Grondgebonden veeteelt De rundveehouderij kan ingedeeld worden in twee specialisaties: de vleesvee- en de melkveehouderij. In dit hoofdstuk worden, na een globale analyse van de sectorstructuur, beide productierichtingen meer in detail toegelicht. Aangezien de rundveesector de bedrijfstak is die in Vlaanderen het grootste gedeelte van het landbouwareaal in beslag neemt in de vorm van voederteelten, wordt op het einde van dit hoofdstuk aandacht besteed aan deze gewassen. Belangrijke actuele thema’s in de rundveehouderij hebben betrekking op de prijsvorming (dalende verkoopprijzen en stijgende kosten en weinig transparante margevorming binnen de keten), de dierengezondheid (o.a. blauwtong), het landbouwbeleid (o.a. de zachte landing van de melkquota en de Health Check) en het milieubeleid (mestproblematiek).
1 Structuur 1.1 Veestapel Het aantal runderen in Vlaanderen is de laatste 10 jaar gevoelig gedaald (-19,5 %). Zowel het totale aantal koeien (-5,5 %) als het aantal vleeskalveren (-10,1 %) verminderde. Tegelijk treedt er een duidelijke verschuiving op van runderen voor de melkproductie naar vleesveerunderen (tabel 7.1). De instelling van de melkquota (in 1984) en de toename van de melkgift per koe enerzijds en het bestaan van een premiestelsel voor zoogkoeien anderzijds hebben bijgedragen tot een daling van het aantal melkkoeien (-15,4 %) en een toename van het aantal zoogkoeien (+13,3 %). Tabel 7.1: Evolutie van de rundveestapel, 1997-2007
Vlaanderen 1997
Wallonië en Brussel
2007
1997
2007
zoogkoeien
185.370
209.954
316.387
334.562
melkkoeien
348.097
294.319
285.120
229.380
vleeskalveren
167.787
150.908
2.557
5.977
totaal runderen
1.638.249
1.318.654
1.518.846
1.330.738
Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie
156