Archeologiein Nederland


















AWN actueel van het bestuur 2
De terugkeer van de verloren zoon? 3
Nieuw! Innovatieve technieken in de archeologie 4
Archeologie van de Kraaijenbergse plassen 6
Sloebers van de Waalkade 7
De Romeinse weg bij Katwijk aan de Maas 8
Scherven in kratten in de archeologie 10
Nijlpaarden in de polder 14
Handboek voor Metaaldetector Zoekers 15
Illustratieverantwoording
Archief AWN Afdeling 16 Nijmegen e.o. omslag voor, boven, 7 boven, links- en rechtsonder | Archief Historische Kring Oosterhout 13 | Gert Gesink omslag achter, boven | Aad Hendriks omslag voor, onder, 4, 5 boven (1,3 en 4) en onder, 6, 11 onder, 12 links- en rechtsboven, linksonder | Tinie van den Heuvel 8 onder, 9 onder | Wil Kuijpers 2 rechts | Dick Mol 14 boven en onder | Peter Seinen 8 boven, 9 boven | Pauline de Weijer 5 boven (2) | Rob Woldringh omslag achter, onder, 10, 11 boven en midden, 12 rechtsonder | Werkgroep PR&C 3
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen. Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
Op 28 oktober 2023 organiseerde De Detector Amateur (Nederlandse vereniging voor metaaldetectie) haar landelijke ledendag in Grolloo. Op de foto waarnemend voorzitter Hetty Laverman bij de start van de zoekwedstrijd.
Op 15 september was het zover. De AWN Nederlandse Archeologievereniging heeft een nieuw initiatief op het prikbord van het FARO platform van de RCE gelanceerd. Een initiatief waarmee de AWN zich tot het grote publiek richt en dat voor onze vereniging veel nieuwe en vernieuwende mogelijkheden biedt.
Als de Werkgroep Geofysische Meettechniek in de Archeologie weer eens met de grondradar over landelijke weiden of aftandse industriegebiedjes sjouwen, komen ze vaak prachtige zaken tegen, die voor het oog verborgen zijn. Van de fundamenten van zoekgeraakte kasteeltjes en paleizen tot de loop van Romeinse wegen.
Bij de WGMA vinden we het een gemis dat de ontdekkingen die we doen voor het grote publiek verborgen blijven. Hetty Laverman, Ad Brand en Olav Swart zijn van plan om niet zichtbare archeologische ontdekkingen op de locatie waar ze zich bevinden, zichtbaar te maken. Daarvoor gaan we gebruik maken van geavanceerde audio- en videotechnieken waarin het publiek zelf archeologisch erfgoed kan ontdekken en tot leven kan brengen. Van 3D-reconstructies en digitale rondleidingen tot kinderspelletjes, speurtochten en zelfs archeologische selfies.
Het publiek dat wij voor archeologie willen interesseren zal hoge verwachtingen hebben. Om al dat vernieuwende moois te kunnen realiseren is heel veel hulp en kennis nodig in veel disciplines.
Soms is die kennis in onze vereniging aan-
wezig en soms zullen we die bij professionals of buiten de vereniging moeten halen. Het leukste en uitdagendste is natuurlijk om die ontbrekende kennis zelf binnen de vereniging te verwerven. We hebben een project bedacht waarin alle deelnemers, AWN-vrijwilligers, geïnteresseerde buitenstaanders en professionals op een leuke, leerzame en zelfstandige wijze kunnen samenwerken.
Bent u geïnteresseerd geraakt of heeft uzelf ideeën over ons project, denk alstublieft met ons mee. Graag willen we ook jongeren uitdagen om ons te helpen bij het bouwen van app’s, het maken van videootjes, het bedenken van digitale spelletjes, et cetera.
Op zaterdag 23 september 2023 heeft de tijdens de ledenvergadering toegezegde kascontrole over 2022 alsnog plaatsgevonden. De controle werd uitgevoerd in de archeologische werkruimte van AWN-afdeling 11 Leken Merwestreek te Dordrecht. De kascontrolecommissie, bestaande uit Bert Bosloper, John van Nieuwenhuizen en Arjan Wemmers, kreeg daar inzage in de administratie van de AWN, die voor dat doel tijdelijk naar Dordrecht was verhuisd. Er is uitgebreid gesproken over een groot aantal financiële onderwerpen en wetenswaardigheden, waaronder de overtollige kasmiddelen. Naar aanleiding van haar werkzaamheden heeft de kascontrolecommissie het gebruikelijke verslag opgemaakt waarin onder meer is geadviseerd de penningmeester en de overige leden van het bestuur financiële decharge te verlenen voor het jaar 2022. De penningmeester kijkt met plezier terug op de bespreking in Dordrecht en wil de kascontrolecommissie daarvoor hartelijk bedanken. Jacques Kijl was verhinderd en heeft na het volmaken van zijn termijn van drie jaar afscheid genomen van de kascontrolecommissie. Ook hij wordt vanaf deze plaats bedankt voor zijn inzet.
Na herhaalde keren te zijn uitgesteld wordt de Omgevingswet op 1 januari 2024 ingevoerd. Samen met de Bond Heemschut heeft de AWN de afgelopen jaren cursussen verzorgd over deze wet. Voor wie één en ander nog eens na wil lezen is er Omgaan met de omgevingswet. Handreiking voor historische verenigingen, een uitgave van de Bond Heemschut en geschreven door Hans Buis.
Robert Bange
Na acht jaar voorzitter van de Werkgroep
PR&C te zijn geweest draagt Paul Flos deze functie over aan Robert Bange. Hieronder stelt Robert zich voor.
Archeologie in Leiden
Ik kwam in 1975 aan in Leiden om archeologie te studeren. Dat bestond niet als hoofdvak, je moest eerst een kandidaatsexamen in Klassieke talen of in Kunstgeschiedenis hebben. Ik koos voor kunstgeschiedenis, en roeien. Het roeien ging een stuk beter dan de studie, maar uiteindelijk meldde ik mij, met mijn kandidaatsdiploma, in 1978 aan bij het Instituut voor Prehistorie aan de Breestraat in Leiden. Tegenover de V&D (beide zijn daar niet meer). Ik werd ook lid van de AWN in Leiden en heb daar heel wat scherven geplakt en het leer, afkomstig van de oude landverhogingen die werden weggegraven bij het vernieuwen van de Leidse kademuren, ge-
wassen. Dankzij de AWN en Carol van Driel heb ik ook als student-assistent Assyriologie kunnen werken aan de vondsten van Jebel Aruda. Het is een tijd waar ik met heel veel plezier aan terugdenk.
Echter de twijfel over mijn toekomst begon toe te slaan. Er was geen werk. Het verdrag van Malta – in de maak – was een soort lichtje van hoop aan de horizon, maar ik had het idee dat eventuele nieuw gecreëerde archeologische functies naar personen zouden gaan die beter waren dan ik. Ik had niet zo’n hoge pet op van mijn archeologische kwaliteiten… Crisis dus, en de uitkomst was een nieuwe studierichting: de Interuniversitaire Interfaculteit Bedrijfskunde in Delft, toentertijd een samenwerking tussen Rotterdam, Delft en Leiden. Dat was heel hard werken en ik moest al mijn archeologische activiteiten afstoten. Dat voelde niet goed.
Tijdens mijn studie bleek dat het vak ‘Bedrijfskundige Informatica’ mij goed afging. Het vertalen van problemen in algoritmes, ze programmeren en dan zien dat ze werken was (en is) leuk en had ook een creatief aspect. Daar ben ik dan in afgestudeerd in 1985 en vervolgens ben ik direct naar de Koninklijke Luchtmacht (KLU) gegaan (dienstplicht). Zó direct dat mijn buluitreiking plaatsvond op de dag dat ik schietinstructie zou krijgen. Maar de KLU heeft me verlet gegeven en ik mocht mijn bul ophalen. Ik kan dus niet schieten.
Bij de KLU heb ik verder mogen programmeren en ben toen voor mijn eerste burgerbaan naar DAF in Eindhoven gegaan. De majoor had al gewaarschuwd: ‘Als je de ínformatiesystemen ingaat, kom je er niet meer uit! En dus: project management, informatie analyse, database ontwerp, ‘Business Intelligence’ (= bedrijfsrapportage, analyse en statistiek uit databases) en uiteindelijk het ontwikkelen van Customer Relationship Managementsystemen, van eenvoudige adreslijsten tot het bijhouden en analyseren van alles wat maar enigszins met de klanten van organisaties te maken heeft. Als ZZP’er heb ik in veel landen mogen werken bij een hoop verschillende organisaties.
Roeien en weer archeologie
Wat bleef is dat ik na werktijd eerst de archeologische ontwikkelingen volgde (en het roeien) en dan pas de Informatie technologie. En nu met 66 jaar: dat roeien heb ik weer opgepakt en nu graag dus de archeologie. Het hernieuwde contact met de AWN heb ik als heel prettig ervaren. Ik wil graag het goede werk van Paul Flos voortzetten en met mijn opgedane kennis en ervaring een bijdrage leveren aan het puzzelen aan het verhaal van ons verleden.
Na acht jaar voorzitter te zijn geweest van PR&C draagt Paul Flos (links) het stokje over aan Robert Bange.
Leo ten Hag
Op zaterdag 4 november organiseerde AWN-afdeling Nijmegen en Omstreken ter gelegenheid van haar 55-jarig jubileum het symposium Nieuw! Innovatieve technieken in de archeologie . ‘Een recente ervaring met ‘mensen in het wit’ op een opgraving bracht het thema ‘Nieuwe technieken’ al snel in beeld. Technieken waarmee we in het veld of bij onze eigen ervaringen minder vaak in aanraking komen’, vertelde Pauline de Weijer, voorzitter van AWN Nijmegen, tijdens haar openingswoord in de Schouwburg Cuijk. Ongeveer negentig belangstellenden uit heel Nederland waren gekomen om te luisteren naar de lezing van vier sprekers over respectievelijk thermoluminescentie, LiDAR in combinatie met burgerwetenschap, isotopenonderzoek en bodemradarmetingen en de toepassing daarvan in archeologisch onderzoek.
Thermoluminescentie als dateringstechniek Hoewel aardwerken zoals dijken, veldversterkingen en woonheuvels nadrukkelijk in het landschap aanwezig zijn en vaak de identiteit van een regio sterk medebepalen, is het archeologisch onderzoek ernaar onderbelicht gebleven, volgens Roy van Beek (Universiteit Wageningen). Dat is ook wel begrijpelijk aangezien veel, vaak eeuwenoude aardwerken, nog altijd een functie hebben en je er niet zomaar in kunt gaan graven. ‘Vaak eeuwenoud’, maar om preciezer vast te stellen hoe oud kan gebruik gemaakt worden van thermoluminescentie of Optisch Gestimuleerde Luminescentie (OSL). Aan de hand van opgeslagen radioactiviteit in een zanddeeltje kan worden bepaald wanneer het betreff ende
zanddeeltje voor het laatst heeft blootgestaan aan zonlicht. In 2021 is aan de Universiteit Wageningen het project ‘Earthwork’ gestart. De komende jaren zal daarin onderzoek worden gedaan naar verschillende soorten aardwerken, en dan met name woonheuvels, met de Betuwe als één van de testgebieden voor de toepassing van OSL. Verrassend is al het grote aantal woonheuvels in het Midden-Nederlands rivierengebied en het feit dat ze vaak van recenter datum zijn dan dijken.
LiDAR en sporen van de oorlog
Sinds een aantal decennia trekt de Tweede Wereldoorlog de belangstelling van archeologen, die zich in hun onderzoek met name richten op de in het landschap nog aanwezige sporen ervan. Op met LiDAR (Light Detecting and Range) vervaardigde hoogtekaarten zijn veel van deze sporen goed te zien. Met deze techniek worden door een onder een vliegtuig of drone aangebrachte sensor infraroodstralen richting aardoppervlak uitgezonden en gereflecteerd als deze de bodem raken. De afstand tussen sensor en reflectie kan vervolgens worden gemeten op basis van de reistijd van de straal en de locatie van vliegtuig of drone. Op basis van miljoenen metingen zijn zo de kaarten van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) vervaardigd. De kaarten van de Utrechtse Heuvelrug en ’t Gooi hebben we gebruikt om sporen van de oorlog te inventariseren, vertelde Wouter Verschoof-van der Vaart. Daarbij hebben we de hulp ingeroepen van honderden burgers, die elk een aantal deelkaartjes hebben afgezocht op met name bomkraters, munitiedepots en loopgraven. Vele hiervan konden
Pauline de Weijer, voorzitter van de jubilerende AWN afdeling Nijmegen e.o., heette de aanwezigen welkom.
De zaal was met ruim negentig deelnemers goed gevuld.
op deze manier worden gedocumenteerd en in enkele gevallen waren ze ook te koppelen aan historische bronnen. Zo ontdek je dat de Duitsers bij de aanleg van bijvoorbeeld munitiedepots in de praktijk afweken van de daarvoor geldende voorschriften. En in plaats van de schematische weergave van de loopgraaf op een ‘papieren kaart’ zie je op de AHN hoe de loopgraaf in werkelijkheid is aangelegd.
Isotopen: mobiliteit en interactie
‘Sr-Isotopenonderzoek van botmateriaal uit crematiegraven in Romeins Nijmegen biedt een unieke gelegenheid om de bevolkingsdynamiek in een Romeins grensgebied te bestuderen’, zei Maura de Coster (promovenda aan de VU Amsterdam) in haar lezing. Ulpia Noviomagus was een cruciale strategische militaire locatie langs de benedenloop van de Neder-Germaanse limes en trok mensen uit verschillende delen van het Romeinse rijk en met diverse culturele achtergronden aan’. ‘De mens is wat hij eet’ zou je kunnen zeggen: isotopenelementen in de geologische ondergrond, zoals strontium, komen via bodemgewassen in onze voedselketen terecht en zo in het menselijk botmateriaal. Dit botmateriaal remodelleert het hele leven door en isotopenonderzoek kan zo inzicht geven in de mobiliteit van individuen. ‘Ik verwachtte dat het onderzoek van botresten van personen uit Nijmegen een grote mobiliteit te zien zou geven, maar dat blijkt niet het geval’, aldus Maura de Coster. In tegenstelling tot wat in het Valkhof Museum over de zogenoemde Bataafse veteraan wordt vermeld, blijkt deze weinig bewogen te hebben. Althans, isotopisch is niet aan te tonen dat de man veel gereisd heeft. In haar onderzoek richt ze zich ook op interactie tussen personen en het wordt interessant als je er de ijzertijd bij betrekt en een vergelijking tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van de Waal maakt. In de ijzertijd zie je weinig interactie tussen ‘noord’ en ‘zuid’: men blijft eigen geteeld voedsel eten. In de Romeinse tijd zie je een duidelijke toename in uitwisseling van voedingsmiddelen.
Bodemradarmetingen
Peter Seinen (AWN-Werkgroep Geofysische Meettechnieken in de Archeologie, WGMA) sloot de rij sprekers met een uiteenzetting over de principes van bodemradarmeting. Het is een geofysische meetmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van elektromagne-
Roy van Beek sprak over het gebruik van thermoluminescentie bij het dateren van aardwerken.
Wouter Verschoof-van der Vaart over het zoeken naar sporen uit de Tweede Wereldoorlog met behulp van hoogtekaarten (LiDar) en de inzet van burgerwetenschappers.
tische pulsen, die de bodem in worden gestuurd. Reflecties van deze pulsen of energiegolven worden geregistreerd als deze objecten en lagen onder het bodemoppervlak tegenkomen. Je weet dat er dan in ieder geval ‘iets’ in de bodem zit. Nader onderzoek (opgraven) kan dan meer inzicht verschaff en in wat dat dan is. Het gebruik van bodemradar wordt daarom vaak als prospectie ingezet: in combinatie met archiefonderzoek kan er gericht naar archeologisch mogelijk interessante plaatsen gezocht worden. Samen met leden van de WGMA heeft Peter Seinen de afgelopen jaren door heel Nederland bodemradarmetingen verricht en daarover gerapporteerd. Een recent onderzoek heeft plaatsgevonden bij Katwijk a/d Maas. Met behulp van een eenvoudige ‘techniek’ (prikstokken) was daar al het tracé van een Romeinse weg vastgesteld, maar ‘we wilden graag weten of deze weg, gelegen onder een leemlaag, op radar zichtbaar zou kunnen worden gemaakt’, zei Peter Seinen. Of dat zo is, leest u elders in dit Magazine.
Terugblik via website
Een terugblik op dit geslaagde symposium is terug te zien op deze website: https://www.awnregionijmegen.nl/symposium/
Over de auteurs
Leo ten Hag is hoofdredacteur van Archeologie in Nederland en AWN Magazine en heeft mede dit symposium georganiseerd.
Deelnemers aan het symposium in de hal van de pas gerenoveerde Schouwburg Cuijk
Maura de Coster lichtte de mogelijkheden toe die isotopenonderzoek biedt.
Peter Seinen gaf voorbeelden van het gebruik van bodemradar.
Professioneel onderzoek
Martien Koolen (AWN-afdeling Nijmegen e.o.) deed, samen met andere amateurarcheologen, jarenlang onderzoek bij de Kraaijenbergse plassen. Zijn vondsten heeft hij nu beschreven en getekend in een tweetal lijvige boekwerken, samen ruim 500 pagina’s.
megen e.o.) rarcheoe eft weetal 0 en Land van e ge ontgroneen plasaijenberge ontgronlogen ventueel ische nd Martien ologen, de
Vanaf 1968 vonden in de gemeenten Land van Cuijk en Grave ten behoeve van de winning van zand, grind en klei grootschalige ontgrondingen plaats. Hierdoor ontstond een plassengebied van ruim 400 ha: de Kraaijenbergse plassen. Vanaf het begin van de ontgrondingen bezochten amateurarcheologen de ontgronding, speurend naar het eventueel tevoorschijn komen van archeologische sporen en vondsten. Nu, na 45 jaar, vond Martien Koolen, één van de amateurarcheologen, de tijd om de talloze vondsten te beschrijven en vooral te tekenen. Het betreft de vondsten uit een tweetal plassen (van de in totaal negen) en geven een overzicht van de rijke (pre)historie van dit gebied
Toen de ontgrondingen in 1968 begonnen werd de waarde van de bodem als archeologisch archief nog onvoldoende onderkend. Veel informatie over het gebied is zodoende in de eerste jaren verloren gegaan. In de jaren tachtig raakte de toenmalige ROB (tegenwoordig RCE) bij het project betrokken en werden, voorafgaande aan de ontgrondingen van de plassen 7, 8 en 9 op enkele locaties onderzoeken uitgevoerd op kosten van de zandwinner, Smals Bouwgrondstoffen BV (tegenwoordig Koninklijke Smals). Door deze onderzoeken kon inzicht worden verkregen in de menselijke activiteit in dit gebied door de eeuwen heen. De oudste aanwijzingen voor de aanwezigheid van rondtrekkende groepen jagers, vissers en verzamelaars zijn gevonden in de vorm van vuurstenen werktuigen en botten van de mammoet dateren uit het midden van de oude steentijd (100.000-35.000 voor
Christus). Vanaf de nieuwe steentijd (5.3002.000 voor Christus) zijn vondsten gedaan die duiden op langduriger aanwezigheid van bewoners. Denk hierbij aan sporen van paalgaten, haardkuilen, gebruiksaardewerk en vuurstenen werktuigen. Bewoning en landbouwactiviteiten concentreerden zich op de hoge zandige ruggen en dat bleef zo tot in de late middeleeuwen (1050-1500). De oudste, nu nog bestaande woonkernen vinden hun oorsprong in deze periode.
De door Martien Koolen samengestelde boeken betreffen het tijdens de ontgrondingen uitgevoerde onderzoek (in de vrije uurtjes na het werk en in de weekenden) van amateurarcheologen bij de plassen 2 en 5. Dankzij de medewerking van verschillende onderaannemers konden toch nog heel wat vondsten worden gedaan. De amateurarcheologen hebben het systematisch aangepakt. Door nagenoeg alle vondsten per spoor op te graven, in kaart te brengen en te voorzien van een vondstnummer kon later iedere vondst of spoor gedetermineerd worden en in een
bepaalde tijd worden geplaatst. Zo kon, ondanks de beperkte mogelijkheden tijdens het ‘veldwerk’, toch een goed overzicht worden gegeven van de menselijke activiteit in het gebied in verschillende perioden.
Boekenfonds Kusters – Koolen
Bladerend in de boeken moet je bewondering hebben voor de nauwkeurige uitwerking van de door Martien Koolen gemaakte tekeningen. Zo heeft Martien inmiddels meerdere boeken samengesteld en om nog komende publicaties te financieren heeft hij, samen met zijn ‘zaakwaarnemer’ Jan Kusters (eveneens actief als amateurarcheoloog) een boekenfonds in het leven geroepen. Hierin wordt de opbrengst van verkochte boeken gestort en daarmee kunnen nieuwe publicaties worden gefinancierd. We kunnen dus nog het een en ander verwachten!
Martien Koolen, [2023]: Archeologisch onderzoek Kraaijenbergse plassen , twee delen, Grave. De boeken zijn in eigen beheer uitgegeven.
Insteek voor de expositie Sloebers van de Waalkade die in de maand oktober werd georganiseerd door AWN afdeling 16 Nijmegen en omstreken, was een laagdrempelige aanpak, waarbij interactie en ontmoeting voorop stonden. De locatie, het vroeg zestiendeeeuwse Besiendershuis in Nijmegen, was voor deze aanpak bijzonder geschikt. Het huis is zelden open en wordt meer voor culturele dan voor cultuurhistorische activiteiten gebruikt. Als de deur aan de Waalkade open staat komt – naast de bewust belangstellende – de nieuwsgierige bezoeker als vanzelf naar binnen. De vrijwilligers van de afdeling waren aanwezig om toelichting te geven.
Onderwerp van de expositie was het onderzoek naar een beerkelder die onderdeel uit-
maakte van een reeds in 1996 uitgevoerde opgraving. Toen deze nog ‘nat’ werd aangetroffen besloot men de kelder met een gierzuiger te legen, om zo het vervolg van de opgraving mogelijk te maken. Na het wassen verdwenen ruim honderd kratten met opgezogen beschadigd materiaal in het depot, om er pas tijdens de coronacrisis weer uit te komen. Meer dan twintig vrijwilligers van de afdeling hebben het materiaal thuis in kleine groepjes gesplitst, ermee gepuzzeld en de voorwerpen gereconstrueerd.
Het onverwacht goede resultaat vroeg om een presentatie, met zowel aandacht voor het bijzondere proces als voor het eindresultaat van de reconstructies en de determinatie. Ook de geschiedenis van de opgravingslocatie werd in beeld gebracht. Met de gereconstrueerde vondsten en historisch meubi-
Het Besiendershuis in Nijmegen: locatie van ‘Sloebers van de Waalkade’.
lair is gevisualiseerd hoe gewone mensen in de achttiende en negentiende eeuw leefden. Waarvoor werden de voorwerpen gebruikt?
Wat zegt het organische materiaal over eetgewoonten? Hoe ging men om met bezittingen? Het zijn vragen waarop we hebben getracht een antwoord te geven. De enthousiaste reacties en de onverwacht grote belangstelling van een breed publiek tonen aan dat ook het heel gewone voor ons allen bijzonder kan zijn.
Over de auteur
Pauline de Weijer is voorzitter van AWN-afdeling Nijmegen en Omstreken. Verantwoording
Peter Seinen
De Werkgroep voor Geofysische Meettechnieken in de Archeologie (WGMA) van de AWN voert bodemonderzoeken uit met behulp van bodemradar en elektrische weerstandmeters. Dit doen we voor vrijwilligersorganisaties met een klein budget. Het betreft altijd projecten die voldoende interessant zijn maar waarvoor weinig geld beschikbaar is en die anders nooit uitgevoerd zouden worden.
Een kennisproject met een feestelijk tintje
Soms voeren we projecten uit ter vermeerdering van onze eigen kennis. Het recente onderzoek naar de Romeinse weg bij Katwijk aan de Maas is daar een goed voorbeeld van. De loop van deze oude verbinding tussen Nijmegen en Cuijk is globaal al bekend sinds de negentiende eeuw, vooral door onderzoek van de Brabantse oudheidkundige Cornelis Hermans. Hermans legde de re-
De patronen van de radarreflecties op verschillende geschatte dieptes.
sultaten van zijn onderzoeken naar Noord-Brabantse oudheden vast in een lijvig boekwerk, dat nog steeds de basis voor modern onderzoek vormt. Voortbordurend op het werk van Hermans kon in de afgelopen anderhalve eeuw een groot aantal open plekken van dit deel van het Romeinse wegennet worden ingevuld. Op sommige plaatsen werd de weg zelfs in haarscherpe dwarsprofielen zichtbaar, waardoor te zien was dat het wegdek uit een of meerdere grindlagen bestaat. De grindlaag bij Katwijk aan de Maas bleek relatief dicht onder het oppervlak te liggen, ruim binnen het meetbereik van onze bodemradar. Een ideale plaats voor ons om te testen of onze bodemradar de weg ook zou ‘zien’. Op zaterdag twaalf augustus organiseerden de jubilerende AWN-afdeling Nijmegen en de Werkgroep Archeologie Cuijk een publieksevenement waarbij de uitvoering van een bodemradaronderzoek gedemonstreerd werd.
De bodemradarmeting bij Katwijk aan de Maas trok veel belangstellenden.
De jongeren discussiëren over de zojuist opgegraven archeolo-
De e jo jongngereren en disiscucussssiiëëreren ov over er de zo zojujuisist t op opgegegrgraavveen n arcrcheheololoogi giscsche he objbjecectetenn! !
Om de Romeinse weg te kunnen onderzoeken met de bodemradar moest de exacte locatie in het veld gemarkeerd worden. Leden van de WAC, die al decennialang bezig zijn met hun speurtocht naar de weg, traceerden met behulp van prikstokken zijn loop onder het weiland. Hierdoor hoefde maar een heel klein deel van het weiland gemeten te worden. Dwars op deze ‘onzichtbare’ weg onder het maaiveld werd een meetvlak uitgezet en gemeten, hierbij geholpen door enthousiaste bezoekers van het evenement.
De resultaten overtroffen onze stoutste verwachtingen. Reeds in het veld was tijdens de meting voor een geoefend oog al een en ander op het computerscherm te zien. De golfl ijntjes in de afbeelding laten haarscherp het bolle wegdek van de Romeinse weg zien. Let wel: de verticale as is fl ink opgerekt om het profiel wat beter zichtbaar te maken.
Deze ‘ruwe’ meetdata gaven al direct een indruk van de diepte waarop de grindlaag ligt (50 centimeter), alsmede de dikte van
Enthousiaste vrijwilligers aan het werk.
die laag (30 centimeter) en de breedte van de weg (7,5 meter). Verwerking van de ‘ruwe’ meetdata leverde een driedimensionaal model op waaruit met horizontale doorsnijdingen het tracé van de weg glashelder in beeld kon worden gebracht. Het bovenste deel van de afbeelding laat de rood-geel-groen gekleurde radarreflecties zien, op een geschatte diepte van 50 centimeter. Op een geschatte diepte van 120 centimeter werden ook structuren parallel aan de loop van het Romeinse wegdek zichtbaar. Het onderste deel van de afbeelding laat de groen gekleurde radarreflecties zien van wat mogelijk de restanten zijn van bermgreppels of misschien zelfs van houten beschoeiingen. Natuurlijk kan alleen een echte opgraving uitsluitsel geven. Mocht daar ooit toestemming voor gegeven worden, dan staan wij vooraan om te komen kijken.
We mogen dus concluderen dat het inderdaad mogelijk is om met onze apparatuur de grindlaag van een Romeinse weg, afgedekt door zandige leem, zichtbaar te maken. Mogelijk gaan we deze techniek inzetten om het tracé van de laatste honderd meter tot aan de Maasoever op te sporen. Zo wordt het indrukwekkende wegennet van de Romeinen steeds zichtbaarder en kan de locatie van de oversteekplaats over de Maas nog nauwkeuriger in het landschap worden aangegeven. De tijd zal het leren.
Wie belangstelling heeft om zelf actief te worden met geofysische technieken kan meer informatie vinden op de AWNwebsite op de pagina voor werkgroepen (https://www.awnarcheologie.nl/werkgroep/wgma).
Literatuur
Hermans, C.R. (2012), Noord-Brabantse Oudheden , Leiden. Heijden, P. van der (2016), Romeinse wegen in Nederland , Utrecht.
Over de auteur
Peter Seinen is lid van de WGMA en verbonden aan de Stichting Mergor in Mosam (onderwaterarcheologie) en de AWN-afdeling Kempen en Peelland.
Rob Woldringh
Sinds 1979 verzamelde de Historische Kring Oosterhout archeologisch materiaal uit diverse opgravingen. Kratten vol pijpenkoppen, munten, potten, spinsteentjes, een fragment van een Romeins gezichtsmasker en nog veel meer lagen lange tijd te wachten om aan de vergetelheid ontrukt te worden. Een Werkgroep werd opgericht op al dit mooie materiaal te determineren, fotograferen en beschrijven.
Waalsprong
Na mijn verhuizing in november 2017 van Nijmegen naar Oosterhout aan de ‘overkant’ van de Waal, voelde ik al snel de behoefte me te verdiepen in mijn nieuwe omgeving. Bij mijn ‘Waalsprong’ lag mijn interesse vooral bij de archeologie van het gebied, de cultuurhistorie en de geomorfologische ontwikkeling van dat mooie rivierenland. Zo kwam mijn studie geologie ook weer van pas; ik raakte in de ban van de dijken en al googelend kwam de Historische Kring Oosterhout, Slijk-Ewijk, Valburg en omstreken (verder te noemen De Kring) op mijn pad. Al snel na mijn aanmelding werd ik gevraagd het bestuur van De Kring te komen versterken, zeker toen men hoorde dat ik ook lid was van Afdeling 16 Nijmegen en omstreken.
Mijn eerste bezoek aan de ontmoetingsplek van De Kring, genaamd Het Hok, staat me nog zeer bij. Een groot deel van de ruimte werd in beslag genomen door kratten vol met scherven. Zoals we allemaal weten, werden vóór het Verdrag van Malta (1992) veel archeologische opgravingen en waarnemingen in Nederland verricht door amateurarcheologen, zoals leden van de AWN en andere werkgroepen. Zo dus ook de werkgroep Bodem en Archeologie van De Kring die vanaf 1979 kratten vol archeologica verzameld had, netjes gedocumenteerd op vindplaats (met Google maps markering) en jaartal, maar in de meeste gevallen nog spaarzaam gedetermineerd.
Kroonjuwelen
Wat de archeologische vondsten betreft moet je denken aan pijpenkoppen, bronzen kledingspelden, speerpunten, fragmenten van brons, munten, spinsteentjes, slingerkogels, soms complete potten en urnen, net- en weefgetouwverzwaarders, benen schrijfstiften, loden musketkogels, knopen, gespen, een fragment van
een Romeins gezichtsmasker, sierraadhanger, mammoetresten, wetstenen, slijpstenen, vuurstenen en ijzeren voorwerpen, jeneverkruiken, WO II-munitie en, last but not least, veel aardewerkscherven. Daarnaast stond in Het Hok een kluis waarin de ‘kroonjuwelen’ werden bewaard. Welke dat waren? Daar zou ik gauw achter komen toen de kluis open ging. Tot mijn grote verrassing kwam er een bronzen museumstuk tevoorschijn.
Het was me al eens eerder opgevallen dat mijn nieuwe woonomgeving Oosterhout een soort terra incognita was op de vondstenkaart van AWN Nijmegen: een grote witte vlek met erg weinig vindplaatsen. Daar zouden die kratten wel eens snel verandering in
Kratten vol vondsten wachten op determinatie.
Uit de ijzertijd daterende zeef, gebruikt bij de kaasbereiding.
gaan brengen! Ik stelde het bestuur van De Kring voor dat ik contact zou zoeken met de ‘coördinator verwerking oude vondstcomplexen’ van AWN Nijmegen, Ben Teubner. In een gesprek, waarbij natuurlijk ook Kees Brok van het Bureau Archeologie en Bodemkwaliteit van de gemeente Nijmegen betrokken werd (voor het verlenen van alle benodigde facilitaire ondersteuning vanuit de gemeente Nijmegen), is besloten een werkgroep binnen AWN Nijmegen op te starten om die oude Oosterhoutse cold cases op te pakken en te gaan determineren, fotograferen en beschrijven, om vervolgens de vondsten af te dragen aan het Archeologisch Depot Gelderland. Met zowel leden van De Kring als leden van de AWN Nijmegen (in wisselende samenstelling) zijn we begonnen aan deze klus. Op de achterhand kon deze werkgroep beschikken over de expertise van professionele archeologen als Peter van den Broeke, Harry van Enckevort en Joep Hendriks.
In navolging van Ottho Gerhard Heldring, die in 1837 en 1838 de Betuwse woerden bezocht, zijn we begonnen met de vondsten van de woerden in de Oosterhoutse omgeving.
De werkgroep ging van start in juni 2022 met een in 1979 opgegraven vondstcomplex op De Woerd van Ressen. [een woerd is een oude bewoningsplek, meestal gelegen op de hogere plekken in het rivierenland, vaak op oude oeverwallen]. Dit vondstcomplex liet vooral ijzertijdaardewerk zien, maar ook Romeins en middeleeuws. Als meest bijzondere vondst in Ressen kan een trechtervormige kaasvorm type 6 van aardewerk genoemd worden, daterend uit de ijzertijd, die gebruikt werd bij de kaasbereiding.
Daarna was een door de Waal in 1820 verzwolgen woerd, nu deels liggend aan en in de Verburgtskolk in de Oosterhoutse Waarden, aan de beurt. Dit vondstcomplex was opgegraven in 1982 bij extreem laag water van de Waal en is de vindplaats van de eerder genoemde kroonjuwelen. Gevonden zijn een meer dan 50 centimeter lange bronzen mantelspeld, een 10 centimeter lange bronzen haar- of kledingnaald en een bronzen lansschacht. Dat hier waarschijnlijk sprake is van een rituele bronsdepositie uit de late bronstijd blijkt uit het feit dat deze drie bronzen bij elkaar zijn gevonden in de nabijheid van een oude Waalstrang. Dat de drie bronsvondsten in situ zijn aangetroff en en niet verspoeld zijn door de dijkdoorbraak is aannemelijk omdat deze volledig intacte voorwerpen zijn gevonden binnen acht meter van elkaar. De meer dan 50 centimeter lange bronzen mantelspeld, een zogenaamde Bombenkopfnadel van het type Ockstadt, is vrij zeldzaam en een echt museumstuk. Naast de bronzen zijn twee middeleeuwse houten waterputten aangetroff en, veel aardewerk uit alle perioden tussen ijzertijd en de negentiende eeuw, vele netverzwaarders en een scala aan metaalvondsten uit alle perioden, waaronder Romeins. Ook een opmerkelijke vondst was een bronzen aanslagkammetje (Merovingisch). Het voormalige Huis Oosterhout of Kasteel Notenstein lag op 100 meter afstand van de noordkant van de huidige Verburgtskolk en is ook bij de dijkdoorbraak van 1820 verzwolgen.
De kluis met de kroonjuwelen.
Eén van de kroonjuwelen: een 50 centimeter lange mantelspeld (Bombenkopfnadel).
Een uit de Merovingische tijd daterend aanslagkammetje.
De bijna complete kookpot.
Geologische dwarsdoorsnede van de Elzenwoerd, de locatie van het in 1982 opgegraven vondstcomplex.
Hierna kwam een in 1982 opgegraven vondstcomplex aan de beurt, afkomstig van de voormalige Elzenwoerd nabij De Altena. Deze woerd ligt deels buitendijks, deels binnendijks en een groot deel ligt onder de huidige Waaldijk. Dat hier wel degelijk sprake was van een woerd heeft de werkgroep Bodem en Archeologie door middel van boringen in 2002 aangetoond. Dat Heldring tijdens zijn wandelingen door de Betuwe deze woerd gemist heeft zij hem vergeven: er lag immers al de zware dijk van 1820 overheen! Bij deze opgraving in 1982 werd het volgende aangetroff en: drie boomstamwaterputten, een stenen waterput, een aantal afvalkuilen met veel aardewerk (ijzertijd, Romeins, vroeg en laat middeleeuws) een slingerkogel, een spinsteentje, Romeinse dakpanfragmenten en een bronzen stylus/schrijfstift. Als meest bijzondere vondst van deze plek geldt het fragment van een Romeins gezichtsmasker en een bijna complete kookpot, die tientallen jaren als kogelpot door het leven ging totdat bij de hernieuwde determinatie bleek dat er een standring aanwezig was. Op 50 meter afstand van deze vondstlocatie heeft RAAP in 2022 in de aanloop van de dijkverzwaring een opgraving uitgevoerd die de landelijke pers heeft gehaald. Daarbij zijn een Karolingisch graf aangetroff en, nederzettingssporen en een Romeinse weg. En als klap op de vuurpijl een Romeins kanaal. Op het moment van schrijven is er helaas nog geen publicatie van RAAP beschikbaar over deze opgraving.
Eén van de bijzondere vondsten: fragment van een Romeins gezichtsmasker.
Tot zover de woerden. Hierna was het Vluchtje, ook wel de Sassendam genoemd, aan de beurt. Deze strekdam was de vluchtroute van vee bij hoog water naar hogere grond, maar leidde ook naar de woning van de familie van Sas. Op de dam lag feitelijk de zuidelijke helft van de voormalige Oosterhoutse Dorpsstraat, van de bandijk van 1820 leidend naar het voormalige dorpje Oosterhout of Ostreholt zoals het vroeger heette. Dit dorpje, bestaande uit een aantal boerderijen en een kerkje, lag direct achter de voormalige schaardijk pal aan de Waal en werd verzwolgen door deze rivier bij dijkdoorbraken in 1658, 1682 en 1820. In de buurt van het opgegraven vondstcomplex was rond 1820 bij een eveneens verdronken dijkhuisje het veer ‘De Goede Vrouw’ gevestigd. Dit was een voetveer van Oosterhout naar Weurt/Beuningen. De vele gevonden pijpenkoppen en -stelen bevestigen de aanwezigheid van dit veerhuis. Zeer uitzonderlijk waren de dubbelconische pijpenkoppen (gedateerd door Geoff rey Parsons op 1640-1680) met een hoogwaardige afwerking.
Tot de vondsten behoorden ook pijpenkoppen en -pijpenstelen gevonden in de nabijheid van het veerhuis.
De volgende vondstlocatie, nog steeds in de Oosterhoutse Waarden, ongeveer 900 meter oostwaarts van de Verburgtskolk, was de Waaiensteinkolk. Deze kolk is ontstaan bij een dijkdoorbraak in 1809 waarbij het toenmalige Huize Waaijensteijn maar ook Kasteel Oosterhout of Notenstein verzwolgen is door de Waal. Datzelfde Huize Waaijenstein had anderhalve eeuw daarvoor beroemd bezoek ontvangen. Een naar alle waarschijnlijkheid Nijmeegs auteur, beschrijft een situatie in het nationale rampjaar 1672 als volgt: ‘En had de stad als kleine troost nog maar het genoegen mogen smaken om zich even te koesteren in de glans van de beroemde zonnekoning Lodewijk XIV! Maar deze, in hoogst eigen persoon zijn zegevierende legers vergezellend, verwaardigde de stad met geen blik. Met grote statie reed hij Nijmegen voorbij en zette zich neer in het nietswaardige Oosterhout’. Oftewel in Huize Waaijensteijn! Door de desastreuze dijkdoorbaak van 1809 is bijna alles verdwenen. Naast een stenen waterput, die bij laag water tevoorschijn kwam, is het vondstmateriaal karig: wat dakpanfragmenten, bronzen munten en visnetverzwaarders. Al met al hebben we als werkgroep inmiddels twaalf vondstlocaties in Oosterhout onderhanden gehad, drie in Ressen en één van de woerd in Raayen-Elst. Nog te determineren zijn een aantal vondstcomplexen van Slijk-Ewijk en Herveld, maar ook de vele metaalvondsten van de eerder genoemde vondstlocaties, nu nog veilig opgeborgen in de kluis.
Wat Romeinse weg betreft nog het volgende. Via RAAP kwam ik in het bezit van een kaart waarop het vermoedelijke tracé van de eerder genoemde Romeinse weg staat aangegeven. En zowaar,
deze weg kruist de straat waar ik woon en loopt door het weiland naast mijn huis! Op 28 oktober 2023 ben ik met mijn buurman in de droge sloten, die het mogelijke tracé doorsnijden, met een prikstok gaan prikken in de hoop dat we de harde bovenkant van de Romeinse weg zouden voelen en horen. Vooralsnog met weinig succes! Het is toch wachten op de vervanging van de riolering in de straat die gepland staat voor 2024. De gemeente Overbetuwe weet al dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Literatuur
Broeke, P.W. van den (2012), Het handgevormde aardewerk uit de ijzertijd en de Romeinse tijd van Oss-Ussen. Studies naar typochronologie, technologie en herkomst, Leiden
Broeke, P.W. van den (2020), ‘Rituele deposities in een rivierengebied tijdens de metaaltijden. De microregio Nijmegen-Noord’, in: Vilsteren, V.T. van, J.R. Beuker, P.W. van den Broeke en E.M. Theunissen (red.), ‘Overpeinzingen op een vuilnisbelt. Liber amicorum aangeboden aan Wijnand van der Sanden ter gelegenheid van zijn afscheid als conservator bij het Drents Museum, Groningen.
Heldring, O.G. (1838), Wandelingen ter opsporing van Bataafsche en Romeinsche Oudheden, Legenden enz. , Amsterdam
Mulder, J.R, F. Spaan en J.G.C. de Wolf (2002), In de ban van de Betuwse dijken, deel 2 Oosterhout. Wageningen (Alterra-rapport 311. Oud Neis, Verenigingsblad Historische Kring Oosterhout, Slijk-Ewijk, Valburg e.o, juni 2004 en december 2018
Ruyten, E.C.W.M. (1989), Van Ostreholt tot Oosterhout, geschiedenis van een Betuws dorp, Oosterhout
Over de auteur
Rob Woldringh is sinds 2003 lid van AWN-afdeling 16 Nijmegen en Omstreken. Tevens is hij bestuurslid van de Historische Kring Oosterhout, SlijkEwijk, Valburg e.o.
Dick Mol
Op vrijdag 10 november is in Museum Schokland, in de Noordoostpolder, de tentoonstelling ‘Nijlpaarden in de polder’ geopend. De tentoonstelling geeft een beeld van het exotische dierenrijk uit het Pleistoceen. Verschillende grote, inmiddels uitgestorven dieren passeren de revue, met toelichtingen op professioneel vormgegeven panelen die voorzien zijn van tekeningen van paleokunstenaar Remie Bakker uit Rotterdam. Maar er is meer. Zoals vuurstenen artefacten, die op basis van hun typologie in de oude steentijd geplaatst kunnen worden en vervaardigd zijn door neanderthalers.
van uitgestorven diersoorten
Klimaatverandering is van alle tijden. Koude en meer warme perioden wisselden elkaar af. Ongeveer 120.000 jaar geleden was het in onze streken zelfs subtropisch warm. Een groot deel van ons land werd bedekt met een weelderige plantengroei. Hier voelden enorme bosolifanten zich thuis. Deze slurfdragers konden meer dan vier meter hoog worden. Ook kwamen warmte minnende dieren als bosneushoorn en waterbuffel voor. De rivier de Rijn mondde in de huidige Noordoostpolder uit in zee. In het water dobberden nijlpaarden. Waren die nijlpaarden toen ook de gevaarlijkste dieren, zoals zij nu aangemerkt worden op het Afrikaanse continent? We weten het niet, maar wat we wel weten is dat zowel nijlpaarden als neanderthalers hier aanwezig zijn geweest in het Eemien, hun sporen bewijzen dat! Mogelijk hebben
Een van de herontdekte nijlpaardskeletdelen van het Museum Schokland, (catalogusnummer Z1965/II 140), een ruim veertig centimeter hoog perfect bewaard spaakbeen-ellepijp van Hippopotamus incognitus, in verschillende aanzichten. Maatstreepjes: 5 centimeter.
die neanderthalers het voormalige stroomgebied van de rivier de IJssel samen bewoond met nijlpaarden. Toen het klimaat weer kouder werd, trokken veel dieren weg. Een aantal soorten stierf volledig uit. In en rond Flevoland zijn fossielen gevonden van deze verdwenen diersoorten.
Topstukken uit museumcollectie
In het voorjaar van 2022 bezochten enkele burgerwetenschappers het museum. Ze kwamen de collectie fossiele beenderen bekijken. Bij hun rondgang in het depot raakten ze al snel euforisch. Ze deden spectaculaire vondsten. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werden in de IJsseldelta beenderen van grote zoogdieren opgebaggerd. Een aantal daarvan werd destijds onjuist gedetermineerd. De beenderen werden vervolgens opgeborgen in de museumcollectie. Ze wachtten daar jarenlang op hun ontdekking in 2022. Nieuw onderzoek wijst uit dat het zeer zeldzame fossielen van nijlpaarden en uitgestorven bosneushoorns zijn. Absolute topstukken dus. De wetenschappelijke waarde van de museumcollectie wordt met deze ‘nieuwe’ aanwinsten aanzienlijk verhoogd. Deze herontdekking van de nijlpaardresten in de museumcollectie is de aanleiding geweest voor het samenstellen van de expositie ‘Nijlpaarden in de polder’.
Reconstructietekening van een neanderthaler door paleo kunstenaar Remie Bakker.
De tentoonstelling, een initiatief van AWN Flevoland, Museum Schokland en Dick Mol is tot en met zondag 31 maart 2024 te bezichtigen Museum Schokland. De openingstijden zijn: dinsdag tot en met zondag 11.00 tot 17.00 uur. Gesloten op maandagen, Eerste Kerstdag en Nieuwjaarsdag.
Over de auteur
Dick Mol is onderzoekmedewerker van het Rotterdams Natuurhistorisch Museum.
Leo ten Hag
Gert Gesink (2022)
Handboek voor Metaaldetector Zoekers
Uitgeverij Detectboeken | Eibergen | ISBN 978 90 8309 831 9 | 320 pagina’s | geïllustreerd
Update
In 2005 verscheen van de hand van Gert Gesink een Handboek voor zoekers. De technische ontwikkelingen zijn sindsdien snel gegaan en hebben geleid tot metaaldetectoren met ongekende mogelijkheden. Een update van dit boek was daarom hoognodig en is vorig jaar verschenen onder de titel Handboek voor Metaaldetector Zoekers. In negentien hoofdstukken, alle rijkelijk geïllustreerd, wordt een ‘schat’ aan informatie geboden over onder andere de geschiedenis metaaldetectie, waar je op moet letten als je een detector aanschaft, zoektechnieken, vindplaatsen (de beste liggen meestal in je eigen woonomgeving), metaalsoorten, het reinigen, conserveren en restaureren van vondsten, digitaal documenteren, fotograferen en opbergen. Ook is er meer aandacht voor de recente wetgeving en regels ten aanzien van archeologische monumenten, archeologische opgravingsterreinen, particuliere terreinen, eigendomsrechten en hoe om te gaan met militaria.
Wilde jaren voorbij
De aandacht voor regels en wetgeving mag illustratief heten voor het feit dat het zoeken met metaaldetectie de ‘cowboy-jaren’ steeds verder achter zich laat. ‘De hobby is gelukkig allang niet meer voorbehouden aan ‘wilde’ schatgravers en baldadige bommenzoekers’, schrijft de auteur. Al blijven ‘pieperaars’ soms nog wel een plaag voor degene die serieus onderzoek wil doen, bijvoorbeeld naar sporen uit de Tweede Wereldoorlog. Het is belangrijk dat er wetgeving is, maar hoe ga je het handhaven? Een positieve ontwikkeling is dat metaaldetectorzoekers zich hebben georganiseerd in verschillende clubs en verenigingen. Zo kennen we De Detector Amateur (DDA), met de tweemaandelijkse uitgave van het Detector Magazine. Het geeft deze ‘tak van sport’ toch een meer officiële status.
voor wetenschap
Van amateurarcheologen wordt vaak gezegd dat zij de ‘ogen en oren’ van de professionele archeologen (en historici) zijn. Dat geldt ook voor detectorzoekers: hun vondsten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de wetenschap. De auteur geeft een paar voorbeelden van belangrijke ontdekkingen, zoals van de gouden en zilveren munten en sieraden uit de vroege middeleeuwen in het Twentse Springendal. Deze vondst is door de detectorzoekers gemeld bij Portable Antiquities of the Netherlands en kan zo bijdragen aan meer kennis omtrent deze periode. Overigens is het melden van vondsten niet geheel vrijblijvend. Er bestaat in Nederland een meldingsplicht, geregeld in de Erfgoedwet. De auteur noemt dit ook, zij het naar mijn idee iets te summier: de detectorzoeker moet zelf maar uitzoeken ‘wat, waar en wanneer je belangrijke zaken moet melden’ (pagina 306). Dit laat onverlet dat dit boek een informatief overzicht biedt en tevens de beginnende metaaldetectorzoeker een goed eind op weg kan helpen om zijn/haar hobby serieus en verantwoord aan te pakken.
Adressenlijst landelijk bestuur
Waarn. voorzitter H.M. (Hetty) Laverman-Berbée (Naarden), tel. 06 · 2361 8314, e-mail: voorzitter@ awn-archeologie.nl
Vice-voorzitter en Belangenbehartiging H.M. (Hetty) Laverman-Berbée (Naarden), tel. 06 · 2361 8314, e-mail: vicevoorzitter@awn-archeologie.nl
Alg. secretaris vacant
Alg. penningmeester H.J. (Harmen) Spreen, (Amstelveen), tel. 020 · 453 70 21, e-mail: pm@awnarcheologie.nl, IBAN: NL40INGB0000577808, t.n.v. penningmeester AWN
Bestuursleden
Veldwerkeducatie C. (Channa) Cohen Stuart (Culemborg), tel. 06 · 4505 9916, e-mail: channa@awnarcheologie.nl
LWAOW J. (Jeroen) ter Brugge, e-mail: vz_lwaow@ awn-archeologie.nl
PRenCommunicatie R. (Robert) Bange, e-mail: prcommunicatie@awn-archeologie.nl
WGMA A. (Ad) Brand (Amersfoort), e-mail: Adbrand @awn-archeologie.nl
Hoofdredacteur Archeologie in Nederland en AWN-Magazine L.H.W. (Leo) ten Hag, (Nijmegen) tel. 06 · 3036 3100, e-mail: ain_am@awn-archeologie.nl
Educatie J. (Joan) van Pelt, e-mail: educatie@awnarcheologie.nl
Inhoudelijke archeologie N.T.D. (Norbert) Eeltink, e-mail: norbert-eeltink@gmail.com
Jongeren R. (Ruben) van Dijk, e-mail: jongeren@ awn-archeologie.nl
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor:
– de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van de AWN – nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschappen
A basislidmaatschap
€ 55,00
B jongerenlidmaatschap t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap € 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (viermaal per jaar) en eenmaal per jaar een premiumboek
– AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen
– Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres.
Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan.
Bij een aanmelding vanaf 1 augustus: 50% korting, u ontvangt dan de laatste twee nummers van onze tijdschriften en het premiumboek. Vanaf 1 december is het lidmaatschap GRATIS (slechts één maand, maar wel met toezending van onze december-tijdschriften).
U kunt zich aanmelden als lid via het aanmeldingsformulier op onze website: https://www.awnarcheologie.nl/lid-worden.
Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven. Opzegging dient voor 1 januari te geschieden.
Vragen over lidmaatschap, doorgeven adreswijziging en nasturen tijdschriften
H. (Henk) Kluitenberg Grebbeweg 24-A, 3911 AW Rhenen, tel. 06 · 2332 4442 (na 10.30 uur), e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.