verslag groot debat (2024)

Page 1


verslag tafeldebatten

2024 groot debat

LEESWIJZER

ongeren hun stem laten horen, dat is wat Gent als Europese Jongerenhoofdstad (EYC) dit jaar doet. Met de verkiezingen in juni en oktober gaan jongeren politieke thema’s niet uit de weg. En om deze missie kracht bij te zetten, organiseerden de Jeugddienst Gent, LARF!, Kunstencentrum VIERNULVIER, Jeugdraad Gent en KOPERGIETERY op donderdag 25 april de slotdag van het Groot Debat 2024. Het project duurde meerdere maanden en was gericht op jongeren die voor de eerste keer naar de stembus gingen, ofwel de welbekende first voters.

In de Floraliënhal in Gent gingen 700 middelbare scholieren uit 23 scholen met elkaar in debat. Aan elke debattafel zaten tien jongeren van vijf verschillende scholen, die onder begeleiding van twee moderatoren een reeks stellingen voorgeschoteld kregen. Die stellingen gingen over 6 centrale thema’s: democratie, ecologische crisis, geld, goed in je vel, samen leven en de stad van de toekomst.

Deze selectie van thema’s werd uitgedacht door de Jeugdraad, de organisatoren en werd bepaald via verschillende inspraakmomenten met jongeren (open jeugdraad, start event van EYC).

Maar de slotdag van het Groot Debat was niet de eerste keer dat de 700 first voters in discussie gingen over deze thema’s. Om hen klaar te stomen voor de slotdag doorliepen ze eerst een meerdaags voortraject in hun eigen klas. Tijdens dit traject gingen ze dieper in op relevante politieke onderwerpen, leerden ze een onderbouwde mening vormen en oefenden ze hun debatvaardigheden. Zo maakten de jongeren zich onder begeleiding klaar voor de slotdag en konden ze de tijd nemen om na te denken over hun visies.

De uitkomst uit het voortraject en de

tafeldebatten op de dag zelf werd meegenomen naar het slotdebat. Tijdens dit kopstukkendebat vertegenwoordigden dertien jongerenambassadeurs hun medeleerlingen in de theaterzaal van De Vooruit. De jongerenambassadeurs gingen het debat aan met Sammy Mahdi (cd&v), Nadia Naji (Groen), Matthias Diependaele (N-VA), Tom Ongena (Open Vld), Jos D’Haese (PVDA), Melissa Depraetere (Vooruit) en Filip Brusselmans (Vlaams Belang). Het was een unieke kans om de wensen en bezorgdheden van jongeren te delen met beleidsmakers, maar ook een uitnodiging voor politici en beleidsmakers om te luisteren naar de jongeren.

“We dagen de politici uit om met onze boodschappen concreet aan de slag te gaan.”

Dit is ook een uitnodiging voor de lezer om dit verslag te beschouwen als een weerslag of analyse van het volledige traject waarin jongeren over verschillende thema’s en stellingen hebben nagedacht en met elkaar in gesprek gegaan zijn. Er werd natuurlijk een standpunt aangenomen (akkoord of niet akkoord met de stelling) maar er werd vooral nagedacht over de argumenten en voorstellen die de jongeren zelf hebben voor beleidsmakers. In die zin is dit project geen wetenschappelijk onderzoek maar een kwalitatief belevingsverslag

DEMOCRATIE

Jongeren hebben wel degelijk een mening over het thema democratie Dat bleek uit de stellingen die aan bod kwamen tijdens de tafeldebatten. De overgrote meerderheid van jongeren (75% van 155 leerlingen) gaat akkoord met de stelling dat ‘de kloof tussen politici en jongeren te groot is’.

“De kloof tussen burgers en politiek is over het algemeen groot, niet alleen bij jongeren.”

Aan de debattafels vertellen jongeren dat politici te weinig rekening houden met waar jongeren van wakker liggen en dat ze te weinig moeite doen om jongeren te informeren. Daarnaast gebruiken politici te moeilijke woordenschat en over het algemeen voelen jongeren zich niet vertegenwoordigd door hen:

“De politiekers gaan meer in gesprek met jongeren maar ze doen te weinig met de informatie die ze daaruit halen, er moeten meer acties uit volgen.” (Eline, 17 jaar)

First voters vragen zich af waarom er zo weinig verbinding is, of politici de leefwereld van jongeren wel kennen en hoe de kloof verkleind kan worden.

Toch merken sommige jongeren op dat politici wel moeite doen om jongeren te informeren, maar dat jongeren zelf niet altijd geïnteresseerd zijn en dus zelf verantwoordelijk zijn voor die kloof. “Het is niet erg dat er een kloof is, het is niet de job van politici om vrienden te maken met de gewone burger”.

Ook vindt de meerderheid (78% van 60 jongeren) dat jongeren te weinig van politiek weten om te stemmen. “Opkomstplicht vanaf 16 jaar is te vroeg. Vanaf 18 jaar heb je meer verplichtingen en is het logisch om ook te gaan stemmen.” Er werd opgemerkt dat jongeren heel beïnvloedbaar zijn (denk aan algoritmes op social media), maar vooral te weinig informatie krijgen op school. Zo leren ze te weinig over politiek en verkiezingen. Maar volgens de first voters zouden ouders

ook een rol spelen in het informeren van hun kinderen. Toch zijn jongeren voorstander van neutrale informatie en erkennen ze ook dat volwassenen vaak niet goed geïnformeerd zijn, en dat niet alle jongeren over dezelfde kam geschoren mogen worden.

‘Met stemplicht doe je ongeïnformeerde mensen stemmen.’ Met deze stelling gaat maar liefst 77% van 120 leerlingen akkoord. First voters vinden dat mensen te weinig weten over de verkiezingen. Want mensen die niet geïnteresseerd zijn in politiek, nemen het ook niet echt serieus en stemmen zo maar wat.

“Als heel jonge mensen niet mogen stemmen, zouden heel oude mensen ook niet mogen stemmen. Het gaat ten slotte over onze toekomst en wie weet zijn die er binnenkort dan niet meer.”

(Anne, 16 jaar)

Maar anderzijds vinden de scholieren dat stemplicht mensen wel aanmoedigt om zich te informeren. Stemplicht is een dam tegen extreme partijen en opkomstplicht is dan weer belangrijk voor vertegenwoordiging.

“Als vrouwen hebben we zo lang gevochten om te gaan stemmen. Opkomstplicht toont hoe de bevolking echt denkt.”

Over het algemeen vinden jongeren dat ze niet genoeg objectieve informatie krijgen over politiek op school. Ze weten te weinig waar partijen voor staan:

“Op school moet je meer algemene vorming krijgen rond politiek en verkiezingen, over belastingen betalen. We weten te weinig hoe de samenleving draait.”

En dus willen de scholieren geïnformeerd worden over de politiek en over de standpunten van de partijen. Ze vragen om partijprogramma’s die specifiek gericht zijn

op jongeren en vinden het belangrijk dat politici naar scholen komen of speciale dagen organiseren waarop jongeren hun vragen aan de partijen kunnen stellen.

“Het Groot Debat is een voorbeeld van een verkleining van de kloof.”

“Ik ben voor een opdracht naar het stadhuis van Gent geweest, het was cool dat ik direct met de schepen kon praten.”

De jongeren vragen zich dan ook af of de leerplannen aangepast moeten worden om leerlingen vanaf 16 jaar voor te bereiden op de verkiezingen. En waarom worden jongeren enkel geïnformeerd over de lokale en federale verkiezingen en niet over de Europese verkiezingen?

Ook over de manier waarop de politiek campagne voert, hadden de first voters een mening. Met de stelling 'Politieke partijen mogen niet adverteren op sociale media’ is de meerderheid (66% van de 74 leerlingen) het niet eens. Partijen mogen campagne voeren op de manier die zij willen. Maar de budgetten zouden wel beperkt moeten worden, want sociale media is volgens hen niet de beste manier om jongeren te informeren. De informatie op de verschillende platformen is heel gekleurd.

“De enige plaats waar we politici zien is op social media. Het zou goed zijn als politici dan wel eerlijk zijn op social media, dan weten wij beter waarvoor ze staan.” (Sahra, 18 jaar)

“Ik zie politici eigenlijk waar ik ze niet wil zien, ik hoef die niet op Tiktok te zien. Op sociale media zijn ze nogal polariserend. Ik zoek liever concreet iets op.” (Anna)

“Sommige partijen overdrijven en influencen jongeren te veel.”

Maar voor sommige first voters zijn social

media net wel een goede manier om bepaalde jongeren te bereiken. Ze vragen wel regels om fake news tegen te gaan, een vast budget dat partijen aan sociale media mogen spenderen en alle partijen moeten evenveel aan bod komen.

Tijdens de tafeldebatten hadden de jongeren het ook over de rol van politici, wetenschappers en experts. 34% van 74 jongeren vinden niet dat politici moeten vervangen worden door experten, maar politici moeten er wel door ondersteund worden. De jongeren vragen zich af of politici altijd de juiste achtergrondinformatie hebben om beslissingen te maken. Bij de jongeren klonk ook dat politici en experts beter moeten samenwerken. Politici moeten zich meer baseren op cijfers uit onderzoek en beslissingen moeten steeds wetenschappelijk onderbouwd worden.

"Tijdens corona was het goed dat er veel gewicht lag bij de wetenschappers.”

De scholieren merken wel op “dat wetenschappers te veel gefocust zijn op ratio. Politici houden ook rekening met de gevoelens van mensen” en “politici moeten het beleid vertalen naar mensentaal”.

Op de stelling ‘Een staatshoofd moet verkozen worden’ wordt verdeeld gereageerd: 45% van 78 jongeren is pro, 55% is contra. Sommigen vinden dat het niet uitmaakt wie het staatshoofd is, anderen vinden het dan weer onterecht dat erfelijkheid bepaalt wie

die rol krijgt. De first voters geven aan dat de Koning veel kost en dat zijn taken ook uitgevoerd kunnen worden door iemand die verkozen is. “Het is raar dat deze rol binnen één familie blijft en dat wij daar niks over te zeggen hebben. Als de Koning meer macht had, zou hij wel verkozen moeten worden”, merkt iemand op. Anderen werpen op dat grote beslissingen niet bij de Koning liggen en dit dus zo kan blijven. Maar sommigen beschouwen de Koning net als een symbool dat het land samenhoudt, belangrijk is voor buitenlandse relaties en dat het volk steunt in moeilijke tijden. De mensen zijn er zelfs aan gehecht.

Ook het juridisch systeem kwam aan bod bij de debattafels. 71% van 69 jongeren vindt dat 'ons juridisch systeem onrechtvaardig is en dat er klassenjustitie is'. Het populairste argument onder de first voters is dat rijke mensen een goede advocaat kunnen betalen en zo een voordeel hebben. Zo kunnen ze een lichtere straf krijgen of hun straf afkopen. Een voorbeeld dat vaak aan bod kwam, was de zaak Reuzegom. Hier kan je er niet naast kijken, luidt het. Een boete is maar iets kleins voor rijke mensen en mensen van kleur worden anders berecht. Andere jongeren geven toe niet genoeg informatie te hebben om echt een mening te geven over ons juridisch systeem. En de media geven hun een verkeerd en veelzijdig beeld. Daarom willen ze beter geïnformeerd worden over justitie.

Over de doodstraf is 75% van de 63 jongeren van mening dat die “niet opnieuw in-

gevoerd moet worden”. Want de doodstraf is riskant, wat als iemand onschuldig blijkt? Opsluiting in de gevangenis is een ergere straf dan gedood worden, bovendien krijgt die persoon dan niet de kans om uit zijn fouten te leren. De doodstraf is volgens deze jongeren een te “makkelijke” oplossing. We kunnen niet beslissen over het leven van een andere persoon. De scholieren kaarten ook het financiële aspect van de doodstraf aan. Ze merken op dat het proces om iemand de doodstraf te geven meer kost dan levenslange opsluiting. Tot slot heeft de doodstraf geen effect op het aantal criminelen in een land.

Toch is 25% van de jongeren van mening dat de doodstraf ingevoerd moet worden wanneer er heel duidelijk bewijs is en wanneer het om bepaalde feiten gaat. Sommigen vinden dat we nu te soft zijn, aangezien levenslang nooit levenslang is. En sommige mensen verdienen wel degelijk de doodstraf en het is dom om daar eten en een bed aan te verspillen.

“Waar trek je de grens wie de doodstraf krijgt of niet?”

Hun voorstel is eerder om meer in psychische hulp te investeren en zo criminaliteit tegen te gaan. Ook willen ze dat jongeren begeleid worden om te vermijden dat ze het verkeerde pad op te gaan.

ECOLOGISCHE

Jongeren zijn hoopvol over het thema ecologische crisis, in die zin dat ze vinden dat het nog niet te laat is om de klimaatverandering te stoppen. Binnen het thema ecologische crisis is 87% van 145 leerlingen het dan ook niet eens met de stelling ‘Het is te laat om klimaatverandering te stoppen’.

“We hebben hoop met ons generatie.”

“Zelfs als het te laat zou zijn, dan kunnen we nog niet bij de pakken blijven zitten. (…)

We kunnen geen ‘mening' hebben of het ‘te laat’ is. De situatie is wat het is, daarvoor moeten we ons baseren op feiten. Maar we moeten er hoe dan ook aan blijven werken.”

“We moeten de klimaatverandering zo veel mogelijk stoppen. We moeten blijven proberen. Het is laat, maar niet te laat.”

“Als we niet proberen, weten we niet of het op te lossen valt.”

“Als je zegt ‘het is te laat’, dan geef je het gewoon op.” (Siebe, 16 jaar)

First voters hebben een duidelijke boodschap: we moeten de schade van klimaatverandering beperken, en dat kan alleen als we wereldwijd de handen ineenslaan. Hiervoor moeten alle landen samenwerken om de klimaatverandering aan te pakken, niet alleen de Europese. Wij moeten ons gedrag aanpassen, maar de politiek moet concrete en drastische maatregelen naar voor schuiven. De oproep tot actie is luid en duidelijk: het moet van de overheid komen en de partijen moeten hier actiever mee aan de slag.

“De politici beloven veel maar ondernemen weinig actie.”

“Voor de oudere politici is klimaat geen vatbaar probleem. De jeugd en jongeren zijn veel meer begaan met het thema.”

“Er moet meer gedaan worden en minder gezegd.” (Mauro, 16 jaar)

Jongeren zien België en Europa als pioniers in de strijd tegen klimaatverandering en zijn vastbesloten dat we een voortrekkersrol kunnen aannemen. Denk aan meer inzetten op openbaar vervoer (beter en goedkoper), investeren in groene energie, wettelijke beperkingen rond verpakkingen, meer inzetten op recyclage wereldwijd, fiscale voordelen of premies voor groene energie, goedkopere vuilzakken voor mensen in armoede, lokale voedselvoorziening, minder transport, vergroening in de steden, het aantal vliegtuigen of vliegreizen beperken via een beurtenkaartensysteem.

“Politici moeten minder populaire beslissingen nemen die goed zijn voor de mensen en niet voor de stemmen.”

Aan de andere kant merken de jongeren op dat de verantwoordelijkheid (ook) bij jezelf ligt, en niet (alleen) bij de regering. Ze stellen voor om minder te verspillen maar ook minder te consumeren in het algemeen.

Met de stelling dat ‘vegetarisch eten geen zin heeft en dat het systeem moet veranderen’, zijn de meeste jongeren het niet eens (65% van de 114 jongeren).

“Alle beetjes helpen. Zelfs al is het maar de helft van je maaltijden zonder vlees, dat helpt al op vlak van landbouwgronden en vervuiling die nodig zijn om vee te voederen. 2/3 van de landbouw op de wereld dient om dieren te voederen. Dat is te veel.”

“Vegetarisch eten heeft zin als het op grote schaal gedaan wordt, dan vermindert de vraag naar vlees.”

“Vegetarisch eten heeft wel zin, maar het systeem moet ook veranderen.” (Jen, 17 jaar)

De scholieren stellen daarom voor om de industrie van vleesvervangers meer subsidies te geven. Maar ook om gezonde vegetarische voeding en vleesvervangers goedkoper te maken en meer in te zetten op labo-vlees. En natuurlijk moeten mensen meer geïnformeerd worden over de voordelen van vegetarische voeding.

Ook de school zelf speelt hierin een belangrijke rol. Op sommige scholen moet je elke ochtend doorgeven of je vegetarisch wil eten. Dat is voor sommigen nog een barrière. Maar jongeren merken ook op dat je vegetarisch eten niet kan verplichten, want dat zou enkel leiden tot tegenstrijd. De boodschap die een school uitdraagt wat duurzaam eten betreft, is dus belangrijk voor het denkpatroon van de schoolgaande kinderen. Ter uitbreiding moeten we de vleesproductie beperken maar niemand verplichten om vegetarisch te eten.

Verder gelooft de meerderheid (85% van de

ECOLOGISCHE CRISIS

95 jongeren) niet dat ‘technologie ons zal redden, we hoeven ons gedrag niet aan te passen’. Hoewel technologie kan zorgen voor efficiënter gebruik van duurzame energie, vinden jongeren dus dat technologie niet voor alles het antwoord is. Daarom stellen ze voor dat we juist meer investeren in wetenschap om mogelijke oplossingen te onderzoeken. Want technologieën groener maken, duurt lang en het ontwikkelen ervan kan ook vervuilend zijn. Denk maar aan de productie van elektrische wagens.

“We moeten ons allemaal inzetten. Als iedereen denkt dat iemand anders het zal oplossen, gaat er geen verbetering zijn.”

“Het wachten op een oplossing zorgt ervoor dat we nu niets doen”, luidt het.

Bovendien moet er meer communicatie komen tussen de ontwikkelaars van nieuwe technologieën en de politici om vooruitgang te boeken.

“Er moeten geen beslissingen genomen worden om stemmen te krijgen, maar wel om de maatschappij te verbeteren.”

(Anaïs, 17 jaar)

Ecologie speelt ook een belangrijke rol in de manier waarop jongeren zich verplaatsen. 67% van de 97 leerlingen gaat akkoord met de stelling dat we reizen met het vliegtuig duurder moeten maken dan reizen met de trein

“Vliegreizen moeten niet iets zijn wat je zomaar kan doen. Het is niet erg om te moeten sparen om een lange droomreis te maken”. (Marilou, 17 jaar)

De trein is nu voor veel mensen erg duur, klinkt het. Daarom nemen mensen het vliegtuig.

“We wilden met de scouts op buitenlands kamp met de trein gaan. Maar het was zo duur dat we het vliegtuig wel moesten

nemen.” (Yasmien, 17 jaar)

De first voters stellen voor om in de eerste plaats de trein goedkoper te maken in plaats van het vliegtuig. “We moeten vliegen niet duurder maken, maar treinreizen veel goedkoper.” Dat gaat mensen motiveren om met de trein te reizen en dat is milieuvriendelijker. Het openbaar vervoer moet meer gesubsidieerd worden, zodat de kwaliteit verbetert, en vliegtuigmaatschappijen moeten minder subsidies krijgen. Ook willen ze een strengere regulering voor privévliegtuigen.

Toch merken jongeren op dat als vliegen duurder wordt, er vaker voor de auto zal gekozen worden. Met het vliegtuig reizen is sneller en efficiënter. Op reis gaan of familie bezoeken in het buitenland mag niet duurder worden. “Het is een recht om de wereld te kunnen zien”, werd ook gezegd.

Over de stelling of deelauto’s en deelfietsen de toekomst zijn, werd verdeeld gereageerd (48% gaat akkoord, 52% gaat niet akkoord van 40 jongeren). Enerzijds zijn deelauto’s de toekomst omdat auto’s in het algemeen steeds duurder worden. Deelauto’s zijn namelijk goedkoper, beter voor het klimaat, en minder auto's op de weg betekent meer ruimte voor andere zaken. Anderzijds vinden jongeren dat het concept betekent dat je beperkt bent in je vrijheid want je kan niet overal naartoe. Er zijn namelijk niet overal deelfietsen en deelauto’s beschikbaar. Ook is autodelen niet handig in verband met kinderstoelen en als je snel ergens

naartoe moet. Om die redenen willen mensen nog steeds een eigen auto.

“Investeer in beter openbaar vervoer, dan zijn er geen deelauto’s nodig.”

“Ik gebruik mijn fiets al 5 jaar, die heeft mij 15 euro gekost. Waarom zou ik er een huren?” (Hannes, 17 jaar)

Sommige jongeren vinden dat de wereld nog een stap verder mag gaan in het aanpakken van de ecologische crisis. Op de stelling 'Landen die doorheen de geschiedenis meer vervuilden, moeten meer bijdragen aan oplossingen voor de ecologische crisis' zijn de meningen echter verdeeld: van de 57 leerlingen gaat er 56% akkoord.

“Dit is het eerlijkste. Landen die meer uitstoten dragen meer verantwoordelijkheid. Als je het slecht doet, moet je daarvoor bestraft worden.”

Enerzijds kunnen de bijdragen van sterk vervuilende landen, armere landen helpen om zich aan te passen aan de gevolgen van de ecologische crisis. Anderzijds vinden jongeren dat we niet naar het verleden moeten kijken. “We leven in het nu, en we moeten kijken naar wat we nu aan het probleem kunnen doen.” Het is moeilijk om landen die het economisch moeilijk hebben meer te laten betalen. In het algemeen stellen de first voters voor om meer bomen te planten, regels te verstrengen voor de industrie, voor landen en voor de landbouw, om een fonds te maken waarin iedereen geld stopt (wie meer geld heeft, geeft meer), een maximale uitstoot in te voeren en een deadline.

Ook rond het thema geld kregen de jongeren tijdens het Groot Debat enkele belangrijke vragen voorgeschoteld. Moet wonen voor iedereen betaalbaar zijn? Hoe zit het met de kloof tussen rijk en arm? Zullen wij later nog wel betaalbaar kunnen wonen? En waarom is er eigenlijk een loonkloof?

Met de stelling dat wonen betaalbaar moet zijn, zijn 104 jongeren van de 105 jongeren het eens. Ze vinden wonen te duur en maken zich zorgen dat ze nooit zelfstandig zullen kunnen kopen of huren. Toch denken ze niet enkel aan zichzelf en vinden ze dat wonen betaalbaar moet zijn voor iedereen.

€De jongeren pleiten voor een verhoging van de lonen aangezien de huurprijzen ook meer en meer stijgen. Ze vragen zich af hoe de overheid voor betaalbare woningen kan zorgen en of lege panden ge-

“De stad is zo duur om te huren, ik zou graag willen blijven, maar ik weet niet of dat zal lukken.”

(Stella,

16 jaar)

bruikt kunnen worden voor extra woongelegenheden. Ook vragen ze extra regulering voor de privéhuurmarkt in de vorm van bijvoorbeeld een maximale huurprijs.

Van de 34 jongeren die de stelling 'Er moet een maximale huurprijs voor woningen op de vrije markt komen' bespraken, gingen er dan ook 22 akkoord (65%).

Jongeren zijn namelijk bang dat ze nooit iets voor zichzelf gaan kunnen kopen of zelfs nog maar uit huis kunnen gaan. Daarom moet er een limiet komen op de huurprijzen om wonen betaalbaar te maken. Aan de andere kant zijn er jongeren die vinden dat de particuliere huurmarkt zijn gang moet blijven gaan en dat er zelf keuzes gemaakt moeten worden.

G€LD

Voor de stelling dat ‘rijke mensen al genoeg bijdragen aan de maatschappij, en meer belastingen niet nodig zijn’, zijn de meningen verdeeld (44% van 125 jongeren ging akkoord). Een aandeel van de jongeren vindt dat rijke mensen recht hebben op hun kapitaal omdat ze ervoor gewerkt hebben en dat het niet eerlijk zou zijn om iedereen procentueel gelijk te belasten. Het zou ook niet goed zijn voor de samenleving als iedereen gelijk is. Anderen zijn dan weer van mening dat rijke mensen genoeg verdienen en best wat kunnen afstaan om de kloof tussen arm en rijk te verkleinen. Ook vragen de first voters om transparantie over de besteding van het belastinggeld. Verder willen ze een progressief systeem invoeren: wie veel winst maakt, betaalt meer belastingen.

“Als ik rijk zou zijn zou ik meer afgeven, het zou niet leuk zijn, maar eerlijk.” (Brandon, 19 jaar)

“Ze hebben zelf voor hun kapitaal gewerkt, ze hebben er recht op.”

‘Armoede bestrijden begint met een goede kennis van het Nederlands’: 47 jongeren gaan hier niet mee akkoord en 29 jongeren wel. Het is namelijk niet altijd de taal die beslist dat je in armoede komt. Er spelen heel veel factoren mee. Daarnaast heb je Nederlands niet nodig voor alle jobs, in sommige jobs wegen andere vaardigheden zwaarder door. Anderzijds verloopt communicatie wel makkelijker als iedereen Nederlands spreekt en daarom zouden nieuwkomers Nederlands moeten kunnen leren vanuit het bedrijf terwijl ze al aan het werk zijn.

“Armoede heeft niet altijd een link met taal, je kan ook ambitie tonen in het werk zonder Nederlands te spreken.”

Over de stelling dat ‘de overheid een woning moet geven aan dak- en thuislozen’ zijn de meningen wederom verdeeld: 26 van 51 jongeren gaan akkoord. Iedereen moet wel een dak boven zijn hoofd hebben, maar dat is een grote kostprijs voor de overheid. Sommige jongeren betwijfelen of dat

wel zo eerlijk is. Als iedereen zomaar een dak boven zijn hoofd krijgt, waarom moeten mensen dan nog werken? Bovendien is er sowieso al een gebrek aan woningen, ook voor mensen die niet dak- of thuisloos zijn. Daarnaast geven ze aan dat er een verschil is tussen onderdak bieden en een heuse woning geven aan mensen. Daarom stellen first voters voor om meer voorzieningen te installeren voor dak- en thuislozen. Zo kunnen we inzetten op opvangcentra waar mensen langer kunnen verblijven.

“Het is de taak van de overheid om voor de bevolking te zorgen.”

(Mats, 19 jaar)

Ook de stelling ‘Langdurige werklozen willen niet werken en profiteren van het systeem’ zaait verdeeldheid: 50 van de 96 jongeren zijn het er niet mee eens. Ze vinden niet dat iedereen profiteert van het systeem. Als iemand een geldige reden heeft, is werkloosheid gerechtvaardigd. Daartoe behoren bijvoorbeeld langdurig zieken. Maar daarop

moeten wel strengere controles uitgevoerd worden. Want sommige mensen die wel kunnen gaan werken, doen dat niet en profiteren volgens sommigen wel van het systeem. Daarom moet er ook een limiet komen op hoelang iemand werkloos mag zijn. Tot slot moet de overheid meer inzetten op begeleiding van werklozen naar de werkvloer.

In dit thema bespraken de first voters zowel stellingen over mentaal welzijn, als meer algemene stellingen rond zaken die ervoor zorgen dat jongeren zich goed in hun vel voelen.

De meest besproken stelling van de slotdag (183 jongeren) was: ‘Wie zware menstruatieklachten heeft, moet ziekteverlof krijgen.’ Hiermee ging de overgrote meerderheid (166 jongeren) akkoord. De gesprekken aan tafel tonen aan dat menstruatieklachten nog te vaak in de taboesfeer zitten. Jongeren erkennen dat de pijn soms heel intens kan zijn, maar vinden het daarom vooral belangrijk dat het onderwerp bespreekbaar wordt gemaakt. Andere Europese landen zoals Spanje werden als voorbeeld aangehaald. Daar krijgen mensen met menstruatieklachten speciaal verlof.

“Het taboe zou doorbroken moeten worden. Als ik daar nu met mijn vader over spreek, kijkt hij vaak raar op”

(Stien, 16 jaar)

Ter uitbreiding is er een grote nood aan gratis én toegankelijke menstruatieproducten die ingevuld moet worden. De first voters benadrukken dat het niet alleen belangrijk is dat tampons en maandverbanden gratis ter beschikking worden gesteld op publieke plaatsen, maar ook dat er meer toegankelijke en hygiënische (openbare) toiletten geïnstalleerd moeten worden. Dit is een vorm van basishygiëne.

“Basishygiëne is een recht voor iedereen”

(Lauren, 18 jaar)

Toch moeten we opmerken dat er ons een aantal bezorgdheden opvallen in de ar-

gumenten van de tegenstemmers. Zo is het belangrijk om mee te geven dat first voters bezorgd zijn dat de discriminatie tegenover de vrouw op de werkvloer zou vergroten. Het zou natuurlijk kunnen dat vrouwen minder snel aangenomen worden of minder kansen krijgen op de werkvloer.

Daarnaast speelt ook de vrees voor misbruik. Jongeren lijken in dat opzicht meer voorstander van een regeling op maat, eerder dan standaard een aantal dagen verlof per maand te voorzien voor wie menstruatieklachten heeft. Zo vinden jongeren dat de pijn moet worden vastgesteld door een arts en dient te worden gestaafd met een doktersattest. Ze vragen ook meer onderzoek naar menstruatiepijn.

“Laat het thuisblijven wel checken door een dokter” (Eva, 17 jaar)

Menstruatieverlof toekennen, roept ook een aantal vragen op. Ten eerste, of er dan een compensatieregeling voorzien moet worden voor mannen. Ten tweede of dit verlof betaald dan wel onbetaald zou moeten zijn. Tot slot waren de jongeren van mening dat telewerken tijdens de menstruatieperiode een aanvaardbaar alternatief of tussenoplossing is.

'Leerlingen met psychische klachten moeten hulp krijgen op school.' Maar liefst 182 leerlingen hebben hun stem laten horen over deze stelling, waarvan de overgrote meerderheid (81%) ermee instemt. De first voters zijn vooral bezorgd over de lange wachtlijsten en de hoge kosten voor psychologische hulp buiten school. Ze zien psychologische ondersteuning op school als een laagdrempelige optie en zien de school steeds meer als een safe space. Maar ze benadrukken wel de vertrouwensband en de anonimiteit van die psychologische hulp

tegenover onder andere hun ouders. Zo zouden ze de ondersteuning kunnen verkrijgen zonder medeweten van ouders of medeleerlingen. Dit is een belangrijk punt, aangezien veel jongeren nog steeds een gevoel van schaamte ervaren als ze psychologische hulp nodig hebben. Ook heerst er nog steeds een taboe rond het thema. Jongeren maken zich ook zorgen over hoe hulpverleners op school met de verkregen informatie omgaan. Er heerst duidelijk een gevoel dat het Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB) de privacy van leerlingen niet altijd voldoende beschermt. Dat geldt ook voor de psychologische hulpverleners op school. Als het aan de jongeren ligt, moet het beroepsgeheim altijd worden gegarandeerd en gerespecteerd.

Voor hen is het dus niet zozeer van belang of de psychologische hulp op of buiten school plaatsvindt, maar vooral dat ze een vertrouwensrelatie met hun hulpverlener ervaren.

“Ik voel me op mijn gemak bij een leerkracht die ik al jaren ken, niet bij een vreemde van het CLB” (Jill, 16 jaar)

“Op school sprak ik al eens met het CLB, die vertelden dingen door, denk ik. Ik ben er meer gerust in als ik met mijn psycholoog spreek” (E., 18 jaar)

De stelling 'Kinderen moeten genderneutraal opgevoed worden' werd door 104 jongeren besproken, waarvan er slechts 38 (37%) akkoord gingen. Voor deze stelling speelt voor vele jongeren de leeftijd van het kind een grote rol. Zo is het als tiener normaal om je gender te verkennen, maar als kind vinden velen het te vroeg. In plaats van kinderen genderneutraal op te voe-

GOED IN JE VEL

den, stellen de first voters voor om openheid te creëren over het onderwerp zodat het thuis en op school bespreekbaar is.

Maar liefst 77% van de first voters ging akkoord met de stelling dat 'condooms, net zoals de pil en het spiraaltje, gratis moeten zijn voor jongeren'. De meeste jongeren vinden dat anticonceptie betaalbaar én toegankelijk moet zijn voor iedereen. Toch heeft niet iedereen de middelen om anticonceptie te kopen. De tegenstanders van de stelling maken zich dan weer zorgen dat gratis condooms ervoor zorgt dat jongeren nog jonger aan seks beginnen. Daarnaast wijzen ze erop dat het huidige beleid, waarbij de pil en het spiraaltje gratis zijn, al een grote kost is voor de overheid. Ze maken zich dus zorgen over de bijkomende financiële last. Dit leidde tot een verhitte discussie, waarbij tegenstanders benadrukten dat de verantwoordelijkheid en kosten vooral bij meisjes zouden komen te liggen.

Vervolgens gingen 76 jongeren in debat over de stelling 'Abortus moet toegankelijker worden'. De meerderheid, namelijk 49 jongeren, ging hiermee akkoord. Het debat draaide vooral om de afweging tussen zelfbeschikkingsrecht en het recht op leven. Omtrent dit thema gaven veel jongeren wel aan dat ze niet genoeg kennis hadden over het onderwerp. Zo wisten velen niet dat er wegens medische redenen een langere ter-

mijn voor abortus kan gelden. Wat opviel was dat jongeren die het niet eens waren met de stelling, toch voorstander waren van een langere termijn voor abortus als het om verkrachting gaat. Over het algemeen waren de tegenstanders van de stelling vooral bezorgd om het recht op leven. Daarnaast waren diezelfde jongeren ook bang dat abortus op lange termijn schering en inslag wordt omdat mensen misschien minder geremd zouden zijn om onveilige seks te hebben.

Net zoals bij de vraag over de legalisering van cannabis, bleek uit het debat over abortus ook een onderliggende vraag naar Europese regelgeving. Sommige jongeren verwezen naar het feit dat in Nederland abortus mogelijk is tot 24 weken. Hierdoor kunnen Belgische vrouwen alsnog de grens oversteken om abortus te plegen wanneer het in België niet meer mag. Dit roept de vraag op of er Europese uniforme regels zouden moeten komen voor abortustermijnen.

26 van de 62 leerlingen waren voorstander van de stelling dat 'er een minimumleeftijd voor smartphones nodig is' Tijdens de tafeldebatten gaven de first voters aan dat het gebruik van een smartphone hetzelfde is als het gebruik van sociale media, met dezelfde gevolgen van dien.

Wat vele jongeren zich dan afvragen is of een leeftijdsgrens voor smartpho-

nes wel de beste oplossing is. Daarbij zijn veel first voters van mening dat het belangrijker is om kinderen te leren hoe ze verantwoord omgaan met smartphones en wat de risico’s van sociale media zijn, dan simpelweg een leeftijdsgrens in te voeren.

“Het zelfbeeld van jongeren is enorm beschadigd door social media” (Deborah, 16 jaar)

56 jongeren discussieerden over de stelling rond de legalisering van cannabis. 39 daarvan zijn voorstander. De first voters geloven dat illegale handel in cannabis alleen maar zal toenemen als de drug niet wordt gelegaliseerd. Ook halen ze aan dat veel buurlanden het al een tijd gelegaliseerd en gereguleerd hebben. De jongeren maken dezelfde vergelijking met sigaretten en alcohol.

Bij de stelling 'Porno moet verboden worden' waren 41 van de 56 jongeren die de stelling hebben besproken niet akkoord. De meerderheid van de scholieren merken op dat een verbod op iets vaak het tegenovergestelde effect bereikt. Wat ze wel noodzakelijk vinden, is strengere bestrijding van bijvoorbeeld kinderporno en de vrouwonvriendelijke porno-industrie.

SAMENLEVEN

In het thema samenleven konden jongeren met elkaar in debat gaan over een aantal stellingen rond leven in een diverse én inclusieve samenleving.

'Hoofddoeken moeten toegelaten worden op alle scholen' was de stelling die binnen dit thema het meest in het oog sprong. Voor de overgrote meerderheid (152 van 161 jongeren) zou dit eigenlijk een non-issue moeten zijn. De first voters vinden deze stelling eerder vanzelfsprekend en begrijpen niet waar het probleem ligt. Van alle stellingen die tijdens het Groot Debat besproken werden, scoort deze procentueel gezien het hoogst (94%). Voor jongeren is het belangrijk dat iedereen kan zijn wie men is en dus moet iedereen kunnen dragen wat men wil. De scholieren zijn van mening dat een hoofddoek dragen niemand kwaad doet.

“Een hoofddoek dragen is geen aanval naar iemand toe. Het is een uiting van een religie die geaccepteerd moet worden.”

(Ryan, 17 jaar)

Maar de jongeren nuanceerden het verhaal wel. Zo mag geen enkele religie opgelegd of opgedrongen worden. Geloof moet volgens hen een persoonlijke keuze blijven, in plaats van een symbool van onderdruk-

king. Daarnaast betekent het dragen van een hoofddoek ook het bestaan van een diverse samenleving. Ook is diversiteit op school net belangrijk om van elkaar te leren en andere geloofsovertuigingen en culturen te leren kennen. Toch is een klein deel van de first voters bezorgd dat hoofddoeken op school tot uitsluiting of spanningen zou kunnen leiden. Voor hen is het daarom des te belangrijker dat scholen neutraal zijn door geen religieuze tekens of verwijzingen te vertonen. Maar de jongeren vinden wel dat scholen zelf mogen beslissen of ze het dragen van een hoofddoek al dan niet toelaten.

De stelling 'Migratie helpt onze arbeidsmarkt' werd besproken door 121 leerlingen, waarvan 83% akkoord ging. Velen argumenteren dat arbeidsmigratie ons land economisch sterker heeft gemaakt en dat sommige banen nog steeds makkelijker worden ingevuld dankzij migratie. Toch vinden sommige jongeren het ook belangrijk dat migratie én integratie gecontroleerd wordt. Ze vinden taalbeheersing niet alleen een noodzakelijke voorwaarde, maar ook een belangrijk hulpmiddel voor de mensen zelf om het voor hen makkelijker te maken.

Bij de stelling 'Alle samenwerkingen met landen die mensenrechten schenden, moeten stoppen' waren de meningen weer

iets meer verdeeld: van de 105 leerlingen die de stelling bespraken gingen er 60 akkoord (57%). Deze stelling leefde duidelijk enorm onder de jongeren omwille van de huidige oorlog tussen Israël en Palestina. Zo zijn vele jongeren het niet eens met de deelname van Israël aan het Eurovisiesongfestival en zijn ze van mening dat Rusland en Israël niet op dezelfde manier worden behandeld.

Toch was er grote verdeeldheid over de samenwerking met landen die de mensenrechten schenden. Sommige jongeren zien het stopzetten ervan als een krachtig signaal. Anderen argumenteren dat je net meer invloed kan hebben en druk kan uitvoeren op deze landen als je de samenwerking met hen aanhoudt. Bovendien wordt de onschuldige bevolking anders ook getroffen. Want de jongeren merken op dat samenwerkingen immers niet alleen voor ons een meerwaarde bieden, maar ook voor de landen in kwestie.

"Je raakt de bevolking van een land. Hun mensenrechten worden al geschonden en dan benadeel je hen nog meer.”

(Lucas, 17 jaar)

Toch vinden voorstanders dat samenwerking een indirecte deelname aan het conflict impliceert. Deze jongeren benadrukken ook het belang van een Europese aanpak. Want

wanneer slechts enkele landen de samenwerking stopzetten, zal dit weinig impact hebben. En zo kan het land in oorlog doorgaan met het schenden van de mensenrechten.

Vervolgens gingen 85 leerlingen in debat over de stelling: 'Grappen over minderheidsgroepen mogen, want we hebben recht op vrije meningsuiting'. 68% ging hiermee akkoord. Hoewel veel jongeren het belangrijk vinden om de grenzen van mensen te respecteren en zich bewust te zijn van wat je in welke context kunt zeggen, zijn er ook bezorgdheden over regulering rond humor. First voters vinden het cruciaal dat mensen zelf leren het verschil te maken tussen een (slechte) grap en opzettelijk racisme of discriminatie. Het kan soms lastig zijn om die grens duidelijk te trekken.

“De kern is: waar trek je de grens? Dat is zo moeilijk.” (Siebe, 16 jaar)

Binnen dit thema lieten de jongeren ook hun stem horen rond grensoverschrijdend gedrag. 'Wie anderen lastig valt bij het uitgaan, moet een toegangsverbod krijgen bij alle clubs'. 58 van de 90 leerlingen die de stelling bespraken, ging akkoord.

First voters argumenteren dat er duidelijke(re) regels en straffen nodig zijn opdat mensen zouden beseffen hoe ernstig grensoverschrijdend gedrag is. Toch stellen sommige jongeren ook hier de vraag waar de grens ligt. Wat is grensoverschrijdend gedrag en wanneer ga je te ver? Het uitgangspunt moet alvast het volgende zijn:

“Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden.” (Cien, 18 jaar)

Veel van de first voters spraken ook over het belang van een veilig uitgaansklimaat waarin je als persoon kunt aangeven wan-

neer je je niet comfortabel voelt. Ook vinden ze een aanspreekpunt noodzakelijk.

De volgende stelling 'Jongens moeten les krijgen over hoe ze op grensoverschrijdend gedrag reageren” sluit hierbij aan. Slechts 28 van de 70 jongeren stemde hiermee in. Toch zijn vele jongeren van mening dat het voor iedereen (los van geslacht) belangrijk is om een soort van bystander training te krijgen. De first voters vinden het immers zelf moeilijk om in te grijpen wanneer ze zelf slachtoffer zijn van grensoverschrijdend gedrag of wanneer ze dit zien gebeuren. Daarom is hierover les krijgen nuttig, zonder dat dit meteen een verplichting wordt.

STAD VAN DE TOEKOMST

Hoe organiseren we de stad van de toekomst? Hoe zorgen we ervoor dat iedereen een plaats heeft in deze stad? Hoe maken we de stad een veilige plek waar iedereen deel kan nemen aan de publieke ruimte? Aan wie kunnen we deze vragen beter stellen dan aan de generatie van de toekomst?

‘Openbaar vervoer moet gratis zijn’, is de stelling die het meest besproken werd. 69% van de jongeren sprak zich uit voor gratis openbaar vervoer aangezien het openbaar vervoer heel duur is, terwijl het vooral jongeren zijn die er gebruik van maken. De first voters geven aan dat ze er belang bij zouden hebben, dat het publieke transport gratis wordt of dat er voordeligere tarieven aangeboden worden aangezien jongeren tot 18 jaar vaak geen andere optie hebben.

Maar mocht het openbaar vervoer gratis zijn, zouden ook veel andere mensen er meer gebruik van maken. Dus concluderen de first voters dat het openbaar vervoer niet alleen voor hen, maar voor ieder-

een voordeliger moet worden. Want hoe meer mensen het openbaar vervoer nemen, hoe beter voor het milieu. De omgekeerde beweging, dus de prijzen verhogen en het aantal routes beperken, is nadeliger voor verschillende bevolkingsgroepen.

Daarom stellen jongeren voor om te kijken naar voordeligere tarieven, alsook betere verbindingen tussen verschillende trajecten.

“Het is een goede motivatie om mensen met het openbaar vervoer te laten gaan.”

(Kaat, 16 jaar)

85% van de jongeren wil meer groene ruimte en water in de stad. En dat willen ze niet alleen omdat het de stad leefbaarder maakt, maar ook omdat ze op zoek zijn naar meer ruimte voor zichzelf. De first voters getuigen over een gebrek aan plaatsen om te kunnen zijn en om rond te hangen met elkaar. Bovendien is de stad te dichtbebouwd en vragen ze meer bomen in het straatbeeld en meer water en ruimte om te kunnen zwemmen. Tot nu toe kan dat enkel op de Blaarmeersen en daarom willen ze meer kleine plaatsen doorheen heel de stad. “Minder huizen en meer publieke ruimte voor iedereen”, klinkt het.

“Meer groen is altijd beter.” (Roman)

Toch beseffen onze jongeren maar al te goed dat er een woontekort is en dat er geen plaats genoeg is voor iedereen. Met de stelling ‘mensen moeten kleiner gaan wonen’ konden ze hierover hun mening laten horen. De meeste jongeren (67%) stemden hier niet mee in. Ze zijn vooral bezig met vraag en aanbod. Zo hopen ze dat de prijzen zullen dalen, maar vinden ze het wel belangrijk dat wie met veel is, ook een huis kan hebben dat groot genoeg is. Het belang van privacy en een eigen plaats is primair.

Jongeren die wel voorstander zijn van kleiner wonen, hopen dat het zou zorgen voor meer groen in de stad. Vanuit sommige hoeken komt het voorstel van in de hoogte te bouwen. Zo kan je meer plaatsen bieden aan mensen, maar neem je minder ruimte in. Ook vinden ze premies voor mensen die kleiner gaan wonen een goed idee.

“Niet kleiner wonen, maar hoger.” (Mathis, 17 jaar)

Verder gingen de jongeren in gesprek over de toelating van het gebruik van slimme camera’s. Hiermee stemde 52% van de jongeren in. Ze argumenteren dat slimme camera’s een veilig gevoel creëren op straat aangezien criminelen minder misdrijven zullen plegen, want er kijkt altijd iemand mee. Andere first voters vinden het dan weer beklemmend dat er altijd iemand zou mee kijken en vinden het respecteren van de privacy noodzakelijk. Daarom zijn ze van mening dat slimme camera’s gebruikt mogen worden om auto’s te herkennen, maar niet voor gezichten. De jongeren wijzen op het gevaar dat de beelden gebruikt kunnen worden voor andere doeleinden.

“Er is al veel controle, er hoeft niet meer bij te komen”

(Aisha, 15 jaar)

Verder vindt de meerderheid (69% van 71 jongeren) dat autovrije stadscentra bewoners en bezoekers niet wegjagen. Het maakt de stad rustiger, groener en veiliger. Ook merken de jongeren op dat mensen die in het centrum wonen, minder vaak een auto gebruiken en ook minder vaak een auto hebben. Daarom stellen de first voters voor om

meer delen van de stad autovrij te maken, maar niet de hele stad. Daarnaast geven ze aan dat als het openbaar vervoer kwalitatief verbetert, ze het meer zouden gebruiken.

‘Als ik met de fiets ben, dan ben ik veel geruster als ik weet dat er geen auto achter mij kan rijden.”

(Nika, 16 jaar)

De tegenstanders halen aan dat je een auto nodig hebt om naar de winkel te gaan. Zeker omdat je dichtbij een winkel moet geraken om alles te kunnen dragen, en dat is nu eenmaal makkelijker met de auto. Ook kunnen we minder mobiele mensen niet verplichten om te stappen of te fietsen. Auto’s kunnen dus pas weg uit de stad als het openbaar vervoer goedkoper en beter geregeld is.

70% van de jongeren wil nog steeds een pakket aan huis geleverd, 30% vindt dit niet nodig. Die jongeren vinden het handig dat de pakketten naar de mensen worden gebracht, vooral omdat minder mobiele mensen vaak niet naar een pakketpunt kunnen. Ze geloven

ook niet dat het stoppen van thuisbezorging het klimaatprobleem zal oplossen, die verantwoordelijkheid ligt bij de grote vervuilers.

“Zet maatregelen op tegen de grote bedrijven die veel CO2 uitstoten en niet tegen individuele burgers.”

(Anoniem, 17 jaar)

De 30% die voor levering bij een pakketautomaat of pakketpunt is, wijst wel op de voordelen voor het klimaat. Zeker voor kleine pakketjes moet dit kunnen. De jongeren vragen voldoende afhaalpunten en automaten met ruime openingsuren. Thuislevering moet nog steeds kunnen, maar dan moet de levering met de fiets of elektrische auto’s gebeuren. Ook willen ze dat mensen bewust gemaakt worden van de impact van alle bestellingen. Dat kan ervoor zorgen dat er minder pakjes besteld worden.

1 2 3 4 5 6 7 8

De uitkomst uit het voortraject en de tafeldebatten werd meegenomen naar het slotdebat.

Deze stellingen werden op het slotdebat besproken:

Het is te laat om klimaatverandering te stoppen.

Wie zware menstruatieklachten heeft, moet ziekteverlof krijgen.

Wonen moet betaalbaar zijn voor iedereen.

Openbaar vervoer moet gratis zijn.

De kloof tussen politici en jongeren is te groot.

Hoofddoeken moeten toegelaten worden op alle scholen en in alle jobs.

Alle samenwerkingen met landen die mensenrechten schenden moeten stoppen.

Migratie helpt onze arbeidsmarkt.

Een dikke dankjewel aan alle leerlingen en leerkrachten van de betrokken scholen: Atheneum Voskenslaan, HTISA, SintBavo, Richtpunt Campus Henleykaai, Don Bosco Zwijnaarde, Kunsthumaniora Sint-Lucas, Atheneum Mariakerke, SKI Ottogracht, Lyceum campus Kortrijksesteenweg, Viso, Lyceum campus Portus, Wispelberg Atheneum, Sint-Janscollege, Sint-Lievenscollege, Don Bosco Sint-Denijs, Freinetatheneum De Wingerd, Nieuwen Bosch, Steinerschool Gent, Don Bosco Sint-Pieters, Edugo Lochristi, Instituut van Gent, de ambassadeurs van het slotdebat: Anissa, Emma Farhat, Kenji, Michiel, Hannah, Dorothea, Estée, Lee, Israe, Edith, Nimay, de Jeugdraad Gent, alle creatieve makers van de klassentrajecten, LARF!, Kopergietery, VIERNULVIER, alle stadsmedewerkers en moderatoren, Kawtar Ehlalouch, Carl Devos en Margarites Schinas.

Foto's: © Michiel Devijver

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.