
2 minute read
DELBOO
Scheiden doet ook de vennootschap lijden
Heeft u er al bij stilgestaan dat een echtscheiding vaak (onverwachte) financiële gevolgen met zich mee kan brengen? Zeker wanneer de echtgenoten gehuwd zijn onder het wettelijke stelsel en één van de echtgenoten zijn of haar beroep via een vennootschap uitoefent.
De wijze van verdeling van het vermogen van de echtgenoten wordt bepaald door het huwelijksvermogensstelsel waarvoor zij hebben geopteerd. Bij het vaakst voorkomende stelsel, zijnde het wettelijke stelsel, geschiedt de verdeling als volgt: de beroepsinkomsten komen toe aan beide echtgenoten en maken deel uit van het gemeenschappelijke vermogen. Dit gemeenschappelijke vermogen wordt bij echtscheiding op gelijke wijze tussen de echtgenoten verdeeld.
Maar wat als deze beroepsinkomsten via een vennootschap worden verdiend? Dan eist ook het vennootschapsrecht zijn rol op. Het spanningsveld tussen het huwelijksvermogensrecht en het vennootschapsrecht leidt vaak tot onverwachte financiële gevolgen.
Natuurlijk kan hierop geanticipeerd worden in het huwelijkscontract zodat beide echtgenoten duidelijk weten waar zij aan toe zijn bij een echtscheiding. Maar wat als dit niet is voorzien?
MIJN ECHTGENOOT HEEFT VÓÓR HET HUWELIJK EEN VENNOOTSCHAP VOOR DE UITOEFENING VAN ZIJN BEROEP OPGERICHT.
In deze situatie kan de echtgenote bij echtscheiding geen aanspraak maken op (een deel van) de aandelen. De aandelen behoren tot het eigen vermogen van de echtgenoot-oprichter. De echtgenoot-oprichter bepaalt zelf hoeveel bezoldiging hij aan zichzelf uitkeert. Omwille van fiscale redenen wordt deze doorgaans bewust laag gehouden. Hierdoor worden de aandelen van de echtgenoot-oprichter meer waard en dreigt het gemeenschappelijke vermogen beroepsinkomsten te mislopen.
De wetgever heeft voor dit probleem alvast in een (theoretische) oplossing voorzien. De echtgenoot-oprichter is in deze situatie aan het gemeenschappelijke vermogen een vergoeding verschuldigd. Deze vergoeding is gelijk aan de nettoberoepsinkomsten die het gemeenschappelijke vermogen niet heeft ontvangen, maar redelijkerwijze had kunnen ontvangen indien het beroep niet binnen een vennootschap was uitgeoefend. U voelt de bui wellicht al hangen. Dit is in de praktijk moeilijk te bepalen. Vaak komt er in zo’n procedure een deskundige aan te pas om een oordeel te vellen over de reserveringen in de vennootschap en vervolgens de vergoeding aan het gemeenschappelijke vermogen te bepalen. Een gemakkelijke oefening is dit niet. Er kan niet zomaar door de vennootschap heen gekeken worden. De echtgenoot-oprichter zal wellicht ook niet-fiscale redenen hebben voor bepaalde reserveringen.
MIJN ECHTGENOTE HEEFT NÁ HET HUWELIJK EEN VENNOOTSCHAP VOOR DE UITOEFENING VAN HAAR BEROEP OPGERICHT.
Wanneer de inbreng werd gefinancierd met gemeenschappelijke gelden, kan in deze situatie de echtgenoot bij echtscheiding wel aanspraak maken op de aandelen, althans op de vermogenswaarde ervan. Dat de aandelen enkel op naam van de echtgenote werden ingeschreven, verhindert dit niet.
In deze situatie wordt een onderscheid gemaakt tussen “titre” en “finance”. Dat wil zeggen dat de echtgenote het eigendomsrecht over de aandelen uitoefent en dus na de echtscheiding niet zal gehinderd worden in de uitoefening van haar beroep. Wel zal de waarde van de aandelen aan het gemeenschappelijke vermogen toekomen. Aangezien de waarde van de aandelen tot het gemeenschappelijke vermogen behoort, stelt de discussie zich hier niet of het gemeenschappelijke vermogen beroepsinkomsten heeft mislopen. Althans niet voor de verdeling van het vermogen tussen de echtgenoten. Het bepalen van de onderhoudsbijdrage, wat ook gebeurt aan de hand van de beroepsinkomsten, is dan weer een andere zaak.
Liesbet Verhaeghe, DELBOO
MAAK KENNIS MET ONZE EXPERTISE
PLAN UW VERMOGEN OP TOPNIVEAU
• Estate planning • Familiaal charter • Bedrijfsoverdrachten • Familiale betwistingen • Fiscale planning • Fiscale regularisatie