Meer-Historie, juni 2014

Page 1

M

MEER

cultuur historisch Haarlemmermeer

HISTORIE

42e jaargang nr 2 | Juni 2014

Wat een enthousiaste vrijwilligers - en wat een prachtig museum

Zwanenburgers in Halfweg naar school

In Stelling Gebracht – beeld van een ingenieus inundatiesysteem Losse verkoop: adviesprijs e 4,001


M

inhoud

6 V rijwilligers in Beeld 10 Zwanenburgers in Halfweg naar school

Harry van Raak

12 H et gemeentebestuur van Haarlemmermeer tijdens

de bezetting Frank Ossewaarde

ISSN: 1383-0074 Doelstelling Het cultuurhistorisch magazine Meer-Historie is een uitgave van Stichting Haarlemmermeermuseum De Cruquius.

12

COLOFON

24

De doelstellingen van de stichting zijn: • Het bevorderen van de belangstelling voor en de kennis van de geschiedenis van Haarlemmermeer en de ontwikkeling van de waterstaat in Nederland, in het bijzonder met betrekking tot het polderwezen en daarbij behorende bemalingsystemen. • Het cultureel, het cultuurhistorisch en het industrieel erfgoed van Haarlemmermeer presenteren, onderzoeken en archiveren. • Het bevorderen van het behoud van historisch belangrijke zaken in Haarlemmermeer. • Het bevorderen van de studie van de plaatselijke geschiedenis en het (digitaal) vastleggen van gevonden gegevens in akten, krant, beeld- en geluidsdragers, artikelen of boekvorm. • Het opsporen, verzamelen en tentoonstellen van objecten, teksten en afbeeldingen die betrekking hebben op de historie van Haarlemmermeer en de waterhuishouding in Nederland.

16 MeerBusiness

Meer-Historie verschijnt vier keer per jaar.

32

Herinneringen aan Rijk (IV)

Barend Klaassen

verbindt al tien jaar ondernemend Haarlemmermeer

Marcel Harlaar

18 Elise van Melis:

36 90 jaar geleden werd de

‘Er komt een nieuw museum dat de complete geschiedenis van Haarlemmermeer vertelt’

Marcel Harlaar

24 Het verhaal van het

geboortekopje

Ton Zekveld

Drs. Hans Dolman jr.

26 In Stelling Gebracht

30

invliegloods van Fokker op het oude Schiphol opgeleverd

Maarten Bloemendaal en Barend Klaassen

36

Losse verkoop In het Historisch Museum Haarlemmermeer, Museum de Cruquius, boekhandel Stevens en bij Bruna Floriande. Nabestellingen via secretariaat (€ 4,- excl. verzendkosten).

Raad van Toezicht Anna Paternotte (secretaresse) Pieter van de Stadt (voorzitter) Johan Slinger (penningmeester) Directeur-bestuurder Elise van Melis Rekeningnummers ING Banknummer NL73 INGB 0003511852 t.n.v. Meer-Historie te Hoofddorp Ereleden van Meer-Historie Drs. J. Achterstraat, J. Arensman, Mr. R.M. Dunselman, Fr. de Jong, A. Verbeek, P. Roodenburg

Vormgeving en druk Drukkerij Groen, Hoofddorp Redactie Marcel Harlaar, Henk van de Hoef, Barend Klaassen, Harry van Raak, Henri Stroet, Kees van der Veer. Website: www.meerhistorie.nl Social Media

Locaties Historisch Museum Haarlemmermeer Bosweg 17 - 2131 LX Hoofddorp www.historisch-museum-haarlemmermeer.nl Museum De Cruquius Cruquiusdijk 27 2142 ER Cruquius www.museumdecruquius.nl

DEADLINE KOPIJ: 15 JULI 2014 Contact Redactie Meer-Historie Tel.: 06-11513990 - meerhistorie@gmail.com Beeldmateriaal Afbeeldingen aanleveren als foto’s of als digitaal bestand (hoge resolutie, min. 1Mb of 300 dpi). Foto’s altijd als apart bestand aanleveren niet in een WORD-bestand.

Witte Boerderij Hoofdweg 743 2131 MA Hoofddorp www.meerhistorie.nl Abonnementen De minimumbijdrage is € 15 per jaar.

32

Auteursrecht Op het auteursrecht van het gepubliceerde in Meer-Historie is artikel 7 van de Auteurswet van 1912 van toepassing.

Servicenummers Aanmeldingen, abonnementen, adreswijzigingen, opzeggingen G. Deddens, 023- 5613130 gjdeddens@kpnmail.nl

Aanbieding bijz. voorwerpen F. Kamerling, 023- 5642231 foppeka@gmail.com

Musea Historisch Museum Haarlemmermeer: 023-5642231 Museum de Cruquius: 023-5285704

30 Jan Douwes van der Meer,

evangelist

Barend Klaassen/Ton Zekveld

3


van de Directeur

REDACTIONEEL Foto: Just-Justa Fotografie

M

MEER

Wat een enthousiaste vrijwilligers - en wat een prachtig museum!

cultuur historisch Haarlemmermeer

HISTORIE

42e jaargang nr 2 | Juni 2014

Kijk, dat doet ons nou goed, die plezierige reacties, mondeling uitgesproken en heel vaak in het gastenboek neergepend. En inderdaad, het vertellen en duidelijk presenteren van het oer-Hollandse verhaal van land, water en lucht – het verhaal van Haarlemmermeer dus, dat doen we met elkaar. Dat is voor ons belangrijk want, hoe je het ook wendt of keert, samen bereiken we meer dan alleen, én op een plezierige manier. Met de musea, met de staf en vooral met de vele vrijwilligers, die zich op allerlei gebieden inzetten. Wat een enthousiaste vrijWilligers - en wat een prachtig museum

Tijdens de aardappelpootdag begin april 2014 waren de leden van de restauratiegroep van Meer-Historie actief met de aardappelpootmachine. (Foto: Kees van der Veer)

Het nieuwe college van b&w presenteerde onlangs het onderhandelaarakkoord ‘HLMR: Krachtig Samen Werken’. Daarin staat onder meer dat cultuur een voor iedereen toegankelijke verbindende factor in de samenleving is. ‘Participatie met ruimte voor initiatieven en betrokkenheid van de inwoners wordt gewaardeerd’. Dat is wat ambtelijk geformuleerd, maar het is wel een kolfje naar onze hand! De gemeente kiest tenslotte heel nadrukkelijk voor aandacht voor ons verleden, voor onze Haarlemmermeerse cultuurhistorische waarden. Dat is belangrijk. Want hoe meer je daarvan weet, hoe meer je je eigen leefomgeving en haar geschiedenis kunt waarderen.

Op 1 januari 2014 is Museum De Cruquius gefuseerd met het Historisch Museum Haarlemmermeer/Stichting Meer-Historie.

In het Haarlemmermeermuseum De Cruquius – dit is de fusie van Museum De Cruquius met Meer-Historie / Historisch Museum Haarlemmermeer - maken we ons met elkaar sterk voor het behoud van ons erfgoed. Ook door het steeds opnieuw en anders vertellen van het verhaal van ons Haarlemmermeer. Aan iedereen die het maar horen wil. En er zijn echt heel veel fijnproevers die dat inderdaad willen, getuige de bezoekersaantallen en de vele opgetogen reacties. De fusie biedt het publiek heel wat voordelen. Zoals twee musea voor de prijs van een, Haarlemmermeer in een dag met rondleidingen op beide locaties en veel meer. En via dit blad MeerHistorie zijn alle prachtige verhalen ook thuis te volgen, dus wat wil men nog meer?!

ZWanenburgers in Halfweg naar school in stelling gebracht – beeld van een ingenieus inundatiesysteem Losse verkoop: adviesprijs e 4,001

De gefuseerde stichting draagt de naam Haarlemmermeermuseum De Cruquius en wordt bestuurd door Elise van Melis en een raad van toezicht onder voorzitterschap van Pieter van de Stadt. De musea draaien voor een belangrijk deel op de inzet van meer dan honderd vrijwilligers en worden aangestuurd door een professionele staf. Het ligt in de bedoeling om beide musea over een paar jaar te huisvesten op één locatie, bij stoomgemaal De Cruquius.

Veertig jaar poldergeschiedenis… realiseerde ik toen ik een scan maakte van het omslag van het blad dat in maart 1974 verscheen. Stichting Meer-Historie is net iets ouder, maar had al snel een vehikel gevonden om de geschiedenis van Haarlemmermeer onder de begunstigers te verspreiden en nog meer bekendheid te geven. Jarenlang sprak men over het gele blaadje dat steevast ieder kwartaal op de mat lag en aandacht gaf aan die bijzondere poldergeschiedenis met bijzondere bewoners en hun eigenaardigheden en rituelen, van kleine nering doende tot grootschalig ondernemerschap. Maar ik besefte het te laat, want die scan maakte ik vorige maand mei. Het deed me echter wel het idee voor dit stukje aan de hand. Inmiddels zijn we dus veertig jaar verder en heeft het blaadje de uitstraling van een full colour glossy en gebruiken we de ondertitel cultuurhistorisch magazine. Onveranderd, vermoed ik, is het enthousiasme van de redactie voor wat er leefde en leeft in Haarlemmermeer. Groeit en bloeit past daar ook goed bij! De stichting Meer-Historie is nu ingepast in een groter verband en er is een (nog) breder palet aan onderwerpen beschikbaar gekomen, maar voor de redactie staat als een paal boven water dat in het magazine het verleden van Haarlemmermeer polderbreed wordt belicht. Daarbij leunen we ook op de artikelen en onderwerpen die ons door lezers worden aangereikt in ingezonden brieven, mailtjes en opmerkingen tijdens bijeenkomsten.

Met zoveel geschiedenis in de pocket is het verfrissend om de nieuwe ontwikkelingen te volgen. Nieuwe initiatieven, de realisatie van een nieuw museum, de inzet van moderne technieken en communicatiemiddelen. De polder biedt de ruimte en wij gaan het beleven en volgen om daar in toekomstige nummers verslag van te doen. Marcel Harlaar Eindredactie Meer-Historie

Oproep Volgend jaar is het 50 jaar geleden dat het eeuwfeest van het bestaan van Haarlemmermeer werd gevierd. Wij zijn op zoek naar materiaal over dit onderwerp. Heeft u nog verhalen, anekdotes of beeldmateriaal en wilt u die delen met anderen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Haarlemmermeer. U kunt het materiaal sturen aan meerhistorie@gmail.com of via 06-11513990.

De vrijwilligers spelen steeds een cruciale rol, hetzij in de musea, hetzij in een van de depots of gewoon thuis, want dat kan natuurlijk ook. Met groot enthousiasme zetten we ons in op of voor de verschillende locaties - voor het bespreken van groepsbezoeken, het geven van rondleidingen, het op peil houden van die heel grote stoommachine die Museum De Cruquius in wezen is, van het registreren van de collectie tot het ontvangen van groepen of netjes houden van de tuin. Dat vrijwilligersenthousiasme is aanstekelijk, en zo komt het ook over bij de bezoekers. Echt waar! Het staat in het gastenboek geschreven! Graag tot ziens! Elise van Melis

4

Veertig jaar…

Rectificatie De foto’s bij het artikel over de paardenmarkt in Hoofddorp in het maartnummer zijn niet afkomstig uit de collectie van Jan Wies, maar uit de eigen collectie van Barend Klaassen.

5


Foppe Kamerling voor de Witte Boerderij

Museum

Wie: Foppe Kamerling (1945) Wat: vrijwilliger Collectiebeheer, tevens medewerker bij de groep onderhoud in het museum en inrichting tijdelijke tentoonstellingen en onderhoud.

Waar: De Witte Boerderij en het Historisch Museum Haarlemmermeer

Vrijwilligers in beeld Tekst en foto’s: Marcel Harlaar

Vertel eens wat over je achtergrond?

Wat doe je precies bij het museum en De Witte Boerderij?

Waarom doe je het/wat vind je leuk aan het vrijwilliger zijn?

aan meewerkt om iets neer te zetten of een plek te geven.

Ik ben geboren in Utrecht, dus geen Haarlemmermeerder. Ik ben werkzaam geweest in het grafisch bedrijf. Toen ik zestig was ging het bedrijf waar ik werkte failliet en heb in die wegkwijnende bedrijfstak geen baan meer kunnen vinden. Heb me toen als vrijwilliger aangemeld bij het museum en kwam in de onderhoudsgroep, ook wel de klussers genoemd, terecht.

Als iemand een voorwerp wil schenken aan Meer-Historie kan die persoon mij bellen of mailen en ik beoordeel, vaak in overleg, of het een geschikt object is voor Meer-Historie. Het voorwerp moet n.l. wel iets te maken hebben met de Haarlemmermeer en we moeten het al niet in een veelvoud hebben. De werkgroep zorgt er voor dat het object beschreven en gefotografeerd wordt en een plek krijgt in het depot of soms in het museum. De informatie wordt uiteraard in een computerprogramma opgeslagen.

Het contact met de andere vrijwilligers vind ik erg leuk. De schenkers van de objecten boeien me met hun verhalen. Je wordt ook geraakt door de geschiedenis van de Meer. Bovendien geeft het voldoening als je er

Ik kan iedereen die niets om handen heeft aanraden vrijwilliger te worden. Het alternatief is: de geraniums, en ik hou niet van geraniums… geef mij maar begonia’s.

Je werkt als vrijwilliger bij de werkgroep collectiebeheer, hoe ben je daar terecht gekomen?

Daarnaast zit ik ook in de werkgroep tijdelijke tentoonstellingen. In vergaderingen wordt beraadslaagd wat het nieuwe thema is en hoe het uitgebeeld gaat worden met behulp van voorwerpen in combinatie met tekstborden. Vaak moeten er ook opstellingen gecreëerd worden. Dat gebeurt dan weer door de groep klussers waar ik ook in zit. Die groep houdt ook in de gaten of er geen mankementen in het museum voorkomen en vervangen waar nodig lampen e.d.

Toen ik al een tijdje vrijwilliger was, heeft Peter Roodenburg mij gevraagd plaats te nemen in de groep collectiebeheer omdat er wat vers bloed bij kon. Samen met Gemma Brantjes werd ik toegevoegd aan Joop Arensman en Willem Klootwijk die inmiddels niet meer actief zijn. Momenteel doen we het werk met z’n vijven op elke woensdagmorgen in De Witte Boerderij.

De collectie in de opslagruimte van de Witte Boerderij netjes geordend

6

Foppe Kamerling met een bijzonder voorwerp uit de collectie, een slootschep

7


WERKGROEP Restauratie Fotografie: Kees van der Veer

Fiets uit de

Tweede Wereldoorlog Tijdens de Hongerwinter in de oorlog van 1940-1945 was er maar enkele uren per dag stroom, soms was er helemaal geen stroom. Om toch aan stroom te komen, gebruikten mensen in de huiskamer een fiets. Je kunt het vergelijken met de hometrainer van nu.

Overzicht ontwikkelingen en activiteiten

Als u dit magazine heeft gelezen, dan hebben wij al in april in de Plesmanhoek bij Hoofddorp de rogge gezaaid en de aardappelen gepoot. Tot nu toe zijn door de beheerders van de Plesmanhoek de rest van de bewerkingen uitgevoerd. We wachten nu tot het koren rijp is om te gaan maaien en de aardappelen goed zijn om te rooien.

Korfrooier Als dit gaat gebeuren hopen we dit vroegtijdig te kunnen melden via de media en per E-mail. Daarom is het belangrijk dat u uw e-mail adres doorgeeft. Het is de bedoeling om het koren voor een gedeelte met de zelfbinder te maaien en een paar weken later de rest van de rogge met onze combine te bewerken. Om het stro in balen te persen moeten we nog iemand vinden die een oude balenpers ter beschikking kan stellen. Om de aardappelen te rooien hebben we inmiddels een oude korfrooier in bezit die dan ook ingezet gaat worden. Ook dan kan het publiek tegen een geringe kiloprijs zelf de aardappelen komen rapen. We proberen dit net als het koren maaien te melden via media en mail.

Dorsdag Op 13 en 14 september is het landelijke monumentendag, de restauratiegroep gaat dan het gemaaide koren op 13 september met de grote VIMA dorsmachine dorsen. Dit vindt plaats bij molen De Eersteling in Hoofddorp. Er zijn dan rond de molen nog

8

vele andere activiteiten, waaronder een show van oude ambachten en er worden oude automobielen en tractoren opgesteld. Veel objecten worden er vanuit de boerderij Schapenburg naartoe gebracht ter bezichtiging. Vorig jaar was dit een hele succesvolle en drukbezochte dag. Ook als u denkt, ik heb ook wat staan wat er bij zal passen om te laten zien, kunt u dit aan ons door geven.

Sluitstenen De restauratieploeg heeft ook het volgende in werking gezet ter herinnering voor het nageslacht. Een citaat uit de Hoofddorpse Courant: De plek die herinnert aan de buiklanding die het Vliegend Fort ‘No Balls at All’ op 24 februari 1944 maakte is verrijkt met een fraaie zitbank en de twee historische sluitstenen van de toogbrug die op een steenworp afstand van deze plek over de IJtocht heeft gelegen. Dit is met de sponsor aannemingsbedrijf L. de Wilde uit Vijfhuizen en de restauratieploeg bewerkt.

(gleufkoppen) en ook hebben we nog grote houten pallets ontvangen, die we uit elkaar halen en waar we dan met de planken weer onze objecten mee kunnen repareren. Ook nu zijn we weer heel gelukkig met de schenkingen, en wederom onze dank. Zo ziet u er blijft steeds weer iets nieuws binnen komen en het motto is en blijft: heeft u iets waar we de collectie mee kunnen aanvullen, groot of klein? U kunt het brengen of wij komen het halen!. Bel mij Jan Blom 06-30056165 of breng het op de woensdagmorgen naar Spieringweg 536 achterzijde van de boerderij in Vijfhuizen (nabij de Geniedijk) Jan Blom, Coördinator werkgroep restauratie

De inventiviteit van de burgers in die dagen ging nog een stapje verder: er waren ook bioscopen waar de film draaide door een aantal fietsen, die de benodigde elektriciteit opwekten. Deze fiets is te zien en te berijden in het Historisch Museum Haarlemmermeer.

Rectificatie In het artikel over de familie Kamer in de reeks Herinneringen aan Rijk is een storende fout geslopen. Op enig moment is er sprake van de familie Kramer. Dit moet uiteraard Kamer zijn. Ook is de foto – die we bij deze nogmaals plaatsen – verkeerd afgesneden waardoor een persoon niet zichtbaar was.

Schenkingen Nu even iets waar we met de groep mee bezig zijn. Met de objecten die we nodig hebben voor zaaien, poten en maaien zijn we klaar. En nu zijn we met de nieuwe objecten gestart die we recent hebben ontvangen. Na de oproep in het cultuurhistorisch magazine Meer-Historie hebben we als schenkingen binnen gekregen: een Clays combine M80, een aardappelkorfrooier, een Vicon meet/ weer station - compleet met aflees apparatuur - en een 1 rijer Vicon bietenrooier. Daarnaast nog enkele sleutels, en schroeven

Ze zetten de fiets zo neer dat ze wel konden trappen, maar zonder dat de fiets van zijn plaats kwam. De dynamo werd op het wiel gezet en trappen maar. De elektriciteit die zo opgewekt werd was net genoeg om naar de radio te luisteren of een lichtje te laten branden voor het lezen van de krant. Zo wekten de gezinsleden om de beurt stroom op. Op deze manier was men niet afhankelijk van kaarsen.

Nieuwe aanwinst! Arie Monster (75) heeft zijn bedrijf, geheel naar zijn kinderen overgedaan. Hij heeft met de familie besproken de oude Mc-Cormick/Farmel, waarmee hij en de kinderen op het land veel werkzaamheden verrichtten, te schenken aan Meer-Historie. De overdracht is gedaan door zijn zoon Arie. Jan Blom, coördinator van de restauratiegroep van Meer-Historie nam de tractor in ontvangst. De restauratiegroep is er zeer verguld mee.

Het gezin Knoop – Maaskant + 1942. In het midden Annie Kamer – Knoop

9


Onderwijs

Zwanenburgers

in Halfweg naar school Zwanenburg en Halfweg: altijd een tweelingdorp geweest, slechts gescheiden door de Ringvaart. In Zwanenburg de winkels, in Halfweg kerken en scholen. Ingang oude school aan Dr. Schaepmanstraat

De naam Zwanenburg werd op 28 augustus 1913 vastgesteld door “De Raad der gemeente Haarlemmermeer”. Gehoord het voorstel van burgemeester en wethouders: Overwegende dat het gedeelte van deze gemeente, hetwelk zich uitstrekt tusschen den ringdijk en den krommen Spieringweg nabij Halfweg, is een vrij dicht bevolkte buurt, die als een aaneengebouwd gedeelte als een eigen dorp is aan te merken; Dat het wenschelijk is deze buurtschap nabij Halfweg met een aparten naam te noemen en de verschillende voor het verkeer geheel of gedeeltelijk opengestelde wegen aldaar gelegen met een eigen aan te duiden. Besluit: De buurtschap hierboven bedoeld te noemen het dorp “Zwanenburg” Te bepalen, dat de hieronder beschreven wegen zullen dragen de daarbij vermelde namen…..

Zwanenburg, eerder genoemd als Nabij Halfweg, is vernoemd naar het in 1648 gebouwde huis Swanenburg in Halfweg met zijn twee stenen zwanen op de poort van het gebouw, eertijds het gemeenlandshuis van Rijnland. Zwanenburg dankt zijn bestaan aan de vestiging van landarbeiders na de drooglegging van het Haarlemmermeer en het werk van Matthys Sterk. Sterk had “de Zandplaat” gekocht, een vrij aanzienlijke, doch woeste strook in de Haarlemmermeer nabij Halfweg. Deze gronden wist hij winstgevend te exploiteren zodat er een nieuw dorp ontstond. In het dorp waren echter geen kerken en scholen. Na de drooglegging is er wel een noodkerkje waar nu de supermarkt van Dirk staat, maar al snel worden de kerken voor Rooms-katholieken, Gereformeerden en Nederlands Hervormden in Halfweg gebouwd. Ook scholen worden in Halfweg gesticht.

In 1897 zijn de zusters Ursulinen vanuit het Limburgse Eijsden, op initiatief van pastoor Bernardus Smeeman uit Monnickendam, naar het westen gekomen en hebben het onderwijs in het bisdom Haarlem op de kaart gezet. Op 4 januari 1912 komen zij naar Halfweg alwaar op 5 september 1923 de deuren van de St. Jozefschool geopend worden. De school groeit snel. Niet alleen kinderen uit Amsterdam en Halfweg bezoeken de school, ook veel kinderen uit Zwanenburg steken elke dag de Ringvaart over via de Oude Brug bij de Lindenlaan. Velen maken ook gebruik van het pontje van Bram Griffioen bij de Iepenlaan. Als de Oude Burg in 1950 wordt gesloopt gaan de kinderen ook met het pontje v.d. Staaij vanaf de Lindenlaan naar de Haarlemmermeerstraat, een straat die in de volksmond de Hondeweg wordt genoemd.

De St. Jozefschool groeit snel tot honderden leerlingen. In 1953 moet er een vleugel worden aangebouwd en wordt de ingang verlegd naar de Dr. Schaepmanstraat. De school telt dan 14 lokalen. Reeds vanaf 1946 is er strijd voor een nieuw gymnastieklokaal tussen gemeente en schoolbestuur. De gemeente wil een centraal gebouw voor alle scholen, het schoolbestuur een lokaal bij haar school. De bouw wordt zelfs voorgelegd aan de Kroon. Het raadsbesluit wordt vernietigd en met de bouw kan worden begonnen. Op 23 oktober 1954 wordt het gymnastieklokaal opgeleverd. In 1983 wordt er ook een kleuterschool aan toegevoegd. In de jaren ’70 wordt de rooms-katholieke school De Meerbrug geopend in Zwanenburg. Als gevolg van deze bouw wordt het

leerlingenaantal van de St. Jozefschool minder en volgt er leegstand. Voor renovatie komt de school pas in 2043 in aanmerking, maar aangezien ook het ongebruikte en dus onrendabele gedeelte van de school op de exploitatierekening blijft drukken, komt de gedachte op een nieuwe(kleinere)school te bouwen. Plannen voor een kleinere school worden gemaakt, maar de politiek wil één gebouw voor alle richtingen. Maar de rooms-katholieke en protestantschristelijke besturen willen niet meewerken. Burgemeester IJsselmuiden zegt een studie toe op 5 oktober 1988 en op 5 maart 1992 komt de beschikking van de regering voor de bouw van een nieuwe school waarin een bedrag van fl. 320.000 beschikbaar wordt gesteld. De kostenraming bedraagt echter 1 miljoen 42 duizend gulden (€ 644.367,91).

Daar de nieuw te bouwen school een veel kleinere oppervlakte gaat beslaan, vloeit de overtollige grond “om niet” toe aan de gemeente. Door uitgifte van deze grond voor woningbouw kan een nieuw gebouw worden gerealiseerd. Op 17 juni 1994 om 10 minuten over 11 wordt de eerste van de tweeëndertig palen voor de nieuwe St. Jozefschool de grond ingeslagen onder het gezang door de kinderen van het heierslied “Op die grote open plek gaan we iets bouwen”. De nieuwe complex vervangt de twee oude gebouwen die respectievelijk stammen uit 1923 en 1953 en wordt geopend met een reusachtige grote “gouden” sleutel, die via een keten van kinderen wordt doorgegeven van het oude schoolgebouw naar het nieuwe gebouw. De nieuwbouw geeft wel problemen voor jeugdvereniging Don Bosco. De vele leden uit Zwanenburg en Halfweg verliezen hun vertrouwde plek op de zolder van de oude school. Het plan om een verdieping op de nieuwe school te bouwen kan geen doorgang vinden door de onderlinge verdeeldheid tussen schoolbestuur en Don Bosco; een eventueel aan te brengen extra verdieping zou moeten worden gereserveerd voor de school vanwege het aantal toenemende leerlingen. Al snel wordt gekozen voor een eigen houten gebouw op het kerkplein.

Harry van Raak Pontje van Bram Griffioen

10

Oude school voor de kerk

11


Openbaar Bestuur

Het gemeentebestuur van Haarlemmermeer

In 2015 publiceert Meer-Historie een boek over de geschiedenis van het openbaar bestuur in Haarlemmermeer van 1850 tot heden. In dat boek krijgen ook de oorlogsjaren de nodige aandacht. Dit artikel is een voorproefje van het hoofdstuk dat uiteindelijke in uitgebreide vorm in het boek ‘Besturen in Verandering’ zal verschijnen. Dit artikel gaat in op het gemeentebestuur van Haarlemmermeer in de Tweede Wereldoorlog. In het uitgebreide artikel zal ook worden ingegaan op respectievelijk het ambtelijk apparaat tijdens de oorlog en op het herstel van de verhoudingen in 1945. Het artikel is grotendeels gebaseerd op archiefstukken uit het archief gemeentebestuur Haarlemmermeer 1910-1945 berustend in het gemeentehuis in Hoofddorp. En verder op de archieven van het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging die berusten in het Nationaal Archief in Den Haag. Ontwikkelingen vanaf 10 mei 1940 Op 10 mei 1940 vanaf 3.15 uur in de morgen vielen Duitse troepen Nederland binnen. In de loop van de dag sprak koningin Wilhelmina een proclamatie uit die ‘s-avonds in alle Nederlandse dagbladen werd afgedrukt: ‘Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldelooze schending van de goede trouw en aantasting van wat tusschen beschaafde staten behoorlijk is.’ Intussen probeerde het Duitse leger zo snel mogelijk door te stoten naar de ‘Vesting

12

tijdens de bezetting Holland’ met als doel de regering en koningin Wilhelmina gevangen te nemen. Dat lukte niet. De aanval met luchtlandingstroepen op Den Haag mislukte. Toen Nederland na het bombardement op Rotterdam op 15 mei 1940 capituleerde, waren koningin Wilhelmina en het gehele kabinet onafhankelijk van elkaar, al naar Londen uitgeweken. Bij decreet van 18 mei 1940 werd Nederland onder het bestuur van een Rijkscommissaris gesteld. Reichskommissar Arthur SeyssInquart was bevoegd verordeningen uit te vaardigen, die kracht van wet hadden. De dagelijkse leiding van het voor het openbaar bestuur verantwoordelijke ministerie van Binnenlandse Zaken kwam te liggen bij de hoogste ambtenaar van dat ministerie, secretaris-generaal mr. K.J. Frederiks. Als waarnemer van de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken in ballingschap stuurde Frederiks de ruim 1000 burgemeesters aan die Nederland op dat moment nog kende (nu zijn het er nog ruim 400). Frederiks coördineerde zo goed en zo kwaad als dat ging het overheidsbeleid in Nederland. De Commissarissen van de Koningin in de provincies benoemden nieuwe burgemeesters, maar vanaf 29 mei was het SeyssInquart die alle benoemingen goedkeurde of tegenhield. Ook wethouders werden benoemd door de Commissarissen van de Koningin, die vanaf die tijd (de koningin zat immers in Engeland) Commissarissen der Provincie werden genoemd. Maar ook bij die benoemingen keek Seyss-Inquart mee. In het begin bemoeide de Duitse bezetter zich nog niet zo met het dagelijks bestuur in de gemeenten. De Duitsers schatten in dat de Nederlandse bevolking hen misschien niet zo slecht gezind zou zijn. Daarom lieten ze de zittende bestuurders in eerste instantie hun gang gaan. Ook secretaris-generaal Frederiks van Binnenlandse Zaken stimuleerde burgemeesters en andere plaatselijke gezagsdragers om aan te blijven. Hij was ervan overtuigd dat zo de bevolking het best werd beschermd en hoopte zo bovendien de gehate NSB buiten de deur te houden.

College en raad Ook in Haarlemmermeer veranderde er in de eerste maanden na 10 mei 1940 nog niet zo veel. De gemeente telde in die tijd ongeveer 33.000 inwoners. Het college bestond uit de al sinds 1908 zittende burgemeester A. Slob (Anti Revolutionaire Partij ARP) en de wethouders Herman Koning (Rooms Katholieke Staatspartij RKSP, sinds 1928), Petrus Ouwerkerk (ARP, sinds 1930) en Pieter Corstiaan de Zeeuw (Vrijheidsbond VB, sinds 1935). Als gemeentesecretaris – de hoogste ambtenaar – trad al sinds 1935 op Mr. J. F. Jansonius. De plaatsvervanger van Jansonius was loco-secretaris J. C. Tanis. Eén van de eerste uitdagingen waarmee het college na de Duitse inval te maken kreeg betrof een relletje in Badhoevedorp. In Badhoevedorp was sinds eind mei 1940 een groot aantal Duitse militairen ingekwartierd voor de verdediging van Schiphol. Daartoe waren tientallen barakken gebouwd en ongeveer 100 particuliere woningen ontruimd op last van de Duitse bezetter. Wat was er gebeurd? Duitse soldaten hadden zonder toestemming van het gemeentebestuur een aantal straatnaamborden overgeschilderd en vervangen door pro-Duitse namen. Zo was de naam van de Maraboestraat vervangen door Adolf Hitlerplatz, de generaal Snijderstraat was Hermann Göringstrasse geworden, de burgemeester Amersfoordtlaan was omgedoopt tot Mussertlaan, de Schuilhoevelaan tot Rost van Tonningenlaan, de Hermina Maria Dijklaan was veranderd in de Bolslaan en de Sloterweg was hernoemd tot burgemeester Sloblaan. Dit ergerde een aantal burgers zeer. In het gemeentearchief zijn de brieven te vinden die deze boze burgers aan het gemeentebestuur schreven. Onder andere zijn er brieven van de heer K. Ruiter uit Badhoevedorp, van de ontvanger van gemeentebelastingen Walpot en van de heer H. Mulder uit Amsterdam aan burgemeester Slob waarin ze hem vragen om de vroegere namen te herstellen. ‘Hoe kan het bestaan,

meneer de burgemeester, dat U […] door de vijanden van uw vaderland de namen der straten doet veranderen […]?’ aldus één der briefschrijvers. Burgemeester Slob onderneemt echter geen actie. Hij beschouwt de actie als een grap. Daarop richten de bewoners zich tot de Commissaris der Provincie A. Roëll. Deze is zelf ook anti-Duits en geeft burgemeester Slob in overweging om ‘ten spoedigste de overschildering van de straatnaamborden te doen wegnemen en de oude namen te herstellen’. Burgemeester Slob voelt daar echter niets voor en denkt dat het wel met een sisser af zal lopen. Hij gaat met vakantie. Op 11 september vraagt de Commissaris echter opnieuw aan Slob om een reactie. Hij is ontstemd dat hij nog niets gehoord heeft en dat Slob klaarblijkelijk niet van plan is om iets te ondernemen. Daarop bindt Slob in. Hij geeft de directeur gemeentewerken Gevers opdracht om de oude straatnamen te herstellen. In een brief aan de Commissaris vergoelijkt Slob de handelswijze van de Duitse soldaten. Doordat de Duitsers de Nederlandse taal niet machtig zijn zouden de soldaten zich volgens Slob ’niet hebben kunnen oriënteren’. Ze kunnen immers de Nederlandse straatnaamborden niet lezen! Aan de Commissaris schrijft hij dat hij na zijn vakantie persoonlijk heeft gecontroleerd of Gevers de opdracht had uitgevoerd. Zulks was het geval. Intussen komt er een stroom van verordeningen op gang van de Duitse bezetter. Deze worden vanaf juni wekelijks gepubliceerd in het zogeheten Verordnungsblatt für die bezetzten Niederländischen Gebiete. Ze worden door de Commissarissen der Provincie vertaald in circulaires die aan de gemeentebesturen worden verstuurd. In juni wordt bijvoorbeeld de distributie ingevoerd voor boter en bloem, later uitgebreid met steeds meer andere producten. Ook wordt het verboden om nationale feestdagen te vieren. Op 3 juni 1940 wordt de gemeenteraadsvergadering hersteld waarbij burgemeesters de opdracht krijgen om ervoor te waken ‘dat toon en inhoud der beraadslagingen niet tot aanstoot aanleiding kunnen geven’. Elk raadslid moet bij aantreden verklaren dat hij ‘de verordeningen en andere bepalingen van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied en de aan hem ondergeschikte organen naar eer en geweten zal

nakomen en dat hij zich zal onthouden van elke handeling gericht tegen het Duitse Rijk of de Duitse weermacht.’ Op 29 juli 1940 ontvangt het college van B&W in Haarlemmermeer een circulaire waarin het wordt opgedragen om leden van de CPN en de Revolutionaire Socialistische Arbeiderspartij voortaan te weren uit de raad. In de raad, die op dat moment bestaat uit 21 leden, gaat het om één persoon, namelijk de heer A. van Delden. Burgemeester Slob stuurt hem een brief waarin hem wordt verteld dat hij niet meer uitgenodigd zal worden voor de bijeenkomsten van de gemeenteraad. Maar met het verwijderen van CPN-leden houdt het niet op. Op 5 december verschijnt een nieuwe circulaire waarin de nieuwe Commissaris van de Provincie Slingenberg – die de anti-Duitse Roëll is opgevolgd – de burgemeesters opdracht geeft om Joden te verwijderen uit alle ereambten, waaronder ook wordt verstaan het wethouderschap en het lidmaatschap van gemeenteraden. Dit heeft in Haarlemmermeer geen gevolgen omdat er geen Joden in de raad of het college zitten. In augustus 1941 is er weer een nieuwe Commissaris der Provincie aangetreden, Backer. Deze geeft opdracht aan alle burgemeesters om de werkzaamheden van Raad en College af te sluiten. De laatste (geheime) raadsvergadering in Haarlemmermeer vindt plaats op 6 augustus, de laatste collegevergadering kort daarna. Uit de notulen van Raad en College valt op dat alles nog steeds zijn gewone gang lijkt te gaan. Maar waar echt over gesproken is hebben de heren wijselijk niet laten optekenen. In haar laatste vergadering op 6 augustus 1941 vergadert de raad over bouwplannen en aannemersrekeningen. Er wordt in de notulen geen enkele opmerking gemaakt over de opheffing van de raad zelf. Vanaf het moment dat over al in Nederland de gemeenteraden zijn opgeheven geldt het zogenaamde leidersprincipe: de burgemeester krijgt meer bevoegdheden, de dan nog zittende wethouders blijven in functie maar moeten wel een groot deel van hun bevoegdheden inleveren. De Duitse bezetter krijgt steeds meer greep op het openbaar bestuur. Uit de notulen van college en raad tot aan de opheffing van de raad in augustus 1941 blijkt dat burgemeester Slob en de wethouders

heel veel stukken en circulaires van Binnenlandse Zaken of van de Rijkscommissaris gewoon ‘voor kennisgeving’ aannamen en de bevelen over het algemeen netjes uitvoerden. Van actief verzet blijkt niets. Burgemeester Slob is dan al – op 31 mei 1941 – vertrokken. Hij wordt op 9 augustus 1941 opgevolgd door E. Derks Hzn. Wethouder De Zeeuw heeft op 6 augustus 1941 ‘om medische redenen’ ontslag gevraagd.

Burgemeesters

Tot 1945 heeft de gemeente Haarlemmermeer na Slob twee burgemeesters en drie waarnemend burgemeesters gehad. Dat waren achtereenvolgens de eerdergenoemde Derks (9 augustus 1941 tot 17 juni 1943) en M.J.G.J. van Leeuwen (22 april 1944 tot 16 december 1944) als burgemeester en de waarnemend burgemeesters S. Stolp (20 nov. 1942 tot 13 mei 1945), L.J.E. Cloosterhuis (6 september 1944 tot 1 december 1944) en L. Dekker (1 december 1944 tot 7 mei 1945). Zij waren allemaal lid van de NSB. In het boek Besturen in verandering dat in 2015 verschijnt, worden ze allemaal beschreven. Deze voorpublicatie behandelt de eerste van hen, Egbert Derks. Egbert Derks Hzn. wordt door Rijkscommissaris Seyss-Inquart op 9 augustus 1941 tot burgemeester van Haarlemmermeer benoemd als opvolger van Adriaan Slob. Slob was toen 33 jaar burgemeester geweest, en ging met pensioen. Derks krijgt een salaris van 7600 gulden per jaar. Nog geen twee jaar later, op 17 juni 1943, ontving Derks een brief van de Commissaris der Provincie waarin hij met onmiddellijke ingang werd ontslagen. Hij kreeg slechts voor twee jaar pensioen. De reden van het plotselinge ontslag van Derks is te vinden in de archieven van de bijzondere rechtspleging. In deze archieven, die worden bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag, zijn de processtukken te vinden van alle ambtenaren en bestuurders die na de oorlog vervolgd zijn vanwege veronderstelde samenwerking met de vijand. Voor Haarlemmermeer is het vooral voormalig gemeentesecretaris Jansonius die grote invloed heeft gehad op de beoordeling van bestuurders en ambtenaren na de oorlog. Jansonius was direct na de bevrijding gepromoveerd tot waarnemend burgemeester. In die rol ontving hij ook de geallieerde bevrijders op het raadhuis in Hoofddorp. Jansonius zou burgemeester blijven tot 1955.

13


Openbaar Bestuur afdeling PRA. De PRA’s waren de plaatselijke afdelingen van de politie die het rechercheonderzoek deden naar personen die waren aangeklaagd wegens samenwerken met de vijand. De PRA maakte processen verbaal op en verhoorde getuigen en aangeklaagden. Als het tot een zaak kwam werd deze overgedragen aan de Procureur Fiscaal (pf) die de aanklacht en de eis opstelde. Vervolgens werd de zaak overgegeven aan het Bijzonder Gerechtshof – voor Haarlemmermeer zat dat in Amsterdam – dat tot een ‘sententie’ (een rechterlijke uitspraak) kwam. Als een aangeklaagde veroordeeld werd, kwam de persoon onder de Stichting Toezicht Politieke Delinquenten (STPD) te vallen en werd hij in bewaring gesteld bij een straf- of een toezichtinstelling. Burgemeester Jansonius bij de bevrijding op het bordes van het raadhuis in Hoofddorp, Noord-Hollands Archief, collectie Historisch Archief Haarlemmermeer, beeldbank nr. 14228

Als burgemeester was Jansonius de eerste persoon aan wie inlichtingen werden gevraagd bij onderzoeken naar Haarlemmermeerse bestuurders en ambtenaren in het kader van het zogenaamde Zuiveringsbesluit 1945. Jansonius kon daardoor mensen maken en breken. In het kader van het Zuiveringsbesluit werd automatisch ontslag verleend aan voormalige burgemeesters en wethouders uit de bezettingsperiode die op 10 mei 1940 nog niet in functie waren. Ook burgemeesters of wethouder die op 10 mei 1940 al wel in functie waren maar die tijdens de bezetting hadden gesympathiseerd met de NSB of één van haar mantelorganisaties, werden automatisch ontslagen. En tenslotte werden ook burgemeesters en wethouders ontslagen die geen lid waren geweest van de NSB, maar die zich tijdens de bezetting misdragen hadden of die naar het oordeel van de Commissaris van de Koningin niet het vertrouwen van de gemeente hadden. Jansonius verschafte zijn inlichtingen aan de Militaire Commissaris in Haarlem, de luitenant kolonel tevens professor M. Bokhorst. In 1948 deed Jansonius opgave over de NSB-burgemeesters die Haarlemmermeer heeft gehad tijdens de oorlog, onder wie Derks. Voormalig burgemeester Derks woonde toen inmiddels in Amsterdam. Hij zat op dat moment vast in interneringskamp ‘Sectorpark’ in Halfweg. Er liep een onderzoek tegen hem door de zogenaamde politieke recherche-

14

In mei 1945 probeerde Derks via het Militair Gezag in ‘s-Gravenhage eerherstel te krijgen. In een lange brief vroeg hij aan luitenant kolonel Linthorst Homan van het Militair Gezag om een gesprek. Hij schreef dat hij slechts kort, van december 1942 tot mei 1943, lid was geweest van de NSB en dat hij daarna werkloos was geworden omdat hij niet voor de Duitsers wilde werken. Over zijn ontslag op 4 april 1943 schreef Derks dat hij door een Duitser genaamd Holmann en ene heer Burger uit Zandvoort namens SeyssInquart onder druk was gezet om de afbraak van 32 huizen in Badhoevedorp voor 35.000 gulden te gunnen aan de firma Brusse en Teeuwe uit Amsterdam. Derks had zich hier naar eigen zeggen tegen verzet omdat Brusse en Teeuwe NSB-ers waren die overal langs de Noordzeekust duizenden percelen op last van de Duitsers hadden afgebroken en omdat hij ze veel te duur vond. Uiteindelijk had hij het werk toch aan Brusse en Teeuwe gegeven, maar dan voor het veel lagere bedrag van 20.000 gulden. Toen een maand later op last van de weermacht weer 35 huizen aan de Akerdijk in Badhoevedorp moesten worden afgebroken, had Derks het werk, zo schreef hij, niet aan Brusse en Teeuwe gegund. Daarna was hij op last van Seyss-Inquart ontslagen. Derks doet het voorkomen alsof hij naar eer en geweten gehandeld heeft. Maar volgens burgemeester Jansonius vertelde Derks niet de waarheid. In een brief aan de militair commissaris van 23 juli 1945 schreef Jansonius dat Derks veel langer lid van de NSB was geweest. Al van ver voordat hij burgemeester was. Jansonius meldde dat Derks steeds getooid was met het bekende driehoekige

insigne van de NSB, dat hij ook colporteerde met het NSB-blad Volk en Vaderland en dat hij dat ook opdroeg aan de NSB’ers onder het gemeentepersoneel.

Insigne NSB en krant Volk en Vaderland

Dat kan kloppen. In de jaren dat Derks burgemeester was werd de NSB in Haarlemmermeer niets in de weg gelegd. In 1942 bezocht Mussert Hoofddorp. Het was de tweede keer dat Mussert hier kwam. In 1937 had hij een rede gehouden in de grote zaal van hotel De Beurs waar hij o.a. had weersproken dat de NSB als fascistische beweging op oorlog uit was en waar hij ook had weersproken dat de NSB antisemitisch was. In 1942 ontving Hoofddorp Mussert opnieuw, deze keer op het raadhuis.

directeur gemeentewerken Gevers. Volgens Jansonius kon van rehabilitatie van Derks dan ook geen sprake zijn. Na ontvangst van de brief van Jansonius gaf de Militaire Commissaris in Haarlem de zaak over aan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Het vervolg van de zaak is te vinden in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. In dossier 36 van het Staatstoezicht op Politieke Delinquenten lezen we dat de politieke rechercheafdeling van de Politie in juli 1946 na onderzoek concludeerde dat Derks in 1943 ontslagen was als burgemeester wegens fraude en omdat hij op dat moment voor de NSB en de Duitsers niet meer te handhaven was vanwege alle verhalen die de ronde deden over zijn buitenechtelijke escapades. Blijkens het proces verbaal waren die escapades al in 1936 begonnen toen hij burgemeester was in Westerbork en later in Coevorden. Tot hilariteit van de bevolking was hij toen een keer betrapt door de echtgenoot van één van zijn ‘concubines’ en die had hem buiten op straat gegooid.

Nadat hij in 1938 van tafel en bed was gescheiden van zijn vrouw waren de buitenechtelijke avonturen van Derks alleen maar toegenomen. Iedereen wist ervan. Toen Derks zich na zijn ‘fraudediscussie’ met de NSB in juni 1943 uit de NSB terugtrok en ontslag nam als burgemeester, kwam dat de NSB eigenlijk wel goed uit. Derks verdween uit het openbaar bestuur. Volgens een bericht in het proces verbaal heeft hij later nog pogingen ondernomen om zich aan te sluiten bij illegale organisaties, maar uit niets blijkt dat dat ook is gelukt. In zijn proces werd Derks vooral aangerekend dat hij aan de politie opdracht had gegeven tot invallen in oktober en november 1942 in de huizen van W. C. van Baten, de gebroeders Boogaard en van A. A. Oranje. Deze invallen hadden geleid tot het arresteren, waaruit volgens het gerechtshof redelijkerwijs de dood was af te leiden, van in totaal 24 personen. Verder werd Derks aangerekend de inval in de huizen van J. Bakker, P. de Smit en A. Boogaard en hun vrijheidsberoving en de vermoedelijke dood van drie bij die invallen opgepakte

Volgens Jansonius was de echte reden voor het snelle ontslag van Derks als burgemeester heel anders geweest dan hij zelf beweerde, namelijk het feit dat hij niet bepaald een eerzaam bestaan leidde. Dat maakte hem kwetsbaar voor roddel en dat was de reden dat de NSB van hem af wilde. Jansonius schreef dat Derks in zijn Haarlemmermeerse tijd gescheiden leefde van zijn eerste vrouw. Eerst had hij volgens Jansonius overspel gepleegd met een Duitse vrouw genaamd Müncher, en daarna met een andere vrouw mej. Klemkerk. Die laatste kwam vaak op het raadhuis. Dat had tot huiselijke scenes geleid waarbij zowel de Duitse als de Nederlandse politie tussenbeide hadden moeten komen. Volgens Jansonius was het ook niet Derks geweest die in de discussie rond aannemer Brusse en Teeuwe de kat de bel aan had gebonden, maar de in 1945 net overleden

Frank Ossewaarde

Op 13 januari 1944 werd door het kabinet in Londen het zgn. Zuiveringsbesluit vastgesteld. Dit had als doel na de bevrijding overheidsorganen te kunnen ‘zuiveren’ van personen die met de Duitsers hadden samengewerkt. Op 2 augustus 1945 werd dit besluit hernieuwd.

Fotocollage: Kees van der Veer

Modern landbouwbedrijf Mussert op het bordes van het raadhuis in Hoofddorp, 1942, Noord-Hollands Archief, collectie Historisch Archief Haarlemmermeer, beeldbank nr. 14198

personen op 17 november 1942. Derks werd na zijn veroordeling in bewaring gesteld in het Centraal Bewarings- en Verblijfkamp Crailoo in Laren (NH). Op 20 augustus 1948 kreeg hij vervroegde invrijheidsstelling met een proeftijd tot 12 mei 1950. Toen had hij inmiddels een hersenbloeding gehad waardoor hij gedeeltelijk invalide was geworden. Zijn vriendin mej. Klemkerk wilde hem echter niet in huis opnemen, en ook in een manneninternaat kon men geen plaats voor hem vinden. Uiteindelijk trok Derks in bij zijn zuster in Ruinerwold (Drenthe). Wanneer hij overleden is, is mij niet bekend.

Toen Arie Kranenburg (1912-1982) in 1936 boer en pachter werd van de Adriana Hoeve, gevestigd aan de Rijnlanderweg 1637 te NieuwVennep, was de situatie anders dan tegenwoordig het geval is. Arie Kranenburg was gehuwd met Ammetje Cornelia Groot (1915-1987) uit Vijfhuizen. Op 20 oktober 1927 werd hun zoon Leen geboren, die op 18 juni 1964 huwde met Lenie Noordam. Hij werd in 1968 pachter op 38 HA. Zijn zoon Leon bewoont nu samen met zijn vrouw en hun vier kinderen de boerderij. Het onroerend goed is eigendom en het land wordt gepacht. Leon heeft een combine samen met twee andere boeren en een aardappelrooier samen met een van die twee, de bietenrooier is van hem alleen. Hij - en de twee niet nader te noemen boeren - hebben gezamenlijk 220 hectare land. De teelten zijn aardappelen, tarwe, bieten, uien en graszaad. Verder hebben ze 26 hectare

weiland voor hooiwinning, hetgeen verkocht wordt. Alle soorten loonwerk zoals ploegen, spitten, zaaien, persen en bietenrooien worden zelf gedaan. Door de samenwerking met anderen, worden de kosten van arbeid en machines gedeeld zodat de exploitatie rendabeler is. Van groot belang is te noemen de overname op 1 augustus 2012 van het aardappelhandelsbedrijf H. v.d. Berg uit Hoofddorp. Dit bedrijf is opgericht in 1933 door de gebroeders Van den Berg. Met de overname

van het bedrijf van familie Van den Berg heeft Kranenburg veel kennis en expertise in huis gehaald. De aardappels worden bij de boeren ingekocht en gesorteerd op maat uitgelezen. Afzakken vindt plaats in pakken van 10, 20 en 25 kilo, maar ook in big-bags. Daarna worden ze naar het buitenland geëxporteerd. Van het totale bedrijf is Leon directeur en de administratie wordt door twee dames gedaan. Het is een prachtig landbouwbedrijf. Rinus van Rijsbergen

15


MeerBusiness verbindt al tien jaar ondernemend Haarlemmermeer Wie op social media actief is – en dat blijken toch veel van onze lezers te zijn – is vast al eens op de naam René Jansen gestuit. En anders ben je zijn naam tegen gekomen via MeerBusiness of in artikelen over netwerkbijeenkomsten die de afgelopen tien jaar plaatsvonden in Haarlemmermeer.

Tien jaar MeerBusiness is niet niks. Hoe is het begonnen? In 2004 had ik een eigen PR bureau, RJ Communications en had al veel contact met het bestuurlijk apparaat van de gemeente Haarlemmermeer. De toenmalige wethouder economische Zaken, George Görtemöller en Rob van der Noll (hoofd economische zaken van de gemeente) vroegen mij een platform voor alle ondernemers in Haarlemmermeer te bouwen. Geen zoveelste ondernemers- of winkeliersvereniging (want daar waren er toen al twintig van), maar een nieuws- en informatieplatform met als doel bedrijven in de gehele Haarlemmermeer elkaar te laten ontmoeten en verbinden, met als doel tot méér business te komen.

16

Waren er in het begin obstakels? Nee, want na de Kick-off meeting in het Crowne Plaza hotel in Hoofddorp, waar vijftig ondernemers op af kwamen, waren er al meteen vijftig bedrijven die graag het ondernemersplatform wilden steunen. De club groeide snel. We hebben inmiddels 9.500 abonnees op onze wekelijkse nieuwsbrieven voor ondernemers en anno 2014 hebben we ruim 500 bedrijven die lid zijn.

René Jansen van MeerBusiness: al tien jaar ontmoeten en verbinden

Is Haarlemmermeer een bijzondere gemeente voor een businessclub?

Zijn er naast netwerken nog andere activiteiten?

Ja, er zijn hier ondernemers die echt willen ondernemen, ontmoeten en verbinden. Daar zijn de buurgemeenten nog wel eens jaloers op. Daarnaast hebben we al jaren een fantastisch bestuurlijk geheel gehad, met bijvoorbeeld wethouders als Arthur van Dijk, Michel Bezuijen, Jeroen Nobel. John Nederstigt en burgemeester Theo Weterings die MeerBusiness allemaal een warm hart toedragen.

MeerBusiness is een zakenplatform dat niet alleen vergroting van het zakelijk netwerk biedt, maar ook persoonlijke ontwikkeling, gezondheid en maatschappelijke betrokkenheid, ofwel de ‘Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid Business Vitaminen’ voor gezond en succesvol ondernemerschap. We noemen ons complete programma ‘de schijf van 5’ voor ondernemers en doelbewuste leiders! De schijf van 5 (public relations, reclame, netwerken, trainingen en sporten) is de kern van ons succes.

Merk je als businessclub iets van de economische crisis? Jazeker, want wij zoeken ook sponsors voor evenementen, die veelal gratis zijn voor de leden. De laatste jaren is er toch wel een dalende sponsorlijn te zien.

Wat is de doelstelling van MeerBusiness? Ontmoeten en verbinden is ons thema en daarom willen wij een regionale netwerk- en businessgenerator zijn. MeerBusiness biedt dan ook een zakelijk netwerk dat ondernemers in staat stelt om zichtbaar en directer zaken te doen. Door actief aan het platform mee te doen, krijg je als ondernemer een prominentere positie binnen het bedrijfsleven van Haarlemmermeer en Schiphol.

Jullie organiseren bijeenkomsten vaak op exclusieve locaties. Volgens mij ook al eens in het Historisch Museum en de Cruquius. Dragen jullie de geschiedenis een warm hart toe? De eerste MeerBusiness Haring- en NetwerkParty in het Claus Event Center was in samenwerking met het Historisch Museum, zodat de 500 ondernemers kennis konden maken met het museum. De geschiedenis en omvang van Haarlemmermeer is bepalend geweest voor de opzet van MeerBusiness. Binnen de ringvaart willen wij namelijk alle ondernemers, instituten en instellingen met elkaar verbinden.

Is het een landelijke organisatie? Haarlemmermeer is de bakermat en MeerBusiness Nederland omvat momenteel tien regionale gebieden waar we actief zijn, zoals Amsterdam, Haarlem, IJmond, Almere, Utrecht, Noord-Kennemerland, het Gooi en Drechtsteden. We verwachten de komende jaren nog flink te groeien.

Wat vind je zelf belangrijk in de geschiedenis van Haarlemmermeer? Het feit dat het de laatste dertig jaar is gegroeid tot de omvang in bewoners en bedrijven die hier werken en wonen. Het is een fantastisch economisch gebied, waar mensen geld kunnen verdienen en tevens de ruimte voor ontspanning hebben.

Hoe zie je de komst van een centraal museum in de polder? Ik denk dat het altijd goed is om de geschiedenis van een stad op één punt te centreren. Dat is effectief en efficiënt voor de bezoekers en de organisatie zelf.

Wat is de meerwaarde van cultureel erfgoed voor ondernemend Haarlemmermeer? Naast de geschiedenis die te zien is in het historisch museum Haarlemmermeer, museum De Cruquius, de Unesco Stelling van Amsterdam, biedt het nieuwe erfgoed, zoals de Calatrava bruggen ondernemers in Haarlemmermeer kansen om daar iets mee te doen. Ik denk dat dat nu nog te weinig wordt ingezien.

Marcel Harlaar

17


Elise van Melis: ‘Er komt een nieuw museum dat de complete geschiedenis van Haarlemmermeer vertelt’ Er verandert veel nu de verschillende organisaties op het gebied van erfgoed Haarlemmermeer nauwer gaan samenwerken. Roerganger in deze turbulente tijden is museumdirecteur Elise van Melis. Na haar studies voor museummedewerker, kunstgeschiedenis en een aantal banen is Elise van Melis in Haarlemmermeer in het jaar 2000 aan de slag gegaan als directeur van het Historisch Museum Haarlemmermeer. Nu, veertien jaar later mag zij ook het Museum De Cruquius aansturen samen met een fijne staf en vele gewaardeerde vrijwilligers.

Wat fascineert je aan Haarlemmermeer?

Hoe ervoer je je rol als museumdirecteur van het HMH?

Welke ambities heb je met het museum?

Haarlemmermeer kent een bijzondere geschiedenis ‘land, water, lucht’, als de Hollandse historie in een notendop. De poldergeschiedenis is zo interessant en eigenlijk typerend voor onze nationale geschiedenis. Het leven en werken in een polder, het wonen onder zeeniveau en het houden van droge voeten is voor ons heel normaal maar voor buitenlanders is dat niet zo vanzelfsprekend.

Dat was een hele fijne rol waarin ik veel heb mogen zien en doen met - en dat is het belangrijkste – het grote aantal vrijwilligers. Het is voor mij een ideale leerschool geweest om allerlei aspecten onder de knie te krijgen. Ik heb een netwerk in de polder kunnen opbouwen zodat ik kan terugvallen op diensten van vele partijen. Ik heb veel van vrijwilligers kunnen leren en ik heb ervaring kunnen opdoen in het verpakken van de historie in een voor Haarlemmermeerders relevant en aantrekkelijk verhaal.

Door het integreren van de beide musea met de eigen Haarlemmermeerse verhalen kunnen we een nog aantrekkelijker en samenhangender verhaal te vertellen voor de Haarlemmermeerder. Het gaat nu niet meer om het natte geschiedenis (in Museum De Cruquius) of het droge verhaal (in Historisch Museum Haarlemmermeer) maar het gaat om de gezamenlijke historie ‘Meer dan 2000 jaar Haarlemmermeer, land water lucht’! Met dit verhaal kunnen we onze doelgroepen beter bedienen, van scholen tot toeristen uit binnen- en buitenland. Want we beheren tenslotte een uniek industrieel erfgoed waarin een belangrijke technische stoomgeschiedenis gehuisvest zit.

Nu zal iedere inwoner van zijn eigen woonplaats zeggen dat deze uniek is, maar wie kan zeggen dat het droogleggen van het meer noodzakelijk was voor het behoud van Amsterdam, Haarlem en Leiden? Dat hier ooit land was, toen water, nu land, en later?? Dat er Unesco erfgoed door de gemeente loopt. Waar heb je zoveel bouwstijlen bij elkaar als in onze polder, van stolp- tot langgevelboerderij? Waar heb je zo’n grote bedrijvigheid, als die van Luchthaven Schiphol, nu een van de pijlers van de Nederlandse economie? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Het is een polder met een rijke historie.

18

Er komt een nieuw museum met een nieuwe naam en een andere structuur. Hoe voelt het om nu aan het begin te staan van zo’n nieuwe ontwikkeling? Geweldig, deze nieuwe structuur biedt zo veel kansen. De synergie die je kunt bereiken met de beide verhalen en dit samensmeden tot een coherent verhaal maakt het geheel aantrekkelijker voor het publiek. Bovendien profiteren wij van een grotere ploeg van vrijwilligers en medewerkers waardoor je met bijna gelijke kosten veel meer kunt bieden. Dat voelt natuurlijk heel goed en ik ben blij dat ik hier nu een steentje aan mag bijdragen.

Jij hebt naar mijn idee altijd een goede band met de vrijwilligers en betrokkenen gehad. Wordt jouw rol nu anders door de komst van een Raad van Toezicht binnen de nieuwe structuur? Leuk dat dit gezien wordt en ja, het is heel belangrijk om samen met de staf een goede band te hebben met de vrijwilligers want daar drijft het museum op. Ik wil dan hier

Foto: Mirjam Verschoor

ook benadrukken dat de nieuwe structuur kansen biedt door verbreding van onze gezamenlijke presentatie en de activiteiten. Dit proces wil ik graag stimuleren en faciliteren.

Is de nieuwe locatie van het kantoor bij Cruquius of pendel je tussen beide locaties? Per 1 januari zijn de musea gefuseerd in een stichting, nadat de staf al per maart 2013 samengevoegd was. Nu hebben we het over een museum met twee locaties en op termijn zal het een museum op een locatie zijn. Het Historisch Museum Haarlemmermeer verhuist naar het terrein rondom het gemaal De Cruquius zodat een nieuw museum ontstaat dat het complete verhaal vertelt over de historie van Haarlemmermeer, land-water-lucht.

Kan Haarlemmermeer zonder museum? Dat kunnen we de Haarlemmermeerders toch niet aandoen?! Wat zou Nederland zijn zonder het Rijksmuseum? Een museum draagt bij aan de identiteit van een omgeving en de bewoners, het legt vast en toont ons wie we zijn en wat we doen. Marketeers roepen al jaren dat een fijne woonomgeving niet zonder een schouwburg, bibliotheek, podia en natuurlijk een museum kan. Het is ook niet voor niets dat we enerzijds zoveel schoolklassen in het museum krijgen voor een leuk programma over onze historie en anderzijds de oudere bezoekers voor het feest der herinnering.

Het museum heeft een interessant verhaal. Komen er bijzondere tentoonstellingen om dat nog meer op de kaart te zetten? Nu is er inderdaad de expositie ‘In Stelling Gebracht’ en in de toekomst zullen we zulke tentoonstellingen blijven maken. In de beide musea zorgen we ervoor dat de historie van Haarlemmermeer levend blijft, dat we kunnen zien wat er allemaal in de polder gebeurt en is gedaan. Het onderzoek, ook interdisciplinair, is natuurlijk een belangrijke taak, ook om

alles in een groter geheel te kunnen plaatsen. Ook publieksparticipatie krijgt een steeds meer prominente rol. Daarom organiseren we ook speciale tentoonstellingen voor en door Haarlemmermeerders en verhalentafels, waarbij het niet alleen gaat om de droge historie maar ook meer en meer om het vasthouden van herinneringen, van inwoners van Haarlemmermeer. Haarlemmermeer heeft veel om trots op te zijn.

Welk museum staat je voor ogen als rolmodel voor het nieuwe museum? Nederland kent talloze boeiende musea. Ik ga dan ook veel en graag kijken bij andere musea en als ik dan een voorbeeld mag noemen dan is het de Twentse Welle in Enschede. Wat een mooi ingericht museum met een goed verhaal. Het is ontstaan uit zeer verschillende collecties maar het is toch een pakkend geheel. Dit is ook in Haarlemmermeer mogelijk. Er zijn vele ontwikkelingen in de polder, in de museumwereld en toepassingen voor onze musea, en wij gaan ervoor!

Marcel Harlaar

19


Oorlog Het echtpaar Speenhoff

Het leven van de soldaten in de Stelling van Amsterdam in de Haarlemmermeer De Stelling van Amsterdam, een kring van ongeveer 135 km rond Amsterdam met dijken, forten en batterijen werd aan het begin van de Grote Oorlog (1914-1918) bezet met ongeveer 10.000 militairen. Een deel van die Stelling van Amsterdam bevond zich in de Haarlemmermeer. De Geniedijk met drie forten doorkruiste de Haarlemmermeer van Aalsmeer tot Vijfhuizen. De soldaten of landweerplichtigen zoals ze officieel genoemd werden, gelegerd in de Stelling hoefden niet anders te doen dan te wachten op een mogelijke vijand. Geen land had ons de oorlog verklaard. Nederland was neutraal. Maar de grootste vijand was misschien wel de verveling. Hoe leefden deze soldaten die van militaire zijde verplicht waren hun tijd op min of meer op wachtende wijze door te brengen, terwijl ze thuis hard nodig waren? Dat dat tot enorme frustraties bij de soldaten leidde laat zich raden. Desertie kwam dan ook regelmatig voor.

ongeacht rang, stand of geloofsbelijdenis waren welkom in het R.K. Verenigingsgebouw bij de kerk. Consumpties waren verkrijgbaar tegen kostprijs, tabak en sigaren waren zelfs gratis, net als papier en enveloppen. Je kon er dam- of dominospelen en biljarten. Je kon er boeken lezen en er waren tijdschriften voorhanden. De bevolking bleek gaarne bereid boeken, tijdschriften, etc. naar het Verenigingsgebouw te brengen.

Wederzijdse hulp De bevolking bleek gaarne bereid de soldaten te helpen. Zo leende het fanfarecorps Excelsior haar instrumenten uit aan soldaten die thuis ook een instrument bespeelden. Zo konden ze dan samen een muziekkorps vormen. En van tijd tot tijd werden de soldaten door de burgerij vergast op een prettige avond in De Beurs met zangnummers, voordrachten en kleine toneelstukjes. Ook werden regelmatig weldadigheidsavonden gehouden om armlastige gezinnen waarvan de kostwinner onder de wapenen was te steunen. Maar soldaten hielpen ook de bevolking. Bijvoorbeeld toen er een wiel afliep van het rijtuig van heer K. die met drie dames naar de kerk ging. Soldaten waren er als de kippen bij om de drie inzittende dames de helpende hand te bieden. Ze kwamen met de schrik vrij. Of wanneer een koe van boer S. bestemd voor slager Kroeze zich losrukte van zijn begeleider. Het waren soldaten die de koe wisten te grijpen en naar de slager te brengen. En ook als de politie om

20

assistentie vroeg als bijvoorbeeld een op straat zwervende dronkenlap zich heftig verzette. Maar ook de soldaten zelf deden wat ze konden om hun armlastige kameraden te ondersteunen. Zo werd in De Beurs de bevolking een militaire avond bezorgd met twee militaire kluchten, spiegelbajonetgevechten, levende uitkijkpost, het fusilleren van een spion, een stormaanval en een hulde aan het Koninklijk Huis via levende initialen. Maar men toonde ook op andere manieren kameraadschap, zoals toen er een landweerplichtige thuis zijn 12,5 jarig huwelijk had gevierd. Hij werd door zijn kameraden van het station gehaald en in een met groen versierde handkar gezet. Een harmonicavirtuoos van de fortbezetting ging naast hem zitten en begon te spelen. Onder het zingen van liederen ging het nu in optocht naar de loods en vervolgens naar het fort, waar de bruidegom ook zijn bed versierd vond.

Militair Tehuis Vrij snel na de mobilisatie richtte pastoor Soepnel een militair tehuis in. Soldaten

Er werden door en voor soldaten cursussen gegeven niet alleen in handelsrekenen, boekhouden en vreemde talen, maar ook in voetballen, discuswerpen, enz. Er was toestemming om de lessen ´s middags te doen plaatsvonden en ook nog eens onder diensttijd. Ook in de Openbare Lagere School in Hoofddorp werden cursussen gegeven. Net als in de Landbouwschool want er waren natuurlijk ook boerenzonen onder de soldaten. Onder de soldaten was genoeg talent om de soldaten te vermaken. Dat bleek al bij de eerste vrolijke avond in het Militair Tehuis. Zo was er de landweerman Berk van Dusseldorf die zijn collega´s op een heerlijk stuk muziek onthaalde. Wat we van deze innemende jongeman hoorden was subliem, schreef De Meerbode. Een andere landweerplichtige, de heer d’Oliveira, zong zeer verdienstelijk een paar mooie liederen, die met groot genoegen werden aangehoord en een luid applaus verwierven. Tot slot speelde het toneelgezelschap van de heer Versluis De Slag bij Waterloo. Versluis oogstte eveneens grote dank van alle aanwezigen. In navolging van de ondernemende pastoor Soepnel werd ook in de School met de Bijbel in Hoofddorp de gelegenheid gegeven

enige uren in alle rust door te brengen. Ook hier werden sigaren, tabak, fruit, koffie en thee gratis aangeboden. Maar wie naar de School met de Bijbel ging, moest er wel rekening mee houden dat om half tien de zaak werd afgesloten met Bijbellezing en gebed.

over ‘De Haarlemmermeer als kolonisatiegebied’. Naar hem is een brug genoemd in Hoofddorp en een laan. En een arts uit Amsterdam, dr. Rijkens, hield een lezing met lichtbeelden over de gezondheid van de soldaat.

De ´blikken´ loods

Batterij aan de IJweg

In de z.g. `blikken loods´ bij het Fort Hoofddorp was een kantine gemaakt. De wanden waren beschilderd door soldaat d’Oliveira, die heel leuk verschillende vorstelijke personen had getekend. In de kantine kon je van alles eten en drinken. Op de tafels lagen verschillende dagbladen. De verjaardag van de koningin op 31 augustus werd er gevierd met een feestmaaltijd. Bepaalde avonden werden komedies opgevoerd zoals De luitenant en zijn Oppasser en het toneelstuk Studentenlist.

Hoe precies de Oudejaarsavonden gevierd werden laat zich raden. Wel weten we dat de oudejaarsavond van 1914 op 1915 in de batterij aan de IJweg zo feestelijk gevierd werd dat De Meerbode er aandacht aan besteedde. Het heeft er alle schijn van dat de bewoners van de IJweg de soldaten hebben getrakteerd. Er werd gedronken (geen alcohol, maar melkchoco) en goed gegeten. En er waren vele snaakse nummers en een geïmproviseerd muziekgezelschap genaamd Door Ruzie Samengebracht zorgde voor een dolle sfeer.

Op vijf september 1914 werd in de loods van het fort een voordrachtsavond gegeven door de bekende heren Pisuisse en Blokzijl die door Nederland toerden, vermomd als Italiaanse straatzangers. Pisuisse wordt wel de grondlegger van de kleinkunst genoemd. Wie kent niet het beroemde lied Mens Durf te Leven. Maar ook onder de soldaten was er voldoende talent om hun medelotgenoten een gezellige avond te bezorgen, tenminste tot half elf, want dan moesten de soldaten naar bed. Elke woensdagmiddag werd er een predikbeurt gehouden. De eerste keer door de bekende ds. Talma uit Bennebroek. De toen nog onbekende leraar H. N. ter Veen hield lezingen over serieuze onderwerpen als de rassenstrijd in Amerika, of de politieke situatie in Rusland. Ter Veen promoveerde in 1925 op een goed ontvangen proefschrift

Fort bij Vijfhuizen In Vijfhuizen werden op de laatste zaterdag van augustus 1914 Speenhoff en zijn vrouw verwelkomd in de loods die door verplaatsing van affuiten en de plaatsing van banken tot een klein theatertje was omgetoverd. Ook de dorpsbewoners waren door de fortcommandant uitgenodigd. Dit als erkentelijkheid voor de aangename wijze waarop de militairen door de inwoners van Vijfhuizen waren ontvangen en behandeld. Volgens De Meerbode was het een geslaagde avond. Speenhoff werd geprezen om zijn authentieke liedjes die iets vertelden over zijn emoties en hoe hij de dingen waarnam. Liedjes als het overbekende Daar Komen de Schutters, Daar waren twee aardige Menschen en Kriebel Kietel Kapiteintje. Het publiek hing werkelijk aan hun lippen. Na afloop dankten de heer en mevrouw

21


Oorlog

Lofzangen op het leven in Haarlemmermeer Speenhoff het publiek dat zij gaarne nog eens terug zouden willen komen, tegelijkertijd hoopten zij dat het niet meer nodig zou zijn. De oorlog had immers al lang genoeg geduurd.

Daar Komen De Schutters

Een briefschrijver reageerde nogal zuur in de Meerbode. Citaat: `De aardigheden van Speenhoff c.s. mogen velen vermaken, anderen zijn daarvan niet gediend of zijn daaraan ontgroeid. Bovendien achten wij het in strijd met onze volksaard, in strijd ook met de ernst der tijden en met de taak die onze militairen thans hebben te vervullen en die waartoe zij, indien God het niet genadiglijk verbied, kunnen worden opgeroepen, dat men hun bijeentrommelt, om door snakerijen van de ene of andere charlatan aan het lachen te worden gebracht`. Inderdaad in conservatiefkatholieke kring werd schande gesproken van het ‘zedeloze’ en ‘ontaarde’ karakter van Speenhoffs liedkunst. Men viel met name over het gebruik van bepaalde woorden. Dat was Speenhoff overigens niet onwelkom, want zo kon hij uitgroeien tot held van het vooruitstrevende volksdeel.

Daar komt de schutterij, met vaandels en met pluimen. Zij lopen in de rij, zij kauwen op d’r pruimen. Wat zijn ze in hun sas! ‘t Is of hun neuzen krullen! Zij lopen in de pas, als zoete lieve knullen.

Andere keren werd er een film gedraaid die ook voor de bevolking van Vijfhuizen toegankelijk was, zoals De Laatste Dagen van Pompei.

Voetbal In het Militair tehuis werd voetballes gegeven, dat was misschien ook wel nodig want veel voetbalclubs waren er in 1914 aan het begin van de Grote Oorlog nog niet, en al helemaal niet in de Haarlemmermeer. Aan de militairen in Hoofddorp was het toegestaan om op een gedeelte van het concoursterrein te voetballen. De manschappen van de forten uit de omgeving maakten er driftig gebruik van en er werden zelfs competities georganiseerd tussen de forten van de Stelling onderling of tussen de verschillende legeronderdelen, zoals de artillerie tegen de infanterie of een militair team tegen een burgervereniging buiten de Haarlemmermeer.

1 maart 1915 moesten de soldaten ergens anders een plek zien te vinden, dat werd in de buurt van het fort. Blijkbaar sloeg het voetbal goed aan, want een jaar na de oorlog, op 12 oktober 1919, werd er een voetbalvereniging opgericht in Hoofddorp.

Zwemmen

Daar komen de schutters, zij lopen zich lam, De mannetjes- putters van Rotterdam, O wat een geschitter! Wat maken ze lef, Dat komt van de bitter, En ‘t plichtsbesef!

Niet ver van het Fort Hoofddorp werd in het achterkanaal gezwommen door de soldaten. En als er onverhoopt een soldaat in nood kwam, dan kwam er hulp via een bootje gemaakt van twee teertonnen en er paar planken. Ook soldaten van het fort aan de Liede hadden in de Ringvaart een zwem- en badgelegenheid gemaakt.

Een schutter is een klant, die niemendal kan bommen: “Durf jij”, vraagt de sergeant, “hier zonder schoenen kommen?” Dan antwoord hij beleefd: “Sergeant, ben jij bekrompen! Als ik geen schoenen heeft, dan schutter ik op klompen!”

Het einde van de oorlog

Daar komen de schutters …

Veel soldaten hadden het geluk goed ingekwartierd zijn, anderen hadden de pech in de forten te moeten verblijven. De ene soldaat kon beter tegen de verveling en frustraties dan de andere. De ene probeerde er het beste van de te maken en de ander had daar meer moeite mee. Maar in het geheel genomen was het zowel voor de soldaten als voor de achtergebleven gezinnen thuis geen vrolijke tijd. Hoe blij zal men geweest zijn met het einde van de oorlog? Vanaf 11.00 uur op 11 november 1918 werd er niet meer gevochten. Henri Stroet

Maar het veld werd zo intensief gebruikt dat het langzamerhand meer op een omgeploegd bouwland dan op een grasveld was gaan lijken. Het gemeentebestuur wilde het concoursterrein verpachten en vanaf

De schutter is het beeld, der Nederlandse natie. Maar als ‘m dat verveelt, dan merk je ‘t aan z’n facie. Nooit heeft ie bloed vermorst, Liefst staat hij naast zijn wapen, Voor Vaderland en vorst, een uur of drie te gapen! Daar komen de schutters …

De tekst van onderstaand gedicht van Willem van Toorn hangt in het Historisch Museum Haarlemmermeer in Hoofddorp aan de wand in de laatste zaal van de vaste presentatie. Een ode aan de eerste bewoners na de droogmaking: Tussen wolken en aarde de tekens dit waren wij, zijn wij. Kijk maar, wij graven land uit het water, stapelen stenen tot torens, onze blik laat geen ruimte met rust.

Aan de rafelige rand van ons blikveld raakt het oog nog vluchtig verleden: het scheve hek, de vergeten wan in de graanschuur, het muntgeld met het scheepswrak mee opgegraven, de gebroken boog van de brug.

Dominee/dichter Nicolaas Beets maakte ruim honderd jaar eerder gedichten over het Haarlemmermeer. Zijn ‘Grote plas, grote plas, ik wou dat je leeggemalen was’, bedacht hij terwijl hij in Heemstede bijna aan de oever van het meer woonde. Later was Beets ook de bedenker van de bekende woorden: ’Zo ik een teken kiezen zou,’t was op een veld van hemels blauw. Drie gulden korenaren oprijzend uit de baren’. Deze woorden vormden de basis voor het gemeentewapen. Samen met zijn buurman Mr. Pabst knutselde hij aan tekst en beeld van het wapen van de nieuwe Gemeente. Mr. Pabst was Burgemeester van Heemstede en werd de eerste burgervader van Haarlemmermeer. Aart van de Marel was aan het einde van de negentiende eeuw zeer bedreven in het maken van gelegenheidsgedichten. Zijn gedicht over het Landleven in Mei is een lofzang op het leven in de Haarlemmermeer. De laatste woorden luiden: ‘Al bood ons de stad ook ik weet niet al wat. Alleen op het land wil ik leven’. Bij een fietsbrug in de wijk Getsewoud-Zuid (Nieuw-Vennep) staat een bordje met daarop de naam van Helma Gehéniau de Koning, voorvechtster van het behoud van het landschap en lid van de groengroep in Nieuw Vennep. Haar gedicht heet Exit Polderland met onder meer de volgende mooie regels: ‘Nood breekt wet! Het zal zo moeten zijn. Mijn oneindige verten lossen op in straten, kaarsrecht in gelid, Als zwaluwen op een draad. Pikafstand.’ Terug naar Van Toorn. Al geruime tijd voor ik het gedicht in het museum ontdekte, las ik het in 1988 verschenen boekje ‘ Een leeg landschap’. Van Toorn is in 1935 in Amsterdam geboren en heeft na zijn huwelijk lang in Hoofddorp gewoond. In het aardige boekje beschrijft hoe zij zich als jonge pas gehuwde mensen in de polder vestigen. Fictie, maar een aantal gebeurtenissen zijn uit hun leven gegrepen. Zij en hun vrienden hielden er een andere levensstijl op na dan de dorpsgemeen-

Wij zijn hier maar even, een onrust die tast in de stilte naar taal. Een wet om de angst te beheersen. Lees maar. Wij hebben bestaan.

schap tot die jaren gewend was. Namen het niet zo nauw met de huwelijkstrouw en deden daar ook niet geheimzinnig over. Gevestigde levenspatronen werden doorbroken. Ze vormen één front als de boomgaard van De Wit en zijn vrouw moet wijken voor nieuwbouw. Tijdens de hilarisch verlopen hoorzitting over het bestemmingsplan wordt duidelijk dat de hele inspraakprocedure een farce is en dat toestemming al lang is verleend. Het echtpaar de Wit vertrekt naar Zeeland en ook de vrienden vertrekken naar elders. Een week voordat Erik Leeman in 1984 naar Amsterdam vertrekt, wordt hij op een ochtend wakker door een snerpend geluid: hij denkt dat er een wesp in de slaapkamer is maar het geluid komt van buiten, van motorzagen in de boomgaard. Deze roman werd in 1988 genomineerd voor de Ako literatuurprijs. In 1988 ontving Willem van Toorn de Jan Campertprijs voor de gedichtenbundel ‘Het Landleven’ en in 1992 voor de bundel ‘Het Eiland’. In 2010 kreeg hij van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Groeneveldprijs voor zijn bijdrage aan het debat over de Groene Ruimte. Kortom, een veelzijdig schrijver en ook zijn boek Stoom verdient aandacht. Dat is opnieuw een roman over wat voorbijgegaan is en wat daarin een belangrijke rol speelde. Stoom speelt zich af vanaf 1880 tot 1903 in ons land en hoe de stoommachine een enorme invloed op de maatschappij kreeg. De stoommachine bood immers de mogelijkheid om het Haarlemmermeer droog te pompen! Maarten Corbelijn is de hoofdpersoon in dit boek, in 1881 geboren en een jaar later wordt zijn vader als rangeerder op een winternacht overreden door zijn eigen stoomlocomotief. Deze gebeurtenis beïnvloedt zijn leven, de verbittering van zijn moeder en de gevolgen daarvan worden in het boek beschreven. Het landschap, de politiek en de liefde. Opnieuw drie constante factoren in dit boek. Voor lezers van een historisch tijdschrift van harte aanbevolen!

Laura de Jong Bronkhorst

J.H. Speenhoff

Grote plas, grote plas, ik wou dat je leeggemalen was Postzegel met beeltenis van Dominee Talma

22

23


Het verhaal van het

geboortekopje

Trouwfoto van de zwarte bruiloft van Anton Bos en Johanna Karens Dit waren de grootouders van Nic. Dogterom. De buren van Gerrit Zekveld in de Flevopolder .

In iedere familie is er wel een bepaalde traditie rond de geboorte van een kind of kleinkind. Standaard worden er geboortekaartjes verstuurd, of een ander bepaald aandenken gecreëerd. Anton Zekveld vond in het familiearchief zogeheten geboortekopjes en ontdekte de bijzondere geschiedenis hierachter.

Dit geboortekopje kregen alle kleinkinderen van Marinus Bos en zijn vrouw Aaltje BosBroekhuizen. Alle kinderen die naar hun vernoemd werden kregen een geboortekopje. Zij hadden zes zonen en twee dochters dus er waren veel vernoemingen. De kopjes werden vervaardigd bij de Porceleinen Fles in Delft. Op de kopjes staan de namen Aloo, Brak en Marinus. Aloo was een koosnaam voor Aaltje, Brak (guit, bengel, deugniet) en Marinus verwijst naar opa zelf. Mijn moeder was vernoemd naar haar grootmoeder. Zij was geboren op 24 juli 1899. Op dezelfde dag van het nieuwe leven ‘overleed’ Aaltje Bos-Broekhuizen, 69 jaren oud, in Zoetermeer. Mijn moeder kreeg ook een kopje. Het stond op de tafel in de mooie kamer. Daar mochten we als kind niet komen. Later kreeg ik het kopje als aandenken aan mijn moeder. Toen groeide bij mij de behoeft om te weten of er nog meer van die kopjes zijn in de grote familie. Wat ik ontdekte overtrof mijn verwachtingen en bracht bijzondere dingen naar voren. Enkele jaren geleden kreeg ik een foto van de trouwerij van Anton Bos in 1904. Dat was de jongste broer van mijn grootmoeder. Zijn vader Marius was in januari 1904 overleden. Al de bruiloftsgasten waren in rouwkleding. Op de foto staan de twee dochters en de zes zonen van Marius en Aaltje met hun man of vrouw met de ZuidHollandse klederdracht. Deze foto stuurde ik in het jaar 2000 naar het blad ‘Terdege’. Mijn vraag was of er nog meer familieleden in het bezit zijn van zo’n kopje. Ik kreeg daar heel veel reacties op. Er waren nog twee mensen in het bezit van zo’n kopje. Een woonde in Ede en de ander in Bodegraven. Van deze mensen kreeg ik ook foto’s. Uit het hele land kreeg ik spullen toegestuurd. Het bleek dat Marinus betrokken was geweest bij het stichten van een Christelijke School in Zoetermeer.

24

Nog een bijzonderheid. Mijn broer Gerrit, geboren in 1934, is in 1956 boer geworden in Alphen aan den Rijn. Het was toen nog maar een klein plaatsje. In de jaren ’70 moest het een grote plaats worden. Dat is ook gebeurd. De familie Zekveld kreeg een nieuwe boerderij in de Flevopolder, het nieuwe land. De boerderij stond in Lisdodde in Dronten. Gerrits nieuwe buurman kwam uit Zoetermeer. Ook hij moest uitwijken voor de uitbreiding van Zoetermeer. Deze familie heet Dogtrom. Het wonderlijke van dit verhaal is dat Dogtrom en Zekveld achterkleinkinderen zijn van Marinus en Aaltje. Hun beider moeders waren nichten van elkaar.

Familiefoto Breure

De grootouders van Aaltje Breure.

Deze familiefoto (omstreeks 1905) toont een viertal dochters van Adriaan Breure, geboren 1864 en Apolonia Breure-Bos, geboren 1869. Linksboven Aaltje, geboren 24 juni 1899. Rechtsboven Adriaantje Koomans- Breure, geboren 23 juni 1898. Linksonder Marina Cornelia Breure, geboren 12 december 1903, zij kreeg ook een kopje met de naam van haar grootvader Marinus. Dit kopje is echter bij een inbraak rond 1980 gestolen. Rechtsonder Cornelia Breure, geboren op 14 juni 1905. Ton Zekveld

Voorbeelden van geboortekopjes.

25


In Stelling Gebracht – beeld van een ingenieus inundatiesysteem

De tentoonstelling ‘In Stelling Gebracht, de Geniedijk en de forten in Haarlemmermeer’, is te zien tot 12 januari 2015 in het Historisch Museum Haarlemmermeer. Hans Dolman jr. schreef een inleiding op deze bijzondere expositie.

In 1874 werd de Vestingwet in het parlement aangenomen en hierin werd onder andere bepaald, dat rond Amsterdam een nieuwe permanente kringstelling zou komen: de Stelling van Amsterdam. Deze was de laatste in een reeks verdedigingswerken, die vanaf de Tachtigjarige Opstand om de hoofdstad werden aangelegd.

Toevluchtsoord Aanleiding voor de bouw was de FransDuitse Oorlog van 1871 waarbij de Franse hoofdstad Parijs viel. De Stelling had de functie van nationaal reduit, ofwel laatste toevluchtsoord voor het veldleger, in geval van een vijandelijke overrompeling en de koning en regering. Amsterdam, immers het economisch centrum van ons land, moest tot het uiterste verdedigd worden. Vrijwel alle in de Vestingwet vermelde linies, stellingen en werken bestonden al vóór 1874 op één of andere vorm, maar moesten worden afgewerkt en verbeterd naar “de eischen des tijds” en er waren stellingen die opgeheven werden. Alleen voor de Stelling kwam een geheel nieuw ontwerp. Uiteindelijk zou er een gesloten verdedigingslinie met een totale lengte van 135 kilometer komen op 15 tot 20 kilometer rond Amsterdam, voorzien van 46 forten en batterijen. Die lagen gemiddeld 3 kilometer van elkaar, zodat ze elkaar zo nodig wederzijds ondersteuningsvuur konden geven. De Stelling, aangelegd tussen 1881 en 1914, vormde het meest omvangrijke nieuwe verdedigingswerk van het land en gold toentertijd bovendien als modernste en qua oppervlak grootste kringstelling van Europa. De begroting bedroeg in 1874, 18 miljoen gulden. Maar de uiteindelijke kosten zouden oplopen tot ongeveer 40 miljoen gulden.

26

Omgerekend naar het huidige prijspeil (van 1905-2012) zou het ongeveer 470 miljoen euro gekost hebben.

Toegangswegen De kracht van de Stelling lag in het gebruik van onderwaterzettingen (inundaties) die een vijandelijke opmars over land zouden bemoeilijken. Op de droge accessen (toegangswegen) kwamen forten te liggen. Naast het aanleggen van dijken en het bouwen van forten moesten er tal van werkzaamheden worden uitgevoerd, teneinde de Stelling in oorlogstijd aan haar doel te kunnen laten beantwoorden. Bijvoorbeeld: verbetering van het wegennet achter de linie, ophogen van wegen om tevens als waterkering te kunnen dienen, beplanting ter maskering van linies en forten, bouw van kruit- en andere magazijnen. De Stelling zou in geval van oorlog bemand worden met 50.000 manschappen (schatting uit 1897 door Stellingscommandant A.N.J. Fabius), dit was het gehele leger van Nederland. Het argument rond de eeuwwisseling om het gehele leger binnen de Stelling te brengen was dat het veel verstandiger was één linie goed te bezetten, dan twee linies (bijvoorbeeld ook de Hollandse Waterlinie) ieder slechts half. De aanwezige veestapel en graanvoorraad in de Stelling was ruim voldoende zijn om burgers en soldaten te voeden.

Plattegrond van de Slaperdijk in Haarlemmermeer

Functieloos De Stelling werd in 1900 in het tijdschrift De Hollandsche Revue beschouwd als ‘een der sterkste stellingen der wereld’. Het tijdschrift vermeldt verder: “De groote sterkte der stelling van Amsterdam ligt, behalve in de onuitputbare waterbron voor de inundatiën, de Noordzee, hoofdzakelijk in het bijzonder weeke, slappe en lage terrein in en om de stelling. De verschillende polders en droogmakerijen, die in hoofdzaak de Amsterdamsche stelling uitmaken, liggen zoo laag, dat men er bij het stellen der inundatiën, eer water te veel dan te weinig in zal krijgen. Men moet om die reden dat water niet alleen aan de binnenzijde der stelling door kaden of dijken keren, doch hier en daar zelfs de te grote uitbreiding tegengaan, door aan die zijde, dwars door de grote polders en droogmakerijen heen, keerkaden of slaperdijken te maken.

Zoo wordt thans dwars door de Haarlemmermeer, van Vijfhuizen, ten zuidoosten van Haarlem, om Hoofddorp heen naar Aalsmeer, een dusdanige verdedigbare slaperdijk aangelegd, welke het ten Noorden van dien dijk gelegen deel van de Haarlemmermeer bij gestelde inundatie droog houdt. Het water, en het slappe, weeke terrein, zie daar de twee machtige bondgenoten, die ons bij de verdediging van de stelling welke de hoofdstad des Rijks, in oorlogstijd de zetel van de Regering, omringt, te hulp komen en wel zoodanig dat, mits die stelling slechts behoorlijk bezet en geapproviandeerd is, wij het er een onbepaalde tijd, ook tegen de grootste overmacht, kunnen uithouden”. Er werd gedacht dat de Stelling een beleg van 6 maanden zou moeten kunnen doorstaan. De Stelling wordt tijdens Eerste Wereldoorlog bemand door militairen. De Stelling heeft echter nooit gefunctioneerd. Toch wordt vermoed dat deze inundatiewerken Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog gehouden hebben.

Geniedijk De Haarlemmermeer vormde het zuidwestelijke front van de Stelling van Amsterdam. Het uiteindelijke plan voor een linie dwars door de polder kwam pas in 1876 naar voren. De toenmalige minister van Oorlog De Klerck stelde de vraag of het niet noodzakelijk was om Haarlemmermeer en de Beemster in de Stelling op te nemen.Er zou een volledig nieuwe en exclusief militaire liniewal worden aangelegd, die de Haarlemmermeer in een noord- en zuidgedeelte verdeelde: de Geniedijk. De verdediging van de belangrijkste Hollandse steden met behulp van waterlinies dateert uit de 17e eeuw. Het idee erachter is het onder water zetten (inunderen) van grote stukken land, om op die manier vijandelijke legers de doortocht te beletten. Er wordt niet meer dan een halve meter water op de landerijen gezet, maar door de aanwezigheid van sloten, greppels

en kanalen is een dergelijk inundatiegebied uiterst verraderlijk.

Ingenieus Voor een leger met zwaar materiaal is er geen doorkomen aan. Het water mag ook weer niet te hoog komen, anders kan men er met platbodems overheen varen: het systeem luistert dus heel nauw. De forten moeten natuurlijk voldoen aan de moderne militaire eisen. Door de uitvinding van de brisantgranaat rond 1885 waren de forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie al verouderd voordat ze gereed waren. De brisantgranaat heeft namelijk een veel grotere explosieve kracht dan de daarvoor gangbare, met buskruit gevulde granaten. Als antwoord op deze ontwikkeling worden de nieuwe forten van de Stelling van Amsterdam niet meer gebouwd van baksteen, bedekt met een dikke laag aarde, maar worden ze opgetrokken uit 2 meter dik ongewapend cementbeton. De forten worden minder hoog gebouwd dan vroeger en vallen dus nog minder op in het landschap, mede door de beplanting die wordt aangebracht. Kades tussen de forten zorgen voor de kering van het water in het inundatiegebied; een weg aan de “droge” kant van de kade vormt de verbinding tussen het ene fort en het andere. “Op 1 november 1889 ging de eerstaanwezend ingenieur Majoor Pieter Cornelis Kool, een verbintenis aan namens de Staat der Nederlanden met het polderbestuur, vertegenwoordigd door Jonkheer Jacobus Willem Maurits van de Poll en mr. George Conrad Everwijn Lange, betreffende een door de Staat de Nederlanden aan te leggen: a) Slaperdijk (later Geniedijk genoemd) met bijbehorende werken vanaf den Ringdijk nabij Vijfhuizen; b) een dubbele schutsluis met bijbehorende werken nabij Aalsmeer; en c) twee forten naast den Ringdijk bij de genoemde begin- en eindpunten van den Slaperdijk nabij Aalsmeer en Vijfhuizen”.

Operatie Majoor P.C. Kool van het 2e Genie-Commandement uit Haarlem heeft met zijn handtekening onder de overeenkomst niet slechts een militaire bijdrage geleverd aan deze grootschalige operatie. Na 12 jaar van onderhandelen met het polderbestuur van de Haarlemmermeer krijgt de polder een gunstige defensie en een dubbele schutsluis. Deze schutsluis met kanalen zal de Haarlemmermeer ontsluiten voor de scheepvaart van buiten. Op 14 november wordt de overeenkomst goedgekeurd door de minister van Oorlog. Majoor P.C. Kool is naast onderhandelaar de ontwerper van dit plan geweest. In 1895 is zijn werk gedaan in de polder en vier jaar later wordt hij benoemd tot Generaal-Majoor en Commandant van de Stelling van Amsterdam. Zijn werk in de Haarlemmermeerpolder zal hier zeker toe hebben bijgedragen.

120 jaar De aanleg van de Geniedijk vond plaats in de jaren 1888-1894. Op 9 augustus 1888 werd namelijk in Haarlem het grondwerk aanbesteed van het nabij Hoofddorp te bouwen fort. Het werk bestond onder andere uit de ophoging van het terrein van het fort, de aanleg van een dijk van daar naar Hoofd- en Kruisweg. De totale lengte van de aan te leggen Geniedijk bedroeg 10,5 kilometer. Bij Aalsmeer duikt de linie de Haarlemmermeer in. Het zuidelijke deel van de polder kan onder water gezet worden, het noorden moet droog blijven voor de landbouw, vanwege de voedselvoorziening binnen de Stelling. Mocht de vijand met behulp van het zuidelijk gemaal Leeghwater de inundatie hoog opzetten, dan zou dat voor het stellinggebied geen consequenties hebben. De Geniedijk (4 meter hoog gelijk aan de Ringdijk) die dwars door de Haarlemmermeer snijdt, vormt de grens tussen beide gebieden. Hier vinden we ook de verdedigingswerken: fort bij

27


Boeken

De keuze van

Trotse dorpen

Aalsmeer, fort Hoofddorp en fort bij Vijfhuizen. Tussen deze forten liggen nog kleinere verdedigingswerken, zogeheten batterijen. Ze liggen op de accessen. Deze toegangswegen werden verdedigd door verschillende geschutsinrichtingen van de forten en batterijen. In de Haarlemmermeerpolder werd het belangrijkste acces gevormd door de Hoofdvaart en de Hoofdweg aan weerszijden. Daarnaast waren de accessen bij de Ringvaart en de Ringdijk aan beide kanten van de polder belangrijk. Bij het fort Vijfhuizen was een voorstelling ingericht, omdat de westrand van de polder hier droog bleef. Om de inundaties zo effectief mogelijk te maken moesten opruimingen verricht worden. Het onbruikbaar maken van bruggen en duikers en het totaal afsluiten van accessen waren werkzaamheden die onder deze taak vielen.

Inundatiemiddelen De mogelijkheid tot inunderen is in ons land ruim voor handen. Meer dan de helft van ons land, ligt lager dan het peil van het boezemwater. Dit is het watervlak waarop de polders afwateren. Boezemwater was vaak onvoldoende om de inundatie te stellen. Wel kon de boezem zelf worden gebruikt voor de aanvoer uit de hoofdbron-

28

nen. Hoofdbronnen voor inundatie waren grote rivieren, zeekanalen en de Zuiderzee (nu IJsselmeer). In het geval van een snelle inundatie van het zuidelijk gedeelte kon men gebruik maken van de aanvoer uit het Noordzeekanaal, dat via het geheime inundatiekanaal Zijkanaal F op de Ringvaart uitkwam. Door het zoute water was dit schadelijk voor de grond en het minst gewenst. Minder schadelijk was de aanvoer van brak water uit het zuidelijk deel van de Zuiderzee. Via de Amstellandboezem bereikte dit water de Haarlemmermeerpolder. De meest trage aanvoer van, het minst schadelijk, was het zoet water uit de Lek en de Hollandse IJssel. Via de Rijnlandboezem bereikte het water de polder. Als er voldoende tijd was om de inundatie te regelen, dan besloot men tot de laatste mogelijkheid. Voor het inunderen, onderhouden en beheersen van het aan- en af te voeren water werd gebruik gemaakt van verschillende inundatiemiddelen o.a. inlaatsluizen (uitwatering), damsluizen, duikers, hevels, inundatiekeerkades en inundatiekanalen. Verschillende van deze middelen zijn terug te vinden in de Haarlemmermeerpolder. De Geniedijk is als hoofdweerstandslijn en inundatiekeerkade het meest opvallend aanwezig. Daarnaast zijn in de polder onder meer de

volgende inundatiemiddelen: De damsluis in de Hoofdvaart bij het fort Hoofddorp. De dam- of schotbalksluizen in de Ringvaart bij Vijfhuizen en Halfweg. Bij Halfweg bij Zijkanaal F uitmondend in de Ringvaart bevond zich de meest westelijke van de drie uitwateringsluizen van Rijnland. De sluis kon worden voorzien van schotbalken en kon zorgen voor wateraanvoer op de boezem. In de polder waren meerdere hevels in gebruik. Bij de forten bij Aalsmeer en Vijfhuizen gebruikte men hevels voor de grachten. Belangrijkste inlaatduikers bevinden zich in de Lisserbroek, de Vijfhuizer- en Nieuwekerkerbroek. De nieuw gebouwde schut- en keersluis waren een belangrijk middel tot inundatie, omdat het de verbinding vormde tussen de Ringvaart en het Achter- en Voorkanaal. Vooral het laatste kanaal was van belang voor de inundatie. Modernste middel voor het militaire inundatiepersoneel waren de drie stoomgemalen Cruquius, Lijnden en Leeghwater. Door de belangrijke verschillen in hoogte van de zuidelijke Haarlemmermeerpolder verdeelde men het inundatieterrein in kommen. Op deze manier kon de nodige hoeveelheid water beperkt worden en toch bleef het water op een aanvaardbaar peil. Het op peil brengen van deze kommen werd verzorgd door hevels, de inlaatduikers en

overlaten in de Ringdijk. Met behulp van de drie stoomgemalen en de sluizen bij fort Aalsmeer werd het op 4,25 meter beneden N.A.P. gebracht. Op deze wijze kwam het inundatiepeil op de ideale hoogte van een 30 decimeter. Zodoende werd het terrein ondoorwaadbaar en onbevaarbaar. Na het inundatiewerk zouden de Leeghwater en de Cruquius onbruikbaar worden gemaakt of vernield indien nodig. Dit was nodig om het aftappen door de vijand te voorkomen. In 1903 wordt begonnen met de bouw van de forten in Haarlemmermeer. In 1906 komen de forten in Haarlemmermeer gereed. De laatste bomvrije gebouwen bij de batterijen worden opgeleverd. Deze batterijen liggen aan de IJweg en de Rijnlanderweg tussen fort Hoofddorp en de beide forten aan de Ringvaart en later komt er een bij aan de Aalsmeerderweg. In militaire kringen beschouwt men overigens de Haarlemmermeerse linie als sterkste deel van de Stelling. Actief als verdedigingswerk heeft deze Geniedijk nooit hoeven functioneren. De linie wordt wel bij oefeningen en mobilisatie gebruikt. In de eerste wereldoorlog – als Nederland neutraal blijft – wordt de linie zelfs bewoond.

Drs. Hans Dolman jr.

Sinds Sybil van Dam zeven jaar geleden met haar verhalentafels begon zijn er verschillende boeken verschenen. De boeken vertellen de verhalen die de bewoners van Haarlemmermeer zich van vroeger herinneren. Afgelopen voorjaar verscheen er een nieuw boek van haar hand: Trotse dorpen Het leven van alledag in Cruquius, Zwaanshoek en Beinsdorp.

Drieëntwintig jaar werkte Sybil van Dam voor de Stadsbibliotheek in Haarlem. Toen ze daar het project ‘Boek aan huis’ startte, waarbij ze boeken bij de minder mobiele lezers thuisbracht, ontdekte ze hoeveel verhalen er loskomen als je bij de mensen aan tafel zit. Toen ze stopte met werken voor de bibliotheek organiseerde ze een ontmoeting met bewoners van diverse dorpen in de buurt. Haar belangstelling voor de mensen en de geschiedenis van de dorpen komen terug in haar boeken. Het dagelijks leven staat daarin centraal en geeft een blik op wat soms heel lang geleden lijkt. In Trotse Dorpen is bijvoorbeeld in het eerste hoofdstuk al te lezen dat Leo Mesman (1951) zich de doordringende geur van paarden en smidsvuur herinnert: de paarden die beslagen werden door smid Tinus Kroon aan de Bennebroekerweg. Het boek geeft de persoonlijke verhalen weer maar ook daarin vind je de geschiedenis terug. Zo vertelt Wim het volgende over Cruquius: ‘In de jaren vijftig had je bakker Nooy. Je had toen regeringsbrood. De bakkers waren verplicht brood te bakken van inlandse granen met toevoegingen van aardappelmeel, roggemeel en peulvruchtenmeel. Dit brood was veel goedkoper, maar smaakte niet lekker. Je had het regeringsbrood tot de jaren zestig. De boeren hadden een leveringsplicht aan de regering. Bakker Van Wijngaarden was de koude bakker. (...) Van Wijngaarden had fabrieksbrood van Vermaat uit Haarlem.

En Gerard uit Beinsdorp vertelt: ‘Ik heb in de Ringvaart leren zwemmen met een touw om mijn middel gebonden. Je klom op vrachtschepen richting Zwaanshoek en daarna weer terug naar Beinsdorp. Ook deed je aan bieten trekken. Als de bieten met trekkers aangevoerd werden moesten ze in de boten geladen worden. Er viel weleens een biet in het water. Met een stuk hout en een spijker viste je die uit het water en je verkocht de biet aan de varkensboer. Wim: ‘Jan Vis had een eigen groentekwekerij voorbij de Kruisweg. Het was eigenlijk opa Visser, maar iedereen zei opa Vis. Hij had twee jongens in zijn tuinderij, Wim en Jan. Het werd ook het ANP van de Kruisweg genoemd. Als je iets wilde weten, of iets de wereld in wilde hebben, dan was je daar aan het goede adres. Het was er altijd ontzettend gezellig. Iedereen kwam daar omdat het zo uniek was. Het was geen echte winkel, maar heerlijk vers, zo van het land.’ Burgemeester Theo Weterings heeft ook voor dit boek weer een mooi voorwoord geschreven: ‘Opnieuw is een fraai puzzelstukje toegevoegd aan de diverse puzzels die Haarlemmermeer is’. En Sybil van Dam? Wij vermoeden dat ze alweer met een volgend boek bezig is. Trotse Dorpen is voor € 14.95 te koop bij boekhandel Stevens.

29


Kerk en pastorie te Abbenes vóór 1940

Jan Douwes van der Meer, evangelist in Abbenes van 1928–1946 Bron: 125 jaar kerk in Abbenes (1869 – 1994) door Jan Tamboer

Kerk (foto J. Tamboer)

Vlak na de droogmaking van de Haarlemmermeer toen de bewoning in het zuiden van de polder toenam, viel de kerkelijke gemeente van Abbenes onder de gemeente Kage (De Kaag). Abbenes had geen eigen predikant. De bewoners werden toen ‘bediend’ door de predikant van Kage. Pas in 1877 werd in Abbenes een evangelist aangesteld. Dat is bijna 70 jaar zo gebleven. Eén van deze evangelisten was Jan Douwes van der Meer. Het begin

Nieuwe evangelist

Bij Koninklijk Besluit no. 17 is op 11 januari 1859 vastgelegd dat Abbenes kerkelijk onder de gemeente Kage viel. Abbenes had toen nog geen eigen kerkgebouw. De mensen moesten naar Kager eiland om daar ter kerke te gaan. Dat was in die tijd, vooral in de herfst en winter, voor veel kerkgangers een zware tocht over zeer slechte wegen. Al gauw werd gedacht aan een eigen kerkgebouw. Allerlei acties voor geldwerving werden op touw gezet. Dr. J.P. Heye schonk zelfs een stuk grond voor de bouw van een kerk en pastorie. De hervormde generale synode gaf in 1865 toestemming voor een eigen kerkgebouw. Naast particuliere giften gaven ook het Rijk, de provincies Noord- en Zuid-Holland en de generale synode een forse bijdrage. In 1869 was het kerkgebouw klaar, maar men had in Abbenes geen eigen predikant. Die woonde n.l. op Kaageiland. Enkele jaren daarna is in Abbenes de pastorie gebouwd. Al gauw kwam de wens naar voren om een eigen pastor te hebben in Abbenes. Het verzoek hiertoe werd in de kerkenraad op Kaageiland behandeld. Uiteindelijk gaf de kerkenraad het groene licht om op zoek te gaan naar een evangelist. In 1877 kwam Abraham de Vink uit Leimuiden naar Abbenes als evangelist. Na hem kwamen vervolgens Johan Hendrik Weldner (1879–1833), Jan Willem Niessink (1883– 1888), Adrianus van der Spiegel (1890– 1925) en Gijsbertus Beukers (1925–1927). Inmiddels had de Algemene Synode op 23 augustus 1894 besloten dat per 1 januari 1895 Abbenes kerkelijk bij de Hervormde Gemeente van Nieuw-Vennep zou worden gevoegd.

In maart 1928 wordt een advertentie in het blad De Nederlander geplaatst voor een evangelist te Abbenes. Er komen 59 sollicitanten op af. Na een selectie blijven er vijf sollicitanten over. Een keuze was niet snel gemaakt omdat ook de kerkenraad van de Herv. Gemeente in Nieuw-Vennep een stem in het kapittel had. Moest het iemand uit de Gereformeerde Bond zijn, die naast psalmen ook gezangen liet zingen? In die tijd schreef de generale synode voor dat tijdens de kerkdienst minimaal één gezang gezongen diende te worden. Dat gaf in sommige gemeentes de nodige spanning. ‘Nieuw-Vennep’ had geen bezwaar tegen het zingen van gezangen. Gelukkig heeft dit niet geleid tot veel deining in Abbenes. Uiteindelijk viel de keuze op Jan Douwes van der Meer, een echte Fries. Hij was echter geen gereformeerde bonder. In 1928 wordt hij als evangelist/godsdienstonderwijzer bevestigd in Abbenes.

30

Het echtpaar Van der Meer

dan hij bij de evangelisatiekringen gewend was. Maar uiteindelijk wist hij Abbenes voor zich te winnen en werd door alle dorpelingen zeer gewaardeerd. Hij was eigenlijk de ‘dominee’ voor iedereen. Toen bij de familie Verwer, zij waren roomskatholiek, een kindje in een teil met kokend water viel was Jan Douwes er eerder dan de Kaagse pastoor en sprak woorden van troost en bemoediging. Wanneer na de Tweede Wereldoorlog een van de tewerkgestelden in Duitsland, behorend tot de Christelijk Gereformeerde Kerk, gezond en wel thuiskwam, was het Jan Douwes die als eerste op het woonadres aan de Dr. Heyelaan binnenstapte. Na een welkomstwoord sprak hij een dankgebed uit en nam daarna afscheid.

Gezinsleven

Preekstoel. Let op de collectezakken naast de preekstoel (foto J. Tamboer)

Biografie Jan Douwes werd geboren op 11 april 1879 op de Hiemert bij Burgwerd (Friesland). Op jeugdige leeftijd verloor hij zijn ouders. Hoewel hij predikant wilde worden, waren de financiële middelen ontoereikend. Op latere leeftijd gaat hij toch theologie studeren. Door de classis Franeker wordt in 1914 aan hem z’n akte uitgereikt. In 1915 wordt hij benoemd tot voorganger van de Hervormde Evangelisatie Vereniging te Blijham (Gron.) met een jaarsalaris van 700 gulden. Hij heeft daar goed werk gedaan. Onder zijn leiding bloeide de gemeente op. In 1920 neemt hij een beroep aan in Tzummarum (Friesland). Ook daar

was hij als evangelist populair en trok veel kerkgangers. In Dongjum, vlakbij Franeker, heeft hij een evangelisatiepost mogen stichten die hij ‘Uw Koninkrijke kome’ noemde. Zo moest hij regelmatig drie keer op een zondag preken op twee verschillende plaatsen. In 1928 is hij in Abbenes begonnen als evangelist/godsdienstonderwijzer. Hij werd nu eveneens ingeschakeld in het reguliere kerkenwerk in dienst van de kerkenraad. Het was geen gemakkelijke start omdat zijn voorganger voortijdig uit Abbenes was vertrokken. Bovendien was de onderlinge band in de kerkelijke gemeente minder hecht

Jan Douwes is op 24 april 1900 getrouwd met Dirkje de Groot (geb. 1880). Zij kregen twee zoons en een dochter, namelijk Douwe (geb. 1901), Gerlofke Jans (geb. 1905) en Sjieuwke Hessel, ook wel Sjoek genoemd (geb. 1920). Douwe is boer geworden in Friesland en altijd daar gebleven. Hij is in 1987 overleden. Gerlofke is getrouwd met Tinus Kroon, zoon van Cornelis Maurits Kroon, kruidenier te Abbenes. Gerlofke en Tinus zijn in Valkenburg (Z-H) gaan wonen. Tinus was een veelzijdig iemand. Hij was postbode en musicus, onder meer dirigent van een kinderkoor. Gerlofke is in 1982 overleden en bij haar ouders in Friesland begraven. Sjieuwke wilde graag boer worden. Hij heeft bij Zekveld (hoeve Alkemade) aan de Huigsloterdijk stage gelopen. Bij het wegbrengen van jonge paarden heeft hij een schop gekregen van een van de paarden en moest daardoor een been missen. Hij is toen een manufacturenwinkel in Abbenes begonnen. Later is deze winkel opgeheven en is hij met zijn vrouw naar Lisse verhuisd,

Het graf te Spannum (Friesland) (foto J. Tamboer)

waar hij een modezaak heeft opgezet. Sjieuwke was getrouwd met Geertje van der Maarl, een boerendochter uit de Molenaarslaan te Hoofddorp. Hij is in 2006 in het verzorgingshuis Horizon te Hoofddorp overleden.

Pensioen Op zondag 12 mei 1946 preekt Jan Douwes onder grote belangstelling z’n afscheidspreek en gaat hij met pensioen. Hij is dan 67 jaar. Bij een bezoek aan Friesland komt Jan Douwes in contact met de kerkelijke gemeente

Het echtpaar Van der Meer met Gerlofke en Sjieuwke.

Oosterwierum, aan de weg tussen Sneek en Leeuwarden. Er is daar een vacature. Een volledige predikantsplaats is niet haalbaar, maar hij heeft daar de gemeente nog vier jaar kunnen dienen. Daarna stopt hij. Hij is inmiddels 71 jaar. Hij gaat bij z’n dochter Gerlofke in Valkenburg (Z.H.) wonen. Zij is getrouwd met Tinus Kroon. Hij kan het preken niet laten en gaat toch nog regelmatig in kerkdiensten voor. In 1957, ruim 78 jaar oud, overlijdt hij. Hij wordt begraven te Spannum (Friesland) waar reeds eerder z’n vrouw Dirkje de Groot (overleden 1951) is begraven. Veel oudere Abbenessers kunnen zich hem nog herinneren. Als hij ’s zondags van de pastorie naar de kerk liep had hij een hoge hoed op en een wandelstok. Hij leek zo een deftig iemand maar hij was van grote eenvoud. Hij was heel betrokken bij het wel een wee van alle dorpsgenoten. Met Jan Douwes van der Meer is een periode van godsdienstonderwijzers op Abbenes afgesloten. Voortaan zou een predikant deze plaats innemen om het Woord vanaf de kansel in de kerk van Abbenes door te geven. De eerste eigen predikant was ds. Jillis Breeuwsma uit Garsthuizen (Groningen). Barend Klaassen/Ton Zekveld

31


Pentekening van de winkel. Rechts voor de winkel staan de luiken die op zondag voor de ramen werden geplaatst.

BUURTSCHAP

Herinneringen aan Rijk (IV) Een kruidenierswinkeltje aan de Sloterweg Mevrouw Clara Boomhouwer – de Cloe uit Beinsdorp vertelt over haar herinneringen van het winkeltje van haar ouders aan de Sloterweg tussen de Vijfhuizerweg en de Schipholweg. Bij de aanleg van nieuwe start- en landingsbanen werd de Sloterweg gedeeltelijk afgesloten en is de winkel verdwenen. Hier volgt haar verhaal. Van Haarlem naar de Haarlemmermeer “Ik ben op 2 augustus 1929 in Haarlem geboren. Vader Jaap de Cloe had voor de oorlog een melkzaak aan de Smedestraat in Haarlem. De melkzaak moest echter weg omdat de bioscoop die naast ons was werd uitgebreid. We zijn toen naar de Duvenvoordestraat verhuisd. In de Sloterweg woonde de familie Groeneweg. Zij hadden er een kruidenierswinkeltje. Groeneweg, hij was een oom van ons, wilde ermee stoppen. Vader kon dat winkeltje toen kopen. Moeder was een echte Haarlemmermeerse. Zij is in Rijk geboren en wilde graag terug naar het platteland. De deal was gauw gesloten en in 1935 verhuisden wij naar de polder. Mijn oma, Clara den Ouden – de Rijk, woonde in Rijk, vlakbij de openbare lagere school. Ik ging als kind daar naar school. Dat was ongeveer drie kilometer bij ons vandaan. Tussen de middag kon ik bij oma m’n broodje opeten. Ik kan mij meester Nieuwenburg nog goed herinneren. Iedere dag ging een kind van onze klas naar het postkantoor van Balder

om de krant op te halen voor meester Nieuwenburg. Heen en terug van en naar school was dat ongeveer twee kilometer lopen. Mevrouw Balder had soms medelijden met de kinderen als het slecht weer was. Zij kregen dan een balletje, daar kon je heerlijk op zuigen. Daarvoor wilden we wel graag de krant ophalen. Andere leerkrachten durfden dat niet om er een kind op uit te sturen voor een krant. Maar ja, meester Nieuwenburg was het hoofd van de school en dan lag het anders. Eén keer per week kregen we op school godsdienstonderwijs van de heer Koudstaal. Dat was alleen voor de kinderen die dat van thuis mochten. De andere kinderen kregen dan tekenles. Als er kinderfeesten waren werd dat vaak bij de boeren op een weiland gevierd o.a. bij Van Egmond, Knoop of bij Van Arkel, later bij Pruissen. Ik ging in Rijk naar de meisjesvereniging en naar catechisatie bij de heer Koudstaal. Hij was geen dominee maar evangelist. We kerkten in de Maranathakerk. Vader was er ouderling. Hoewel we niet in Rijk woonden hadden we goede contacten met de dorps-

Het gezin De Cloe omstreeks 1950. v.l.n.r: Jan, Jannie, Chris, moeder de Cloe – den Ouden, vader de Cloe, Arie, Clara en Henk.

32

bewoners. Vader had daar veel klanten. Als er kerkenraadsvergadering was nam vader tegelijk enkele bestellingen mee voor andere kerkenraadsleden. Vader was goed in puzzelen. Dat was bij zijn klanten bekend. Hij werd er dan ook vaak bijgehaald als hij toch langskwam. Zo ging dat toen. Er waren in Rijk drie kruideniers actief. Dat had ook te maken met de verschillende geloofsgroepen. Ondanks dat was er veel saamhorigheid. Ik weet nog dat bij de familie Kwartel een kindje was geboren, maar de moeder kon het niet genoeg te drinken geven. Mijn tante Ka den Ouden – Vogel, die vlakbij woonde, had ook pas een baby gekregen. Zij had genoeg om ook de baby van mevrouw Kwartel van moedermelk te voorzien. Zo hielp je elkaar.”

De oorlog “Op 10 mei 1940 barstte de hel los. Ik was toen 11 jaar. Er was ontzettend veel lawaai van vliegtuigen die over ons huis vlogen. Schiphol stond in brand. Mijn jongste broer Henk was toen één jaar. Hij werd in een winkelmand gezet om hem zo mee te kunnen nemen als het nodig was. Mensen uit de buurt kwamen naar de winkel om met elkaar te kunnen praten. Het gebied rondom Schiphol was al gauw bezet. Ik kon toen niet meer naar school in Rijk. Het gebied werd afgesloten. Veel mensen moesten hun huizen verlaten. Vreemd genoeg konden de kerkdiensten wel doorgaan. Ik ging naar de christelijke school in Hoofddorp. Dat was een heel stuk verder lopen.

De zondagsschool bij de Maranathakerk in Rijk (1947) Linkso nder Clara de Cloe.

boerderij van Knoop hebben ook Duitsers gewoond. Het normale leven keerde weer langzaam terug. Er was genoeg werk, vooral op Schiphol, bij de boeren en de kwekers. In 1953 ben ik getrouwd met Klaas Boomhouwer. We zijn in Rozenburg aan de Aalsmeerderweg gaan wonen, vlakbij het PEN-huisje. Mijn man kwam uit Amsterdam. Zijn vader was schipper en vervoerde cokes en kolen als brandstof voor de kwekers. Later zijn mijn schoonouders aan de Aalsmeerderdijk gaan wonen. Daar heb ik mijn man leren kennen.” Tijdens de oorlog werd op het land van Molenaar, vlak bij ons, zoeklichten en luchtdoelgeschut opgesteld. Bij de buren werd een schuilkelder gemaakt. Het stelde niet veel voor, het was een uitgegraven gat met wat oude rommel om het af te dekken. In de laatste fase van de oorlog was er niets meer te doen in de winkel. De Duitsers hadden in de omgeving van Rijk veel wegen afgezet met zware ijzeren kruizen en prikkeldraad. Helemaal onderaan bij de slootkant kon je er nog stiekem door. Maar bijna niemand kwam meer naar de winkel voor boodschappen. Trouwens, wij kregen ook bijna geen voorraad meer. Vader heeft een keer een paard en wagen van een boer geleend om bij Van Staveren in Nieuw-Vennep spullen te halen voor z’n winkel. Hij ging toen met Van ’t Hof samen via de Vijfhuizerweg en de autoweg naar de Vennep. Onderweg zijn ze zelfs door een vliegtuig beschoten. Van ’t Hof dook in de slootkant. Vader bleef bij het paard en zwaaide met z’n rode zakdoek. Gelukkig is het allemaal goed afgelopen. Maar vader moest ook voor eten voor ons gezin zorgen. Gelukkig kon hij helpen bij de boer die aan de overkant van ons woonde. Daar moest gedorst worden.

Het postkantoor van Balder (foto: Jan Balder)

In plaats van geld kreeg vader wat tarwe of ander voedsel. Plotseling kwam het bericht dat in de buurt razzia werd gehouden. De arbeiders doken weg in een schuilplaats bij de boerderij. Vader had daar niets en liep een beetje doelloos op het boerenerf. Hij is toen gepakt. Mijn oudste broer die op de fiets naar Badhoevedorp reed werd ook gepakt. Ze moesten lopend naar Amsterdam. De fiets van m’n broer ging ook mee. Enkele dagen later werden ze op transport gezet naar Duitsland. Een buurtbewoner die ook gepakt was is onderweg uit de trein gesprongen en weer veilig thuis gekomen. Hij vertelde ons dat vader niet uit de trein durfde te springen. Vader en m’n broer zijn een maand in Duitsland geweest. Ze moesten daar zwaar werk doen. Op een gegeven moment konden ze vluchten. Via het Rode Kruis zijn ze weer veilig thuis gekomen. Tijdens de voedseldropping hebben we zelf voedselpakketten opgeraapt. We waren er blij mee. Wat wil je; vader, moeder en 6 kinderen.”

Na de oorlog “Veel huizen aan de Vijfhuizerweg die door de Duitsers gevorderd waren hadden een “V” teken op de voorgevel staan. In de

Hoe het verder ging “De kruidenierswinkel van mijn ouders heeft het na de oorlog nog een tijdje kunnen uithouden, hoewel Rijk eind vijftigerjaren langzamerhand leeg liep. Uiteindelijk is de zaak naar Hoofddorp gegaan. Toen in Rijsenhout meer werd gebouwd ging het ineens veel sneller. Mijn man en ik hebben het nog 10 jaar kunnen rekken. Wij hadden stille hoop dat we aan de Aalsmeerderweg konden blijven wonen. Het huis is zelfs nog geïsoleerd. Maar de ontvolking in de buurt ging door. Veel mensen waren het niet eens met de prijs die ze voor het huis kregen. Ook wij niet. De makelaar zei dat ze ook naar de leeftijd van de mensen keken. Oudere mensen hoefden niet meer zo’n groot huis te hebben. Huursubsidie bestond toen nog niet. Je kreeg de dagwaarde van het huis en de verhuiskosten. Dat was alles. Ons huis was nog maar net leeg of de slopers begonnen al met hun werk. Mijn dochters zijn nog naar het oude huis wezen kijken, maar de slopers waren al bezig. Ze vonden het maar een heel naar gezicht.” Barend Klaassen

De Aalsmeerderweg omstreeks 1958. Rechts de aanleg van de Kaagbaan. In het midden het huisje waar opa Chris de Cloe woonde. Op de achtergrond de Vijfhuizerweg

33


BUURTSCHAP

RINGBIËNNALE 2014

Onze kinderen gingen allemaal naar de Openbare Lagere School in Rijk. Dat werd ons wel kwalijk genomen.

PANTA RHEI

Herinneringen van mevrouw Verlinden - Borgman “Ik ben geboren op 11 maart 1919 aan de Aalsmeerderweg in de buurt waar vroeger de boerderij van Colijn stond. Later zijn we verhuisd naar de Schipholweg, daar woonden we vlakbij de boerderij van Knibbe. Als kind ging ik naar de Openbare Lagere School in Rijk, want dat was het dichtste bij huis. Alles ging toen lopend. Toen ik in 1940 ging trouwen, konden mijn man en ik geen huis krijgen en gingen we bij mijn schoonouders aan de Aalsmeerderweg, vlakbij de buurtschap Rozenburg, inwonen. In de oorlog stond vlakbij ons huis luchtdoelgeschut opgesteld.

De beide broertjes Jaap (links) 6 jaar en Louis, 8 jaar, op de lagere school.

Ik weet nog dat er een bom was gevallen in de omgeving van de Vijfhuizerweg, niet ver van de boerderij van v.d. Hulst. Na de oorlog konden wij in Rijk een huis huren. We kregen vier kinderen, Louis (geb. 1944, overl. 1999), Jaap (geb. 1946), Toni (geb. 1950) en Cor (geb. 1954), die gingen allemaal naar de Openbare Lagere School in Rijk. Dat werd ons als Christelijke ouders wel kwalijk genomen. Maar ’t was zo lekker dichtbij en het was een goede school. Mijn man was kweker. Daarnaast deed hij veel werk voor de kerk. Hij was ouderling en deed veel aan jeugdwerk. Regelmatig ging hij met Jan den Ouden of met Jaap de Cloe op huisbezoek. Ik kan me het dorpje nog goed herinneren. Iedereen ging goed met elkaar om. Ik zie nog meneer v.d. Meer lopen. Hij was invalide. Iedereen hielp hem. Leen Overbeek ging hem regelmatig scheren. Jan den Ouden, de aannemer, woonde naast ons. Zijn vrouw heette Kaatje Vogel, maar Jan had een hekel aan die naam en zei altijd “vrouw”, nooit Kaatje Toen wij weg moesten, konden wij in een huis aan de Vijfhuizerweg vlakbij de Schipholdijk gaan wonen. Dat was in het buurtje dat Ten Pol werd genoemd.

Voor ons huis in Rijk met Louis tussen ons in (1946).

Maar we moesten dan wel onze schoonouders in huis nemen. Ons jongste kind Cor was toen net twee jaar. We hebben het maar geaccepteerd. Wat kon je anders. Maar later moesten wij daar ook weer weg omdat de eigenaar erin wilde gaan wonen. Wij zijn toen vertrokken naar Rijsenhout. Nu woon ik met plezier in een aanleunwoning bij het verzorgingshuis Horizon in Hoofddorp. Ik heb nog regelmatig contact met enkele oud-bewoners van Rijk en weet nog goed wie er in onze directe omgeving hebben gewoond”. Barend Klaassen

Het gezin Verlinde. in 1952. V.l.n.r. Louis, Piet Verlinde, Jaap, Toni en Riek Verlinde – Borgman.

De Ringbiënnale vindt plaats in het tweede en derde weekend van september 2014. Als uitgangspunt worden verhalen van inwoners van Haarlemmermeer verzameld. Over de geschiedenis van de polder, over de verovering van land op water (graan voor vis), de ontwikkeling van vliegveld en luchtvaart, de Stelling van Amsterdam, de pioniers en de planologie. Deze concrete en abstracte verhalen vormen de inspiratie voor kunstenaars, theatermakers, musici, schrijvers, (landschaps)architecten, en vormgevers. In het weekend van 13 en 14 en van 20 en 21 september worden de verhalen gepresenteerd in de vorm van exposities, voorstellingen, muziekuitvoeringen, tentoonstellingen en andere uitingen, uitgevoerd door professionals, (kunst)studenten en amateurs. De transitie in verhalen Voor de Ringbiënnale 2014 werken vier organisaties, namelijk het Kunstfort bij Vijfhuizen, Historisch Museum Haarlemmermeer, Museum De Cruquius en het Podium voor Architectuur, nauw samen. Een mooie manier om kennis van het gebied en de mensen te verbinden vanuit de verschillende disciplines: erfgoed, theater, kunst en landschapsinrichting. De Ringbiënnale van 2014 richt zich op verhalen uit Haarlemmermeer. Verhalen uit het verleden en uit het heden. Over de pioniers in de polder, over het steeds veranderende utilitaire landschap en de groeiende nieuwe economie. Hoe zat dat ook alweer met die ontginning? Wat kunnen we er nog van terugzien? Wat hebben de grote transformaties gedaan met de identiteit van het gebied en haar bewoners? De nieuwe economie, wat is dat? Waar is die te zien? Hoe kunnen we participeren? Haarlemmermeer is volop in transitie, en dat is eigenlijk sinds haar ontstaan al niet anders geweest. Van veen naar water naar polder. Van de Stelling van Amsterdam naar luchthaven Schiphol. Van boerenland naar industrie- en recreatiegebied. Overal waar je in Haarlemmermeer loopt en om je heen kijkt, tref je verschillende tijdlagen naast en door

elkaar. Een oud fort naast een duurzame kas met ijsbaan, de Geniedijk loopt langs een nieuw stadscentrum. Olifantsgras naast akkerbouw. Andere lagen van het pas anderhalve eeuw jonge landschap en de gebruikers liggen verscholen in de bodem of in de verhalen van bewoners en ondernemers.

Gidsen & Erfgoed In de Ringbiënnale 2014 zullen we het materiële en immateriële erfgoed - in de zin van het cultuurlandschap in transitie en de verhalen - op een verbeeldende manier laten ‘lezen’, bekijken, beluisteren en ervaren. Een belangrijke rol is hierbij weggelegd voor gidsen: verhalenvertellers, jong en oud, van bewoners tot kunstenaars en ondernemers. Kom kennismaken met het landschap en werk mee. Help ons reizen door de tijd, van het oude landschap naar de nieuwe economie. De Ringbiënnale staat open voor vrijwilligers die hun verhaal willen doen en die een luisterend oor hebben.

Monumentendag & Ringbiënnale De Ringbiënnale 2014 wordt georganiseerd in het tweede en derde weekend van september. De opening valt samen met de Open Monumentendag op zaterdag 14

september 2014. Zowel met kleine gebeurtenissen in het voortraject als tijdens deze twee weekenden strekken de activiteiten zich uit langs twee belangrijke historische routes: 1) De Ringvaart die de polder omsluit en de oude dorpskernen verbindt. 2) De Geniedijk die de polder doorkruist van Fort Vijfhuizen via Fort Hoofddorp naar Fort Aalsmeer. Namens Cruquius/Historisch Museum komen er theaterevenementen voor en door bewoners. Studenten van de theateropleiding Artez gaan van tevoren in de dorpskernen aan de slag, bij De Cruquius komt de oorsprong van de polder tot leven. Vanuit het Kunstfort ontwikkelen zes kunstenaars en ontwerpers events op locatie in het landschap rond het Floriadeterrein en de geniedijk. Binnenin het fort is een tentoonstelling waarbij hun verkenningen van Haarlemmermeer in een bredere context worden geplaatst. Innovatieve boeren en ondernemers die je uitnodigen tot participatie in het regionale landschap in transitie, o.l.v. het Podium voor Architectuur. Heeft u een verhaal voor de Ringbiënnale? Mail naar info@ringbiennale.nl

Rijk in goede tijden. Uiterst rechts het huis waar het gezin Verlinden enige tijd heeft gewoond.

34

35


luchtvaart

Negentig jaar geleden werd de invliegloods van Fokker op het oude Schiphol opgeleverd.

In 1919 is Anthony Fokker in de voormalige ELTA (Eerste Luchtverkeer Tentoonstelling Amsterdam) gebouwen aan de Papaverweg in Amsterdam Noord begonnen met zijn vliegtuigenfabriek in Nederland. Het werd Fokker al snel duidelijk dat de mogelijkheid tot uitbreiding van zijn fabriek ter plaatse zeer beperkt was. Bovendien had hij daar geen vliegveld ter beschikking om zijn vliegtuigen in te vliegen. 1924 Start van de bouw van de invliegloods (foto: Jan Willem de Wijn)

1924 Loods gereed (foto: Willem Vredeling)

Oorlog

1931 Links de invliegloods

Inmiddels was KLM gestart op het militaire vliegveld van Schiphol. Aanvankelijk vloog KLM met vliegtuigen zonder gesloten cabine. Het waren enkele gehuurde eenmotorige “De Havilland” tweedekkers, in feite verbouwde verkenningsvliegtuigen. De eerste vliegtuigen met gesloten cabine die KLM kocht, waren twee Fokker F.II’s. Dit type vliegtuig kon vier passagiers vervoeren met een snelheid van 120 km. per uur. In 1920 werden deze vliegtuigen in gebruik genomen. Een replica van de F.II bevindt zich in Aviodrome. KLM breidde steeds verder uit en werd een trouwe klant van Fokker. Fokker zag de noodzaak in om een invliegloods op Schiphol te hebben. De vliegtuigen konden dan daar getest en ingevlogen worden voordat ze werden afgeleverd aan de klant.

Op 23 augustus 1924 werd de invliegloods opgeleverd. Het was een metalen constructie, afgedekt met metalen golfplaten. Niet alleen werden er verkeersvliegtuigen getest en ingevlogen, maar ook militaire vliegtuigen. Alleen was er een probleem, namelijk het transport van de toestellen vanaf de fabriek in Amsterdam-Noord naar Schiphol. Nadat de vliegtuigen waren samengebouwd moesten ze gedeeltelijk ontmanteld worden om per schip dwars door Amsterdam heen via de ringvaart naar Schiphol te worden vervoerd.

Toen de oorlogsdreiging toenam en bij Fokker alle aandacht kwam te liggen op het ontwerpen en bouwen van militaire toestellen, was er geen tijd meer om aan het verplaatsen van een fabriek in volle productie te denken. De invliegloods bleek te klein geworden voor alle invliegactiviteiten en werd in 1938/1939 uitgebreid. Het oppervlak werd bijna verdubbeld. Het werd een L-vormige loods. Tijdens de luchtaanval door de Duitsers op 10 mei 1940 heeft Schiphol veel schade opgelopen. Waarschijnlijk is de invliegloods

van Fokker er redelijk goed vanaf gekomen en is deze tijdens de oorlog nog gebruikt door de Duitsers. In september 1944 werd begonnen met de ontmanteling van de Fokkerfabriek in Amsterdam Noord. Men wilde alles naar Duitsland overbrengen. De toenmalige Fokkerleiding was bang dat de oude Fokkerloods op Schiphol er ook aan moest geloven. Dat wilde men voorkomen. De leiding heeft toen besloten om de loods te demonteren. Bovendien was men bang voor bomaanvallen door de Geallieerden. De opdracht voor de demontage werd verstrekt aan het sloopbedrijf Koek te Mijdrecht. Alle onderdelen werden gemerkt en naar dekschuiten getransporteerd die in de Ringvaart lagen. Vandaar ging het transport naar de Houthaven in Amsterdam, waar de dekschuiten met hun vracht werden afgemeerd. Later was men bang dat deze locatie ook

door een bombardement getroffen zou worden, want het viel daar wel op. Besloten werd om de dekschuiten met hun lading naar Weesp te transporteren, vlakbij het gebouw Casparis van de chocoladefabriek van Van Houten. Niet duidelijk is waarom voor deze schuilplaats is gekozen. Wel is bekend dat de onderdirecteur van Fokker, de heer Van Tijen, voor die tijd exportmanager bij Van Houten is geweest. Maar de heer Van Tijen was al in 1941 door de Duitsers ontslagen en in 1943 naar concentratiekamp Buchenwald getransporteerd. Of hij vóór die tijd al plannen voor de oude loods had is volstrekt onduidelijk. Misschien toeval? Gelukkig heeft Van Tijen Buchenwald overleefd.

Wederopbouw In 1945 werd Van Tijen directeur bij Fokker en begon hij aan de wederopbouw van het bedrijf. Hij heeft ervoor gezorgd dat de oude

In 1934 schreef Fokker “Een toelichting tot het ontwerp eener vliegtuigenfabriek”. De plannen werden gaandeweg concreter. Maar zo snel ging het allemaal niet. 1939 De uitbreiding van de invliegloods. Rechts staat een T.V bommenwerper

36

37


luchtvaart

ingezonden

(V)Luchtigheden De eerste vlucht van een loodgieter

1951 Het prototype van de S.14 straaltrainer gaat per dekschuit van Amsterdam naar Schiphol

(foto: Spiegel, feb. 1952) 1952 Gerben Sonderman bij een staart van een Gloster Meteor F.4 voor de invliegloods

Einde van de invliegloods

1952 Het prototype van de S.14. Op de achtergrond een DC-3 Dakota bij de invliegloods (foto: Thijs Postma)

loods in 1946 weer terugkwam op Schiphol. Alleen het oorspronkelijke deel werd weer opgebouwd. De vlak voor de oorlog aangebrachte uitbreiding, de L-vorm, is nooit meer opgebouwd. Fokker had de loods weer nodig voor z’n naoorlogse activiteiten onder meer de ombouw van Dakota’s, het invliegen van de Saab Scandia’s en militaire vliegtuigen. Een nieuw fenomeen voor Schiphol was de komst van het straaljagertijdperk omstreeks 1950. De luchtmachten van Nederland en België bestelden ongeveer 330 Gloster Meteor straaljagers die door Fokker geas-

38

sembleerd zouden worden. De samenbouw vond plaats in Amsterdam Noord, daarna werden de delen per schip en over de weg vervoerd naar Schiphol om in elkaar gezet en getest te worden, waarna de vliegtuigen werden ingevlogen. Schiphol kreeg toen behoorlijk last van het lawaai van de straalmotoren tijdens het proefdraaien. Intussen was Fokker begonnen met de bouw van de nieuwe fabriek ten Zuiden van Schiphol. De fabriek werd in september 1951 geopend. Maar de invliegloods bleef nog enige tijd in functie.

Toen het nieuwe vliegbedrijf op het Fokkerterrein in 1954 werd geopend was het spoedig gedaan met de oude loods en het lawaai van de straaljagers op Schiphol. De loods is in 1955 gesloopt om plaats te maken voor een nieuw gebouw, later bekend als het “Atoomgebouw”. In 1957 werd daar de tentoonstelling Het Atoom gehouden. Na deze tentoonstelling is het gebouw enige tijd in gebruik geweest als luchtvaartmuseum Aviodome, maar dat was ook was niet voor lange duur. Toen het nieuwe Schiphol Centrum in 1967 in gebruik werd genomen is Aviodome ook van het oude Schiphol verhuisd. Aviodome werd toen ondergebracht in een koepelvormig gebouw van aluminium. Het Atoomgebouw is toen gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De oude invliegloods is slechts in de herinnering bewaard gebleven. Maarten Bloemendaal en Barend Klaassen Met dank aan Willem Vredeling en Jan Broos voor hun aanvullende informatie.

Na de oorlog kreeg Fokker veel werk aan het ombouwen van militaire C-47 Dakota’s tot verkeersvliegtuigen. In totaal zijn er door Fokker tussen de 80 en 100 Dakota’s omgebouwd. Voordat de vliegtuigen, na reparatie, van een interieur werden voorzien moesten ze worden ingevlogen. In deze toestellen zaten dus alleen kale metalen cabinevloeren. Tijdens zo’n testvlucht werd ook een overtrektest gedaan. Het toerental van de beide motoren wordt dan verminderd, het vliegtuig gaat langzamer vliegen, de neus gaat dan omhoog en het toestel gaat soms heftig trillen. Het is dan geen prettig gevoel als het vliegtuig nagenoeg onbestuurbaar wordt. Door flink gas te geven en de neus te laten zakken krijgt het vliegtuig weer snelheid en is het weer in balans. Een loodgieter die op het dak van het vliegbedrijf van Fokker aan het werk was, wilde ook wel eens met zo’n testvlucht mee. Hij had nog nooit gevlogen. Hij vroeg aan de vliegtuigmonteurs of zij een goed woordje voor hem konden doen. ‘Nou dat komt best voor mekaar’, zeiden ze tegen hem. De chef van de Controleafdeling, Joop Balsing, die tevens boordwerktuigkundige was bij het testvliegen, werd ingeschakeld. Die zou het met Gerben Sonderman, de testpiloot van Fokker, wel regelen. Sonderman had geen bezwaar en zei: ‘van mij mag hij mee’. In de cabine van de Dakota was slechts een provisorische zitplaats. Daar nam de loodgieter plaats. Bij deze luchtdoop waren Balsing en Sonderman wel in voor een geintje. Ze startten de motoren, taxieden naar de baan en even later vlogen ze boven de Noordzee.

Toen begon de overtrekproef. Het vliegtuig begon heen en weer te schommelen. De loodgieter, die niet vast in de riemen zat, viel van z’n stoel en gleed over de gladde vloer zo naar achteren. Met een klap tegen de achterwand kwam hij tot stilstand. Sonderman gaf toen vol gas en tijdens de duikvlucht gleed de loodgieter naar voren tegen de cockpitwand. Daar kon hij zich gelukkig vastgrijpen. De rest van de vlucht verliep normaal, maar de loodgieter was hevig geschrokken. Na de landing was het de gewoonte om de vliegers te bedanken maar de loodgieter keek niet naar de vliegers en was zo vertrokken. Een paar dagen later zaten de monteurs in de lunchpauze heerlijk in het zonnetje achter de hangar hun broodje op te eten. Opeens viel er een hamer vanaf het dak vlakbij hen op de grond. Ze schrokken hevig. Ze hebben nooit meer aan de loodgieter gevraagd of hij nog een keertje wilde meevliegen. (Uit de verhalenbundel van Piet Weij) B.K.

Gedenkmonument bommenwerper Hans Rijsdijk stuurde een paar foto’s die hij heeft gemaakt tijdens de onthulling van het gedenkmonument, in aanwezigheid van de nabestaanden van een bemanningslid van de 70 jaar geleden bij Vijfhuizen verongelukte “Lancaster” bommenwerper. Deze brug lag vroeger over de tocht bij de Vijfhuizerweg tegenover het gedenkmonument. Na het afbreken van de brug zijn de sierstenen die thans bij de gedenkbank staan, jarenlang bewaard door Rijn Clay. De stenen met de inscriptie Nr.15 en het jaartal 1881 waren respectievelijk ingemetseld aan de voor - en achterzijde van de brug (te zien op de foto als witte steen aan de bovenzijde van de toog).

Kwekerij Leimuiderdijk Weer hartelijke dank voor het mooie tijdschrift. Een vraagje. Is er weleens aandacht geschonken aan het ontstaan van de kwekerijen langs de Leimuiderdijk? Mijn opa is daar rond 1920 een kwekerij begonnen tegenover het voormalige zwembad De Blauwe Beugel. Ik ben bezig om daarover materiaal te verzamelen. Ik kan echter nog weinig vinden over de ontginningsgeschiedenis. Ik ben benieuwd of jullie daarover informatie hebben. Hans Kampf, 06-10278064, hans@kampf.nl

Gebouw Samuel Naar aanleiding van de verslagen in Meer-Historie over het gebouw Samuel bij de brug in Aalsmeer viel het mij op dat er niets over stond dat wij, mijn ouders en de kinderen, er in de oorlog jaren gewoond hebben nadat ons huis – een boerderij aan de Aalsmeerderweg in de buurtschap Rijk was afgebrand. Omdat in de schuur van die boerderij een vlasfabriek gevestigd was, was dat niet bekend. Mevr. M.H. van Tol-van Es, Aalsmeer

39


ingezonden Adverteren in cultuurhistorisch Magazine Meer-Historie Ons huis aan de Spaarnwouderweg We ontvingen een bericht van Arlese de Vries met de volgende boodschap: ‘I have a photo of many years ago. On the back it says: “Dit is ons huis aan de Spaarnwouderweg”. It is the house where my Oma (Anneke Gerritje, born Oct. 6, 1876) lived with her parents Hendrikus and Antonia (Verkuijl) Groenenberg. She lived there until she married Herman Versluijs on Nov. 25, 1903. She was the youngest of 6 children. Anneke and Herman with their 6 children immigrated to California in 1925. I am wondering if there is still a weg by this name and if so in which town or gemeente it is located. Or if there is some “detective” who could figure out where this home was. I looked at all the pictures on your website, but they were all too “new” to be of any help. I have been able to learn much about this Groenenberg family and even was able to visit a granddaughter and great-grandson of my Oma’s oldest brother June ‘13 on a visit to Holland. I can read and speak Dutch, but being born in California, I never learned to write it. Maybe I am asking the impossible, but I thought it was worth a try. By the way, I have no idea who the people on this picture are. I tried enlarging it, but it wasn’t clear enough to distinguish any family characteristics even though I have pictures of my Oma’s parents and all of her siblings.

Adverteren in het cultuurhistorisch magazine Meer-Historie is mogelijk. Bekijk de advertentietarieven en draag een steentje bij aan het beheer, behoud, het delen en presenteren van het historisch erfgoed van Haarlemmermeer.

Formaat

Breedte x hoogte

Prijs* 1x

Prijs 2x / 3x

Prijs 4x

1/1 pag

190 x 275 mm

500

450 p/pl

400 p/pl

1/2 pag

190 x 135 mm

250

225

200

1/3 pag staand

90 x 190 mm

175

160

140

1/3 pag liggend

190 x 90 mm

175

160

140

1/4 pag staand

65 x 190 mm

135

120

110

1/4 pag liggend

190 x 65 mm

135

120

110

1/8 pagina

91,5 x 65 mm

70

63

55 *Prijzen exclusief BTW

Thank you for taking the time to read this, and please respond, even if it is to tell me that you don’t know where this is. Feel free to write back in Dutch. I married a Dutchman too -- who came to CA in 1959 and I married him the next year!’ Inmiddels zijn er via onze Facebookoproep verschillende reacties binnen gekomen die Arlene de Vries hebben geholpen zich een beeld te vormen van de locatie van de foto. Aanvullende informatie over het huis aan de Spaarnwouderweg is nog altijd welkom.

Het cultuurhistorisch magazine Meer-Historie verschijnt sinds oktober 1972 en is een kwartaaluitgave met informatie over het historisch erfgoed van Haarlemmermeer (in de ruimste zin van het woord) en een belangrijke spreekbuis voor de erfgoedinstellingen van Haarlemmermeer. Meer-Historie verschijnt in een oplage van 2700 exemplaren en wordt verspreid onder de sympathisanten van de historische vereniging Meer-Historie. Ook is Meer-Historie te koop in een aantal gerenommeerde boekwinkels in Haarlemmermeer. Aanleverdata advertentiemateriaal: 1 augustus, 1 november, 1 februari, 1 mei Meer informatie: meerhistorie@gmail.com

Ja, ik vind het belangrijk dat Meer-Historie verder kan met haar werkzaamheden voor het behoud van het cultuur erfgoed in de Haarlemmermeer. Als sympathisant van Meer-Historie ontvang ik 4 x per jaar het kwartaalblad Meer-Historie (winkelwaarde per editie e 4,–) en twee personen gratis toegang tot het Historisch Museum Haarlemmermeer. Minimumdonatie is e 15,– per jaar. Betaling op ontvangst van acceptgiro. Ik geef mij op als sympathisant met ingang van heden:

De heer D. Geertsema uit Middenmeer stuurde ons naar aanleiding van het artikel over Rijk (II) nog aanvullende informatie met een mooie foto van de Engelina’s Hoeve te Rijk: “

Dhr./Mevr./Fam. .........................................................................................................................................................................................

Adres: .........................................................................................................................................................................................

Woonplaats:

Hierbij de boerderij waar wij in de dertiger jaren tot 1942 boerden op de hoek van de Aalsmeerderweg – Vijfhuizerweg. In mei 1940 moesten wij als gezin zowel woning als schuur verlaten voor de Duitsers, met achterlating van alle inboedel (tafels, stoelen, bedden enz.). We konden toen gelukkig een kruispunt verderop, namelijk op de hoek van de Sloterweg–Vijfhuizerweg in de woning van mevrouw Roodenburg naast de boerderij van haar zoon Jacob trekken met het hele meubilair er nog in. Vlakbij stond op het land van Molenaar luchtdoelgeschut van de Duitsers. We hebben daar tot augustus 1942 gewoond. Daarna hebben we nog ruim drie maanden op de boerderij van Van Leeuwen gewoond aan Sloterweg 604, zonder enige vloerbedekking. Vervolgens zijn we verhuisd naar een boerderij in de Wieringermeer. De foto heb ik waarschijnlijk gekregen van een zoon van de wagenmaker Luc van den Berg. Hij woonde in Amstelhoek en had een grote fotoverzameling.”

.........................................................................................................................................................................................

Telefoonnummer: E-mail: .........................................................................................................................................................................................

Ja, ik wil graag meedingen naar een verrassing. Dhr./Mevr./Fam. .........................................................................................................................................................................................

Adres: .........................................................................................................................................................................................

Woonplaats: .........................................................................................................................................................................................

Telefoonnummer: E-mail: .........................................................................................................................................................................................

Datum Handtekening .........................................................................................................................................................................................

Dick Geertsema

40

Insturen naar begunsigersadministratie Meer-Historie p/a Dhr. G.J. Deddens, Barbarije 5, 2132 TP Hoofddorp

41


Agenda Groene Loper Festival

In Stelling Gebracht

Ook in 2014 komt een Groene Loper Festival in centrum van Hoofddorp op 29 juni. Een festival waar een duurzame leefstijl centraal staat. Eerlijke, locale en pure producten en diensten.

Expositie ‘In Stelling Gebracht’ is te zien tot 15 januari 2015 in het Historisch Museum Haarlemmermeer.

Open Monumentendag / Ringbiënnale 2014 De Ringbiënnale 2014 wordt georganiseerd in het tweede en derde weekend van september. De opening valt samen met de Open Monumentendag op zaterdag 14 september 2014. Zowel met kleine gebeurtenissen in het voortraject als tijdens deze twee weekenden strekken de activiteiten zich uit langs twee belangrijke historische routes, te weten de Ringvaart die de polder omsluit en de oude dorpskernen verbindt, en de Geniedijk, die de polder doorkruist van Fort Vijfhuizen via Fort Hoofddorp naar Fort Aalsmeer. Namens het Cruquius/Historisch Museum komen er theaterevenementen voor en door bewoners.

AGRI EXPERIENCE

Studenten van de theateropleiding Artez gaan van tevoren in de dorpskernen aan de slag, bij De Cruquius komt de oorsprong van de polder tot leven. Vanuit het Kunstfort ontwikkelen zes kunstenaars en ontwerpers evenementen op locatie in het landschap rond het Floriadeterrein en de geniedijk. Binnenin het fort is een tentoonstelling waarbij hun verkenningen van Haarlemmermeer in een bredere context worden geplaatst. Innovatieve boeren en ondernemers die je uitnodigen tot participatie in het regionale landschap in transitie, onder leiding van het Podium voor Architectuur.

Bezoek aan: akkerbouw • veeteelt glastuinbouw bloembollenkwekerij fruitteelt

VAN DER EIJK & VAN DER MAARL ASSURANTIËN

vies d a s n e r. o k e z met p o speelt u

Marianne Koeckhoven-van Haaster www.AgriExperience.nl info@AgriExperience.nl Venneperweg 150 • 2153 MA Nieuw-Vennep tel.: 0252-621 458 • fax: 0252-621 459

Hoofdweg 720 2132 BV Hoofddorp Telefoon: 023 5616030 Fax: 023 5625070 E-mail: eijkmaarl@quicknet.nl advertentie A5.indd 1

ALLE VLOEREN

vloeren Sms ‘mobiel’ naar 7500 voor de app

(vloer + leggen + afwerking)

INTERN TRANSPORT Reparatie, onderhoud, verkoop en verhuur: - vorkheftrucks - pallettrucks - reachtrucks

ook STOFVRIJ SCHUREN EN REPARATIE van uw bestaande houten vloer.

Mobiel bankieren Waar en wanneer u maar wilt geld overmaken. Dat kan met de Mobiel Bankieren app! Bovendien kunt u afbeeldingen en tekst toevoegen aan uw rekeningen. Zo bankiert u op een persoonlijke en overzichtelijke manier vanaf uw smartphone. Natuurlijk kunt u met de Mobiel Bankieren app ook uw saldo controleren en uw bij-en afschrijvingen bekijken. Mobiel Bankieren is er voor iPhone, iPad, Android en Blackberry (najaar 2011).

Floortec van Heijningen, Westerdreef 1D, Nieuw-Vennep ☎ 0252 - 62 26 34 www.floortec.nl

De belangrijkste voordelen: Gemakkelijk geld overmaken naar bekende rekeningen Foto’s en namen toevoegen aan rekeningen Eenvoudig zoeken op bedragen, omschrijving en op rekeningen Inloggen en overboeken met een zelfgekozen 5-cijferige pin

J.J. Slinger Advies B.V.

Wilt u meer weten over Mobiel Bankieren? Ga naar ABN AMRO Hoofddorp Marktplein 11, abnamro.nl/mobielbankieren of bel 0900-0024 (EUR 0,10 per minuut).

Financieel Advies en Dienstverlening Felix Timmermanslaan 3 1422 GR Uithoorn T. 0297 56 48 50 M. 06 534 213 95 E. johanslinger@jjslingeradviesbv.nl

ABN AMRO Hoofddorp, Marktplein 11, 2132 DA Hoofddorp

Adv85x60_2011.indd 1

10-02-2010 14:06:31

nu tegen zeer interessante ALL-IN prijzen

• LAMINAAT • PARKET / MULTIPLANK • PLANKENVLOEREN • KLIK-LAMELPARKET • TRAPRENOVATIE

NEEM UW BANK OVERAL MEE NAAR TOE

09-02-2010 14:22:53

advertentie A6.indd 1

06-09-11 12:14

Heftruck Centrum Onderwater bv Arnoudstraat 9, 2182 DZ, Hillegom • info@hconderwater.nl • Tel. 0252 - 41 56 33 • Fax 0252 - 41 34 20


Groen Offset Hoofddorp BV • B ijlmermeerstraat 8 • 2131 HG Hoofddorp T 023 - 554 23 70 • F 023 - 562 11 92 • info@groen.nl • www.groen.nl

Meer dan 40 jaar historie

Kan uw vereniging een steuntje in de rug gebruiken? Denk dan ook eens aan de Rabobank. Als Rabobank Regio Schiphol zijn we betrokken bij de lokale gemeenschap. Elk jaar storten wij een deel van onze nettowinst in het Coöperatiefonds. Zo vloeit een deel van onze winst rechtstreeks terug naar de gemeenschap.

Het Coöperatiefonds helpt u graag uw ambities te realiseren. Het is tijd voor de Rabobank.

Kijk voor meer informatie op www.regioschiphol.rabobank.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.