meermansboten

Page 19

5.2.4. •

• •

Uitvoering

Voor zover dit nog niet gebeurd is valt de stuurman af tot voor de wind, vergeet niet geleidelijk het grootzeil en de fok te vieren. Men bemerkt dat bij een voordewindse koers de fok invalt en te loevert komt. Bij kantelzwaarden haalt men het zwaard op. Men verwittigt de bemanning van zijn intenties om te gijpen. De stuurman plaatst zich naar de lijzijde, liefst dwars, met het gezicht naar de voor, de dij of knie tegen de helmstok.

Zo kan men de helmstok controleren en de loefgierigheid van de boot onderdrukken. Men heeft tevens de beide handen vrij om de grootschoot aan te halen. Men kijkt naar voor om te zien, wat de beste controle inhoudt op een rechtlijnige koers. • Door te duwen tegen de helmstok valt de boot verder af tot een voordewindse koers; bij harde wind valt men af tot net binnen de wind en niet verder. Op het ogenblik dat de fok invalt en de neiging vertoont om over te waaien, zijn we klaar om te gijpen. De verklikker aan de loefzijde waait lichtjes naar buiten. • Waarschuw de bemanning door een: “Klaar om te gijpen”. • De grootschoot wordt energiek aangehaald tot de giek midscheeps staat. De wind doet de rest. • De grootschoot wordt, met één hand, onder controle gevierd tot voor het want, terwijl gelijktijdig de helmstok onder controle gehouden wordt. Bij het vieren let men speciaal op dat de giek niet met een klap tegen het want slaat want wantbreuk met mogelijke mastbreuk tot gevolg. Tijdens deze momenten wordt de boot loefgierig, hoe meer wind er staat hoe loefgieriger zij wordt. Daardoor zal de boot willen oploeven, dit wordt voorkomen door onmiddellijk tegenroer te geven. Hoe meer wind, hoe sneller men loeft en hoe meer tegenroer men moet geven. • De stuurman zet zich neer.

Men zeilt op de gijplijn: - als de fok te loevert kan staan - als de verklikker naar buiten waait Men blijft op deze lijn tijdens de gijpmanoeuvre

5.2.5. • • • • • • • • •

Fouten en verbeteringen

Te laattijdig de manoeuvre voorbereiden. Niet zeilen in de gijplijn. Niet verwittigen van de bemanning. De grootschoot niet voldoende aanhalen. De grootschoot onvoldoende vieren. Slechte controle van de helmstok: * tijdens het aanhalen van het grootzeil, * tijdens het uitvieren van de grootschoot Te veel afvallen zonder roercontrole. Niet naar voor kijken: geen zicht op de fok, de bemanning en de omgeving. De boot heeft te veel helling, de boot moet plat gezeild worden. LET WEL : Foutief gijpen is niet te herstellen, dus!

25


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.