maybe it would help if Freek Vonk would explain in a new TV series what a wonderful animal the cow is. Or maybe was, once upon a time.

You’d wish things could be different. A report like this makes perfectly clear what a huge change in culture is needed to achieve this. ‘Keeping the calf and cow together requires a different way of thinking and acting. Our current way of thinking puts the practical value of the animal central and food needs to be produced efficiently and in the largest possible quantities,’ is what the researchers write in their report.

It’s understandable that regular dairy farmers have problems keeping the calves longer with their mothers. Their stalls aren’t suited to it, and there’s a real danger of bacterial infections. And the longer the calf stays with its mother, the stronger their bond will be. Taking away the calf later on, will be even more painful. It is one of those incongruities in our approach to production animals that make us feel uncomfortable. It’s as if we’ve taken the wrong turning and we’ve all become entangled somewhere.

This is what happened. In February 2018 an investigative report was published by Wageningen University & Research and the Louis Bolk Instituut, an institute developing knowledge for sustainable farming. The report signals that 45 Dutch dairy farmers leave the calves longer with the cows, varying from a couple of days to a couple of months. They are nearly all organic farmers.

The Partij voor de Dieren’s resolution to put a stop to this practice was adopted by a large majority in the Lower House on 9 February 2016. The State Secretary replied in April 2016, stating that it was a matter for the sector itself to decide. First it needed to be investigated properly.

resignation. I don’t want to exaggerate, but the moment feels highly uncomfortable. ruime Kamermeerderheid aangenomen. De staatssecretaris kwam in april 2016 met een antwoord en vond het een probleem van de sector zelf. Het moest eerst maar eens goed worden onderzocht. Dat geschiedde. In februari 2018 verscheen een verkennend rapport van Wageningen University & Research en het Louis Bolk Instituut, een instituut dat kennis voor duurzame landbouw ontwikkelt. Daarin is te lezen dat vijfenveertig melkveehouders in Nederland kalveren langer bij hun koeien laten lopen, variërend van een paar dagen tot een paar maanden. Het zijn wel bijna allemaal biologische melkveehouders. Dat gangbare melkveehouders er moeite mee hebben is begrijpelijk. Hun stallen zijn er niet op ingericht, het gevaar voor bacteriële besmetting is te groot. En hoe langer het kalf bij de moeder blijft, hoe sterker de hechting. Later weghalen is nog pijnlijker. Het is een van die ongerijmdheden van onze omgang met productiedieren waar we niet goed raad mee weten. Alsof we ooit een verkeerde afslag hebben genomen en met zijn allen ergens in verstrikt zijn geraakt. Je zou willen dat het anders kon. Wat zo’n onderzoek vooral duidelijk maakt is de enorme cultuuromslag die nodig is. ‘Kalf bij de Koe vraagt om een andere manier van denken en doen. In ons huidige denken staat de gebruikswaarde van het dier centraal en dient voedsel op een zo efficiënt mogelijke wijze in grote hoeveelheden geproduceerd te worden’, schrijven de onderzoekers in het rapport. Die cultuuromslag zal nog wel even op zich laten wachten. Er groeit een generatie kinderen op die van de zeldzame slangen houdt, over het leven van productiedieren hebben we het liever niet. Wellicht helpt het als Freek Vonk een keer in een aflevering van Freek in het Weiland aan kinderen uitlegt wat een fantastisch dier een koe is. Of misschien ooit was.

065


066

Jerseykalf / Jersey calf Smallebrugge, 2015



Aartswoud, 2015 – Computerscherm met dashboard gegevens van de Lely melkrobot in de stal van Jaap Hemke. Computer screen with dashboard data of the Lely milking robot at Jaap Hemke’s farm.


Optimaal in plaats van maximaal

De omstandigheden bepalen mede de keuzes die een boer kan maken. Op wat voor grond zitten we hier?

069

Foppe Nijboer is een biologische melkveehouder in Boelenslaan en tevens voorzitter van de Friese Vereniging voor Biologische Boeren en Netwerk Grondig, een belangenorganisatie voor grondgebonden melkveehouders.

In de jaren ’80 waren hier in Boelanslaan 500 tot 600 melkkoeien. Dat waren allemaal bedrijven van 10, 20 koeien. Nu zijn dat er 70. Die zijn allemaal van mij, want ik ben hier nog de enige boer. Nadat de melkbussen eruit gingen zijn veel boeren gestopt. Ze hebben het quotum verkocht en het land gehouden. Ik ben begonnen met 14 hectare land van mijn vader en een melkquotum van 175.000 kg. Inmiddels heb ik 60 hectare, waarvan 50 in eigendom. Ik melk 550.000 kg, twee keer zes (koeien) in de put.

Interview Foppe Nijboer

We zitten hier in het overgangsgebied tussen elzensingels- en heideontginningsgebied. Er is hier vroeger een andere veenbaas geweest, die heeft gezorgd voor een andere structuur in het land. Zo is het landschap ontstaan. Aan het landschap is te zien hoe het veen is afgegraven, elke veenbaas had zo zijn eigen methode. De grond is niet in cultuur gebracht en toen is het heide geworden. Daar zijn die veenarbeiders op blijven hangen. Toen het veen op was, hebben ze gras van deze grond gemaakt. Zo zijn hier langzamerhand kleine boerderijtjes ontstaan. Anderhalve hectare met een of twee koeien. Philips is in de jaren ’60 met een grote fabriek in Drachten gekomen. Toen is er een sanering geweest en hebben ze al die kleine boertjes uitgekocht.


Veel boeren pachten grond. In hoeverre speelt dat een rol in de bedrijfsvoering? Een groot deel van Nederland is in handen van een klein aantal partijen. Boeren hebben lang niet altijd zelf de grond in handen.

Het aantal boeren dat grond moet pachten is nog groter geworden door de schaalvergroting in de melkveehouderij. Vroeger waren hier in de buurt bedrijven met eigen grond, meestal rond de vijftig hectare. Die gingen over van vader op zoon. Maar als er meer kinderen waren, dan moest er een oplossing worden gezocht. Ze verkochten het land en de opvolger moest het terug pachten. Maar dat is dan de laatste stap, want voordat je het weet ben je geen boer meer. Waarom is dat zo?

070

Vroeger hadden we een boerenstand. Dat woord houdt ook in dat je die stand in stand houdt. Dat je ervoor zorgt dat de opvolger het bezit doorgeschoven krijgt. De oude adel was heel zuinig, zij gooiden geen dingen weg. Zij zorgden ervoor dat de volgende generatie het kreeg. Zo zou een boer het eigenlijk ook moeten doen, maar dat zijn we vergeten. We zijn geen boerenstand, we zijn moderne horigen. Ik ken erfpachtbedrijven waarbij de verpachter wel betrokken is bij de boer. Die komt bijvoorbeeld ook op het erf. Het zijn soms stichtingen, die grond in eigendom hebben. Dan is die betrokkenheid er wel. Maar het wordt anders wanneer verzekeringsmaatschappijen de grond in handen hebben. Dan wordt de afstand veel groter. Het hoeft niet altijd verkeerd te zijn om te pachten. Maar soms is er geen betrokkenheid van de verpachter, bijvoorbeeld als het grote geld erachter zit. Anton Stokman maakt een onderscheid tussen boeren die een bedrijf kunnen nalaten voor een opvolger en boeren waarbij dat minder makkelijk zal zijn.

Van mijn bedrijf kunnen gemakkelijk twee gezinnen leven. Ik zou niet weten waarom mijn bedrijf niet toekomstbestendig is. Anton Stokman heeft een hightechbedrijf. Hij denkt dat hij met hightech de toekomst aankan. Terwijl ik eigenlijk het tegenovergestelde beweer. Je moet niet voor hightech kiezen, maar je moet zoveel mogelijk onafhankelijk zijn, in de breedste zin van het woord. Je kunt de Rabobank noemen, maar ook alle leveranciers die de input leveren. Input van kunstmest, is dat nodig? Dan ben je daar ook afhankelijk van. Als je goede mest produceert, en je stemt het aantal dieren af op het aantal hectares, dan kom je in een bepaalde kringloop terecht. Die kunstmest is dan niet nodig, je moet het bodemleven gebruiken; de schimmels en bacteriĂŤn in de grond. We zijn vanaf 1948 op de Amerikaanse toer gegaan en toen is het misgegaan. We zijn de bodembiologie helemaal vergeten. Het gaat alleen nog maar over bodemchemie.


Het belangrijkste verschil tussen de intensieve manier van boeren en de biologische, is dat er bij de intensieve manier aan controle-landbouw wordt gedaan. Dat betekent dat er veel input is, er wordt onder gestructureerde en geconditioneerde omstandigheden geproduceerd. Terwijl wij aan adaptieve landbouw doen en eerder accepteren dat de productie daardoor soms iets lager is. Wij gaan voor de optimale productie, niet voor de maximale. Die controle-landbouw is na de Tweede Wereldoorlog in gang gezet, maar nu moet er juist meer gebruik worden gemaakt van natuurlijke bronnen.

Je had het er net over dat elke boer het anders doet. Ja, dat moet ook. Elke boer is anders, elke boerderij is anders, elk gebied is anders. Dus dat vergt ook een ander systeem van boeren. Het is aan de boer hoe hij zichzelf ontwikkelt. Hij is de enige die weet hoe zijn boerderij, hijzelf en het gebied in elkaar steken. Wat past bij mij? Welk type koeien ga ik gebruiken, hoeveel koeien ga ik houden en op wat voor manier? Als hij daar zelf goed over nadenkt en dat doen wij hier in het Noorden inmiddels voor een groot deel, dan neemt hij de juiste beslissingen. Het kan nooit een blauwdruk zijn, waarbij je zegt: zo moet iedereen gaan boeren. Nee, elk gebied is verschillend, elke boer is verschillend. Maar het moet wel passen in de kringloop op je bedrijf.

071

Zulke keuzes vormen een wereld van verschil. Zo hadden we Pablo Tittonell, hoogleraar biologische Landbouw in Wageningen. Die moest weg, en daar snap ik helemaal niks van. Want hij bracht wat meer elan in het Wageningse. Pablo zei: willen we de bevolking voeden, dan gaat het uiteindelijk om de productie van biomassa. Wat kan de aardbol aan biomassa produceren? Daar draait het uiteindelijk om. Nu produceren we onze biomassa door al onze bodemschatten op te souperen. De grond, die moet uit zichzelf produceren en daar is mest van koeien heel belangrijk voor. Ook die van varkens. Maar dat moet wel in verhouding zijn.

Hans van Wijk van It Fryske Hiem zei:’Boeren hangen tegenwoordig veel te veel aan de voerleverancier en aan de bank. Ze durven zelf niet meer na te denken’.

Je moet altijd integraal denken. Het heeft allemaal invloed op elkaar. Het gaat over de waarde van het geheel. Het systeem dat je voor jezelf als boer hebt, dat moet je bewaken. Er kunnen invloeden van buitenaf zijn, bijvoorbeeld van een voerleverancier of een adviseur.

Interview Foppe Nijboer

Je kunt een grote stal bouwen en veel voer binnenhalen en de mest in een bepaald gebied afzetten en de rest afvoeren. En je kunt wat land hebben waar je aan weidevogelbeheer doet. Maar dat is mij veel te simpel. Het moet bij elkaar passen. Een boer is een onderdeel van het hele systeem. En daar moet hij zijn inkomen uit genereren. De grond, de koeien en het bedrijf moeten bij elkaar passen. Dat moet een holistisch geheel zijn.


Bij het Van Hall hier in Leeuwarden leren ze bijvoorbeeld dat de koeien één keer per week door een formalinebad moeten lopen. Want anders krijgen ze stinkpoten. Daar erger ik me aan. Ik vraag me af waarom ze die les nog steeds krijgen op het Van Hall. Want zo’n formalinebad heeft heel veel inbreuk op het kringloopsysteem van een boerderij. Die formaline komt in de mestput en wat voor invloed heeft dat op de mest? De mest komt weer op het land. Wat voor invloed heeft dat op het land en op de biodiversiteit? Dat is het probleem van die adviseurs, de scholing. Maar ook van de Wageningen Universiteit: iedereen zit in zijn eigen hokje. Het hokje ammoniak, het hokje diergezondheid, iedereen zit er met tunnelvisie naar te kijken, niemand kijkt naar het geheel. Dat is het grootste probleem dat we met elkaar hebben. Het is aan de boer om naar het geheel te kijken. Dan moet hij zich niet laten beïnvloeden door allemaal erfbetreders, die schijnbaar het beste met hem voor hebben. Nee, hij moet eruit halen wat voor hemzelf het beste is. Twintig jaar geleden ben ik ook anders gaan denken over de hele bedrijfsvoering. Dit was onder invloed van bepaalde mensen in het Wageningse. Jaap van Bruggen kwam hier over de vloer, die had het dan over stikstofefficiëntie. Toen ben ik anders gaan denken, want ik was ook een product van de Middelbare Landbouwschool.

072

Jij redt het met 70 koeien en 50 hectare grond. Sjoerd Miedema schakelt over naar biologisch, maar hij heeft veel meer grond en veel meer koeien. In welk opzicht speelt het aantal koeien een rol?

e grens ligt bij de verhouding tussen het aantal dieren en de hoeveelD heid grond, dat is punt een. Je moet de koeien natuurlijk weiden, als je dat niet voor elkaar hebt, dan is dat het breekpunt. In de politiek gaan stemmen op om de weidegang verplicht te stellen.

Dat zal voor bepaalde bedrijven niet meer kunnen. Maar je kunt wel een beperking opleggen in de wet, bijvoorbeeld dat bedrijven die er al zijn, mogen blijven. Maar als er straks iemand wil uitbreiden die het benodigde land niet heeft, dan gaat hij die vergunning niet meer krijgen. Dat zou ik toejuichen. Bovendien vind ik dat er een scheiding moet komen tussen boeren die koeien op stal houden en die met veel input via de Rotterdams haven voer laten aankomen en mest laten afvoeren. Dat is volgens mij gewoon industriemelk, die melk brengt in mijn ogen minder op. Daar zou een scheiding tussen moeten komen. De vraag vanuit de samenleving naar biologisch wordt steeds groter. Merk jij dat er meer boeren zijn die willen omschakelen?

Ik lever aan Friesland Campina, daar ben ik al heel lang lid van. Maar ik zeg weleens dat ze ons, als biologische boeren, hebben vanwege hun imago. Friesland Campina moet ook biologische melk kunnen leveren, want ze concentreren zich op de grote massa. Maar we worden goed behandeld en we krijgen ook een goede melkprijs. Marktconform, gebaseerd op alle Europese landen, plus alle toeslagen. Want het bedrijf


draait wel heel goed, je kunt zeggen wat je wilt. En dat betalen ze ook voor een deel weer uit aan hun leden, dus dat komt ook nog eens een keer bovenop onze marktprijs. Zou het niet logischer zijn om een aparte coöperatie op te richten?

Misschien zouden we een aparte coöperatie moeten vormen, daar heb ik nog nooit over nagedacht. Ik vind wel dat Friesland Campina er steeds beter in zit, maar goed, een aparte coöperatie is misschien wel de toekomst. Je koopt biologisch, niet om gezonder te eten, maar omdat je meer betrokken bent bij hoe wij met de aarde om gaan. Het is toch niet zo dat het voor je gezondheid zo veel slechter is als je niet-biologische melk drinkt?

Ben je bekend met het onderzoek naar omegazuren in de melk? Daaruit blijkt dat als de koeien worden geweid en geen maïs krijgen, er veel meer goede omega-3 vetzuren in de melk zitten. Zelfs rumenzuur, dat kankerwerend is. Dus het maakt wel degelijk iets uit. Als je koeien weidt en ze eten vooral de topjes van het gras, dan blijkt dat er veel rumenzuur in de melk zit, dat is aantoonbaar. Vers gras aanbieden in de stal, dat werkt dus niet. Het is onderzocht door Anjo Elgersma, zij werkt ook al niet meer in Wageningen. Zij was de enige die ermee bezig was. Want zo werkt het bij zo’n universiteit. Als er geen onderzoeksvraag is, van bijvoorbeeld Friesland Campina, wordt er ook geen onderzoek naar gedaan. Dat is het wrange van dit hele verhaal. Want die vraag kwam bij ons vandaan: wat is nou gezond en wat zit er dan in?

073

Bij koeien die niet buiten komen, wordt vers gras de stal in gereden.

Wanneer je in de stallen kijkt, zijn koeien eigenlijk voortdurend aan de diarree.

Tegenwoordig is er veel aandacht voor kruidenrijk gras.

Oud en nieuw grasland, dat is ook weer zoiets waar erfbetreders een rol in spelen. Want iedereen gaat aan dat graszaad verdienen. Er wordt een heel hoge productie beloofd met een grote deken Engels raaigras. Maar uiteindelijk komt het erop neer dat grasland dat er al twintig jaar ligt misschien minder produceert, maar in verhouding van betere kwaliteit is. Omdat er kruiden doorheen zitten die beter zijn

Interview Foppe Nijboer

De grassamenstelling verandert constant in een jaargetijde. Als je veertien dagen zonnig, schraal en droog weer krijgt in het voorjaar, dan zit er heel weinig eiwit in het gras, maar wel veel suiker. En doordat er veel suiker in het gras zit, vreten die koeien dat op, want die vinden het lekker. Zo komt er te veel suiker in de pens en krijg je een soort pensverzuring. Weidegang is daarom ook iets dat een boer zelf een beetje moet regelen. Als de koeien op stal komen om te melken moet je eigenlijk hooi bijvoeren om de penswerking in stand te houden. Maar dat hele proces van dat gras, dat is ook weer een natuurlijk verschijnsel. Het is allemaal niet zo makkelijk, hoor.


voor de koeien. Het ergste is nog wel dat je bij het inzaaien van nieuw gras en het ploegen van het land de bodembiologie vernielt. Dus het bodemleven is ook weg. De grond is dan uitgeput. Dat is dus het slechtste wat je kunt doen. Oud grasland moet je eigenlijk zoveel mogelijk benutten en het niet over de kop halen. De boer moet steeds de afweging maken: wat ga ik doen? Er zit dus een heel verhaal achter. Je kijkt naar een weiland, maar het is eigenlijk teelt.

Een weiland met Engels raaigras is eigenlijk teelt, ja. Daar moet heel veel drijfmest naartoe en daar moet een portie kunstmest naartoe. Dan pas wil dat gras groeien. Terwijl dat oude grasland, waar dat bodemleven in zit, met een beetje mest hartstikke goed groeit. Kunstmest is een uitvinding uit de negentiende eeuw.

074

Kunstmest is ooit uitgevonden door Justus Von Liebich in de negentiende eeuw. Maar een paar jaar later heeft hij gezegd dat die kunstmest helemaal niet goed is voor de grond. Het is iets voor de korte termijn. Je maakt het bodemleven ermee kapot, vooral de mycorrhiza’s in de grond, dat zijn de schimmels die om de wortels zitten. Die zorgen ervoor dat een plant gaat groeien. Maar als je kunstmest strooit, verdwijnen die schimmels. Als je dan na jaren geen kunstmest meer strooit, wordt een plant helemaal geel en dat is heel begrijpelijk. kunt nooit voedsel produceren zonder veeteelt, want je hebt de Je mest nodig. Anders kun je de cirkel niet ronddraaien. Wat we vooral na de oorlog steeds verkeerd hebben gedaan, is dat we de mest niet hebben gebruikt. We hebben kunstmest en andere bodemschatten verbruikt om die productie te genereren. Dat is onze fout geweest. En juist dat kunstmestgebruik heeft ervoor gezorgd dat we een nitraatprobleem hebben, en een ammoniakprobleem. Dat de huizen in Groningen scheuren vertonen is daar indirect een gevolg van, want een kwart van de productie van het gas wordt gebruikt voor de productie van stikstofkunstmest. Dat is toch mesjogge? We moeten weer terug naar de ouderwetse kringloop met mest. Misschien moeten we de mest ook weer gebruiken voor de akkerbouwbedrijven en niet de kunstmest. Dan hoeven we niet meteen terug naar gemengde bedrijven. Wat voor koeien heb jij en wat geven ze gemiddeld?

Ik ben melkveehouder, dus ik wil in eerste instantie melk leveren. Dus ik ga niet terugfokken in melkproductie. Ik heb Holstein-Friesians, ze geven gemiddeld achtduizend liter. Het is helemaal niet zo dat een biologische boer een ander type ras moet hebben. Het gaat uiteindelijk om melkproductie. Daarover heb ik een bepaalde filosofie. Het gaat uiteindelijk om het inkuilproces en het uitkuilproces. Het inkuilproces bestaat ook uit alle stappen daarvoor. Dat is de bemesting, het grondgebruik, het niet berijden van de grond met zware machines. Het maaien is ook heel belangrijk: hoe maai je, niet te diep, op het juiste


Interview Foppe Nijboer

Foppe Nijboer is an organic dairy farmer in the village of Boelenslaan, in the province of Friesland. He is chairman of the Friese Vereniging voor Biologische Boeren (Friesian Association for Organic Farmers) and Netwerk Grondig, an interest group for pasturing dairy farmers. Nijboer’s business is situated in a peat bog area. Until the 1980s there were some 500 to 600 dairy cows here, all belonging to small farms with 10 to 20 cows each. Nowadays Nijboer’s 70 cows are the only ones left. He started with 35 acres of land, and now uses 148 acres, of which 124 acres is his own property. Many farmers don’t own the land they use for their cows. The upscaling of the dairy farming business is largely to blame for this. The only problem he sees with not owning one’s own pastures is a possible lack of involvement on the part of the landowner. He sees colleagues like Anton Stokman using high-tech to run their farms and make a living accordingly. Nijboer opts for a different approach, using manure from his own cattle instead of fertilizer, in combination with a good use of the soil biology – fungi and bacteria. This entails proportioning the size of the herd to the size of the land. Optimum production is highly preferable to maximum production. And it still provides Nijboer with a decent living for his family. Every farmer is different and needs to approach his farm in the way that suits him best. As long as all the measures you’re tak-

Optimum instead of maximum

075

tijdstip, het wiersen etc. Alles heeft met elkaar te maken, dat is de essentie van een boerderij. Het gaat er uiteindelijk om dat wat je in het plastic hebt aan voer, van kwaliteit is. En dan gaat het er niet om hoeveel eiwit er in het voer zit. Daar spreekt de vertegenwoordiger van de krachtvoerindustrie over. Nee, het gaat over een andere kwaliteit. En als die kwaliteit van dat voer goed is, van jouw eigen land, met het kruidenrijke gras erbij, dan ben je minder afhankelijk van krachtvoer.

Maar geef jij ze krachtvoer?

Ik geef ze nog heel weinig: 15 kilo krachtvoer per 100 liter melk, dat is heel weinig. Maar dáár gaat het uiteindelijk om. Ook het uitkuilen speelt daar een rol in, ik zie dat daar veel mis gaat. Het gaat om inkuilen en uitkuilen. Niet over het feit dat het allemaal Engels raaigras is, al is het beter van niet. Maar je moet wel een goed product hebben.


ing form one integral whole. Not every influence from a supplier or an advisor is good and useful. Using formaldehyde baths to clean the cows’ claws, for instance, is a bad idea. This poisonous material gets into the manure, which will then be spread out on the land. The Friesland Campina dairy cooperation has organic farmers among its members, because of the image of organic farming in society. Starting an independent organic cooperation may be a good idea, although Nijboer hasn’t considered the option seriously yet. The benefits of organic farming go beyond sustainability. The grass the cows eat, out in the pasture, contains larger quantities of omega-3 fatty acids and rumenic acid. The conditions of the grass differ with the seasons, making for a better life for the cows, too. The grass they are being fed when they’re inside, contains greater amounts of sugar, which will be detrimental to the rumen, in the long run. Nijboer’s herd of dairy cows consists of Holstein Friesians. An organic farmer doesn’t necessarily have to have a different breed of cows. Nijboer uses a combination of silage and the right type of mowing to feed his animals. After all, it’s the quality of the food that counts, both for the health of the animals and for the milk they give. And in the end, Nijboer says, the cow is only part of the whole process. The land, with everything on it, is equally important.

076

Jij hebt hier een heel eigen visie op. Ook biologische boeren doen het allemaal weer

anders.

Ik ben altijd goed geweest in de productie van grasland, maar ik doe dat niet met kunstmest. Ik ben bezig met de kringloop.

Sommige boeren zeggen: die Holstein heeft te weinig bloedlijnen. Daarom zijn ze gaan

inkruisen.

Klauwproblemen heb ik nooit. Ik vind eigenlijk dat de fokkerij het met de Holsteiners niet zo verkeerd heeft gedaan. Ik zie mijn vader vroeger nog zitten onder zijn koeien. Die hadden van die grote uiers met spenen die er dwars onder zaten. Die uiers hingen bijna op de grond. Daar kon dat melkstel bijna niet onder en dan waren ze ook nog hartstikke taai. Dan vind ik dat de fokkerij het eigenlijk geweldig heeft gedaan. Er zitten nu gepaste uiers onder. Voor mij is de koe een onderdeel van het geheel. Ik vind de grond veel belangrijker, daar moet het van komen.


Zuiderwoude, 2017 – Kwis 40, 75% Blaarkop, 25% Holstein-Friesian



079


In free stall barns milking equipment is installed around a pit. This is a metre lower down, making it easier to attach the cluster under the cow. When you’re using this milking equipment, the cows should not be tied up, so the design of the stalls allows the cows to walk around freely. Every cow gets her own section, fenced off by rods and tubes: a cubicle. Cows can lie down on a rubber mat or a layer of sawdust, or a combination of the two. To prevent contamination of the teats, the manure and urine should not soil the cow bed. It would also make it harder for the cow to get up, since the legs would slip away. The length of the cow bed should be determined by the length of the cow. Twice a day, the beds need to be scraped off, in order to remove

Aartswoud, 2018

Box stalls were the inevitable result of the general transition to machine milking. Until the 1960s most Dutch cows stood fastened up in a stanchion barn in winter. During the summer season they were outside. They were milked by hand. The cow house and the famer’s living quarters were often under one roof. With the arrival of milking machines, the farmer could keep more cows. Cow houses had to be built separately from the farmhouse.

Box Stall Vicissitudes

080

Een koe die haar mest deponeert zoals het hoort: op het rooster net over de rand van de ligbox. Ligboxenstallen waren een logisch uitvloeisel van de massale overgang naar machinaal melken. Tot in de jaren zestig stonden de meeste Nederlandse koeien ’s winters aangebonden in een grupstal, een type stal waarbij de dieren de hele winter naast elkaar staan vastgebonden. In het zomerseizoen liepen ze buiten. Ze werden met de hand gemolken. De koeverblijven en het woonhuis waren vaak onder één dak. Door de komst van melkinstallaties kon een boer meer koeien gaan houden. Stallen werden voortaan los van het woonhuis gebouwd. In ligboxenstallen zijn melkinstallaties geïnstalleerd rond een put. Je staat daarin ruim een meter lager en kan zo makkelijk het melkstel onder de koe hangen. Bij zo’n melksysteem is het niet handig als de koeien vast staan, de stallen zijn dus zo ontworpen dat de koeien vrij rond kunnen lopen. Iedere koe krijgt een eigen plekje dat is afgebakend met stangen en buizen, een ligbox. Koeien kunnen op een rubberen mat of een laag zaagsel gaan liggen, of op een combinatie daarvan. Om besmetting van de spenen tegen te gaan, is het zaak dat mest en urine het ligbed niet vervuilen. Dat is ook niet handig bij het opstaan, de poten glijden weg. De lengte van het ligbed moet daarom zijn afgestemd op de lengte van de koe. Twee maal daags moeten de bedjes geschraapt worden om melk- en mestresten te verwijderen. Daarna wordt een vers laagje zaagsel gestrooid.

A cow is getting rid of her manure the way she should: on the grid, just outside her cubicle.

Stalperikelen


Nu er volop wordt geëxperimenteerd met vrijloopstallen lijkt het alsof de ligboxenstal zijn langste tijd heeft gehad. Er kleven dan ook nogal wat nadelen aan het systeem. Omdat mest en urine bij elkaar komen in de gierput onder de roosters ontstaat ammoniakvorming; de harde vloeren in combinatie met mest zorgen voor klauwproblemen en uierontstekingen; er is vaak te weinig uitwijkmogelijkheid voor koeien lager in de rangorde; het ligcomfort is niet ideaal voor een koe. Eigenlijk heeft de algehele diergezondheid eronder te lijden, met een negatief effect op vruchtbaarheid en gemiddelde leeftijd. In moderne vrijloopstallen worden verschillende soorten bodems gebruikt, de plassende koe op de volgende pagina staat op een houtsnipperbodem. Zo’n composterende bodem moet wel iedere dag worden omgewerkt, maar de compost kan na een seizoen zo aan tuincentra worden verkocht. Runderen zijn gewend hun behoefte te doen waar het ze uitkomt, terwijl varkens het in een hoek doen. Op de Dairy Campus, een onderzoek- en praktijkcentrum gericht op de ontwikkeling van een duurzame zuivelketen, is onderzocht of koeien dat ook kunnen leren. Via staartsensoren werden staartattenties gemeten, het moment dat de koe haar staart optilt. Camera’s registreerden wat voor soort boodschap er werd gedaan. In het rapport dat over de proef verscheen staan voor

een buitenstaander fascinerende teksten als: ‘Het optillen (van de staart) duurde gemiddeld langer bij urineren (ruim 43 seconden) dan bij mesten (ruim 33 seconden). Er was een aanzienlijke variatie in de duur van het optillen van de staart: voor mesten van 11 tot 100 seconden en voor urineren van 12 tot 151 seconden. Zodra de staart werd opgetild kwam de lozing in de meeste gevallen vrijwel onmiddellijk op gang.’ Met een beloning werd getracht koeien in een urineerbox te laten lozen. In de samenvatting staat: ‘In een kleine groep droogstaande dieren bleek dat ze bereid zijn om voor een kleine (voer)beloning frequent naar deze box te gaan. Het urineren in de box werd met wat aanvullend en extra smakelijk voer beloond. Ook werd duidelijk dat de dieren een verband leerden leggen tussen het urineren en het krijgen van de beloning.’ Met belonen krijg je meer voor elkaar dan met straffen. En niet alleen bij koeien en kinderen. Interessante kost voor beleidsmakers en regelgevers.

Rewards will get you further than punishment. And it doesn’t only apply to children and cows. It’s food for thought for policy makers and regulators.

The researchers tried to get the cows to urinate in a urinating box by offering a reward. The summary states: ‘A small group of animals was prepared to visit this box frequently in exchange for a small (feed) reward. Urinating in the box was rewarded with additional and extra tasty feed. It was also clear that the animals learned to make a connection between urinating and getting a reward.’

The study contains lines that make fascinating reading for the layman: ‘On average the lifting (of the tail) took longer for urinating (over 43 seconds) than for manure (over 33 seconds). There was considerable variation in the duration of the lifting of the tail: between 11 and 100 seconds for manure and between 12 and 151 seconds for urinating. As soon as the tail was lifted, the voidance took place almost immediately.’

Cattle are used to defecate wherever they feel like it, whereas pigs prefer to do it around the corner. Dairy Campus, a research and practice centre aimed at the development of a sustainable dairy chain, has tried to find out whether cows could learn to do that, too. Tail sensors were used to measure tail attentions, the moment a cow will lift her tail. Cameras registered the type of defecation.

In modern bedded pack barns various types of flooring are being used; the peeing cow on the next page is on a floor with wood chips. A composting floor-covering like this needs to be worked every day, but the compost can be sold to garden centres at the end of the season.

Now that farmers are experimenting with bedded pack barns, it seems like the days of the free stall barn are over. After all, the system did have its disadvantages. Since manure and urine both ended up in the slurry pit underneath the grid, it resulted in ammonia emission; the hard floors, in combination with manure, resulted in claw problems and udder infections; there is often little room to get away for cows that are lower in the order; the lying comfort is not ideal for a cow. In fact, the general animal health suffers from it, with negative effects on fertility and average life expectancy.

milk and manure residue. A fresh layer of sawdust is then sprinkled on.

081


082

Dairy Campus, Leeuwarden, 2016




085


An hour earlier this cow was in the same spot on the grass and you wouldn’t give a penny for her life.

Therapeutic Cow Bath

Therapeutisch koebad

Een uur eerder lag deze koe op dezelfde plek in het gras en gaf je geen cent meer voor haar.

086


How did this particular cow fare? The farmer’s wife told me that a second cow bath was needed for a full recovery. But the bovine lady has regained her full health. And she’s in calf again, too. For that’s what it’s all about.

Usually, the farmer will keep his sick cow apart. First her legs are tied together. Then the cow is shoved on to a special mat and drawn inside the trailer with the help of a winch. The boards on the front and back are closed and locked. Through a blue hose, which can be seen in the picture, water with a temperature of 39°C is pumped inside. This is the body temperature for cows. When the water gradually rises, the feeble animal will get up of her own accord. Food is put in front of her as needs to remain inside the basin for six hours.

Another method of getting the animals upright is by means of a therapeutic cow bath, as can be seen in the photo, taken at a farm in Dalfsen. This is a Danish invention, which is also stocked by some Dutch firms.

Specialist journals also mention phosphor deficiency as playing an increasingly larger role in milk fever. This may sound odd. The cows are held responsible for the phosphate surplus, but they themselves suffer from a deficiency. Some farmers see a connection between the stricter ecological rules, which require less phosphor in concentrated feedstuff. According to Schothorst Feed Research it’s not as simple as that; milk fever is caused by a complicated interaction of minerals. In any case, it is clear that a prolonged phosphor deficiency will endanger the lives of cows.

An hour earlier this cow was in the same spot on the grass and you wouldn’t give a penny for her life. In the Netherlands some 5 per cent of cows who have recently calved will get milk fever, usually caused by a calcium deficiency. The calcium is withdrawn from the cow’s body when giving milk. At the sight of the first symptoms a farmer will give the animal extra calcium intravenously. A ‘downer’, a cow that will remain lying down for hours after having calved, presses her own weight down onto her legs. This is disastrous for the blood supply. Hence, the cow needs to be turned over on her other side or set upright every few hours, with the use of tie-down straps. Farmers are also using hip clamps, but this may cause pelvic problems. Een uur eerder lag deze koe op dezelfde plek in het gras en gaf je geen cent meer voor haar. Vijf procent van de koeien in Nederland krijgt melkziekte na het afkalven, meestal is een tekort aan calcium de oorzaak. Dat wordt aan het lichaam onttrokken voor de melkgift. Zo’n downer, een koe die uren na het kalven blijft liggen, drukt met haar eigen gewicht op de poten. Dat is funest voor de doorbloeding. Daarom moet ze om de paar uur van de ene op de andere zij worden gerold of overeind worden gezet met spanbanden. Soms gebruiken boeren een heupklem, maar dat kan leiden tot bekkenproblemen. In de vakbladen lees je dat ook fosforgebrek steeds vaker een rol speelt bij melkziekte. Dat klinkt eigenaardig. De koeien worden verantwoordelijk gehouden voor het fosfaatoverschot, maar zelf komen ze tekort. Sommige boeren leggen een verband met strengere milieunormen, die minder fosfor in krachtvoer voorschrijven. Volgens onderzoekinstituut Schothorst Feed Research kun je dat niet zomaar zeggen; melkziekte is het gevolg van een ingewikkelde interactie van mineralen. Wel is duidelijk dat een langdurig tekort aan fosfor koeien in de problemen brengt. Een andere manier om de dieren overeind te krijgen is een therapeutisch koebad zoals op de foto op een boerderij in Dalfsen te zien is. Dat is een Deense uitvinding, die ook in Nederland door enkele firma’s wordt aangeboden. Meestal heeft de boer zijn zieke koe al ergens apart gelegd. Eerst worden de poten bij elkaar gebonden. Daarna wordt de koe op een speciale mat geschoven en met een lier in de aanhanger getrokken. De kleppen aan de voor- en achterkant worden omhoog geklapt en vergrendeld. Via de blauwe slang die daar nog op de grond ligt, stroomt water van ongeveer 39 ºC naar binnen. Dat is de lichaamstemperatuur van koeien. Wanneer het water langzaam stijgt, komt het verzwakte beest vanzelf overeind. Ze krijgt wat voer voor haar neus en moet zes uur in het bassin blijven staan. Hoe het met deze koe is afgelopen? De boerin laat weten dat er een tweede koebad nodig was voor het definitieve herstel. Maar deze dame is weer helemaal gezond. En ook alweer drachtig, want daar draait het tenslotte allemaal om.

Dalfsen, 2015

087



089


Pedicurebehandeling

Pedicure Treatment

090


Het apparaat waar deze koe in hangt is een hydraulische klauwbekapbox. Voor de halfjaarlijkse pedicurebehandeling komt de koe via het hekwerk links het apparaat in, ze kan maar één kant op. Precies op het moment dat ze er aan de andere kant uit wil stappen, drukt een van de klauwbekappers op zijn infrarood afstandsbediening. Twee hekjes klappen aan de voorkant dicht. De kop van de koe steekt over de hekjes heen, maar de rest van haar lichaam blijft achter het hekwerk steken. Ze wordt aan buikbanden omhoog gehesen met behulp van een hydraulisch systeem. De poten worden naar achteren getrokken en vastgezet. Daarna gaat het hele gevaarte nog een halve meter de lucht in via telescopisch uitschuifbare poten. Zo hoeven de klauwbekappers niet te bukken als ze met hun slijptollen aan de gang gaan. Een klauwaandoening is een van de belangrijkste redenen voor een boer om een koe vroegtijdig weg te doen. Door de ligboxenstallen met harde stalvloeren en roosters die vanaf begin jaren zeventig van de vorige eeuw werden gebouwd, is het aantal klauwaandoeningen toegenomen. Die aandoeningen hebben tot de verbeelding sprekende namen als bevangenheid, stinkpoot, wittelijndefect, zoolbloeding of zoolzweer. Klauwbekappen is vooral preventief. Het teveel aan hoorn wordt met een slijptol verwijderd, zodat de zool weer vlak wordt. Met een mes worden grond- en mestresten uit de klauwholte en de tussenklauwspleet

gehaald. Vervolgens worden eventuele aandoeningen behandeld, zoals de vaak voorkomende bacteriële infectie Mortellaro, ook wel Italiaanse stinkpoot genoemd. Op online forums is veel discussie onder boeren over de beste manier om Mortellaro aan te pakken. Een voetbad van water met formaline werkt, maar alleen boven de 17 ºC. Kopersulfaat wordt ook gebruikt, maar dat is giftig. Formaline is ook giftig, maar dat is afbreekbaar en kopersulfaat niet. Het komt in de mestput, wordt over het land uitgereden en eindigt in de bodem. In Nederland is het gebruik van kopersulfaat door milieuwetgeving verboden, formaline niet. In België is het vreemd genoeg precies andersom. Vóór de tijd van de ligboxenstallen legden de bekappers met leren schorten een achterpoot op hun knie en stonden ze kromgebogen de klauw bij te snijden. Ze deden tien tot twintig koeien op een dag. Met deze mobiele hakkenbar doen ze er meer dan honderd. Zo gaat het altijd. Technologische vooruitgang betekent gemak, maar daardoor kan de productie worden opgevoerd en gaan we harder werken. De klauwbekappers moeten net als iedereen met hun tijd mee. En de koeien ook.

In the days before free stall barns the claw trimmers wore leather aprons and put a cow’s back leg on their knee and had to bend over to cut the claw. They managed to treat ten to twenty cows a day. With this mobile heel bar, they manage to help more than a hundred animals.

On forums there’s a great deal of discussion among farmers on the best treatment for Mortellaro’s disease. A foot bath with water and formaldehyde will do the job, but only with temperatures above 17°C. Copper sulphate is also used, but it is poisonous. Formaldehyde is also poisonous, but it’s bio-degradable, whereas copper sulphate isn’t. It will enter the dung pit and will be spread out over the land, thus entering the soil. In the Netherlands the use of copper sulphate is prohibited by environmental laws, formaldehyde isn’t. In Belgium, oddly enough, it’s the other way around.

Claw trimming is mainly a preventive measure. The excess of horn is removed using a grinder, making the sole flat again. Soil and manure particles are removed from the claw cavity and the interdigital space, with a knife. Next, possible diseases will be treated, like the common bacterial infection, called Mortellaro’s disease, also known as Italian foot rot.

Foot diseases are a major reason for farmers to get rid of their cows early. The problems have increased with the use of the free stall barns with their hard barn floors and steel grids that have been built since the early 1970s. The diseases have graphic names like laminitis, foot rot, white line disease, sole haemorrhage and sole ulcer.

The machine in which this cow is hanging, is an hydraulic claw trimming crush chute, for the half-yearly foot treatment. The cow enters the machine through the barriers on the left, and can only go in one direction. At the very moment she wants to exit on the other side, one of the claw trimmers pushes his infrared remote control and two small barriers on the front close. The animal’s head can poke out, but the rest of the cow’s body stays behind the barrier. The cow is hoisted up by means of the hydraulic system, using belly belts. The legs are pulled backwards and then fixed. Then the whole machine goes up another two feet in the air by means of telescopic legs. In this way the claw trimmers don’t have to bend over when they start doing their grinding work.

And so it goes. Technological progress means more comfort, but it also means the production is stepped up, and we start working harder. The claw trimmers will have to keep up with the times. And so do the cows.

091

Zuidschermer, 2016



093


Nowadays more and more people in the Netherlands prefer eating

When milk powder became available in the 1960s, the breeding of young cattle was relocated to specialized farms. Cattle traders bought the calves from farmers, and through distribution centres they ended up in fattening farms. This is still happening today. Until the late 1990s the animals were mainly fed on milk powder and lived in far too small cubicles. Through special feed and a lack of movement the meat was kept white, just like the consumer wanted it. They were called ‘crated calves’. It took a European ban to force farmers into creating better living conditions for the animals.

Uddel, 2015

In the past, surplus calves were killed at the farm itself. The animals had mainly drunk milk, their meat was white and tender. This is why people think veal should be white.

Calf as By-product

094

Een van de heikele thema’s rondom de intensieve melkveehouderij is het enorme aantal dieren als bijproduct. Zonder kalfjes geen melk. Ongeveer een op de drie kalfjes blijft op de boerderij, de overige dieren verdwijnen in de vleesindustrie. Dat zijn er in ons land een half miljoen per jaar, grotendeels stierkalveren. Overtollige kalfjes werden vroeger op de boerderij geslacht. Ze hadden voornamelijk melk gedronken, het vlees was wit en mals. Daardoor denken mensen nu nog dat kalfsvlees wit moet zijn. Nadat begin jaren zestig melkpoeder op de markt kwam, verplaatste het opfokken van jongvee zich naar aparte bedrijven. Veehandelaren gingen kalfjes opkopen bij boeren en via verdeelcentra kwamen ze bij mesterijen terecht. Dat gebeurt nog steeds. Tot eind jaren negentig kregen de dieren voornamelijk melkpoeder en stonden ze in te krappe hokjes. Door het voer en gebrek aan beweging bleef het vlees wit, zoals de consument het wilde. Kistkalveren werden ze genoemd. Er moest een Europees verbod aan te pas komen om betere omstandigheden af te dwingen. Tegenwoordig eten steeds meer Nederlanders liever rosé kalfsvlees, dat is diervriendelijker. In Italië, Frankrijk en Zuid-Duitsland is wit kalfsvlees nog steeds populair. De blanke kleur voor exportvlees wordt verkregen door een rantsoen met een tekort aan ijzer. De bloedarmoede die daardoor ontstaat wordt voortdurend gemeten, zodat de dieren niet echt ziek worden. De prijs van

One of the critical themes regarding intensive dairy farming is the huge number of animals considered as a by-product. There’s no milk without calves. On average, one out of every three calves will remain at the farm, the rest will end up in the meat industry. In the Netherlands this amounts to half a million animals each year, largely bull calves.

Kalf als bijproduct


For the time being we’ll still be milking the cows. We don’t realize that half the number of calves born will be bulls, and need to go somewhere. Let alone that we would see any connection with our tasty cheese sandwich, our lovely glass of milk or cappuccino.

Will this ever change? I’m calling futurologist Paul Ostendorf, who outlines a future that has already started, as far as he’s concerned. ‘The world population is increasing and people are moving to urban areas. This is where the jobs are. And when people earn more money, they will want to eat animal products as a status symbol. But eventually this will become too expensive. You need too much vegetable feed to produce a kilo of beef. We’ll be eating more and more artificial meat. It’s easy to produce protein, fat and carbohydrates without animals or plants. We can then give the animals back to nature.’

This means it’s less damaging for the environment. But a growth in the dairy industry also means an increase in the number of calves. The Netherlands is not only the third largest dairy exporting country, but as a result also the largest exporter of veal. The numbers will not decrease, because there’s an expanding market for veal in Asia.

Strict rules apply to the environmental and animal conditions for calf fattening farms. Ecoferm in Uddel keeps 3,600 bull calves for pink veal. The elongated cow house contains endless rows of cubicles to the left and right of the feed alley. Inside, the bulls, varying in ages between ten weeks and ten months, are lying or standing. At this age they will be ready to be slaughtered. The ecological farm has a clever system for reusing manure, CO2 and animal heat. 65% of the feed consists of rest products from the food industry.

pink veal, which is more animal friendly. In Italy, France and southern Germany white veal is still popular. The white colour of export veal is obtained by a diet containing little iron. The resulting anaemia is constantly monitored, so the animals don’t get ill. The price of veal is determined by its colour. The lighter the colour, the higher the price. kalfsvlees wordt vastgesteld aan de hand van de kleur. Hoe lichter, hoe hoger de prijs. In de kalvermesterij gelden strenge normen voor milieu- en dieromstandigheden. Bij Ecoferm in Uddel houden ze 3600 stierkalveren voor rosé kalfsvlees. In de langgerekte stallen zijn links en rechts van de voergang eindeloze rijen verblijven. Daarin staan of liggen de stieren, in leeftijd variërend van tien weken tot tien maanden. Dan zijn ze op gewicht voor de slachterij. Het kringloopbedrijf heeft een ingenieus systeem en gebruikt de mest, CO2 en warmte van de dieren opnieuw. Het voer bestaat voor 65% uit restproducten van de voedselindustrie. Dat betekent minder belasting voor het milieu. Maar met een groeiende zuivelindustrie krijgen we steeds meer kalveren. Nederland is niet alleen het derde zuivel exporterende land, mede daardoor is het ook de grootste kalfsvleesexporteur ter wereld. De aantallen zullen niet afnemen, in Azië wacht een enorme markt. Gaan we dit ooit anders doen? Ik bel met futuroloog Paul Ostendorf, hij schetst een toekomst die volgens hem al begonnen is. ‘De wereldbevolking neemt toe, men trekt steeds meer naar de steden. Daar is werk en als het inkomen stijgt, willen mensen dierlijke producten eten als statussymbool. Het wordt alleen te duur. Je hebt te veel plantaardig voedsel nodig om een kilo vlees van een koe te maken. We zullen steeds meer kunstvlees gaan eten. Eiwitten, vetten en koolhydraten kunnen we prima zonder dieren of planten produceren. De dieren geven we terug aan de natuur.’ Voorlopig blijven we de koeien nog wel even melken. Dat de helft van de kalfjes die daardoor ter wereld komen stieren zijn en dat die dus ergens moeten blijven, daar staan wij niet bij stil. Laat staan dat we een verband zien met ons broodje kaas, ons glaasje melk of onze cappuccino.

095


Marcel, Bakkeveen, 2015


Five years ago, Hans and Klaartje van Wijk decided to fatten their own bull calves at their farm, It Fryske Hiem in Bakkeveen. By already having them castrated after a couple of months, they will not produce any testosterone.

Op boerderij It Fryske Hiem in Bakkeveen besloten Hans en Klaartje van Wijk vijf jaar geleden hun stiertjes zelf af te mesten. Door ze na een paar maanden te laten ‘ossen’ (castreren) komt er geen testosteron meer in het lichaam.

097


Een grootvee-eenheid per voetbalveld Hoe onschuldig is het, een weiland met koeien. Brigitte Kaandorp schreef er eind vorige eeuw een lied over. Zij zag vanuit de trein koeien die de hele dag gratis en voor niks karnemelk, yoghurt en vlaflip voor ons produceren. We lezen in de krant verontrustende berichten over emissies van koeien. Ze lijken tegenwoordig vooral methaan, stikstof en fosfaat te produceren. Alsof die grazende zuivelfabrieken ook chemische fabrieken zijn. Dat zijn het ook, alles wat leeft is een aaneenschakeling van chemische reacties. Zo is fosfor voor de melkproductie een belangrijk mineraal. Maar een melkkoe neemt via krachtvoer meer op dan ze verbruikt, het teveel aan fosfaat verlaat haar lichaam met de mest. Gemiddeld is dat 45 kg fosfaat per jaar. De mest wordt door de boer over zijn land uitgereden en zo komt het fosfaat in de bodem. Dat wordt maar voor een deel weer benut door de gewassen die hij op dat land laat groeien. Er blijft te veel achter in de bodem en dat is er lastig weer uit te krijgen. Per 1 januari 2018 is het stelsel van fosfaatrechten voor melkveehouders definitief ingevoerd. Een boer mag per hectare land de mest van 2 GVE uitrijden. Die afkorting staat voor grootvee-eenheden, de eenheid waarin zijn veestapel wordt

omgerekend. Een melkkoe is 1 GVE. Een kalf pro­­­­­­­duceert minder fosfaat en staat gelijk aan 0,5 GVE. Het omzoomde perceel op de foto hierboven is ongeveer twee hectare groot, dat zijn vier voetbalvelden. Boeren hebben tegenwoordig steeds meer koeien, hier staan er ook aardig wat. Om al die mest kwijt te kunnen moet je wel genoeg land hebben. Hoeveel land heeft zo’n veestapel nodig? Daarvoor moet je eerst weten om hoeveel koeien het gaat. Ik tel er ruim honderd, maar heb toch de boer maar even gebeld. Hij heeft 130 melkkoeien, de rest staat nog op stal. Zijn 70 stuks jongvee lopen op een ander perceel. Met de grondgebonden norm van 2 GVE per hectare heeft hij dus 82,5 hectare land nodig. Hij heeft 100 hectare land en voldoet daarmee ruim aan de norm. Maar waar je niet bij stilstaat is dat hij voor zijn veestapel bijna 50 keer zoveel land nodig heeft als wat wij hier zien. Als iedere koe een halve hectare ofwel één voetbalveld nodig heeft, dan kunnen hier maar vier koeien grazen. En dat is precies het probleem waar wij in Nederland tegenaan lopen. Hoe krijgen we het aantal koeien in een verantwoord evenwicht met het beschikbare land?

098

And that’s exactly the problem we are facing in the Netherlands. How do we get a proper balance between the number of cows and the amount of land available?

How much land does a herd like this need? First of all, you need to know how many cows there are. I gave the farmer a call. He owns 130 dairy cows and 70 young bovines. Taking into account the 2 GVE standard per hectare he would need 82.5 hectares. He owns 100 hectares, and thus amply meets the requirements. But what you don’t realize, is that he needs 50 times as much land for his livestock than what we see here. If every cow needs half a hectare, or one soccer pitch, only four cows are allowed to graze here.

The sectioned-off parcel in the photo above is approximately 2 hectares, the equivalent of 4 soccer pitches. Nowadays farmers tend to have more and more cows, and there are quite a few here.

A system of phosphate rights for dairy farmers has come into effect on 1 January 2018. A farmer is allowed to spread the manure of 2 GVE (grootvee-eenheden - large livestock units) per hectare (2.5 acres). A dairy cow is 1 GVE, a calf equals 0.5 GVE.

Phosphor is an important mineral for milk production. But by eating concentrates, a dairy cow takes in more than she actually needs; the surplus of phosphates will exit her body with the manure. On average, this amounts to some 45 kilos of phosphate each year. The farmer spreads the manure over his land, and thus the soil is infused with the phosphates. It is partly used by the crop that grows on the land. But a large part will remain in the soil, and it’s hard to get rid of it.

It always looks so innocent, a pasture full of cows. But in the press we read alarming reports about cow emissions. They primarily seem to produce methane, nitrogen and phosphates. It seems like they are grazing dairy factories as well as chemical factories. And they are, as all living beings.

One grazing unit per football pitch

Rottevalle, 2015






Baarie B 60, 75% Brown Swiss, 25% Holstein-Friesian



105


Cows that are outside in summer will usually spend the night inside the cow house. They will be fed with a pasture ration of silage, mixed with other roughage, usually maize. This makes them digest the grass better. In addition, they will be given concentrates, in the form of pellets.

Gaasterland, 2016

The more cows a dairy farmer owns, the more grassland he needs. In summer he uses the empty parcels to grow grass for the winter. When it’s mown, the grass is ensiled: piled up between concrete walls and covered with plastic. The heaps you see outside farms with car tires on top, will have silage underneath. It’s frequently packed in huge bales, in black or sea-green plastic, piled up around the cow houses. Most farmers will also have a parcel of maize somewhere. In autumn this will be shredded and ensiled, too.

Emissions Trading and Grass

106

Veel mensen hebben het idee dat onze weilanden in het zomerseizoen leger worden. Die veronderstelling klopt, maar niet alleen omdat er minder koeien buiten komen. Het heeft ook te maken met een andere ontwikkeling: steeds minder boeren hebben steeds meer koeien. Daardoor worden weilanden leger, maar ook voller. Zien we koeien, staan ze met zijn allen op een hoopje op een klein perceel. Terwijl er zoveel lege ruimte omheen is, waarom is dat? Hoe meer koeien een melkveehouder heeft, hoe meer grasland hij nodig heeft. In de zomer laat hij op lege percelen het gras groeien voor de winter. Dat gras wordt na het maaien ingekuild. Tussen betonnen wanden wordt het opgestapeld en daarna afgedekt met plastic. Wanneer je bij een boerderij van die bulten ziet met autobanden erop, dan ligt daar kuilgras onder. Steeds vaker wordt het in grote balen verpakt, in zwart of zeegroen plastic. Die liggen opgestapeld rond de stallen. Vaak heeft een boer ook ergens een perceel mais. Dat wordt in het najaar gehakseld en ook ingekuild. Koeien die in het zomerseizoen buiten lopen staan ’s nachts meestal binnen. Ze worden bijgevoerd met een weiderantsoen van kuilgras vermengd met ander ruwvoer, meestal mais. Hierdoor verteren ze het gras beter. Daarnaast krijgen ze nog wat krachtvoer in de vorm van korrels. Wij zien een weiland met gras, maar een melkveehouder ziet iets heel anders. Achter zijn gras gaat een hele

Many people feel that our pastures are getting emptier in summer. This impression is correct, but not only because there are less cows are being pastured. There is also another development: less and less farmers have more and more cows. This makes the pastures emptier, but also more crowded. If we do see cows, they’re all huddled together on a small parcel of land. While all around them there is so much empty space; why is that?

Emissiehandel in grasland


In the Netherlands this approach is also being considered. But there is another form of carbon control here which may play a role. Raising the water level in peat bog areas will prevent oxidation and thus retain more CO2. Farmers in Friesland practising this method are already being compensated financially. But you have to beware of the emission trade. Before you know it, people will be making millions by selling off CO2 rights.

This is an irrefutable story. But dairy farmers may do something to help, by simply having the grass grow. Grass retains carbon by way of photo synthesis. After the grazing 75% of the grass is used as nutrient by the cows, and the remaining 25% will enter the soil by way of manure. The carbon in this 25% will be retained by the soil and will not be emitted in the air. Austrian farmers are making some extra money by taking part in a pilot with this method.

In calculations about global warming, cows increasingly often get a mention. They’re being compared to cars or airplanes. Not directly because of their CO2 emission, but because of the methane emission. This gas retains the global warmth twenty times more. A cow produces 175 kilos of methane per year, largely because it’s a ruminant. Through the gasification by bacteria in the first of the four stomachs, the feed will return to the mouth. This will result in the emission of 125 kilos of methane; the remaining 50 kilos is emitted through the manure.

Where we see a pasture full of grass, the farmer will see something different. There’s a whole world behind his grass. The nutritional value in spring will differ completely from the summer or autumn value. When the sun has been shining for a number of days, or when it’s been raining, the composition will change immediately. It’s these transitions that may cause problems. Farmers will keep tabs on this all the time; they will adapt the rations accordingly. Cows will weaken when the nutrients are not absorbed in the blood; they will give less milk. This will cause rumen acidosis; one of the symptoms is thin manure with undigested feed residue in it. The moment of mowing, the ensiling, the dosage of the rations, it’s all part of the game a farmer plays with the circumstances. There are many ways to pasture cows and practice grassland efficiency. One way is to have a herd briefly walk around on a small area. You see this often, nowadays. That’s why the cows are huddled together.

wereld schuil. De voedingswaarde is in het voorjaar totaal anders dan in de zomer of het najaar. Wanneer de zon een paar dagen heeft geschenen of het nat weer is, verandert direct de samenstelling. Juist van die overgangen kunnen ze last hebben. Boeren houden dat voortdurend in de gaten, ze passen het rantsoen steeds aan. Koeien verzwakken wanneer voedingstoffen niet goed worden opgenomen in het bloed, ze geven minder melk. Dan krijg je pensverzuring, je herkent het aan te dunne mest met onverteerde voedselresten. Het moment van maaien, het inkuilen, de dosering van het rantsoen, het hoort allemaal bij het spel wat een boer speelt met de omstandigheden. Er zijn veel manieren om koeien te weiden en aan graslandefficiëntie te doen. Een kudde kort op een klein oppervlak laten lopen is één manier. De laatste jaren gebeurt dit veel. Daarom zien wij die koeien op een kluitje staan. In rekensommen over de opwarming van de aarde duiken steeds vaker koeien op. Ze worden vergeleken met auto’s of vliegtuigen. Niet direct door CO2-, maar door methaanuitstoot. Door dat gas wordt de warmte van de aarde twintig keer beter vastgehouden. Een koe produceert 175 kilo methaan per jaar. Het grootste deel omdat het een herkauwer is. Het voer komt door gasvorming van bacteriën in de eerste van de vier magen terug in de bek. Daarbij wordt 125 kilo methaan uitgestoten, de overige 50 kilo wordt door haar mest verspreid. Dat verhaal is onweerlegbaar. Maar melkveehouders kunnen iets terugdoen door het gras gewoon te laten groeien. Gras legt koolstof vast via fotosynthese. Na het grazen wordt 75% van het gras door koeien als brandstof gebruikt, de overige 25% komt via de mest op het land en in de bodem. De koolstof uit die 25% wordt in de bodem vastgehouden en verdwijnt niet in de lucht. Oostenrijkse boeren die meedoen aan een pilot verdienen op deze manier wat bij. In Nederland wordt daar ook over gedacht. Maar hier is nog een andere vorm van koolstofbeheer die een bijdrage kan leveren. Door de waterstand te verhogen in veengebieden wordt oxidatie tegengegaan en meer CO2 vastgehouden. Boeren in Friesland die dat doen worden hiervoor al gecompenseerd via een regeling. Wel even opletten met zijn allen dat de emissiehandel er niet mee aan de haal gaat. Voor je het weet wordt er weer miljoenen verdiend aan het doorverkopen van CO2rechten.

107


Aartswoud, 2015 – Melkstal Jaap Hemke met opstelling computer. Bij veel melkveehouders tref je dit soort opstellingen aan, waarbij nieuwe apparatuur in de oude situatie een plek heeft gevonden. Jaap Hemke’s milking stalls, featuring the computer set-up. Many dairy farmers will have a set-up like this, with new equipment fitted into the old situation.


Voedselbos en stalkas

Jan: We hebben er ’s winters koeien in staan en ’s zomers kweken we er tomaten, komkommers, aubergines en paprika’s. We noemen het de stalkas of kasstal, de enige ter wereld. Ik ben een biologisch dynamische boer en BD heeft gemengde landbouw als thema. Akkerbouw, landbouw, tuinbouw, de dieren leveren naast producten mest voor vruchtbare grond. Het grasland is ook buitengewoon vruchtbaar, daar wordt humus opgebouwd. Wanneer je gewassen verbouwt, dan wordt die humus weer afgebroken. Daarom ploegen wij een stuk, telen daar voedselgewassen op en zaaien het een jaar later weer in met gras en klaver. Klaver is belangrijk omdat het stikstof uit de lucht kan halen en op die manier kunstmest overbodig maakt. We leveren ook rechtstreeks aan de consument: melk, yoghurt, karnemelk, boter, kaas, kwark, frisdrank, groente, aardappelen, brood en vlees. De blaarkop is een oud Nederlands ras, en deze koe is in staat om met gras melk te produceren zonder krachtvoer of maïs. Hij is beter aangepast aan de biologische landbouw, in vergelijking met de extreme vleeskoe of de extreme melkkoe. Ze geven bij ons gemiddeld 5.500 liter per jaar, terwijl het landelijk gemiddelde op 10.000 liter ligt. Veel boeren zijn het erover eens dat het anders moet. Maar ze hebben nogal afwijkende ideeën als het gaat over welke richting we op moeten.

Kees: De verschillen tussen biologische en gangbare landbouw zijn naar mijn gevoel nog groot. Maar er is nog veel meer mogelijk. Bij-

Interview Jan Wieringa & Kees van Veluw

Jullie hebben een nieuwe stal gebouwd, wat is daar bijzonder aan?

109

Jan Wieringa is eigenaar van de biologisch-dynamische boerderij Veld & Beek in Doorwerth. Kees van Veluw is voor-zitter van de consumentencoöperatie van Veld & Beek en geeft les in biologische veehouderij en permacultuur aan Wageningen Universiteit.


voorbeeld het integreren van bomen, dat is voor de meeste boeren nog totaal buiten het blikveld. Of de producten zelf gaan verwerken, zoals we dat hier bij Veld & Beek doen. Je kijkt toch altijd binnen je blikveld, maar het is nu zo hard nodig dat we juist daarbuiten gaan kijken en verder denken. Maar dat is ontzettend moeilijk. Ook in Wageningen spelen tegenstellingen nog steeds een grote rol.

110

Kees: Ook wetenschappers moeten buiten hun blikveld kijken, wil je echt gaan vernieuwen en verduurzamen. Verduurzamen is een geïnfiltreerde term, die zegt niets meer. Je praat nu niet meer over landbouw, iedereen heeft het nu over duurzame landbouw of sterker nog natuur-inclusieve landbouw. Maar er is eigenlijk weinig veranderd ten opzichte van twintig jaar geleden. Wetenschappers moeten breder kijken dan de huidige wetenschap. Ook journalisten en de media moeten op zoek gaan naar oplossingen die buiten het blikveld liggen. Het is allemaal in beweging, ook bij Friesland Campina. Ze staan allemaal op een kruispunt, bij Campina misschien nog meer dan bij hun leden, de boeren. China is nu hun melkkoe. Ze omarmen het biologische nog steeds niet. Ze hebben net het Biologisch Dynamische deel afgestoten. Er zijn nu nog 100 biologische leden, van de 12.000 gangbare. Die biologische leden zijn slechts een luis in de pels van de 12.000 anderen. Friesland Campina moet zich met zo’n klein stroompje melk bezighouden. Dat willen ze eigenlijk niet. Maar ze willen het ook niet ondersteunen, zodat het er twee, drie of vierduizend zouden kunnen worden. Daar kiezen ze niet voor, het is pappen en nathouden. Wanneer kun je spreken van een voedselbos?

Kees: Koeien in een natuurgebied houden is nog geen voedselbos. Een voedselbos is een door de mens ontworpen voedselsysteem waarin plant- en diersoorten zo gekozen zijn en naast elkaar zijn gezet dat ze elkaar ondersteunen. Ook bestaat een voedselbos uit verschillende lagen: de kroonlaag, de laag daaronder en een kruidenlaag. De kunst is om soorten te vinden die vooral voedsel produceren, maar ook soorten die veel koolstof binden of het grondwater schoonhouden. Je zou in een bos alle eiken kunnen vervangen door notenbomen en alle struiken door bessen en hazelnoten en de kruidlaag door grassen, klavers en schaduwgroenten. En dan nog een koppeltje kippen erin. Dan heb je al een mooi voedselbos, gebaseerd op het natuurlijke bos. Er is een enorme belangstelling voor het aanleggen van voedselbossen, dat is een goede ontwikkeling. Er gaat nog veel fout, maar de geest is uit de fles; we kijken buiten het boekje, en dat is een goede ontwikkeling. Jan: Het doel is geweest om in natuurgebieden melk te gaan produceren. Maar dan heb je het over andere hoeveelheden melk, dan ga je naar 3000 à 3500 liter. Terwijl 10.000 liter normaal is voor een


Jan: Dat is inderdaad het punt. Wij zijn de enigen op de wereld die tomaten telen in een stal. Er zijn al eerder stallen ontworpen waar een licht dak boven zit. We hebben natuurlijk al jaren kassen in het Westland staan, maar er staan nog steeds geen koeien in die kassen. Waarom is dat niet eerder bedacht? Nou, dat is omdat de veehouder een veehouder is, en is geen tomatenteler. Ik ben zo gek om te denken: waarom ben ik alleen een veehouder? Ik had ooit samen met Kees een tuinbouwbedrijfje. Dus mijn scope is breder dan alleen koeien houden. Ik vind koeien wel het leukste, maar tomaten vind ik ook leuk. Maar toen ik moest kiezen, begon ik wel eerst met koeien. Na een poosje zijn we ook tomaten gaan telen. Daarna aardappels en daarna zijn we brood, frisdrank en kwark gaan maken. Het werd steeds breder.

Interview Jan Wieringa & Kees van Veluw

Kees: Dit soort systemen komen dus weer terug, je gaat de natuur kopiëren op een landbouwbedrijf. Kippen in boomgaarden is een prachtige combinatie. Die uitloop met begroeiing, eerst zien boeren dat als een onkostenpost. Maar als je daardoor met bomen, fruitbomen of kerstbomen iets kunt produceren waar je ook nog inkomsten van hebt, krijgt het een dubbele functie. Maar ja, een kippenboer maak je natuurlijk niet zomaar een fruitteler.

111

gangbare koe. Een bos is niet echt een biotoop voor een koe, eerder voor een varken of een kip. Maar een koe vindt het wel interessant om in dat bos rond te lopen. Die koe houdt dat gebied open. Als we in Europa niks zouden doen, dan zou er volgens sommige mensen beukenbossen ontstaan met open vlaktes waar koeien grazen. Die trekken zich terug in het bos om schaduw te zoeken, om wat kruiden en schors te vreten. We hebben een student gehad die de hele dag is meegegaan met dieren in dat gebied, om te kijken naar wat ze vreten. Ze vreten gras, heide, paddenstoelen, grond, schors, bramen, eikels; dat moeten ze niet te fanatiek doen, want dan krijgen ze eikelvergiftiging. De variatie vinden ze door niet alleen op die open plek te lopen, maar ook in het bos. Ze vinden er schaduw en beschutting. Bescherming, wanneer er ook lynxen en wolven zouden rondlopen, dat is niet onbelangrijk. Dat zijn functies in de permacultuur die heel ver gaan. Een koe zoekt beschutting voor het kalf, een koe legt zijn kalf dus ook in de bosschages neer. Dat lijkt ver weg nu, maar zo ging het voor dat wij er waren. Die koe gaat zelf de gevaarlijke ‘savanne’ op, waar de leeuw hem zo kan pakken, daar graast hij in groepen. Ik hoorde laatst dat er altijd één koe op de uitkijk staat om de boel in de gaten te houden. Bij mij liggen ze wel eens allemaal, dus ze zijn toch een beetje van de natuur afgedwaald.


Anton Stokman zegt: ‘Er kleeft voor mij één groot nadeel aan biologisch, je hebt voor dezelfde liter melk twee keer zoveel land nodig’. Maar mijn vraag was: kunnen we ook mínder melk produceren? ‘Nee, daar kunnen we de wereld-bevolking niet mee voe-

112

den.’

Kees: Dat is dus de uitdaging, waar Pablo Tittonell ook mee aan het werk was. Het klopt op dit moment misschien wel dat je twee keer zoveel grond nodig hebt. Hoewel ik het wel betwijfel, het is gewoon een rekensom. Studenten zijn dat nu ook aan het uitrekenen. De uitdaging is om dat ecologisch te intensiveren. Zodat je op die grond net zoveel melk kunt produceren, plus nog iets meer zelfs. Op een gangbaar grasland kun je 8000 liter melk produceren, maar je hebt wel een hoop kosten. De kunst is dus om die 8000 liter melk per hectare te produceren met zo min mogelijk input. En niet alleen melk, in de natuur vind je geen monocultuur, dat zijn allemaal polyculturen. Daar zou je twintig, dertig jaar onderzoek naar moeten doen. Hoe je de bomen kunt integreren in je weiland, bijvoorbeeld, zodat die boom schaduw geeft aan de koeien. Met 22 graden is er hittestress bij koeien, dan geven ze minder melk. Dus moet je systemen ontwikkelen met bomen in je grasland, waardoor het welzijn van de koeien verbetert. De koeien hebben daardoor minder antibiotica nodig. Je krijgt niet alleen melkproductie, maar je krijgt ook productie van die boom. Dus als je diversiteit in je bedrijf wilt stoppen, biodiversiteit, dan betekent dat ook dat je een variatie aan producten hebt om te verkopen. Maakt het uit waar je zit, op wat voor soort grond?

Kees: Tuurlijk. Dat zal op elke bodem en elk land een andere samenstelling van soorten zijn. En de uitdaging is om dat op elkaar te kunnen laten aansluiten. Dat noemen we nu ecologische intensivering. Natuurorganisaties hebben steeds minder geld. Moeten we kleinere boeren gaan subsidiëren?

Kees: Dan richt je je hele bedrijf weer op de huidige economie. Ook de economie zal anders moeten. De melkboer goedkoper kunnen zijn dan hij nu is als er melk wordt geleverd vanaf een ecologisch, intensief en divers bedrijf. Want je hebt in zo’n systeem ook andere inkomsten. Die boom produceert wat, er staat een rij struiken in, of je hebt naast een stuk grasland ook nog een stuk akkerbouw. Je moet dat hele bedrijfje met die 15 hectare ecologisch zo inrichten dat je een hele hoop voedsel produceert. En je zorgt dat je een hoop CO2 vastlegt, de bodem intact houdt, en het grondwater en de lucht schoonhoudt. Al die ecosystemen die we nu allemaal proberen te repareren met fosfaatwetgeving. En dan kun je misschien wat minder melk produceren, dat klopt. Al die milieueffecten accepteren en dan daar weer wetgeving op maken met nitraten of fosfaten of weet ik wat, dat is allemaal mosterd na de maaltijd. Dat is reparatie.


Staan er nieuwe boeren klaar om dit soort ideeën en opvattingen in de praktijk te brengen?

Kees: Ja, jonge boeren. Op de Warmonderhof, waar Jan een poos gewerkt heeft, en in Wageningen, zijn de ‘Toekomstboeren’ aanwezig. Een jonge groep boeren die het anders willen doen. Ze weten ook niet precies hoe, maar ze weten wel dát ze het anders willen doen. Maar een flink aantal gevestigde boeren willen dat ook. Jan: Onze filosofie is dat we doen wat de consument wil. Als je vraagt aan een consument: je mag kiezen, wil je melk van een koe met hoorns of van een koe waarbij de hoorns eraf zijn gehaald? ‘Als ik mag kiezen, dan mag je die hoorns erop laten’, zeggen ze dan. Of: Wil je melk van krachtvoer of van gras? Dan antwoordt de consument natuurlijk: ‘Doe mij maar melk van gras’. Kees: Weet je wat de Partij voor de Dieren laatst heeft uitgerekend? Dat het 800 euro per hectare kost om onze polders droog te houden. Om het grondwater zo laag te houden dat je er gras op kunt verbouwen. Maar geen enkele melkveehouder heeft een saldo van 800 euro per hectare. Dus dat kost ontzettend veel. En dat betaalt de boer niet, dat betaalt de samenleving. Je zou die polders prima weer onder water kunnen zetten en een soort waterlandbouw ontwikkelen. Vooral als we voedsel moeten produceren.

113

Maar we kunnen toch de boel opnieuw inrichten, gebaseerd op andere principes?

Je kunt er misschien rijst, maar zeker lisdodde of cranberries op verbouwen. En er zijn ook heel wat waterplanten te ontwikkelen, watergroente of waternoten. Je kunt in water ontzettend veel produceren. Maar dat zit niet in ons blikveld, om zo te denken. Maar dit is toch juist de tijd van denktanks, van bij elkaar zitten en nadenken over hoe

Kees: Klopt, dat is deze tijd. Maar de wetgeving, de economie en de politiek, die remmen dat behoorlijk. En de wetenschap en het bedrijfsleven ook. Maar goed, dat zit ook dicht bij elkaar. Heel veel boeren die ik tegenkom met geweldige initiatieven lopen tegen wetgeving aan. Of ze kunnen er geen geld voor krijgen om hun ideeën verder te ontwikkelen. Doen we het, objectief gezien, niet steeds beter?

Jan: Het is minder erg dan in de jaren ‘80, toen er met mest stukken grond werden opgehoogd. Dat mag niet meer, daar is wetgeving voor gekomen, die idioterie is verdwenen. Maar we maken nog steeds korreltjes kunstmest met behulp van heel veel gas en steenkool om op die manier stikstof uit de lucht te halen en op het land brengen. We halen kali uit de mijnen en verspreiden dat overal ter de wereld op de grond, terwijl we weten dat het over dertig, veertig jaar op is. Zo gaan we nog tegen wat dingetjes aanlopen. En dan heb

Interview Jan Wieringa & Kees van Veluw

we het anders kunnen doen?


ik het alleen nog maar over de landbouw. Steeds meer mensen worden veganist. Kan het ook zonder dierlijke mest?

114

Jan: Het kan wel. Het is in beweging. Ik ben nu kwantitatieve vegetariër, ik eet weinig vlees, maar op een landbouwbedrijf als dit is het heel handig dat wij koeien hebben. Daarmee maken we vruchtbare grond en vruchtbare mest, waarmee we aardappelen kunnen telen en bonen. Daar kunnen we die koeien bij gebruiken. Je kunt het ook doen door grasklaver niet aan de koeien te geven, maar in te kuilen en een poosje later uit te rijden. Dat kan wel, maar we hadden het ook aan een koe kunnen geven. Die had er dan vijf tot tien procent uitgehaald, daar had hij dan melk of vlees van gemaakt en dan hadden we negentig procent teruggekregen in de vorm van mest. En op die manier heb je, denk ik, een efficiënter systeem om voedsel te produceren dan dat je met veel moeite grasklaver gaat oogsten en dat gaat uitrijden. Dat is een zinloze bezigheid als in die tussentijd koeien het gewoon hadden kunnen opvreten. Ik denk wel dat veganisme mezelf aan het denken zet, en dat het andere mensen aan het denken zet. Maar er zijn ook mensen die zich ertegen verzetten en heel boos worden, ook binnen onze boerderij. Het zet je flink aan het nadenken. Willen wij straks vijftig of zestig koeien houden? We hebben er nu veertig. Of zeggen we: nee, we gaan naar dertig terug en we gaan meer aardappels telen. Want het past in het systeem. Kees: Daarom moet je naar grootschalige kleinschaligheid. Heel veel kleine bedrijfjes waar al die boeren een goede band kunnen opbouwen met de dieren, zodat ze die perfect kunnen verzorgen en ook kunnen slachten. En dan verkopen, dan is de anonimiteit weg. Is dat een stap vooruit, die vorm van achteruitboeren?

Kees: Dat is net als wat Jan ook zegt: op deze 15 hectare allerlei dingen gaan produceren en die ook samen laten werken - dat is biodiversiteit. En grootschalige kleinschaligheid is ook een enorme biodiversiteit. En dat redt het uiteindelijk wel, dat is de toekomst. In Amerika heb je Mark Shepard en Joel Salatin. Zij zijn alle twee in Nederland geweest en dat heeft toch een behoorlijke beweging onder boeren opgeleverd. En Agro Forestry leeft ook in Frankrijk en België. De Belgische overheid geeft subsidie voor het planten van walnotenbomen. Je kunt ook graan telen tussen rijen bomen in, je kunt het agro-ecologie noemen, dat gaat allemaal samen. Het is niet een beweging die aangestuurd wordt door onderzoek of politiek, maar door mensen die ermee zijn gaan experimenteren.


Interview Jan Wieringa & Kees van Veluw

Jan Wieringa is the owner of the bio-dynamic farm Veld & Beek in Doorwerth. Kees van Veluw is chairman of the consumer cooperative of Veld & Beek, and teaches organic cattle farming and permaculture at Wageningen University. Wieringa and Van Veluw conceived and built a so-called ‘cowgreenhouse’, the only one in the world. In winter it houses the cows, in summer they grow tomatoes, cucumbers, aubergines and peppers in it, using the manure of their blaarkop cattle. The breed is better adapted to organic farming as compared to the extreme dairy cow or the extreme beef cow. The animals produce 5,500 litres of milk per year, whereas the national average is 10,000 litres. Van Veluw sees a great many differences between organic farming and regular farming, for instance in the inclusion of trees. He prefers to talk about nature-inclusive farming, since ‘sustainable farming’ is an infiltrated term that has lost its meaning. The Friesland Campina dairy cooperative, with some 12,000 regular farmers among its members, includes as little as 100 organic dairy farmers. There is quite an interest in the idea of a food forest, with cows among the fruit and nut trees, and bushes with berries, plus a couple of chickens. A forest is not a natural habitat for a cow, says Wieringa, but it does offer the animal shade in summer, and it may find tasty herbs, bark, blackberries and even mushrooms to eat. Van Veluw sees the return of ancient systems, farms cop-

Food forest and ‘cow-greenhouse’

115


ying nature. The extra benefit lies in the fact that the farmer has multiple sources of income, even if a dairy farmer is not a fruit farmer. But in doing this, it will broaden your scope. Van Veluw also sees the use of trees in pastures as an antidote to heat stress among the cows. If they can be in the shade to escape the heat, they will give more milk. It’s one of the answers to the smaller production in comparison to that of regular dairy farms. And the trees will offer you an extra crop, too. It’s a matter of running your farm from a different perspective. An organic farm will produce less milk, but will add the extra income from trees and shrubs. In the end it’s a more efficient system of farming, also geared towards a society that will have to get accustomed to eating less meat. ‘It’s useful to have cows on your farm, because they produce fertile manure. And we can use this to grow potatoes or beans,’ says Wieringa. Van Veluw propagates small-scale farms on a large scale: lots of small farms, where the farmer has a bond with his animals, which he will kill himself, and sell off the meat. Thus, the anonymity is gone. There is a great future in agro-ecology, as can be seen by the popularity of Mark Shepard and Joel Salatin in the United States. And they have quite a following in the Netherlands, too.

116


Zuiderwoude, 2017 – Nellie 57, 25% Fleckvieh, 25% Blaarkop, 25% Holstein-Friesian, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel



119


Zuidschermer, 2017

According to the phosphate standard, the size of the herd needs to be downsized. But no two cows are alike. Similarly, no two farmers are alike. There are dairy farmers who get 10,000 litres a year from one cow. But there are also farmers who think 6,000 litres is enough. Cows that give more milk eat more, and thus produce more manure. But the law seems to think that all cows produce an equal amount of manure. Moreover, some dairy farmers were already geared towards sustainability because they had gone into organic farming or worked land-based. Dairy farmers who didn’t add to the phosphate surplus were punished, too; everyone was going to be judged by the same standard.

Phosphate List

120

Op grond van de fosfaatwet moesten boeren per 1 januari 2018 de veestapel terugbrengen om terug te zakken onder het Europese fosfaatplafond. Dat plafond is bij ons hoger dan in andere lidstaten. Bij deze uitzonderingspositie, derogatie in jargon, hadden we altijd een goed verhaal. Omdat wij zo’n vruchtbaar land zijn in een rivierdelta is de bodem uitermate geschikt voor grasland. Daarom tref je hier veel meer koeien per vierkante kilometer dan in andere Europese landen. Die uitzonderingspositie konden we alleen veiligstellen door ons aan afspraken te houden over de fosfaatnorm. Volgens de fosfaatnorm moest de totale veestapel inkrimpen. Maar de ene koe is de andere niet. Net zoals de ene boer de andere niet is. Je hebt melkveehouders die per jaar 10.000 liter uit een koe melken. Je hebt er ook bij die genoegen nemen met 6000 liter. Koeien die meer melk geven krijgen ook meer te eten en produceren dus meer mest. Maar de wetgeving gaat ervan uit dat alle koeien evenveel mest produceren. Bovendien waren sommige melkveehouders al duurzaam bezig omdat ze biologisch boerden of al grondgebonden werkten. Ook melkveehouders die het probleem van het fosfaatoverschot niet veroorzaakten werden gestraft: iedereen moest aan dezelfde norm voldoen. Melkveehouders begonnen dus met het maken van een lijstje met daarop de koeien die ze weg moesten doen. Sommigen noemden dat hun ‘fosfaatlijstje’. De minst productieve koeien kwamen hier als eerste op te

Because of the phosphate standard that came into effect on 1 January 2018 most farmers had to reduce their livestock in order to meet the European phosphate limits. In the Netherlands this limit is higher than in other member states. We always had a good explanation for this special position. Because we’re such a fertile country in a river delta, the soil is perfectly suited for grassland. Hence, there are more cows per square mile than in most other European countries. We could only guarantee this special position by keeping to the agreements on phosphate standards.

Fosfaatlijstje


The owner told me that he struck her from his phosphate list, just as the cattle truck entered the yard to take his cows to the slaughterhouse. He couldn’t bring himself to put her on the truck.

The cow on the previous page is a 100,000-litre cow. During her lifetime she has provided the farmer with over 100,000 litres of milk. That’s 100,000 cartons of milk. Dairy farmers always have a special bond with these loyal animals. They have often been on the farm for twelve years, and sometimes even a few years longer.

In breeding programmes, we adapt those highly productive cows to meet our needs. And thus, they get further removed from their ancestors. In nature, cows only calve in spring. But we want to have fresh milk all year round. So, cows need to calve all year round. Therefore, everything is connected. It’s not the farmers who milk out the cows. We ourselves are doing this.

The average age of cows didn’t increase because of this, that’s clear enough. The average life expectancy for dairy cows in the Netherlands is no more than six years. Normally, cows may get to be three times that age, but because of economic considerations they hardly ever reach it. Sjoukje, the 20-year-old cow on page 26-27, is an exception. And that’s doesn’t make sense. After two years, cows will give birth to their first calf. So, five years implies that they don’t get to give birth to a third one. And healthy cows, on the other hand, give more milk after their third calf.

So, dairy farmers started making a list of the cows they had to get rid of. Some of them called this their ‘phosphate list’. The least productive cows would be at the top. And there’s always a crippled animal among them, but that was no criterion here. Thousands of healthy animals were killed in this veiled form of culling. staan. Nou is er altijd wel een kreupel, maar dat was hier niet aan de orde. Er werden duizenden gezonde dieren geslacht bij deze verkapte vorm van ruimen. Daar is de gemiddelde leeftijd van koeien niet door gestegen, dat lijkt me duidelijk. De gemiddelde levensduur van melkkoeien in Nederland ligt onder de zes jaar. Koeien kunnen wel drie keer zo oud worden, maar door economische afwegingen halen ze dat zelden. Sjoukje, de twintigjarige koe op pagina 26-27, is de uitzondering. Logisch is dat niet. Koeien krijgen na twee jaar het eerste kalf. Vijf jaar, dat betekent dat ze gemiddeld het derde kalf niet halen. Terwijl gezonde koeien juist meer melk gaan geven na het derde kalf. Wij zetten met fokprogramma’s hoogproductieve koeien helemaal naar onze hand. Daarmee raken ze steeds verder verwijderd van hun voorouders. In de natuur kalven runderen alleen in het voorjaar. Maar wij willen het jaar rond verse melk. Koeien moeten daardoor het hele jaar door kalven. En zo grijpt alles in elkaar. Het zijn niet de boeren die de koeien uitmelken. Wij zijn het zelf. De koe op de vorige pagina is een honderdduizend liter koe. Die heeft tijdens haar leven meer dan honderdduizend liter geschonken aan de boer. Dat zijn honderdduizend pakken melk. Met deze trouwe dieren hebben melkveehouders altijd een speciale band. Ze zijn vaak al twaalf jaar op het bedrijf, soms zelfs een paar jaar langer. De eigenaar vertelde dat hij haar van zijn fosfaatlijstje schrapte, voordat de veewagen het erf op draaide om koeien naar het slachthuis te brengen. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen.

121


Waterstand en wilde natuur Als onze koeien iets om zich heen hebben zien veranderen, dan is het wel de visie die wij loslaten op het landschap. De meest recente opvatting is dat de waterstand weer omhoog moet. In veenweidegebieden is dat om CO2-uitstoot als gevolg van oxidatie tegen te gaan, elders moet het ervoor zorgen dat weidevogels weer terugkomen. Zo ontstonden bijvoorbeeld de plas-drasgebieden op het panoramabeeld. Eerder was de waterstand juist een halve meter gezakt. Het land mocht niet te nat zijn vanwege de zware landbouwmachines die nodig waren voor het opschalen van de landbouw na de Tweede Wereldoorlog. In het productielandschap met strakgetrokken sloten en weilanden bleef weinig natuur over. De overheid begon subsidies te verstrekken voor agrarisch natuurbeheer, een klein deel van de boeren maakt daar gebruik van. Daarnaast werden de afgelopen decennia landbouwgronden met flinke overheidssubsidies door natuurorganisaties aangekocht en omgezet in natuurgronden. Intussen komen die geld en mankracht te kort voor het beheer. Veehouders pachten het land voor een deel terug. Ze laten er jongvee of vleeskoeien lopen, intensief bewerken mag niet. Zo wordt het landschap toch weer door boeren onderhouden.

Zo’n verruigd landschap met koeien erin beantwoordt aan ons verlangen naar romantiek en wilde natuur. Maar wat voor natuur is dit? Ik was in Nijeholtpade op stap met een bioloog (p128-129), die zag weinig soorten waar hij opgewonden van werd: ‘Veel akkerdistel, witbol, pitrus, boterbloem. Er zit door jarenlang kunstmestgebruik nog te veel voeding in de bodem van deze voormalige landbouwgronden. Wat je nodig hebt voor soortenrijkdom is verarming.’ Dit soort ontwikkelingen doen mij denken aan een uitspraak van Sicco Mansholt die werd opgenomen in het boek De graanrepubliek van Frank Westerman. Als minister van Landbouw na de Tweede Wereldoorlog en later als eurocommissaris in Brussel propageerde hij grootschaligheid, voor kleine boeren was geen plaats. Maar nadat in 1972 het rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome was verschenen waarin een verband werd gelegd tussen economische groei en de gevolgen hiervan voor het milieu, draaide hij honderdtachtig graden. Juist kleine boeren waren de dragers van het landschap. Die moest je in stand houden, desnoods met subsidies. Tot inkeer gekomen zei hij: ‘Boeren zijn minstens zo waardevol voor de samenleving als kunstenaars.’

These developments remind me of a remark by Sicco Mansholt. As a post-WW II Dutch Minister for Agriculture, and later as European Commissioner in Brussels, he propagated large-scale agriculture. When the Club of Rome’s report Limits to Growth appeared in 1972, outlining the effects of economic growth on the environment, he made a 180-degree turn. It was the small farmers who carried the landscape, he said. You should keep them in business, if necessary with subsidies.

Such a rough landscape, with cows in it, will satisfy our longing for romance and wild nature. But what kind of nature is this? I was walking around in Nijeholtpade (p128-129) with a biologist, who was not very excited by what little variety he saw: ‘Lots of creeping thistles, holcus, common rush and buttercups. Because of the prolonged use of fertilizer, there is too much nutrition in the soil of these former farm lands. For a richness in vegetation impoverishment of the soil is needed.’

Over the past few decades, nature organizations have been buying farming lands with government subsidies to turn them into nature reserves. But these organizations lack the financial means and personnel to manage the areas. Cattle farmers often partly lease the land back from them. They have their young cattle and beef cattle walk around on it, for they’re not allowed to till the land intensively. This way, the landscape is once again controlled by farmers.

The most recent view is that the water level needs to be raised. In peat bog areas, it should be done to reduce the CO2 emission caused by oxidation. Elsewhere it should get meadow birds to return. This has resulted in areas with pools and swamps in the overall scenery. Before, the water level had dropped two feet to accommodate the heavy farming machinery needed for the upscaling of farming after WW II. In the production landscape of straight ditches and pastures there was little room for nature.

If there’s anything cows have seen changing around them, it’s the vision we apply to the landscape.

Water Level and Wild Nature

When he had seen the light, he said: ‘Farmers are just as valuable for society as artists.’

122

Tijnje, Friesland, 2015






Nijeholtpade, 2015 – Klokkie 94, 62% Holstein-Friesian, 25% Fleckvieh, 12% Blaarkop


128

Nijeholtpade, 2015


129



131


In a small-scale world with an orderly food-chain, this was never a contradiction. For centuries we never talked about animal welfare. Animals were created to serve us; it was as simple as that. The idea that animals have a right to a good life is a fairly recent one.

What kind of love for animals are we talking about here? ‘A peasant becomes fond of his pig and is glad to salt away its pork,’ is what John Berger wrote in his famous essay About Looking: Why Look at Animals (1980).

Voorst, 2015

Enterprising dairy farmers cleverly jump on the back-to-nature bandwagon. The cow has been given a new task. The number of farms that offer the opportunity to hug cows is increasing. On one of their sites we can read that the Cow Hugging Tour may be adapted to our personal wishes, including a lunch or a BBQ.

Animals and Love

132

Kijken naar een koe in de wei bevredigt ons verlangen naar contact met de natuur maar voor een deel. Zouden we niet wat dichterbij kunnen komen? De nabijheid van zo’n imposant dier doet iets met een mens. Echt bang hoef je niet voor ze te zijn. Bijten doen ze niet, want gras eten ze met hun tong. Rond de periode van de eisprong kunnen de dames weleens iets te enthousiast worden. Dan zijn ze tochtig en springen ze op elkaar. Maar over het algemeen zijn koeien rustige dieren. Ondernemende melkveehouders spelen handig in op onze wens om te herbronnen met de natuur. De koe heeft er een functie bij gekregen. Het aantal boerderijen waar je tegen betaling koeien kunt knuffelen neemt alleen maar toe. Op een van hun sites is te lezen dat de Koeknuffeltoer aan persoonlijke wensen kan worden aangepast. Bijvoorbeeld met een lunch, of een bbq. Over wat voor dierenliefde hebben we het hier? ‘De boer raakte gesteld op zijn varken èn hield ervan zijn vlees te pekelen.’, schreef John Berger begin jaren tachtig van de vorige eeuw in zijn beroemde essay Why Look at Animals. Dat was in een kleinschalige wereld met een overzichtelijke voedselketen nooit een tegenstrijdigheid. Bij het welzijn van dieren stonden we eeuwenlang amper stil. Dieren waren op aarde om ons te dienen, zo simpel was het. Het idee dat dieren ook recht hebben op een goed leven is vrij recent. Je hoeft niet veel verstand te hebben van psychologie

Looking at a cow in the pasture only partly satisfies our need for contact with nature. Couldn’t we get a little closer? The nearness of such an imposing animal clearly has an impact on us. And you really don’t need to be scared of them. They don’t bite; they eat grass with their tongue. Around the time they ovulate, the ladies may be a little too enthusiastic. They are in heat and they like to jump on one another. But on the whole, cows are calm animals.

Dier en liefde


We are no longer of the opinion that animals are dependent on man to survive. Is it also possible for us to become less dependent on animals to survive, too?

This is an insight that seems to be on the increase. On the next page we can see double-muscled cows at the annual Paasveetentoonstelling (Easter Cattle Show) in Schagen. The excessive muscles of the animals are caused by a genetic defect, which was discovered by chance in the 1960s. Due to the demand for cheap beef, breeders began selecting cattle only for meat production, especially in Belgium. The calves were too big, and always had to be delivered with a caesarean section. This never used to be a problem, but nowadays we think differently about it. Over the past few years, cows have been bred with a larger pelvis, so they can give birth naturally.

‘We’ve forgotten about quality in these processes,’ is what Courage‘s Carel de Vries says in the interview in this book. This doesn’t apply to food alone, the same goes for air, groundwater and animal health.

The speed of such a production line says a great deal about how food production and speed are linked. After all, we’re talking about fast food. Faster is cheaper, but how far can you take this? In the late 1980s there was a reaction with the slow food movement.

In the early 1990s I made a documentary series about the changing world of production farms. I visited a chicken slaughterhouse, where the animals were killed at great speed and were mechanically processed. There was nothing solemn about the place whatsoever.

The difference between man and animal becomes clear when you go about killing animals yourself. When I lived at the Hagheweide estate in Warmond in the late 1970s, I killed my own chickens. I would have been a hypocrite to have someone else do it for me; after all, I wanted to eat them, too. Killing an animal has something solemn about it; it puts you in awe of the irrevocable nature of it. I clearly remember the confusion of the guilt I felt. You shouldn’t think too long on it. When you do it, you’d better do it quickly.

You don’t need a great deal of psychological insight to understand that animals, just like children, are ideal creatures on which we, as adults, may project all kinds of things. Innocence and injustice, for instance. Cruel nature itself doesn’t care less about such concepts. There’s murder galore in the animal world, and not one animal suffers from a guilty conscience. And if they do, they hide it really well. om te begrijpen dat dieren, net als kinderen, ideale wezens zijn voor volwassen mensen om van alles op te projecteren. Onschuld en onrecht bijvoorbeeld. Het zijn begrippen waar de meedogenloze natuur zelf lak aan heeft. Er wordt lustig op los gemoord, niet één dier heeft last van schuldgevoel. En als dat wel zo is, kunnen ze het goed verbergen. Het verschil tussen mens en dier merk je pas goed als je zelf overgaat tot het doden van dieren. Toen ik eind jaren zeventig op landgoed Hagheweide in Warmond woonde, heb ik mijn eigen kippen geslacht. Ik vond het hypocriet om het door iemand anders te laten doen, ik wilde ze tenslotte ook zelf eten. Het slachten van een dier heeft iets plechtigs, je krijgt ontzag voor de onomkeerbaarheid ervan. De verwarring van het schuldgevoel herinner ik mij goed. Je kunt daar alleen niet te lang bij stilstaan, als je het doet moet je het snel doen. Begin jaren negentig maakte ik een documentaireserie over de veranderende wereld van productiebedrijven. Ik bezocht ook een kippenslachterij, waar met enorme snelheid dieren werden geslacht en machinaal verwerkt. Daar was weinig plechtigs aan. Het tempo van zo’n productielijn zegt veel over de wijze waarop voedselproductie en snelheid worden gekoppeld. Het heet niet voor niets fastfood. Nog sneller is nog goedkoper, maar hoe ver kun je daarin gaan? Als tegenreactie ontstond eind jaren tachtig de beweging van slowfood. ‘Kwaliteit, dat zijn we vergeten in dit soort processen’, zegt Carel de Vries van Courage in het interview in dit boek. Niet alleen van het voedsel zelf, maar ook van lucht, grondwater en diergezondheid. Dat inzicht dringt steeds meer door. Op de volgende pagina zien we dikbilkoeien tijdens de jaarlijkse Paasveetentoonstelling in Schagen. De overmatige spieren worden veroorzaakt door een genetische afwijking, in de jaren zestig bij toeval ontdekt. Vanwege de vraag naar goedkoop vlees ging men daar vooral in België op doorfokken. De kalveren waren te groot en werden standaard met een keizersnede verlost. Dat was nooit een probleem, maar daar denken we inmiddels anders over. Er wordt sinds een aantal jaar gefokt op ruimere bekkenbodems en gestreefd naar meer natuurlijke geboortes. Blijkbaar vinden we nu dat dieren niet van mensen afhankelijk moeten zijn om voort te bestaan. Kunnen wij ook minder afhankelijk worden van dieren in óns voortbestaan?

133


De Toppers - singers René Froger, Gerard Joling and Jeroen van der Boom – at the annual Paasveetentooonstelling (Easter Cattle Show).

De Toppers - René Froger, Gerard Joling en Jeroen van der Boom - op de jaarlijkse Paasveetentooonstelling .

134


Schagen, 2017.



137


A cow needs to be able to walk back to the cow house in order to be milked. Not every farmer has enough grassland close to the cow house. When cows have to cross the road to get to the cow house, it’s quite a difficult job to get them to the milking robot. The absence of their own parcel of grass is one of the reasons for dairy farmers to keep their cattle inside all year round. So maybe it’s not such a bad idea to re-introduce the old concept of milking the cows on the land

Well, 2018

For ages, farmers were milking cows on a stool underneath the animal. In summer they did so on the land, in winter in the cow house. From the early 19th century, farmers have been experimenting with machines for milking cows. It would take a hundred years for a version to be developed that worked to satisfaction, so the farmer could put away his stool. In the Netherlands this development only came about after World War II. Initially cows were milked outside, using mobile milking machines. But eventually the job would be done in the cow house by robots having a fixed position. Nowadays this is the most common method for milking.

Mobile Milking Robot

138

Dat vierkante hokje waarnaast twee koeien staan te dralen, is een mobiele melkrobot. Hij staat in een uiterwaardengebied langs de Maas, waar al duizend jaar koeien lopen. Eeuwenlang zaten boeren op een krukje onder de koe te melken. ’s Zomers op het land, en ’s winters in de stal. Vanaf het begin van de negentiende eeuw wordt geëxperimenteerd met apparaten die koeien melken. Het zou ruim honderd jaar duren voordat er een versie was die voldeed en de boer zijn krukje op kon bergen. In Nederland kwam die ontwikkeling pas na de Tweede Wereldoorlog op gang. Aanvankelijk werd er nog een tijdje in het land gemolken met mobiele melkinstallaties. Maar uiteindelijk werden de koeien alleen nog maar in de stal gemolken door robots die daar vast werden geïnstalleerd. Tegenwoordig is dat de meest gebruikte melkmethode. Een koe moet dan wel terug naar de stal kunnen lopen om te worden gemolken. Niet iedere boer heeft genoeg grasland liggen aangrenzend aan de stal. Als koeien de weg moeten oversteken om bij de stal te komen, wordt het best een ingewikkelde exercitie om ze aan de melkrobot te krijgen. Een van de redenen die melkveehouders noemen om hun koeien het hele jaar door binnen te houden, is dan ook het ontbreken van een huiskavel. Dus is het zo gek niet om een oud idee van stal te halen: kunnen we in het zomerseizoen de koeien niet weer in het land gaan melken?

The square cubicle with the two procrastinating cows seen here, is a mobile milking robot. It’s in a foreland along the river Maas, where cows have been kept for a thousand years.

Mobiele melkrobot


Milking robot producer Lely has patented the mobile milking robot, but they’re not inclined to pursue this any further. That’s a pity, I would have liked to have seen this happening.

Is this maybe an intermediate phase on the road to more advanced techniques? Frank Lenssinck, innovation manager at the Veenweide Innovation Centre, sketches a fascinating picture of the future. We see a pasture with calves among the dairy cows. Among the animals there is a small mobile robot riding around, scanning a cow and moving towards it. The machine will first check if her calf has had enough to drink. If this is the case, it will park underneath her udder. Milk cups are automatically attached to the four teats, and the cow will be milked. The robot will then move to the edge of the terrain, where a large milk tank is ready. It will attach itself to this tank and transfer the milk into it. When this is done, the mobile robot will look for the next cow.

Herbert Groeneveld’s cows are outside for more than half the year. Both day and night. In the mobile milking robot they are given a small addition to their rations. Sometimes he needs to do some rewiring and move the cows to another pasture, because they can’t chew grass from one parcel for too long. Other than that, it doesn’t add to his chores. You would think that a mobile milking robot like this would make the choice for putting cows out to pasture easier for other farmers.

‘Cows are real walkers, they like to stroll for a couple of miles,’ is what he says. So, it’s not a problem that the robot isn’t close by. But you can’t put a farm with a cow house in the river foreland. So, when the Veenweide Innovation Centre in Zegveld experimented with a mobile milking robot in 2009, he went to have a look. He built the milking robot in the photo himself, in collaboration with the DeLaval company.

That was exactly what Herbert Groeneveld, the owner of this mobile milking robot, thought. He likes his cows to eat fresh grass as much as possible. Over a whole year, this amounts to some 60 per cent. Not to get a larger milk production, but to get a better quality milk.

during the summer season? Dat dacht Herbert Groeneveld, eigenaar van deze mobiele melkrobot, ook. Hij wil zijn koeien zoveel mogelijk vers gras laten eten. Voor zestig procent, als je het hebt over een jaar rond. Niet om een hogere melkproductie te halen, maar om een betere kwaliteit melk te krijgen. ‘Koeien zijn echte wandelaars, ze lopen graag een paar kilometer’, zegt hij. Dat de dieren een afstand moeten afleggen naar de robot is niet het probleem. Wel dat je in uiterwaarden geen boerderij met stal neer kunt zetten. Dus toen er op het Veenweide Innovatiecentrum in Zegveld in 2009 een proef werd gedaan met een mobiele melkrobot, ging hij daar maar eens kijken. Uiteindelijk heeft hij de melkrobot die wij hier in bedrijf zien zelf gebouwd, in samenwerking met het bedrijf DeLaval. De koeien van Herbert Groeneveld lopen meer dan de helft van het jaar buiten. Dag en nacht. In de mobiele melkrobot krijgen ze een kleine aanvulling op het rantsoen. Hij moet soms wat draadjes verzetten en koeien omweiden, ze kunnen niet te lang gras eten van hetzelfde perceel. Maar verder heeft hij er weinig werk aan. Je zou denken dat zo’n mobiele melkrobot de keuze voor weidegang ook voor andere boeren makkelijker maakt. Is wat wij hier zien een tussenfase op weg naar geavanceerdere technieken? Frank Lenssinck, innovatiemanager bij het Veenweide Innovatiecentrum, schetst mij een fascinerend toekomstbeeld. We zien een weiland waar kalfjes bij melkkoeien lopen. Tussen de dieren rijdt een kleine mobiele robot rond die een koe scant en erop afrijdt. Eerst checkt het apparaat of haar kalf al genoeg heeft gedronken. Krijgt hij groen licht, dan parkeert hij onder haar uier. Automatisch worden melkbekers aan de vier spenen gekoppeld en de koe wordt gemolken. Vervolgens rijdt de robot naar de zijkant van het terrein, waar een grote melktank staat. Hij koppelt aan en de melk wordt overgeheveld. Als dat klaar is, gaat het mobiele robotje op zoek naar de volgende koe. Melkrobotfabrikant Lely heeft het patent op de rijdende melkrobot, maar voorlopig gaan ze er geen werk van maken. Jammer, ik zie het helemaal voor me.

139



141


Het grazen voorbij

Er gaat echt iets mis als we geen koeien meer zien in onze zomerse weilanden.

Something is going terribly wrong if we don’t see any cows in the fields in summer.

Beyond Grazing

142


It Heidenskip, 2015

Another impediment mentioned in the study, is dairy farmers’ lack of awareness of their surroundings. This doesn’t seem to be Fouke de Vries’ problem. When I spoke with Fouke in 2015 he was quite willing to have 20 cows on his own pasture. For the image, for the tourists.

The study mentions a whole series of impediments to pasturing, and offers recommendations and solutions. There is a plea for more cattle tunnels and crossings as a solution for the so-called ‘hard impediments’. Another solution offered, is further study into the use of a mobile milking robot, which I talked about in my previous column. But there are also some ‘soft’ impediments, largely determined by the farmer’s mindset. Some farmers are apparently convinced that the pasturing of large herds is impossible.

A matter that was tackled in the study was: how much grass can a cow actually eat in the pasture? Does a cow in the pasture eat enough to produce the amount of milk needed by the farmer to make a living? That’s what it’s all about, and it turned out that there’s a tipping point somewhere. Roughly speaking, it’s harder for larger businesses than for smaller farms, simply because there’s less grass available per cow. However, there are plenty of larger businesses that do pasture their cows.

There is a 2015 study about a serious approach to getting the cows pastured again. The researchers calculated the feasibility of such an approach. How much grassland is needed and how much of it can easily be reached, taking its location into account? There already was a definition of what pasturing exactly entailed. In 2012 nearly all parties involved in the sector agreed upon a Pasturing Covenant. This stipulated 6 hours of pasturing per day, for at least 120 days during the pasturing season.

A few years ago, pasturing became a matter of national importance. The general feeling was: Something is going terribly wrong if we don’t see any cows in the fields in summer. In 2001 the number of cows being pastured was 90%, in 2007 it was down to 80%, and in 2015 it would only be 70%. Political parties started asking questions in the Lower House of Dutch parliament and in October 2014 the so-called ‘motion Klaver’ about the pasturing of all Dutch cows was carried by the house. Eventually the State Secretary stipulated that the figure should be back at 80% by 2020.

The cow house pictured here belongs to Fouke de Vries, in It Heidenskip. He is a meadow bird farmer; his farm is powered by solar energy and he uses as little fertilizer as possible. He keeps his 230 cows inside all year round. The main reason for this is that he is able to adjust the rations for his animals in this way. Also, his parcel of land only measures 6 acres, and his cows need to cross a road to reach it. De stal op de foto is van Fouke de Vries uit It Heidenskip. Hij is weidevogelboer, draait zijn bedrijf op zonne-energie en gebruikt zo min mogelijk kunstmest. Zijn 230 koeien houdt hij het hele jaar door op stal. De belangrijkste reden hiervoor is dat hij zo kan sturen op rantsoen. Daarnaast is zijn huiskavel maar 2,5 hectare, en moeten zijn koeien een weg oversteken om de stal te bereiken. Weidegang werd een paar jaar geleden een zaak van nationaal belang. Het algemene gevoel was: er gaat echt iets mis als we geen koeien meer zien in onze zomerse weilanden. In 2001 ging nog 90% van de koeien naar buiten. In 2007 was dat 80% en in 2015 zou het nog maar 70% zijn. Politieke partijen begonnen er vragen over te stellen in de Tweede Kamer en in oktober 2014 werd de zogenaamde motie Klaver aangenomen over weidegang voor alle Nederlandse koeien. Uiteindelijk moest die van de staatssecretaris weer terug naar 80% in 2020. Over een serieuze aanpak om de koeien weer naar buiten te krijgen verscheen in 2015 een rapport. De onderzoekers rekenden de haalbaarheid van koeien in de wei uit. Hoeveel grasland is er beschikbaar en hoeveel is er gezien de ligging ook bereikbaar? Een definitie over wat weidegang nu precies inhield was er al. In 2012 werd door bijna alle betrokken partijen in de sector een Convenant Weidegang gesloten. Minimaal 6 uur per dag, gedurende minimaal 120 dagen per weideseizoen. De vraag die in het rapport aan de orde kwam, is hoeveel gras een koe nu eigenlijk kan eten in de wei. Eet een koe in de wei wel genoeg om het aantal liters melk te produceren dat de boer nodig heeft om rond te komen? Daar draait het allemaal om en ergens zit een omslagpunt, zo bleek. Grofweg is het voor grotere bedrijven lastiger dan voor kleinere, simpelweg omdat er minder gras per koe beschikbaar is. Toch zijn er genoeg grote bedrijven die aan weidegang doen. Er wordt in het rapport een hele reeks belemmeringen voor weidegang in kaart gebracht, met daarbij aanbevelingen en oplossingen. Zo wordt er gepleit voor meer koetunnels en oversteekplaatsen als oplossing voor ‘harde belemmeringen’. Een andere oplossing die wordt aangedragen is nader onderzoek naar de mobiele melkrobot. Maar er wordt ook gesproken over zachte belemmeringen, die voor een deel in de mindset van de veehouder zitten. Blijkbaar zijn die er soms van overtuigd dat weidegang met grote koppels niet mogelijk is. Een andere belemmering die wordt genoemd is het gebrek aan omgevingsbewustzijn bij melkveehouders. Daar heeft Fouke de Vries geen last van. Fouke wilde toen ik hem sprak in 2015 best twintig koeien op de huiskavel laten lopen. Voor de beeldvorming, voor toeristen.

143


Nes, 2015



St. Nicolaasga, Friesland, 2015

I would like to add the cow’s perspective here. One would think that it would make little difference whether you’re allowed to munch your own grass in a pasture, or whether the farmer will deliver it to you. Grassland specialist Anjo Elgersma claims that this isn’t true. ‘Cows are very picky. When they’re out in the pasture they can decide which bits of grass they want to eat. They eat downwards: first the tips, preferably the young leaves.’ Milk from grazing cows has a higher content of unsaturated fatty acids, rumenic acid and vaccenic acid. ‘Pasturing will add to animal welfare,’ says Elgersma. And it makes the milk healthier. Also for us.

Lege weilanden in de zomermaanden met pas gemaaide stroken gras. Ze vertellen het verhaal van koeien die niet meer buiten komen. Iedere dag wordt vers gemaaid gras de stal in gereden en voor het voerhek gegooid. Boeren zien in zo’n perceel Engels raaigras hun noodzakelijke gewasteelt. Zij telen er eiwitrijk gras dat ze voeren aan hun koeien; en hun koeien produceren het voedsel dat wij consumeren. Maar de burger ziet een landschap zonder dieren als een leeg decor. De acteurs die het landschap betekenis geven zijn verdwenen. Er verschijnen voortdurend boeken met verschillende perspectieven op landschap en voedselproductie. Ecomodernisten pleiten ervoor om mens en natuur uit elkaar te halen. In Het nieuwe denken over groen en groei (2017) zeggen ze: ‘Hoe meer we onze activiteiten ontkoppelen van de natuur, hoe beter het met de natuur gaat.’ Land sparing versus sharing, luidt de slogan. Ze propageren intensieve landbouw, waarbij maximale productie van het land wordt gehaald. Zo hou je meer plekken over waar geen landbouw wordt bedreven. Daar is ruimte voor natuur. Landschapspijn van Jantien de Boer verscheen ook in 2017. Op de achterflap staat: ‘Burgers

Jantien de Boer’s Landschapspijn (Landscape Pain) was also published in 2017. The blurb states: ‘Civilians are worried about the loss of flowers, plants, birds and insects. Cattle farmers and crop farmers are fighting for their livelihood. With a great deal of pent-up anger, a factory farmer says that the country needs another famine. “That’s when people will start appreciating us again.” This growing rift between farmers and civilians will hamper the discussion of the future of our countryside.’

A great many books are being published on the various perspectives on landscape and food production nowadays. Ecomodernists advocate keeping man and nature apart. In Het nieuwe denken over groen en groe, (New thinking about green and growth, 2017), they put it like this: ‘The more we unlink our activities from the nature, the better nature fares.’ Land sparing versus sharing, is their slogan. They propagate intensive farming, which gets the maximum yield from the land. This will give you more places where there is no farming. And this leaves more room for nature.

Farmers consider a parcel of English ryegrass as a necessary crop. They grow high protein grass which they feed to their cattle; and the cattle produce the food that we eat. But most people consider a landscape without any animals as empty scenery. The actors, who gave meaning to the landscape, have disappeared.

Empty pastures in the summer months, with freshly mown strips of grass. They tell the story of cows that are never outside. The grass is freshly mown every day and transported to the cow house, and thrown into the feeding racks.

Looking and Thinking Kijken en denken

maken zich grote zorgen over de teloorgang van bloemen, planten, vogels en insecten. Veehouders en akkerbouwers vechten voor hun bestaan. Een megastalboer zegt met ingehouden woede dat er maar weer eens een hongerwinter moet komen. “Dan leren mensen ons tenminste opnieuw waarderen.” Deze groeiende kloof tussen landbouwers en burgers bemoeilijkt een gesprek over de toekomst van ons platteland.’ Ik voeg hier het perspectief van de koe aan toe. Je zou denken dat het weinig uitmaakt, of je nu zelf gras mag eten in een weiland of dat de boer het naar je toe komt brengen. Maar dat ligt toch anders, zegt graslanddeskundige Anjo Elgersma. ‘Koeien zijn kieskeurig. In het weiland kunnen ze zelf kiezen welk deel van het gras ze eten. Ze eten het van boven naar beneden: eerst de toppen, bij voorkeur van de jonge bladeren.’ Melk van grazende koeien heeft een hoger aandeel onverzadigde vetzuren en rumenzuur en vacceenzuur. ‘In de wei lopen komt het dierenwelzijn ten goede’, aldus Elgersma. En het maakt de melk dus ook nog eens gezonder. Ook voor ons.

146






Zuiderwoude, 2017 – Nellie 46, 87% Holstein-Friesian, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel



153


In 2009 he had 53 couples of black-tailed godwits on the 198 acres of land he owned. In 2016 this number had increased to 86 couples. Hessel has gained international fame for his experiments with

Hessel Agema from Kollummerpomp is one of the pioneers of meadow bird conservation in the Netherlands. Meadow bird farmers combine an economically healthy farm with the care of meadow birds and the landscape. For a great many years, Hessel patiently allowed the black-tailed godwit all the space it needed on his land. And successfully so.

Kollummerpomp, 2015

Dilemmas of this sort, including the dramas that go with them, take place in various areas.

Ground Troops at Night

154

Het verhaal achter deze cirkel van ongemaaid gras vertelt veel over het spanningsveld tussen natuur en beheer. Dat spanningsveld kennen we ook van de Oostvaardersplassen. Bijna iedere winter is daar wat over te doen. Strenge vorst zorgt voor de dood van veel van de dieren die ooit in dat gebied zijn uitgezet. Actievoerders worden boos omdat ze vinden dat de dieren moeten worden bijgevoerd. Dit soort dilemma’s en de bijbehorende drama’s spelen zich in allerlei gebieden af. Hessel Agema uit Kollummerpomp is een van de pioniers van het weidevogelbeheer in Nederland. Weidevogelboeren combineren een economisch gezond boerenbedrijf met de zorg voor weidevogels en landschap. Hessel gaf jarenlang met veel geduld de grutto alle ruimte op zijn land. En met succes. In 2009 had hij op zijn 80 hectaren land 53 gruttoparen, in 2016 waren dat er 86. Hessel is tot over de grenzen befaamd om zijn experimenten met kruidenrijk grasland. Niet alleen de weidevogels profiteren daarvan, ook zijn koeien. De dames uit zijn koppel gaven gemiddeld 12.500 liter per jaar. Dat is erg veel voor koeien van een extensieve veehouderij. Sterker nog, hij was in 2015 en 2016 de best producerende melkveehouder van Friesland. Kruidenrijk gras vraagt een andere benadering van melkveehouders dan de gangbare types grasland, zoals een hogere waterstand en lichte bemesting. Kruiden

The story behind this unmown circle says a lot about the tensions between nature and conservation. It’s the same tension behind the controversy over the Ostvaardersplassen nature reserve. Nearly every winter there’s a discussion about the situation there. A severe frost will cause the death of a great many animals who were put out in this nature reserve. Activists get angry, because they believe the animals deserve to be fed.

Grondtroepen bij nacht


Every year Hessel Agema mowed a circle around the nests. Until he found the bitten-off heads of the young black-tailed godwits one day. The fox knew exactly where to go.

This is the drama of nature conservation in the Netherlands. One group wants to protect the fox, another will support the black-tailed godwit. Animal protectionists will throw food over the fence at the Oostvaardersplassen to feed the cattle and horses in the reserve. They are diametrically opposed to nature conservationists, who believe you should let nature run its own course.

Another frustration were the predators, which he called ‘the ground troops of the night’. In an interview with the regional newspaper Leeuwarder Courant from September 2016 he announced that he was going to put his farm up for sale, because it was all too much for him. ‘Over a period of six years fifty foxes have been killed. Not to mention the beech martens, polecats, stoats and the wild cats. It’s like beating your head against a brick wall.’

But it’s not just a success story. Hessel got fed up with the red tape and civil servants checking all the rules surrounding agrarian nature conservation. The petty and unfair treatment he received was incredibly frustrating and cost him a great deal of money.

His story about his cattle and the grass is very encouraging to advocates of nature-inclusive agriculture, in which nature is used to optimum effect, and at the same time is saved and conserved.

In his cow house Hessel gave lectures on his method of operation and the philosophy behind it. When I attended one of them, the international audience was first shown around the farm on a cart. Then we went to the cow house. The screen and the beamer were in the feed alley, and meanwhile the cows kept on eating.

Grass that is rich in herbs requires a different approach from dairy farmers than the regular type of pasture, including a higher water level and less fertilization. Herbs have deeper roots than grass and take more minerals and trace metals from the soil. erbs have deeper roots than grass

pastures that are rich in herbs. Both the meadow birds and his cows profit from this. The ladies in his herd produced an annual average of 12,500 litres each. That is a huge amount for cows in an extensive cattle farm. Even more so, in 2015 and 2016 he was the most productive dairy farmer in the province of Friesland. wortelen dieper dan gras en halen meer mineralen en sporenelementen uit de grond. In de stal gaf Hessel lezingen over zijn manier van werken en de filosofie die daaraan ten grondslag ligt. De keer dat ik er was, werd het internationale gezelschap eerst op een platte kar over de landerijen gereden. Daarna was het naar de stal. Scherm en beamer stonden op de voergang, de koeien vraten rustig door. Zijn verhaal over zijn koeien en het gras is bemoedigend voor pleitbezorgers van natuur-inclusieve landbouw, waarbij de natuur optimaal wordt gebruikt en tegelijkertijd gespaard en verzorgd. Maar het is niet alleen een succesverhaal. Hessel werd moedeloos van de bureaucratische manier waarop ambtenaren de regelgeving rond het agrarisch natuurbeheer controleerden. En raakte gefrustreerd over de pietluttige en onrechtvaardige behandeling die hem een hoop geld kostte. Een andere frustratie betrof de roofdieren, die hij ‘grondtroepen bij nacht’ noemt. In een interview met Leeuwarder Courant van september 2016 kondigde hij aan dat hij zijn boerderij te koop ging zetten, het werd hem allemaal te veel. ‘In dit gebied zijn in zes jaar tijd vijftig vossen gedood. En dan zijn er nog de steenmarter, de bunzing, de hermelijn en de verwilderde kat. Het is dweilen met de kraan open.’ Dat is het drama van natuurbeheer in Nederland. De ene groep wil de vos beschermen, de andere komt weer op voor de grutto. Dierenbeschermers gooien voer over de hekken bij de Oostvaardersplassen voor runderen en paarden, zij staan lijnrecht tegenover hen die vinden dat je de natuur zijn gang moet laten gaan. Hessel Agema had jaar op jaar in een cirkel om de nesten heen gemaaid. Totdat hij er op een dag afgebeten kopjes van jonge vogels in aantrof. De vos wist precies waar hij wezen moest.

155


Aartswoud, 2015.


Hightech gebruiken om de natuur beter te begrijpen

Als je het extreem ziet, zijn er twee richtingen. Je gaat de hightech-richting op, waarbij je stallen maakt waarin je het klimaat en de emissies helemaal gaat beheersen. Dus ook de temperatuur en de vochtigheid, want voor koeien moet het niet te warm zijn. Het automatiseren van het melken en voeren gaat ook gewoon door, en er wordt slim gebruikgemaakt van sensoren voor dieren en klimaatbeheersing. Stallen kun je bovendien gebruiken voor energieproductie. De tweede richting is ook niet onbelangrijk. Er zijn een heleboel mensen en boeren die een meer natuurlijke manier van veehouderij willen. Daar horen de familiekudde, koeien met horens en melken in het weiland als voorbeeld bij. Flexibele melk- en voersystemen helpen bijvoorbeeld ook om land op afstand te beweiden. Het melksysteem en de bijvoeding komen naar de koe, in plaats van dat de koe naar de stal moet lopen. Dus de hightech is meer gericht op het beheersen van de processen en het natuurlijke is meer gericht op het beheren van de natuur. Als onderzoeker zou ik het liefst de extremen van deze beide richtingen onderzoeken. En sensoren passen eigenlijk bij beide, die moet je ten dienste van de natuur laten werken. Die passen in beide systemen.

Interview Paul Galama

Wat gaat er gebeuren in de toekomst?

157

Paul Galama, projectleider Innovatieve bedrijfssystemen melkveehouderij bij Wageningen Livestock Research


De combinatie van hightech en biologisch zie je ook hier en daar.

Ja, dus het hoeft helemaal niet tegenstrijdig te zijn, soms wordt het gecombineerd. Er zijn boeren die het goedkoop en simpel willen hebben. Maar je hebt natuurlijk ook rekening te houden met een opvolger. Komt het denken van de ouders en hun kinderen nog wel overeen? Als jij extreem groot bent, of bijvoorbeeld biologisch-dynamisch werkt, is het maar de vraag of je een opvolger kunt vinden die er hetzelfde over denkt. Ik heb het idee dat de ontwikkelingen ook sneller gaan. Ouders moeten oppassen dat ze hun manier van denken niet te veel opdringen aan de kinderen, die moeten hun eigen beslissingen kunnen nemen. Wat voor rol speelt de stal hierin?

158

De stal is steeds meer een schakel. Je hebt te maken met comfort voor de dieren, comfort voor de boer, en in de stal wordt ook mest geproduceerd. Maar een stal is ook een eyecatcher in het landschap. Dus de stal heeft veel raakvlakken. De behoeftes veranderen, van zowel de koe, van de boer, maar ook de omgeving. En dat heeft consequenties. Wat zijn nieuwe trends en wat zijn uitdagingen voor de toekomst? Vroeger had je alles onder ĂŠĂŠn dak, behalve de mestvaalt. Je had gescheiden mest en urine en de (stro)mest ging naar buiten. Bij ligboxstallen zit de mest meestal opgeslagen in een kelder onder de betonnen roostervloer in de stal, dat zie je dus niet. Maar er zijn nu meer dichte vloeren waarin de mest uit te stal afgevoerd wordt naar een mestsilo op het erf. Het erf is in no-time veranderd. Je zou zelfs verder kunnen gaan om verrommeling van het erf tegen te gaan. Je zou voer- en mestverwerking centraler in een gebied kunnen organiseren. Dan haal je dat van het erf af en gebruik je het erf alleen voor het vee. We kunnen in de ligboxenstal heel veel verbeteringen doen. De eerste stap is bijvoorbeeld zand in de ligboxen, dat is eigenlijk perfect voor koeien. Alleen kunnen machines kapot gaan als het zand zich mengt met de mest. Dan moet je technieken ontwikkelen om dat zand weer te scheiden, of je moet heel fijn zand gebruiken. Door de ligboxenstallen hebben we meer klauwproblemen gekregen, want de koeien lopen op harde en vochtige vloeren. We hebben proeven gedaan op verschillende loopvloeren. Hoe krijg je ze emissiearm? Maar ook: wat betekenen verschillende vloeren voor de beloopbaarheid en voor de klauwproblemen.


Jullie meten in nieuwe stalvormen de emissie-uitstoot van bijvoorbeeld ammoniak en methaan. Waar beweegt die ontwikkeling naartoe, zijn daar oplossingen voor?

Het beperken van ammoniakemissie in stallen is iets makkelijker dan het beperken van methaanemissie. Er zijn sleuvenvloeren waarin gaatjes zitten die de urine afvoeren. In urine zit stikstof, in mest zit een enzym dat urease heet. Wanneer die twee bij elkaar komen, heb je binnen een uur heel veel ammoniak. Je moet die twee zo snel mogelijk scheiden. Er zijn allerlei bedrijven die bezig zijn om urine en mest te scheiden. Als die scheiding heel goed gebeurt, zou je bovendien de dunne fractie kunnen inzetten als vervanger voor kunstmest, mits de Europese wetgever dat toestaat.

Het beperken of afvangen van methaanemissie is moeilijker. De eerste logische stap is om mest snel uit de stal te halen, zodat er geen methaanvorming optreedt. Dan moet je het buiten de stal wel zo opslaan dat het methaan dat daar ontstaat, opgevangen kan worden en dat het niet ontsnapt. Een tweede, meer creatieve denkrichting, is het afvangen van methaan in de stalruimte zelf. Dat is niet eenvoudig, want de concentratie is laag. We vangen wel methaan af in mestvergisters, want daarin is de concentratie hoog. Je vangt het methaan uit de bek van de koe echter niet op, en dat is toch zo’n 70% van de methaanemissie. Een techniek van methaan afvangen is er nog niet. Maar je kunt denken aan een afzuigkap boven de koppen van de koeien in een tweerijige kop – kop ligboxopstelling. Of je zou de koppen van koeien kunnen concentreren in een cirkelopstelling van ligboxen. De stal kan nog steeds rechthoekig zijn, maar je plaatst meerdere hele of halve cirkels in de stal. Koeien hebben in een cirkelopstelling ook meer ruimte. Met een soort paraplu erboven kun je dan methaan afvangen. Net als bij de ruimtes waar mag worden gerookt, daar heb je ook van die paraplu’s.

159

Een andere oplossing is een bodem van houtsnippers in een stal zonder ligboxen (vrijloopstal), daarmee bind je stikstof door bacteriën in de bodem. Dan laat je de natuur zijn werk doen en voeg je ook organische stof toe aan je mest.

De omgeving speelt een steeds belangrijkere rol. Kunnen

Aan een groep studenten vraag ik soms: Wat denken jullie dat de nieuwe behoeftes zijn van de boer en van de omgeving? De jongens in de klas zeggen vaak dat ze met de omgeving niks te maken willen hebben, die willen gewoon zelf door. En de meisjes in de klas begrijpen dat het zo niet werkt. Je hebt de buren, die zien direct wat er gebeurt. En je hebt de stedeling die producten koopt, en die er dus ook op een bepaalde manier naar kijkt. De vraag is of je die omgeving erbij kunt betrekken. Kun je er een heleboel bedrijfjes aan koppelen? Die mestvergisting is een bedrijfje

Interview Paul Galama

bedrijven nog verder groeien? Of gaan we aan schaalverkleining doen?


op zich, koeien melken is een bedrijf op zich, kaas maken, of ijs. Heel veel bedrijfjes op één erf, of in een regionale samenwerking. Allemaal rondom die paar duizend koeien op meerdere locaties. Je moet de omgeving geen last bezorgen, maar meer in lusten denken. Je laat het erf dus passen in het landschap en je gaat meer regionaal samenwerken. Je moet het attractief maken, ‘mega’ heeft een negatieve bijklank gekregen, maar het kan ook een positieve associatie krijgen. Want op een groot melkveebedrijf zal vaker een koe afkalven en er wordt meer uren per dag gemolken. Dat is een attractie.

160

Een extreem voorbeeld van een groot melkveebedrijf op één erf is een boerderij die twee uur rijden onder Chicago ligt, Fair Oaks. Daar komen duizenden bezoekers, voor het afkalven van de koeien is zelfs een tribune gebouwd. Daarop zitten mensen dan een uur of twee naar die afkalvende koeien te kijken. Die Amerikanen maken van ‘mega’ een attractie, dat zou je in Nederland niet kunnen doen. Hier heeft ‘mega’ zo een negatieve lading gekregen, dat we de voordelen ervan helemaal zijn vergeten. Maar goed, de uitdaging voor de toekomst is vooral ontwerpen vanuit behoeftes. Dus je moet duidelijk zien te krijgen: wat wil de koe, wat wil de boer en wat wil de omgeving? Die belangen moet je proberen in je ontwerp terug te brengen. Duizenden koeien op één erf is in Nederland maatschappelijk niet haalbaar en bovendien wordt de invulling van grondgebonden ook lastiger. Melken op meer locaties ligt dan meer voor de hand, waardoor beweiding ook makkelijker inpasbaar wordt. In een vrijloopstal bied je de dieren veel ruimte voor hun natuurlijke gedrag en kun je bij gebruik van bijvoorbeeld houtsnippers als bodemmateriaal ‘humest’ maken, die geschikt is als bodemverbeteraar. Een boer die nu een nieuwe stal bouwt, moet echter ook een emissiearm systeem hebben. Of dat in een vrijloopstal ook het geval is, zal in de loop van 2018 openbaar gemaakt worden. Gaan we in de toekomst de koeien weer op het land melken, net als vroeger?

Over ‘Melken in de natuur’ heb ik onlangs een rapportje geschreven. Er kwam een vraag vanuit de dorpsvereniging in Ommen. De voorzitter, zelf helemaal geen boer, vroeg of we niet op een of andere manier een melkveebedrijf in het natuurgebied konden creëren. En toen hebben we een plan gemaakt voor een rondtrekkende kudde van 200 koeien. Daar trek je net als nomaden mee door een natuurgebied en je laat het melksysteem meebewegen. Het economisch voordeel is dat je lagere grondkosten hebt, de pacht is net zoveel als de natuurvergoeding. Je voert via krachtvoer net zoveel mineralen aan als je afvoert via de melk, zodat je geen toename


hebt van mineralen in dat gebied. Dus kun je maar een klein beetje krachtvoer voeren. Maar je hebt wel melk die eigenlijk een biologische plusprijs zou moeten hebben, natuurmelk. En dat met een mobiel melksysteem waarmee je rondtrekt in dat natuurgebied. Hoe gaan we dan om met hightech?

e familiekudde is ook een interessant onderwerp van studie: kun D je de kalveren langer bij de koeien laten? Er zijn boeren die het gewoon in een ligboxenstal doen, met kalfjes ertussendoor. Maar eigenlijk zou een vrijloopgebied in het midden van de stal met ruimte er omheen makkelijker zijn, omdat er meer ruimte is. Het kan zowel in een rechthoekige als in een ronde opstelling. In de centrale ruimte bevinden zich dan melkkoeien, drachtig jongvee en droge koeien door elkaar. In de ruimte eromheen staan dan de melkrobots. De kalveren kunnen door poortjes als ze zich willen afzonderen, maar als ze liever in de groep willen zijn, dan kan dat ook. Als je dat wilt, dan moet je naar andere ontwerpen toe. Een belangrijke uitdaging

Interview Paul Galama

Maar een dominante koe, die eigenwijs is, doet daar veel langer over. Dit hebben we in de stal gedaan en in de wei gedaan. De test heeft een hoge herhaalbaarheid, en is dus vrij betrouwbaar. Dan is de volgende vraag: stel nou eens dat we hier een wei hebben en daar een robot en we willen graag dat die koe zich aan die kudde onttrekt en naar die robot toe loopt. Ze moeten natuurlijk niet allemaal tegelijk naar die robot lopen, want dan kan die robot dan niet aan. Het zou best eens kunnen dat je juist eigenwijze, dominante koeien moet hebben, die gewoon uit de kudde stappen en makkelijker naar die robot toe lopen. Dus dat is een van de onderzoeksvragen: welk type koe past het beste bij welk bedrijfssysteem? Dus proberen we nu fundamentele kennis op te bouwen: kun je Ăźberhaupt het karakter van een koe vaststellen? Dat doen we bijvoorbeeld met die social-runwaytest. En de volgende stap is: wat kunnen we met die kennis? Als we dat weten, hoe kunnen we dat dan toepassen? En het kan dan zo zijn dat we andere koeien moeten fokken. Maar het kan ook zijn dat als een boer weet wat het karakter is van zijn koeien, hij daar zijn systeem op aanpast. Dus karakter is wel een interessant onderzoeksveld.

161

Ik denk dat we hightech niet moeten inzetten om de natuur te beheersen, maar om haar beter te begrijpen. Met sensoren kun je het gedrag van koeien waarnemen. We hebben bijvoorbeeld een kengetal ontwikkeld voor kuddegedrag. Dat is een simpele test. Op het eind van een ligboxenstal zet je 15 koeien neer. Dan komt er aan het begin van de stal een testkoe, je doet het hek open en dan meet je gewoon hoeveel seconden zij erover doet om naar die kudde te lopen. Dat noemen we de social-runwaytest. Hoe sneller zij dat doet, hoe meer dat betekent dat een koe behoefte heeft om in een kudde te zijn, sociaal te wezen.


Anton Stokman is a dairy farmer and one of the initiators of the Vrije Keuze Stal (Free Choice Stable) in Koudum, Friesland. It’s a stalls system aimed at innovation in management, animal welfare and the environment. He sees farmers all coming up with different solutions to the challenging world of cattle farming. It’s part of the charm of farming, it’s a personal thing. Some are passionately breeding cattle, others are experimenting with mechanization or looking into options involving meadow birds and the environment. Stokman has opted for a business with only two people, which means the farm will have to have 300 cows in order to pay for the second person’s wages. The new cow house makes use of modern equipment, including sensors keeping an eye on the animals. Innovation is a necessity to keep up with the times and to find a successor to take over the farm in due time. The number of cows is a moot point. A farm with over 250 heads of cattle is considered a factory farm, with all of the accompanying rules and regulations. However, modern factory farms are also better equipped in dealing with environmental issues. A great deal of expertise and innovation went with the scaling-up of farms. A farm should be economically viable, as well. Stokman considered the option of organic farming but finally decided against it. Organic farming comes with rules about fertilization, the use of antibiotics, etc. Organic milk will fetch a hi-

Using high-tech for a better understanding of nature 162

is om dan meerdere diergroepen met verschillende voerbehoeftes toch in één groep naar behoefte voeren. In creatieve workshops met veehouders, adviseurs en stallenbouwers hebben we aangetoond dat het moet kunnen.


Interview Paul Galama

gher price, but the question is whether the public that is willing to pay for it, will be big enough. Organically kept cows give less milk, but produce almost the same amount of manure. In other words, organic is not necessarily environment-friendly. This goes against the image people have when they buy organic products. For organic farming you also need extra space. If you own your farm and there is enough pasture land, this is not a problem, investing in extra land will make your business less profitable. It will also make it harder to find a successor later on. Moreover, more pastures also means extra water-supply, and water is becoming scarce. It will thus also add to the ecological footprint. Growth means progress, but we’re also reaching the point where there won’t be enough food to feed the entire world’s population. Stokman also has strong opinions on biodiversity. He considers it a man-made concept that has little to do with nature. It’s often used by people involved in conserving meadow birds on the pastures. If a type of bird would disappear in certain areas, it would be a pity, but a fact of nature well. He considers the idea of rough areas with beef cattle in them romantic. It looks pretty, but beef cattle have a large ecological footprint. In the end, it’s all a matter of choices, and one shouldn’t condemn the whole farming sector on the basis of a few small aspects.

163


164


Zuiderwoude, 2017 – Nellie 54, 50% Fleckvieh, 37% Holstein-Friesian, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel


Panorama potstal / Panoramic deep litter Hoeve Biesland, Delfgauw, 2017




169


Deep Litter 2.0

Blijkbaar nemen we in onze vooruitgangsdrang soms een verkeerde afslag.

In our urge to progress we apparently take a wrong turning, now and again.

Deep Litter 2.0

170


Voortschrijdend inzicht is een fascinerend fenomeen. Soms betekent het terugkeren naar dingen die we vroeger al deden. Wanneer je de ontwikkelingen in de melkveehouderij volgt, kom je een aantal opvallende voorbeelden tegen. Zo hebben alle koeien nog hoorns op de foto’s van Cas Oorthuys in het boek Rundvee uit 1948. In de ligboxenstallen die vanaf de jaren zeventig werden gebouwd, kwamen de dieren vast te zitten in de voerhekken waar ze hun kop doorheen moeten steken. Massaal werden de hoorns afgezaagd en om dezelfde reden worden bij kalveren de hoorns nog altijd weggebrand. Het is de fokkerijwereld zelfs gelukt via het hoornloosfokprogramma koeien zonder hoorns te fokken. Toch zien wij hier en daar melkkoeien met hoorns terugkeren in het landschap. Voor biologisch dynamische boeren is het verplicht, omdat de dieren er belangrijke mineralen in opslaan. Maar er zijn meer melkveehouders die bewust voor hoorns kiezen. Uit onderzoek is gebleken dat melk van koeien met hoorns langer houdbaar is. Spectaculair is ook de ontwikkeling van de moderne potstal. Het is een manier van dieren huisvesten die uit de Middeleeuwen stamt. De mest wordt steeds opnieuw bedekt met een laag stro en zo wordt de bodem telkens iets opgehoogd. In ligboxenstallen lopen de koeien op roosters, mest en urine worden opgevangen in de gierkelders die daaronder zitten. Juist dat samenvoegen

van mest met urine zorgt voor problemen door de vorming van ammoniak. Ook in potstallen ontstaat emissievorming van ammoniak, maar de met stro vermengde mest wordt anders verwerkt. Drijfmest van ligboxstallen moet vanwege de ammoniakemissie in de bodem worden geïnjecteerd. Dat heeft voor het bodemleven funeste gevolgen. De ruige mest van een potstal wordt in het voorjaar over het land uitgereden. Dat is een veel betere manier om het milieu en de bodem te ontzien. Om stro in een potstal te verspreiden worden verschillende technieken gebruikt. Soms wordt het de stal in geblazen. Maar bij de bouw van een nieuwe stal kan ook een constructie aan het dak worden gemonteerd. Langs een rail glijdt een stroverdeler die twee keer per dag een laag stro laat neerdwarrelen. Zo eentje hebben ze er in de potstal op de foto ook. Daarnaast kunnen de koeien vrij rondlopen, wat veel diervriendelijker is. Deze panoramastal heeft bovendien een ronde vorm, zodat koeien die lager in rangorde staan nergens in een hoek kunnen worden geduwd. Je hebt de neiging om te denken: waarom kwamen we niet eerder op deze ideeën? Blijkbaar nemen we in onze vooruitgangsdrang soms een verkeerde afslag. En komen we vervolgens via een omweg weer terug bij de weg waar we eerder al op zaten.

171 You’re inclined to think: Why haven’t we thought of this before? In our urge to progress we apparently take a wrong turning, now and again. And by means of a diversion we return to the path we were on originally.

In addition, the cows can walk around freely, making it much more animal friendly. This panoramic cow house has a round form, so cows who are lower in the order can’t be pushed into a corner.

Different techniques are used to spread the straw in a deep litter. Sometimes it’s blown into the cow house. But in the case of a new cow house a special roof may be constructed. A straw distributor will pass overhead on a rail twice a day to distribute a fresh layer of straw. The deep litter in the photo is fitted with one.

The development of the modern deep litter is also a spectacular phenomenon. It’s a method of keeping animals that dates back to the Middle Ages. The manure is covered with a layer of straw, raising the ground slightly in the process. In stalls the cows walk around on grids, and manure and urine are contained in a slurry pit underneath. The mixture of manure and urine causes problems because of the production of ammonia. Deep litters also have ammonia emission, but the mixture of straw and manure is processed differently. The manure from the stalls needs to be injected into the soil because of the ammonia emission. This has disastrous consequences for soil life. The rough deep litter manure is spread over the land in spring. This is a much better way to relieve both the environment and the soil.

We do, however, see dairy cows with horns returning to the landscape. For biodynamic farmers it’s even mandatory, because the animals store important minerals in their horns. But there are more dairy farmers who consciously opt for horned cattle. Research has shown that milk from horned cows is less perishable.

All cows in Cas Oorthuys’ 1948 book Rundvee (Cattle) have horns. In the stalls that were built from the 1970s onwards the animals got stuck when they had to put their head through the feeding barriers. The horns were sawed off on a massive scale, and for the same reason the horns of calves are still burnt off. The breeding world has even managed to breed hornless cattle through a special hornless breeding programme.

Progressive insight is a fascinating phenomenon. Sometimes it involves a return to the way we used to do things in the past. There are some striking examples in recent developments in dairy farming.

Onstwedde, 2017



173


I saw my first milking robot at the Landbouw RAI (an agricultural show) in 1998. I contacted the manufacturer, Lely, and soon after, I filmed one at the Waiboerhoeve in Lelystad, a testing farm for Wageningen University. There was also a prototype of a manure robot at this farm, developed by JOZ from Westwoud. The machine spread the manure across the grid before it disappeared completely in the slurry pit. There was something endearing about a moving machine that could operate by itself. This image came closest to

De Waal, Texel, 2018

When the year 2000 approached, I decided to see what had actually come true. My optimism about nuclear energy, the pill and the rocket motors was a bit far-fetched. But I had seen my first mobile robot in 1993, in a canning factory in Doesburg.

Cow and Robot

174

Toen eind jaren negentig het millennium dichtbij kwam raakte ik gefascineerd door robots. Ik ben van 1955. Als kind lag ik op zolder in mijn bed vaak na te denken over de toekomst waarin ik terecht zou komen. Het jaar 2000 was lichtjaren ver, ik werd duizelig als ik eraan dacht. Ik had er een vaag idee over: alles werkte op atoomenergie, eten deden we door één pil per dag te slikken, we reisden met raketmotortjes op onze rug door de lucht en het werk werd gedaan door robots. We naderden het jaar tweeduizend en ik besloot te kijken wat ervan terecht was gekomen. Het optimisme over atoomenergie, pil en raketmotortjes bleek een brug te ver. Maar de eerste mobiele robot was ik al in 1993 tegengekomen in een blikfabriek in Doesburg. Op de Landbouw RAI in 1998 zag ik voor het eerst een melkrobot. Ik nam contact op met fabrikant Lely en niet veel later filmde ik er een in bedrijf op de Waiboerhoeve in Lelystad, een proefboerderij van Wageningen Universiteit. In de stal reed ook een prototype van een mestrobot rond, ontwikkeld door de firma JOZ uit Westwoud. Het apparaat smeerde de mest over de roosters voor zich uit totdat de mest verdween in de gierput. Zo’n bewegend apparaat dat zelf zijn weg weet te vinden had iets aandoenlijks. Dat beeld kwam het dichtst in de buurt van de voorstelling die ik als kind maakte van het jaar 2000. Apparaten die het werk van ons overnamen en zelf taken konden uitvoeren. Typisch zo’n onderwerp

At the approach of the millennium in the late 1990s I became fascinated by robots. I was born in 1955. When I lay in bed in the attic as a child, I often thought about what the future would hold for me. The year 2000 seemed lightyears away; it made my head spin just thinking about it. I had a pretty weird idea about it: everything would be powered by nuclear energy; we would eat by swallowing one pill per day; we would travel using rocket motors on our backs, and all our work would be done by robots.

Koe en robotw


By now it’s 2018 and there’s a new generation of manure robots, keeping the high welfare floors in the modern bedded pack barns clean. If my child’s image of progress is confirmed anywhere at all, it’s on a number of farms I have visited. If this development continues, the farmer himself may eventually become obsolete.

Five years later, Jaap bought two milking robots, of the type Astronaut 4, manufactured by Lely. The pit, where we would milk the cows and where we had fun with farmhand René and the other guys, disappeared. Ever since, when I’m at the farm, I glance at a monitor to see what’s happening in the stalls. How often the cows have been milked; the intervals; the cell number or the number of refusals; the behaviour of the cows in heat - it can all be read on the monitor. The only time I ever touch a teat is when some unfortunate cow has too little room in between two of them. In that case the robot doesn’t recognize them and gets confused. I bend over behind the cow, pull away the tail, and make some room between the teats with my fingers, until the milking cups have found both teats again.

It would take another ten years before a robot appeared in my own environment, around 2008, at my friend Jaap Hemke’s farm. A newer version of the manure robot I had filmed at the Waiboerhoeve was riding around among his surprised cows.

Machines taking over our jobs and performing tasks by themselves: it’s typically a subject for moving image rather than for stills. My short film Voorwaarts (Forward; 2000) follows several of them riding around. Some robot names referred to animals, and that’s no coincidence. There was the Turtle, which could mow a lawn by itself, and the Dolphin 2000, which could clean a swimming pool.

what I had imagined as a child about the year 2000. waarvoor bewegend beeld beter geschikt is dan stilstaand beeld. In mijn korte film Voorwaarts (2000) rijden er een aantal rond. Sommige robotnamen verwezen naar dieren en dat is geen toeval. Zo had je de Turtle die zelfstandig het gazon maaide en de Dolphin 2000 die een zwembad schoonhield. Het zou nog tien jaar duren voordat er een in mijn omgeving verscheen, dat was rond 2008 bij mijn vriend Jaap Hemke in de stal. Tussen de verbaasde koeien reed opeens een nieuwere versie van de mestrobot die ik al op de Waiboerhoeve had gefilmd. Vijf jaar later schafte Jaap daarbij nog twee melkrobots aan, type Astronaut 4 van fabrikant Lely. De put waarin we de koeien molken en waarin het altijd zo gezellig was met boerenhulp René en de andere jongens verdween. Sinds die tijd tuur ik als we op de boerderij zijn naar een beeldscherm om te zien wat er in de stal gebeurt. Hoe vaak de koeien zijn gemolken, de tussentijd, het celgetal of het aantal weigeringen, het tochtgedrag. Alles kun je erop aflezen. De enige keer dat ik nog een speen aanraak is wanneer er tussen twee spenen te weinig ruimte zit bij een ongelukkige koe. Die herkent de robot niet, hij raakt van slag. Ik buk dan achter de koe, breng de staart opzij en maak wat ruimte met mijn vingers tussen de spenen. Totdat de melkbekers beide spenen weer hebben gevonden. Intussen zijn we in 2018 en is er alweer een nieuwe generatie mestrobots, die de high welfare vloeren in moderne vrijloopstallen keurig schoonhouden. Als dat vooruitgangsbeeld wat ik als kind had ergens wordt bevestigd, dan is het wel op een aantal van de boerderijen die ik bezocht. Er komt geen boer meer aan te pas als het zo doorgaat.

175


Hoeve Biesland, Delfsgauw, 2017


Hoeve Biesland is a biodynamic farm with 160 dairy cows and full nutrient recycling. In the middle of the urban Randstad area they are mainly aiming at the region’s inhabitants.

Hoeve Biesland is een biologisch dynamische boerderij met 160 melkkoeien en een volledig gesloten kringloop. Midden in de druk bevolkte Randstad zijn ze vooral gericht op de bewoners van de regio.

177


Wat wil de koe? Wat wil de koe? Jarenlang hebben wij ons dat niet afgevraagd. Dat is nu veranderd. Deze koeientuin is een project van Courage, de innovatieorganisatie van de Nederlandse melkveehouderij. Van heinde en verre kwamen boeren naar de open dag om een blik in de toekomst te werpen. In de koeientuin is de natuurlijke leefomgeving van de koe nagebootst. Robots brengen het voer, verzamelen de mest en melken de koeien. Kan hightech de koe dichterbij de natuur brengen? Fascinerende vraag. Carel de Vries van Courage: ‘Landbouw is iets anders dan industrie. Het blijft een biologisch systeem. Volgens mij ligt de toekomst in een intelligente combinatie van natuurlijk en hightech. De uitdaging is om technologie te gebruiken om slimmer te werken mét de natuur. Niet om de natuur nog verder naar onze hand te zetten.’ De nagebootste natuurlijke omgeving doet denken aan een dierentuin. Voor eigenaar Chris Bomers is het een logische uitbreiding van zijn bedrijf. Zijn boerderij Kraanswijk heeft gastenverblijven en hij beheert de Leemputten, een recreatieplas waar je kunt waterfietsen. Hij wil toeristen over een monorail in de lucht door de koeientuin laten fietsen. Hij weet waarover hij

praat: zonder die monorail waren hier het afgelopen jaar al 20.000 bezoekers. Bomers benadrukt dat de koeientuin geen vervanging is van de weide, wel van de stal. Zijn koeien lopen gewoon buiten in de zomer. ‘Maar in de winter hebben Nederlandse koeien buiten niets te zoeken, er staat geen gras of het is te nat.’ De koeien hebben hier de ruimte, dat is een stuk diervriendelijker dan ligboxenstallen. Koeien die lager in de rangorde staan, kunnen zich bij conflicten bovendien verstoppen. De vloer laat urine door en vaste mest niet. Daardoor mengen ze niet en is de ammoniakemissie aanzienlijk lager. De vloer is bovendien zacht en stroef gemaakt, om hem aan te laten voelen als de wei. Toezichthouder SKAL controleert streng of aan de eisen voor het certificaat biologisch is voldaan. Daarvoor moeten koeien niet alleen vrij kunnen bewegen in de stal, ze moeten ook op natuurlijk strooisel liggen. En dat is niet wat wij hier zien. Bomers moest een ontheffing aanvragen voor zijn vloer. Hier zit regelgeving vooruitgang duidelijk in de weg. Wat deze koe wil is goed te zien. Een koe gaat alleen zo liggen als ze totaal ontspannen is.

The supervisory organization SKAL has strict rules for organic farming. Cows need to be able to move freely in the cow house, and they should also be on natural litter. And that’s not the case here. Bomers had to apply for an exemption to be able to use his floor. Regulations are clearly blocking progress here.

Bomers emphasizes that the cow garden is not a replacement for a pasture, but it does replace the cow house. In summer his herd is outside in the field. Here the cows have lots more space than in a box stall. In the case of conflict cows that are lower in the order can easily hide. The floor allows urine to drip through, and retains the manure. The two don’t mix and the ammonia emission is considerably lower. The floor has been made soft and rough, so it feels like a pasture.

The imitated natural surroundings in the cow garden are reminiscent of a zoo. Owner Chris Bomers sees it as a logical extension of his business. His farm, Kraanswijk, provides guest accommodations, and he oversees the Leemputten, a recreation lake where pedal boats can be rented. He wants to install an overhead monorail for tourists. He knows what he’s talking about; even without the monorail there were as many as 20,000 visitors over the past year already.

The cow garden is an imitation of the natural circumstances. Robots bring food, collect the manure and milk the cows. Can high-tech bring the cow closer to nature? That’s a fascinating question. Courage’s Carel de Vries: ‘Farming differs essentially from industry. It’s still a biological system. (..) The challenge is to use technology smartly to work with nature. And not to adapt nature even more to our purposes.’

What does the cow want? We haven’t been asking that question for a great many years. This cow garden is a project by Courage, the Dutch dairy farmers’ innovation organisation. From all over the country farmers are coming to the open day to have a look at the future.

What Does the Cow Want?

It’s obvious what this cow wants. A cow would only lie down like this when she’s completely relaxed.

178

Groenlo, 2015






Zuiderwoude, 2017 – Hannie 20, 25% Brown Swiss, 25% Holstein-Friesian, 25% onbekend / unknown, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel, 12% Zweeds roodbont / Swedish red-and-white 12%



185


Owner Jan Wieringa: ‘If we wouldn’t do anything about it, many people say Europe would mainly consist of beech forests and open areas. Cattle would look for shelter in the forest and graze in the

Wolfheze, 2015

New forms of farming, like agroforestry (wood farming) and permaculture (developed ecosystems) are finding an increasing following. The Veld & Beek nature farm in Doorwerth partly puts this concept into practice. The Blaarkop cattle walk around in an adjoining nature reserve; it is not a properly designed food forest. From the forest they can enter grassland and even a heath.

Blaarkop Cattle in a Forest

186

Het is weer eens iets anders dan een weiland. De meeste graslanden zijn monoculturen, percelen met één soort gewas. Maar een boer kan zijn hectaren ook heel anders inrichten om voedsel te produceren. Door bijvoorbeeld percelen in te zaaien met grasklaver of graan en daartussen rijen notenbomen te zetten. Tussen de vruchtbomen laat je kippen lopen en een aantal koeien voor de bemesting. Die koeien produceren zowel vlees als melk. Het perceel kun je afscheiden door een rand bos voor houtopbrengst, waar dan ook nog koolstof wordt vastgelegd. Als je het zo aanpakt, is er sprake van een polycultuur. Hectaren polycultuur leveren meer op dan hectaren monocultuur; je produceert vlees, melk, boter, kaas, kwark, vruchten, noten, groente, eieren, hout, graan of andere gewassen. Nieuwe vormen van landbouw zoals agroforestry, ofwel boslandbouw, en permacultuur, ontworpen ecosystemen, vinden steeds vaker navolging. Op Natuurboerderij Veld & Beek in Doorwerth wordt dit voor een deel in de praktijk gebracht. De blaarkoppen lopen in een natuurgebied dat grenst aan de boerderij, van een ontworpen voedselbos is hier nog geen sprake. Vanuit het bos kunnen de koeien naar grasland en zelfs de hei op. Eigenaar Jan Wieringa: ‘Deden wij niets, dan zou Europa bestaan uit beukenbossen met daartussen open gebieden. Runderen zouden beschutting zoeken in het

Blaarkop cattle in a forest. It makes a change from seeing them in a pasture. Most grass lands are monocultures, parcels with one type of vegetation. A farmer may also decide to arrange his acres differently in order to produce food. For instance, by sowing clover or grain, and plant nut trees amongst them. You keep chickens among the fruit trees and cows for the fertilization, kept both as dairy and meat cattle. On the edge of the parcel you may have a stretch of wood for timber, and also to retain carbon. This approach gives you a polyculture. Acres of polyculture will yield much more produce than acres of monoculture: meat, milk, butter, cheese, curds, fruit, nuts, grains, vegetables, eggs, timber, grains and other crops.

Blaarkoppen in het bos


bos en grazen in de open gebieden, zoals op de savanne. Bos is geen ideale biotoop voor een koe, het is meer iets voor een varken. Maar dit oud-Hollandse ras redt zich er prima. Ze eten er van alles, tot en met paddenstoelen.’ Naast de boerderij is onlangs ook een stal gebouwd die eruitziet als een kas. In de winter lopen koeien in die ‘stalkas’, de enige ter wereld. Op de mest die zij achterlaten, groeien onder hetzelfde dak in de zomer tomaten, komkommers, aubergines en paprika’s. Kees van Veluw geeft les in biologische veehouderij en permacultuur aan Wageningen Universiteit. Hij is als voorzitter van de consumentencoöperatie ook betrokken bij Veld & Beek. Van Veluw pleit ervoor om bomen te integreren in weilanden en ecosystemen uit te dokteren waarbij je voedsel produceert en tegelijkertijd de bodem intact houdt, en het grondwater en de lucht schoon. Hij licht toe: ‘Permacultuur betekent in het kort de natuur kopiëren op een landbouwbedrijf. Monoculturen vind je niet in de natuur.’ De huidige systemen kunnen we niet blijven repareren met mest- of fosfaatwetgeving. ‘Permacultuur is biodiversiteit. We moeten het landschap ecologisch anders inrichten.’ De wetenschap dat alles in de natuur met elkaar samenhangt is niet nieuw. Maar wat gaan we ermee doen? Het leek zo efficiënt, een landschap met uitgestrekte graanvelden zonder bomen en lege weilanden met alleen eiwitrijk gras voor koeien in megastallen. Maar ik kan er niet meer langsrijden zonder te denken

aan de koeien in het Wolfhezer bos.

The idea that everything in nature is connected is not new. But what are we going to do with this knowledge? It looked so efficient, a landscape with extensive fields of grain without any trees, and empty pastures with only high-protein grass for cattle in factory farms. I can’t drive past them anymore without thinking of the cows in the Wolfheze forest.

Kees van Veluw teaches organic farming and permaculture at Wageningen University. He makes a case for integrating trees in pastures and conceiving ecosystems in which you produce food while at the same time keeping the soil intact, and keeping the groundwater and air clean. He explains: ‘In brief, permaculture means: copying nature at a farm. Monocultures are not found in nature.’ We can’t continue repairing the present systems by way of manure or phosphate laws. ‘Permaculture is biodiversity. We should opt for a different ecological arrangement of the landscape.’

open areas, like they would in a savannah. A forest is not an ideal biotope for a cow, it’s better suited for pigs. But this old Dutch breed gets along fine. They eat all kinds of things, even mushrooms.’ A new cow house has recently been built next to the farm, and it looks like a greenhouse. In winter the cows walk around in this ‘cow-greenhouse’. The manure they leave behind is used in summer to grow tomatoes, cucumbers and peppers under the same roof.

187


Heelsum, 2017


The cow-greenhouse at the Veld & Beek farm; a unique concept. In the exact spot where the blaarkop cows leave their manure in winter, vegetables ate grown during the summer season.

De stalkas van Boerderij Veld & Beek; een uniek concept. Op dezelfde plek waar in de winter blaarkoppen hun mest achterlaten, worden in het zomerseizoen groenten geteeld.

189



191


In what light should we see this development? In the 19th century two American brothers invited barbed wire. This invention is often seen as the start of industrialised farming in the US. With the use of fencing, herds could be kept in one place. Barbed wire meant the end of the cowboy, and many cattle drivers lost their jobs. The arrival of

Leeuwarden, 2015

The photo calls forth the image of a remote-control cow. This may sound like science-fiction, but that’s no longer the case. Another test in the Graze Guide project at the Dairy Campus has proven that fenceless grazing is possible. Cows are given an audio signal through a transponder on their neck as soon as they approach an invisible fence. If they continue to walk on, they will receive a small electric shock. They will only do this once; next time they will turn around when they hear the signal. A video fragment, which you can access by way of the QR Code, will show you what a photo couldn’t show.

Remote Control Cow

192

Op de Dairy Campus in Leeuwarden worden apparaten getest voordat ze in de handel mogen komen. Dat is wat er gebeurt op deze foto. Om de nek van de koe hangt een kastje dat de kauwbewegingen via sensoren registreert. De werkstudent op de stoel houdt de kauwbewegingen met de hand bij. Zo kan worden gecontroleerd of het apparaat aan de nek van de koe doet wat de fabrikant belooft. De foto roept het beeld op van een op afstand bestuurbare koe. Dat lijkt science fiction, maar dat is het inmiddels niet meer. Een andere test in het project Graze Guide op de Dairy Campus heeft bewezen dat draadloos beweiden mogelijk is. Koeien krijgen via een transponder om hun nek een geluidje te horen als ze een onzichtbare afrastering naderen. Lopen ze te ver door, dan krijgen ze een elektrisch schokje. Dat doen ze dus maar één keer, daarna keren ze bij het horen van het geluidssignaal al om. In wat voor ontwikkeling moeten we dit plaatsen? In de negentiende eeuw vonden twee broers in Amerika het prikkeldraad uit. Die uitvinding wordt wel gezien als het begin van de geïndustrialiseerde landbouw in Noord-Amerika. Door fencing konden kuddes op één plek worden gehouden. Prikkeldraad betekende het einde van de cowboy, veel veedrijvers zouden hun baan verliezen. Ook de komst van de trein speelde daarin mee. Runderen werden voortaan met de trein vervoerd; cowboys waren niet meer nodig om de kuddes te

At the Leeuwarden Dairy Campus, machines are tested before they may be sold. That’s what’s happening in this photo. The cow has a device on her neck registering chewing movements with the use of sensors. The student on the chair takes down these chewing movements manually. This is to check whether the device on the cow’s neck actually does what the manufacturer has promised.

Op afstand bestuurbare koe


verplaatsen. Grootschalige voedselvoorziening voor steden kwam in de slachthuizen van Chicago nu echt goed op gang. Een volgende stap diende zich aan na de Tweede Wereldoorlog. Het omweiden werd makkelijker dankzij de uitvinding van het schrikdraad, dat makkelijk verplaatst kon worden. In beide wereldoorlogen was dat afdoende uitgeprobeerd op mensen, nu kon het ook voor dieren worden ingezet. Meestal is die volgorde andersom. Schrikdraad maakte het ook mogelijk om aan stripbeweiding te doen. Daarbij laten melkveehouders hun kudde gedurende korte tijd op stroken van een perceel grazen. Hierdoor halen ze meer opbrengst uit hun land dan wanneer de koeien langere tijd op het hele perceel grazen. Nadeel is dat het extra werk is; de koeien moeten steeds naar een andere strook worden verplaatst. Weliswaar werd het systeem eenvoudiger door het gebruik van nylon draad en plastic paaltjes, maar die draden steeds verzetten kost tijd. Nu staan we dus opnieuw voor een revolutionaire sprong. Een boer kan met één vinger over zijn tablet swipen en hup er is een onzichtbare afrastering. Via gps weet zijn systeem tot op centimeters waar zijn koeien zich bevinden. Voorlopig is alleen het Noorse bedrijf Nofence erin geslaagd een werkend systeem in de handel te brengen. Een Nederlandse versie is in ontwikkeling. Het is een

ideaal systeem voor boeren die in niet-omheinde gebieden en bossen hun vee willen laten lopen. Maar melkveehouders kunnen het ook gebruiken voor het beweiden van hun koeien. Via hetzelfde principe kunnen we binnenkort zelfs een koe op afstand besturen. Over de ethische kant van het Graze Guide project werden in 2016 Kamervragen gesteld. Staatssecretaris Van Dam kwam met het antwoord dat het onderzoek voldeed aan alle geldende wet- en regelgeving. Maar welke kant beweegt dit op? Hoeveel Kamervragen we ook stellen, het wezen van een dier zal nooit veranderen. Dieren zijn nomadisch, net als mensen trouwens. Iedere vorm van onvrijheid tast iets wezenlijks aan. Een recht dat eerder terugveroverd zou moeten worden in plaats van nog verder ingeleverd.

But where is all this going? However many questions we may ask in parliament, the nature of an animal will never change. Animals are nomadic; just like people, by the way. Any form of captivity affects their being. It’s a right that should be regained rather than limited even further.

In 2016 questions were asked in Dutch parliament on the ethical implications of the Graze Guide project. State Secretary Van Dam replied that the research met with all the laws and rules.

So far only the Norwegian company Nofence has succeeded in producing a working system. A Dutch version is being developed right now. It’s an ideal system for farmers who prefer to have their cattle graze in areas that are not fenced in. But dairy farmers may also use it for their pastures. Through the same principle we may soon have this remote-control cow.

Now we’re on the brink of yet another revolutionary step forward. A farmer may swipe his tablet with one finger and, hey presto, there’s a new invisible fence. The system can keep track of the cows by the inch precisely, using GPS.

Electric fencing also allowed strip grazing. In this, dairy farmers have their herd graze for a short while on small strips of a parcel. This will result in a greater yield than when the cattle would graze for a longer time on the whole parcel. The disadvantage of this system is that it needs extra work, because the cows have to be moved to another strip every once in a while. The system has become simpler with the use of nylon wires and plastic pylons, but moving the fences is fairly time-consuming.

The next step was taken after WW II. Moving herds to another pasture was facilitated by the invention of electric fencing, which could easily be moved. In both world wars it was amply tested on people, and now it could be used for animals. Usually it’s the other way around.

the train also played a role in this. Cattle could be transported by rail; cowboys were no longer necessary to move herds from one place to another. The large-scale food supply for the cities got on the way in the Chicago slaughterhouses.

193


Zuiderwoude, 2017


195


Zuiderwoude, 2017 – Nellie 50, 87% Holstein-Friesian, 12% Maas-Rijn-IJssel / Meuse-Rhine-Issel


Gangbaar en biologisch naast elkaar

In Nederland biedt het voor de bulk produceren slechts perspectief voor een aantal bedrijven. Veel melk, geproduceerd tegen de laagste kostprijs. In grote delen van het land kan dat niet. Wij moeten het in Nederland vooral hebben van wat ons onderscheidt in kwaliteit, innovatie en kennis. Wij zijn een soort “World Dairy Lab”. Door onze infrastructuur, door ons niveau van kennis, ondernemerschap en technologie, is Nederland een land dat kan helpen om de sector internationaal vooruit te helpen. Als wij een rol hebben in de wereld, dan is dat in het doorontwikkelen van de sector. En wat is nou de richting waarin die sector zich ontwikkelt? De veehouderij draagt bij aan het mondiale klimaatprobleem, daar zitten de knelpunten. Om die reden zou je minder vee willen hebben. Dat is wat een hoop mensen ook roepen: we willen minder vee. Dan vind ik wel dat je een onderscheid moet maken tussen vleesvee en melkvee. Vleesvee is veel inefficiënter dan melkvee, de negatieve milieu-impact van vleesvee is veel groter dan van melkvee. Dat is de ene kant van het verhaal, het milieuvraagstuk. Er is eigenlijk geen ruimte voor zoveel vee op deze aardbol. En anderzijds is het gegeven dat in China en India de consumptie van dierlijk eiwit alleen maar toe neemt. Hoe dat komt? De welvaart stijgt, en dat zie je in alle culturen. Zodra de welvaart stijgt, stappen mensen over van

Interview Carel de Vries

Hoe ziet de melkveehouderij er over 100 jaar uit?

197

Carel de Vries is directeur van Courage, innovatieorganisatie van de melkveesector.


198

plantaardig op dierlijk voedsel. Dat geeft meer status, meer aanzien. Daarom is China nu enorm aan het investeren in giga-varkensmesterijen en enorme melkveebedrijven met duizenden koeien. Dat dreigt een groot drama te worden, want ze hebben nog geen oplossingen voor de milieuvraagstukken. Ze hebben er de infrastructuur niet voor. Ze zullen er wel overheen groeien maar ze gaan tegen veel problemen aanlopen. Problemen die wij al getackeld hebben, of waarvoor we met oplossingen bezig zijn. Dus in die zin kunnen wij veel voor China betekenen. De rol van Nederland in de wereld is die van een laboratorium voor voedselveiligheid, efficiĂŤntie en duurzaamheid. Maar het klimaatprobleem is natuurlijk een vreselijk complex verhaal. Als we het terugbrengen naar de internationale melkveesector, dan staat dit onderwerp zeker op de agenda. De discussies over duurzaamheid, circulair worden, maar ook natuur, landschap en biodiversiteit, gaan al snel over volume en instrumentele maatregelen in de bedrijfsvoering. Van alles wordt verplicht, er worden bijvoorbeeld regels ingevoerd over de hoeveelheid mest. Er is een enorme regelzucht gaande op die onderdelen van het boerenbedrijf. Regels en afbakening in volume zijn zeker nodig. Maar waar we misschieten is dat we niet, of onvoldoende, sturen op kwaliteit. Heel concreet: de kwaliteit van het grondwater, oppervlaktewater, lucht, biodiversiteit en diergezondheid. Daar liggen de grote uitdagingen, om daarop te sturen. Daar kan technologie ons bij helpen. Drones, satellietbeelden en sensoren kunnen ons enorm helpen om volautomatisch die kwaliteit te waarborgen en te managen. Ik zou een hele discussie willen starten over kwaliteit. Dan is volume ondergeschikt. Kwaliteit bepaalt het volume, niet andersom. De kwaliteit gaat maatregelen stimuleren. Dat lijkt mij veel nuttiger. Het gaat niet om het feit dat die maatregel wordt toegepast, het gaat om de kwaliteit van die toepassing. De boer kan dit zelf aansturen. De nieuwe stallen zijn kwalitatief beter dan de vorige generatie, maar ook een stuk groter. Zijn die grotere aantallen een probleem?

Voor mij zijn de aantallen helemaal niet het issue. We hebben nu minder koeien in Nederland dan na de Tweede Wereldoorlog. Dus waar hebben we het over? We hebben minder koeien dan in 1982. Het enige verschil is dat je nu minder bedrijven hebt. Je hebt nu nog maar een tiende van het aantal boeren. Maar die hebben stuk voor stuk wel meer beesten. Maar dat levert weer nieuwe problemen op - wat doe je met de mest?

Ja, per bedrijf is het aantal koeien harder gegroeid dan het areaal grond. Dat levert nieuwe problemen op. En we zijn nu pas in staat om die te identificeren. We hebben ze al 25, 30 of 40 jaar, alleen hadden we het destijds niet in de gaten. Datzelfde geldt voor de kwaliteit van het drinkwater - dat wordt steeds schoner. Er komen steeds


nieuwere detectiemethodes. Je kunt steeds meer gaan ontdekken en meten met veel grotere nauwkeurigheid, wat vroeger helemaal niet kon. Maar nu we het kunnen meten hebben we ineens een probleem. Dus de werkelijkheid is niet veranderd, maar onze detectiemethoden zijn veranderd, of onze normen zijn veranderd. En daar moet de sector op inspelen. Er zijn minder koeien, de stikstofverliezen in de melkveehouderij per hectare zijn sinds 1999 gehalveerd. We zijn aanmerkelijker schoner gaan produceren dan in de jaren tachtig en negentig. Nog niet schoon genoeg, je moet eraan blijven werken. Maar je moet de dingen in perspectief zien. Anders denken we dat de problemen alleen maar groter en groter worden, en dat is niet het geval. Onze perceptie van het probleem wordt groter en groter, het probleem an sich, objectief gezien, niet. Veel mensen zijn categorisch tegen kunstmest en andere middelen. Maar als je kijkt naar de geschiedenis van Nederland; wij hebben eeuwen roofbouw gepleegd om in voldoende voedsel te voorzien. Nederland was oorspronkelijk allemaal bos. Maar door eeuwenlang plaggen en begrazen hebben we in Nederland honderdduizenden hectaren heidevelden en zandverstuivingen gecreëerd. In dat oude systeem pleegden we dus fors roofbouw. Het is maar goed dat er kunstmest kwam, anders hadden veel mensen eind 19e eeuw niks te eten gehad. Die oude heidevelden werden weer vruchtbaar dankzij de kunstmest. Er is nu meer bos dan 150 jaar geleden. Het was allemaal hei, allemaal kaal land, met een hele schrale biotoop. Het land was uitgewoond. Dat is ongeveer het model als je de bodem uitput, op een gegeven moment houdt het op. Bodemvruchtbaarheid is de sleutel voor duurzame landbouw.

199

Is het verschil tussen biologisch en gangbaar minder groot geworden?

Ik koop ook vlees en kaas bij een vriend die een biologische boerderij heeft, ik ben verre van anti-biologisch, maar het is ook een soort marketingmodel. Het is ook een ‘brand’. Laatst stond er op De Correspondent een interessant artikel over. Er was een analyse gemaakt van het perspectief en de claims van de biologische landbouw. Daar kwam toen een discussie over, interessant. Ze zijn gewoon gaan kijken: hoe zit dat nu eigenlijk in elkaar? Hoe milieuvriendelijk is die biologische landbouw? Hoe diervriendelijk is het?

Interview Carel de Vries

De gangbare landbouw kan, net als de biologische landbouw, ook schoon, duurzaam en circulair zijn. Die twee groeien naar elkaar toe. De biologische sector moet de rest van de sector op sleeptouw nemen. Ik geloof niet in een stigma, het afzetten tegen biologisch of andersom, dat is onzin. Daar doe je de werkelijkheid geen recht mee. Je moet van elkaar leren en kennis en ervaring uitwisselen. Samen de weg van de toekomst zoeken.


En in welke mate zal het in staat zijn om de wereld te voeden? Om in de vraag naar producten te voorzien? De conclusie van de auteur was dat dat laatste niet gaat lukken. Biologische landbouw is belangrijk, het moet er ook zijn, maar het is niet het geijkte model voor de hele wereld. Wat betekent innovatie in jouw ogen? Wat wordt de rol van techniek in de toekomst?

200

Er is niet ĂŠĂŠn blauwdruk voor alle boeren, ze zijn bijvoorbeeld afhankelijk van de grond waar ze op zitten. Als je op hei zit, valt het niet mee om daar een gesloten kringloop van te maken. Dan heb je eigenlijk een beekdal erbij nodig en hoogteverschil in je land, vochtverschillen. Dan pas kun je kringlopen echt gaan sluiten. Wij moeten ons realiseren dat landbouw inherent iets anders is dan industrie. Het blijft een biologisch systeem. En wat de grote valkuil is, is dat we helemaal overgeleverd worden aan het technologische, vrije-marktspoor. Dan eindig je met een soort bio-industrie met compleet geconditioneerde omstandigheden. Helemaal losgezongen van de natuur. Dan doemen er weer allerlei nieuwe problemen op en die ga je vervolgens met techniek weer proberen te managen. Dan zit je helemaal in de beheer- en controlemodus. Je komt steeds verder van de natuur af en dan kom je steeds krampachtiger in een mens- en dieronterend systeem terecht. Dat moet je niet willen. Dus je moet met de natuur meebewegen. Volgens mij ligt de toekomst in een slim samenspel tussen de natuur en hightech. Niet puur technologisch, ook niet puur biologisch. De sprong voorwaarts zit in een combinatie. Als ik het over technologie heb, dan heb ik het niet over grotere en zwaardere tractoren, maar juist over sensoren, drones en satellietbeelden. Wellicht ook robots. Het oogsten van gewassen met vele lichtere en kleinere apparaatjes, bijvoorbeeld. Zieke planten eruit halen met robots. Sensoren die kunnen meten of een koe ziek gaat worden, zodat je eerder maatregelen kunt nemen. Er liggen zoveel kansen om de boerderij milieu-, natuur- en diervriendelijker te maken. Daar ben ik een voorstander van. Natuurlijker en slimmer. Als daar progressie in wordt geboekt, dan versterken we onze positie, zowel in Nederland als mondiaal. Maar ook in circulaire dienstverlening ligt een enorm perspectief voor de veehouderij. Dat de veehouderij een soort dienstverlener wordt van de samenleving. In het upcyclen van de biomassa die er is. Door dit om te zetten in veevoeding of bodemverbeteraar en het zo op te waarderen. Dan wordt de veehouderij minder afhankelijk van de import van kunstmest en soja. Heel veel biomassabronnen worden nu niet goed benut. We verbranden het of het gaat de lucht in. We zouden ze veel beter kunnen benutten door te investeren in innovatie om er waardevolle producten voor de landbouw van te maken.


Interview Carel de Vries

201

Carel de Vries is the director of Courage, an innovation organisation for the Dutch dairy farming sector. The Netherlands plays a major international role in the world of dairy farming because of our infrastructure, and our level of knowhow, entrepreneurship and technology. De Vries calls the country a ‘world dairy lab’. Ecology is a growing concern in countries with a fast-growing economy, like India and China. Meat consumption is increasing rapidly, because it is seen as a status symbol. De Vries sees climate problems as a complex situation. Sustainability, circularity, nature, landscape and biodiversity, as well as quality and volume are all factors that have come into play. Regulations are important, but they don’t take quality as much into account as they should do. Numbers sometimes seem to hamper the discussion. There are less cows now than there were after WW II. But the total number of cows is owned by a smaller number of farmers. The differences between organic farming and regular farming are decreasing. Organic farming is important, says De Vries, but it’s not a model than can be used all over the world. The same goes for technology. The future in technological innovation in farming lies in smaller solutions, involving sensors, drones, satellite images and robots. Circular services also offer great opportunities for the future. At the moment, a great deal of biomass is not used to its fullest extent. Most of it is burned, where as it could be used to make useful products.

Regular and organic next to each other


Het belang van de omgeving

202

Frank Lenssinck is innovatiemanager bij het Veenweiden Innovatiecentrum in Zegveld.

Net als in 1948 is er sprake van een overgangsperiode. Waar gaat het met de melkveehouderij naartoe?

Wanneer je de situatie van nu vergelijkt met die van vlak na de oorlog, dan zitten we nu in een fase waarin om een duidelijke regie wordt gevraagd. Er is nu weinig collectiviteit meer tussen boeren, en die situatie is voortgekomen uit bestaande structuren. De collectiviteit bestaat nog wel bij de zuivelindustrie, maar tussen de boeren nauwelijks meer. De zuivelondernemingen zijn het sterkste collectief op dit moment, want veehouders zijn zakelijk aan hen verbonden. Veehouders zijn meer en meer individualistisch ingesteld, ze blijven echter in een lokaal ‘collectief’ actief. Ze zullen immers moeten blijven dealen met de omgeving. Het gaat er om wat je intrinsieke motivatie is en of je die kunt koppelen aan regionale belangen, dat botst vaak. Soms stappen veehouders zelfs op bij hun zuivelcoöperatie. Zij kunnen hun individuele belang niet verenigen met het compromis dat een zuivelonderneming soms moet sluiten tussen alle leden. Het gaat niet over geld, het gaat er eerder over binnen welke randvoorwaarden bijvoorbeeld melk geproduceerd moet worden. De beweiding is daar een voorbeeld van. De veehouders spreken onderling, in coöperatief verband, af om het vee in het voorjaar en in de zomer te weiden. Een groep veehouders stelt deze eis ter discussie en vertrekt. Zij geloven in de productie voor de wereldmarkt. Maar de lokale


omgeving dwingt weidegang af door bij vergunningverlening voor een stal weidegang verplicht te stellen. De vergunningverlener, de gemeente dus, werkt als een lokaal collectief en toetst jouw plan aan de normen van het collectief. Sommige veehouders vinden dat een dergelijke invloed niet bij hen past, en besluiten om te vertrekken. Onlangs sprak ik een ambtenaar die zei: de manier waarop de schaalvergroting nu gaat, is een actie die alleen gericht is op het belang van de veehouder. Een dorpsgenoot zonder belang in de veehouderij zit niet te wachten op een stal die groter wordt, op grotere trekkers of op meer melk De kernvraag is eigenlijk: waarom willen we eigenlijk zo graag meer melk produceren, wanneer 70% van de zuivel wordt geëxporteerd? Dan lijkt het erop dat alleen de individuele veehouder er beter van wordt.

Intensief of extensief, dat is eigenlijk geen discussie, dat is een uitkomst van hoe je met elkaar tegen de veehouderij aan wil kijken. Want wat is dan intensief? Veel koeien? Veel winst per ingezette euro? Het is geen relevante discussie, het is een inside-discussie binnen de veehouderij. Er is vijftien jaar geleden een prachtig onderzoek gedaan. Ze zijn toen bij een boer met 400 koeien geweest en bij een biologische boer, en ze hebben hen dit soort vragen gesteld. Uit de antwoorden bleek dat het vooral om hun referentiekader ging. Waarom vinden we iets veel of weinig? Als je opa vier koeien had, vind jij twaalf al veel. Maar als je iedere week in een stadion komt, vind je 40.000 misschien pas

Interview Frans Lenssinck

Alle bestaande systemen zijn gericht en leiden tot meer individualisme. Nieuwe vormen van samenwerking ontstaan vaak uit een heldere boodschap die je met elkaar wilt afgeven. De veehouderij is van oudsher sterk sectorgericht. De kanteling die nu zichtbaar wordt, is de ontwikkeling van ketengericht naar coöperaties. Wij sluiten ons bijvoorbeeld aan bij een gebiedscoöperatie, die een ketenconcept uitwerkt voor melk. Een Friese veehouder produceert zijn melk op grote afstand van waar wij zitten en is daardoor voor ons als partner minder interessant. Ik heb het nu over veenweideboeren. Veehouders met kleigronden hebben andere uitdagingen dan boeren op veengrond. Bovendien is het cultuurverschil dermate groot dat in een aantal gevallen samenwerking lastig is. Sommige vraagstukken rondom veen kunnen weer wel in gezamenlijkheid opgelost worden. Ik geloof erin dat de directe woon-werk- en leefomgeving van de veehouder een veel grotere invloed gaat krijgen op de ontwikkeling van de melkveehouderij. Je kunt ook spreken van een transitie van centraal naar decentraal, van sectorgericht naar omgevingsgericht.

203

Maar is dat niet in de hele samenleving een groot probleem aan het worden?


veel. Twee koeien per hectare? Dat is een technische discussie, dat zegt de burgers niet veel. Maar 400 koeien op een perceel van 1 hectare zegt mensen wel iets. Daar vindt die burger wat van, dat ziet er heel druk uit. Waarom zoveel koeien in één keer laten grazen op enkele hectares? Dat heeft te maken met efficiënt graslandgebruik, maar als burger denk ik: jeetje, wat is hier aan de hand? Alleen maar koeien en daarnaast loopt niks. Grootschalig is ook zoiets. De veehouderij schaalt op, maar wat is grootschalig? Als ik zes boerderijen in Nederland heb, ben ik dan grootschalig? Nee, grootschalig is een discussie over het inpassen van een grote stal. Stel, ik heb 10.000 koeien in beheer, dat is groot, toch? Maar als dat verdeeld is over 100 boerderijen, dan voelt dat als kleinschalig. Wanneer ik de boerderijen dezelfde opzet meegeef en onderling herkenbaar maak, dan krijgt het alweer grootschaliger karakter. Zoals McDonald’s dat heeft met al haar vestigingen. Bij Veld & Beek zijn ze bezig met permacultuur: Hoe kun je van 15 hectare met kippen, bomen, graan en dieren zoveel mogelijk opbrengst halen? Is dat ook in jouw

204

ogen de toekomst?

De permacultuur-filosofie achter Veld & Beek is interessant, maar dat hoeft niet van één ondernemer te zijn. Je kunt zoiets in een gebied organiseren, op een iets grotere schaal. Bijvoorbeeld in een polder met kippen, varkens, koeien en paarden. Maar dat hoeft niet verenigd te zijn in één persoon. Ik kan met mijn kippen op één perceel zitten maar dat kan die andere boer ook. Dat je dan toch weer specialisaties krijgt binnen een polder, hoeft niet erg te zijn. Iedereen moet doen waar hij goed in is en plezier aan beleeft. Maar dat hoeft helemaal niet te betekenen dat een tomatenkweker alleen verstand van tomaten kan hebben en niet van bijvoorbeeld koeien. Wat mij altijd opvalt bij topondernemers, is dat ze juist overal iets vanaf weten en hoogtegevoel hebben bij meerdere takken van sport. Het is allemaal behoorlijk complex geworden. Boeren worden steeds afhankelijker van adviseurs.

Het is inderdaad best complex geworden, maar dat hebben we zelf zo gemaakt. Ook de afhankelijkheid van adviseurs. We gaan andere manieren zoeken om ons te laten adviseren, bijvoorbeeld door elkaar op te zoeken en door onderling te praten. Maar misschien moeten we ook het woord ‘boer’ anders definiëren. Stel je voor dat je als veeboer zegt: ik ben plattelandsondernemer. Wat gebeurt er dan met je als persoon en de ontwikkeling van je bedrijf? Dat is de stap die biologische boeren vaak gemaakt hebben. Zij ondernemen met de grond die ze hebben en ze kijken wat het beste past.


Het bedrijf is niet complexer geworden, de boer heeft het complex gemaakt. Want niemand heeft hem gevraagd om 70, 80 hectare te gaan beheren. Daar heeft hij zelf voor gekozen. Daarmee heeft hij heel veel complexiteit geïntroduceerd in zijn bedrijf. Het vee houden is niet anders geworden, en de resultaten ook nauwelijks beter. We hebben juist het vakmanschap verleerd. Een liter water is duurder dan een liter melk, bij de benzinepomp...

Ik had een fantastische ervaring in Amerika, waar ik met de grootste boeren van Nederland was. We kwamen daar bij een onderneemster in schapen en schapenkaas. Ze hield vijftig schapen en ze verkocht ze haar zelfgemaakte kaas voor 120 euro per kilo, een topproduct in een nichemarkt. En natuurlijk was het eerste dat wij zeiden: waarom ga je er geen honderd houden? Haar antwoord was: dan is mijn kaas nog maar 10 euro per kilo waard….

205

Eerst was melk duur, brood was heel weinig waard en water helemaal niks, nu is de melk in prijs weggezakt. Wat is er aan de hand? Het product melk werd door de tijd heen steeds meer waard, we gingen kaas maken met meer toegevoegde waarde. We gingen meer produceren, maar daardoor daalde de prijs. Brood is duurder geworden en melk is minder waard geworden. Terwijl de voedingscomponenten in brood van minder waarde zijn dan die in melk. Maar wat je in de economie altijd tegenkomt, is een optimum. Je product wordt minder waard en het antwoord is: meer produceren. Dat is toch een rare gedachte?

Jan Duindam vertelde dat hij boeren uit Brabant op bezoek had. Toen hij zei dat zijn koeien nog geen 6000 liter gaven, begonnen ze te lachen. Maar hij krijgt wel 60 cent per liter van Demeter. ‘En daar moeten jullie koeien 14.000 liter voor ge-

Jan Duindam is echt een omgevingsgericht ondernemer en pionier op dit terrein. Wat me opvalt, is dat dergelijke ondernemers weinig contact hebben met collega-veehouders. Ze zijn veel meer met de afzet van hun producten bezig en ze praten veel met ketenpartners, zoals slagerijen voor het vlees - in zijn geval Ikea. Hij is een pure plattelandsondernemer. Net als Bert de Groot, Sjaak Hogendoorn, opvallend genoeg vaak biologische boeren. Zij hadden al vroeg in de gaten dat het maximaliseren van de melkproductie geen juiste koers voor hun bedrijf was. Naast hun bedrijf willen ze een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van hun omgeving. Ze zitten in allerlei besturen, niet alleen om hun kennis en kunde in te brengen, maar ook om er zelf veel van te leren.

Interview Frans Lenssinck

ven,’ zei Jan.


206

Frank Lenssinck is innovation manager at the Veenweiden Innovation Centre in Zegveld. Lenssinck sees the present day as a period of transition. Dairy farmers are turning away from collectivity, and opting for individualism. The only form of real collectivity left, is to be found in dairy cooperatives, where they have a common business interest. Farmers always operate with their own interests in mind. Other people in the area may have different views. The average villager may not be happy with a huge factory farm in the vicinity. The differences between intensive and extensive farming or between organic and factory farming don’t really lead to a relevant debate. It’s a matter of a different frame of reference, says Lenssinck. Much more interesting is the development in permaculture. On the whole, the world of farming has become more complex, and increasingly dependent on advisors, according to Lenssinck. A way around this is consulting colleagues with the same ideas about farming, and checking how they have tackled certain problems. Lenssinck then goes on to discuss the complexities of the pricing of products. When milk became more expensive, farmers started to produce more, so the price dropped. Nowadays bread is more expensive than milk, whereas the nutritional value in bread is less. Organic dairy farmers receive more cents per litre of milk and they produce less. Lenssinck argues that these organic farmers are not interested in maximizing their production. They prefer to contribute to the development of their region.

The interest of the surroundings


Bronvermelding

Fotoverantwoording - Photo credits

p. 009 – Rundvee Maliepaard C.H.J., Oorthuys, C. e.a. 1948. Rundvee. Contact/ Agrarisch Fonds p. 016 – Homepage A.L.H. Genetics http://www.alh-genetics.nl/en/ p. 017 – Veeteelt nieuws 15-6-2015: http://veeteelt.nl/nieuws/44000-euro-voor-veilingtopper-deloria-tijdens-alhhomesale p. 020 – CR Delta, InSire faq: https://www.crv4all.nl/faq-insire-2/ (2) p. 028 – vaktaal, zie bv: http://www.veecom.nl/nieuws-archief.html p. 028 – Handboek melkveehouderij 2014 p. 032 – Heterosis, het cadeau van inkruisen, Floris Pellikaan, Veeteelt april 2012 p. 064 – Blue Planet 2, BBC 2017 p. 064 – Freeks Wilde Wereld, VPRO televisie 2017 p. 064 – Motie Thieme, Partij voor de Dieren, 33979, nr. 104, 9 feb 2016 p. 064 – Verkenning Kalf bij de Koe, Louis Bolk Instituut en WUR, februari 2018 Cynthia Verwer, Lidwien Daniëls, Adriaan Antonis en Reina Ferwerda-van Zonneveld p. 080 – Scheiding van urine en feces bij melkvee: fysiologie, gedragsherkenning en techniek N. Verdoes en S. Bokma, Wageningen Livestock Research, september 2017 p. 086 – Melkziekte: http://www.veearts.nl/dierziekten/melkziekte/ p. 086 – Fosfor: koe vaker onderuit, Jelle Feenstra, Veeteelt, oktober 2014 p. 086 – Timmerman Therapeutisch Koebad, www.koebad.nl p. 090 – Klauwaandoeningen: https://www.digiklauw.com/klauwaandoeningen/ p. 094 – verbod op kistkalveren: Artikelen 34 en 36 EG-Verdrag - Richtlijn 91/629/EEG - Europese Overeenkomst inzake de bescherming van landbouwhuisdieren – maart 1998 p. 094 – bericht Rijksoverheid 12 april 2018 over export kalfsvlees naar China: https:// www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/04/12/chinese-markt-dezezomer-open-voor-nederlands-kalfsvlees p. 098 – Rijksoverheid voor ondernemend Nederland: https://www.rvo.nl/onderwerpen/agrarisch-ondernemen/mestbeleid/mest/fosfaatrechten p. 106 – Geld verdienen aan CO2 opslag in grasland, Veeteelt Gras, april 2018 p. 106 – Handleiding goed koolstofbeheer, Louis Bolk Instituut, WUR en CLM, 2013 p. 106 – M ogelijkheden voor koolstof vastlegging in Nederlandse landbouw en natuur, Alterra-rapport 2396, 2012 p. 120 – De Boerderij, maart 2017 https://www.boerderij.nl/Home/Nieuws/2017/3/ Koeien-afvoeren-die-in-2018-kunnen-blijven-niet-te-voorkomen-113266E/ p. 120 – V erschillen tussen bedrijven in levensduur koeien, Rapport 666 Wageningen Livestock Research, 2013. Marike Boer, Jelle Zijlstra p. 122 – Veenoxidatie door bodemdaling, Factsheet Natuur en Milieu Zuid-Holland p. 122 – https://www.noordhollandsdagblad.nl/alkmaar-eo/peil-omhoog-voor-vogels p. 122 – Uitspraak Mansholt: De Graanrepubliek, Frank Westerman, p242, 12e druk. De Bezige Bij, 2001. p. 132 – “A peasant becomes fond of his pig and is glad to salt away its pork.” Berger, J. 1980. About Looking: Why look at animals p. 132 – W ERK, productiebedrijven gefotografeerd, Hans van der Meer. uitg. De Verbeelding, 1993 p. 138 – E erste ervaringen met de mobiele melkrobot, Animal Science Group WUR, Rapport 196, 2009 p. 142 – B eweidbare oppervlakte en weidegang op melkveebedrijven in Nederland. Rapport Livestock Research WUR 2015. p. 142 – Motie Klaver c.s. over weidegang voor alle Nederlandse koeien, 30-10-2014 p. 142 – Convenant weidegang, zie: https://www.duurzamezuivelketen.nl/onderwerpen/convenant-weidegang/ p. 146 – E comodernisme: Het nieuwe denken over groen en groei. M. Visscher, e.a. Nieuw Amsterdam, 2017 p. 146 – Landschapspijn. Jantien de Boer. Uitg. Atlas Contact 2017. p. 154 – http://www.lc.nl/friesland/Wie-wil-de-boerderij-van-topmelker-HesselAgema-kopen-21644898.html p. 170 – Koe met hoorns heeft andere melksamenstelling, De Boerderij, december 2016https://www.boerderij.nl/Rundveehouderij/Nieuws/2016/12/Koe-methorens-heeft-andere-melksamenstelling-70146E/ p. 170 – Perspectief voor Hoornloos fokken, Rita Hoving en Jack Windig, Wageningen Livestock research, LNV- Dier & Welzijn p. 178 – Courage, https://www.courage2025.nl/projecten/koeientuin-afgerond p. 192 – Nofence: http://www.com4.no/en/nofence/ p. 192 – Graze Guide: https://www.courage2025.nl/projecten/graze-guide-vee-weiden-zonder-afrastering p. 192 – A mazing Grazing 2030, Paul Galama, Wageningen Livestock Research - Courage

p. 026 Zandhuizen, 2016 (From: Het koeienparadijs, Bibi Dumon Tak & Hans van der Meer, Querido Kinderboek, 2017) p. 013, 036, 055, 077, 103, 117, 127, 151, 165, 183 De koeien die gedraaid staan afgebeeld in het boek zijn afkomstig uit de kudde van melkveehouder Erwin Klein uit Zuiderwoude. Ze maken deel uit van een serie over de Nieuwe Nederlandse koe. Ze zijn geportretteerd in het voorjaar van 2017 voor het project Het Windbaken van Suze May Sho. Geprint op speciaal doek, hingen ze een zomer lang te wapperen aan 12 vlaggenmasten op een eilandje langs de oever van de Rijn. Precies op het punt waar die bij Lobith ons land binnen komt, ter hoogte van Spijk. Welkom in het veranderende Nederland. p. 013, 036, 055, 077, 103, 117, 127, 151, 165, 183 The cows pictured here, turned, are part of the herd of dairy farmer Erwin Klein from Zuiderwoude. The photos are part of a series on the New Dutch Cow. They were portrayed for Suze May Sho’s project Het Windbaken (The Wind Beacon) in the spring of 2017. They were printed on a special fabric and for an entire summer they were flying from 12 flag poles on an island alongside the Rhine riverbank, on the exact location where the river enters the Netherlands, at Lobith, close to Spijk. Welcome to the changing Netherlands.


Colofon Colophon Fotografie – Photography Hans van der Meer Teksten – Texts Hans van der Meer Interviews Hans van de Meer Redactie interviews – Editing interviews Janne van Gilst Video Hans van der Meer Stef Tijdink Editing & grading video Thomas Vroege Ontwerp – Graphic design Kummer & Herrman, Utrecht (NL) Eindredactie – Text editor Marijn van Heemskerk Vertaling – Translation Herman te Loo Editor – Editor Bas Vroege Beeldredactie – Picture editors Hans van der Meer Bas Vroege Project management Hanneke Koster (K&H) Hannah Hagen Lithografie – Lithography Colour & Books, Apeldoorn (NL) Inktjetprints Fotovaklaboratorium De verbeelding Drukken en binden – Printing and binding NPN Drukkers, Breda (NL) Productie – Production Paradox, Edam (NL)

Met dank aan – Many thanks to Rafaël Philippen, De Mix | Ruud Visschedijk, Nederlands Fotomuseum | Carolien Provaas, Nederlands Fotomuseum | Judith Spijksma, Fries Museum | Patrick van Mill, Stedelijk Museum Alkmaar | Isabelle Willemse | Samuel Haring | Kees Kooman | Henry Hoiting | Gerrit Landsheer, De Weide Blik | Paul Galama, Projectleider WUR Livestock Research, Dairy Campus | Frank Timmerman, therapeutisch koebad | Familie Broek | Kees Kroes, Ecoferm | Bertine Verstegen, Nedap | Janna van der Meer | Carel de Vries, Courage | Bertil Müller, CR Delta | Michiel Meidertsma, CRV Terwispel | Gebr. Hovenier, klauwbekappers | Inge van Drie, Veeteelt | Reimer Strikwerda | Anjo Elgersma | Frank Verhoeven, boerenverstand | Iris Kolkman | Bert van Abeelen | Bert Hollander, koeienrusthuis Stichting Leemweg | Bibi Dumon Tak | Steef Liefting | Lieke Hendrix, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | Pieter Hogewerf | Frank Lenssinck, Veenweide Innovatiecentrum | Kees van Veluw, Louis Bolk Instituut | Cynthia Verwer | Timo Joosten, Lely International | Jacob Noord, High Welfare Floor | Paul Ostendorf, futuroloog | Kees Planqué, bioloog | Schothorst Feed Research | A.L.H. Genetics, Damwoude | Arjan van der Raadt Melkveehouders Sjoerd Miedema & Pytsje Bokma | Jaring Brunia | Hr. Van Asch | Mebius Brandsma | Foppe Nijboer | Chris Bomers, koeientuin Groenlo | Anton Stokman | Fouke de Vries | Geert Peenstra | Geurt Kets | Sjoerd Gerbrandy | Durk Oosterhof | Sierd Deinum & Joke Ensing, de Graasboerderij | Bouke Meijer | Hessel Agema | Jan van Beek | Sytse Gerritsma | Piet Katee | Michiel Mooij | Jan Duindam, Hoeve Biesland | Arie van den Berg | Hugo Spruit | Jan Wieringa, Veld & Beek | Nils den Besten | Familie Luring | Jan Schaap | Jeroen Konijn | Max Thehupeori | Jan van Schie | Jan Rutten | Theo Warmerdam | Marco Vlaming | Herbert Groeneveld | Cor den Hartog | René Spil | Bram Wester Speciale dank aan – Special thanks to Jaap Hemke en Annelies Vriend Eerste editie – First edition © Hans van der Meer (fotografie en tekst) © 2018, Paradox voor deze editie

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any for or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior written permission of the publisher.

Uitgever – Publisher Paradox PO Box 113 1135 ZK Edam The Netherlands info@paradox.nl www.paradox.nl ISBN 978-90-828708-0-0 Distributie – Distribution Ydoc PO Box 113 1135 ZK Edam The Netherlands www.ydocfoundation.org Deze publicatie is mede tot stand gekomen dankzij een bijdrage uit het door het Prins Bernhard Cultuurfonds beheerde Charema Fonds voor geschiedenis en kunst. Paradox wordt ondersteund door het Mondriaan Fonds. Hans van der Meer ontving van het Mondriaan Fonds een bijdrage werkbudget voor Het moet anders.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.