22 minute read

van een ARFID

DE MEMREC-METHODE: IN EEN SESSIE VAN JE ANGST AF

Vaccineren is tegenwoordig het toverwoord. Toch zijn er ook mensen die er niet over piekeren om – als ze straks aan de beurt zijn – een prik te halen. Een op de duizend Nederlanders is doodsbang voor naalden. Voor hen kan de Memrec-methode uitkomst bieden.

Advertisement

Na 20 jaar onderzoek ontwikkelde Merel Kindt de Memrec-methode voor de behandeling van angst.Deze methode is een vorm van cognitieve gedragstherapie, met het verschil dat de cliënt zeer kort wordt blootgesteld aan de angst en daarna eenmalig de veelgebruikte bètablokker propranolol slikt. De methode pakt niet zozeer de angstgedachtenaan, maar grijpt direct in op de angstreactie. ‘Memrec staat voormemory reconsolidation,’ vertelt Merel. ‘Omdat propranolol hartslag- en bloeddrukverlagend werkt, wordt het vaak als tijdelijke angstremmer gebruikt, maar dat is voor deze behandeling niet relevant. Propranolol blokkeert tijdelijk de noradrenerge receptoren in de hersenen, die er normaal gesproken voor zorgen dat het zojuist geactiveerde angstgeheugen opnieuw wordt weggeschreven. Door dit opslagproces deze keer te verstoren, wordt het angstgeheugen niet meer in de oude vorm opgeslagen. De medicatie wordt dus niet ingezet als angstremmer, maar als middel dat ingrijpt op het onderliggende angstgeheugen. De behandeling heeft pas een dag later effect. Onze hersenen verwerken alle ervaringen immers tijdens de slaap.’

‘De behandeling lijkt eenvoudiger dan het is’

TRAINING

De Memrec-methode is volgens Merel toepasbaar bij vrijwel allespecifiekefobieën, sommige vormen vanpaniekklachtenen PTSS.Bij 83 procent van de mensen is één behandelsessie genoeg om de hevige angst blijvend weg te nemen. Het klinkt bijna te mooi om waar te zijn. Je vraagt je af: waarom wordt de methode niet alom ingezet bij angstklachten? Merel: ‘De behandeling lijkt eenvoudiger dan het is. De blootstelling aan de gevreesde situatie is cruciaal: als dat niet goed gebeurt, kan de propranolol niet ingrijpen op de heropslag van het angstgeheugen. In onze kliniek weten we hoe we het angstgeheugen goed moeten opwekken zodat het openstaat voor verandering. Dat is bij iedere cliënt weer net even anders. Het is dan ook noodzakelijk om eerst een training te doorlopen voor je met de Memrecmethode aan de slag gaat. Merel Kindt ishoogleraar Klinische Psychologieaan de Universiteit van Amsterdam. Ze doet haar hele wetenschappelijke carrière al onderzoek naar angst en is als wetenschappelijk directeur actief betrokken bij Kindt Clinics (www.kindtclinics.nl).

uit de PRAKTIJK

Op dit moment doen we bij de UvA nog uitgebreid onderzoek naar de Memrecmethode. Als we daar verder mee zijn, ga ik een training ontwikkelen om de kennis verder te verspreiden onder psychologen.’ (AR)

ANGSTIGE KINDEREN VORMEN GEEN HOMOGENE GROEP

Kinderen met een sociale angststoornis profiteren minder van cgt dan kinderen met een andere angststoornis. Hoe komt dat? Promovenda Jeanine Baartmans deed onderzoek.

Sociale angstproblemen zijn moeilijk te behandelen. Dit komt volgens onderzoeker Jeanine Baartmans onder meer doordat het lastig is om te bepalen in hoeverre negatieve verwachtingen over het sociaal functioneren gerechtvaardigd zijn. Daarnaast blijkt ook het nabootsen van een sociale situatie complex te zijn. Jeanine: ‘Natuurlijk zijn er ontwikkelingen met virtual reality, maar een sociale situatie omvatten blijft lastig.’

COMORBIDITEIT

Om de behandeluitkomst van kinderen met een sociale angststoornis te verbeteren, onderzocht Jeanine een aantal factoren. ‘We weten dat er een grote overlap bestaat tussen sociale angst en depressie. Daarom hebben we gekeken of een comorbide depressie belemmerend kan werken. Dit bleek niet zo te zijn. We zagen dat de angstproblematiek voorafgaand aan de behandeling groter was bij de groep met een comorbide depressie. Maar daardoor was er ook meer ruimte voor verbetering. Toch profiteerde de groep met een sociale angststoornis minder van behandeling. Daaruit kunnen we concluderen dat een comorbide depressie geen contra-indicatie is voor een angstbehandeling. Integendeel. De depressie verminderde als gevolg van de behandeling.’

OUDERLIJKE ANGST

Jeanine keek ook naar de rol van ouderlijke angst. Die staat de afgelopen jaren steeds meer ter discussie. ‘Soms pleiten onderzoekers ervoor om ouders buiten de behandeling te houden, omdat dit een kind zou tegenhouden in zijn herstel.’ Uit het onderzoek van Jeanine bleek dat ouderlijke angst licht afnam tijdens behandeling van het kind. De afname was gekoppeld aan de afname van de angst van het kind, maar dit gold ook voor kinderen met andere angstproblemen. Opnieuw geen verklaring dus. SOCIALE MEDIA

Hoewel ze er niet direct onderzoek naar deed, vermoedt Jeanine dat ook sociale media een belangrijke rol kunnen spelen bij sociale angst en de behandeling ervan. ‘Uit de praktijk weet ik hoe belangrijk kinderen het vinden wat ze posten en wat er online van hen wordt gevonden. Daar bevindt zich een hele wereld waar je sociaal angstig over kunt zijn. Het mooie is dat je daarmee ook exposure-oefeningen kunt doen. Plaats maar eens iets op sociale media waar je niet helemaal tevreden over bent en kijk dan naar de reacties die je krijgt.’

SUBGROEPEN

Volgens Jeanine suggereren de resultaten dat kinderen met sociale angstproblemen geen homogene groep vormen. ‘Veel kinderen hadden cognitieve vertekeningen zoals ‘anderen vinden me niet leuk’. Als groep bleken ze hun eigen vaardigheden te onderschatten. Hoewel er aanwijzingen waren dat ze minder leuk werden gevonden, dachten klasgenoten niet zó negatief over hen. We zagen ook dat dit anders lag bij kinderen die contact vermijden en kinderen die depressief zijn. Deze kinderen werden daadwerkelijk minder leuk gevonden en onderschatten zichzelf dus niet. Je kunt je dan natuurlijk afvragen in hoeverre je tijdens de behandeling moet insteken op cognities die misschien wel degelijk waar zijn. Deze kinderen zijn misschien meer gebaat bij een behandeling die gericht is op het verdragen van negatieve cognities en verbetering van vaardigheden.’ (MK)

‘Veel kinderen onderschatten hun eigen vaardigheden’

In iedere nieuwsbrief lees je het verslag van een afgeronde behandeling. In deze editie de N=1 van orthopedagoog Kelly Gloudemans over de cgt-behandeling van de 15-jarige Daan. Hij is geclassificeerd met ASS en een angst- en paniekstoornis in remissie en wordt aangemeld vanwege een vermijdende/ restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID).

ETEN IS ENG

Als Daan wordt aangemeld bij expertisecentrum SeysCentra heeft hij op medisch en psychiatrisch gebied al heel wat behandelingen achter de rug. Vanwege zijn ernstige eetstoornis stapelen de problemen zich op. Zowel Daan als zijn ouders zijn erg blij dat er nu eindelijk een intensieve behandeling start.

Daan wordt prematuur en dysmatuur geboren en krijgt meteen na de bevalling sondevoeding en zuurstof toegediend. Al snel blijkt dat hij een aanboren hartafwijking heeft. Een hectische periode volgt, waarin Daans leven aan een zijden draadje hangt. Na vijf weken ondergaat hij een openhartoperatie en later krijgt hij ook nog een hartkatheterisatie. De eerste drie jaar van zijn leven ligt Daan vaak in het ziekenhuis vanwege zijn extreme reactie op virusinfecties. Hij krijgt het dan heel benauwd en eet niets meer.

GEPUREERD ETEN

Daan is acht jaar als wordt vastgesteld dat hij ASS heeft. Vanwege de angsten en paniek wordt gestart met medicatie. Als later ook sprake blijkt te zijn van een microduplicatie-syndroom verklaart dit de vele kwetsbaarheden. Op 15-jarige leeftijd wordt Daan aangemeld bij SeysCentra* in verband met een vermijdende en restrictieve voedsel-innamestoornis (ARFID). Hij is dan al lange tijd poliklinisch in behandeling voor zijn eetproblemen, maar het lukt hem niet die te overwinnen. De maaltijden blijven een continue strijd. Stukjes durft Daan niet te eten. Bijna al zijn avondeten wordt gepureerd, hij krijgt standaard te weinig calorieën en vocht binnen en heeft ondergewicht. Het is aan de medische drinkvoeding te danken dat sondevoeding nog net niet noodzakelijk is. Daan heeft door zijn eetproblemen weinig energie en last van vermoeidheid en sociale belemmering.

MOTIVATIE

Toch treft Kelly Gloudemans geen sombere jongen. ‘Bij de kennismaking kwam Daan op mij over als een verbaal sterke jongen met een positieve instelling,’ vertelt ze. ‘Hij is coöperatief en wil graag van zijn eetprobleem af. Zowel Daan als zijn ouders zijn erg blij dat er nu een intensieve behandeling start. Daan komt uit een intact gezin. In de gesprekken met zijn ouders merkte ik dat ze goed zicht hebben op Daans sterke kanten en zijn kwetsbaarheden. De opvoeding is empathisch, warm en aansturend.’ Als de behandeling start, ziet Kelly Daan gedurende een periode van zes weken dagelijks. Per dag krijgt hij drie individuele sessies van 30 minuten en een groepssessie met drie leeftijdsgenoten. ‘De behandeling richt zich op het falsificeren van disfunctionele cognities door graduele exposure. We werkten met een weerstandhiërarchie en gezamenlijke besluitvorming, wat de intrinsieke motivatie bij Daan bevordert en de drempel verkleint bij de exposuresessies. Om de cognitieve herstructurering kracht bij te zetten, heb ik aanvullende interventies ingezet, zoals EMDR linksom, kosten-batenanalyse en het activeren van copingvaardigheden. Daarnaast heb ik gewerkt aan falsificatie van disfunctionele cognities met betrekking tot een secundaire associatie. Daarbij ging het om lichamelijke reacties die optraden tijdens het eten door een ‘er-is-iets-mis-met-mijn-hartpaniek’. Hiervoor is gebruikgemaakt van psycho-educatie met zijn cardioloog, interoceptieve exposure en de EMDR emotie-route.’

KWETSBAARHEDEN

Kelly omschrijft de therapeutische relatie met Daan als goed. ‘De Werkalliantie Vragenlijst laat hoge scores zien en Daan zegt regelmatig dat hij zich op zijn gemak voelt.’ Na de klinische dagbehandeling volgt een natraject van drie maanden waarin Kelly en Daan wekelijks beeldbellen. ‘Bij afronding eet Daan mee met het gezin. Hij is niet bang meer om te eten en pureert zijn voedsel ook niet meer. Vanwege achterblijvend gewicht is de ARFID nog niet volledig in remissie. Door de kwetsbaarheden die voortkomen uit ASS is het voor Daan extra lastig om zelfstandig vast te houden aan een voedingsschema. In overleg met de ouders is Daan verwezen naar een behandeling speciaal voor jongeren met ASS om te werken aan zelfstandigheid.’

FOCUS

Daan en ouders zijn bij afsluiting heel blij dat Daan niet meer bang is voor eten en dat de continue strijd is verminderd. Ook Kelly Gloudemans kijkt tevreden terug op de behandeling, maar natuurlijk zijn er ook altijd leerpunten. ‘Met name de geringe zelfstandigheid van Daan had tot gevolg dat afdoende gewichtsstijging in het na-traject uitbleef. Volgende keer zou ik in mijn behandeling dan ook nog meer de kwetsbaarheden door ASS meenemen. Wel was het goed om te focussen op de secundaire associatie, de ‘er-is-iets-mismet-mijn-hart-paniek’ gekoppeld aan het eten. Als we in de behandeling alleen hadden gefocust op eten was de onderliggende angst gebleven.’ (KG/AR)

*SeysCentra is een landelijk expertisecentrum met een last resort-functie voor kinderen en jongeren met ernstige problemen op het gebied van chronische/selectieve voedselweigering (ARFID).

De maaltijden zijn een continue strijd.

Column WORTELKANAALBEHANDELING

‘De angst van de patiënt voor exposure is té groot’

Stel je voor: je komt bij de tandarts voor een wortelkanaalbehandeling. Een akelige onderneming waar niemand naar uitkijkt. Maar je hebt behoorlijk last van die kies; het ding moet behandeld. Goed, daar zit je dan in de stoel te wachten met je bakkes vol watten en je hoofd vol met visioenen van uitschietende naalden en boren. ‘Even doorbijten,’ denk je nog. Dan komt de tandarts dichterbij. Hij ziet je gezicht van angst vertrekken, pakt zijn haakje en krast er wat mee in je tanden. Klaar!

Klinkt aantrekkelijk nietwaar? Op het moment zelf dan. Toch is het uiteindelijk totaal niet waar je op zit te wachten. Want je wéét dat je daarna thuis zult vergaan van de pijn. Gelukkig ligt een dergelijk scenario niet voor de hand. Je mag ervan uitgaan dat je tandarts weet

COLUMN Mieke Ketelaars

wat goed voor je is en zich niet laat leiden door jouw angst. Natuurlijk is het fijn als hij niet meteen met een grote grijns een dikke spuit en een dito boor tevoorschijn tovert. Je wilt wél graag dat hij een beetje rekening met je houdt en dat hij je geruststelt. Maar je wilt óók een behandeling die je op de lange termijn van je probleem afhelpt.

Vergelijk dat scenario nu eens met de behandeling die je geeft aan patiënten met een angststoornis, dwangproblematiek of PTSS. Uiteraard: de martelapparatuur van een tandarts kun je niet een-op-een vergelijken met een therapie. Maar toch: in veel gevallen maakt exposure wel integraal deel uit van de behandeling. En hoe je het ook wendt of keert, exposure is geen pretje. Het vraagt ontzettend veel doorzettingsvermogen, zowel van de patiënt als van de therapeut. Daarom kiezen veel therapeuten ervoor om de exposureoefeningen dan maar achterwege te laten of ze minder effectief te maken. De angst van de patiënt is té groot.

Empathie voor het welzijn van de patiënt is prachtig en een wezenlijk onderdeel van het therapeut-zijn. Maar als empathie een goede behandeling in de weg staat, wordt het problematisch. Denk bij de volgende patiënt daarom eens aan de laatste keer dat je naar de tandarts ging voor een wortelkanaalbehandeling. En zet vervolgens je tanden in die exposure-behandeling.

Marthe Ligtenberg werkte tot voor kort als psycholoog bij het Autisme Kenniscentrum van Dokter Bosman. Onlangs maakte ze de overstap naar Pro Persona.

CGT BIJ AUTISME

Psycholoog Marthe Ligtenberg werkt veel met volwassenen met autisme. Voor deze cliënten kiest ze steeds vaker voor het inzetten van mindfulness en defusie-oefeningen. ‘Daarmee leer je je cliënt niet om anders te denken, maar om anders te kijken naar het denken.’

uit de PRAKTIJK

Cognitieve gedragstherapie wordt vaak ingezet als therapievorm bij volwassenen met autisme. Dit gebeurt zowel bij klachten die direct aan autisme gerelateerd zijn, zoals communicatieproblemen of overbelasting, als bij klachten die indirect aan autisme gelinkt zijn, zoals comorbide stemmings- of angststoornissen. Marthe Ligtenberg: ‘Een gedragsexperiment of het ontdekken van een ‘denkfout’ kan heel effectief zijn: zodra een angst ongegrond blijkt te zijn, is al het veiligheidsgedrag opeens niet meer nodig.

Tegelijkertijd kunnen gedragsexperimenten voor mensen met autisme lastig zijn. Het niet uitkomen van een verwachting voor een specifieke situatie kan niet zomaar gegeneraliseerd worden naar eenzelfde situatie in de toekomst. Het uitdagen van een gedachte is voor deze cliënten dan ook vaak minder effectief.’ En dan zijn er, aldus Marthe, ook cliënten die zo ‘goed’ zijn in (over)denken, dat ze niet tot handelen komen. ‘Hun klachten komen eerder voort uit een teveel aan gedachten dan uit disfunctionele gedachten.’

VOORTKABBELEN

Voor deze cliënten kiest Marthe steeds vaker voor het inzetten van mindfulness en defusie-oefeningen, twee pijlers uit ACT (een derde-generatie cgt). ‘Met interventies van deze pijlers leer je de cliënt niet om anders te denken, maar om anders te kijken naar het denken. Niet om een gedachte uit te dagen, maar om een gedachte te beoordelen op de werkbaarheid. In een functieanalyse kijk ik samen met de cliënt naar het gedrag dat deze gedachte in de hand werkt en naar de gevolgen op korte en lange termijn. Met defusieoefeningen en mindfulness kunnen de cliënten vervolgens ervaren dat ze gedachten niet hoeven te stoppen of te controleren. Ze kabbelen (on)rustig voort. In de sessies staat dan alleen de invloed van de gedachten op het handelen ter discussie. Dat is een verademing, zowel voor mijn cliënten als voor mij. De inhoud is niet meer zo belangrijk. Zelf trap ik hierdoor ook minder in mijn eigen valkuil om met mijn cliënten mee te gaan in het (over)denken.’ (MLi)

‘In de sessies staat alleen de invloed van de gedachten op het handelen ter discussie’

Betere zorg bij PTSS en psychose

Partijen in de ggz gaan werken aan betere zorg bij psychose en PTSS. Hiervoor zijn plannen van aanpak geschreven. De komende jaren worden deze plannen in praktijk gebracht. De plannen van aanpak zijn de eerste stap in de implementatiefase van het traject Zinnige Zorg Ggz.

Verbetering Bij psychose zijn er twee onderdelen geselecteerd voor verbetering: meer cognitieve gedragstherapie en jaarlijkse somatische screening. Bij PTSS gaat de aandacht naar vier aspecten van de zorg: betere herkenning van PTSS, meer traumagerichte psychologische behandeling, minder benzodiazepinegebruik en betere informatie-uitwisseling tussen huisarts en ggz.

Vijf jaar Brancheverenigingen P3NL en de Nederlandse ggz zijn vanaf het begin betrokken bij het Zinnige Zorg-traject. Het doel is dat over vijf jaar ten minste de helft van de mensen met psychose cognitieve gedragstherapie krijgt aangeboden. Het plan van aanpak voor meer traumagerichte behandeling bij mensen met een PTSS heeft ook een horizon van vijf jaar. Het streven is dat dan 70 procent van de cliënten met PTSS traumagerichte therapie krijgt aangeboden. Nu is dat minder dan 40 procent.

Implementatie Als de plannen van aanpak definitief zijn, is het aan de sector om ze te implementeren en resultaten te boeken. Het Zorginstituut monitort de vooruitgang bij de zorgaanbieders en probeert met partijen ‘implementatiehulp’ te organiseren voor instellingen of behandelaren die ondersteuning nodig hebben. (AR) Kijk voor meer informatie op www.p3nl.nl

Kennismaken met onze nieuwe voorzitter

‘MEER KENNIS OVER CGT HELPT ONS NÓG VERDER’

Marleen Rijkeboer neemt vanaf eind maart het VGCt-voorzittersstokje over van Arnold van Emmerik. En daar heeft ze zin in. Met frisse zin en visie wil ze verder op de ingeslagen weg van Arnold. Een interview over hardcore cgt’ers, vergeten groepen en haar grote liefde zeilen.

Marleen Rijkeboer is hoogleraar aan de Universiteit Maastricht, hoofdopleider van de BIG-opleidingen tot klinisch psycholoog, psychotherapeut bij RINO Amsterdam en therapeut bij G-Kracht Amsterdam. Een indrukwekkend cv. Waarom dan nu specifiek de VGCt? ‘Ik ben een cognitief gedragstherapeut in hart en nieren. Het voorzitterschap biedt me de kans me helemaal onder te dompelen in dit interessante veld.’

Belang van theorie Niets zo praktisch als een goede theorie. Dat was ooit de titel van een najaarscongres van de VGCt. Marleen zou dit graag als motto voor haar missie als voorzitter gebruiken. Ze legt daarmee de nadruk op het belang van theorie van ons vak. ‘Ik zou graag zien dat cognitieve gedragstherapie vaker wordt ingezet bij complexe problematiek, zoals bij mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen; de ‘vergeten groepen’. Daar valt volgens mij nog een behoorlijke winst te behalen. Maar hoe complexer de problematiek, des te beter je moet weten waar je mee bezig bent.’

Ingewikkelde diagnoses Ze beschrijft de ‘therapist drift’. ‘Dan wijkt de therapeut af van evidencebased interventies op het moment dat de problematiek te complex wordt. Die neiging hebben we allemaal; dan willen we alleen nog praten met de patiënt, om een zo veilig mogelijke omgeving te creëren.’ Niet nodig, want uit onderzoek blijkt dat ook bij ingewikkeldere diagnoses de patiënt cgt-interventies wel degelijk aankan. Om hier de focus op te krijgen, wil Marleen kijken naar het

‘Zo helemaal alleen op het water ontstaan de beste ideeën’’

nascholingsaanbod. ‘Is er naast verbreding ook voldoende mogelijkheid om je flink te verdiepen in de cgt, om een ‘hardcore’ cgt’er te blijven of te worden?’

Passie Naast een passie voor haar vak heeft Marleen nóg een passie: ‘Ik ben een fervent zeiler, ben het liefste op mijn boot. Soms met vrienden, soms alleen en ja, soms ook met mijn laptop. Zo helemaal alleen op het water, in die rust, ontstaan de beste ideeën.’ (MJK)

Nieuwe naam sectie angststoornissen

Op 11 december 2020 heeft de sectie angststoornissen haar naam gewijzigd in sectie angst, dwang en PTSS. De aanleiding hiervoor is dat angst- en dwangstoornis en PTSS in de DSM-5 als aparte categorieën zijn opgenomen.

Sectie stemmingsstoornissen zoekt versterking

Het bestuur van de sectie stemmingsstoornissen is nog niet op sterkte! Wil jij graag helpen om activiteiten te organiseren waarmee je kennis uitdraagt naar leden? Sluit je dan aan bij ons bestuur. Onderzoekers, clinici en cgw’ers zijn allemaal welkom! Meer informatie en aanmelden: Frank Don, f.don@propersona.nl.

Sectie forensische cgt zoekt nieuwe bestuursleden

Het bestuur van de sectie forensische cgt zoekt twee opvolgers voor een bestuursfunctie. De voorkeur gaat uit naar leden die werken in het forensisch veld en/of een sterke affiniteit hebben met de forensische doelgroep.

Heb je interesse of vragen? Neem contact op met Joke Wijnen via: joke_wijnen@hotmail.com of Elly van Laarhoven via ellyvlaarhovena@gmail.com.

N=1 nieuwe stijl

Sinds 1 januari 2021 kunnen cgt’ers i.o. hun N=1 schrijven volgens nieuwe richtlijnen. Deze vorm van de N=1 past beter in de vernieuwde competentiegerichte opleiding.

WAT IS ER VERANDERD?

De N=1 nieuwe stijl heeft betrekking op een – bij voorkeur afgeronde – behandeling van minimaal acht zittingen. In de N=1 oude stijl was dit minimaal 20 behandelingen. Ook het maximaal aantal woorden is verlaagd: van 20.000 naar 15.000. In de N=1 nieuwe stijl wordt de literatuur verweven in het verslag: op deze manier maakt de schrijver bewuster gebruik van literatuur bij de keuzes die hij maakt tijdens de behandeling. Daarnaast is in de nieuwe werkwijze evalueren door meten belangrijk: de cgt’er i.o. stelt doelen op en formuleert er een onderzoeksvraag bij. Door vervolgens resultaten te meten en te evalueren krijgt hij meer informatie over het resultaat van de behandeling.

OVERGANGSPERIODE

Cgt’ers i.o. die al begonnen zijn met het schrijven van het N=1-verslag kunnen dit gewoon afronden volgens derichtlijnen N=1 oude stijl. Zij hebben nog tot 1 januari 2023 de tijd om de N=1 in de oude stijl te schrijven.

Ga naar vgct.nl voor de richtlijnen N=1 nieuwe stijl.

N=1 nieuwe stijl: 2 hulpmiddelen voor supervisoren

1. KENNISCLIP

Voor VGCt-supervisoren is het belangrijk om op de hoogte te zijn van de veranderingen in het N=1verslag en de vernieuwde richtlijnen (N=1 nieuwe stijl). Speciaal voor dit doel is een kennisclip ontwikkeld. Hierin komen de belangrijkste veranderingen aan de orde, neem je de richtlijnen door en gaan we dieper in op het hoofdstuk onderzoeksvraag, design en metingen. Na het doorlopen van de kennisclip ben je beter op de hoogte van de N=1 nieuwe stijl. Als supervisor krijg je een mail met de toegang tot de kennisclip. 2. INTERVISIESESSIES

In april, mei en juni kun je als supervisor deelnemen aan intervisiesessies N=1 nieuwe stijl. Hierin kun je ervaringen uitwisselen en vraagstukken bespreken met collega-supervisoren. Iedere intervisieavond wordt begeleid door een lid van de registratiecommissie in samenwerking met Saskia Mulder, teamleider kennis en opleiden bij de VGCt. De sessies vinden maandelijks plaats van 19.00 tot 21.00 uur, online via ZOOM. Deelname aan een sessie levert 2 nascholingspunten didactiek op.

Meld je aan via vgct.nl/ agenda. (ML)

Zorg voor een volledig PE-portfolio

Supervisoren opgelet! Bij het controleren en goedkeuren van een evaluatieformulier van een supervisant is het aan jullie om te kijken of het aantal sessies en de duur van de sessies kloppen. Dit wordt nu niet altijd gedaan. Hierdoor staan er soms onjuiste gegevens in het portfolio van de supervisant. Kortom: graag het evaluatieformulier pas goedkeuren als het juiste aantal sessies en de duur ervan vermeld staan. Zo zorgen we samen voor een volledig PE-portfolio.

AGENDA

Beter worden in je vak 2021

12 april 2021 Cgw on tour: workshop Motiverende Gespreksvoering – Online

14 april 2021 Intervisie N=1 nieuwe stijl – Online

17 mei 2021 Intervisie N=1 nieuwe stijl – Online

28 mei 2021 Voorjaarsworkshops – Online

17 juni 2021 Supervisorenmiddag – Online

Meer informatie en aanmelden: vgct.nl/agenda

Factsheet

Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en adolescenten met een depressieve stoornis

Er is sprake van een depressieve stoornis als er gedurende minimaal twee weken een sombere of prikkelbare stemming overheerst en het plezier of interesse in activiteiten duidelijk is verminderd. Daarbij leidt het tot allerlei andere klachten waardoor het dagelijkse functioneren belemmerd wordt.

Hoe herken je een depressieve stoornis?

De cliënt:

Trekt zich meer en meer terug uit contact

Vindt dingen die hij/zij eerder wel leuk vond niet meer leuk (bijv. niet meer spelen)

Kan plotseling prikkelbaar reageren, terwijl anderen dat niet verwachten Ervaart alles als te veel door verlies aan energie, veranderde eetlust (meer of minder) en/of slecht slapen

Ervaart achteruitgang in prestaties door problemen met concentratie of geheugen of besluiteloosheid

Feiten

• De prevalentie is 0,9%, onder de vijf jaar, 1,8% bij 6 tot 12-jarigen, toenemend naar 7,4% in de adolescentie en daarmee een van de meest voorkomende stoornissen bij kinderen en jongeren • Een depressieve stoornis komt twee keer zoveel voor bij adolescente meisjes als bij jongens • Depressieve geeft een verhoogd risico op suïcide (pogingen) • Een depressieve stoornis in de adolescentie heeft gevolgen voor het functioneren (bv. sociale problemen en schooluitval) die kunnen doorwerken tot in de volwassenheid • Het risico op terugval na het overwinnen van een depressie is groot, 46% binnen 5 jaar

62% van depressieve adolescenten (1218 jaar) laat na cgt (groep of individueel) een significante verbetering zien. Cognitieve gedragstherapie bij een depressieve stoornis

• Is kortdurend: ongeveer 15 individuele sessies van 45 minuten of 15 groepssessies van 1,5 uur • Is gestructureerd, doelgericht en gepersonaliseerd • Is gericht op activeren door te experimenteren met activiteiten. Daarbij wordt gelet op veranderingen in de stemming • Is ook gericht op het aanpakken van de depressieve cognities die de depressie in stand houden • Helpt indien nodig met het verbeteren van sociale, communicatieve en probleemoplossende vaardigheden • Biedt psycho-educatie en zo nodig begeleiding van ouders ter ondersteuning van de cgt zoals: conflicthantering • Risico op terugval is aanzienlijk (70% binnen 5 jaar) en daarom is een terugvalpreventie noodzakelijk • Is bij kinderen waarschijnlijk effectief, maar de uitkomsten van geringe onderzoeken zijn niet eenduidig

Nieuwe factsheet

Er is weer een nieuwe factsheet verschenen: ‘Cognitieve gedragstherapie voor kinderen en adolescenten met een depressieve stoornis’. In de factsheet staat kort en duidelijk beschreven wat de stoornis inhoudt, welke symptomen erbij horen en wat de eerste stappen van een cognitief gedragstherapeutische behandeling zijn. Als behandelaar kun je de factsheet gebruiken om bijvoorbeeld het gesprek met de huisarts aan te gaan of om je cliënten uitleg te geven. (KN)

Downloaden via vgct.nl/factsheets

Bubbels! Kom naar de VOORJAARSWORKSHOPS! Prikkeling voor de therapeutengeest In 2020 moesten we de voorjaarsworkshops cancelen. Binnenkort proberen we opnieuw de therapeutengeest te prikkelen, en wel online op 28 mei. Stijg op in bubbels vol kennis en ervaring! Laat je Voorjaarsworkshops ontregelen en vind een nieuwe balans. Digitale bubbels, bubbels met nieuwe toe passingen van oude technieken, - 15 mei 2020 Nieuwe Buitensociëteit Zwolle Prikkeling voor de therapeutengeest Bubbels! vgct.nl bubbels met vernieuwende technieken: wijk af van bestaande paden of ontdek ze juist opnieuw. Dit jaar kun je kiezen voor een ochtend- of een middagworkshop, maar je kunt natuurlijk ook de hele dag deelnemen.

Meld je aan via vgct.nl/agenda. (ML)

Winnaars kennisworkshop

Tot en met januari kon je motiveren waarom jouw instelling kans moet maken op een budget van maximaal € 500,- voor het organiseren van een VGCt-kennisworkshop. Maar liefst 26 aanvragen kwamen hiervoor binnen!

Op basis van inhoud en motivatie koos de jury vier winnaars:

1 Sifra Eigersma – Accare 2 Vincent van Bruggen – Mindfit 3 Michelle Kuiper – Forta opleidingen 4 Anne van de Lavoir – Eigen praktijk

Alle winnaars van harte gefeliciteerd!

This article is from: