Magazine definitief 25 2

Page 1

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research

Een publicatie van

AC ’15 Editie Februari 2015

AENORM SPECIAL Grenzen vervagen Interviews met Theo Kocken, Falco Valkenburg, Martijn Vos en Jacqueline Lommen | Samenwonen in een eigentijds pensioenhuis | Pensioenstabiliteit in de CaraĂŻben


WerKeN bij

Wil jij jouw

Ontdek de wereld van MN

eerste stappen in de financiële wereld zetten? En zet je die het liefst bij een organisatie die niet alleen een prominente speler in finance is, maar ook de pure passie heeft om ‘de wereld’ zelf een stapje verder te helpen? Twee miljoen mensen krijgen elke maand hun pensioen via MN. Wij dagen jou graag uit om hen van een vitaal pensioen te voorzien. Ga jij die uitdaging aan? Stap binnen in de flexibele werkomgeving van de Zilveren Toren en ontdek de wereld van MN!

Actualiteit, complexiteit, politiek

een interessante mix Robert Kam beleidsadviseur

Kijk voor stages en traineeships op werkenbijmn.nl


Voorwoord Beste lezer,

Redactie Mumtaz Shafiq Mark Verhagen Liselotte Siteur Oplage 1400 Design United Creations, 2013 Deze speciale editie van de Aenorm wordt verspreid onder alle studenten Actuariaat, Econometrie en Opretaionele Research van de Universiteit van Amsterdam. Tevens wordt het magazine verspreid onder alumni van de VSAE en de leden van het Actuarieel Genootschap.

Hoofdsponsoren APG MN Ortec Finance Sponsoren Achmea AEMAS Cardano Deloitte De Nederlandsche Bank Generali Groen van Solinge Lens & Partners Milliman Robeco Sprenkels en Verschuren Adres redactie VSAE Roetersstraat 11, E3.25 1018WB Amsterdam Tel. 020 - 5254134 Website

De artikelen in dit blad weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de mening van het VSAE bestuur of de redactie. Niets uit dit blad mag worden gedupliceerd zonder toestemming van de VSAE.

www.actuariaatcongres.nl

Met trots presenteer ik u het magazine behorende bij de vijftiende(!) editie van het Actuariaatcongres, georganiseerd door studievereniging VSAE (Vereniging Studenten Actuariaat en Econometrie). Zoals sommigen van u reeds weten, streeft het Actuariaatcongres ernaar een fijne lijn te bewandelen tussen het aanbieden van een inhoudelijk uitdagend congres voor zowel de actuariële professional, als tevens de eindfase-student actuariële wetenschappen. Een congres waarbij ervaring en kunde zich vrij mengt met frisse blikken, onder het toeziend oog van vooraanstaande en visionaire sprekers. Ik denk dat de commissie deze traditie uitmuntend heeft nageleefd en dat dit congres de sterke lijn voortzet, die het tot een gegeven hebben gemaakt in de actuariële wereld. Wij hebben er dit jaar voor gekozen om de jubileum-editie niet om ons, het congres, te laten draaien, maar om datgene wat ons allen uiteindelijk bindt; Nederland. Wij stellen ons de taak een concrete koers uit te leggen voor het Nederlands pensioenstelsel. Een koers die wij tevens zullen uitdragen in een formeel document, want laten we de feiten onder ogen zien; wij zullen op 4 maart met meer dan twee honderd van de knapste koppen uit de sector in een zaal zitten en zullen een aantal van de meest ervaren, maar ook vrijdenkende en vernieuwende sprekers uit de sector te horen krijgen. Voor een dag wordt het Koninklijk Instituut voor de Tropen omgetoverd in een katalysator, waar de actuaris creatief en vrijuit kan zeggen wat er gezegd dient te worden en geen idee of insteek van de hand zal worden gedaan op basis van de gevestigde orde van zaken. Dit congres staat in het teken van de fundamenten van het Nederlandse pensioensysteem. Waar zijn we nu? Waar moeten we heen? Wat gaat de toekomst ons voor externaliteiten brengen? Om vragen van een dergelijke conceptuele en creatieve aard te kunnen beantwoorden, zal dit congres dezelfde strategie toepassen als eeuwen lang als beste is ondervonden; het simpelweg opperen van ideeën en voorbeelden, het afvuren van prikkels en doen mengen van al dezen. Er zullen blikken over de grenzen worden geworpen en bovendien kritisch naar de toekomst van deze grenzen worden gekeken. Regelgeving vanuit Europese organen zal worden besproken, net als macro-economische, juridische en actuariële visies op de toekomst. Uiteindelijk zullen wij ons bezig houden met de prangende vraag: ‘Welke stappen moeten wij gezamenlijk gaan zetten om, drijvend over de brede rivier van tijd, door oneindig laagland, de laaghangende vruchten te plukken, maar tevens de loerende gevaren te ontwijken. Deze editie van de Aenorm zal middels artikelen en interviews voorbereidend werk bieden op een aantal van deze vragen. Daarnaast vindt u de relevante praktische informatie met betrekking tot het congres. Ik hoop op uw kennis, gedachten en creativiteit te kunnen rekenen op 4 maart. U kunt zich aanmelden via www.actuariaatcongres.nl of via het inschrijfformulier achterin. Mark Verhagen, voorzitter Actuariaatcongres 2015

3

VOORWOORD

COLOFON


INHOUDSOPGAVE SAMENWONEN IN EEN EIGENTIJDS PENSIOENHUIS

IN GESPREK MET JACQUELINE LOMMEN

IN GESPREK MET THEO KOCKEN

DE WAARDERING VAN VERPLICHTINGEN EN PREMIESTELLING IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF

JAN TAMERUS PAGINA 8

INTERVIEW PAGINA 33

INTERVIEW PAGINA 16

RAJISH SAGOENIE EN RENÉ VAN DER

NEDERLAND PENSIOENKAMPIOEN MEER TOBIAS BASTIAN PAGINA 23

PAGINA 38

OVER DE SPREKERS

OVER DE VSAE PAGINA 46

INHIOUDSOPGAVE

PAGINA 27

Magazine voor studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research

EDITIE 2015

Een publicatie van

4


EDITIE 2015 OVER DE COMMISSIE

IN GESPREK MET FALCO VALKENBURG

PAGINA 47

INTERVIEW PAGINA 76

PENSIOENSTABILITEIT IN DE CARAÏBEN

IN GESPREK MET MARTIJN VOS EN FALCO VALKENBURG

SERVAAS HOUBEN, JOS BERKEMEIJER EN SELMA VELGERSDIJK PAGINA 51

INTERVIEW PAGINA 84

SPAREN VOOR LATER MAAR DAN ANDERS

LOCATIE EN ROUTEBESCHRIJVING

JOHN SMOLENAERS PAGINA 61

PAGINA 90

RAADSELS PAGINA 91

VERPLICHTSTELLING VAN PENSIOENEN

INSCHRIJFFORMULIER

ROEL BEETSMA, DAMIAAN CHEN, WARD ROMP EN SIERT VOS PAGINA 65

PAGINA 93

INHOUDSOPGAVE

CAN WE LEARN FROM THE CHILEAN PENSION SYSTEM? YENTL GOOSENS PAGINA 71

5


DAGPROGRAMMA

Dagprogramma 08:45 - 09:10

Ontvangst in de marmeren hal

09:10 - 09:15

Opening Congres Mark Verhagen,Voorzitter Actuariaatcongres 2015

09:15 - 09:45

Inleiding van het thema door de dagvoorzitter - Ir. drs. Jeroen Breen AAG, Directeur AG&AI

09:45 - 10:45

Plenaire sessie 1 - Een blik over de grenzen - Falco Valkenburg AAG, Actuary of the Year 2014

10:45 - 11:05

Koffiepauze

11:05 - 11:55

Plenaire sessie II - Sociale en culturele verschillen in het internationale landschap uitgelicht - Martijn Vos RBA, Chairman Pension Committee of the Royal Dutch Actuarial Association & Managing Director Ortec Finance

11:55 - 12:45

Plenaire sessie III - De invloeden en het belang van EIOPA en Europa voor het Nederlandse pensioenstelsel - Jacqueline Lommen, Senior Vice President European Pensions en Board Member Robeco

12:45 - 13:45

Lunch

13:45 - 14:10

Plenaire sessie IV - Een pensioenstelsel anno nu - Prof. dr.Theo Kocken, CEO Cardano Group en hoogleraar Risicomanagement voor Institutionele Beleggers Vrije Universiteit Amsterdam

14:10 - 15:10

Interactieve sessie1 met de volgende sprekers: • John Smolenaers AAG (Partner Benefits & Pension Advisory Deloitte Netherlands) • Diede Panneman AAG en Edward Snieder (beiden partner Sprenkels & Verschuren) • Hans van Meerten (Professor International Pension Law Utrecht University and Lawyer/Senior Advisor Clifford Chance) • Gabe Langerak AAG (Internation Consulting Group Towers Watson) en Gaston Siegelaer (Service Line Leader DC Towers Watson)

15:10 - 15:20

Koffiepauze

15:20 - 16:20

Interactieve sessie II met de volgende sprekers: • Rajish Sagoenie AAG (Managing Director Milliman Pensioenen en voorheen voorzitter Actuarieel Genootschap) • Ronald Doornbos AAG (Partner Focus Orange) • Pieter Marres AAG (Innovator at OXYLO en Partner Smart Capital Network) • Jos Berkemeijer AAG (Managing Partner Symetrics)

16:20 - 17:05

Discussiepanel ‘Hoe nu verder? Concrete stappen voor de toekomst’ - Sprekers uit de tweede interactieve sessie tezamen met dagvoorzitter Jeroen Breen en de Commissie van Repliek

17:05 - 17:15

Samenvatting van de dag door de voorzitter van de commissie van repliek

17:15 - 17:30

Afsluiting congres door de dagvoorzitter

17:30 - 18:30

Borrel

6


Spreek als trainee de financiĂŤle wereld maar eens aan op verstrengelde belangen.

Werken in het zenuwcentrum van de economie? Bekijk de mogelijkheden voor trainees op werkenbijdnb.nl DNB zet je op scherp.


Samenwonen in een eigentijds pensioenhuis Staatssecretaris Klijnsma heeft een nationale pensioendialoog gestart. Daarmee opent zij een volgend hoofdstuk in een lange weg naar een houdbaar pensioenstelselI. Het nieuwe hoofdstuk gaat over het eigentijds maken van ons pensioenstelsel. Belangrijke opgave daarbij is het naar de individuele burger brengen van pensioen. De discussie lijkt fundamenteler te worden ingestoken ‘dan ooit’ sinds de invoering van het stelsel in zijn huidige vorm. Tijd voor een nieuw pensioenhuis? Ik denk het wel, maar dan wel op de bestaande fundamenten. Anders ben ik bang dat het doel van een breed toegankelijk, efficiënt georganiseerd, betaalbaar, koopkrachtbestendig pensioen uit zicht raakt.

DOOR: JAN TAMERUS AAG

We pakken de draad op aan het eind van de 19de eeuw. Toen zijn de eerste prototypes van ons huidige pensioenhuis gebouwdII. In de jaren daarna zijn alsnog de fundamenten onder het huis gelegd en is het huis verder opgebouwd. In 1996 is de demografische houdbaarheid in discussie gekomen, de dotcom crisis (2001-2003) deed vragen rijzen over de financiële houdbaarheid.De kredietcrisis in 2008 is echter pas echt de aanleiding voor een grondige verbouwingsdiscussie. Hoe kan de uitkeringsovereenkomst demografische en financieel houdbaar worden verbouwd? De verbouwing heeft vier jaar geduurd, het eind 2014 opgeleverde huis is echter niet toekomstbestendig. Daarenboven zijn inmiddels maatschappelijke en arbeidsmarktontwikkelingen aanleiding voor de houdbaarheidsvraag. Een verbouwing zal niet meer volstaan, nieuwbouw is nodig. Als je een nieuw huis bouwt, is het verstandig om eerst te bepalen wat de functie van dat huis moet zijn en om na te denken over de fundering in relatie tot die functie.

1Dit artikel gaat over wat we het aanvullend pen-

ARTIKEL

sioen noemen. Dit pensioen bouwen werknemers op in loondienst via hun werkgever en komt boven op het pensioen dat iedere inwoner van Nederland opbouwt middels de AOW. Dit aanvullend pensioen wordt opgebouwd middels kapitaaldekking. De ingelegde premies worden belegd en groeien aan met het rendement uit de beleggingen. De AOW wordt gefinancierd in omslag. De premies van de actieven worden direct als uitkeringen doorgegeven aan de gepensioneerden.

II Het pensioenhuis dat we in dit artikel bespreken is de zogenoemde uitkeringsregeling. Deze is in zijn oorsprong een defined benefit regeling: het toegezegde opgebouwde pensioen staat centraal en moet worden gefinancierd uit premie en beleggingsopbrengsten. De omvorming tot zogenoemde collective defined contribution regelingen is het sluitstuk van de verbouwing tussen 2008 en 2014. Nederland kent inmiddels ook premieregelingen. Daarin staat de ingelegde premie centraal (individual defined contribution). Uit de premie wordt samen met beleggingsrendement een kapitaal gevormd. Dit moet verplicht op pensioendatum worden omgezet in een nominale harde annuïteit op de marktrente van dat moment.

Doel van het pensioenhuis Doel van het pensioenhuis is de economische en sociale zelfstandigheid van ouderen. Dat doel is vierledig. (1) De pensioenverzekering moet, samen met de AOW, bewerkstelligen dat het individu bij pensionering in redelijkheid zijn bestedingspatroon kan voortzetten. Een forse terugval in bestedingspatroon moet worden voorkomen.

8


(2) De pensioenverzekering moet bewerkstelligen dat ouderen met pensioen kúnnen gaan als hun arbeid geen inkomen meer kan genereren. Dat ontlast werkgevers/opdrachtgevers en bevordert een gezonde doorstroming waarin oud tijdig plaats maakt voor jong . (3) De pensioenverzekering moet bewerkstelligen dat ouderen na pensionering niet meer ten laste blijven komen van de werkgever/opdrachtgever waar zij tot pensioendatum hun arbeid leverden. (4) En de pensioenverzekering moet bewerkstelligen dat ouderen geen beroep hoeven te doen op sociale voorzieningen, omdat zij te weinig inkomen hebben. We zien dus een combinatie van individueel belang, werkgeversbelang en maatschappelijk belang. Er is geen enkele reden dit doel (voor het aanvullend pensioen) ter discussie te stellen. De AOW is alleen voor de lagere inkomens een redelijke inkomensbescherming, maar aanvullend beroep op sociale voorzieningen voor grotere uitgaven is vaak al nodig. Verder neemt het belang van een goed pensioen toe, omdat het individu meer zal moeten bijdragen aan de stijgende zorgkosten. Het doel blijft, maar vraagt een ander, eigentijds, huis.

In 1952/53 wordt de Pensioen- en spaarfondsenwet van kracht, de voorganger van de pensioenwet. Deze wet schrijft voor wat de pioniers al verstandig vonden, pensioengelden worden verplicht buiten de onderneming gebracht. Daarenboven moet deze wet borgen dat de pensioentoezegging door de werkgever kan worden nagekomen zodat de werknemer er op kan rekenen. Er komen voorschriften voor het solide beleggen en er moet voldoende vermogen zijn ter dekking van de toegezegde pensioenen. Pensioen is defined benefit geworden (fundament 3). De inkomensvervanging moet duren zolang het individu leeft. Nederland heeft een lange annuïteiten historie en de pensioenwet schrijft levenslange pensioenen voor (fundament 4).

SECTION

De sterk makende fundamenten1 Terug naar het eind van de 19de eeuw. De industriële revolutie brengt een kentering met zich op de arbeidsmarkt. Werkgevers beginnen ondernemingen met fabrieks- en kantoorpersoneel en op grote schaal verenigen werkgevers zich in bedrijfstakken. Wat blijft is dat vooral mannen werken als kostwinner voor hun gezin en werknemers veelal hun hele werkzame leven in dienst zijn van de onderneming. Jacques van Marken (Gist- en spiritusfabriek in Delft, inmiddels onderdeel van DSM), de broers Philips en de broers Stork zijn zich bewust van het feit dat hun werknemers op enig moment te oud zijn om te werken en zij verzekeren zichzelf en hun werknemers via een pensioenregeling tegen dit risico van het wegvallen van inkomen uit arbeid. De pensioenregeling voorkomt dat de werknemer moet terug vallen op sociale voorzieningen. Het doel van het pensioenhuis is dus al door deze pensioenpioniers geformuleerd.

In 1949 werd de Wet Verplichtstelling Bedrijfstakpensioenfondsen van kracht. Deze wet geeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid een verplichtstelling van regeling en bedrijfstakpensioenfonds te verlenen als werkgevers en werknemers in een bedrijfstak daarom vragen. Onderdeel van deze wet is de zogenoemde doorsneesystematiek. Zowel de pensioenopbouw als de premie zijn leeftijdsonafhankelijk (doorsnee). Dat betekent dat jongeren, voor wie de pensioenopbouw nog weinig kost vanwege de lange beleggingshorizon, een deel van hun premie overdragen aan de oudere actieven voor wie de pensioenopbouw veel meer kost. En het betekent dat werkgevers met een jong werknemersbestand solidair zijn met werkgevers met een ouder werknemersbestand. Deze grote verplichtstelling is in combinatie met de doorsneesystematiek een belangrijke fundament (6). De combinatie verschaft brede toegang voor werknemers en werkgevers op gelijke voorwaarden en zonder toetredingsdrempels. Juist ook voor de vele kleine werkgevers in een bedrijfstak is dit een uitgelezen weg om een goede pensioenregeling te bieden aan hun werknemers. De combinatie voorkomt free-rider gedrag en concurrentie op pensioenkosten tussen werknemers en werkgevers en voorkomt dat werkgevers elkaar beconcurreren op jonge voor pensioen goedkope werknemers. De verplichtstelling

Om het huis te funderen zetten zij in eerste instantie vier stappen. Arbeid werd niet alleen beloond met loon voor nu maar ook met loon voor later, de pensioenpremie (fundament 1). De premies worden buiten de onderneming gebracht in een apart fonds, het pensioenfonds. De premies worden belegd en zo draagt rendement bij aan een goed pensioen. Daarenboven voorkomt dit dat de gepensioneerde ten laste blijft komen van de onderneming en daarmee zijn pensioen afhankelijk is van het voortbestaan en de bedrijfsresultaten van de onderneming (fundament 2). 1 Tamerus, J. H., Defined Ambition, 2011 geeft uitgebreid inzicht in de ontwikkeling van ons pensioenstelsel en brengt de houdbaarheidsvragen in kaart.

9

ARTIKEL

Daar zijn na verloop van tijd nog drie fundamenten bij gekomen. Algemeen gebruik werd dat de lonen werden verhoogd bij het klimmen van de ervaring en als gevolg van de welvaartsgroei, al dan niet het gevolg van inflatie, die voortkwam uit de industriële revolutie. Deze voorlopers op pensioengebied namen daarom de eindloongedachte als vertrekpunt. De pensioenopbouw wordt inkomens gerelateerd. Het pensioen sluit aan bij het laatstverdiende loon waardoor het bestedingsniveau na pensionering op peil kon blijven (fundament 5). Rond 1970 is het inkomens gerelateerde pensioen op eindloonniveau de algemeen geldende norm geworden.


Na de tweede wereldoorlog werd Nederland weer opgebouwd. Tot aan 1960 zien wij een economische groei die zijn weerga niet kent. Enerzijds komt dat door de groeiende wereldeconomie. Anderzijds door een nieuwe sociaaleconomische orde. Daarin is de overheid actief en vinden overheid, werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties elkaar in samenwerking en overleg. Keerzijde was een oplopende inflatie. De loonontwikkeling bleef daarbij eerst nog beperkt. In de tweede helft van de jaren ’50 gaan de lonen echter harder stijgen dan de prijzen en groeit ook de individuele welvaart. Na 1960 treedt een kentering op. In de eerste helft van de jaren ‘60 en tussen 1968 en 1973 is nog sprake van forse groei. Maar daartussen en vooral daarna zakt die groei weg. Belangrijke ontwikkeling is echter het ontstaan van een loongolf. Loonrondes van meer dan 10% zijn eind 60-er en begin 70-er jaren het gevolg. Onvrede heerst bij werknemers over de in hun ogen geringe reële inkomensverbetering en vakbonden ontworstelen zich aan de strakke centrale regie. De grote krapte op de arbeidsmarkt als gevolg van de sterke economische groei doet werkgevers gehoor geven aan de looneisen. In het eindloonsysteem worden deze loonsverhogingen via de backservice automatisch vertaald in aangroei van de pensioenaanspraken zodat het pensioen blijft aansluiten bij het laatstverdiende inkomen. De ingegane pensioenen smelten in reële termen echter als sneeuw voor de zon. Duidelijk wordt dat koopkrachtbehoud moet worden toegevoegd aan het instrumentarium om de economische en sociale zelfstandigheid van ouderen ook na pensioeningang te borgen (fundament 7). Uit de geschiedenis van de Philips-pensioenfondsen2 leren we dat de wens van een inkomens gerelateerd koopkrachtbestendig pensioen omwille van de betaalbaarheid het rendement behoeft van zakelijke waarden. Dus zonder risico kunnen deze sterkmakers niet worden gerealiseerd. Tot dan toe beleggen pensioenfondsen voornamelijk in langlopende staatsleningen, de zekerheid in termen van het kunnen nakomen van het tot dat moment toegezegde nominale pensioen staat voorop. Omwille van het kunnen indexeren doen in de jaren ’70 geleidelijk beleggen in vastgoed en aandelen hun intrede. In de jaren ’90 gaan pensioenfondsen asset-liability management 2 Nederveen Meerkerk, E. van en J. Peet, ‘Een peertje voor de dorst’, Geschiedenis van het Philips Pensioenfonds, Amsterdam, 2002.

(ALM) gebruiken om hun beleggingsbeleid vorm te geven dat zo goed mogelijk aan beide doelstellingen tegemoet komt. De verplichtstelling maakt het ook mogelijke hoog renderende illiquide beleggingen aan het spectrum toe te voegen voor meer rendement en betere risicospreiding met een beter pensioenresultaat voor dezelfde premie als gevolg. Desalniettemin is de beleggingsspagaat een feit en is de afweging tussen zekerheid (het kunnen nakomen van het tot dat moment toegezegde nominale pensioen) en indexering (het op peil houden van de aanspraken en lopende pensioenen) sindsdien een voortdurende vraag op elke bestuurstafel en leidt deze tot fricties tussen het pensioenveld en de wetgever/toezichthouder. De deelnemers en gepensioneerden merken van het risico niet veel, defined benefit betekent dat de werkgever garant staat voor de zekerheid en dat de premie eventuele schokken opvangt. Verbouwing omwille van demografische en financiële houdbaarheid In 1996 vraagt het eerste kabinet Kok aan de SociaalEconomische Raad (SER) advies over de houdbaarheid van de AOW en het aanvullend pensioen. De demografische houdbaarheid van pensioenstelsels is op de Europese agenda gezet. Vanaf dat moment zetten achtereenvolgende kabinetten in op langer werken, met name van ouderen, als antwoord op een stijgende levensverwachting. De spiraal van de open einde regeling (d.i. langer leven is langer en dus duurder pensioen) moet worden doorbroken. Het zal echter tot 2006 duren voordat de overheid via de fiscale regels3 de VUT en het daarvoor in een aantal regelingen al in de plaats gekomen prepensioen (beide betreffen grofweg pensionering vóór de AOWgerechtigde leeftijd van 65 jaar) fiscaal ontmoedigt, wat leidt tot afschaffing ervan (verbouwing 1). Dit vergroot de houdbaarheid maar bracht wel een nieuwe dimensie in het houdbaarheidsdebat, de houdbaarheid tussen de generaties. De afschaffing gaat gepaard met een ruime overgangstermijn. Deze afbouw moet echter gefinancierd worden uit premie. En dus betaalt een generatie mee die er zelf niet meer van profiteert. We noemen deze eenzijdige solidariteit pervers. Ook de eindloonregeling is een open einde regeling, de indexeringscomponent daarin is onvoorwaardelijk. De dotcomcrisis (2001-2003) is nodig om regelingen en masse om te zetten naar middelloonregelingen met expliciet voorwaardelijke indexering. De financiële houdbaarheid wordt daardoor vergroot. De keerzijde is dat indexering een expliciet stuurmiddel wordt voor pensioenfondsen. Daarmee komt de beleggingsspagaat, 3 Voor het aanvullend pensioen geldt de zogenoemde omkeerregel. De pensioenpremie is aftrekbaar en de pensioenuitkering is belast. Daartoe stelt de fiscale wetgeving wel grenzen aan de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw.

10

SECTION

ARTIKEL

verschaft schaal van collectiviteit voor lage kosten en het dragen van risico’s en verschaft continuïteit die het mogelijk maakt ook toekomstige generaties in de risicodeling te betrekken en om lange termijn belegging strategieën te voeren met ook illiquide beleggingen voor meer rendement. Een bijkomende reden voor de invoering van het doorsneesysteem is destijds geweest het ook aan oudere werknemers en hun werkgevers de gelegenheid te bieden alsnog betaalbaar een redelijk pensioen op te bouwen.


Verbouwing 3 kondigt zich dan ook al snel aan. De krediet crisis slaat hard toe en legt de demografische en financiële onhoudbaarheid bloot. Ook de spanning tussen de generaties komt nadrukkelijk boven. Moet de premie omhoog om de tekorten weg te werken (niet in het belang van jonge deelnemers en toekomstige generaties) of moeten de aanspraken worden gekort (niet in het belang van oudere deelnemers en gepensioneerden, alhoewel zij in feite de eigenaren zijn van het probleem; maar dat is hen nooit verteld, want het was toch defined benefit?!). Het toenmalige kabinet stelde drie vragen: is het toezichtkader (FTK) wel goed? Is het contract wel toekomstbestendig? Wordt niet teveel risico genomen in het beleggingsbeleid? Een belangrijk deel van het antwoord zit in de beschreven beleggingsspagaat en rentespagaat. We willen in het

contract én nominale zekerheid én indexering of te wel koopkrachtbescherming, dat gaat niet samen. Zowel het toenmalige kabinet als de in de Stichting van de Arbeid (StvdA) verenigde organisaties van werkgevers en werknemers als de door het kabinet ingestelde commissies Goudswaard en Frijns kwamen tot deze conclusie. Het kabinet stelde dat beloven van nominale zekerheid beter moest worden nagekomen met hogere buffers, maar had ook nadrukkelijk oog voor de indexeringswens (als passend voor de levenslange economische en sociale zelfstandigheid van ouderen) en het risico dat daarvoor nodig is. Het beloofde een tweede spoor in de wetgeving voor op indexering gerichte maar dan wel ‘zachte’ contracten, later genoemd het reële contract. Zo’n contract stuurt op een reële pensioenambitie zonder nominale zekerheid en communiceert daarover dan ook duidelijk. De indexeringsambitie moet dan worden ingeprijsd in de premie, er zijn geen buffereisen, schokken als gevolg van beleggingsrisico’s worden direct maar geleidelijk in de aanspraken (positieve en negatieve indexering) verwerkt. De commissie Goudswaard stelde de houdbaarheid van het stelsel nadrukkelijk ter discussie. Om het stelsel weer demografisch en financieel houdbaar te maken moet het niveau van de pensioenopbouw omlaag en/ of moet de zekerheid omlaag en moet langer leven vertaald worden in langer werken en dus in een met de levensverwachting mee stijgende pensioenleeftijd. De premie is aan z’n plafond en het premiestuur is door de doorzettende vergrijzing geen stuurmiddel meer om schokken ten gevolge van de risico’s op te vangen. De commissie beval aan om de sterkmakers collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling wel te behouden (de aanbevelingen moesten het kunnen blijven uitnutten ervan juist mogelijk maken), maar tegelijkertijd wel meer inzichtelijk te maken hoe risicodeling de individuele eigendomsrechten beïnvloedt. Het vertrouwen in de afspraken behoeft dat meer individuele inzicht. De commissie Frijns beval aan het risicomanagement onder het beleggingsbeleid te versterken en het risicoprofiel meer risico gedreven dan rendement gedreven in te richten. De sociale partners in de StvdA sloten in 2011 eerst onderling en vervolgens met het kabinet een pensioenakkoord. Daarin kozen zij voor langer werken en dus een met de levensverwachting stijgende AOWen pensioenleeftijd en voor de route van het zachte reële contract. Zekerheid (en daarmee defined benefit) is een doodlopende weg, koopkrachtbehoud vraagt verantwoord risico.Zo lag er een prima verbouwingsplan. De verbouwing is echter zeer gemankeerd uitgevoerd. Achtereenvolgende kabinetten hebben doorgepakt op de AOW- en pensioenleeftijd. De AOW-leeftijd wordt in een aantal stappen verhoogd tot 67 jaar en gaat daarna meegroeien met een stijgende levensverwachting. Via opnieuw, net als in 2006 bij de VUT, de fiscale wetgeving is de pensioenleeftijd in het aanvullend pensioen op 67 gesteld met ingang van 1 januari 2015. Bovendien is, omwille van de overheidsfinanciën, de

11

ARTIKEL

de afruil tussen rendement (indexering) en risico (nominale zekerheid) meer op het bord te liggen van de deelnemers en gepensioneerden. Het debat over rendement en risico en de afweging op de bestuurstafel wordt bovendien meer op scherp gezet. De dotcom crisis is (mede) aanleiding de Pensioenen spaarfondsenwet te herzien, het tot eind 2014 geldende financiële toetsingskader (FTK) wordt eind 2006 van kracht. De nominale zekerheid (het kunnen nakomen van de tot dat moment opgebouwde pensioenaanspraken) en daarmee het defined benefit karakter dient nadrukkelijk het vertrekpunt te zijn. Dat betekent dat risico nemen omwille van indexering die nominale zekerheid niet mag bedreigen.Voor het risico moet een solvabiliteitsbuffer worden aangehouden die uit premie moet worden gefinancierd. Hoe meer risico, hoe hoger de vereiste buffer. Ook moeten de nominale pensioenaanspraken, zijnde de verplichtingen, gewaardeerd worden op marktwaarde conform de nominale rentetermijnstructuur op de swapmarkt. Tot dan toe werd gewaardeerd op een vaste door de wetgever gemaximeerde rentevoet. Dat bracht een tweede dilemma of spagaat op de bestuurstafel, de vraag of en in welke mate het marktrenterisico moet worden afgedekt. Nominale zekerheid pleit voor afdekken, maar dat betekent dat inflatierisico wordt open gezet en indexering uit beeld raakt en vice versa. Ook moet voortaan een trendmatige stijging worden voorzien en ingeprijsd in de pensioenpremie en de voorziening. Per saldo betekent deze verbouwing dat de demografische en financiële houdbaarheid er juist op achteruit gaan. Het inprijzen van een langleventrend leidt niet tot langer werken maar maakt pensioen juist duurder. Dat doet ook de buffereis. De overgang op marktwaardering maakt de beweeglijkheid van de dekkingsgraad, en dus de pensioenuitkeringen, en van de premie juist groter. Bovendien is de beweging ook nog eens pro-cyclisch. Het pensioenstelsel is daarmee een instabiele verstorende factor voor de Nederlandse arbeidsmarkt en economie geworden. Verbouwing 2 is daarmee mislukt.


ARTIKEL

fiscaal toegestane pensioenopbouw per diezelfde datum verlaagd. Dat deel van de aanbevelingen van de commissie Goudswaard en van het pensioenakkoord is (meer dan) gerealiseerd. Alhoewel de ook afgesproken flexibilisering van de AOW-leeftijd er niet komt. Een wettelijk kader voor het zachte reële contract komt er echter vooralsnog niet. Het nieuwe FTK dat per 1 januari 2015 geldt, is een tussenweg tussen het harde nominale en zachte reële contract. Uit het oude FTK is de nominale zekerheid overgenomen en verzwaard. Er moeten hogere buffers worden aangehouden, er moet in een kortere periode worden hersteld na een schok en er mag minder snel worden geïndexeerd. Duidelijk heeft het kabinet, tegen de wens van de sociale partners in de StvdA en tegen de aanbevelingen in van de commissies Goudswaard en Frijns gekozen voor nog meer nominale zekerheid. Aan de andere kant is uit het modelontwerp voor het zachte reële contract overgenomen dat schokken geleidelijk mogen worden genomen waardoor grote kortingen niet snel meer zullen voor komen. Dit laatste is gunstig voor ouderen, het minder snel indexeren juist niet. Gesteld wordt dat de hogere buffers en het minder snel indexeren gunstig zijn voor jongeren. Maar zo simpel is het niet. Een stelsel met meer nominale zekerheid is juist voor jongeren een stelsel met een heel dure schijnzekerheid. Zij zitten juist niet te wachten op zekerheid maar zijn gebaat bij rendement uit risico om de premie te drukken en om hun pensioenopbouw de inflatie te laten bijhouden. Het verbouwde huis dat het nieuwe FTK oplevert, is geen huis voor jongeren en toekomstige generaties en, mede door de lage dekkingsgraden van de pensioenfondsen woont het voor de ouderen ook niet prettig. Indexering zal nog lang op zich laten wachten. Zij moeten hopen op een lang aanhouden van de lage inflatie. Risicodeling vervangt zekerheid als fundament Nu omwille van de demografische en financiële houdbaarheid de werkgever zich moet terug trekken als risicodrager en ook toekomstige deelnemers en jongeren die risico’s niet zondermeer op zich nemen, moeten de risico’s voortaan tussen deelnemers en gepensioneerden worden gedeeld.Het fundament van de zekerheid kan het huis niet meer schragen. Risicodeling wordt nog meer dan voorheen de spil voor een voor opeenvolgende generaties goed pensioenresultaat en daarmee een belangrijk fundament. Defined benefit transformeert tot collective defined contribution. Daarvoor geldt het slecht bewoonbare FTK-huis. Of de overstap wordt gemaakt naar een premieregeling. In de huidige premieregelingen is het ieder voor zich. Het rust niet op het fundament van risicodeling. Wettelijk is voorgeschreven dat op pensioendatum het kapitaal wordt omgezet in een levenslange nominale harde annuïteit. Dat betekent in het bijzonder dat geen beleggingsrisico meer kan worden genomen na pensionering en er dus ook geen koopkrachtbehoud kan zijn. Maar ook dat al eerder richting de pensionering

risico wordt afgebouwd om het marktrisico bij de omzetting te verkleinen. En dat betekent ook een minder hoog pensioen. Rendementsverlies dus van twee kanten. Ook dat woont niet goed. Nieuwbouw op bestaande fundamenten De demografische en financiële houdbaarheid zijn ook met het nieuwe FTK niet adequaat opgelost. Daarenboven dient zich nu ook de economische en maatschappelijke houdbaarheidsvraag op. Het ondernemend vermogen moet omhoog. De dynamiek in de economie en op de arbeidsmarkt moeten omhoog. Dat is ook goed voor het pensioen. Pensioen wordt immers verdiend uit investeren en risico nemen. Het betekent wel dat de continuïteit van bedrijfstakken en ondernemingen steeds minder vanzelfsprekend is, de economische levensduur van ondernemingen wordt onzeker en korter. Dat vraagt ook aanpassingen van de werkenden die uit arbeid hun beloning en hun pensioen verdienen. De leef- en arbeidspatronen worden steeds pluriformer. We kennen een-, tweeen anderhalf verdieners. We kennen werknemers in loondienst, flexwerkers in wisselende dienstverbanden, zelfstandigen die uren aanbieden, zelfstandigen die in een onderneming vermogen opbouwen en wisselingen tussen loondienst en zelfstandig zijn. De individuele burger moet pensioen begrijpen, het moet passen op zijn leefpatroon en ideeën voor zijn oude dag en het moet hem niet belemmeren op de arbeidsmarkt. Daarenboven is het vertrouwen in het pensioenstelsel ver te zoeken. Inzicht in de eigen situatie binnen een collectief en transparantie over de spelregels in het pensioenfonds moeten dat vertrouwen weer terug brengen. De uitdaging is het stelsel aan te passen aan de eigentijdse wensen en ontwikkelingen zonder de sterk makende fundamenten te veel te ontkrachten en daarmee het risico te lopen om het zicht op een breed toegankelijk en betaalbaar koopkrachtbestendig pensioen te verliezen. Ieder voor zich, allemaal te weinig moeten we zien te voorkomen. Mijn bouwtekening voor een eigentijds pensioenhuis waarin het goed samen wonen is, ziet er als volgt uit. 1. Iedere werkende bouwt verplicht pensioen op. We hebben allemaal een morele verplichting naar de maatschappij om geld opzij te zetten voor de oude dag om onnodig beroep op sociale voorzieningen te voorkomen. En we weten dat dat zonder verplichting niet of te weinig gebeurt. De beloning uit arbeid, of die arbeid nu wordt geleverd in loondienst aan een werkgever of als zelfstandige aan een opdrachtgever, kent een opslag voor pensioenopbouw, het uitgestelde loon. Bovendien past het in een dynamische arbeidsmarkt niet dat werknemers en werkenden elkaar beconcurreren dan wel zich tegen elkaar laten uitspelen op de pensioencomponent in de arbeidsbeloning. We behouden een sterkmaker die we aanpassen aan de veranderingen op de arbeidsmarkt.

12


3. We (blijven) beleggen vanuit een lange termijn strategie met als focus een betaalbaar koopkrachtbestendig pensioen. Dat vraagt geld verdienen met geld of, anders gezegd, niet door sparen maar door investeren realiseren we een goed pensioen. Bovendien zijn pensioenfondsen daardoor leverancier van duurzaam en maatschappelijk in te zetten risicodragend kapitaal. Een sterkmaker, goed dus voor de deelnemer en goed voor de BV Nederland. 4. We blijven pensioen collectief organiseren met risicodeling. Deze sterkmaker heft marktfalen op, langlevenrisico en inflatierisico zijn niet of nauwelijks op de financiële markt te verhandelen. Risicodeling via collectieve buffers dempt grote schokken op de financiële markten. Dat zorgt voor een goed en vooral stabiel pensioen voor elke generatie en heeft een dempende anticyclische werking op de economie. We weten uit de gedragseconomie dat mensen ongelukkiger worden van verlies dan gelukkiger worden van winst. Anders gezegd: de meerwaarde van een gouden rollator valt in het niet bij de malheur van een droge boterham. Een collectief maakt het mogelijk om passend in te grijpen na onvoorziene omstandigheden, de ‘unknown unknowns’, en het evenwicht op een voor alle betrokkenen accepta¬bele wijze te herstellen. En collectieve risicodeling genereert de risicocapaciteit om het gewenste lange termijn beleggingsbeleid te voeren. 5. We stappen over van aansprakenopbouw (uitkeringsovereenkomst) naar vermogensopbouw (premieovereenkomst). Iedere werkende heeft een individuele pensioenrekening in een collectieve solidariteitskring. Op die rekening worden premie en rendement bijgeschreven en worden risicopremies voor overlijdensdekking (optioneel) en dekking van arbeidsongeschiktheid (verplicht) afgeboekt. Inzichtelijk wordt wat wordt overgeboekt naar of juist uit de collectieve buffer. Dit brengt pensioen bij de burger. Hij ziet welk stuk in het collectief van hem is en wat daar mee gebeurt. Hij ziet wat de risicodeling voor hem betekent

én hij ziet wat de invloed is van langer leven, van rente en inflatie, van schokken op de financiële markten en van bestuursbesluiten over de regels van risicodeling en wijzigingen daarin. Risico’s en bestuurlijke impact krijgen een gezicht voor het individu. Maatwerk in risico vindt plaats via life-cycle defaults en eventuele keuzevrijheid via toegestane varianten daarop. Verdere flexibiliteit (wonen, studie, eigen onderneming) is mogelijk, maar terughoudendheid hierin is als gezegd belangrijk. Omzetting van het vermogen naar annuïteiten vindt al dan niet naar keuze geleidelijk plaats. Dat zijn variabele annuïteiten, waarin schokken in de levensverwachting en op financiële markten via de collectieve risicodeling gelijkmatig worden doorgevoerd. Zo kunnen ook na pensioeningang individu en maatschappij voordeel blijven behalen uit rendement. 6. We handhaven de ruimte voor een werkgever om een eigen solidariteitskring voor zijn werknemers te organiseren en de ruimte voor werkgevers en werknemers in een bedrijfstak om een verplichtstelling aan te vragen voor een eigen solidariteitskring. Daar waar dit niet het geval is, stort een werkgever of opdrachtgever een minimaal voorgeschreven premie-inleg in een privaat nationaal pensioenfonds of een APF4 naar het Engelse succesvoorbeeld van automatic enrollment. Een belangrijke oplossing voor kleine werkgevers, flexwerkers en zelfstandigen. Een sterkmaker die verder wordt versterkt. Continuïteit kan zo ook voor deze groepen worden gerealiseerd, nodig om de welvaartswinst van schaal en collectieve risicodeling te incasseren. 7. Dit verbouwde huis blijft gegrondvest op een solide inkomensafhankelijke en welvaartsvaste AOW. Wel wordt ook deze gemoderniseerd door een flexibele uittreedleeftijd te introduceren en een deeltijd AOW. Als destijds overeengekomen tussen sociale partners en het toenmalige kabinet in het pensioenakkoord van 2011. De fiscale omkeerregel blijft in tact maar wordt van een opbouwfacilitering omgevormd naar een premiebudget. Pensioen opbouwen doe je samen door risico te nemen omwille van een betaalbaar inkomens gerelateerd en koopkrachtbestendig pensioen en die risico’s naar draagkracht evenwichtig over alle generaties met elkaar te delen. Individueel waar het kan, collectief waar dat verstandig is en solidair waar dat wordt geaccepteerd. De overgang op vermogensopbouw betekent een fors transitievraagstuk. De doorsneesystematiek wordt afgeschaft en db/cdc-fondsen worden gesloten, waarbij 4 Het Kabinet heeft op 19 december het wetsvoorstel Algemeen Pensioenfonds (APF) naar de Tweede Kamer gestuurd. Een APF kan een belangrijke rol spelen bij het kunnen blijven organiseren van collectiviteit en risicodeling. Daarvoor is wel nodig dat ook verplicht gestelde bpf-en in een APF mogen worden gehangen.

13

ARTIKEL

2. Pensioen is voor later. Een van de belangrijkste waarborgen in de pensioenwet is dat voor pensioen bestemd vermogen buiten de onderneming wordt gebracht. Dat betekent dat we ons wel twee keer moeten bedenken over het inzetten van pensioengeld voor nu, voor het eigen huis en voor het opzetten van een eigen bedrijf. En pensioen is in beginsel een levenslange uitkering, de morele verplichting betekent dat het niet te vroeg op is. Daarom moeten we ook op dit punt terughoudend zijn met naar voren halen van het pensioen voor aflossing van een eigen huis of zorgaanpassingen in dat huis. We behouden een sterkmaker die noopt tot terughoudendheid op de wens tot keuzevrijheid en een integrale benadering van pensioen, wonen en zorg.


al dan niet naar individuele keuze reeds opgebouwde aanspraken worden omgezet in vermogen. En er komt een pensioenplicht voor alle werkenden. Dit vereist een grote inspanning van alle partijen. De staatssecretaris heeft A gezegd met het opstarten van een pensioendialoog. Het is te hopen dat zij straks ook B zegt om de noodzakelijke ruimte te bieden en de transitie mogelijk te maken. Als het lukt, staat er een eigentijds pensioenhuis waarin individuen een vereniging van eigenaren vormen en het bestuur de leefregels uitvoert, in het bijzonder de regels met betrekking tot de gezamenlijke pot, de collectieve buffer. En ja, als de pot leeg is, moet eenieder bijlappen.

ARTIKEL

Op 19 december 2014 heeft de staatssecretaris de plannen naar de Tweede Kamer gestuurd om de huidige premieovereenkomsten sterk te verbeteren. Ook na pensioendatum mag beleggingsrisico worden genomen en dat betekent ook dat het al vroegtijdig afbouwen van risico niet meer nodig is. Om dat beleggingsrisico te kunnen dragen, mogen schokken worden uitgesmeerd en mag beperkt collectief risico worden gedeeld. Dit is een belangrijke verbetering. Het laat opnieuw zien dat risico nemen loont voor een inkomens gerelateerd en koopkrachtbestendig pensioen, maar dat risicodeling een belangrijk fundament is ter vervanging van het fundament van de zekerheid (fundament 3). Risicodeling moet het fundament leggen onder inkomens gerelateerd, koopkrachtbestendig en levenslang. Een belangrijke uitdaging is een evenwichtige invulling van deze risicodeling van beleggingsrisico, inflatierisico en langleven risico. De verplichtstelling kan daarbij de toegang zijn tot een breed risico draagvlak, dat zo mogelijk ook toekomstige generaties in die risicodeling betrekt. Het pensioenfonds in zijn kracht als interne markt voor risicodeling. De stap die de staatssecretaris nu heeft gezet met de verbeterde premieovereenkomst gaat niet ver genoeg, maar is een betere stap naar een houdbaar pensioenstelsel dan het nieuwe FTK. Hopelijk komt er de wettelijke ruimte om langs deze route een mooi houdbaar pensioenhuis te bouwen.

OVER DE AUTEUR Jan Tamerus Jan Tamerus (1953) is actuaris en sinds 1986 werkzaam in de pensioenwereld en bij PGGM. Bij PGGM is hij Master Actuariaat&ALM en gespecialiseerd in de financiële houdbaarheid van het pensioencontract. Hij is verantwoordelijk voor de advisering van het pensioenfonds Zorg&Welzijn inzake de financiële opzet, de beleggingsstrategie en de financiële houdbaarheid van het pensioencontract. Daarnaast is Jan Tamerus sinds 1992 pensioenadviseur van de Vakcentrale voor Professionals (VCP, voorheen MHP) en lid van de werkgroep pensioenen van de Stichting van de Arbeid. Jan Tamerus is af en toe namens de werknemers lid van een SER-commissie die een pensioenadvies uitbrengt. Zo was hij lid bij het SER advies Werken aan Zekerheid (1997), en het SER advies Nieuwe Pensioenwet (2001) en het Aanvullend advies Nieuwe Pensioenwet (2002). En hij is nu lid van de SER commissie die een advies schrijft over de toekomst van het pensioenstelsel. Jan Tamerus studeerde actuariële wetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Tot voor kort was hij deeltijddocent pensioenfinanciering aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is op 22 juni 2011 gepromoveerd op Defined Ambition. In zijn proefschrift pleit hij voor een op een reëel pensioen geënt pensioencontract met voldoende zekerheidswaarborgen maar geen garanties, dat transparant is over de risico’s van exogene ontwikkelingen, die incorporeert en evenwichtig toedeelt aan jong en oud. Jan Tamerus was actuaris van het jaar 2012.

14


Kunnen we jou een balans­ totaal van 100 miljard toevertrouwen?

Met een studie actuariële wetenschappen of econometrie sta je bij Achmea aan het begin van een mooie carrière. Benieuwd naar de mogelijkheden?

Kunnen we jou onZe Klanten toevertrouwen?

AGIS AVÉ RO ACH MEA C E N T R A A L B E H E ER A C H M E A FBTO I N T E R PO L I S

Kijk op www.werkenbijachmea.nl

Z I LV E R E N K RU I S A C H M E A


In gesprek met Theo Kocken

INTERVIEW

Op een koude dinsdagmiddag in december zijn wij in gesprek gegaan met Theo Kocken, oprichter en CEO van Cardano. Hoe is hij in de pensioenwereld terecht gekomen en wat vindt hij van de huidige pensioendiscussie? Hoe zou hij het pensioensysteem in Nederland inrichten?

DOOR: MARK VERHAGEN & MUMTAZ SHAFIQ

Zou u een korte introductie over uzelf kunnen geven? Hoe bent u in de pensioenwereld terecht gekomen? Mijn naam is Theo Kocken. Éen dag in de week werk ik als hoogleraar Risicomanagement voor Institutionele Beleggers aan de Vrije Universiteit. Daarnaast ben ik oprichter (2000) en CEO van Cardano,een riskmanagement bedrijf dat pensioenfondsen voornamelijk in Nederland en Engeland, maar ook de rest van Europa helpt met risicobeheer. Daarvoor ben ik in de jaren negentig hoofd van market risk geweest bij de ING en de Rabobank. Ik ben daar veel bezig geweest met derivaten, mijn oorsprong ligt dus eigenlijk bij complexe financiële producten. Ik ben vervolgens in 2000 van de bankwereld overgestapt naar de pensioenwereld, op die manier ben in het gebied van pensioendesign gerold. Ik kwam er toen achter dat mensen in de pensioenwereld bezig waren met het managen van risico’s in een pensioencontract, dat niet volledig was. Mensen wisten bijvoorbeeld niet wie er zou betalen mocht er iets mis gaan. Was dat aan de werkgever of juist de werknemer? En zo ja, moesten het dan de ouderen of de jongeren zijn? Ik vond het fascinerend dat dit niet was vastgelegd, bovendien bleek toen ook dat er veel spanning aanwezig was bij pensioencontracten. Alle deelnemers zitten namelijk in een pot met veel gezamenlijke, maar onduidelijk gedefineerde risico’s. Er is bijvoorbeeld renterisico dat jongeren niet willen afdekken omdat ze nog willen beleggen, maar tegelijkertijd zitten er ouderen in die dit juist wel willen. Toentertijd wist men niet wie de risico’s moest opvangen en op die manier werd het verkeerd gealloceerd naar mensen, dat heeft mij erg verbaasd. Je kunt geen goed riskmanagement uitvoeren in een systeem als er geen goed pensioendesign is, en het pensioendesign was naar mijn mening verkeerd. Mijn proefschrift uit 2006, wat vrij laat was, heette daarom ook ‘Curious Contracts’, dat zegt eigenlijk al genoeg. Op de kaft stondend lachende oude mensen, terwijl er boze jongeren op de achtergond stonden. Dat was toen mijn standpunt en die mening over het pensioendesign is in de afgelopen jaren alleen maar versterkt. Hoe meer mensen ontkenden dat er iets mis was met het systeem, hoe duidelijker het voor mij werd dat er iets fundamenteel fout was met het systeem. Ons pensioenstelsel was niet ideaal, het duurde even voordat mensen dat beseften.

16


“Je kunt geen goed risk-management uitvoeren als je geen goed pensioendesign hebt”

En het paradigma van de universiteit en de hoogleraren die u kent, heeft u het idee dat er op dat vlak ook een fundamenteel verschil zit door uw achtergrond? Toen ik binnenkwam bij de VU heb ik gezegd dat ik veel verbazing heb over de modellen waar we mee werken. We werken bijvoorbeeld met normale verdelingen terwijl de markten niet normaal verdeeld zijn of met evenwichtsmodellen in de macro economie terwijl er helemaal geen evenwicht is in de economie, maar instabiliteit. Ik heb gezegd dat ik dat zou willen veranderen als ik aan de universiteit aangenomen zou worden. Mijn visie op onzekerheid is anders dan van veel collega’s. Je leert op de universiteit heel veel over kansverdelingen en pensioenfondsen konden nooit onder de dekkingsgraad komen omdat dat allemaal berekend was. Ik vind dat onzekerheid simpelweg niet kwantitatief in kansen te bepalen valt, het is veel groter en complexer dan dat. In de loop van mijn leven ben ik veel minder in concrete kansen gaan geloven. Ik geloof wel in wiskundige modellen, maar niet in de kansen die daarbij horen.Wiskundige modellen kunnen je helpen bij het bepalen van de dynamiek van pensioenfondsen, maar ik vind niet dat je de kansen zo serieus moet nemen. Als er een grote schok plaatsvindt moeten we daar een oplossing voor hebben. Als mensen dan zeggen dat de kans dat er iets gebeurt heel klein is, blijft er een kans dat het gebeurt; sterker nog, het zal waarschijnlijk ooit gebeuren. We hebben verder in de praktijk geleerd dat die kansen in praktijk veel groter zijn dan dat we ze inschatten met modellen. Het is bijna een filosofische manier van denken à la Nassim Taleb. Heb je het idee dat het paradigma langzamerhand verschuift? Het verschuift heel langzaam. Ik heb nu twee jaar besteed aan het maken van een film over alle financiele crises in de geschiedenis. De film gaat er met name over het feit dat we op de universiteit nu leren dat de crisis niet meer kan voorkomen omdat we dat nu onder controle hebben.We denken dit altijd keer en iedere keer trapt de economie in haar eigen val; dat ze overconfident wordt, met verkeerde modellen gaat werken en niet meer zelf-kritisch is. Ik heb een beetje moeite met de wetenschappelijke status van de economie, want het is een soort wiskunde geworden. Ik ben zelf hardcore econometrist maar ik heb toch min of meer afgezworen om blind op mijn eigen modellen af en de kansen die erbij horen af te gaan en geleerd om veel cynischer te zijn.

17

INTERVIEW

U bent nu hoogleraar. Zou u zeggen dat u door uw achtergrond, dus eerst de bankwereld en later uw interesse voor pensioenen en nu hoogleraar, anders tegen het pensioen systeem aankijkt? Ja, dat denk ik wel. Het is bijna altijd goed als je van buiten een sector komt. Ik merk dat ik heel anders tegen pensioensystemen aan kijk. Stel je brengt als bank een offerte uit voor rentes en je geeft een groep mensen drie weken de tijd om over de offerte na te denken, dan is dat een embedded optie. Zo heb je in elk bankproduct één of meerdere embedded opties. In de pensioensector zijn er ook allemaal embedded opties die mensen aan elkaar schrijven. Als indexatie bijvoorbeeld conditioneel is aan de economie (inflatie, aandelenmarkten, rente etc.), dan is dat een optie op de economie, wel een hele complexe optie. Ik zie dit zo omdat ik van buitenaf kom. De meeste mensen dachten altijd dat indexatie gegarandeerd was en dat we dat nooit hoeven af te stempelen. Ze konden niet indenken dat het zover zou komen dat er geen indexatie meer wordt toegekend en al helemaal niet dat we nominaal zouden moeten korten. Het is niet met slechte bedoelingen geweest, het zat gewoon niet in het toenmalige paradigma.


U heeft Cardano opgericht.Wat was de visie daarachter? Probeerde u daarmee een gat te vullen? Jazeker. Pensioenfondsen waren altijd bezig met ALM. Op de lange termijn heeft een pensioenfonds verwachtingen met wat kansen er omheen. Als je dan een andere strategie en premiestuur kriest krijg je een ander plaatje, wat ook klopt op de lange termijn, maar dat plaatje geeft niet de extreme risico´s weer. Op de lange termijn zegt het plaatje niet hoe je moet overleven. Ik richtte me meer op het zorgen dat je de consequenties kan dragen als er dingen gebeuren die je nauwelijks kunt overzien. Ik deed meer met risicomanagement, reduceren van extreme risico’s zoals het afdekken van renterisico en aandelen-risico in de staarten. Ik wilde zorgen dat je niet helemaal wegzakt als het een keer fout gaat. Als je het al goed hebt, kun je beter wat extra investeren in het afdekken van risico’s. “Op de lange termijn komt het altijd goed” is een beetje een sprookje in een wereld waar Japan al 25 jaar onderuit aan het gaan is en ons misschien wel het zelfde lot te wachten staat. Jezelf beter indekken is dus belangrijk. Gaat het ooit veranderen en beter worden in die zin? Het gaat pas veranderen als mensen de bril waardoor ze naar de economie kijken aanpassen en hun visie veranderen.Als mensen gaan beseffen dat dingen als reflexiviteit echt voor komt; wanneer het goed gaat met de economie gaat de aandelenmarkt omhoog, gaan de huizenprijzen omhoog en worden mensen euforisch. Je ziet dan ook dat het gevoel voor risico omlaag gaat, dat mensen minder risico-avers worden als het beter gaat terwijl juist als het beter gaat het probleem er kan zijn dat er een bubbel in de asset-mix zit. Momenteel is de asset-mix wederom opgeblazen door de acties van de Centrale Bank en toch is iedereen positief. Het is ontzettend moeilijk om daar uit te komen.

INTERVIEW

Nog een vraag over de financiële crisis die we onlangs hebben gehad. Vaak wordt de vinger ook gewezen naar de compleiteit van de producten. It dit bij pensioenen ook het geval? Pensioenen hebben over het algemeen niet extreem veel verloren door de complexiteit van de producten. De verliezen bij pensioenfondsen zaten veelal in aandelen en rente-risico op verplichtingen. Complexe producten hebben wel bijgedragen aan een nog hogere leverage in de markt. Mensen hadden niet door dat de schuldberg al zo hoog was geworden, dat heeft zeker bijgedragen aan de crisis. Is het te onduidelijk geworden voor de leek om te begrijpen wat de actuaris precies doet? Het actuariaatdeel is nog wel te overzien. Ik denk wel wederom dat er risicos zijn die niet duidelijk zijn. Met name systematische risico’s zoals Macro Langleven risico valt niet onderling te delen omdat iedereen langer leeft. Je kunt het hoogstens uitspreiden over generaties, zodat de risico’s van ouderen worden overgedragen aan jongeren, maar dat is tijdelijk. Je krijgt dan ook te maken met discontinuïteitsrisico, als het pensioen ophoudt te bestaan hebben jongeren meebetaald aan risico’s maar hebben er geen profijt van. Het idee van uitspreiden van risico’s is niet heel complex. Het was eigenlijk een simpel idee, namelijk defined benefit: je krijgt wat we je beloven. Alleen was het een concept dat we niet konden waarmaken. Grenzen vervagen, alles wordt globaal. Hoe denkt u dat het pensioensysteem er uit gaat zien? Wat Nederland langzaam maar zeker gaat doen is het definend benefit afschaffen. Het probleem met defined benefit is dat het pensioen voor

18


““Op de lange termijn komt het altijd goed” is een beetje een sprookje in een wereld waar Japan al 25 jaar onderuit aan het gaan is”

Gaan deze wijzigingen snel genoeg of laat het nog op zich wachten? Dit gaat de laatste 1 à 2 jaren erg snel, mensen beseffen dat er aan intergenerationele solidariteit maar weinig voordelen zit. In het huidige systeem kun je net zo goed ouderen wat minder aandelen geven en jongeren wat meer, en dan heb je precies dezelfde schokken in een individueel systeem als dat ze nu collectief hebben. Dat besef komt er nu langzaam. Er staan zo veel nadelen tegenover die intergenerationele solidariteit, vooral qua verkeerde allocatie van risico’s naar jongeren en ouderen, dat het alleen maar voordelig is om het individueler te maken. Hoelang het nog duurt voordat dit allemaal nieuwe wet is durf ik niet te zeggen, als ik optimistisch ben denk ik vier à vijf jaar. Sommige politici zeggen dat het nog wel langer kan duren. Waar speelt de discussie zich in de politiek af? Is het een blok aan het been nu? Niet echt meer. Alles is aan het schuiven. De politiek heeft bijna geen nogo’s meer en willen af van het huidige systeem. De vakbonden, daarentegen, zijn nog wel wat ouderwets. Ze zijn opgericht om voor de arbeiders op te komen maar komen nu voor de ouderen op. Ze hebben geen duidelijk bestaansrecht en zijn bang dat als het pensioenstelsel verandert ze ook daar dan geen rol meer in hebben. Die angst is niet nodig, als ze maar mee gaan met de veranderende wereld. Wat denkt u dat de toekomst is van de vakbonden? De vakbonden zullen zich snel moeten aanpassen. Als vakbond zou ik overwegen lifecycle begeleider te worden. Denk dan aan mensen helpen met permanente educatie, het om- en bijscholen van mensen. De maatschappij

19

INTERVIEW

iedereen uit dezelfde pot komt en de verdelingsstukken te groot zijn. Over een periode van 70 jaar pensioenuitkeringen doen, waarbij rekening gehouden moet worden met tal van parameters, is te moeilijk. Als je de parameters ook maar met een half of heel procentje aanpast, schuift er zo’n 20-30% van het pensioen naar een andere generatie. Daar gaan we in de toekomst vanaf, we gaan naar individuele potjes. Later in het leven, als je met pensioen gaat, wordt het lang-leven risico met elkaar gedeeld, en dat is ook het enige doel van het pensioenfonds. Langlevenrisico delen hoeft niet niet per se in de vorm van een annuïteit, dit kan ook in de vorm van risicovol kapitaal. Als je komt te overlijden komt het kapitaal vrij en is het voor de overlevenden. Dat is alles, het wordt veel individueler en daarmee een stuk simpeler. Als je een soortgelijk simpel stelsel hebt, heb je in Europa ook veel minder moeilijkheden, vooral nu EIOPA actief is en de discussie over het ftk. EIOPA snapt ons systeem niet, maar wij snappen het zelf ook niet. Dat komt omdat het systeem te complex is. Een individueel systeem is makkelijker te begrijpen. Individueel DC was een paar jaar geleden echt een scheldwoord. Niemand wou er wat van horen. Ik ben niet zozeer voor individueel DC maar meer voor een systeem waar je individuele rechten hebt. Dat je collectief die rechten belegd en dat het fonds zorgt dat het risico gemanaged wordt over je hele leven. Dat er gepooled wordt voor het lang-leven risico, bij voorkeur voor homogene groepen, zoals mensen met hetzelfde beroep.


verandert steeds sneller. Op gebied van loon krijgen vakbonden niks meer voor elkaar en het pensioensysteem verandert nu ook; de oude vakbonden bestaan niet meer. Vakbonden moeten doen wat werkgevers niet altijd zullen doen. Niet iedere werkgever denkt aan zijn ouder wordende werknemers, die wellicht naar een andere sector moeten. Er is nog geen partij die mensen helpt bij het maken van keuzes in hun lifecycle, dus dit zou een mooie taak zijn voor de vakbonden. De vakbonden moeten zichzelf opnieuw uitvinden. Ze hebben in het verleden goeie dingen gedaan en ik ben absoluut meer links dan rechts, maar de vakbonden van nu zijn niet zozeer links, maar conservatief. In het verleden hebben mensen hele hoge pensioenen opgebouwd met hoge indexaties en opbouwpercentages. Dit is nu anders. Denkt u dat de jongere generaties ooit zoveel kunnen opbouwen als dat vroeger kon? De ouderen zijn op dit moment de rijksten van Nederland. De armoede onder ouderen is er wel, maar is de afgelopen jaren heel erg gedaald. De armoede onder jonge gezinnen die net een huis hebben gekocht en jonge kinderen hebben is daarentegen veel groter dan vroeger. We hoeven niet zoveel te sparen als dat de ouderen toendertijd hebben gedaan. Sommigen hebben 80% van hun laatste loon kunnen opbouwen door indexaties etc. Zo hoog hoeft het nu niet meer, maar ik denk dat 60-70% van het loon wel haalbaar is. De jongeren van tegenwoordig zullen niet veel verschil merken. Door langer doorwerken komen we wel op hetzelfde niveau. Ik vind ook dat we langer moeten doorwerken aangezien we ook langer leven.

INTERVIEW

In het licht van het congres, waar verschuift de pensioendiscussie zich heen over 10 jaar als we het hebben over Europese context? Waar denkt u dat Nederland zal moeten inleveren, en waar moet Nederland voor strijden? We moeten er voor waken dat åls er centrale regelgeving komt en we hebben een verkeerd en ingewikkeld stelsel, dat ze ons stelsel niet zullen begrijpen en ons te hoge buffer-eisen zullen opleggen. We moeten het stelsel simpeler maken zodat we ongevoelig zijn voor EIOPA. We moeten zoveel mogelijk individuele rechten hebben, daar hoef je dan ook geen buffers voor te hebben. Als we niet veranderen en innoveren, door te versimpelen en te individualiseren, dan gaan we door de complexiteiet gepakt worden. Mensen vinden versimpelen slecht, maar versimpelen is vaak robuuster. Pensioen, wonen, zorg.Wat is uw mening over het samen trekken van deze dingen? Een pensioen zou je zo moeten ontwerpen dat het individueel is en dat het, op basis van bepaalde regels, makkelijk is om te gebruiken. Het is natuurlijk raar als iemand een ton heeft gespaard maar zijn huis uit moet omdat hij, bij wijze van spreken, 30.000 euro tekort komt voor zijn hypotheek. Dan zou het wel mogelijk moeten zijn om het opgespaarde pensioenkapitaal te gebruiken en later weer aan te vullen. Ik vind niet dat pensioen in natura uitgekeerd moet worden in de vorm van zorg. Je krijgt dan weer complexiteit terug, omdat het lastig is om zo’n zorgprodduct te waarderen. Is het product wel eerlijk voor iedereen? Het zou dan een taak voor de overheid moeten zijn om zorg op deze manier te verdelen over generaties, en niet van een pensioenfonds. Het idee is goed bedoeld maar veel te complex.

20


Heb jij een scriptie voor de opleiding Actuariële Wetenschappen of een vergelijkbare kwantitatieve opleiding geschreven? Dan kun je in aanmerking komen voor de Johan de Witt prijs!

Johan de Witt scriptieprijs 2015 ✒ Eén prijs ter waarde van € 5.000. ✒ Jouw scriptie dient te bestaan uit een theoretische benadering en/of uit empirisch onderzoek en moet een reële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het actuariële werkterrein.

✒ Bij de beoordeling van de inzendingen worden tenminste de volgende criteria in acht genomen: wetenschappelijk gehalte, relevantie en stilistische kwaliteit.

✒ De scriptie mag maximaal 50 pagina’s beslaan -exclusief bijlagen– en dient voorzien te zijn van een aparte samenvatting welke maximaal twee pagina’s (A4) bevat.

✒ Deadline voor inleveren is maandag 31 augustus 2015.

Deelnemers Studenten van het Actuarieel Instituut, studenten Bachelor of Science of Master of Science in Actuariële Wetenschappen of aanpalende disciplines (Econometrie, Bedrijfswiskunde), studenten HBO en niet-leden werkzaam in het actuariële werkveld. Deelnemen aan de Johan de Witt prijs 2015? Ga voor meer informatie naar www.ag-ai.nl (AG-Johan de Witt prijs). Heb je vragen, stuur deze dan naar johandewittprijs@ag-ai.nl.

21



Nederland Pensioenkampioen Maar waarom dan zoveel aandacht voor de België-route?

Inleiding Nederland heeft een goed stelsel om ouderen te behoeden voor de financiële gevolgen van ouderdom. Een stelsel met 3 pijlers, waarbij in de 2e pijler (= pensioen als uitgesteld loon) al meer dan 1.000 miljard euro bijeen is gebracht. Vergelijk dat eens met stelsels in omringende landen zoals België, Frankrijk en Duitsland. Dan staan we er macro-economisch goed voor, zelfs in vergelijking tot het rijker geachte Duitsland. Het 2e pijler pensioen kent een breed draagvlak: politici, werkgevers en vakbonden waken hierover. Werknemers en gepensioneerden zullen er op dit moment minder tevreden mee zijn, maar die onvrede heeft slechts een tijdelijke oorzaak: de extreem lage rente. Deze vormt de hoofdoorzaak voor de lage dekkingsgraden bij pensioenfondsen en de lege indexatiedepots bij verzekeraars. Daardoor worden pensioenen niet geïndexeerd en dat zorgt voor onvrede bij werknemers en gepensioneerden. Enkel een stelsel dat volledig volgens omslagfinanciering functioneert, is ongevoelig voor een lage rente. De verdeling van de bevolkingsopbouw in veel Westerse landen -zoals Nederland- is echter zodanig dat slechts een beperkt deel van het stelsel op omslagbasis gefinancierd kan worden. Uitbreiding van de omslagfinanciering zou betekenen dat werknemers steeds meer premie zouden moeten gaan afdragen. Dat wordt niet door hen geaccepteerd. De uitkeringen in de 1e pijler (de AOW) zijn in Nederland op omslagbasis gefinancierd. De uitkeringen in de 2e en 3e pijler zijn overwegend via kapitaaldekking gefinancierd. Dit werkt over het algemeen prima, als staat het stelsel tevens bloot aan de gevolgen van de toenemende levensverwachting. Ook internationale vergelijkingen laten al jaren achter elkaar zien dat het Nederlandse stelsel om ouderen te behoeden voor de financiële gevolgen van ouderdom, aan de top staat. Als ranglijsten gemaakt worden, staat Nederland vaak op de 1e positie. Soms één of twee treetjes lager, maar altijd op het podium. Waarom is er in Nederland dan toch zo veel geklaag over het stelsel als geheel, en over de 2e pijler in het bijzonder? Waarom worden pensioenfondsen massaal gesloten of geliquideerd? En nog vreemder, waarom lijkt er animo bij werkgevers om de pensioenovereenkomst uit de 2e pijler onder te brengen bij een buitenlandse pensioenuitvoerder (pensioenfonds, verzekeraar e.d.)? Vooral België lijkt in trek als vestigingsland voor pensioenuitvoerders. Terwijl dat land niet in de top van de eerder bedoelde ranglijsten voorkomt. Hoe valt dit alles te verklaren?

23

ARTIKEL

DOOR: TOBIAS BASTIAN


ARTIKEL

Nederland … Om te beginnen zouden Nederlanders geen Nederlanders zijn, als zij niet zouden klagen. Dat zit nu eenmaal in onze genen.Veel van de onvrede over het 2e pijler pensioen komt voort uit onwetendheid. De onderbuik van de Nederlandse samenleving meent te weten dat er voor tientallen miljarden euro’s gefraudeerd is, in de zakken van louche vermogensbeheerders terecht is gekomen of op de bankrekeningen van ‘dikbetaalde’ pensioenfondsbestuurders is gestort. Dat het gros van die bestuurders nog altijd niet of nauwelijks betaald krijgt voor hun werkzaamheden, wil er niet in. Dat vermogensbeheerders tegenwoordig doorgaans enkel veel geld verdienen als zij een outperformance voor hun klanten realiseren, evenmin. Verder zijn er mensen die vinden dat de rekenrente veel te laag is. Als we de rekenrente weer op 4% zouden brengen zoals vóór 2007, dan hebben fondsen en pensioenverzekeraars weer rijkgevulde buffers. Dat er indertijd een goede reden was om af te stappen van die 4%, lijkt niet te deren. Je zal als pensioenfonds royaal in Nederlandse en Duitse staatsobligaties belegd hebben. Dan wordt het tegenwoordig toch erg lastig om die 4% rendement per jaar te halen. Recente emissies door de Duitse staat werden immers tegen een negatieve rente uitgebracht! Maar er zijn ook andere redenen. ‘Professionals’ klagen eveneens. En ja, ook over de rekenrente. Maar bijvoorbeeld ook over de toenemende eisen die aan pensioenfondsen worden gesteld ten aanzien van bijvoorbeeld verslaglegging en governance. Over de toenemende eisen die aan pensioenfondsbestuurders worden gesteld qua geschiktheid, betrouwbaarheid en gedrag. Over de toezichthouders die rigide re(a) geren en een agenda lijken te hebben om het aantal pensioenfondsen te verminderen terwijl ze zelf alsmaar uitdijen qua personeel. Over de wetgever die zich niet betrouwbaar en consistent opstelt waardoor wetten steeds maar weer aanpast en veranderd worden. En over elkaar.Wetenschapers en consultants liggen via de media al jaren met elkaar overhoop over het nut en noodzaak van nominale en reële pensioenen. Hetzelfde ten aanzien van de hoogte van buffers en de duur van herstelperioden. Pensioenfondsen wisselen voorts steeds vaker van consultant, vermogensbeheerder of administrateur omdat de kwaliteit van de geleverde dienstverlening onder de maat zou zijn. Er is dus veel heisa in de Nederlandse pensioensector. … Versus België Tsja, dan is het in België toch allemaal iets minder hijgerig en minder rigide. Minder regeldruk, meer empathie van de zijde van de toezichthouder. Gezondere verhoudingen tussen de spelers in de pensioensector. Een kabinet dat zelfs een minister van Pensioen voortbrengt die niet nalaat om België als vestigingsland voor pensioenuitvoerders te promoten. Op het gebied van grondslagen en bedrijfsvoering is flexibiliteit het toverwoord. Een rekenrente die prudent moet worden vastgesteld maar die niet (kwantitatief) voorgeschreven is. Met een goede onderbouwing kunnen verschillende pensioenuitvoerders dus verschillende rekenrentes hebben. Hetzelfde geldt voor de voorzieningen. Ook deze moeten prudent worden vastgesteld maar kwantitatieve voorschriften zijn er niet. Pensioenuitvoerders kunnen dus verschillende actuariële grondslagen gebruiken. Idem voor de buffers. Van belang daarbij is de waarborg die de pensioenuitvoerder krijgt van zijn sponsor. Anders dan in Nederland, staat in België de sponsor garant voor nakoming van de aangegane pensioenverplichtingen. Dat betekent dat de solvabiliteit en de liquiditeit van de sponsor wordt meegewogen bij het bepalen van de benodigde buffers bij de pensioenuitvoerder. Dit vereist inzicht en empathie van de kant van de toezichthouder. De Belgische FMSA (equivalent van DNB) denkt en werkt mee aan verschillende oplossingen mits het totaal van afspraken en grondslagen binnen de pensioenuitvoerder en daarbuiten (lees: in de relatie

24


Figuur 1: interne organisatie en externe relaties OFP Ter illustratie is hiervoor een OFP geschetst met enkel een Nederlandse sponsor. De werkgever, de werknemers en het social committee zijn dan uiteraard Nederlands (groene functies). Het toezicht (FMSA), de actuaris en de verslaglegging zijn Belgisch (geel). Alle andere functies kunnen Nederlands of Belgisch ingevuld worden (blauw). Dat betreft de meeste functies en toont de flexibiliteit van het vehikel. Qua organisatie lijkt een OFP veel op het Nederlandse pensioenfonds. De relatie van de sponsor(s) en de werknemers met het OFP is vergelijkbaar met een pensioenfonds in Nederland (linkerkant van de figuur). Dezelfde providers als in Nederland zoals vermogensbeheerders en pensioenadministrateurs kunnen worden aangehaakt (onderkant van

25

ARTIKEL

met de sponsor) als voldoende prudent kwalificeert. Daar komt bij dat de Belgische wetgever reeds in 2007 een apart vehikel heeft gecreĂŤerd om pensioenregelingen van verschillende landen uit te voeren: het OFP (Organisme voor de Financiering van Pensioenen). Onze Nederlandse PremiePensioenInstelling PPI zag pas in 2011 het levenslicht. En mag enkel defined contribution regelingen uitvoeren. Het OFP kan alle regelingen aan. Een vehikel om defined benefit regeling uit te voeren voor buitenlandse sponsors is er in Nederland niet. Het Algemeen Pensioenfonds dat waarschijnlijk in 2015 geĂŻntroduceerd zal worden, mag wel defined benefit regeling uitvoeren maar in beginsel is dit alleen bedoeld voor Nederlandse sponsors. Dan is het Belgische OFP dus flexibeler.


ABOUT THE AUTHOR Tobias Bastian Tobias Bastian is sinds 1 januari 2012 partner bij Sprenkels & Verschuren. Daarvoor werkte hij bij Deloitte, Hewitt en Mercer, steeds in functies op het snijvlak van actuariaat en project management. Tobias studeerde econometrie aan de UvT te Tilburg en heeft daarna nog een aantal vakken actuariaat aan de UvA te Amsterdam gevolgd. Tobias heeft veel ervaring in de begeleiding van verandertrajecten bij pensioenfondsen en pensioenuitvoerders, of het nu gaat om verandering van organisatiestructuur, systemen of uitbestedingsmodel.

De einduitslag Juist omdat een Belgische pensioenuitvoerder (zoals het OFP) redelijk tot goed vergelijkbaar is met het Nederlandse pensioenfonds, zijn er geen grote voordelen te behalen door het onderbrengen van de pensioenovereenkomst in België. Bezien vanuit een situatie van een puur Nederlandse onderneming, zullen de voordelen die voornamelijk op het gebied van de flexibiliteit liggen, niet opwegen tegen de transitiekosten.Verder zal een stuk weerstand (koudwatervrees) overwonnen moeten worden bij zowel de besluitvormers als sociale partners (vakbonden / OR). Het ligt niet voor de hand dat dergelijke ondernemingen massaal voor de België-route zullen kiezen. Anderzijds is ook duidelijk geworden dat België prudent omgaat met (het uitvoeren van) de pensioenovereenkomst. Financiering en buffervorming zijn flexibel maar leiden niet per definitie tot lagere lasten dan in Nederland. Door het look-through-principe waardoor de sponsor betrokken wordt bij een beoordeling door de FMSA, kan er uiteindelijk wel een lagere premie en/of lagere voorzieningen en/of buffer worden toegestaan. Inspraak is eveneens geregeld, al is de werkgeversinvloed vaak groter in België dan in Nederland. Dit is voor sommige ondernemingen aantrekkelijk. Daarbij komt het internationale karakter van het OFP, dat maakt dat voornamelijk ondernemingen met vestigingen in meerdere landen (waaronder in ieder geval België), geïnteresseerd zijn in de België-route. Immers, dan kunnen additionele voordelen worden bereikt zoals schaalgrootte wat risicovermindering en kostenreductie oplevert. Voorts kunnen dan allerlei lokale uitvoeringsovereenkomsten en verzekeringscontracten worden beëindigd, waardoor de top van de onderneming meer controle krijgt over haar pensioenverplichtingen en pensioenuitvoering. Grotere ondernemingen zijn hier vaak gevoelig voor. De België-route kan dus aantrekkelijk zijn, maar is zeker niet voor iedereen weggelegd. Het gros van de pensioenuitvoerders zal in Nederland gevestigd blijven. Zullen we dan maar concluderen dat er sprake is van een gelijkspel tussen België en Nederland?

26

Recommended for readers of XXx-level

ARTIKEL

Recommended for readers of XXx-level

| SPECIALTY | NL

de figuur). Controle en toezicht zijn ook redelijk vergelijkbaar (rechterkant). Ook de interne organisatie ziet er vergelijkbaar uit. Het Nederlandse bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn vergelijkbaar met de board of directors en de general assembly, al is de werkgeverinvloed groter in België dan in Nederland. Pariteit is namelijk lang niet in alle gevallen verplicht. De Nederlandse bestuurscommissies zijn vergelijkbaar met de operational bodies. Enkel het sociaal committe is nieuw, maar dit is juist bedoeld om de belangen van sociale partners te behartigen, zeker in het geval waarin er sprake is van een buitenlandse sponsor. Kortom, België lijkt zijn zaken aardig op orde te hebben. Het is de combinatie van de onvrede met een aantal Nederlandse elementen (zoals de opstelling van DNB) en de flexibiliteit die in België getoond wordt, die sommige ondernemingen nieuwsgierig maakt naar de België-route. Hiermee wordt het verplaatsen van de pensioenuitvoerder van Nederland naar België bedoeld. Dat juist een organisatie als AonHewitt bezig is met het bewandelen van de België-route, maakt dat andere partijen extra nieuwsgierig worden. Immers: daar zal toch wel goed over nagedacht zijn?


Over de sprekers Om u een beeld te geven van de presentaties die u kunt bijwonen, worden hieronder alle sprekers uitgelicht.

Plenaire sessie I - Een blik over de grenzen - Falco Valkenburg AAG Er is innovatie in pensioenen nodig. Het systeem dat ons zovele jaren goed gediend heeft, piept en knarst. De economie is veranderd, de samenleving is veranderd, wij zijn veranderd. Hebben wij echt het beste pensioensysteem ter wereld? Ik belicht in de presentatie ontwikkelingen die ik van belang vind. Vervolgens geef ik een Tour d’Horizon langs wat mij inspireert. Denemarken, de nummer 1 op de Mercer Melbourne ranglijst van beste pensioensystemen, AustraliÍ, de nummer 2, komen zeker aan de orde. Zo ook de nummer 10, Singapore, waar het al tientallen jaren mogelijk is om wonen, zorg, sparen voor later en investeren in je eigen omgeving te combineren. Afhankelijk van de tijd reizen we nog langs Chili (nummer 8) en Zweden (nummer 6). Nederland staat op de derde plaats. Wat gaan we doen om weer het beste pensioensysteem van de wereld te zijn? Ik ben benieuwd naar jullie antwoord.

Martijn Vos is partner van Ortec Finance en hij is als directeur van de Business Unit Pension Risk Management verantwoordelijk voor de modellen en advisering aan pensioenfondsen en verzekeraars in Nederland en de grote pensioenfondsen in Europa. Martijn is sinds 1995 werkzaam bij Ortec Finance. Hij behaalde zijn doctoraal Econometrie aan de Erasmus universiteit; in 2001 is hij na afronding van de VBA opleiding opgenomen in het register van beleggingsanalisten (RBA). In 2003 werd hij lid van het Management Team. Daarnaast is Martijn voorzitter van de commissie Pensioenen van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. Ortec Finance is actief in diverse landen. De klanten verschillen inhoudelijk niet zo veel van elkaar op het vakgebied actuariaat. De type werkzaamheden die Ortec Finance uitvoert in de verschillende landen zijn vergelijkbaar. Daarbij wordt ervaren dat de cultuur en de sociaal economische factoren in de landen van elkaar verschillen. Dit resulteert in een steeds wisselende benadering. De rekenmodellen die Ortec Finance hanteert zorgen voor een heldere analyse. De situatie wordt benaderd vanuit de verschillende invalshoeken. Dit draagt eraan bij dat de vraagstukken in de toekomstige internationale discussies over het pensioenstelsel helder voor het voetlicht kunnen worden gebracht.

27

OVER DE SPREKERS

SECTION

Plenaire sessie II - Sociale en culturele verschillen in het internationale landschap uitgelicht Martijn Vos RBA


Plenaire sessie III - De invloeden en het belang van EIOPA en Europa voor het Nederlandse pensioenstelsel - Jacqueline Lommen Jacqueline Lommen is Directeur Europese Pensioenen en Bestuurslid van Robeco PPI (premiepensioeninstelling) bij Robeco. Jacqueline is meer dan 25 jaar actief in de pensioensector. Ze heeft praktijkervaring opgedaan in zowel de private als publieke sector, in Nederland en in het buitenland. Haar expertise ligt op het terrein van het realiseren van pensioenoplossingen voor veelal grote internationale ondernemingen. Ze is werkzaam geweest bij De Nederlandsche Bank (DNB) en heeft namens Nederland zitting gehad in EIOPA, de Europese pensioen Autoriteit. Als leider van de Europese paneuro pensions Practice binnen AONHewitt is zij actief geweest in het opzetten van de eerste grensoverschrijdende Europese pensioenfondsen voor enkele grote multinationale ondernemingen. In de jaren negentig was Jacqueline lange tijd werkzaam bij AEGON NV, in diverse functies binnen de internationale holding.

Plenaire sessie IV - Een pensioenstelsel anno nu - Prof. dr. Theo Kocken

Interactieve sessie I - Toekomstvisies op het actuariaat landschap John Smolenaers Ik ben partner bij Deloitte Pension Advisory, onderdeel van Financial Advisory Services. In de dagelijkse praktijk adviseer ik ondernemingen op het gebied van employee benefits en pensioenen. Na het afronden van Actuariaat en een minor Recht aan de UvA in 2000 ben ik werkzaam in het (brede) pensioen- en arbeidsvoorwaardenveld. De laatste jaren heb ik mij gespecialiseerd in complexe en strategische verandertrajecten binnen het HR-domein. Mijn vakinhoudelijke passie ligt in het verbinden van studie, zorg, wonen en pensioen binnen het employee benefits pakket. Het verbinden van de domeinen studie, zorg, wonen en pensioen heeft ook in zich dat grenzen vervagen. Zeker omdat dit in Nederland ‘heilige huisjes’ op zichzelf zijn. Om tot oplossingen te komen is het vooral van belang dat betrokkenen kennis nemen van andere domeinen en de bereidheid hebben om over (domein)grenzen heen te kijken, zowel nationaal als internationaal.

28

SECTION

OVER DE SPREKERS

Theo Kocken is hoogleraar Risicomanagement voor Institutionele Beleggers aan de VU en oprichter van Cardano. Hij is econometrist van huis uit (Universiteit van Tilburg) maar veel bezig met onder andere cognitieve wetenschap en de rol van persistent “irrationeel” gedrag en de invloed op de economie en financiële markten. Hij heeft recent een documentaire afgerond samen met Terry Jones van Monty Python over financiële crises en de rol van menselijk gedrag (Zie ook www. boombustclick.com ). Daarnaast is hij veel bezig met risicomanagement en actief betrokken bij het herontwerp van ons pensioenstelsel.


Diede Panneman Diede Panneman is sinds 1992 als actuaris werkzaam in de wereld van de pensioenen. Hij heeft het pensioenvak geleerd bij het befaamde actuarieel adviesbureau Brans & Co. Vanaf 2010 is hij verbonden aan Sprenkels & Verschuren, het andere actuarieel bureau. De actualiteit van de pensioenen heeft zijn bijzondere aandacht en hij schrijft daarover af en toe in De Telegraaf. Het werkterrein van Diede is divers te noemen. Naast de traditionele actuariële werkzaamheden voor bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen heeft hij onderzoeksopdrachten gedaan voor enkele Ministeries. Als voorbeeld kan genoemd worden een opdracht van Financiën die heeft geleid tot de A-factor en twee opdrachten voor Sociale Zaken, rekenregels voor collectieve waardeoverdrachten en sekseneutrale sterftetafels. De ontwikkelingen op het gebied van de verdergaande individualisering van de pensioenen en de afbrokkelende solidariteit volgt hij nauwgezet.

SECTION

Gaston Siegelaer & Gabe Langerak Er wordt de laatste jaren veel gesproken over veranderingen in de pensioenregelingen in Europa. En die zijn er ook, maar zij veroorzaken niet de vervagende grenzen. Veranderingen in de inhoud van pensioenregelingen zijn immers voornamelijk gedreven door nationale factoren, bijvoorbeeld wetswijzigingen. Waar de grenzen meer vervagen, is bij de uitvoering: door schaalvergroting kunnen multinationals kosten besparen op bijvoorbeeld de pensioenadministratie en het vermogensbeheer. Maar hoe één wordt Europa dan? Tijdens onze sessie gaan wij verder in op de internationale ontwikkelingen op pensioengebied, en de gevolgen daarvan voor Europa en voor individuele landen binnen Europa. Wij zijn Gaston Siegelaer, Service Line Leader DC Investments, en Gabe Langerak, LOB Leader International Consulting Group, beiden werkzaam bij Towers Watson. Vanuit deze internationale consultancy adviseren wij vele grote multinationals op het gebied van employee benefits, inclusief pensioenen. Daardoor kennen we de internationale markt bijzonder goed, en zien wij nu al welke trends zich zullen voltrekken in de komende jaren.

29

OVER DE SPREKERS

Edward Snieder Edward Snieder is sinds 31 december partner bij Sprenkels & Verschuren. Daarvoor was hij jarenlang partner bij KPMG. Altijd als adviseur voor pensioenfondsen, -uitvoerders, ondernemingen en toezichthouders. Hij studeerde bedrijfseconomie en de postdoctorale opleiding tot Registercontroller aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Edward heeft veel ervaring met strategische en governance vraagstukken, risicomanagement en project- en verandermanagement.


Hans van Meerten Prof.dr. H. van Meerten (1974) is hoogleraar Internationaal Pensioenrecht aan de Universiteit Utrecht en advocaat bij Clifford Chance Amsterdam. Hij adviseert met name over de EU-recht aspecten van het pensioenstelsel en structureert internationale pensioenentiteiten (zoals de PPI, het Belgische OFP en de Luxemburgse ASSEP). Hij schreef eerder de PPI wetgeving gedurende zijn periode op het ministerie van Financiën.

Interactieve sessie II - Ons huidige landschap kritisch benaderd

Rajish Sagoenie Na mijn studie Econometrie heb ik de studie Actuariële wetenschappen afgerond en werk ik al ruim 24 jaar als actuaris AG. Momenteel ben ik werkzaam als Partner bij Milliman Pensioenen. Hiervoor heb ik bij verscheidene actuariële adviesbureaus gewerkt en was ik tot en mei 2013 voorzitter van het Koninklijk Actuarieel Genootschap.

Ik verwacht met name op het onderdeel risicodeling tussen generaties dat de komende tijd meer discussies zullen plaats vinden en winst te behalen is. Solidariteit en collectiviteit zijn belangrijk en dienen afhankelijk van het moment steeds op een juiste manier in balans te zijn.

Pieter Marres Waarom Chili het pensioen biedt dat wij eigenlijk willen Verreweg de meeste Nederlanders bouwen via hun werkgever pensioen op bij een pensioenfonds. Verplicht. Niks te kiezen. Slechte rendementen? Service onder de maat? Hoge kosten? Helaas, de verplichtstelling zorgt er voor dat je niet weg kunt. Het is de hoogste tijd om dit paternalistische systeem, dat goed paste bij de arbeidsverhoudingen uit de jaren vijftig en zestig, achter ons te laten. Gelukkig is er een alternatief. Chili beschikt over een innovatief pensioensysteem waarin je wél zeggenschap hebt over jouw pensioengeld. In deze interactieve sessie leer je hoe dat werkt en onderzoeken we hoe het systeem in Nederland ingevoerd zou kunnen worden. Pieter Marres werkte vier jaar in Santiago de Chile aan het pensioensysteem van de toekomst.

30

SECTION

OVER DE SPREKERS

Met een bijdrage aan het boek ‘Pensioenprioriteiten’ hebben wij onze ervaring gekoppeld aan dit onderwerp (‘Grenzen vervagen’). Heel veel landen hebben een driepijlersysteem en sommige hebben te maken met identieke uitdagingen als wij in Nederland. Met deze bijdrage hebben wij getracht na te nagaan wat Nederland kan leren van andere landen op dit gebied. Een van de mogelijkheden voor Nederland is meer inzicht te krijgen in deling van risico’s.


Ronald Doornbos Ronald Doornbos is vanaf 1994 werkzaam als actuaris en senior-consultant in de wereld van pensioenen en arbeidsvoorwaarden. In 2011 is hij samen met twee andere partners de nieuwe HR-adviesorganisatie Focus Orange gestart: een (snelgroeiende) organisatie die ondernemingen helpt de investering in Human Capital te optimaliseren. Pensioen maakt daar (vanzelfsprekend) een belangrijk onderdeel van uit. Daarvoor was hij partner bij Towers Watson. Ronald is econometrist (Vrije Universiteit) en actuaris (Universiteit van Amsterdam). Ronald heeft veel ervaring als adviseur van grote ondernemingen en begeleidt (complexe) veranderingsprocessen van pensioentoezeggingen en -uitvoering.

Jos Berkemeijer Jos (1954) heeft meer dan 35 jaar ervaring als actuaris, CEO en commissaris op het gebied van pensioen- en levensverzekering, pensioenfondsen, zorgverzekeraars en adviesdiensten. Hij vervulde onder meer functies als concernactuaris Interpolis, directievoorzitter Achmea Pensioenen en Sociale Zekerheid, managing director Mercer Nederland en commissaris bij zorgverzekeraar Eno. Jos was daarnaast van 2008 tot 2011 hoofdredacteur van het magazine De Actuaris. Op dit moment is Jos Managing Partner bij Symetrics, een ‘Dutch Longlisted FinTech50 Company’, die zich richt op ‘Behavioral Economic Asset & Liability Modelling’. Daarnaast is Jos voorzitter van de NVOG-Pensioencommissie en is hij beoogd lid van de raad van toezicht van een bedrijfstakpensioenfonds.

Jeroen Breen Mijn naam is Jeroen Breen, actuaris en wiskundige, getrouwd met een wiskundige, vader van drie kinderen en woonachtig in het mooi Brabantse (Luttel)Herpt. Bijna 18 jaar als consultant en ook als certificerend actuaris werkzaam geweest voor verzekeringsmaatschappijen en sinds 2011 algemeen directeur van het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) en Actuarieel Instituut (AI). Betrokken bij alle op dit moment relevante ontwikkelingen; van de pensioendialoog, via WGAERD naar big data. Maar ik ben ook betrokken bij de totaal vernieuwde opleidingen van het AI, die sinds de make-over nog veel beter op de praktijk aansluiten. In mijn vrije tijd besteed ik veel tijd aan de plaatselijke hockeyvereniging, MHCD in Drunen, als voorzitter en als coach; ik heb om de week pianoles en kook graag.

Sameer van Alfen Sameer van Alfen (34) werkt sinds 2014 als redacteur voor het online vakblad Pensioen Pro. Dit is een joint venture van Het Financieele Dagblad en Investment & Pensions Europe. Van Alfen specialiseert zich bij Pensioen Pro op het gebied van institutioneel vermogensbeheer, maar bericht ook geregeld over actuariële zaken. Eerder was hij zes jaar werkzaam voor de De Financiële Telegraaf, waar hij over pensioenen schreef vanuit het perspectief van de consument.

31

OVER DE SPREKERS

SECTION

Overige sprekers


ALS BIJZAKEN NIET BESTAAN EN GEEN AMBITIE TE GROOT IS

Robeco proud sponsor of

Van zeilraces tot vermogensbeheer, gegevens zijn overal. Bijzaken bestaan niet in een wereld waar het kleinste detail het verschil kan maken om ambities te verwezenlijken. Sinds 1929 streven wij naar het beter begrijpen van financiële informatie. Dankzij het gebruik van baanbrekende kwantitatieve modellen ontwikkelen wij beleggingsstrategieën die marktonvolkomenheden benutten en het rendement voor onze klanten optimaliseren. Ontdek het op robeco.com/quant

Belangrijke informatie Deze publicatie is bedoeld voor professionele beleggers. Robeco Institutional Asset Management B.V. (handelsregister nummer 24123167) heeft een vergunning als beheerder van ICBE’s en ABI’s van de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam.


In gesprek met Jacqueline Lommen DOOR: MARK VERSCHUREN & MARK VERHAGEN

Beste Jacqueline Lommen, zou u zich kort kunnen introduceren? Uiteraard. Ik werk al heel wat jaartjes in de institutionele pensioensector, een jaar of vijfentwintig, maar ben altijd bij hetzelfde onderwerp betrokken geweest. Dat is het realiseren van pensioenen voor grote ondernemingen, veelal multinationals. Ik heb dit echter op verschillende plekken en vanuit verschillende perspectieven gedaan. Aan de ene kant was dat vanuit de hoek van de grote verzekeraars. Ik heb lang bij Aegon gewerkt. Het was met name bij Aegon dat ik het vak geleerd heb. Maar ik heb daar ook veel gelobbyd. Dit gebeurde veelal in Brussel, waardoor ik met het internationale circuit in aanraking ben gekomen. Vanuit deze interactie heb ik de overstap gemaakt naar De Nederlandsche Bank. Weg dus van de private sector en naar de publieke sector. Reden hiervoor was met name dat ik graag wilde gaan werken bij EIOPA in Frankfurt, dat toentertijd net was opgericht. EIOPA, de European Insurance and Occupational Pensions Authority is de Europese pensioenautoriteit. Ik merkte dat het zwaartepunt van alle toekomstige ontwikkelingen daar lag. Dat de initiator, of de katalysator beter gezegd, van alle ontwikkelingen op pensioengebied vanuit Europa en vanuit Brussel komt, maar vooral ook dat deze zich manifesteerde in Frankfurt bij EIOPA. Dit was iets waar ik graag bij wilde zijn. Ik heb daar een aantal jaar met groot plezier gewerkt en tegelijkertijd in Nederland meegewerkt aan de invoering en wetgeving van de PPI’s (PremiePensioeninstelling). Vervolgens heb ik besloten weer terug te keren naar de private sector. Ik merkte dat het directe klantcontact en het realiseren van concrete pensioenoplossingen mij uiteindelijke toch het meest trok. Dit deed ik eerst als consultant voor de grote bedrijven bij AONHewitt. Vervolgens kreeg ik de kans om bij Robeco in het bestuur van de PPI plaats te nemen en deze nieuwe pensioeninstelling helpen tot stand te brengen en te laten uitgroeien. Ik was en ben ook van mening dat ik vanuit deze positie goed verandering mee kan helpen bewerkstelligen in de Nederlandse pensioensector met het oog op de toekomstbestendigheid van ons stelsel. Dat is mijn achtergrond en momenteel ben ik dus bestuurder van de Robeco PPI en directeur Europese Pensioenen.

33

INTERVIEW

Mark en Mark gingen op een vrijdagmiddag bij Robeco in Rotterdam, na het bewonderen van het utzicht, in gesprek met Jacqueline Lommen, bestuurder van de Robeco PPI en directeur Europese Pensioenen.


“Europa is een catalyst for change”

INTERVIEW

U bent dus een van de mensen die met internationale ogen naar ons pensioenstelsel kan kijken. Wat zijn de verschillen die Nederland heeft ten opzichte van andere landen in Europa? Om Nederland in de context te plaatsen van Europa zijn er met name twee dingen die opgemerkt kunnen worden. Allereerst hebben wij in Nederland wat last van de wet van de remmende voorsprong. Wij hebben een ontzettend mooi pensioenstelsel, waar we ook vroeg mee begonnen zijn. We hebben daardoor echter ook wat moeite met veranderingen. Terwijl wij in Nederland aan het strugglen zijn met hoe we moeten inspelen op een veranderende arbeidsmarkt en nieuwe behoeften van werknemers en werkgevers, worden we ingehaald door andere landen die later hun pensioenstelsel hebben ingevoerd en meteen met nieuwe concepten en andere ideeën aan de slag zijn gegaan. Staatssecretaris Klijnsma is daar nu volop mee bezig. Naast het noodzakelijk onderhoud aan de bestaande situatie is een begin gemaakt met fundamentele veranderingen. Het tweede wat ik in de praktijk veel merk, is dat een buitenlandse actuaris in het algemeen meer is opgeleid als risk-manager met een breed blikveld. Veel breder dan de traditionele pensioenrekenaar die werkt aan een excel spreadsheet. Bij consultants zie ik bijvoorbeeld steeds vaker in de UK en US opgeleide actuarissen, waaronder overigens ook veel vrouwen. Dit zijn veelal de mensen die de werkzaamheden verrichten voor de grote internationale ondernemingen. De Nederlandse actuaris werkt dan primair voor de Nederlandse pensioenfondsen van deze ondernemingen. Die shift maken, een brede opleiding en achtergrond en een bredere risicobeheer focus voor de actuaris, zie ik nu ook in Nederland steeds meer tot stand komen. U zult op onze conferentie gaan spreken over EIOPA. Wat is de eigenlijke functie van EIOPA? EIOPA werd altijd gezien als een organisatie waarin toezichthouders met elkaar samenwerken. Dit mandaat is echter onlangs vergroot. EIOPA is eigenlijk meer een regulator geworden en nauw betrokken bij EU beleidsvorming. Ze hangen daarmee een beetje tussen ministerie en toezichthouder in. Dat is wat anders dan uitvoerend toezichthouder zijn. Dat doet EIOPA beperkt. Dat doen de nationale toezichthouders. Bij grensoverschrijdende pensioenfondsen, daarentegen, is EIOPA wel betrokken. In de praktijk is het zo dat EIOPA als schakel van Europese wetgeving heel erg vroeg in de keten zit. Dat wil zeggen in het traject van de ontwikkeling van Europese wetgeving. EIOPA doet daarin de technische, vakinhoudelijke voorbereidingen van nieuwe plannen en ideeën. Dat maakt EIOPA een belangrijk onderdeel, want het is in Frankfurt dat de grote lijn wordt uitgezet. Als jij aan het eind van die keten, in het parlement, een wetvoorstel wilt bijschaven, dan ben je veelal te laat. Het begint bij EIOPA en om zinvol invloed uit te oefenen moet je ook bij EIOPA aanwezig zijn, op het moment dat de koers uitgezet wordt. Hoe verloopt zo een proces van EU regelgeving precies? Dit proces begint vaak zo een vijf of tien jaar van te voren. Het zijn trajecten met een lange doorlooptijd. EIOPA heeft bijvoorbeeld voor IORP2, het Europese FTK, precies zo een proces lopen op dit moment. Dat is al vijf jaar bezig en in Nederland beseffen we nu dat, als je effectief sturing wilt geven aan de uitkomst, we pro-actief mee moeten doen en we

34


ín Frankfurt moeten zitten. Dat betekent dus niet alleen in Brussel of Den Haag, maar ook bij het proces binnen EIOPA. Dat gaat momenteel erg goed en onze voormalige afwezigheid veranderd razendsnel. Er zijn steeds meer Nederlanders.

U noemt Europa ook wel een ‘Catalyst for Change’, hoe manifesteert Europa zich uiteindelijk in Nederland? Enorm veel veranderingen in de pensioensector worden aangewakkerd door de EU. Dat is een proces dat heel subtiel plaatsvindt. Dit gebeurt met name door nieuwe wetgeving en de voorbereiding op nieuwe wetgeving. Het laatste zorgt ervoor dat lidstaten zelf al beginnen met het voorwerk en anticiperen op EU regelgeving zodat de convergentie geleidelijk in de sector al aan het plaatsvinden is. Met de Europese ogen die ikzelf heb, een soort helicopter perspectief op het Nederlands systeem, zie ik vier componenten waar Europa fungeert als een drijfveer voor veranderingen op pensioenterrein. Dat is ten eerste op het niveau van het pensioenstelsel, waarbij je moet denken aan het faciliteren van pensioensparen door belastingaftrek. In Nederland faciliteren we fiscaal relatief veel, zowel in de pensioen- als in de woningmarkt. Dat raakt de financiële stabiliteit van ons land en ook die van de EU en mede daarom worden nu dus verandering doorgevoerd. Op dit niveau zijn ook veranderingen gaande met ZZP’ers; is een ZZP’er verplicht om pensioen te sparen of niet? Dat zijn stelsel-vragen. De tweede component wordt gevormd door pensioeninstellingen en heeft vooral te maken met vrijheid van dienstverlening en marktwerking. In het buitenland zie je vaak dat pensioeninstellingen ook kunnen en worden opgericht door financiële dienstverleners. In Nederland zijn de meeste pensioeninstellingen in handen van sociale partners, de vakbonden en werkgeversorganisaties. Die ruimere keuzemogelijkheden en keuzevrijheid om je pensioenen bij een pensioenfonds, een verzekeraar of bij een PPI of

35

INTERVIEW

Wie lobbyt voor wie in Frankfurt? Hoe liggen de machtsverhoudingen bij EIOPA? Je hebt verschillende invloeden die spelen. Uiteraard zijn er de EU lidstaten, veelal vertegenwoordigd door de lokale pensioenkoepels, die langskomen en logischerwijze voor hun eigen specifieke stelsel of voor één specifieke achterban lobbyen. Deze vertegenwoordigers zijn verenigd in PensionsEurope en InsuranceEurope, waarbij respectievelijk de PensioenFederatie en het Verbond zijn aangesloten. Daarnaast heb je echter ook veel Nederlanders in Frankfurt en Brussel die juist als onafhankelijke experts bezig zijn. Dat doet bijvoorbeeld de Groupe Consultative, waar het Nederlandse AG bij aangesloten is. Zij zijn bezig om uit alle grote verschillen in Europa de grootste gemeenschappelijke deler te halen en daardoor de ontwikkeling vooruit te helpen. Dat soort kennisen ervaringrijke input vanuit de sector is ontzettend belangrijk en wordt door EIOPA en de EU autoriteiten zeer verwelkomd. Zij verdienen ook de grootse lof voor het werk dat zij daar verrichten. Uiteindelijk is EIOPA op dit moment de spil voor actuarissen voor wat betreft pensioenen. Voor Solvency II voor de verzekeraars moet je nu bij het Europees Parlement of verder zijn, maar voor de pensioenwereld is het traject nu in de fase van de technische ontwikkeling en die vindt plaats bij EIOPA. Het is van het allergrootste belang om daar met de juiste mensen en de met de juiste kennis van zaken aanwezig te zijn. De plannen voor EU solvency regels voor pensioenfondsen zijn weliswaar uit het wetsvoorstel van de herziening van de pensioenrichtlijn gehaald, maar EIOPA gaat door met de technische analyse. In 2015 komt de tweede QIS (Quantitative Impact Study) en een eerste EU stresstest voor pensioenfondsen. Uiteenlopende Nederlandse pensioenfondsen zullen weer aan deze doorrekeningen mee doen.


INTERVIEW

APF (Algemeen Pensioenfonds) onder te brengen zie je in Nederland ook ontstaan. Dat lijkt nu heel snel te gaan, maar daartoe zijn de fundamenten al tien jaar geleden gelegd via het API gedachtegoed. Het zijn alternatieve uitvoeringsmodellen die zich nu concreet manifesteren. Een derde onderdeel waar de internationale invloed zich doet voelen zijn de veranderingen in pensioenregelingen, dus nóg wat meer op microniveau. Je ziet dat risico’s verschuiven. We hebben nieuwe solvabiliteits-eisen voor pensioenuitvoerders en IFRS accounting wetgeving voor werkgevers en zien dat deze beide partijen steeds minder risico’s kunnen of willen dragen, biometrisch noch financieel. Die risico’s verschuiven langzaam van de werkgevers en pensioeninstellingen richting de deelnemers. Dat is natuurlijk de trend van DB naar DC. Nederland houdt hierin uiteraard de ruimte om dit op een Nederlandse manier te doen. Het hoeft en moet niet zoals bijvoorbeeld in de VS, want naar mijn mening zijn de DC pensioenregelingen daar veelal van lage kwaliteit en is er te weinig oog voor het belang van de deelnemers. Zo een transitie gaat in ons land zorgvuldig en stap voor stap. Wij doen dat heel verantwoord en daar komt ook de collectieve premieovereenkomst in beeld, die eind 2014 in hoofdlijnen aan de Tweede Kamer is voorgelegd, evenals smart DC regelingen en lifecycle beleggen die al volop in de praktijk worden toegepast. Op deze zaken zijn wij bovendien weer voorop aan het lopen internationaal. De ALM brains van DB worden vandaag de dag ingezet om lifecycle beleggen en risicobeheer voor DC te doen. Dat gaat nu ook heel snel. De vierde trend is de trend in de pensioenuitvoering. Dan praat je over beleggen en verzekeren en over administreren. Wat je daar ziet is het al eerder genoemde lifecycle beleggen bij beleggingen, maar ook de uitvoeringskosten die omlaag worden gedrukt, wat in Nederland bijzonder relevant is. Pensioenen zijn niet van nature ingewikkeld, maar ze zijn in Nederland via de ver doorontwikkelde traditionele DB regelingen complex gemaakt. Dat leidt er toe dat de uitvoeringskosten hoog zijn. Als je een eenvoudige en transparante DC regeling hebt, dan gaan de administratiekosten omlaag. Al die vier trends zijn beïnvloed door Europa, oftewel via EU wetgeving oftewel door marktdynamiek, via de grote ondernemingen die internationaal hun lokale pensioenvoorzieningen stroomlijnen. Die uitvoeringskosten waar u het over heeft komen natuurlijks deels terug op de loonstrook van de actuaris.Wat is de rol van de actuaris in de toekomst? Een rol van de actuaris in de zin van het doen van ALM berekeningen en het bepalen van buffers, zal steeds minder van belang worden. De risico’s rusten straks niet meer allemaal op de pensioeninstellingen, dus deze instellingen behoeven minder buffers meer aan te houden en hebben daarom ook minder actuarissen nodig om die te berekenen. Wat wij wel meer nodig hebben zijn de brede risico managers waar ik het al over had. Dan denk ik aan beleggingsbeleid en aan hedgen van biometric risks, zoals het macro langleven risico. Er zijn zo veel risico’s die belangrijk zijn om in acht genomen te worden en daar liggen de mogelijkheden voor actuarissen met pensioen- en verzekeringsaffiniteit en kennis. Daar ligt een essentiële en onmisbare toegevoegde waarde van de beroepsgroep. Zal de EU ons dwingen om ons pensioenstelsel en de centrale rol van de sociale partners te veranderen? Nee, met de opzet van ons pensioenstelsel bemoeit de EU zich niet. Daar heeft de EU geen mandaat voor en ook geen intenties. Zeker niet in het geval van een relatief zo goed werkend stelsel als Nederland dat heeft. De EU is primair gericht op het tot standkomen van de EU interne markt met vrijheid van dienstverlening voor pensioeninstellingen en stimuleren van grensoverschrijdende mobiliteit van arbeid en kapitaal. Dat klinkt als EU

36


Tot slot zouden we nog terug willen komen op EIOPA.Wat is haar toekomst? EIOPA is een entiteit waar wij zelf mee inhoud aan geven. Het is van belang dat we er bij zijn, zodat EIOPA is en blijft wat wij van haar vereisen. De crux is eigenlijk dat Europese ontwikkelingen, niet alleen wetgeving maar ook de convergentie in de EU interne markt, een tanker is die simpelweg vaart; die houd je niet tegen. Je kunt daar best voor gaan liggen, maar die tanker is nu eenmaal vertrokken. Het is veel effectiever om in de stuurhut te zitten en te zorgen dat de tanker in de goede richting vaart en ons pensioen ten goede komt. De trein is vertrokken. Jazeker. Dank Jacqueline, voor de tijd en informatie en wij kijken uit naar uw sessie op het congres!

37

INTERVIEW

jargon maar je ziet de internationaliseren toenemen, dagelijks en om je heen. En met consumenten bescherming. Daarom zijn de pensioeninstelingen, de IORPs, het aangrijpingspunt. Met name het realiseren van voldoende solvabele instellingen. Die suggestie wordt overigens wel vaak gewekt dat Europa zich bemoeit met de centrale rol van de sociale partner en collectiviteit en solidariteit. Het is echter geheel aan Nederland om de rol van sociale partners te bepalen. Wat je wel ziet is dat in de meeste landen in Europa, met uitzondering van Ierland, Verenigd Koninkrijk en Nederland, pensioenen als een financieel product wordt gezien dat wordt uitgevoerd door financiële instellingen. Bij ons is pensioen van oudsher meer een sociaal product en wordt geregeld door werkgevers en werknemers onderling, een fundamenteel verschil. Je ziet die werelden naar elkaar toe groeien. In Nederland hebben de sociale partners een groot aantal petten op. Langzamerhand wordt een deel van deze petten afgezet. Een essentieel besef is dat de sociale partners dat zelf en vrijwillig doen. Momenteel bestaan deze petten uit de volgende taken; de partners zitten aan de CAO-tafel en vervolgens aan de pensioentafel. Ze beslissen hoe de pensioenregelingen eruit zien en waar ze worden onder gebracht, bij een pensioenfonds of verzekeraar of PPI. Vervolgens zijn de sociale partners “eigenaar” van pensioenfondsen, vormen het bestuur en beslissen daarmee over het afstempelen of bijstorten en de hoogte van de pensioenuitkering. Tenslotte kunnen de sociale partners ook de eigenaren en besturen van de pensioenuitvoeringsorganisaties zijn. Dat is allemaal logisch en volgt uit historische ontwikkelingen. De sociale partners hebben ons goede stelsel opgebouwd en dus een cruciale rol vervuld. Nu zie je dat het af en toe niet meer reëel blijkt om zoveel rollen tegelijkertijd te vervullen. De sociale partners maken dan zelf de keuze om bijvoorbeeld over te stappen op een ander bestuursmodel , een ander uitvoeringsmodel te kiezen of niet meer eigenaar te zijn van de uitvoeringsorganisaties. Dit proces van petten afzetten gaat organisch, maar voor ons systeem is een aantal van de petten nog altijd essentieel. Daar voegen de sociale partners ontzettend veel waarde toe en dat zal om die reden ook niet veranderen.


De waardering van verplichtingen en premiestelling in internationaal perspectief DOOR:

ARTIKEL

Dat Nederland al jaren een hoge notering heeft in ranglijsten als de Pension Sustainability Index van Allianz en de Melbourne Mercer Global Pension Index is voor veel Nederlanders geen verrassing. Toch zijn er de afgelopen jaren ‘scheuren’ in ons systeem zichtbaar geworden. Momenteel vindt een discussie plaats hoe ons systeem duurzaam kan worden gemaakt. In dit artikel beschouwen we de veranderingen van de waarderingsmethoden in Nederland in de afgelopen jaren.Verder kijken we hoe de (huidige) waarderingsregels in Nederland zich verhouden tot vergelijkbare regels van enkele andere landen. Wij leggen hierbij vooral de focus op landen met een (sterk) Defined Benefit (DB) karakter. Kan Nederland iets van de andere landen leren voor het eigen pensioensysteem? Of zou er juist van ons geleerd kunnen worden?

Introductie1 Hoewel er de afgelopen jaren een grote groei is in het aantal werknemers met een Defined Contribution (DC) regeling (beschikbare premieregeling), zijn de meeste pensioenregelingen in Nederland nog steeds gebaseerd op een salaris-diensttijdsysteem (DB regeling). Bij een beschikbare premieregeling wordt er jaarlijks of maandelijks premie ingelegd in een individuele pot met geld. Na onttrekking van kosten, risicopremies en verwerking van rendement op beleggingen is er aan het eind van ieder jaar/maand voor elk een eigen vermogen beschikbaar. Op de pensioendatum wordt dit vermogen gebruikt om een pensioenen aan te kopen, waarbij de hoogte van de jaarlijkse pensioenuitkering afhangt van de hoogte van het vermogen, de te hanteren sterftegrondslagen en de rentestand op het moment van aankoop. Bij een salaris-diensttijdsysteem wordt er voor elk dienstjaar een (min of meer) gegarandeerde uitkering (vanaf pensioendatum) aan de werknemer toegezegd. Voor het vervolg van dit artikel wordt uitgegaan dat er sprake is van een DB 1 De auteurs bedanken Bas Koolstra, Tim Nugant, Stuart Vincent, Richard Brown en Urs Barmettler voor hun bijdrage aan dit artikel.

RAJISH SAGOENIE RENÉ VAN DER MEER

regeling die is verzekerd bij een pensioenfonds. De dekkingsgraad van een pensioenfonds wordt gezien als dé graadmeter om te monitoren hoe goed of hoe slecht het pensioenfonds er financieel voor staat. De dekkingsgraad is gedefinieerd als de marktwaarde van de beleggingen gedeeld door de marktwaarde van de voorziening pensioenverplichtingen. Door de financiële crisis zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen sterk gedaald. Dit komt niet alleen door de afname van de waarde van de beleggingen, maar ook door de toename van de voorziening pensioenverplichtingen als gevolg van de sterk gedaalde rentestand en toegenomen levensverwachting. Het is voor de dekkingsgraad van een pensioenfonds dan ook essentieel om te weten op welke grondslagen de verplichtingen worden gewaardeerd en in het verlengde daarvan wat de invloed van die waarderingsmethodiek is op de jaarlijkse premie. Op basis van wetgeving en vanuit de De Nederlandsche Bank (DNB) zijn er regels opgesteld over de waarderingsmethodiek. Deze methodiek is de afgelopen jaren sterk aan wijzigingen onderhevig geweest.

38


Flexibel. Betrokken. Eigen verantwoordelijkheid. Persoonlijke ontwikkeling.

We gaan in het vervolg van dit artikel eerst in op de situatie in Nederland door de jaren heen, waarbij we vooral kijken naar de voorziening pensioenverplichtingen (VPV), de actuariële premie en de veel gehanteerde doorsneepremie. Vervolgens focussen we ons op de huidige situatie van diezelfde onderwerpen in enkele andere landen. Tot slot zullen we de verschillende manieren van waarderen en de gevolgen hiervan met elkaar vergelijken. Nederland Voorziening Pensioenverplichtingen De voorziening van het pensioenfonds is de actuariële contante waarde van de toekomstige uitkeringen. De voorziening is dus afhankelijk van de (toegezegde) uitkeringen, de sterftekansen en de rekenrente. De jaarlijkse uitkeringen staan in principe vast, maar de sterftekansen en rekenrente kunnen aan wijzigingen onderhevig zijn. De wijzigingen in sterftekansen zijn de laatste jaren ‘redelijk’ geleidelijk verlopen en de effecten daarvan zijn minder volatiel dan de effecten van de wijziging in de rekenrente. Vandaar dat we in dit artikel hoofdzakelijk de rente-effecten nader bekijken. Tot 2007 was het voor pensioenfondsen gebruikelijk om

met een vaste rekenrente van maximaal 4% te rekenen. Met de invoering van het financieel toetsingskader (FTK) in 2007 werd deze 4% rekenrente vervangen door een door DNB maandelijks gepubliceerde rentetermijnstructuur DNB baseerde zich daarvoor op de marktrente van renteswaps. Het doel hiervan was om de toekomstige toezeggingen te kunnen waarderen op marktwaarde of ‘fair value’. Ten tijde van deze overstap van 4% rekenrente naar de rentetermijnstructuur (RTS) waren de effecten niet heel groot, omdat de rente van de toenmalige RTS ongeveer overeen kwam met een vaste rente van 4%. Echter, door de financiële crisis en de gevolgen daarvan voor de interbancaire swapmarkt is de RTS vanaf september 2008 aan een sterke daling begonnen. Een daling waarvan we tot op heden nog niet met zekerheid kunnen zeggen dat die al tot een einde is gekomen. De waardering van pensioenverplichtingen voor wat betreft de rente is voor pensioenfondsen in 2012 gewijzigd. De door DNB gepubliceerde RTS maakt vanaf september 2012 gebruik van de Ultimate Forward Rate methodiek. Voor langere looptijden is er niet altijd voldoende liquiditeit in de swapmarkt

39

ARTIKEL

milliman.nl


om tot een betrouwbaar rentepercentage te komen. Hierdoor is besloten om na het zogenaamde ‘last liquid point’ (dat niet onomstreden op 20 jaar ligt) gebruik te maken van een Ultimate Forward Rate (UFR) van 4,2% (de hoogte van deze 4,2% is theoretisch, niet op marktgegevens gebaseerd en ook niet onomstreden). De UFR is een convergentiepunt, wat betekent dat de langetermijnrente convergeert naar de asymptotische 4,2%. Met de huidige, lage rentes wordt deze 4,2% echter niet bereikt in de RTS, de 60-jaars rente bedraagt ongeveer 3%. Sinds 2012 is er sprake van een driemaandsmiddeling van de rente naaste de beschreven UFR systematiek.

ARTIKEL

Met de goedkeuring van het wetsvoorstel voor een nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK) zijn er per 1 januari 2015 opnieuw wijzigingen in de waardering van de pensioenverplichtingen. De RTS wordt nog steeds gebaseerd op de interbancaire swapmarkt en de UFR wordt wederom toegepast. De driemaandsmiddeling is geschrapt,omdat met het nFTK een beleidsdekkingsgraad wordt geïntroduceerd, die met een gemiddelde van de dekkingsgraad van de afgelopen 12 maanden al voorziet in het tegengaan van onbedoelde beleidsbeslissingen als gevolg van een volatiele markt. Het percentage van de UFR is tot op heden niet aangepast, omdat deze nog aan discussie onderhevig is. Vanuit de adviescommissie UFR is aangeraden om het percentage van 4,2% te vervangen. De DNB heeft dit advies tot op heden niet overgenomen, omdat zij nog wachten op de uitkomsten van een onderzoek naar de rentecurve in Solvency II voor verzekeraars. De verwachting is dat hier in de loop van 2015 meer duidelijkheid over zal komen. Actuariële premie Om pensioen op te bouwen moet er jaarlijks premie worden betaald aan het pensioenfonds. Uiteraard hangt de premie af van de eigenschappen van de pensioenregeling (zoals bijvoorbeeld de hoogte van de opbouw), maar ook van de marktomstandigheden ten tijde van de premiebetaling. Bij een lage (reken)rente zal er een hogere premie moeten worden betaald voor de opbouw van aanspraken dan bij een hoge rekenrente. In beginsel moet een pensioenfonds ieder jaar een kostendekkende premie in rekening brengen. De premie-inkomsten moeten dus genoeg zijn om de in een jaar op te bouwen pensioenaanspraken te kunnen financieren, inclusief een solvabiliteitsopslag en kostenopslag. De kostendekkende premie bestaat dan uit de actuariële premie op basis van de huidige marktomstandigheden (inclusief de waarderingsregels) en eventuele opslagen voor uitvoeringskosten, vereist eigen vermogen en eventueel toeslagbeleid. Er is wel een verschil met de waardering van de verplichtingen, er mag namelijk bij het vaststellen van de premie worden gewerkt met een gedempte rekenrente. Deze demping helpt om grote fluctuaties in de jaarlijkse premie te

voorkomen. Demping vindt plaats door de premie niet langer te baseren op de actuele rentetermijnstructuur, maar door te kiezen voor een middeling van rente van de afgelopen jaren of door te kiezen voor een verwacht rendement. Uiteraard moet de gekozen dempingsmethode wel goed onderbouwd worden en voor een langere termijn worden gehanteerd. Met de invoering van het nFTK op 1 januari 2015 is er een aantal wijzigingen in het premiebeleid van pensioenfondsen gekomen, waardoor voor de meeste pensioenfondsen het premiebeleid op enkele punten zal wijzigen. Allereerst moet er bij het gebruik van een verwacht rendement rekening worden gehouden met nieuwe maximale rendementen. Tevens moet het gekozen verwachte rendement elke vijf jaar opnieuw worden vastgesteld. Als gevolg van aangescherpte eisen aan het vereist eigen vermogen zal ook de solvabiliteitsopslag die in de premie moet worden verwerkt stijgen, naar verwachting met gemiddeld 4 à 5%. Zoals eerder vermeld bestaat de kans dat de UFR in 2015 zal worden aangepast. Indien dit het geval is zal dit –afhankelijk van de mate van aanpassing – ook zorgen voor veranderingen in de premie. Doorsneepremie Een concept dat nauw verbonden is met waarderingsmethodiek en premiebeleid is de doorsneepremie. Veel Nederlandse pensioenfondsen brengen een doorsneepremie in rekening. Dit is een premie die voor een alle deelnemers uniform is vastgesteld zonder rekening te houden met individuele verschillen in leeftijd of geslacht. Dit betekent dat jong en oud hetzelfde premiepercentage betalen, ook al is het inkopen van pensioen voor een oudere werknemer duurder dan voor een jongere werknemer. Voor een bedrijfstakepensioenfonds (Bpf) is de doorsneepremie verplicht gesteld. De doorsneepremie is ooit ingevoerd om o.a. gelijke kansen op de arbeidsmarkt te bieden aan jong en oud. Daarnaast zouden bedrijven met oudere werknemers worden geconfronteerd met hoge pensioenlasten ten opzichte van bedrijven met jongere werknemers terwijl de pensioenregeling gelijk is. Dit zou een concurrentienadeel geven voor bedrijven met oudere werknemers. Tegenwoordig staat de doorsneepremie echter steeds meer ter discussie. De doorsneesystematiek dateert nog uit een tijdperk dat er ongeveer evenveel jonge als oude werknemers waren en dat werknemers vaak langdurig bij dezelfde werkgever bleven werken. Tegenwoordig is dit echter veranderd en zijn er relatief meer ouderen dan jongeren. Daarnaast hebben werknemers vaker veel kortere arbeidsrelaties en zijn vaker gaan werken als ZZP’er2. Hierdoor komt het vaker voor dat sommige mensen actuarieel gezien te veel hebben betaald voor hun pensioen, dit geldt bijvoorbeeld zeer sterk voor 2

40

Zelfstandige zonder pensoneel


mensen die op latere leeftijd ZZP’er zijn worden. Naast overdracht van jongeren naar ouderen zorgt de doorsneepremie ook voor overdracht van bedrijven met mensen met een lage levensverwachting (vaak lager opgeleid en man) naar bedrijven met mensen met een hogere levensverwachting (vaak hoger opgeleid en vrouw) .

methodiek worden voorgesteld. Een voorbeeld hiervan is door bij het schatten van de langetermijnrente gebruik te maken van Britse staatsobligaties met een looptijd langer dan 25 jaar. Voor de periode na de looptijd van de staatsobligaties (50 jaar) worden schattingen gedaan op basis van forward rates die gebaseerd zijn op historische data en economische theorie.

De roep om de afschaffing van de doorsneepremie wordt steeds luider, maar er is nog geen eenduidig oordeel over het beste alternatief. Een veel gehoord alternatief is een doorsneepremie met degressieve opbouw. Dit houdt in dat er voor alle werknemers een gelijk premiepercentage van het salaris zal worden gevraagd, maar dat de opbouw van het pensioen dat deelnemers daarvoor ontvangen geleidelijk terug, jongeren bouwen hierdoor meer pensioen op dan ouderen bij eenzelfde premiepercentage. Het voordeel hiervan is dat ouderen geen (extra) nadeel hebben op de arbeidsmarkt als gevolg van de actuarieel benodigde premie. Dit lijkt een goed alternatief, maar er moet niet voorbij worden gegaan aan mogelijke consequenties van dit systeem. Zo weegt een economische crisis met een hoge jeugdwerkloosheid sterker door voor een bepaalde generatie dan tot op heden het geval was. Tevens heeft de afschaffing van de doorsneepremie (met welk alternatief dan ook) één groot nadeel, het is een kostbaar proces. De jongeren die tot nu toe vooral de ouderen hebben ‘gesubsidieerd’ zullen compensatie willen voor het feit dat zij in de toekomst als oudere geen ‘subsidie’ meer zullen ontvangen. De schattingen over de kosten hiervan lopen sterk uiteen, maar zullen toch minstens €25 miljard (Koninklijk Actuarieel Genootschap) en misschien zelfs wel ruim €100 miljard (CPB) bedragen. Naast de hoge kosten van het afschaffen van de doorsneepremiesystematiek zijn er ook anderen nadelen te bedenken. Zo wordt de administratie en communicatie bijvoorbeeld een stuk ingewikkelder als er voor iedere werknemer een individuele premienota moet komen.

De premies zijn, net als in Nederland, de afgelopen jaren hard gestegen door de lager rente en de toegenomen levensverwachting. Dit heeft geleid tot een daling van het aantal DB-regelingen in het Verenigd Koninkrijk. In het Verenigd Koninkrijk maakt men voor DBregelingen vaak gebruik van een doorsneepremie op een soortgelijke manier als dat in Nederland het geval is. Tegenwoordig zijn er steeds meer fondsen die een progressieve premie rekenen, wat betekent dat het premiepercentage stijgt voor hogere leeftijden.

De pensioenpremies in Zwitserland zijn progressief. De premies, een percentage van het pensioengevend salaris, stijgen met de leeftijd van de deelnemers. Voor deelnemers onder de 34 jaar gaat het om ongeveer 7%, voor deelnemers boven de 55 om 18%. Er is dus een koppeling tussen het premiesysteem en de opbouw. Dit systeem zou dus gezien kunnen worden als een middenweg tussen de doorsneepremie en een opbouw op basis van actuariële waarde. Verenigde Staten In de Verenigde Staten is financiering van de eerste pijler geregeld via een omslagstelsel. De tweede en derde pijler kennen kapitaaldekking. Er zijn in de Verenigde Staten veel verschillende regelingen, waarbij er vooral een verschil in regelgeving is tussen regelingen in de publieke sector en regelingen in het bedrijfsleven. Als gevolg hiervan is het lastig om eenduidig aan te geven hoe de rekenrente wordt bepaald. In de publieke

41

ARTIKEL

Buitenland Verenigd Koninkrijk Het pensioenstelsel in het Verenigd Koninkrijk kent het driepijlersysteem, waarbij de eerste en tweede pijler een omslagsysteem zijn en de derde pijler kapitaaldekking heeft. In het Verenigd Koninkrijk kan de rekenrente per fonds verschillen. De precieze rekenrente wordt na actuarieel advies vastgesteld door bedrijven en fondsbestuurders. Normaliter wordt er gebruik gemaakt van Britse staatsobligaties en inflatiegerelateerde obligaties met een extra marge voor beleggingsrendementen. Dit wordt gebruikt voor de jaren tot het laatste liquide punt in de markt. De Engelse Centrale Bank publiceert yields met een maximum van 25 jaar, het laatste liquide punt ligt dus meestal op 25 jaar.Voor de rente na 25 jaar zijn nauwelijks conventies en kan er door actuarieel adviesbureaus een eigen

Zwitserland Ook in Zwitserland is pensioen geregeld via het driepijlersysteem. De eerste pijler kent het omslagstelsel en de tweede en derde pijler worden gefinancierd met kapitaaldekking. In Zwitserland wordt bij het vaststellen van de rekenrente gebruik gemaakt van historische rendementen op hoofdzakelijk staatsobligaties en gedeeltelijk op basis van rendementen op overige investeringen. De maximaal te hanteren rekenrente bestaat voor tweederde uit de verrichtingen van de afgelopen 20 jaar van de BVG-25 index en voor éénderde uit het rendement van de 10-jaars staatsobligaties verminderd met een half procent. De BVG-25 index bestaat voor ongeveer 40% uit Zwitserse staatsobligaties, voor 20% uit buitenlandse staatsobligaties, voor ruim 25% in aandelen en verder uit overige beleggingen (cash, vastgoed etc.). Op basis hiervan is de rekenrente per 31 december 2014 vastgesteld op 3%.


Figuur 1: Rentecurves

sector wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de yields, zowel staatsobligaties als van hooggewaardeerde obligaties van bedrijven, waarbij er gekeken wordt naar de rentes voor de korte termijn, middellange termijn en lange termijn (tot 30 jaar). In onze internationale vergelijking verderop in dit artikel maken we gebruik van de Citi Pension Discount Curve, die wordt maandelijks gepubliceerd en wordt veelvuldig gebruikt door Amerikaanse actuarissen. Deze rekenrente geeft een rentecurve voor een periode van 6 maanden tot 30 jaar gebaseerd op een model dat AA gewaardeerde bedrijfsobligaties en staatsobligaties gebruikt om een rentecurve te berekenen.

ARTIKEL

Wat de doorsneepremie betreft is er in de Verenigde Staten geen eenduidige regeling. De doorsneepremie mag worden toegepast, maar dit hoeft niet. In de praktijk kennen vooral pensioenregelingen in de publieke sector een regeling waarbij iedereen eenzelfde premiepercentage betaalt. In de private sector is er een grote diversiteit aan regelingen en premievarianten. Canada Ook het Canadese pensioenstelsel kent drie pijlers, waarbij de eerste pijler een omslagstelsel heeft en de tweede en derde pijler uit kapitaaldekking bestaan. De waardering van verplichtingen in Canada wordt voor twee verschillende scenario’s gedaan. Allereerst het scenario waarin het pensioenfonds per berekeningsdatum zou ophouden te bestaan. Hierbij wordt gekeken of er voldoende geld beschikbaar is om aan alle verplichtingen te voldoen (zogenoemde liquidatiegedachte). In dit geval zal er worden gewaardeerd met een rentetermijnstructuur die gelijk is aan de rente van Canadese staatsobligaties plus een opslag. In het tweede scenario van waardering wordt er uitgegaan van een scenario waarin het

pensioenfonds zal blijven bestaan (zogenoemde ‘going concern’ gedachte). Hierbij is de waardering gebaseerd op een rentetermijnstructuur die door de actuaris wordt bepaald. Deze dient te zijn gebaseerd op de voorspelde 20-jaars rendementen op het portfolio van het desbetreffende pensioenfonds. De verschillen in de gebruikte verwachtingen van rendementen kan dus voor grote verschillen zorgen in de waardering. Bij een rapportage dient de actuaris beide vormen van waardering uit te voeren. In Canada is de premiebijdrage bijna altijd een percentage dat voor alle deelnemers gelijk is. Wel wordt er vaak op individueel niveau getest of dit niet tot grote verschillen leidt, bijvoorbeeld door te bekijken of de opgebouwde aanspraak niet hoger is dan twee maal de premiebijdrage. In Canada is er nog geen grote discussie losgebarsten of dit systeem moet worden veranderd door de opgebouwde rechten en actuariële waarden daarvan beter te relateren aan de premie voor het individu. Internationaal perspectief Om inzicht te geven in de effecten van de verschillende waarderingsmethodieken in diverse landen nemen we een voorbeeldpensioenfonds, waarvoor we de verschillen in waardering van de voorziening pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie inzichtelijk zullen maken. Om de vergelijking zo overzichtelijk mogelijk te houden gaan we wel overal uit van de Nederlandse situatie qua pensioenregeling (opbouwpercentage, pensioenleeftijd etc.).We bekijken dus eigenlijk wat het effect zou zijn van het overnemen de verschillende waarderingsmethodieken. Het voorbeeldpensioenfonds X bestaat uit 40% actieve deelnemers, 48% gewezen deelnemers en de rest is

42


Tabel1: Verplichtingen, dekkingsgraad en kostendekkende premie

4% rekenrente RTS met drie maandsmiddeling (systematiek 2014) Zuivere RTS (systematiek 2015) Canada Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Zwitserland

VPV (in miljoenen â‚Ź) 1.740 2.650

Dekkingsgraad 161% 106%

Kostendekkende premie 18,70% 28,30%

2.800

100%

29,80%

2.090 1.980 1.750 2.140

134% 141% 160% 131%

22,40% 21,20% 18,60% 23,10%

pensioentrekkend (hetzij een ouderdomspensioen, hetzij een nabestaandenpensioen). De meerderheid is man, de gemiddelde leeftijd bedraagt 48 jaar. Het pensioenfonds heeft momenteel een belegd vermogen van â‚Ź2,8 miljard. Zoals eerder vermeld speelt de rekenrente een grote rol in het bepalen van de benodigde voorziening en de kostendekkende premie. In de grafiek op de vorige bladzijde is voor alle landen in de vergelijking de rekenrente per 31-12-2014 weergegeven. Hierbij kan het volgende worden opgemerkt. Allereerst kent een aantal landen (Canada, Verenigd Koninkrijk) een rekenrente waarbij een fondsafhankelijke opslag op de uit staatsobligaties afgeleide rentecurve wordt gerekend.Voor de rekenrentes van deze landen hebben wij dus enkele aannames moeten doen op het gebied van beleggingen en verwachte rendementen. Bij Canada hebben we gekozen om de opslag van 0,9% aan te houden, die verplicht is bij waarderingen in het geval van een liquidatietraject. Daarnaast is besloten om eenzelfde opslag te gebruiken voor het Verenigd Koninkrijk. Ook merken we op dat voor de Verenigde Staten in deze berekening is gekozen voor de veel gebruikte Citigroup Pension Discount Curve. Daarnaast merken we op dat alle buitenlandse landen in dit onderzoek slechts een rekenrentecurve hebben voor de komende 25 of 30 jaar, voor die periode daarna wordt (zoals in die landen gebruikelijk) de 25-jaarsrente of 30-jaarsrente gebruikt voor de waardering van verplichtingen met een langere looptijd. In de grafiek valt op dat enkel Zwitserland nog een rente hanteert waarbij het percentage onafhankelijk is van de looptijd, de rest van de landen kent een rentepercentage wat oploopt bij langere looptijden. Dit is een logisch gevolg van het gebruik van (staats) obligaties in het bepalen van de rekenrente. Ook valt

op dat de ooit zoveel gebruikte maximale rekenrente van 4% in Nederland ver ligt boven de rekenrentes, die momenteel in Nederland gehanteerd mogen worden. De Nederlandse rekenrentes die in 2014 en 2015 voorgeschreven worden, liggen allemaal een significant lager dan de bekeken rekenrentes in het buitenland. In Tabel 1 zijn de voorziening pensioenverplichtingen, dekkingsgraad en kostendekkende premie voor het voorbeeldpensioenfonds bepaald op basis van de rentepercentages per 31 december 2014.Verder is er in de berekening gebruik gemaakt van de AG Prognosetafel 2014 met fonds specifieke ervaringssterfte. De kostendekkende premie is uitgedrukt als percentage van de pensioengrondslag. Het is belangrijk om op te merken dat er alleen ouderdomspensioen wordt ingekocht door het pensioenfonds, omdat (in dit voorbeeld) nabestaandenpensioen op risicobasis wordt verzekerd. Nederland blijkt het meest prudente land qua waardering in dit overzicht. Uiteraard resulteert dit ook in een hogere kostendekkende premie.We dienen hier wel op te merken dat Nederlandse fondsen de mogelijkheid hebben om met een gedempte kostendekkende premie te rekenen. Ook blijkt uit de berekening dat de Verenigde Staten de hoogste dekkingsgraad heeft, dit komt vooral door de rentes voor de langere looptijden, die liggen namelijk boven de 4%. In de Verenigde Staten worden voorzieningen een stuk minder prudent gewaardeerd dan we hier in Nederland tegenwoordig gewend zijn. Zwitserland, Canada en het Verenigd Koninkrijk vormen de middenmoot qua dekkingsgraad. Voor de laatste twee landen merken we wel op dat er grote verschillen kunnen zijn voor verschillende fondsen, fondsen met aan agressief beleggingsprofiel mogen met hogere rentes rekenen waardoor er ook een hogere dekkingsgraad zou ontstaan.

43

ARTIKEL

Rente


Conclusie In dit artikel hebben wij de marktwaardewaardering van de voorzieningen pensioenverplichtingen en premies in Nederland vergeleken met de waardering in enkele landen met pensioensystemen met een DB karakter. We constateren grote verschillen tussen de waarderingsregels aangaande de te hanteren rente (curve) met een varieteit van looptijd afhankelijke tot looptijd onafhankelijke rekenrentes. De gevolgen hiervan zijn ook zeer divers. Een vergelijking is mede daardoor niet altijd makkelijk te maken. De afgelopen jaren zijn er in Nederland veel veranderingen geweest van de waarderingsregels aangaande de te hanteren rente (curve) bij marktwaarde berekeningen van pensioenverplichtingen. In Nederland zijn deze (rentecurve) waarderingsregels meer ‘rule based’ en prudent van aard. In de vergelijkende landen wordt

meer uitgegaan van ‘principle based’ rente (curve) regels, al dan niet gekoppeld aan het beleggingsprofiel, die relatief minder prudent zijn. In het (n)FTK worden (kunstmatig) maatregelen genomen om de volatiliteit in de premie en voorzieningen (en dus dekkingsgraad) te beperken. Het rigide toepassen van ‘one size fits all’ in Nederland kan leiden tot ongewenste situaties (zoals bijvoorbeeld korten van opgebouwde rechten). Hoewel duidelijk is dat de juiste rentecurve niet bestaat zou het hanteren van gepast maatwerk – zoals in enkele andere landen wordt gedaan- welkom zijn in Nederland. Aan de hand van dit artikel kan worden geconcludeerd dat de term ‘fair value’ van de voorziening pensioenverplichtingen in internationaal perspectief verschillend kan worden geïnterpreteerd..

OVER DE AUTEURS: Rajish Sagoenie

ARTIKEL

Rajish is Actuaris AG en als Principal bij Milliman Pensioenen verantwoordelijk voor advisering en certificering van pensioenfondsen. Hij heeft meer dan 20 jaar ervaring op pensioengebied en in actuariële consultancy. Ook was Rajish van 2009 tot juni 2013 voorzitter van het Koninklijk Actuarieel Genootschap, de beroepsvereniging van actuarissen. In 1991 is Rajish afgestudeerd met een universitaire graad in de Econometrie aan de Vrije Universiteit en in 1994 afgestudeerd in de Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

René van der Meer René is Actuaris AG en Manager bij Milliman Pensioenen. Hij heeft ruim 15 jaar ervaring op pensioengebied en in actuariële consultancy. Binnen Milliman Pensioenen houdt René zich met name bezig met advisering en certificering van pensioenfondsen. René is in 1996 afgestudeerd met een universitaire graad in Econometrie aan de Vrije Universiteit en in 1999 afgestudeerd met een universitaire graad in Actuariële Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam.

44


Actuaris worden?

Amsterdam Executive Programme in Actuarial Science

Fotograaf: Christina Chouchena

www.abs.uva.nl/aemas of aemas@uva.nl De Amsterdam Business School (UvA) biedt een volledige actuariaatopleiding aan in een goed studeerbaar format voor werkenden in de financiële sector: Toelating voor kwantitatieve academici (Bachelor of Master) AEMAS bevat drie fasen: premaster - master - postmaster Volledige MSc Actuarial Science and Mathematical Finance in deeltijd Premaster en master ook mogelijk in modulair contracttraject Postmaster Actuarial Practice Cycle – 1 jarig, intensief, beroepsgericht

EFMD


Over de VSAE

OVER DE VSAE

Bestuur 2014, van links naar rechts: Glenn Taylor, Aletta Verberg, Nousjka de Lange en Kasper van Vliet. De Vereniging voor Studenten Actuariaat, Econometrie & Operationele Research en Management (VSAE) is in 1963 opgericht en is de studievereniging voor studenten kwantitatieve economie aan de Universiteit van Amsterdam. Inmiddels is de VSAE met bijna 800 leden de toonaangevende studievereniging in haar vakgebied. Voor deze leden organiseert de VSAE diverse ontspannende en inhoudelijke activiteiten. Hiervoor zijn ongeveer 120 leden actief in verschillende commissies.

Ook zorgt de VSAE voor de nodige ontspanning naast het studeren. Zo is er iedere maand een gratis borrel in café Heeren van Aemstel en wordt er twee keer per jaar een feest georganiseerd samen met andere studieverenigingen. Daarnaast zorgt de eerstejaarscommissie voor activiteiten als een pubquiz, een voetbal- en een pooltoernooi. Tevens verschijnt vijf keer per jaar het verenigingsblad de AEO.pdf. Tot slot is er elk jaar de Korte Buitenlandse Reis naar een stad in Europa.

Op inhoudelijk gebied organiseert de VSAE onder andere het Actuariaatcongres, de Econometric Game, de Landelijke Econometristen Dag, The Experience, het International Study Project en uiteraard de Beroependagen. Vier keer per jaar geeft de VSAE het vakinhoudelijke tijdschrift Aenorm uit.

Mocht je vragen hebben over de vereniging, problemen hebben met je studie, meer informatie willen over onze activiteiten, actief willen worden in één van de vele commissies of een bestuursfunctie ambiëren, dan nodigen we je van harte uit op de VSAE-kamer! Roetersstraat 11, Kamer E3.25-3.27 1018 WB Amsterdam T: 020 - 525 4134 F: 020 - 525 4396 E: info@vsae.nl W: www.vsae.nl

46


Over de commissie

SECTION

Van links naar rechts, boven: Joris B端cker, Mark Verhagen (voorzitter), Laurens Voogd, Mark Verschuren. Onder: Nousjka de Lange, Mumtaz Shafiq, Liselotte Siteur.

Mark Verhagen (21) is dit jaar de voorzitter van de commissie Actuariaatcongres 2015. Na het afmaken van de bachelor Econometrie vorig jaar, is hij nu bezig met het afmaken van een bachelor Kunstgeschiedenis en minoren Filosofie en Economie. Werkzaam bij het Concertgebouw Amsterdam en bij het onderzoeksinstituut AIGHD is Mark ge誰nteresseerd in de overlap tussen cultuur en maatschappij en analytische wetenschappen en zal deze visie proberen te vertolken in deze jubileum-editie van het actuariaatcongres.

47

OVER DE COMMISSIE

Hier treft u de personen achter de schermen, de commissie Actuariaatcongres 2015


Mumtaz Shafiq (24) is masterstudente Financial Econometrics en Actuarial Science and Mathematical Finance aan de UvA. Nu dat ze in de laatste fase van haar studie zit, wilt ze een bijdrage leveren aan de actuariële wereld door het organiseren van een interessant actuariaatcongress. Verder is ze als junior consultant werkzaam bij Sprenkels en Verschuren. Binnen de commissie is ze redactrice van het magazine en zal ze haar functie met passie vervullen.

OVER DE COMMISSIE

Liselotte Siteur (19) is tweedejaars student Actuariaat en Econometrie en ons jongste commissielid. Na vorig jaar diverse activiteiten te hebben georganiseerd met de eerstejaarscommissie, wordt er nu toch wat serieuzer gewerkt. Binnen de commissie zal zij zich storten op het vinden van de perfecte locatie en zal daarna de promotie op zich nemen. Hierbij kan haar creatieve kant benut worden. Ze acteert in een toneelproductie en speelt harp.

Nousjka de Lange (22) is dit jaar de coördinator van het Actuariaatcongres. Omdat zij zelf commissielid was bij het organiseren van de vorige editie, weet ze wat er allemaal komt kijken bij deze organisatie. Ze zit in het 3e jaar van de bachelor Econometrie en Operationele Research en heeft haar studie voor een jaar onderbroken om het bestuur van de VSAE in te gaan. Hierin heeft zij de functies penningmeester en commerciële zaken, iets wat goed van pas komt bij het organiseren van dit congres. Na haar bestuursjaar bij de VSAE wil ze graag haar bachelor afronden en de master Mathematical Econometrics gaan volgen met vakken uit de nieuwe master Big Data Business Analytics.

48


Joris Bücker (21) zal dit jaar als commissielid verantwoordelijk zijn voor het contact met de sprekers. Vorig jaar heeft hij zijn bachelor Econometrie afgerond en momenteel verbreedt hij zich aan de UvA in de informatica en Iraanse cultuur. Naast econometrische modellen creëren is Joris geïnteresseerd in verschillende talen en culturen, waardoor hij zowel een klein woordje Arabisch als Chinees spreekt. Deze interesses komen mooi samen bij het thema van het komende Actuariaatcongres.

Laurens Voogd (29) is een master student Financial Econometrics en Machine Learning aan de UvA. Na bachelor programma’s in Econometrie & Operationele Research en Economics & Finance, wil hij nog een keer bijdragen aan een leuk Actuariaat congres.Laurens is verantwoordelijk, samen met Mark Verschuren, voor acquisitie en IT.

49

OVER DE COMMISSIE

Mark Verschuren (24) is een vijfdejaars student, welke dit jaar zijn masters Financial Econometrics en Actuarial Science and Mathematical Finance aan de UvA hoopt af te ronden. Het organiseren van het Actuariaatcongres ziet hij als een mooie kans ervaring op tedoen in de acquisitie en om samen met zijn commissieleden een bijzonder jubileumeditie neer te zetten. Binnen de commissie is hij samen met Laurens verantwoordelijk voor de acquisitie.


E M A S De Engelstalige Executive Master of Actuarial Science (EMAS) biedt studenten, op basis van kennis en praktijkgerichte casuïstiek, de mogelijkheid antwoorden en oplossingen te vinden voor bestaande en toekomstige maatschappelijke en economische uitdagingen. De vraag naar deskundige actuariële experts groeit. Onderscheid jezelf daarom met een actuariële kwalificatie en een internationaal erkend MSc-diploma en groei uit tot een autoriteit die op effectieve wijze risico's beheerst.

EEN NIEUWE G E N E R AT I E AC T UA R I S S E N

E X E C U T I V E M A S T E R O F A C T UA R I A L S C I E N C E

Waarom starten met EMAS? 2 Directe aansluiting op de opleiding actuariële wetenschappen (UvA) 2 De volledige AAG-kwalificatie 2 Vergroot uw carrièremogelijkheden 2 Tweejarig parttime programma 2 Docenten uit de wetenschap en het bedrijfsleven EMAS is zodanig van opzet dat het past binnen jouw drukke leven. De lesdoelen zijn praktisch te gebruiken in jouw werk en versterken jouw professionele inzicht en competenties door de unieke hands-on-benadering van de opleiding. Ben jij geïnteresseerd in het vaardig en daadkrachtig managen van risico’s? Ga dan voor meer informatie naar www.ag-ai.nl of www.tiasnimbas.edu of neem direct contact op met Leandra Pennartz, leandra.pennartz@ag-ai.nl of 030-6866190

ACTUARIS: BESTE BEROEP 2010, 2011, 2012, 2013 EN 2014 (ELSEVIER/SEO)

Actuarieel Instituut ®


Pensioenstabiliteit in de Caraïben DOOR:

De veelzijdigheid van pensioenstelsels in de wereld maakt het ingewikkeld om een directe vergelijking tussen landen te maken.Niet alleen verschillen landen in hun ontwikkelingsfase (developed vs emerging markets), bevolkingsopbouw en regelgeving, maar ook in pensioenhistorie: sommige landen kennen inmiddels een lang pensioenverleden dat gebruikt kan worden om lering uit te trekken, terwijl andere landen nu pas de eerste stappen zetten om ‘niet eerste pijler pensioenen’ voor het merendeel van de bevolking in te voeren. Nederland kan gezien worden als een voorbeeld van de eerste categorie, terwijl ex-NA (Nederlandse Antillen) en Aruba ergens tussen de eerste en tweede categorie vallen. In dit artikel lichten wij de methodiek achter de Mercer Global Pension Index toe, passen deze index toe op Aruba en ex-NA, en gaan na in hoeverre de Mercer Global Pension Index in het licht van recente en te verwachten internationale ontwikkelingen ook het kompas vormt voor de toekomst.

Situatie op Aruba en ex-NA We gaan nu in op de situatie op de ex-Nederlandse Antillen enAruba voor wat betreft de pensioensystemen. Op dit moment zijn er lokaal een drietal systemen nadat de Nederlandse Antillen uit elkaar gevallen zijn. We gaan kort op de situatie per deelgebied in en proberen een stap te maken naar de toepassing van de methode zoals genoemd in het rapport van Mercer. BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustasius en Saba) Op deze eilanden is duidelijk een Nederlandse invloed zichtbaar. Sinds 10-10-2010 (het uiteen vallen van de Nederlandse Antillen) is hier een Pensioenwet van toepassing die met name de fiscale maxima regelt. Er is duidelijk opgenomen wat er opgebouwd mag worden in een DB-regeling en wat de premies zijn die als fiscaal maximum gehanteerd mogen worden in een DC regeling. De wetgeving wijkt op een aantal punten nog wel af van de Nederlandse wetgeving, maar de opzet is wel gebaseerd op de Nederlandse regelgeving.

51

ARTIKEL

Toelichting Mercer global pension index Jaarlijks publiceert Mercer een rapport waarin de pensioenstelsel van verschillende landen met elkaar worden vergeleken. In deze “Global Pension Index” wordt op basis van drie hoofdcriteria een overall cijfer aan landen toegekend. Het eerste criterium is “adequacy” en omvat onder andere of pensioen sparen gestimuleerd wordt, of de uiteindelijke spaarpot ook daadwerkelijk voor pensioen wordt aangewend, en of deelnemers bij vroegtijdig vertrek hun aanspraken behouden en kunnen overdragen. Het tweede criterium is “sustainability” waarbij gekeken wordt welk gedeelte van de bevolking deelneemt aan ‘niet eerste pijler pensioenregelingen’, hoeveel de totale pensioenbeleggingen bedragen vergeleken het GDP, en hoe de pensioenleeftijd zich verhoudt met de toekomstige levensverwachting. Het laatste criterium is “integrity” waarbij aspecten als governancestructuur, vereisten en gedrag van de toezichthouder, en communicatie met de deelnemers centraal staan. Alle drie genoemde criteria krijgen een gewicht toegekend, en binnen de drie indexen zijn er vervolgens subcriteria die wederom een weging hebben. De som van alle wegingen resulteert dan uiteindelijk in een overall resultaat, de Global pension Index.

ELMA VELGERSDIJK JOS BERKEMEIJER SERVAAS HOUBEN


40%

6%

35% 30%

5%

25% 4% 20% 3% 15% 2%

10%

Yield Greece, Ireland in %

Yiled in % (except Greece, Ireland)

10 year government bond yields 7%

US Germany Netherlands ex-NA Ireland Greece

1%

5%

0%

0%

Date

ARTIKEL

Figuur 1: rente ontwikkelingen ex-NA en overige landen

Aruba In Aruba is sinds 1 januari 2012 een verplichte pensioenregeling van toepassing voor iedere werknemer op het eiland. Dit betekent dat in principe iedere werknemer een aanvullend pensioen heeft. Het grootste deel van de pensioenregeling betreft een beschikbare premieregeling van ongeveer 6% van het salaris (het minimum) met een nabestaandenpensioen op risicobasis. Op basis van een beschikbare premie wordt voor een kapitaal gespaard dat op de pensioendatum aangewend moet worden voor de aankoop van een ouderdomspensioen, al dan niet in combinatie met een nabestaandenpensioen. Enkele pensioenregelingen, waaronder die van de ambtenaren, zijn nog gebaseerd op een Defined Benefit regeling. Curaรงao en Sint Maarten In Curaรงao en Sint maarten is er nog geen sprake van een verplichte pensioenregeling. Op beide eilanden wordt wel over een mogelijke verplichtstelling gesproken, maar zover is het nog niet. Momenteel worden in dit gebied redelijk veel vrijwillig aanvullende pensioenregelingen gesloten, veelal beschikbare premieregelingen. Populair is een beschikbare premieregeling met een nabestaandenpensioen op risicobasis. Van de beschikbare premie wordt voor een kapitaal gespaard dat op de pensioendatum

aangewend moet worden voor de aankoop van een ouderdomspensioen al dan niet in combinatie met een nabestaandenpensioen. Enkele pensioenregelingen, waaronder die van de ambtenaren, zijn nog gebaseerd op een Defined Benefit regeling. Demografische ontwikkelingen en marktomstandigheden op Aruba en ex-NA Hoewel de eilanden van elkaar verschillen qua regelgeving, zijn er meerdere overeenkomsten op het gebied van demografische ontwikkelingen en marktomstandigheden. Na de economische crisis van 2008 zijn de rendementen op staatsobligaties in ex-NA fors gedaald, hetgeen voornamelijk veroorzaakt is door het schuldsaneringsproject dat ex-NA momenteel afwikkelt met Nederland. De meeste verzekeraars en pensioenfondsen beleggen naast lokale beleggingen, voornamelijk in de Verenigde Staten. Daardoor zijn het niet alleen de lagere rentes op ex-NA staatsobligaties maar ook de lagere rente op Amerikaanse staatsobligaties die het lastiger maken voor pensioenfondsen om hun garantierentes ook werkelijk te behalen. Ook zien wij op de eilanden een trend van een hogere levensverwachting die steeds meer in lijn lijkt te gaan lopen met de ontwikkelingen in Nederland:

52


Nederland

Curaçao

Aruba

Leeftijd

Man

Vrouw

Man

Vrouw

Man

Vrouw

0

79.14

82.82

74.51

80.69

73.88

79.75

5

75.01

78.64

70.27

76.71

69.41

76.16

10

70.06

73.67

65.27

71.71

64.41

71.16

15

65.10

68.70

60.33

66.71

59.49

66.16

20

60.17

63.75

55.43

61.89

54.56

61.25

25

55.29

58.80

50.81

57.07

49.95

56.36

30

50.41

53.85

46.43

52.26

45.41

51.46

35

45.55

48.94

41.95

47.52

40.79

46.60

40

40.70

44.05

37.41

42.67

36.28

41.93

45

35.92

39.23

32.74

38.02

31.72

37.24

50

31.23

34.53

28.14

33.28

27.23

32.53

55

26.69

29.94

23.97

28.79

23.07

27.90

60

22.37

25.51

20.17

24.43

19.03

23.73

65

18.27

21.24

16.54

20.25

15.31

19.71

70

14.45

17.15

13.29

16.39

12.23

15.94

75

10.97

13.25

10.31

12.67

9.35

12.46

80

7.95

9.72

7.98

9.57

7.21

9.43

85

5.57

6.77

5.79

7.17

4.94

6.80

90

3.76

4.50

4.04

5.13

3.32

4.94

95

2.59

3.03

4.92

3.22

2.35

3.72

Tabel 2: Levensverwachting in Nederland en Nederlandse Caraïben in 2012

53

ARTIKEL

Levensverwachting per leeftijd


Rapport Mercer Het is niet eenvoudig om de methode van Mercer nu toe te passen op de hierboven vermelde gebieden, mede gezien het feit dat Mercer onvoldoende transparant aangeeft wat de achterliggende methode is die tot een bepaald “rapportcijfer” leidt. Daarom hebben we ervoor gekozen hier alleen kort in te gaan op de drie genoemde crwiteria waarop regelingen in de vorm van sub-indexen beoordeeld worden, te weten: • Adequacy (inhoud regeling), • Sustainability, • Integrity Adequacy Lokaal is de inhoud van de regelingen heel gevarieerd maar overal zie je een versobering van de regelingen (ambtenaren gaan allemaal van eindloon naar middelloon) en een overgang naar beschikbare premieregelingen waarbij de risico’s met name bij de deelnemers komen te liggen. Veel van deze regelingen hebben een rentegarantie van slechts 5 jaar, met een lage score voor het ‘adequacy’-criterium tot gevolg. Op Aruba is de verplichte wetgeving een beschikbare premieregeling van minimaal 6%. Veel bedrijven zijn in de praktijk ook op die 6% blijven hangen. Dit is op zich geen gouden regeling maar van niets voor een groot deel van de bevolking naar 6% voor iedereen, is wel een grote stap.

een professioneler en deskundiger bestuur kunnen verwachten. De centrale bank van Curaçao en Sint Maarten is vooralsnog terughoudender omtrent kwaliteitseisen voor kandidaten, maar hier is ook een duidelijke ontwikkeling zichtbaar. Mercer Global Pension Index: internationaal kompas voor de toekomst? Bovenstaande pensioenontwikkelingen op de Caraïben zijn niet uniek. Ook internationaal gezien spelen dezelfde vraagstukken rondom aanpassing van pensioenregelingen op grond van een lagere rente, hogere solvabiliteitseisen, langere levensverwachting, vergrijzing en individualisering. In een recent OECD rapport wordt duidelijk dat het in lijn brengen van de pensioenleeftijd met de steeds langere levensverwachting een langdurig proces is. Maar er is meer aan de hand. Vanuit Europees internationaal perspectief wordt door middel van EIOPA regelgeving (o.a. IORP-regelgeving) steeds meer accent gelegd op de kwaliteit en robuustheid (solvabiliteit) van pensioenregelingen.

ARTIKEL

Sustainibility Op het gebied van ‘sustainibility’ zijn de afgelopen jaren lokaal veel stappen gemaakt. Zoals hierboven reeds beschreven is er een grote overstap naar soberdere regelingen of naar beschikbare premieregelingen. Dit leidt volgens de Mercer-methode tot een verhoging van de houdbaarheid van het systeem. Ook gaan de komende jaren de diverse (ei)landen over naar een hoger pensioenleeftijd (van 60 naar 65). Overigens, ieder op zijn eigen manier en in zijn eigen tempo. Maar ook dat draagt bij aan de houdbaarheid van het pensioensysteem (zowel in de eerste als tweede pijler) Integrity Communicatie is een van de belangrijkste elementen van de sub-index ‘Integrity’. Op dit gebied van communicatie moeten er naar onze mening nog een flink aantal stappen genomen worden.Als men al jaarlijks een pensioenstatement ontvangt is de informatie daarop sober en vaak nog met veel vaktermen. Aan pensioenbewustzijn en communicatie zal nog hard gewerkt moeten worden. Een ander belangrijk inderdeel van de subindex ‘Integrity’ betreft de governance. Wij zien op dit gebied veel positieve ontwikkelingen op het gebied van “professionalism”: de centrale bank van Aruba screent kandidaten zorgvuldig voordat zij een functie als directeur kunnen uitvoeren bij een pensioenfonds of verzekeraar, zodat wij in de toekomst

54


Pension funds’assets,Total of GDP Country Year 2012 2013 Netherlands 155 166 Iceland 141 149 Switzerland 114 119 Australia 91 103 United Kingdom 103 101 United States 70 79 Canada 66 71 Chile 60 62 Ireland 49 56 Finland 47 51 Israel 49 50 Denmark 50 43 Source: OECD

Pension funds’assets per capita (USD) Country Year 2012 Switzerland Australia Netherlands Iceland USA Norway Denmark Israel Ireland Japan Germany Belgium Source: OECD

Zo is, los van allerlei op zich belangrijke details, een van de meest belangrijke vragen, de vraag S2 uit het MGPI-onderzoek waarin het niveau van de aanwezige pensioen activa wordt uitgedrukt in een percentage van het GDP. Hoewel S2 een van de meest relevante indicators is m.b.t. de totale waardering van een landelijk pensioenstelsel, weegt dit het antwoord op S2 per saldo uiteindelijk slechts voor 7% mee in het eindoordeel van de MGPI.

De 7% komt tot stand o.b.v. 20% ‘vraaggewicht’ en 35% gewicht van ‘sustainability subindex’ als subbeoordelingscategorie. Een ander belangrijk kwantitatief aspect betreft de indicator ‘pensioenactiva per capita’, die in het geheel niet worden meegewogen in de MGPI. Beide indicators geven een goed samengesteld beeld van wat als appeltje voor de dorst als vermogen beschikbaar is voor toekomstige pensioenuitkeringen. Daarnaast is van belang in hoeverre dit vermogensappeltje in de nabije toekomst ook aangesproken zal worden. Een indicator hiervoor kan gevonden worden in de ontwikkeling van de gemiddelde leeftijd (mediaan) van een land, die eveneens ontbreekt in de MGPI.

55

ARTIKEL

Mercer Global Pension Index en Toekomstperspectief De Mercer Global Pension Index (MGPI) sluit goed aan op bovenstaand trend van een meer kwalitatieve benadering van waardering van pensioenregelingen. Een mogelijk risico van het waarderen van pensioenregelingen op basis van veel kwalitatieve elementen is dat de kwantitatieve waardering van de meest belangrijke elementen ondergesneeuwd raakt in het geheel. Een dergelijk risico neemt toe in tijden dat de kwantitatieve elementen in de regeling onder druk komen, zoals het geval zou kunnen zijn bij een aanhoudend lage rente, toenemend hogere solvabiliteitseisen en sterk volatiele en achterblijvende rendementen op zakelijke waarden.

100253 85855 80320 68288 57250 36056 35656 23511 22399 18248 14441 8037


Als voorbeeld de ontwikkeling van de leeftijdsmediaan versus de jaarlijkse toename over de afgelopen 5 jaar, voor de 14 landen met de hoogste leeftijdsmediaan in 2012:

'Median Age 2012' Vs. 'Yearly Increase Median Age 2008-2012' Top 20 Median Age Countries 0,5 Germa ny

Yearly Increase Median Agel

0,45 0,4

Portuga l Netherlands

Aus tri a Ita l y

0,35

Greece

0,3

Ja pa n

Sl ovenia

Swi tzerland

0,25

Denmark

Bel gium

Croa ti a Bul garia

0,2

Fi nland

0,15 0,1 0,05 0 40,5

41

41,5

42

42,5

43

43,5

44

44,5

45

45,5

46

Median Age

ARTIKEL

SECTION

Verder lijkt met name kwantitatief de ‘Gross pensioen replacement rate’ nog van belang. Deze indicator geeft aan hoeveel procent het pensioeninkomen bedraagt van het laatste inkomen. De MGPI neemt deze indicator weliswaar mee, maar slechts met een totaalgewicht van 10% (= 25% x 40%).

56


EU Actual Public Debt 2012 (% GDP)

EU Sustainability Ranking (Realistic Scenario, Base Year 2011) Ireland Luxembourg Greece Spain Cyprus Slovenia Belgium United Kingdom Netherlands Slovak Rep. Finland Denmark France Czech Rep. Malta Austria Lithuania Romania Hungary Portugal Sweden Bulgaria Germany Poland Estonia Latvia Italy

1378% 1228% 891% 805% 835% 667% 655% 639% 565% 549% 469% 442% 442% 418% 324% 315% 303% 267% 190% 181% 177% 176% 136% 126% 81% 0% -2%

-200%

300%

800%

1300%

Explicit Debt = Existing Debt (Debt accrued in the past) + Current Budget Deficit Implicit Debt = Future Debt, e.g. unfunded government (Pension & Healh) obligations

Financiële regelgeving Een van de elementen die in de vergelijking van pensioensystemen een steeds belangrijker rol gaat spelen is de strengere solvabiliteitseisen waaraan pensioenfondsen, maar ook verzekeraars en banken moeten voldoen. In de landenvergelijking kan dit betekenen dat bepaalde landen weliswaar veel pensioenactiva hebben staan, maar die activa feitelijk niet voor pensioen kunnen worden aangewend omdat 30%-40% daarvan niet aangesproken kan worden omdat het gebonden is in solvabiliteitsbeslag.

staatsschuld volgens gelijke normen oplopen naar 1300%, en dat is dan nog voordat ObamaCare wordt ingevoerd…

Ook zouden de eerste pensioenpijler van een land (als schuld) moeten worden meegenomen in de uiteindelijke waardering. De ‘Stiftung Marktwirtschaft’ heeft in 2012 hierover een rapport gemaakt waarin zowel de staats pensioen- als gezondheidsschuld in de balans van een land tot uitdrukking worden gebracht. Uit dit overzicht blijkt duidelijk dat de staatsschuld van Nederland bij onverminderd beleid zou oplopen naar 565% als de AOW en AWBZ als staatsschuld zouden worden meegewogen. Het is duidelijk dat deze ontwikkeling niet duurzaam is. Reden waarom in Nederland inmiddels de pensioenleeftijd is verhoogd en de AWBZ nu per 1 januari 2015 als eerste stap wordt vervangen door de WLz.

Op Aruba vallen de instellingen onder de ‘Centrale Bank van Aruba’ die actuariële richtlijnen hanteert en veel eisen stelt aan de kwaliteit van de bestuurders van de instellingen. Dit is een duidelijke trend binnen het toezicht die er toe zal leiden dat het pensioenstelsel in stabiliteit zal groeien.

Overigens zijn de Verenigde Staten niet in bijgaand staatje vermeld. In de Verenigde Staten zou de

Op alle gebieden dus een toename in stabiliteit van de stelsels.

Nederlandse Antillen en Curacao De Centrale Banken zijn lokaal steeds meer bezig met het aanscherpen van regelgeving. De BES eilanden vallen onder de Nederlandse Bank met hun eigen regelgeving, maar wel met het scherpe oog van de Nederlandse Bank wat betreft toezicht en solvabiliteit. Ook de AFM speelt hier al een belangrijke rol.

Op Curaçao en Sint Maarten ligt het toezicht bij de ‘Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten’. Ook hier zien we duidelijke ontwikkelingen naar verdergaand toezicht, zowel op het gebied van solvabiliteit, toereikendheid en kennis van bestuurders. Er zijn veel nieuwe ontwikkelingen die in overleg met de markt worden ingevoerd.

57

ARTIKEL

SECTION

Sustainability Gap = Explicit Debt + Implicit Debt


ARTIKEL

Conclusie De Mercer Global Pension Index (MGPI) beoordeelt, weegt en vertaalt een grote variatie aan pensioenkenmerken op een systematische en professionele manier in een geïntegreerde totaalindex. De criteria en sub-criteria voor adequacy en sustainability lijken veelal adequaat en weloverwogen gekozen., Een klein punt van aandacht is de waardering van de MGPI-vraag inzake de minimale leeftijd waarop pensioen kan worden onttrokken. Het lijkt er op dat het antwoord op deze vraag, veel relatie heeft met de leeftijdsverwachting in een bepaald land. Een hogere minimumleeftijd hoeft echter niet perse beter aan te sluiten bij specifieke demografische kenmerken. Vanuit het Mercer rapport is het onduidelijk en niet transparant hoe het verschil in levensverwachting tussen de verschillende landen in de analyse wordt gewogen. Echter, op de sub-index ‘Integrity’ is ten aanzien van de vragen rondom pensioencommunicatie meer op te merken. Een van de vragen vermeldt of deelnemers een jaarlijkse projectie ontvangen van hun verwachte pensioenuitkering. In sommige tijden en samenlevingen waarin stabiliteit heerst, kan zo’n pensioenprojectie inderdaad zeer gewenst zijn,omdat het deelnemers beter in staat stelt hun consumptie en investeringspatroon beter af te stemmen op hun pensioeninkomen. Het is maar de vraag of de meeste landen (zowel emerging countries als developed) zich momenteel wel in deze fase bevinden. De oplopende levensverwachting en lage rentestanden hebben regeringen gedwongen om de AOW-pensioenleeftijd te verhogen, terwijl pensioenfondsen hun indexeringsambities niet meer konden waarmaken. De toenemende vergrijzing maakt het vervolgens nog lastiger om kortstondige tegenvallers op de beleggingsmarkt, uit te smeren over het gehele deelnemersbestand. Dit, omdat er onvoldoende actieven (jongeren) zijn om die schokken op te vangen. Wellicht is het daarom raadzamer om in deze tijden erg terughoudend te zijn met betrekking tot het schetsen van pensioenverwachtingen. Diezelfde terughoudendheid geldt in de communicatie naar de deelnemer door niet zozeer op cijfers te focussen, maar eerder op de werking van een pensioensysteem, de onzekerheden rondom het pensioensysteem, en hoe een deelnemer hiermee in de praktijk rekening kan houden. Mercer blijft verder redelijk vaag op het gebied van “professionalism” van pensioenfondsbestuur. Slechts één van de vragen in de integrity index, R4, refereert naar “fiduciaries have to satisfy any personal requirements set by the regulator”. Het rapport is daarbij niet duidelijk of dit impliceert dat bestuurders aan een bepaalde opleiding of integriteits-eisen moeten voldoen, of dat het gaat om andere vereisten. In dit licht zijn de ontwikkelingen op Aruba erg vooruitstrevend en van

deze tijd: net zoals de chirurg en de dokter aan bepaalde eisen moeten voldoen (zoals bijvoorbeeld opleiding en ervaring), zullen ook pensioenfondsbestuurders aan bepaalde minimum kwaliteits-toetsen moeten voldoen, voordat zij hun vak mogen uitoefenen. Zeker in het licht van de economische crises van 2002 en 2008, waaruit bleek dat ook pensioenfondsen niet ongevoelig zijn voor korte termijn volatiliteit en hysterie, zou ‘adequaat pensioenfondsbestuur’ een van de meetcriteria moeten zijn voor een pensioenindex. Als laatste is de Mercer index een “point-in-time” analyse waarbij de status per meetdatum wordt bepaald. Het rapport meet voor bijvoorbeeld de sustainability sub-index S2 (pension fund assets as % of GDP) niet mee hoe stabiel deze index is, waardoor het moeilijk is om te beoordelen of het huidige niveau een gevolg van goed beleid is, of van de willekeurige effecten van marktwerking. Tot slot geven wij graag een advies mee ten aanzien van het index-vergelijken en waarderen van de pensioensystemen tussen verschillende landen: 1. Voor een duurzame pensioenindicator is het van belang om een evenwichtige verdeling van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren te realiseren. Zorg dat kwantitatieve en kwalitatieve elementen beide voor totaal 50% in de uiteindelijke index meewegen. 2. Vergelijk niet alleen de tweede pijler (occupational pensions), maar waardeer ook de eerste pijler pensioenen (als schuld) in de index en betrek verzekerings- en bankproducten in de vergelijking. Referenties Menno ter Bals, Demografie bevolkingsontwikkeling en vergrijzing

Curaçao;

OECD (2014), “Pension funds’ assets” (indicator). DOI: 10.1787/d66f4f9f-en (Accessed on 30 November 2014) OECD (2014), Gross pension replacement rates (indicator). doi: 10.1787/3d1afeb1-en (Accessed on 30 November 2014) OECD, National Central Bank, Helgi Analytics The Sustainability of European Public Finances in Times of Crisis Arie van der Linden, Servaas Houben. Beleggen in Curaçao, actuaris 25 september 2014 CBS Aruba, Statistical yearbook 2013, http://www.cbs. aw/index.php/products/publications/137-publications/ population-society/population-society-statisticalyearbook/1121-statistical-yearbook-2013

58


OVER DE AUTEURS Servaas Houben leidt het actuariaat team van ENNIA in Willemstad, Curacao. Hij studeerde econometrie in Nederland en werkte daar voor de eerste 4 jaar van zijn carriere. Daarna werkte Servaas in Dublin en Londen. Naast actuariaat heeft Servaas de CFA en FRM kwalificaties afgerond. Servaas schrijft regelmatig voor zijn blog, voor CFA digest en (actuariele) magazines.

59

| SPECIALTY | NL

Elma Velgersdijk is sinds 1 januari 2012 managing director bij haar zelf opgerichte actuarieel advieskantoor Actuarial Caribbean B.V. Vanaf 1 augustus is het bedrijf uitgegroeid naar twee man. Voorheen was ze Manager Actuariaat bij Ennia Verzekeringen en Managing director bij Buck Consultants N.V. (voorheen Penad Actuarissen N.V. ) In 1999 is zij begonnen met haar eigen actuariële advieskantoor in Nederland, waarin zij zelfstandig opereerde als enerzijds iemand die op interim klussen inzetbaar is bij grote verzekeraars en pensioenfondsen en anderzijds iemand die pensioenadvies geeft aan bedrijven. Voor die tijd heeft ze bij verschillende bedrijven ervaring op gedaan op diverse onderdelen van het actuariële vakgebied. Tevens is zij werkzaam geweest als docente voor verschillende opleidingsinstituten. Ze is lid van de vakgroep van de Stichting pensioen Opleidingen voor Curacao en Aruba en is aangesloten bij het Actuarieel Genootschap.

ARTIKEL

Jos Berkemeijer AAG is Managing Partner bij Symetrics BV, commissaris bij een zorgverzekeraar en een pensioenfonds, als ook vrijwillig voorzitter van de Pensioencommissie NVOG. Jos heeft een ruim 35-jarige werkervaring als actuaris en CEO van diverse bedrijven in de verzekerings-, pensioen-, zorg- en advies-sector. Specialisaties: Strategisch risicomanagement, Innovatie, Governance, Strategische heroriëntatie en Behavioral Economic Stress Testing.

Recommended for readers of XXx-level

Recommended for readers of XXx-level

| SPECIALTY | NL

Email: servaashouben@gmail.com Blog: http://actuaryabroad.wordpress.com


Overstijg jezelf Lanceer je carrière bij Deloitte De keuze van je eerste werkgever is heel belangrijk. Je wilt goed beginnen en ambities kunnen waarmaken. Daarom is er geen betere plek om je carrière te starten dan bij Deloitte. En dat heeft alles te maken met de mogelijkheden die je krijgt aangereikt. Je werkt al snel voor verschillende opdrachtgevers aan interessante projecten. Dat maakt je werk afwisselend en inspirerend. Met je eigen initiatieven en ideeën geef je richting aan je carrière. Bij Deloitte is de ambitie letterlijk voelbaar en dat motiveert. Je leert snel, je groeit snel en stijgt boven jezelf uit. Lanceer je carrière en kijk op werkenbijdeloitte.nl

© 2013 Deloitte The Netherlands


Sparen voor later, maar dan anders Integrale benadering van studie, zorg, wonen en pensioen

Nu nog leggen we collectief en verplicht een substantieel deel van het salaris geblokkeerd opzij met maar één doel: een inkomensvoorziening boven op de AOW na pensionering. Dat past niet meer in de dynamische en heterogene samenleving van nu, betoogt John Smolenaers, partner Deloitte. Hij pleit voor een nieuw spaarstelsel waarin studie, zorg, wonen en inkomen integraal zijn verdisconteerd. Voor een eigentijdse, gepersonaliseerde pensioenvoorziening waarbij de financiële risico’s beter zijn gedekt.

DOOR: JOHN SMOLENAERS

Sparen voor een goede oudedag blijft onverminderd belangrijk en vormt de kracht van het Nederlandse pensioenstelsel. Onderzoek van SEO leert dat Nederlanders ook verplicht willen (pensioen)sparen. Doel is te kunnen voorzien in een inkomen wanneer dat niet meer uit arbeid mogelijk is. Er zijn echter meer life events waarbij mensen niet in staat zijn voldoende inkomen te genereren. Denk aan werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, studie en zorgverlof. Situaties waarin de woonlasten gewoon doorlopen en de kosten voor zorg niet zelden toenemen. De dossiers van studie, zorg, wonen en inkomen worden nu nog geïsoleerd benaderd, zowel in de politiek als in de markt. In elk afzonderlijk hebben al grote aanpassingen plaatsgevonden, zoals vermindering van hypotheekrenteaftrek, verplichte aflossing, een hogere eigen zorgbijdrage en de introductie van het sociaal leenstelsel voor studenten. Bestedingspatronen en inkomensbehoeften zijn hierdoor gewijzigd. Door deze dossiers geïsoleerd te benaderen, ontstaan uiteindelijk suboptimale oplossingen.

Risico’s mitigeren Bij het ontwerpen van een nieuw pensioenstelsel zou men niet alleen rekening moeten houden met inkomen, maar ook met die drie andere grote financiële uitdagingen in het leven: wonen, zorg en studie. Dit om de flexibiliteit te vergroten en risico’s te mitigeren. Samen bepalen deze elementen grotendeels de inkomsten en bestedingsbehoeften binnen het gezin. Deze gezinsbalans kenmerkt zich evenwel door grote bezittingen (eigen woning, spaarkapitaal, pensioenkapitaal) en hoge schulden (studieschuld, hypotheekschuld). Vergeleken met andere Westerse landen zijn we in Nederland zelfs kampioen sparen en schulden maken. Het probleem is dat de risico’s aan beide zijde van de balans niet inwisselbaar zijn. In het huidige stelsel communiceren de systemen niet met elkaar. Hierdoor lopen we geen risico over het saldo van besparingen en schulden, maar over ieder deel afzonderlijk. Een gevaarlijke situatie, denk alleen al

61

ARTIKEL

Sparen is belangrijk


aan iemand die ontslagen wordt, met een hypotheek die onder water staat en een fors opgebouwd pensioenkapitaal. Een integrale benadering van studie, zorg, wonen en inkomen zal het saldo van risico’s verminderen. Dat vraagt wel een fundamenteel andere inrichting van het pensioenstelsel gericht op flexibiliteit, zowel in de opbouw- als uitkeringsfase.

periode volgt een pensioenperiode waarin er kapitaal beschikbaar moet zijn voor zorg. Een spaarstelsel zal moeten beantwoorden aan deze dynamiek. Tegelijk moet het stelsel kunnen anticiperen op onverwachte events. Het is daarom belangrijk expliciet te onderscheiden naar risico- en spaarelementen, mede met het oog op de gewenste solidariteit.

Individuele behoefte Die flexibiliteit komt geen dag te vroeg, want de samenleving is fundamenteel anders dan in de tijd dat ons pensioenstelsel tot stand kwam. Traditionele maatschappelijke ordeningen – de man als kostwinner, de vrouw als verzorger, enzovoort – hebben plaatsgemaakt voor divers samengestelde huishoudens: alleenstaand, tweeverdieners, met of zonder kinderen, samen of gescheiden, koop- of huurhuis, met of zonder studieschuld, zorgverlenend en/of zorgbehoevend. En als uitloper van de universele individualiseringstrend heeft ieder zijn eigen inkomensontwikkeling en bestedingsbehoefte. Behoefte aan collectiviteit is er wel, maar richt zich op het bereiken van schaalgrootte en dus kostenefficiency. Een voorbeeld hiervan is de collectiviteitskorting op ziektekostenverzekeringen. Solidariteit is een ander verhaal. Risicosolidariteit (bij brand, arbeidsongeschiktheid, overlijden) is nog acceptabel, maar zodra solidariteit raakt aan (her)verdeling van inkomens, kalft het draagvlak af. Inkomenssolidariteit is een taak voor de overheid, via belastingen, en zou geen onderdeel moeten zijn van een collectief systeem.

Individuele verantwoordelijkheid In het nieuwe spaarstelsel zijn studie, zorg en wonen verdisconteerd. Studie, want studeren is investeren in toekomstige verdiencapaciteit. Als een studie gericht is op het verbeteren van de toekomstige verdiencapaciteit, zou het mogelijk moeten zijn om hiervoor huidig pensioenbudget aan te wenden. Het hogere inkomen later kan dan gebruikt worden om dit te compenseren. De integratie van de zorg moet vormkrijgen in een pijlersysteem vergelijkbaar met pensioen. Een eerste pijler als volksverzekering op een maatschappelijk aanvaard basisniveau, een tweede pijler met collectief sparen in de arbeidsvoorwaardensfeer en een derde pijler op basis van individuele besparingen. En ook wonen maakt deel uit van het stelsel. Huren of kopen maakt nogal een verschil in bestedingsbehoefte op zowel lange als korte termijn. Het huidige (pensioen) stelsel houdt hier op geen enkele wijze rekening mee, hetgeen een mismatch oplevert tussen inkomen en bestedingsbehoefte. Veelal leidt deze nieuwe invulling tot meer flexibiliteit en individuele verantwoordelijkheid voor grote groepen werknemers. Hoe dan ook, de communicatie moet toereikend zijn en waar keuzes worden gemaakt moet ook adequate begeleiding (financial planning) worden geboden.

ARTIKEL

Dynamiek in de tijd Meer flexibiliteit in opbouw en uitkering komt niet alleen tegemoet aan de toegenomen heterogeniteit van samenleving, beroepsbevolking en pensioenpopulatie. Het sluit ook aan op de (individuele) bestedingsbehoeftedynamiek in de tijd. Die behoefte kent pieken, zoals vlak na de studie of bij het kopen van een woning. Tevens zijn er periodes met wat lagere bestedingsbehoefte, als de kinderen het huis uit zijn en de hypotheek afgelost. Er kunnen ook onverwachte situaties optreden, zoals werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Daarnaast kan het een keuze zijn om tijdelijk minder te werken (sabbatical, zorgverlof) of te investeren in een studie. Het huidige pensioenstelsel gaat uit van een stijgend inkomen over een aaneengesloten loopbaan tussen begin 20 en halverwege de 60 jaar. Anno 2014 omspant een loopbaan echter circa 50 jaar waarin periodes van studie, zorg en werk – eventueel ook werkloosheid en ziekte – elkaar afwisselen. Na deze werkzame

Noodzakelijke innovatie De overheid moet faciliterend zijn met passende wetgeving voor arbeidsrecht, fiscaliteit en toezicht. En het is aan de uitvoerders om bedrijfsvoering en productaanbod binnen wet- en regelgeving aan te passen op de wensen van sociale partners. Maar de uitdaging om het nieuwe spaarstelsel in te vullen ligt primair op de arbeidsvoorwaardentafel. Sociale partners zouden het voortouw moeten nemen. Tot nu toe doen zij dit onvoldoende. De huidige discussie in de Nationale Pensioendialoog wordt veelal gevoerd vanuit (vermeende) problemen met het bestaande stelsel. Dat is jammer, want het blokkeert noodzakelijke innovatie. Transitieproblematiek is er, maar mag nooit leidend zijn in een visiedebat.

62


Waarom pensioen? Na een bepaalde leeftijd kan niet meer worden voorzien in inkomen door arbeid. Na een arbeidzaam leven met een bepaald inkomen, zal de AOW ontoereikend zijn. Hoe hoog de behoefte aan pensioen is, hangt sterk af van de persoonlijke situatie.

OVER DE AUTEUR John Smolenaers Ik ben partner bij Deloitte Pension Advisory, onderdeel van Financial Advisory Services. In de dagelijkse praktijk adviseer ik ondernemingen op het gebied van employee benefits en pensioenen. Na het afronden van Actuariaat en een minor Recht aan de UvA in 2000 ben ik werkzaam in het (brede) pensioen- en arbeidsvoorwaardenveld. De laatste jaren heb ik mij gespecialiseerd in complexe en strategische verandertrajecten binnen het HRdomein. Mijn vakinhoudelijke passie ligt in het verbinden van studie, zorg, wonen en pensioen binnen het employee benefits pakket.

63

| SPECIALTY | NL

Waarom wonen? Een groot gedeelte van de maandelijkse lasten gaan op aan wonen. Dit kan op 2 manieren: huren of kopen. Bij huren zijn de maandelijkse lasten volledig als kosten te beschouwen. Er wordt gaan kapitaal opgebouwd, in de vorm van een eigen woning. Bovendien lopen de (huur)lasten door na pensionering. Bij kopen wordt wel een kapitaal opgebouwd in de vorm van een eigen woning. Na aflossing van de hypotheek (inmiddels verplicht) zullen de maandelijkse woonlasten significant dalen. Dit geldt ook na pensionering. Sterker nog, de eigen woning kan worden verzilverd. Huren of kopen maakt nogal een verschil in bestedingsbehoefte op zowel lange als korte termijn. Het huidige (pensioen)stelsel houdt hier op geen enkele wijze rekening mee, hetgeen een mismatch oplevert tussen inkomen en bestedingsbehoefte.

ARTIKEL

Waarom zorg? In een participatiemaatschappij met een terugtrekkende overheid op zorggebied, worden we steeds meer zelf verantwoordelijk voor onze (ver)zorg(ing). Zorg wordt hierbij derhalve gedefinieerd als (zorg)kosten gerelateerd aan ondersteuning, verzorging en verblijf; expliciet heeft dit geen betrekking op (medische) kosten gerelateerd aan genezing. Ook is het een feit dat de zorgkosten in de laatste fase van het leven exponentieel toenemen. Deze kosten zijn (gedeeltelijk) voorzienbaar.Voor zorg lijkt het dan ook aannemelijk dat er een gelijksoortig pijlersysteem komt vergelijkbaar met pensioen. Een eerste pijler als volksverzekering op een maatschappelijk aanvaard basisniveau, vergelijkbaar met de AOW. Een tweede pijler op basis van collectieve besparingen af te spreken in arbeidsvoorwaardenoverleg. Tot slot nog een derde, individuele pijler op basis van individuele besparingen. Tot deze vorm van zorg zou ook gerekend kunnen worden zorg verlenen aan anderen. Hierbij valt te denken aan het voorzien in een inkomen ten tijde van zorgverlof, bijvoorbeeld voor hulpbehoevende ouders of kinderen.

Recommended for readers of XXx-level

| SPECIALTY | NL

Waarom studie? Studeren kan beschouwd worden als investeren in toekomstige verdiencapaciteit. Met andere woorden, door het afronden van een studie wordt toekomstig inkomen hoger dan zonder studie. Voor studenten wordt de (geschonken) studiebeurs omgezet in een leenstelsel. Ook in sommige arbeidsvoorwaarden wordt voorzien in studiefaciliteiten. Veelal zijn deze gericht op het behoud van productiviteit (‘bij blijven’) en dus verdiencapaciteit. Wie wil investeren in een studie gericht op verbetering van de (inkomens)positie moet dit vaak geheel of gedeeltelijk zelf financieren. Als een studie gericht is op het verbeteren van de toekomstige verdiencapaciteit zou het ook mogelijk moeten zijn om hiervoor huidig pensioenbudget aan te wenden. Het hogere inkomen later kan dan namelijk gebruikt worden om dit te compenseren. Voor pas afgestudeerden zou dit mogelijk moeten zijn om zo snel mogelijk schuldenvrij te zijn.


Your career

is our biggest asset

lensandpartners.com

Contact us for your career: info@lensandpartners.com twitter: lensandpartners +31 (0) 20 462 30 60

LENS & PARTNERS Executive Search & Coaching


Verplichtstelling van pensioenen Delen van dit artikel zijn gebaseerd op eerder werk van Beetsma en Chen (2013).

DOOR:

Onze tweede pijler zal daarom een aantal veranderingen ondergaan, zoals de invoering van het nieuwe pensioencontract en een aangescherpt en aangepast toezichtkader. Ook wordt de fiscale facilitering van onze aanvullende pensioenen verder ingeperkt. Hierdoor wordt de jaarlijkse pensioenopbouw lager en worden werknemers gestimuleerd om langer door te werken. We zien bovendien een geleidelijke verschuiving van regelingen met een beschikbare uitkering (“defined benefit”, ofwel DB) naar collectieve beschikbare premieregelingen (“collective defined contribution” ofwel CDC). Hierin loopt de werkgever niet langer het risico om te moeten bijstorten. Ook neemt het aantal individuele DC-regelingen toe, hoewel het aantal werknemers dat daaronder valt nog vrij beperkt is. De discussie over de houdbaarheid van onze tweede pijler zorgt ervoor dat vooral de jongere werknemers zich afvragen of de verplichting om deel te nemen in een pensioenregeling nog wel in hun belang is. Ze dragen weliswaar bij aan hun regeling, maar de vraag rijst of er nog wel voldoende middelen over wanneer ze zelf met pensioen gaan. Veel van de vragen waar het Nederlandse pensioenstelsel mee geconfronteerd wordt, zijn ook relevant voor het buitenland, waar bestaande pensioenvoorzieningen ook vaak onder druk staan en het belang van kapitaalgedekte pensioenen toeneemt. Recente ontwikkelingen in Nederland en Europa beïnvloeden de mate van solidariteit binnen het Nederlandse pensioenstelsel, en daarmee mogelijk de juridische houdbaarheid van de pensioenverplichting, die gerechtvaardigd wordt vanuit solidariteitsargumenten. Hieronder gaan we in op de economische en juridische argumenten voor de pensioenverplichting, en we

R. BEETSMA D. CHEN W. ROMP S. J. VOS bespreken zowel de Nederlandse situatie als die in andere landen.We starten echter met een kort overzicht van de verschillende mogelijk pensioensystemen. Indeling van pensioensystemen We kunnen pensioensystemen op verschillende manieren classificeren. Allereerst kunnen we pensioensystemen indelen naar de manier waarop pensioenen gefinancierd worden. In omslagstelsels, zoals onze AOW, betalen de huidige werkenden de pensioenen voor de huidige gepensioneerden, terwijl binnen kapitaalgedekte systemen mensen sparen voor hun eigen pensioen. Ten tweede kunnen we pensioensystemen classificeren in uitkerings- en premieovereenkomsten (in het Engels, respectievelijk DB- en DC-regelingen). De meest zuivere definitie van DB, zoals die soms in het buitenland wordt gehanteerd, is dat de koopkracht van de uitkering vastligt. Binnen de Nederlandse DB regeling ligt de pensioenuitkering echter vast in termen van euro’s. Dit kan op basis van het middelloon of op basis van het eindloon zijn. Aangezien het eindloon in de regel omhooggaat met tenminste de prijsinflatie, beschermt de laatstgenoemde variant het beste de koopkracht. Binnen een DC regeling ligt de pensioenpremie vast, maar is de uitkering afhankelijk van de beleggingsopbrengsten die met de ingelegde premies worden behaald. Binnen de Nederlandse DC regeling moet het opgebouwde kapitaal op pensioneringsdatum bovendien worden omgezet in een periodieke uitkering1. Binnen een collectief DC systeem delen de deelnemende cohorten alle risico’s, maar deelt de werkgever niet in de risico’s. 1 Het kabinet onderzoekt momenteel of het mogelijk is om meer vrijheid toe te staan bij het gebruik van het pensioenvermogen.

65

ARTIKEL SECTION

SECTION

Het Nederlandse pensioenstelsel staat wereldwijd hoog aangeschreven. De Mercer Global Pension Index rangschikte ons stelsel derde van 25 landen in 2014. Ons stelsel van aanvullende pensioenen kan met name profiteren van een goede financiële houdbaarheid. Maar ook deze staat onder druk, zoals de analyse van de Commissie Goudswaard (Goudswaard et al., 2010) heeft duidelijk gemaakt. Lage rentes en een vergrijzende bevolking hebben ervoor gezorgd dat de tweede pijler van ons pensioenstelsel steeds vaker bekritiseerd wordt.


Figuur 1: Simpele illustratie type pensioenregelingen in Nederland

Figuur 1 bevat een schematische rangschikking van pensioenregelingen van zuiver DC naar zuiver DB. Nederland kent drie typen pensioenfondsen: het bedrijfstakpensioenfonds (bpf), het ondernemingspensioenfonds en het beroepspensioenfonds. Een regeling via een bpf komt het meest voor. Zo’n regeling is gebonden aan een aantal regels. Een regeling via een bpf kan alleen binnen de eigen sector worden aangeboden. Verder vormt iedere bpf een financieel geheel en kan dus niet meerdere financieel van elkaar gescheiden regelingen uitvoeren. Tenslotte bestaat het bestuur van een bpf uit vertegenwoordigers van de sociale partners (werkgevers en werknemers).

ARTIKEL

De verplichtstelling in Nederland Het Nederlandse pensioensysteem kent twee vormen van verplichtstelling. De “kleine verplichtstelling” betreft de verplichting van deelnemers om deel te nemen in de pensioenregeling die de werkgever aanbiedt. Op deze manier bouwt meer dan 90% van de Nederlandse werknemers een aanvullend pensioen op. De “grote verplichtstelling”, die alleen geldt voor bedrijfstakpensioenfondsen, betreft de verplichting voor een werkgever om zich op verzoek van de sociale partners aan te sluiten bij het bpf van de bedrijfstak. Deze verplichtstelling geldt overigens niet voor alle bedrijfstakken. Economische redenen voor de verplichtstelling Er zijn vijf economische redenen voor de verplichtstelling. Ten eerste, en dit is waarschijnlijk het belangrijkste argument, is dat de meeste mensen niet zullen sparen voor hun oude dag, als ze daartoe niet worden gedwongen (Thaler en Shefrin, 1981; Benartzi en Thaler, 1995). Uiteindelijk zou de verantwoordelijkheid voor het levensonderhoud van deze mensen dan weer bij de overheid komen te liggen. Ten tweede is het door de schaalvoordelen van een verplichte collectieve pensioenvoorziening mogelijk een pensioenregeling tegen relatief lage kosten aan

te bieden (Bikker en de Dreu, 2009). Bovendien zijn er bij verplichte deelname geen marketingkosten. Ten derde, vermijdt een verplichtgestelde regeling averechtse selectie (Bikker en de Dreu, 2009). Zonder verplichtstelling zou het voor een werkgever met veel ouderen en vrouwen duurder zijn om een regeling aan te bieden, of wellicht zou een fonds deze groepen simpelweg de toetreding weigeren. Ten vierde biedt een verplichtgestelde regeling de mogelijkheid voor verschillende cohorten om hun risico’s te delen (de zogenaamde “intergenerationele risicodeling”). Zonder verplichtstelling zouden deelnemers de regeling kunnen verlaten wanneer ze moeten bijdragen aan het herstel van de pensioenbuffers.Met name de jongste deelnemers, die nog nauwelijks rechten hebben opgebouwd, zullen deze prikkel hebben, waardoor risico’s niet meer breed gedeeld kunnen worden over de verschillende cohorten (zie Beetsma et al., 2012, en Beetsma en Romp, 2013). Als vijfde, zorgt de verplichtstelling ervoor dat werkgevers binnen een bedrijfstak elkaar niet beconcurreren op de arbeidsvoorwaarde pensioen (Lutjens, 2000). Dit vermijdt dat de pensioenpremies en dus de pensioenopbouw te veel onder druk worden gezet. De grote verplichtstelling is vanuit dit principe ontstaan. Juridische rechtvaardiging van de verplichtstelling De vraag is of de verplichtstelling, en dan met name de grote verplichtstelling, niet strijdig is met (Europese) mededingingsregelgeving. Echter, de jurisprudentie geeft aan dat noch de kleine, noch de grote verplichtstelling strijdig zijn met de Mededingingswet2. 2 Het vonnis van het Europees Hof op 21 september 1999 (zaak C-67/96, Albany International BV tegen Stichting Bedrijfspensioenfonds Textielindustrie; gevoegde zaken C-115-117/97, Brentjens’ Handelsonderneming BV tegen Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen; en zaak C-219/97, Maatschappij Drijvende Bokken BV tegen Stichting Pensioenfonds voor de Vervoeren Havenbedrijven) laat zien dat de verplichtstelling niet in strijd is met de Mededingingswet.

66


De invloed van recente ontwikkelingen Verschillende recente ontwikkelingen beïnvloeden de rechtvaardiging voor de verplichtstelling. Sommige ontwikkelingen kunnen juridisch gezien worden als een inperking van de solidariteit. Het gaat hierbij om een vermindering van de intergenerationele risicodeling binnen het nieuwe contract (Mehlkopf, 2013) door een beperking van de periode waarover schokken kunnen worden uitgesmeerd (maximaal 10 jaar), het expliciete verband tussen de pensioenleeftijd en de levensverwachting en het verband tussen de minimale (kostendekkende) premie en de rekenrente. Bovendien staat de doorsneesystematiek steeds meer ter discussie. Net zo belangrijk zijn de ontwikkelingen binnen de Europese Unie. Ons systeem van aanvullende pensioenen geldt als vrij uitzonderlijk en het wordt steeds lastiger te rechtvaardigen waarom ons systeem uitgesloten moet worden van bepaalde Europese maatregelen. In maart 2014 is de zogenaamde IORP richtlijn herzien. Deze beoogt een verdere integratie van de Europese pensioenmarkt door het stimuleren van meer marktwerking en het aanbieden van grensoverschrijdende pensioenproducten. Verder is er de dreiging om delen uit Solvency II, het toezichtkader voor verzekeraars, te koppelen aan het toezichtkader voor pensioenfondsen.Verwacht wordt dat de Solvency II richtlijn per januari 2016 in werking treedt. Onder Solvency II zouden pensioenfondsen hogere buffers dan nu moeten aanhouden. Ook zou de hersteltermijn in geval van onderdekking verkort worden. Dit zou fondsen ertoe kunnen dwingen om hun beleggingen van aandelen naar vastrentend te verschuiven, wat leidt tot hogere premies of lagere uitkeringen. De pensioenverplichting in andere landen Gegeven de doorlopende discussie over de hervorming van het Nederlandse pensioenstelsel is het belangrijk om te zien hoe pensioenen in andere ontwikkelde landen geregeld zijn. In het kader van dit artikel is de centrale vraag wat we kunnen leren van landen die veranderingen hebben aangebracht in hun pensioenverplichting. Hier nemen we de pensioensystemen van Australië, Chili,

Denemarken, IJsland, Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zweden en Zwitserland onder de loep. Al deze landen hebben een publieke eerste pijler en een tweede pijler die publiek of privaat georganiseerd is. De eerste pijler wordt altijd via een specifieke premie of uit algemene middelen gefinancierd. De Nederlandse AOW-uitkering is onafhankelijk van het arbeidsverleden of het vermogen, maar dit is internationaal een uitzondering. De tweede pijlerpensioenen zijn meestal kapitaalgedekt. De grote uitzondering is het Zweedse notionele DC-systeem, dat op omslagbasis is gefinancierd. Verder kennen alle landen zowel DC- als DB-regelingen, dan wel regelingen die zowel DC als DB elementen in zich herbergen. Het relatieve belang van beide typen regelingen verschilt echter aanzienlijk tussen de landen. Wat betreft de verplichting om deel te nemen in een aanvullende pensioenregeling kennen sommige landen een wettelijke verankering (zie Tabel 1). In Australië en Chili geldt een pensioenplicht voor alle werknemers, terwijl in IJsland en Zwitserland een pensioenplicht geldt voor alle inkomensontvangers. Nederland en Denenmarken kennen enkel een ``quasi-verplichting’’ voor de meeste werknemers en werkgevers via CAO afspraken. Voor alle inkomensontvangers in Zweden is deelname in het notionele DC systeem verplicht. Voor de meeste werknemers wordt dit nog aangevuld via een relatief kleine quasi-verplichte DC regeling. In het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is deelname aan aanvullende regelingen vrijwillig. Overigens kan in de V.S. meer dan de helft van de werknemers deelnemen in een regeling die door de werkgever gesponsord wordt, en het overgrote deel van hen doet dat ook daadwerkelijk. In het Verenigd Koninkrijk heeft het ontbreken van verplichte deelname tot gevolg gehad dat veel werknemers geen of te weinig aanvullend pensioen hebben opgebouwd – het land kent een grote groep arme ouderen. Sinds 2001 geldt daarom een verplichting voor werkgevers om hun werknemers een pensioenregeling aan te bieden. Sinds het najaar van 2012 moeten werkgevers hun werknemers automatische onderbrengen in de aanwezige pensioenregeling. De werknemer heeft vervolgens het recht om de regeling te verlaten. De werknemers die de regeling werkelijk hebben verlaten, worden elke twee jaar weer automatisch er in ondergebracht, waarna ze weer de keuze hebben hem te verlaten. Het gevolg is dat een groot deel van de werknemers nu toch pensioen opbouwt, omdat ze de stap niet nemen om hem te verlaten. Vaak is de reden hiervoor dat ze de ingewikkelde pensioenmaterie niet overzien of er simpelweg niet over willen nadenken.

67

ARTIKEL

De rechtvaardiging van de verplichtstelling komt zowel vanuit de “aard” als het “doel” ervan. Bij het “standaard” Nederlandse DB contract komt de rechtvaardiging vanuit de aard uit het feit dat het om een collectieve overeenkomst gaat tussen de sociale partners. De rechtvaardiging vanuit het doel komt uit de hoge mate van solidariteit. Deze uit zich in de doorsneesystematiek (gelijke premie- en opbouwpercentages voor alle deelnemers in een regeling), gelijke indexatie voor alle werknemers en voor gepensioneerden en slapers, de grote mate van risicodeling tussen de deelnemers, de afwezigheid van selectie van deelnemers en het gezamenlijke belegde vermogen.


Tabel 1: Verplichte participatie in de 2de pijler? Land Australië Chili Denemarken Ijsland Nederland Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Zweden Zwitserland

Verplichting? Verplicht voor alle werknemers Verplicht voor alle werknemers; echter slechts 60% participeert ook daadwerkelijk; een verplichting voor zelfstandigen is aanstaande Quasi-verplichting voor de meeste werkgevers en werknemers via de CAO Verplicht voor al degenen met een looninkomen Quasi-verplichting voor de meeste werkgevers en werknemers via de CAO Geen verplichting; echter werkgevers zijn verplicht een werknemer in een regeling onder te brengen, waarna die kan kiezen om er uit te stappen Geen verplichting; echter 60% van de werknemers kan participeren in een regeling die gesponsord wordt door de werkgever en 80% van deze groep doet dat ook Verplicht voor al degenen met een looninkomen Verplicht voor al degenen met een looninkomen

ARTIKEL

Conclusie Er zijn sterke argumenten voor een verplichte deelname aan een aanvullende pensioenregeling. De belangrijkste is waarschijnlijk dat zonder zo’n verplichting heel veel mensen te weinig zouden sparen voor hun oudedag. De ervaring in het V.K. laat dit duidelijk zien. De ervaring in het V.K. laat ook zien dat de beschikbaarheid van een goede “default-optie”, in dit geval de zogenaamde “auto-enrolment”, ervoor kan zorgen dat een groot deel van de bevolking uiteindelijk toch aanvullend pensioen opbouwt. Dit neemt niet weg dat een echte pensioenverplichting uiteindelijk toch de betere optie kan zijn, omdat hij werknemers beschermt tegen ondoordachte beslissingen. In het V.K. wordt daarom steeds nadrukkelijker gekeken naar het Nederlandse systeem waar het grootste deel van de ouderen voldoende inkomen heeft om goed van rond te komen.

Bikker, J.A., en J. de Dreu (2009). Operating costs of pension funds: the impact of scale, governance and plan design, Journal of Pension Economics and Finance 8, 63-89. Chen, D. en R. Beetsma (2013), Mandatory participation in occupational pension schemes in the Netherlands and other countries, Mimeo, University of Amsterdam. Goudswaard, K., Beetsma, R., Nijman, T. en P. Schnabel (2010). Een sterke tweede pijler, naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen. Rapport van de Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen, Ministerie van SZW. Lutjens, E. (2000), Taakafbakening pensioenfondsenverzekeraars, Tijdschrift voor pensioenvraagstukken 2, 3135.

Referenties Beetsma, R. en D. Chen (2013), De verplichtstelling van de Nederlandse pensioenen, Economisch Statistische Berichten, 13 December, No. 4674 & 4675, 738-741.

Mehlkopf, R. (2013), Evenwichtige belangenbehartiging tussen generaties, Presentatie Bootcamp Pensioenlab, Utrecht.

Beetsma, R. en W.E. Romp (2013), Participation constraints in Pension Systems, CEPR Discussion Paper, No. 9656.

Ministerie van SZW (2014), Consultatiedocument Wet Algemeen Pensioenfonds, Bijlage bij Kamerbrief, 23 januari 2014.

Beetsma, R., Romp, W.E. en S.J. Vos (2012), Participation and intergenerational risk sharing in a funded pension system, European Economic Review 56, 1310-1324.

OECD (2013), Pensions at a Glance 2013: OECD and G20 indicators, OECD Publishing, Parijs.

Benartzi, S. en R. Thaler (1995), Myopic loss aversion and the equity premium puzzle, Quarterly Journal of Economics 110, 1, 73-92.

Thaler, R. en H. Shefrin (1981), An economic theory of self-control, Journal of Political Economy 89, 392-406. Towers Watson (2014), Global pension assets study, www.towerswatson.com.

68


OVER DE AUTEURS:

S. J. Vos Siert Vos (1983) is senior beleidsmedewerker bij MN, waar hij analyses doet ten behoeve van ontwikkelingen in zowel nationale als Europese pensioenwetgeving. Tevens is hij affiliated researcher aan de UvA, waar hij een proefschrift over pensioenen en macroeconomie schreef.

69

ARTIKEL

W. Romp Ward Romp is universitair docent bij de Amsterdam School of Economics van de UvA en onderzoeksfellow van Netspar en het Tinbergen Instituut. Na zijn promotie aan de Universiteit Groningen heeft Ward onder andere gewerkt als beleidsadviseur bij APG. In zijn huidige onderzoek analyseert hij de macro-economische effecten van pensioenfondsbeleid en -regulering. Hij heeft gepubliceerd over vergrijzing, risicodeling en pensioenen in wetenschappelijke tijdschriften en landelijke media.

Recommended for readers of XXx-level

D. Chen Damiaan Chen (1988) heeft zijn MSc Quantitative Finance and Actuarial Science aan de Universiteit van Tilburg behaald. De MSc thesis heeft hij geschreven gedurende een internship bij APG. Momenteel is hij promovendus aan de UvA onder begeleiding van Roel Beetsma en Ward Romp. Zijn promotieonderzoek gaat over collectieve pensioenregelingen en in het bijzonder over intergenerationele risicodeling, verplichte deelname, regulering en stabiliteit. De PhD positie wordt gesponsord door pensioenuitvoerder MN.

| SPECIALTY | NL

R. Beetsma Roel Beetsma (1967) is hoogleraar macro-economie en vicedecaan van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde aan de UvA. Tevens is hij MN hoogleraar in de Pensioen-economie en lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel. Eerder was hij lid van de Commissie-Goudzwaard. Hij heeft uitgebreid gepubliceerd over de pensioenproblematiek in internationale wetenschappelijke tijdschriften.


Generali is net zo goed mijn bedrijf als dat van Freek Wansink.

Nataliya Boyko Actuarieel Analist bij Generali Check mijn

profiel.

Ook op zoek naar een eerste baan waarin je meteen verantwoordelijkheid krijgt? Ga naar www.werkenbijgenerali.nl.

Uw Generali.

De pensioen- en inkomensverzekeraar.


Can we learn from the Chilean Pension System? Every year Mercer publishes the Global Pension Index. The Global Pension Index compares the pension system of 25 countries, representing for nearly 60% of the world population. The Dutch pension system was according to this Global Pension Index the number one for a long time. In 2012 Australia took over this position and while writing my master thesis in 2013, the Netherlands maintain its second place and Denmark became the champion of the Global Pension Index. This year the Netherlands slides further down to the third place in the world ranking. Is this downward trend a reason for concern?

BY: YENTL GOOSENS

The pension system in the Netherlands is under increasing pressure by an aging population and a low return on investments. The problems are huge and the system mostly based on defined benefit schemes is no longer maintainable in its current form.

Introduction1 More often the Dutch pension system is under attack and Dutch pension funds get a lot of criticism because they do not have enough money on hand to meet all their future obligations. This is partly due to the rising life expectancy and the financial crisis. Therefore pension funds need to cut the pension entitlements. Of the employees accruing pension through their employer, 55 per cent do not have much faith in their pension fund or pension insurer (DNB Household Survey (DHS), 2012). Even one in ten have no trust in their pension fund (Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), 2012). Not only the trust in the pension provider is in a bad state. Dutch are also poorly informed about pensions. More than 66 per cent of employees are full pension unconscious and is unaware of his future retirement income (TNS NIPO, 2012). Reform of the pension system is needed to ensure that a good income can be offered at retirement.To keep pensions affordable, the government wants to change the pension system thoroughly. But instead of always tinkering with pensions, would it not be better to change the whole pension system? Similarly other countries in Europe, such as France and Italy, are struggling with pension problems. A lot of these countries debate on the Chilean model, because the results of the Chilean system are remarkable. But how does the Chilean Pension System actually work? 1 Interview with Pieter Marres on June 12, 2013. Pieter Marres worked for a several years in the pension sector in Chile.

71

ARTIKEL

This article is based on my master thesis where I explain what the Dutch can learn from other pension systems. Based on an interview with Pieter Marres1, I specially focused on the Chilean Pension System.


The Chilean Pension System1 Chile is a country that is almost twenty times as long as the Netherlands, about as wide, and with a population of equal size. Where in the Netherlands aging is visible everywhere, the streets of Chile are determined by young people. Chile is one of South America’s most stable and prosperous nations and has an emerging economy, with an enormous expected economic growth.

ARTIKEL

A brief history The first social security system was introduced in Chile in 1920s with a Pay-as-You go system. In a Payas-You go system (PAYG) pensions are paid out of current premium income. In a PAYG, there is no buildup of pension assets. The PAYG maintains a very high degree of solidarity. By 1979 there were 32 pension institutions in total, with 2,291,183 workers paying into them, and over a hundred different pension schemes. All these public pension programs were defined benefit schemes and financed on a pay-as-you-go basis. Each scheme had significant differences in requirements for retirement, contribution rates and benefits.This system was really imbalanced and did not cover all the workers. So, the government introduced a new pension system in 1980. This new pension system was established on a defined contribution basis with individual savings accounts and managed by private firms called the Pension Fund Administrators or “AFPs”. In 2008 a solidarity system was introduced to the people with no contributions. This guarantees that all individuals in the sixty per cent less wealthy part of the population will have a guaranteed basic pension, regardless of their contribution history. This is the Chilean Pension model as we know it today. Three tiers This model has 3 tiers: a redistributive first tier, a second tier of mandatory individual accounts and a voluntary third tier. The first tier is called the poverty prevention tier and provides old age and disability subsidies, financed by tax revenues and it is also called the solidarity pension system. The main purpose of this tier, as the name says, is to prevent poverty. When it was implemented in July 2008, forty per cent of the poorest population was covered. Nowadays, sixty per cent of the target population is covered. In the second tier it is compulsory for employees to contribute ten per cent of their total salary to an individual saving accounts, up to a max on monthly tax1 The Description of the Chilean Pension System is based on documents published by the Chilean Pensions Supervisor (Superintendencia de Pensiones). They are the technical authority responsible for the supervision and control of the institutions involved in the Chilean Pension System. Further details can be found on their website http:// www.spensiones.cl/.

able earnings of sixty unidades de fomento (UF)2. The individual saving accounts, are based on the definedcontribution (DC) type. Where the amount of the pension depends on the premiums paid during the construction phase and the return on it is achieved. All employees need to participate except civil servants and other government employees, they have their own scheme. Participation is not yet mandatory for the selfemployed, the unemployed, those in the informal sector or those who were covered by the old public pension system. The employers are required to withhold the contributions of the employees and forward it to the AFP of the employees choice. An AFP is a Pension Fund Administrator regulated by Chile’s Superintendent of Pensions. These AFPs regulates an employee’s pension investments and administers pension benefits, including collecting pension contributions, keeping records, managing pension investments, calculating retirement annuities and paying retirement annuities. So, the AFPs protect the assets of the members and reduce risk in hope to guarantee an acceptable return. The whole return on the fund is assigned to the individual accounts. The AFPs are bound by many rules. They must fulfil with a minimum investment return rule, which is measured on the basis of the average real yield of all the pension funds of the same type. The AFP must also have an Obligatory Reserve, funded with its own resources, equivalent to one per cent of the pension funds under management. At the moment there are six AFPs and workers may choose any AFP and may switch AFPs at any time for a fee; approximately three per cent of the workers will switch. Each AFP has five different funds, called Funds A to E. Whereas fund A is an voluntary one. These funds are made by the law of the government and have different degree of risk with different proportions in variable and fixed income securities (e.g. variable income securities such as equities have a higher risk than fixed income securities such as mortgages, government bonds and bank deposits). Whereby fund A has the highest amount in equities and hence the highest level of risk (40-80%). Logically, Fund E has the lowest amount in equities (0%) and hence the lowest level of risk. Funds cannot overlap in the proportions of equity; so fund A must always hold a larger proportion in equities than fund B, and fund B in order more than fund C and so on, as given in table 1. 2 13 Unidades de fomento, or UF, are real, inflation-adjusted units that have been used for a variety of purposes in Chile since 1967, including pension contributions and guaranteed benefits under the pension system, private and public loans, housing values, construction costs, and other purposes. In 2008, 60 UF were equal to eight times the minimum wage and 291 per cent of average earnings (OECD, Pensions at a Glance 2011, Paris, France, p. 2011, http://dx.doi.org/10.1787/ pension_glance-2011-en, p. 208). At end-September 2013, one UF was equal to about $23.01

72


Table 1. Overview proportion in equity for each fund

Table 2. Overview real return for each fund Source: Ficha EstadĂ­stica Previsional

As a result, employees can choose between the six AFPs and additionally between five different funds. Employees can switch freely two times a year from one fund to another within the same AFP. As of today, no administrator has charged this fee. There is only one restriction for pensioners, they may only choose between Funds C, D and E. This, because the funds have a lower risk with the intention that pensioners will be prevented for the volatility of the yield of the funds with a greater proportion of variable income instruments, and, on the other side, for the high risks in the investments made by the portfolio manager with their balances (mandatory contributions). Table 2 gives an overview of the real return of the funds in the month November 2014, one year from December 2013 till November 2014, three years from December 2011 till November 2014. The third and last pillar is the voluntary saving pillar. The ten per cent rate of the mandatory contribution is low in comparison to international standards. But an employee is allowed to save more than 10 per cent of his salary through voluntary savings. This additional savings are deductible from his income tax, this to promote employer-sponsored voluntary pension plans.

What can we learn from the Chilean? The most important thing a person who retires wants to know is, of course, how much you get when you retire, the retirement result. The retirement results are well regulated in the Netherlands. The pension in percentage of the wage pensioners will receive, is extremely high in comparison to other countries. The Dutch pension system has an very high state pension in comparison to the state pension of Chile. In addition, the retirement result in Chile is also very dependent on the rate of return. Now the rate of return over the last ten years was very well. But if the investment results are very disappointing the retirement income will be significantly less. On the other hand, if the investment results are very good, the retirement result can be very high. The guarantee of the amount of the pension in Chile is lower than in the Netherlands, but that is a characteristic of a DC scheme. The government in Chile guarantees a minimum return. Consequently, the amount of the pension by retirement is less risky. The costs incurred by Dutch pension funds to manage pensions have increased by an average of nearly 4 percent last year and are extremely high. The implementation and the cost of the asset management

73

ARTIKEL SECTION

Table 3. Overview real return Real Return Fund Type C – Intermediate Source: Ficha Estadística Previsional


ARTIKEL

Figure1 are relatively low in Chile. The employer withholds ten per cent of each employee’s monthly salary. Of these ten per cent premium, thirty per cent is used for costs. The employer uses fifteen per cent of the premium for the risk. The other fifteen per cent will be paid by the employee as administrative costs. All costs incurred will therefore be paid from this fifteen per cent. Besides, the accountability and supervision are well regulated in both countries. Just like, the expropriation and risk management. But one of the reasons why the Dutch pension system is no longer sustainable in its current form, is through aging. They do not have enough money on hand to meet all their future obligations. But the demographics of Chile and the Netherlands are almost the same. In both Chile and the Netherlands there is demographic transition. Demographic Transition is the path going from one stage of constant population, with high birth and mortality rates, to another one with low birth and low mortality rates. The life expectancy for the total population for Chile will rise and it will be the same as the Netherlands in 2030. The old-age dependency ratio measures how many people there are of working age (20-64) relative to the number of retirement age (65+). It is an important indicator of the demographics of the population for pension systems. Currently, there are approximately over four people of working age for every one of pension age on for the Netherlands. In Chile there are 7 people working for every one of pension age. In 2058 this will be approximately equal to each other (figure 1).

One big difference between Chile and the Netherlands is that Chile’s economy is flourishing, the GDP growth with approximately 5 per cent each year. Through the rapidly growing economy the country has international standing and poverty fell sharply.While the Netherlands

are in a recession. The Dutch pension model, on the basis of guaranteed pensions, defined benefit (DB) system, appears to be hit very hard by the recession. It is not surprising that 55 per cent of the employees do not have much faith in their pension fund or pension insurer. Obviously, more than 66 per cent of employees are full pension unconscious and is unaware of his future retirement income. The only way to increase the pension awareness by people is to give the opportunity to decide about the pensions themselves, in a system for everyone to understand. The Dutch system is very complex and also difficult to understand. The simplicity and clarity of the Chilean Pension System and to give people freedom of choice provides the opportunity for participants to have individual influence on their pension. This freedom of choice can be given by, for example, influence on the investment policies, choice of pension fund, form of payment, or the risk profile. Only participants in DC plans in the Netherlands currently have the choice in the pension accrual. But the focus should be on the outcome, not the pension accrual. By explicitly involve the participants with their retirement by giving them more choice you create more involvement and awareness. The freedom of choice for participants means that funds and insurers will have to do to their best to win participants, as is currently happening in Chile.This will increase competition in the pension market, leading to a more flexible and better quality offerings. An additional advantage is that the interest of citizens for pensions will improve. Pensions can be good compared also online. But freedom of choice and solidarity are at odds with each other.There is no solidarity in the Chilean pension system. Also the pension communication is very well regulated in Chile. Every four months, you will receive an overview of your own fund. The overview shows the employee the efficiency, cost and quality of the funds. Then you can see how your own fund has performed. In addition, you can make a one-to-one

74


TNS NIPO. (2012). Pensioenbewustzijn. Den Haag:Wijzer in Geldzaken. Marres, P. (2013, June 12). (Y. Goosens, Interviewer)

ABOUT THE AUTHOR Yentl Goosens Na twee jaar geneeskunde gedaan te hebben besloot ik een overstap te maken naar Econometrie, aangezien ik bij geneeskunde de wiskunde teveel miste. Door mijn bijbaan toentertijd bij Towers Watson heb ik besloten verder te gaan met de studie Actuariële Wetenschappen en Mathematical Finance. Vanwege mijn internationale ambities en interesse in pensioensystemen in het buitenland heb ik een ander scriptieonderwerp dan de meesten gekozen. Na nu inmiddels langer dan een jaar afgestudeerd te zijn, werk ik met veel plezier op de actuariële afdeling van EY en houd ik mij vooral bezig met Actuarial Risk Management (ARM).

75

| SPECIALTY | NL

References Centraal Bureau voor Statistiek (CBS). (2012, December 3). Helft werknemers heeft weinig vertrouwen in eigen pensioenfonds. Retrieved from Centraal Bureau voor Statistiek: http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/ themas/inkomen-bestedingen/publicaties/artikelen/ archief/2012/2012-3728-wm.htm

ARTIKEL

Conclusion The Dutch pension system is in its current form no longer sustainable, that should be clear. To adopt the whole Chilean Pension System should be very difficult and should take over years. But it is certainly possible to learn from the Chilean pension system and adapt the good aspects in a “new” pension system. In my view, the ideal pension system, is a pension system based on the pension system of Chile with a few adaptions. The freedom of choice as they know in Chile provides a better pension awareness and it will also increase competition in the pension market, leading to a more flexible and better quality offerings. It also promotes mobility in the labor market. The way in which Chile communicates with employees is excellent. On the

website of the pension supervisor there is a web portal where the employees can check everything related to their pension. This makes the communication simple, clear, modern and up-to-date. The strength of the Chilean system is in the simplicity, clarity, transparency and affordability. However, the resulting retirement is on the low side. But to increase the retirement result, a higher percentage of the salary can be inserted. For example fifteen per cent instead of ten per cent. In order to retain some form of solidarity in the system there can be made use of collective DC schemes. In short, we can certainly learn from the Chilean pension system and use it as a basis for a new pension system.

Recommended for readers of XXx-level

| SPECIALTY | NL Recommended for readers of XXx-level

comparison of your own fund with the other five funds. Consequently, you can see what the best plan is scored on efficiency, cost and quality. If you are not satisfied with your plan, you can switch at any time to another AFP. An employee can always change jobs without loss of pension, which promotes mobility in the labor market. Also self-employed workers can participate in the scheme if they wish. The communication is clear, simple and transparent just like the system. Something the Netherlands can learn from.


In gesprek met Falco Valkenburg Op een donderdagochtend, onder het genot van een kop koffie, zijn wij in gesprek gegaan met Falco Valkenburg, Actuaris van het Jaar 2014. Wij vroegen hem naar het pensioensysteem in Australië en wat wij daarvan kunnen leren. Ook vroegen wij hem wat de toekomst van de actuaris in Nederland is in het steeds sneller veranderende pensioenlandschap.

DOOR: MARK VERHAGEN & JORIS BÜCKER

INTERVIEW

Beste Falco, zou u uzelf kort kunnen introduceren? Ik ben FalcoValkenburg, onder andere voorzitter van de Pension Committee van de Actuarial Association of Europe wat denk ik ook de voornaamste reden is waarom ik hier ben. Ik ben actuaris van achtergrond en inmiddels zelfstandig werkzaam. Momenteel ben ik betrokken bij een aantal start-up bedrijven die aan de pensioenkant opereren en daarnaast vertegenwoordig ik, zoals al genoemd, de ruim 20.000 actuarissen in Europa. Een van de dingen die we vaak terughoren is dat u inderdaad vrij-gevochten bent. Ons congres gaat gedeeltelijk over het feit dat actuarissen, ook Nederlandse, in meer of mindere mate vastgeroest zijn in het nationale systeem waarin ze zijn opgeleid.Wat is uw mening over deze indoctrinatie? Nou, of dit indoctrinatie is weet ik niet, maar het is waar dat alle systemen in de wereld zo verschillend zijn, dat als je in een bepaald land werkt je dat bepaalde systeem kent. Daarbovenop hebben we in Nederland nog een aantal systemen naast elkaar, wat het nog minder waarschijnlijk maakt om over de grenzen heen te kijken. Je opereert in een bepaald land en bent met een lokaal pensioenfonds of een lokale onderneming bezig om iets vorm te geven. Dus Nederland is in die zin nog een stukje extra ‘ingekaderd’, wat zijn de effecten hiervan op het beroep actuaris? Beperkt het de creativiteit? Ik vind van wel. Het beperkt de creativiteit met name omdat we wel degelijk bepaalde problemen hebben en ons van deze problemen bewust zijn, maar we te veel binnen de bekende kaders blijven denken. Dat geldt niet alleen voor de actuaris, maar eigenlijk voor de hele pensioensector in Nederland. Daarnaast hebben wij in Nederland het fenomeen dat we van onszelf vinden dat we het beste systeem van de wereld hebben. Dat is prachtig, maar dat betekent ook dat je meer achterover gaat zitten en dat men kleinere stapjes maakt wat vernieuwing en verandering betreft. Ik denk dat het nuttig is om juist naar andere systemen te kijken in de wereld, met name systemen die totaal anders zijn. De insteek moet dan natuurlijk niet zijn om die klakkeloos over te gaan nemen, maar om over overal rond te kijken naar wat men doet en overal dan ook het beste uit mee te pikken. Door selectief over te nemen valt ons systeem nog zo veel beter te maken.

76


“In Nederland vinden wij van onszelf dat we het beste pensioensysteem hebben”

U noemde inderdaad net al Denemarken en Australië. Kunt u wat vertellen over het transitie proces dat daar plaats heeft gevonden? In Australië is er heel duidelijk een switch gemaakt. De overheid heeft deze geïnitieerd door te zeggen dat iedereen naar één systeem gaat: een vaste contributie en tevens een minimum contributie. Bij blue-collar arbeiders staat deze op 9% en voor white-collar werkers op 12%, waarbij de negen procent geleidelijk aan wordt opgetrokken richting de twaalf. Dit is tevens ook een van de redenen waarom Australië gestegen is, er is simpelweg meer geld in het systeem, maar het is met name ook erg overzichtelijk geworden. Daarnaast heeft Australië een slimme marketing-campagne gevoerd. Men heeft een zogenaamde ‘Super Annuation’, waarbij het voor elke Australiër evident is wat er bedoelt wordt met ‘How is you super, mate?’. Dit is dus een voorbeeld van een systeem waar er een duidelijk pad is uitgestippeld: hier moeten we heen en zo gaan we het doen!

77

INTERVIEW

U zegt dus dat er nog veel ontwikkeling plaats kan vinden.Wat houdt Nederland het meest tegen? Gegroeide posities uit het verleden. Het oude systeem heeft ons tientallen jaren goed gediend, maar ons systeem wordt inmiddels door enorme instituten overzien en deze instituten zitten op heel erg veel geld. Dit betekent ook dat er veel macht bij komt kijken en er mensen moeten zijn die dat allemaal besturen. Als je deze situatie zou willen veranderen en anders gaan inrichten, kom je al snel bij het individueler maken van de pensioenpotten. Dat betekent dat er aan de collectieve, besturende kant veel besluit wegvalt en dat daardoor de macht-factor verminderd. Als ik kijk naar een aantal andere systemen in de wereld, bijvoorbeeld het Deense systeem dat sinds 2012 op nummer 1 staat of het Australische systeem dat ons juist heeft ingehaald en op nummer 2 staat, zien we dat beiden een individuelere aanpak hebben gekozen. Ik denk dat we daar in Nederland naar toe moeten. Er zijn ook zeker goede signalen in Nederland. Als je naar de nieuwe wetgeving kijkt, zie je van elk voorstel de effecten over verschillende generaties. Het zijn dat soort effecten waar de actuaris zich met name mee moet bezig houden. De actuarissen moeten dat in beeld brengen, iets wat ze ook in andere landen zouden moeten doen. Grote westerse landen zoals Engeland en Duitsland hebben grote problemen op dat vlak, want ze weigeren veelal de realiteit onder ogen te zien. Alle problemen worden naar de toekomst doorgeschoven. We zien nu dat er vermogensoverdracht van de ene naar de andere groep plaatsvindt. Dat is zo langzamerhand niet meer houdbaar en past niet meer in de huidige tijd. Het is bovendien gebaseerd op het feit dat men veertig jaar in één bedrijfstak werkt. De trend van de laatste tijd is nu eenmaal dat het allemaal individueler wordt. Ik wil hiermee niet zeggen dat iedereen het allemaal alleen doet, maar men moet als individu keuzes maken om samen te werken. Dat kunnen we leren van andere systemen.


Hoe sterk was deze regelgeving in Australië? Het was een verplicht systeem, dus eigenlijk was er geen ontkomen aan. Wat verder nog een van de grote voordelen is van één systeem is het beperken van de onderhandelingen op het ondernemingsniveau. Uit eigen ervaring merk ik dat er tijdens onderhandelingen in Nederland vaak al 90% duidelijk is in de eerste week van praten, maar dat er vervolgens nog twee jaar gevuld wordt met bepaalde overgangsregelingen: ‘Die groep krijgt nog wat, maar dan moeten we deze niet vergeten’. Natuurlijk is diepgaande discussie belangrijk, maar het brengt allemaal advieskosten en dergelijken met zich mee. Dan moet je de vraag stellen of dat nou toegevoegde waarde heeft? Er wordt te vaak nog op de vierkante millimeter nog een beetje rondgeschoven, iets wat naar mijn idee geen toegevoegde waarde heeft. Ik zou daarom ook zeggen: laten we naar één systeem gaan.

INTERVIEW

Duidelijk, we moeten naar één systeem. Zijn er nog andere obstakels die dit verhinderen? Voornamelijk de belangen van vakorganisaties, want door een decentralisatie van het systeem hebben zij niks meer te zeggen over het pensioen, terwijl dit momenteel toch een van de enige overgebleven pijlers is van dergelijke organisaties. Daarnaast hebben ondernemers vaak de behoefte om zich te kunnen onderscheiden op het gebied van pensioenen, of dat echter een goede stimulus is om werknemers tot betere prestaties te leiden vraag ik me sterk af. Een pensioen is een noodzakelijkheid, maar het stimuleert niet echt, zeker niet op de korte termijn. Dat kan veel gemakkelijker en efficiënter via andere manieren, zoals het aanbieden van continue scholing of andere stimuli. Daarentegen helpt het erg dat Australië, een modern westers land, ons heeft laten zien dat die transitie wel degelijk mogelijk is. Een ander groot obstakel, wat we ook in Australië hebben gezien, is dat het grote gevolgen met zich mee brengt voor de rol van de actuaris. Met name pensioenactuarissen zullen dit merken, want er valt enorm veel werk weg. Toen ik nog werkzaam was bij Towers Perrin heb ik ten tijde van de transitie in Australië een aantal actuarissen naar Nederland toe gehaald, omdat ze in Australië geen werk konden vinden. De rol van de actuaris zal enorm veranderen als we naar één systeem gaan. Wat is de toekomst van de student actuariaat? In Australië zie je dat veel actuarissen zich nu bezig houden met bijvoorbeeld grote infrastructuurprojecten. Uiteindelijk gaat het daarbij natuurlijk ook om projecten van lange duur, met veel risico’s die meegenomen moeten worden, wat volgens mij zo ongeveer ‘actuariaat’ spelt. Desalniettemin is het natuurlijk heel bedreigend voor de meeste actuarissen, zeker als je het vergelijkt met vroeger. Toen gold natuurlijk nog dat actuaris als een baan voor het leven werd gezien. Je ziet nu al dat de werkgelegenheid voor actuarissen teruggaat, zowel bij adviesbureaus zijn ze minder werkzaam als op andere plekken waar ze normaliter actief zijn. In hoeverre belemmert deze angst de transitie naar een simpeler systeem? Er zijn momenteel veel te veel bestaande belangen van spelers bij actuarissen. Dat heeft ook te maken met de speciale functie die actuarissen vervullen in de maatschappij. Ook de regering laat zich hierdoor beïnvloeden. Als ze bijvoorbeeld een groot infrastructuur project gefinancierd willen hebben, doen ze vaak een beroep op actuarissen. Dan kan je natuurlijk niet verwachten dat er met de andere hand enorm gesneden wordt in de werkgelegenheid van actuarissen.

78


“Pensioen is een noodzakelijkheid, maar het stimuleert niet echt, zeker niet op de korte termijn”

Is het mogelijk om sleutelend aan ons huidige systeem deze transitie te volbrengen, of moeten we top-down een break forceren, zoals in Australië? Ik zou zo langzamerhand wel voor een break zijn. Gewoon eens goed nadenken waar we naar toe willen: wat het punt op de horizon is waar we naar toe willen varen. Dat wilt niet zeggen dat we alles wat achter ons ligt weg moeten gooien, maar dat we éérst een einddoel vaststellen en vervolgens het pad gaan proberen te vinden. Natuurlijk kan ik me voorstellen dat het wenselijk is om de transitie enigszins geleidelijk te laten verlopen, maar er moet niet meer vanuit de huidige positie nagedacht worden. Op die manier kan van alles al meteen niet meer en zullen we nooit naderen tot wat we echt nodig hebben. Je wordt bijvoorbeeld momenteel verplicht om bij pensionering je hele kapitaal om te zetten in een pensioen. Dat aankoop moment kan heel vervelend zijn, bijvoorbeeld waneer er een lage rente is. Waarom moet je dat dan volledig derisken? Ik zou zeggen: je mag je pot nog gewoon gebruiken en daar geld uit nemen zoals je dat zelf wilt. Dit vereist natuurlijk dat allerlei regels veranderen en dat kan niet binnen de bestaande kaders gedaan worden. Dan moeten we echt vanuit blanco sheet gaan kijken: wat willen we bereiken? Laten we een ander systeem erbij halen, hoe staat u tegenover het samengooien van pensioen zorg en wonen? Dat is Singapore, een geweldige inspiratie en overigens ook een individueel systeem. Zij hebben een volstrekt ander uitgangspunt, waarin zij een sociaalgericht model hebben (dit is momenteel wel wat aan het verminderen). In Singapore geldt dat je je eigen broek op houdt, wanneer dat niet lukt, dan ga je naar je familie toe, als dat niet lukt ga je naar je bredere sociale kring en als iemand dan toch door het ringetje dreigt te vallen, dan heeft de overheid misschien nog wel een klein potje om je te helpen. Met je eigen potje kan je echter van alles doen, je kunt je zorg ermee financieren, je kan je woning ermee financieren, je kan zelfs de locale economie ermee financieren. In Nederland wordt dit enorm bediscussieerd en worden grote boekwerken geschreven waarom dat allemaal niet kan, maar dat is bekeken vanuit de huidige kaders. Men zou die wetten terzijde moeten laten en alleen

79

INTERVIEW SECTION

Er is dus een aantal duidelijke obstakels, wat is het risico voor Nederland als de progressie te traag verloopt? Juist omdat we in Nederland al het punt hebben bereikt dat de vermogensoverdracht tussen generaties op de discussietafel ligt, denk ik niet dat we een heel groot risico lopen.We kennen het probleem, we weten nog niet hoe we het gaan oplossen, maar we zijn er in ieder geval bewust mee bezig. Ik ben persoonlijk beduchter voor landen waar dit probleem nog niet gezien wordt. Het is niet eens een kwestie dat het ontkend wordt, maar dat het simpelweg niet gezien wordt. Hoe langer ze wachten, hoe groter het probleem is en dat kan op een gegeven moment ontploffen, met sociale onrust tot gevolg. Die maatschappelijke onrust hebben we in Nederland in ieder geval voorkomen, doordat de discussie al openbaar is.


het einddoel voor ogen moeten hebben. In Singapore kan het, dus waarom hier niet. Het argument dat het niet past binnen de huidige regelgeving is geen goed argument. Dit is overigens niet eigen aan het pensioensysteem, dit speelt in veel sectoren. Er moeten eigenlijk te veel knoppen tegelijk gedrukt worden. Wie is de aangewezen persoon om dit teweeg te brengen? Ik denk zelf meer in termen van een voorbeeld stellen. Momenteel ben ik betrokken bij een DC-platform start-up bij Surance, waarbij het individu, tegen schappelijke kosten, aan het roer komt te staan en een eigen toekomst kan scheppen. Hij of zij heeft er volledige controle over. Ik denk dat we, door zoiets neer te zetten en door aan te tonen dat het werkt en mensen er gelukkig mee zijn, we grote veranderingen teweeg kunnen brengen.

INTERVIEW

Terugkomend op uzelf, u wordt veelal beschreven als een creatief en vrijgevochten denker. Hoe komt het dat u zo vrijdenkend bent geworden? Poeh, dat is moeilijk. Ik denk dat dat in me zit, ik vind het leuk om op zoek te gaan naar nieuwe dingen. Als ik iets een aantal maal heb gedaan, ga ik graag op zoek naar iets anders. Dit gaat gepaard met de nodige ervaring, bij pensioenen krijg je op een gegeven moment door hoe het systeem in elkaar zit, een besef dat na een aantal jaar komt. Vervolgens ben ik bij Towers Perrin, een internationaal bedrijf, gaan werken en dan begin je opeens in te zien dat er zoveel andere manieren zijn, terwijl ik natuurlijk een Nederlandse actuaris was. Door nieuwsgierigheid begin je jezelf dan de vraag te stellen, waarom doen wij dat niet zo? Doordat ik nu ook niet meer gebonden ben aan een bedrijf kan ik natuurlijk ook veel creatiever en vrijer pensioenen benaderen. Een mix van nieuwsgierigheid en interesse, maar ook ervaring en een breder perspectief. Vindt u dat die blootstelling deel zou moeten zijn van de opleiding van de actuaris? Wat mij betreft wel. Ik heb hier zelf aan bijgedragen als onderdeel van Jan Tamerus’ collegereeks, waarin ik een aantal verschillende pensioensystemen heb behandeld. Jan Tamerus is natuurlijk de man die de ontstaansgeschiedenis van ons systeem door en door kent. Het is nog wel een wens van mij om ooit een vergelijkend onderzoek te doen naar de ontstaansgeschiedenissen van de verschillende pensioensystemen in de wereld. Hoe bepaalde ontwikkelingen tot stand komen en in hoeverre die processen terugkerend zijn. Mijn zoon studeert sociologie, wie weet doen we het ooit nog eens samen. Klinkt als een goed project. Momenteel bent u voorzitter van de Pensions Committee van de Actuarial Association of Europe (AAE). Wat is het beeld in Europa van het Nederlandse systeem? Hoe worden alle systemen op een juiste manier weergegeven? Dat is erg lastig en een continu leerproces. Collega’s proberen het Nederlands systeem te begrijpen en ik probeer andere systemen te begrijpen. Er zijn uiteindelijk zoveel details en dat is vaak lastig te begrijpen en kost ook met name heel veel tijd. Het gaat hem ook in de kleine dingen zitten, bijvoorbeeld de woordkeuze kan al een struikelblok zijn. In een recent paper gebruikte ik vaak het woord ‘pension liability’, oftewel: pensioenverplichtingen. De Engelsen vonden dit echter heel ingewikkeld en moeilijk, want een liablitity wordt daar gezien alsof de portemonnee er onmiddellijk bij gepakt moet worden. Zij wilden daar liever ‘pension promise’ zien staan. Natuurlijk geen probleem om het te veranderen, maar ik zelf vind een promise juist veel zwaarder klinken dan een liability. Goed, zo zie je dat er op allerlei niveaus verschillen zijn.

80


“Wat je veel hoort vanuit de pensioen lobby is dat pensioenen iets is voor de lidstaten en dat Brussel daarom de handen er vanaf moet houden”

Wat is de lange-termijn visie van de AAE? De discussie die wij in de commissie voeren, proberen we zo technisch mogelijk te houden. Puur technisch is het namelijk minder moeizaam om tot een weergave van de werkelijkheid te komen en advies te geven. Dat is ook de rol van de AAE, het verstrekken van objectief en technisch onderbouwd advies. Toch merk je dat ook actuarissen op dit niveau gebonden zijn door hun werkgevers en omgeving. Het is precies het ontwijken van deze externe belangen wat wij nastreven in de AAE. Er zijn natuurlijk ook systemen die erg oud zijn en sommige Engelse actuarissen noemen vaak het feit dat ‘het al honderd jaar zo gaat’ en zijn bang om de vraag te stellen of ze het al die tijd dan fout hebben gedaan. Die vraag zou voor ons niet van belang moeten zijn. Je komt gaandeweg tot nieuwe inzichten en daar moet je zo optimaal mogelijk mee omgaan.

81

INTERVIEW

Is er een angst dat er Europese regelgeving aan zit te komen, terwijl Brussel eigenlijk geen duidelijke beeld heeft van de systemen in Europa en hun verschillen? Wat je veel hoort vanuit de pensioen lobby is dat pensioenen iets is voor de lidstaten en dat Brussel er daarom de handen er vanaf moet houden. Op zichzelf heb ik daar wel sympathie voor, er gaat namelijk veel historie aan vooraf. Ik zie aan de andere kant ook dat er in veel lidstaten praktijken zijn waarbij ze beloftes maken en vervolgens niet in lijn met die beloftes handelen. Althans, zo zie ik het in ieder geval, en ik denk dat we hier een gezamenlijke grond moeten en kunnen vinden. Ik denk dat Europa kan helpen om één framework te maken, waarin er ruimte moet blijven voor allerlei verschillende soorten ‘promises’, maar dat deze wel eerlijk worden nagevolgd. Op dat vlak vind ik dat Europa van waarde kan zijn. Er is in sommige lidstaten te weinig prikkel om dat zelf te doen. Het probleem met Brussel is alleen wel dat het enorm kapitaal gericht handelt: er moet zekerheid zijn, er moet geld zijn. Ik geloof ten eerste niet dat zo een kapitaal oplossing mogelijk is, want het gaat om veel te veel geld, maar ook principieel is het niet de rol die Europa zou moeten vervullen. Pensioenen zijn sociale contracten tussen sociale spelers en daar heeft wat mij betreft de politiek niks mee te maken. Capital requirements is natuurlijk ook eigenlijk veranderende regelgeving en dat hoort thuis op de discussietafel van sociale partners. De Europese commissie moet zich richten op transparantie en de objectieve vaststelling van zaken. Een onderdeel hiervan is ook het creëren van een gewaarwording voor de problemen waar ik het in het begin over had. De eerste stap is om de feiten boven tafel te krijgen en van daaruit moet de discussie zich eerst verplaatsen naar de sociale partners.


Een laatste vraag. Wat denk u dat over tien/twintig jaar de meest ingrijpende verandering in het pensioenlandschap (moet) zijn? Wat mij betreft hebben we een totaal andere governance-structuur. Een structuur die niet meer volledig ingericht wordt door een relatief kleine groep mensen, zoals door vakorganisaties. Men moet zelf in control zijn.We moeten ook zelf groepen gaan vormen met wie we dingen samen willen doen, een eigen community. Het moet mogelijk zijn om met soortgelijke mensen een community te voren. Dat kan nog steeds een verbintenis via je werkgever zijn, maar het moet ook mogelijk zijn om op basis van andere overeenkomsten een community te vormen. Vervolgens ga je binnen zo een community op zoek naar een goede vermogensbeheerder, op zoek naar een goede actuaris en ga je op zoek naar een goede administrateur. Hier moet ook over gestemd kunnen worden. Ik denk dat de technologie van vandaag de dag het process van besluitvorming over pensioenen kan democratiseren. Dat is met name de grote verandering die ik wel zie gebeuren. Er worden dus nieuwe lijnen getrokken, zullen deze ook grensoverschrijdend zijn? Wat mij betreft zou ik niet weten waarom er een beperking moet zijn. Aan de andere kant kan ik me ook voorstellen dat er veel mensen zijn die het beleggen juist dichter bij huis zouden willen hebben, bijvoorbeeld door de bakker om de hoek, die geen lening kan krijgen van de Rabobank, te ondersteunen. Er moet ruimte zijn voor financiering in de locale economie, of als een community graag milieu-bewust wilt investeren, bijvoorbeeld door het kopen van zonnepanelen, waarom zou dat niet moeten kunnen uit het pensioenpotje? Hierdoor kan men de samenleving be誰nvloeden op een manier die nu niet mogelijk is en worden de cashflows aangestuurd door individuen in plaats van een select groepje mensen. Als we bijvoorbeeld kijken naar dat hele ABP verhaal, waarin een select groepje bestuurders het besluit maakt om door te investeren in een Israelische bank terwijl de helft ertegen was, dan mag ik toch hopen dat in de toekomst de helft hun geld zonder problemen elders onder kan brengen.

INTERVIEW

Duidelijk. Veel dank voor de tijd en wij kijken zeer uit naar uw plenaire sessie op het congres!

82


Sta jij ook ooit op dit podium?

Falco Valkenburg AAG RBA werd in 2014 door zijn vakgenoten en een onafhankelijk jury uitgeroepen tot Actuaris van het Jaar.

Wij geloven dat actuariële professionals de sleutel vormen tot een duurzame financiële sector. De essentiële rol die zij vervullen wordt niet altijd op waarde geschat. Actuarieel Podium werkt aan de maatschappelijke zichtbaarheid van actuarissen en het ondersteunen van innovatie door publicaties, de organisatie van seminars en de Actuaris van het Jaar Prijs.

Studenten Actuariaat en Econometrie participeren gratis aan de jaarlijkse Actuarisdag en de uitreiking van de Actuaris van het Jaar Prijs in oktober.

Volg onze initiatieven op www.actuarieelpodium.nl en schrijf je in voor de nieuwsbrief!


In gesprek met Martijn Vos en Falco Valkenburg In Rotterdam bevindt zich het hoofdkantoor van Ortec Finance, met een prachtig uitzicht op de haven. Mumtaz en Mark zijn langsgeweest om in gesprek te gaan met Martijn Vos en Falco Valkenburg.

DOOR: MARK VERHAGEN & MUMTAZ SHAFIQ

IN TERVIEW

Beste Martijn Vos, kunt u zichzelf en Ortec Finance kort introduceren? Martijn: Ortec Finance is een groeiende organisatie en levert sinds 1981 wereldwijd technologie en advies op het gebied van risk en return management aan financiĂŤle instellingen. Ortec Finance helpt onder andere pensioenfondsen, verzekeraars, vermogensbeheerders, financieel planners, woningcorporaties en gemeenten beter financiĂŤle beslissingen te nemen en de resultaten daarvan te monitoren. Met een combinatie van modellen en advies helpen we deze instellingen hun besluiten te verbeteren, dit doen we niet alleen in Nederland maar wereldwijd. Zelf ben ik in 1995 tijdens mijn studie Econometrie in Rotterdam bij Ortec begonnen, na mijn afstuderen in 1997 ben ik in vaste dienst gekomen. Een paar jaar geleden ben ik partner geworden (Ortec is eigendom van het personeel) op dit moment ben ik verantwoordelijk voor de business unit Pensioenfondsen en Verzekeraars. Naast mijn rol bij Ortec ben ik voorzitter van de commissie Pensioenen van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. Wat maakt interessant dat jullie meedoen aan het congres? Martijn: Ortec Finance is altijd bezig geweest met het raakvlak tussen enerzijds kwantitatieve berekeningen en anderzijds ook het geven van ondersteuning bij de toepassing van die berekeningen. Begrijp ons niet verkeerd, we hebben door de jaren heen enorm veel gerekend, maar altijd met het doel om ook inzicht in de berekeningen over te kunnen brengen. Dit stelt de klant in staat om een betere beslissing te nemen. Wat Ortec Finance interessant maakt voor dit congres is dat we steeds meer internationaal georiĂŤnteerd zijn. Ongeveer de helft van onze omzet komt uit het buitenland en dat zorgt ervoor dat wij ons vaak moeten aanpassen aan culturele en sociale verschillen die heersen in verschillende landen. De pensioensector is daar een goed voorbeeld van. We hebben in essentie een heel exact vak; je kunt lastige sommen gewoon uitrekenen en het maakt daarin niet uit of we met een Nederlandse of een Duitse overlevingstafel te maken hebben. Het zijn echter de grote cultuurverschillen waardoor het in elk land weer anders is. Dat zit hem met name in de doelen die men nastreeft en de manier waarop er met de resultaten wordt omgegaan.

84


Zou u een aantal voorbeelden kunnen geven van deze sociale en culturele verschillen? Martijn: Een voorbeeld is Zwitserland, waar op dit moment de rente op staatsleningen negatief is. Dit geldt niet alleen voor kortere looptijden, maar ook voor looptijden van een paar jaar. Toch is het minimale rendement op pensioenopbouw door de overheid vastgelegd op 1,5%, een rendement dat niet te garanderen valt. Waarom precies dit getal wordt gekozen is een weerspiegeling van de manier waarop de Zwitsers met pensioenen omgaan. Sociale, politieke en culturele omgevingsfactoren beïnvloeden de wijze van omgang met resultaten. Dat maakt ons vak zo leuk en uitdagend. Een ander voorbeeld is bijvoorbeeld het pensioenfonds van CERN in Genève (bekend van de deeltjesversneller), waar vijftien overheden aan meewerken. Die moeten allemaal pensioenen ontvangen en voor dit pensioen betalen, maar een deel zit in Frankrijk, een ander deel in Zwitserland. Om daarin een rechte lijn te trekken is extreem lastig, want iedereen hanteert zijn eigen omgangswijzen op basis van de regelgeving in de verschillende landen met betrekking tot pensioenen. Zou de toekomst van Europa dan één gestroomlijnde visie en regeling moeten zijn? Martijn: Zolang pensioenen nog een sociaal contract zijn, is dat niet eenvoudig. In dat geval moet je een Fransman uitleggen hoe een Engelsman naar zijn pensioen kijkt. Wanneer dit meer als een financieel contract wordt gezien, dan vergemakkelijkt dat de situatie al meteen.

Martijn: Het interessante aan deze collectieven is ook dat ze enorm aan het veranderen zijn. Een voorbeeld is dat het collectief van de metaalarbeiders enerzijds bestaat uit klein-metaal werkers en fietsenmakers, terwijl anderzijds een bedrijf als Siemens daar nu bijvoorbeeld ook in stapt. De meest fantastische collectieven komen vandaag de dag naar boven, zoals de collectieven bij een zorgverzekering die collectiviteitskorting krijgen, waarom zouden bij pensioenfondsen er ook geen nieuwe collectieven ontstaan? Daaruit blijkt dat er nog altijd een waarde zit in het behouden van collectieven; samen sta je uiteindelijk sterk. De format van de collectieven zal echter veranderen en daar komt creativiteit en een begrip van de cijfers bij kijken. Falco: Idealiter ondersteunen de vakbonden van vroeger middels hun kennis en ervaring het ontstaan van die nieuwe communities. De vakbonden zitten echter nog op een oud spoor en zijn daar nog niet mee bezig. Actuarissen moeten hier een rol in spelen. Hoe zien jullie de toekomst van het Europees continent vanuit actuarieel perspectief? Martijn: Dat is natuurlijk de grote vraag. Je kunt ontzettend veel invalshoeken kiezen bij de benadering van een dergelijk vraagstuk, maar laten we voorop stellen dat er een groot probleem is in Europa omdat veel pensioentoezeggingen nog niet zijn gefinancierd en dat daar weinig inzicht

85

IN TERVIEW

Falco: Daarnaast is er nog zeker een waarde die het sociale contract kan vertolken. Door een gedeelte van het pensioencontract gemeenschappelijk te houden worden risico’s gespreid en administratieve kosten laag gehouden. Wat we echter vandaag de dag inzien, is dat er een vermogensoverdracht plaats vindt tussen generaties en groepen. Solidariteit is goed zolang iedereen evenveel kans heeft en wanneer het niet al meteen vaststaat dat de een voor de ander gaat betalen. Er moet een goed onderscheid blijven tussen waardevolle collectiviteit en eerlijke solidariteit.


over aanwezig is. Er zijn verstrengelde belangen en op een gegeven moment wordt het ook een politiek spel. Het risico hiervan mag niet onderschat worden, want het introduceert een populistische dimensie aan de discussie die eigenlijk analytisch onderbouwd moet worden. Ondernemingen zullen daarentegen rationeler opereren en die zullen ook zoeken naar landen waar pensioenen het beste geregeld zijn. Dit kan een van de motoren van veranderingen zijn; de rol van de multinational. Daarin is het natuurlijk geen gegeven wat ‘het beste’ precies inhoudt. Kosten kunnen de bepalende factor zijn, maar ook duidelijkheid of flexibiliteit kan voorop gesteld worden. BP heeft onlangs de pensioenen gestroomlijnd voor acht landen, dat is natuurlijk razend interessant. Daar moet wel bij vermeld worden dat het 8 van de meer dan 30 landen betreft waar ze actief zijn en dat ze daar bovendien vijf jaar over gedaan hebben.

IN TERVIEW

Falco: Er zijn in Europa inderdaad problemen die niet onder ogen gezien worden. Ergens moet dat besef naar boven gaan borrelen. Ik zie het voor ons actuarissen als taak om objectief de feiten te presenteren. Deze feiten zullen dan bijdragen aan de menings- en besluitvorming over hoe verder te gaan. Ik vind dat we dat actief moeten doen. In een land zoals Engeland mag je bijvoorbeeld de pensioenverplichtingen op basis van het verwachte rendement contant gaan maken. Dit past helemaal niet bij de harde toezeggingen die gemaakt zijn. Je kunt dan als actuaris de gevraagde berekening best maken, maar geef ook aan wat je eigenlijk zou moeten berekenen. Zeg wat je vindt en beken daarin ook kleur. Dat is iets wat de meeste actuarissen niet doen, merk ik. Je krijgt zo het probleem niet bespreekbaar. Bovendien loop je ook nog eens de kans dat men er later op aangesproken wordt. Daar komt dan wel een nieuw soort deskundigheid bij kijken? Falco: Exact, en dat zie ik op dit moment als mijn eigen belangrijkste taak als voorzitter van de pensions committee, om dit soort dingen boven en op de tafel te krijgen. Ik loop dan vaak tegen ongelofelijk veel verzet aan. Gisteren heb ik weer een mailtje gestuurd naar een groep Europese collega’s in een werkgroep die bezig is de reactie van de AAE op de lopende consultatie van EIOPA te formuleren. Ik vraag dan: ‘Kijk naar deze voorstellen, dan proberen we vanavond weer een stap verder te zetten en kijk er ook vooral naar vanuit de objectieve actuariële professie; vanuit je eigen actuariële hart, kennis en kunde’. Daarmee bedoel ik dat ze niet reageren vanuit het belang van hun werkgever of hun overheid. Het is een gemakkelijk excuus om je achter die belangen te verschuilen. Het moet erom gaan wat wij zelf vinden. Dit blijkt ongelofelijk lastig te zijn. De meesten hebben er moeite mee om een zelfstandig en objectief oordeel te geven. Martijn: Toch is het zo dat áls een partij het kan doen, dat het toch de actuaris is. Je kan natuurlijk niet verwachten dat iedereen opeens koers verandert, sterker nog; het is heel logisch dat men de trend gewoon voortzet; dat hebben ze simpelweg zo meegekregen. Het proces om dit soort zaken boven water te krijgen en bespreekbaar te maken is ingewikkeld en vereist jonge, frisse mensen die de vingers op de zere plekken willen leggen. De actuaris kan de belangrijke vraag stellen en de terechte opmerking maken. Falco: Al was het maar om jezelf in te dekken, zodat je niet over tien jaar voor een of andere waarheidscommissie moet staan. Maar goed, dat is wel een negatieve motivatie.

86


Wat is de toekomst van de actuaris in Nederland? Het zijn er nu net wat meer dan duizend, wat gaat daarmee gebeuren? Falco: Dat klopt, het zijn er ruim 1100. Dat aantal valt wel mee, maar aan de andere kant is het aantal pensioenfondsen van 1200 teruggelopen naar 400 en waarschijnlijk gaat dat nog wel een stukje verder terug. De pensioenfondsen die overgebleven zijn, zijn over het algemeen groter, maar je hoeft daar dan niet meteen 2 of 3 actuarissen voor te hebben. Ondanks dat er best een aantal zijn, zijn er maar weinig actuarissen die zich echt bezig houden met de betekenis van het werk dat wij als actuarissen doen en wat er anders zou kunnen. We zijn nu stappen aan het maken naar een individueler systeem, maar houden nog wel de collectiviteit erin, dus we gaan op een andere manier gemeenschappen vormen. Je gaat dan op zoek naar een goede vermogensbeheerder, maar ook een goede actuaris. Op deze manier zal de rol van de actuaris gaan veranderen, er komt meer creativiteit bij kijken bij hogere kwaliteitseisen. Ik kan me voorstellen dat er in de toekomst communities zijn die intern beslissen wat ze belangrijk vinden en wat daarmee de kenmerken zijn van de actuaris die je zoekt. Op die manier ga je een aantal actuarissen selecteren die scoren op die specifieke kenmerken en zo bepaal je met elkaar de keuze. Dit wordt besproken in een klein groepje en dat gaat terug naar de community die dan kan stemmen. Als dat na een jaar of drie om welke reden dan ook niet bevalt, dan houdt de samenwerking daarmee op. Martijn: Die 1100 zullen dat ook niet allemaal willen en kunnen, maar degenen die goed in hun vak zijn komen vanzelf naar boven drijven. Als je kunt laten zien dat je goede dingen teweeg brengt, dan heeft de wereld dat te zijner tijd snel genoeg door.

87

IN TERVIEW

Als we dan de stap maken naar Nederland, waar zitten in ons land de prangende problemen? Martijn: Zoals er in Europa vastgegroeide posities zijn die de problemen niet altijd objectief presenteren, zijn die er in Nederland ook.Veel discussie is gelukkig wel in een veel verder stadium dan bij onze Europese buren, maar een mooi voorbeeld in Nederland is, dat recent de regel is ingevoerd dat als je meer dan 100.000 euro verdient er niet meer de mogelijkheid is om daar pensioen over te sparen dat fiscaal aftrekbaar is. Ik denk dat het om ongeveer 350.000 mensen gaat. Als je vervolgens ziet hoeveel tijd en aandacht hiervoor is, dan kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat we toch heel graag vast willen houden aan wat we hadden. Dit is sociaalpsychologisch wellicht verklaarbaar, maar het is de vraag of dit voor de samenleving als totaal effectief is. Actuarissen moeten de waarheid kunnen weerspiegelen en dat is niet alleen maar een getal. Er komt ook een uitleg, een verantwoording aan te pas. De rol van de actuaris is het in kaart brengen van complexe en risicovolle projecten, of dat nu pensioenen zijn of iets heel anders. De rol van de actuaris moet veel breder worden en moet consistent gepaard gaan met een verantwoording en het rapporteren van de beperkingen die een berekening met zich mee neemt. Daar liggen ook de kwaliteiten waar in de toekomst naar gekeken gaat worden.


Zit daar niet een nieuw risico verborgen; dat de actuaris zijn eigen creativiteit laat zien en daardoor eventueel veel riskanter te werk gaat? Martijn: Je hoeft natuurlijk niet voor die creativiteit te kiezen. Je kan ook zeggen; ik heb een collectief en een heel duidelijke overeenkomst met mijn community, bijvoorbeeld allemaal mensen die vlak vóór het pensioen zitten of al met pensioen zijn en willen dat het simpelweg netjes en goedkoop geregeld is. Daar heb je misschien helemaal geen creativiteit bij nodig. Daarnaast denk ik dat een goede actuaris zich ook met name kan vestigen in het internationale landschap, dat past ook goed bij het thema ‘grenzen vervagen’. Het is namelijk ontzettend moeilijk voor bedrijven om duidelijkheid te krijgen in het internationale pensioenlandschap, het voorbeeld van BP is daar natuurlijk perfect voor. Internationaal kan er in de sector veel inzicht ontstaan en ik denk dat de actuaris daarin kan en moet faciliteren. Dat is de plek om te beginnen als je als actuaris jong, enthousiast en van middelbare leeftijd bent. Dan zijn er op het internationale vlak enorm veel kansen. Wat moet er tot slot aan de Nederlandse actuarissen meegegeven worden? Martijn: In Nederland lopen we niet achter, we lopen voorop. De kwaliteit van de actuarissen is in veel landen goed, maar het gaat er ook om dat besluiten verantwoord worden genomen. Wij, als Nederlanders, moeten Europa niet ingaan met het idee dat we het allemaal beter weten, maar juist vertellen dat we de gegevens presenteren met een analytische onderbouwing.

IN TERVIEW

Falco: Pak dat besef hoe dingen in elkaar grijpen vast en pak ook de maatschappelijke effecten vast; daar moeten we mee beginnen. Dan duurt het nog wel even voordat we één Europa hebben en dat is ook zo erg nog niet.

88



Locatie en routebeschrijving

Het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam is een onafhankelijk kennis- en expertisecentrum voor internationale en interculturele samenwerking op het snijvlak van theorie en praktijk, en van beleid en uitvoering.

ROUTEBESCHRIJVING Adres Mauritskade 63 1092 AD Amsterdam

Al bijna 90 jaar is het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen gezichtsbepalend voor AmsterdamOost. Het gebouw is ontworpen in een uitbundige neorenaissancestijl. Talloze decoraties in en aan het gebouw verwijzen naar verschillende wereldculturen en de Nederlandse koloniale geschiedenis.

Openbaar vervoer vanaf Amsterdam Centraal: • Tram 9 richting Diemen (halte Alexanderplein) • Metro 51, 53 of 54, halte Weesperplein, daarna overstappen op tram 10 richting Azartplein (halte Alexanderplein)

De verschillende afdelingen van het instituut hebben elk een eigen bouwlichaam. Toch vormen zij een eenheid, doordat het hele complex consequent in neorenaissancestijl is uitgevoerd, met gebruikmaking van dezelfde kleur baksteen en dezelfde natuurstenen afwerking. Het wetenschappelijk complex met de hoofdingang, de Grote Zaal en de bibliotheek liggen aan de Mauritskade, het museum (met een eigen ingang) aan de Linnaeusstraat. De gebouwen zijn met elkaar verbonden door een kwartcirkelvormige laagbouw. Een fikse klokkentoren markeert de hoek Linnaeusstraat-Mauritskade.

Auto en Parkeren Vanuit Den Haag: • A12 richting Rijswijk, Rotterdam, Amsterdam • A4 volgen richting Amsterdam • A10 vervolgen • Neem de afslag s113 Diemen, via de Middenweg naar Lineausstraat en Mauritskade Vanuit Utrecht: • A2 richting Amsterdam • A10 vervolgen • Neem de afslag s113 Diemen, via de Middenweg naar Lineausstraat en Mauritskade In de omgeving van het KIT is parkeren mogelijk. Let op: Betaald parkeren tussen 09:00 en 21:00.

90

SECTION

LOCATIE EN ROUTEBESCHRIJVING

De vijftiende editie van het Actuariaatcongres wordt gehouden in het Koninlijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam-Oost.


Raadsels Hier vindt u een aantal raadsels. Probeer deze op te lossen voor een leuke prijs. Hoe meer juiste antwoorden, hoe groter de kans om te winnen. Antwoorden kunnen tot 1 maart 2015 worden opgestuurd naar actuariaatcongres@vsae.nl. Na het congres worden de winnaars en de antwoorden bekendgemaakt op www.actuariaatcongres.nl.

De negen ballen Claude krijgt van een vriend negen zwarte ballen. In één van de negen ballen zit een kleine gouden kern, in de andere negen een even grote kern van lood. Claude weegt de ballen zorgvuldig in zijn handen, maar kan er niet achter komen welke van de negen nu zwaarder is. Om hierachter te komen sluipt hij de kamer van zijn vader in waar een ouderwetste weegschaal staat (waar twee massa tegen elkaar gewogen worden), hij heeft echter maar tijd om twee keer te wegen. Kan Claude erachter komen welke van de ballen de gouden kern bezit?

De berg

De executie Drie ter dood veroordeelde gevangen worden achter elkaar voor een muur op een rijtje. Ze kijken allemaal naar de muur, dus de voorste ziet alleen de muur, degene achter hem ziet de voorste gevangene en de muur en de achterste ziet twee gevangenen en de muur. De beul heeft wel zin in een sadistisch spelletje en stelt het volgende voor; ‘ik heb hier vijf petjes, twee ervan zijn wit en drie zijn zwart. Ik ga jullie allen een petje op doen. Als je weet welke kleur je petje is, laat ik je leven.’ Een voor een krijgen de gevangenen een petje op, waardoor ze hun eigen kleur niet zien. De beul vraagt eerst aan de achterste gevangene of hij weet welk kleur petje hij op heeft. De gevangene antwoordt van niet en wordt ter plekke gedood.Vervolgens loopt de beul naar de middelste gevangene en vraagt of hij weet welk kleur petje hij op heeft. Wederom weet de gevangene het niet en wordt ter plekke vermoord. Wat is het antwoord van de voorste gevangene, die alleen maar de muur ziet en wel de antwoorden van degenen achter hem gehoord heeft?

91

RAADSELS

Alyosha is op weg naar zijn vrouw die elk moment hun eerste kind kan gaan baren. Wanneer hij aan de voet van een berg komt is er een splitsing van de weg. De ene route gaat links de berg om, de ander rechts. Hij weet zeker dat hij ofwel aan de linkerkant van de berg zijn huis zal vinden, danwel aan de rechterkant. Welke van de twee het is weet hij echter niet meer. Bij de splitsing staat een huisje, dus besluit Alyosha daar te vragen of ze hem op weg kunnen helpen. Op een bordje voor de deur staat het volgende geschreven: ‘Hier wonen de gebroeders Grauw. Zij weten het antwoord op elke aardse vraag, maar u mag maar één vraag stellen waarop ze antwoord zullen geven, daarna zullen ze voor altijd zwijgen. Daarnaast zal één van de broers altijd liegen en de ander altijd de waarheid spreken.’ Hoe komt Alyosha te weten welke kant hij op moet?


De fabriek Bart heeft een boterfabriek, waar tien machines bezig zijn pakjes boter van 100 gram te maken. Tot zijn schrik komt Bart erachter dat 10% van de pakjes 101 gram wegen, wat dus onnodige kosten betekent. Bart vermoed dat één van de machines een afwijking heeft en pakt een digitale weegschaal erbij. Als hij hem aanzet, ziet hij echter dat de batterij nog maar net genoeg stroom heeft voor één weging. Kan Bart erachter komen welke machine de afwijking vertoont?

Twee lonten Jantje, die wild verliefd is op Cleopatra, vraagt haar ten huwelijk. Cleopatra antwoordt dat ze alleen maar met hem wilt trouwen als hij het volgende kan doen; zij geeft hem een ei en twee lonten en verteld hem dat hij het ei precies vijf minuten moet koken als hij met haar wilt trouwen. Als enige hulpmiddel mag hij de lonten gebruiken, die beide een andere lengte hebben en bovendien ook onregelmatig branden (het ene deel van de lont kan veel sneller opbranden dan het andere). Het enige wat zeker is over de lonten, is dat ze beiden in 20 minuten opbranden. Hoe kan Jantje het ei koken?

De gevangenis

RAADSELS

Honderd gevangen worden allen onterecht verdacht van dezelfde misdaad. Zij moeten één dag samen in een binnenplaats de tijd doden, vervolgens worden ze allemaal in een eigen isoleercel gestopt. Vanaf dat moment zullen ze willekeurig uit hun cel gehaald worden en verhoord worden door dezelfde vrouw. De volgorde is volstrekt willekeurig; het kan dus zo zijn dat dezelfde persoon vijftien keer op rij wordt verhoord en daarna iemand anders weer een aantal keer waarna de eerste opnieuw verhoord wordt. Bij elk verhoor wordt de gevangene uit zijn isoleercel gehaald, vijftien minuten verhoord en vervolgens weer teruggebracht naar hun cel. Er is één manier waarop de gevangenen allemaal vrij komen, namelijk wanneer iemand tijdens zijn ondervraging tegen de verhoordster zegt:“Je hebt ons nu allemaal al minstens één keer verhoord en we hebben allemaal ontkent, nu moet je ons vrij laten”. De gevangenis is dan verplicht iedereen vrij te laten. Als iemand dit te vroeg zegt (dwz voordat ze allemaal daadwerkelijk verhoord zijn) blijven ze allemaal de rest van hun leven vast zitten. De enige manier voor de gevangenen om te communiceren, nadat ze allemaal naar hun isoleercel zijn gebracht, is middels een stoplicht dat in de verhoorkamer staat. Deze kan op rood of op groen gezet worden en de gevangenen mogen hier vrij mee spelen wanneer zij verhoord worden. Het stoplicht is verder niet zichtbaar vanuit de isoleercel, alleen maar voor de gevangene die op dat moment verhoord wordt. De gevangenis raakt het stoplicht verder niet aan. De gevangenen hebben 10 uur lang om samen een strategie te bedenken op de binnenplaats, kunnen ze een manier vinden om vrij te komen?

92


Inschrijfformulier Hoe kan ik mij inschrijven voor het congres? Heeft dit blad uw interesse gewekt en wilt u naar het congres komen dat op 4 maart 2015 gehouden wordt? Aarzel dan niet langer om in te schrijven. Inschrijven kan op twee manieren: via www.actuariaatcongres.nl/inschrijven of per post, vul onderstaand formulier in zijn geheel in en stuur het op naar: Studievereniging VSAE Roeterstraat 11, kamer E3.25-E3.27 1018 WB Amsterdam

Inschrijfformulier Voornaam: Achternaam:

Straatnaam en huisnummer:

Postcode en woonplaats:

(Mobiel) telefoonnummer:

E-mailadres:

Geslacht: Ik betaal: o man o per incasso (vul hieronder IBAN in) o vrouw o per persoonlijke factuur o per factuur naar mijn werkgever Voor de interactieve sessies ligt mijn voorkeur bij de volgende sprekers (geef de onderdelen cijfers 1 t/m 4): Sessie 2 Rajish Sagoenie (Milliman) ... Ronald Doornbos (Focus Orange) ... Pieter Marres (OXYLO) ... Jos Berkemeijer (Symetrics) ...

Ik ben (kies één van de volgende mogelijkheden): kosten (excl. btw): o Fulltime student aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Fulltime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 0,o Parttime student aan de Universiteit van Amsterdam € 50,00 o Parttime docent aan de Universiteit van Amsterdam € 225,00 o Alumnus van de VSAE € 225,00 o Werknemer van een sponsorend bedrijf met recht op kortingskaarten € 200,00 (dit kunt u navragen bij de VSAE, via actuariaatcongres@vsae.nl) o werknemer van een niet-sponsorend bedrijf € 275,Werkgever:

IBAN rekeningnummer:

Hierbij machtig ik de VSAE om het verschuldigde inschrijfgeld van bovenstaande rekening te incasseren* * Indien u wilt betalen per incasso,

Datum:

Handtekening:

93

INSCHRIJVEN

Sessie 1 John Smolenaers (Deloitte) ... Hans van Meerten (Clifford Chance) ... Gabe Langerak & Gaston Siegelaer (Towers Watson) ... Diede Panneman (Sprenkels & Verschuren) ... & Edward Snieder


94

SECTION

INSCHRIJVEN


In een pensioenwereld zonder grenzen, ben jij de expert die onze visie uitdraagt? Ortec Finance bedient klanten over de hele wereld vanuit haar vestigingen in Rotterdam, Amsterdam, Londen en Zurich. De buitenlandse vraag voor onze oplossingen groeit gestaag. Ook de mogelijkheden om je vaardigheden en talenten te ontwikkelen in jouw specialisme nemen toe, zowel nationaal als internationaal. Ortec Finance is regelmatig op zoek naar enthousiaste Actuariaat en Econometrie masterstudenten en afgestudeerden voor functies als bijvoorbeeld Consultant of Software Developer. Wij verwachten van jou dat je interesse hebt in de financiÍle wereld en IT en dat je beschikt over een sterk analytisch vermogen. Op onze beurt bieden wij een werkomgeving en carrièremogelijkheden die zowel motiveren als uitdagen.

Solliciteren? Ga voor de laatste scriptie-onderwerpen en vacatures naar www.ortecfinancecareers.com of neem direct contact met ons op via 010-7005000 of HR@ortec-finance.com


Treedt aansluitend in dienst bij APG

97

84

%

%

s

10

Trainees maakt de 24 maanden vol

en

at d i d n

ka 0 6

ll

so 0 7 2

en

nt a t i ic

64% van 3500 APG’ers is man 36% is vrouw

Print

More than 3500 colleagues in 300 different jobs. 3500 Collega’s in 300 verschillende functies

Corporate Corporate Staven Staff

Pensioen Pensions

Asset Asset Management Management

25.1232.14A

Finance Finance

werkenbijapg.nl Online (413x216px) de grootste financiële dienstverlener in pensioen

IT IT

Met €390 miljard behoren we tot de top in vermogensbeheer

ee n i a tr


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.