7 minute read

Doorgeven of meegeven?

Doorgeven of meegeven?

door Caspar Dullemond

Advertisement

Reformatorische jongeren zoeken steeds vaker hun eigen weg in leer en leven. Dat maakt het begeleiden van jongeren bij het proces van godsdienstige vorming een stuk ingewikkelder. Dr. Anne-Marije de Bruin-Wassinkmaat van Driestar educatief doet aan de PThU een postdoconderzoek naar de rol die opvoeders (kunnen) spelen bij de religieuze identiteitsontwikkeling van de reformatorische Generatie Z.

Je promotieonderzoek ging over religieuze identiteitsontwikkeling bij reformatorisch opgevoede jongeren. Ligt je nieuwe onderzoek in het verlengde daarvan?

‘Ja. Door mijn promotieonderzoek kreeg ik zicht op wat jongeren vanuit school, kerk en gezin nodig hebben om een gezonde, stabiele religieuze identiteit te ontwikkelen. En bij dit onderzoek ga ik aan de slag met de reformatorische opvoeders die deze jongeren begeleiden: ouders, leraren in het voortgezet onderwijs en het mbo, en predikanten, catecheten en jeugdwerkleiders. Het is een actiegericht onderzoek dat beoogt opvoeders niet alleen meer kennis aan te reiken, maar ook praktisch verder te helpen. In drie professionele leergemeenschappen wil ik verkennen waar opvoeders tegenaan lopen en wat hun dilemma’s zijn in de godsdienstige vorming van jongeren. De onderzoeksvraag is toegespitst op de dynamiek tussen richting geven en ruimte geven. Dat is natuurlijk een opvoedkundig dilemma voor iedere ouder en opvoeder, maar voor deze doelgroep speelt dat heel nadrukkelijk. De reformatorische opvoeding kan sterk richtinggevend zijn: jongeren krijgen veelal duidelijke overtuigingen en kaders mee en ideaalbeelden over hoe ze zich op religieus gebied zouden moeten ontwikkelen. Mijn promotieonderzoek maakte duidelijk dat jongeren naast richting juist ook ruimte nodig hebben om hun eigen weg te vinden, onafhankelijk van de verwachtingen van hun opvoeders. Ze hebben behoefte aan ruimte om vragen te stellen, om andere ideeën te verkennen.’

Wat is de context waarin godsdienstige vorming tegenwoordig plaatsvindt?

‘Jongeren die opgroeien in een reformatorische context vormen een minderheid in een wereld van secularisering en pluralisme. Die context is vaak een veilige en vertrouwde bubbel, maar tegelijkertijd komen ze in toenemende mate in aanraking met de wereld daaromheen. Dat kan botsen en vragen oproepen. Wie ben ik – als christen? Hoe verhoud ik mij tot hoe ik ben opgevoed?

‘Jongeren hebben behoefte aan ruimte om vragen te stellen, om andere ideeën te verkennen’

Ten tweede is de opvoedingsgemeenschap veranderd. Vroeger had je veel meer een catechetische cultuur: school, kerk en gezin versterkten elkaar in de godsdienstige vorming van jongeren. Nu wijzen opvoeders naar elkaar als het gaat om de verantwoordelijkheid in godsdienstige vorming. Het zijn meer losse werelden geworden. En in de derde plaats zijn jongeren in nieuwe netwerken bezig met geloof. Ook reformatorisch opgevoede jongeren zijn niet meer automatisch verbonden aan de kerk waarin ze zijn opgegroeid. Andere platformen en peergroups lijken steeds grotere invloed te krijgen in de godsdienstige vorming.'

Als je de term ‘geloof’ vervangt door ‘levensstijl’, dan lijkt deze schets van toepassing op Generatie Z als geheel...

‘Het speelt inderdaad breder. Alle opvoeders geven hun kind een bepaald kader mee. Maar de veranderende Nederlandse en religieuze context, in relatie tot een reformatorisch opvoedings- en vormingsmilieu, zorgt wel voor een extra spanning. Reformatorische opvoeders willen jongeren graag veel meegeven, vaak ook een duidelijk wereldbeeld van goed en fout. Maar de huidige generatie reformatorisch opgevoede jongeren ervaart de scheiding tussen de eigen wereld en de buitenwereld veel minder dan eerdere generaties. De jongeren die ik gesproken heb, denken niet zo zwart-wit. Voor het is het christelijk geloof belangrijker dan de specifieke reformatorische interpretatie daarvan.’

Je promotieonderzoek was beschrijvend en interpreterend. Gaat het bij dit onderzoek eerder om de vraag wat goed is om te doen?

‘In dit postdoconderzoek gaat het inderdaad ook over normativiteit. De literatuur over religieuze identiteitsontwikkeling is sowieso normatief: als jongeren geen ruimte krijgen om op onderzoek te gaan, om te exploreren, dan ontwikkelen ze geen gezonde identiteit. Daarnaast brengen in dit onderzoek de opvoeders hun eigen normativiteit in, veelal gebaseerd op hun theologische overtuigingen en de traditie waarmee ze zich verbonden weten. Die twee normativiteiten kunnen in een gespannen verhouding staan. Wat volgens een reformatorische ouder of predikant theologisch waar is, kan pedagogisch of psychologisch disfunctioneel zijn. In dit onderzoek wil ik dus met opvoeders op zoek gaan hoe zij hun rol in de godsdienstige vorming kunnen of zouden moeten vervullen zodat jongeren een stevige en stabiele religieuze identiteitsbinding ontwikkelen. Uit mijn onderzoek komt naar voren dat dat onder andere kan door jongeren ruimte te bieden om te exploreren en hen te accepteren in de weg die ze gaan. Ruimte geven wordt vaak gezien als het begin van het einde. Maar als je een jongere steunt en accepteert in zijn of haar zoektocht, dan werkt dat vaak veel beter dan rigide vasthouden aan waar je voor staat.’

‘Een opvoeder mag in vertrouwen op God bijdragen aan de godsdienstige vorming’

Anne-Marije de Bruin-Wassinkmaat (Foto's: Leonard Walpot)

Dat is spannend voor opvoeders, want ze geven de controle uit handen.

‘Klopt. Dergelijke dilemma’s zijn dan ook uitermate geschikt om aan het licht te brengen in een leergemeenschap met mede-opvoeders. Daar is, als het goed is, ruimte om onderling te delen waar je tegenaan loopt. Je kunt dingen uitproberen en daar dan samen weer op reflecteren. Dat kan overigens best een drempel zijn, want uit mijn promotieonderzoek blijkt dat er bij opvoeders nogal eens schroom is om te praten over persoonlijke zaken, en dan met name het geloof. Het gaat in reformatorische kring heel veel over het geloof, maar dan vooral in algemene termen. Terwijl de jongeren van Generatie Z juist behoefte hebben aan authenticiteit, aan persoonlijke verhalen waaraan ze zich kunnen optrekken en spiegelen. Dat betekent dat de mensen die aan dit onderzoek meedoen niet alleen hun opvoedpraktijk, maar ook hun eigen religieuze identiteitsbinding onder de loep moeten nemen. Waar sta ik voor? En wat betekent dat voor mijn rol in de godsdienstige vorming van mijn kind, leerling of gemeentelid?

Speelt bij opvoeders ook mee dat ze bang zijn voor het afbrokkelen van de reformatorische wereld?

‘Dat is in reformatorische kring wel een thema. Dat de nieuwe generatie niet meegaat in het spoor van de ouders wordt zorgwekkend gevonden. Maar is die zorg terecht? Juist omdat deze jongeren buiten de lijntjes kleuren, gaan ze nadenken over wie ze zijn en wat het geloof voor hen betekent. Je zou kunnen zeggen dat ze juist meer geworteld raken omdat ze bewust hebben nagedacht over hun religieuze identiteitsbinding. Dan kan het zo zijn dat het exploreren ertoe leidt dat jongeren bepaalde dingen uit hun opvoeding loslaten. Dat voelt dan voor de opvoeders als verlies, maar ik zie ook veel jongeren die juist door dat exploreren veel steviger in hun “religieuze” schoenen staan. Een relevante vraag is dan wel: als voor zo’n jongere het christelijk geloof belangrijker is dan de specifieke reformatorische interpretatie ervan, wat is dan is het eigene van het reformatorische denken? Wat betekent het dan om reformatorisch te zijn in de huidige tijd? En waar zit dat in: in bepaalde theologische overtuigingen of in praktijken?’

Vanuit die angst voor afbrokkeling en verval valt uiteindelijk ook niet te werken.

‘Klopt. Ik vind dat je als opvoeder een bepaalde ontspannenheid mag hebben, al besef ik dat dat in reformatorische kring, waar het gaat om zaken als bekering en toe-eigening van het heil, ingewikkeld is. Een opvoeder mag in vertrouwen op God bijdragen aan de godsdienstige vorming. En vanuit dat vertrouwen is het goed om jongeren steeds meer verantwoordelijkheid te geven in het proces van hun religieuze identiteitsontwikkeling. Dan worden ze in staat gesteld hun eigen weg te vinden.’

Parallel aan dit onderzoek doet Corina Nagel-Herweijer een promotieonderzoek bij het OJKC van de PThU naar de dynamiek tussen richting geven en ruimte bieden in godsdienstige vorming binnen de breedte van de Protestantse Kerk in Nederland. Ook bij dit onderzoek worden drie leergemeenschappen van ouders, kerk en school opgezet.

‘Het gaat in reformatorische kring heel veel over het geloof, maar vooral in algemene termen. Terwijl de jongeren van Generatie Z juist behoefte hebben aan authenticiteit’

This article is from: