Bulletin van de Vereniging Rembrandt, najaar 2023

Page 1

JAARGANG 33#3 NAJAAR 2023

Beet!


Foto: Gert Jan van Rooij


Zorg voor onze collecties

Bijna elk museum heeft ze: kunstwerken die het verdienen gezien te worden, maar die door hun slechte conditie in het depot zijn beland. De Vereniging Rembrandt helpt musea deze werken weer te laten schitteren op zaal. Dit jaar steunde zij vanuit haar VriendenLoterij Restauratie­fonds de restauratie van een tweeluik uit 1548 in Stedelijk Museum Kampen (zie pp. 38-40).


INHOUD BULLETIN VAN DE VERENIGING REMBRANDT 2023 #3

6

Restitutie: nog een weg te gaan In gesprek met Valika Smeulders en Rudi Ekkart

11

Virtuoos zilver Zoutvaten Johannes Lutma behouden voor Nederland

14

De Seine door de ogen van Van Gogh

Bekerschroef als hoogtepunt

Hoe vijf schilders nieuwe inspiratie vonden buiten Parijs

Herverwerving sleutelstuk Kunstmuseum Den Haag

24

26

30

Kunst uit Rusland in de uitverkoop

Kansen voor musea en jong talent

Een vanzelfsprekende keuze

140 jaar Vereniging Rembrandt: een duik in de geschiedenis (III)

Een evaluatie van tien jaar onderzoeksbeurzen

Paul Schnabel over nalaten aan de Vereniging Rembrandt

42

Bondgenoten Interview met Cathelijne Broers, directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds

4 20 23# 3

44

Art & Project in het Kröller-Müller Grasduinen in het archief van een toonaangevende galerie

18

34

Reis naar de maan Fascinerende prentreeks voor Museum Boijmans Van Beuningen

48

50

Vijf jaar JongRembrandt

Meest geliefd sinds 1883

Lustrum wordt gevierd met JongRembrandt Art Night

Verrassende uitkomst stemactie voor de nieuwe Rembrandtkaart


20

Voorwoord GEERT-JAN JANSE

Verbreding Een mooie vangst Twee snoekterrines voor Museum Prinsenhof Delft

38

Straks weer te zien Over een tweeluik in Kampen dat geen tweeluik bleek

en verder 23 Enerzijds, anderzijds 29 Rembrandtlid persoonlijk: Jelte de Jongh 41 Denkraam 47 Rembrandtlid persoonlijk: Marie-Antoinette Minis 52 R kort 53 Lidmaatschapspagina

Op 24 september vierde de Vereniging Rembrandt officieel haar 140-jarig bestaan. De oorspronkelijke doelstelling – aankoop van Hollandse en Vlaamse kunst en het behoud van kunstwerken die het land dreigen te verlaten – is in de loop der jaren verbreed. Wij steunen nu aankopen van kunstwerken uit alle periodes en werelddelen en dragen ook bij aan onderzoek en restauraties, al blijft de steunverlening voor de aankoop van topkunst de rode draad. Als particuliere vereniging zijn wij daarbij snel en wendbaar wanneer het nodig is. De spoedaanvraag van Museum Prinsenhof Delft voor een uitzonderlijk paar snoekterrines die op een Haagse veiling aangeboden werden, is binnen twee dagen in een extra bestuursvergadering beoordeeld. Met succes: het museum heeft de terrines kunnen aankopen (zie pp. 20-22). Het werk van de Vereniging Rembrandt is alleen mogelijk dankzij de contributie, schenkingen en nalatenschappen van onze leden en de steun van onze vaste partners. Zo steunt het Prins Bernhard Cultuurfonds de Vereniging al sinds 1960 met een jaarlijkse bijdrage voor aankopen. In dit Bulletin blikt Cathelijne Broers, directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds, terug op deze vruchtbare samenwerking (zie pp. 42-43). Voor een Vereniging die topkunst beschikbaar wil maken voor een zo breed mogelijk publiek, is het van intrinsiek belang het Nederlandse publiek in zijn huidige samenstelling te kennen en bij haar missie en doelstellingen te betrekken. Op de Algemene Ledenvergadering van 2023 zijn tien nieuwe bestuursleden en adviseurs benoemd. Deze benoemingen – negen vrouwen en een man – weerspiegelen de wens om op een bredere manier invulling te geven aan het bestuur en de raad van adviseurs, zowel in persoonlijke achtergrond als in landelijke spreiding en leeftijd. Tot bestuurslid zijn benoemd: Femke Haijtema, directeur Museum Gouda (om haar kennis van middelgrote regionale musea), Katrien van de Linde, Netherlands Director Human Rights Watch (voor mecenaat) en Hendrik Driessen, oud-directeur Museum de Pont (om zijn kennis van moderne en hedendaagse kunst). Een volledig overzicht van de raad van adviseurs vindt u op onze website. Namens het bestuur heet ik de nieuwe bestuursleden en adviseurs van harte welkom. Ik kijk ernaar uit om met hen en de zeer diverse expertise die zij meebrengen, verder te werken aan het verwezenlijken van de doelstellingen van onze vereniging.

54 Over de Vereniging 55 Ondersteunde musea

5 20 2 3 # 3

Geert-Jan Janse is directeur van de Vereniging Rembrandt


GERDIEN WUESTMAN

Restitutie: nog een weg

Kanon van Kandy Onbekende maker Voor 1745. Brons, zilver, goud, robijnen, hout, L 181 cm Gerestitueerd in 2023 (voorheen Rijksmuseum, Amsterdam)

Musea worden in toenemende mate bevraagd over de herkomst van de kunstwerken en andere objecten in hun collectie. Het gaat daarbij om voorwerpen die in het verleden onvrijwillig of onder druk van de omstandigheden van eigenaar zijn gewisseld. Dat kan zowel betrekking hebben op de Tweede Wereldoorlog als op de koloniale geschiedenis. Het Neder­ landse restitutiebeleid op het gebied van kunst met een oorlogsverleden kwam in 1997 op gang, na decennia waarin hoegenaamd niets was gebeurd. De aanleiding hiervoor was ophef in de pers over de NK-collectie (cultuurgoederen die na de Tweede Wereldoorlog zijn gerecupereerd uit Duitsland en die niet in aanmerking komen voor restitutie of waarvan de eigenaar nog niet is gevonden). In 1998 werd Bureau Herkomst Gezocht opgericht om onderzoek te doen naar de NK-collectie en sinds 2001 kunnen rechthebbenden via de Restitutie­ commissie een verzoek tot teruggave indienen. Rudi Ekkart was hier vanaf het eerste uur bij betrokken. Het besef dat een soortgelijke infrastructuur ook noodzakelijk was

om koloniaal erfgoed te kunnen teruggeven kwam pas veel later, al is er incidenteel wel eens wat gerestitueerd, zoals in 1977 een deel van de zogenaamde Lombokschat. In 2020 kwam het rapport van de commissieGonçalves uit, waarin de aanbeveling werd gedaan om in voormalige Nederlandse koloniën buitgemaakte cultuurgoederen onvoorwaardelijk terug te geven als het land van herkomst hierom vraagt. Vrijwel onmiddellijk na de instelling van de Com­ missie Koloniale Collecties kwamen er twee claims binnen, die beide werden toegekend. Een van Sri Lanka voor het Rijksmuseum, met als meest opvallende object het kanon van Kandy, en een van Indonesië voor het Nationaal Museum van Wereldcultu­ ren, voor onder meer het resterende deel van de Lombokschat en beelden van de tempel van Singosari. OMSL AG VAN DENKEN

Waarom heeft dit eigenlijk zo lang geduurd? Valika Smeulders: ‘Het is een gesprek dat al zeker vijftig jaar plaatsvindt. De vraag naar koloniaal erfgoed is heel lang als een puur juri-

Dr. Valika Smeulders promoveerde op het proefschrift Slavernij in perspectief en is sinds 2020 hoofd Geschiedenis van het Rijksmuseum en lid van verschillende commissies met betrekking tot koloniaal erfgoed, waaronder de Advies­commissie Nationaal Beleidskader Koloniale Collecties. Sinds 2022 is zij lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt. Prof. dr. Rudi Ekkart was tot zijn pensionering directeur van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documen­tatie. Van 1997 tot 2004 was hij voorzitter van de Commissie Herkomst Gezocht. Tegenwoordig is hij onder andere voorzitter van de begeleidingscommissie herkomstonderzoek bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Daarnaast is hij lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt.

6 20 2 3 # 3

Foto: Sander van den Bosch

Zes majolicaschalen, een pronkstilleven van Jan Davidsz de Heem, een collectie 18de-eeuws porselein en twee schilderijen van Wassily Kandinsky. Zomaar een greep uit de kunstwerken die Nederlandse musea in de afgelopen jaren hebben gerestitueerd aan de erven van de voormalige Joodse eigenaren. Deze zomer gaf de Nederlandse staat ook 478 kunstvoorwerpen uit het Rijksmuseum en het Nationaal Museum van Wereldculturen terug aan Indonesië en Sri Lanka omdat ze met de ogen van nu als roofkunst worden beschouwd. Wat betekent dit voor de Nederlandse musea en wat staat hun nog meer te wachten? We spreken hierover met Valika Smeulders en Rudi Ekkart, specialisten op het gebied van respectievelijk koloniaal erfgoed en herkomstonderzoek rond de Tweede Wereldoorlog.


te gaan


dische, verjaarde kwestie beschouwd. De commissie-Gonçalves heeft in 2020 vooral het inzicht naar voren gebracht dat wanneer het gaat om onvrijwillig bezitsverlies, als je wéét dat iets van eigenaar is gewisseld onder omstandigheden waar je nu niet meer achter staat, dat je het dan eigenlijk niet meer wilt hebben. En die omslag in denken was enorm nodig, want anders kom je er niet uit. Er moest echt verder gedacht worden: hoe kijken we terug op die periode en hoe gaan we daar nu mee om? En daar zie je dat nu heel grote stappen gezet worden, met de excuses van de minister-president en de koning voor het slavernijverleden. De generatie van nu staat er echt anders

Bild mit Haüsern Wassily Kandinsky 1909. Olieverf op doek, 98 x 133 cm Gerestitueerd in 2022 (voorheen Stedelijk Museum Amsterdam)

militaire expedities, maar ook bij wetenschappelijke en religieuze missies, en om allerlei koloniale relaties. Denk bijvoorbeeld aan ambtenaren die in gekoloniseerde gebieden hebben gewoond, die er bezit hebben vergaard, en bijvoorbeeld meubilair hebben laten maken door lokale ambachtslieden. Hoe bepaal je nou waar zo’n stuk thuishoort, bij de opdrachtgever en verzamelaar, of bij de maker? Het is een gezamenlijke geschiedenis, en soms betreft het stukken waar je gewoon een goed gesprek over moet hebben. Voor welke partij heeft dit object de grootste sociaalhistorische, culturele of religieuze waarde? Bij onvrijwillig bezitsverlies wordt ook naar geschenken gekeken. Lang werd gedacht: je geeft iets cadeau. Maar waaróm geef je iets cadeau, en onder welke omstandigheden? Hoe waren de machtsverhoudingen?’ HERKOMSTONDERZOEK

in dan voorgaande generaties, en die wil er ook iets aan doen. Alleen moeten daarvoor regels zijn, en die zijn pas heel recent opgesteld.’ Koloniaal erfgoed is een breed begrip, legt Smeulders uit. ‘Het grootste verschil met kunst die is verhandeld rond de Tweede Wereldoorlog is dat de koloniale periode heel lang heeft geduurd, van de 17de tot in de 20ste eeuw, en dat het een heel groot gebied betreft. Bij koloniaal herkomst­ onderzoek gaat het om objecten die van eigenaar zijn gewisseld onder omstandigheden van oorlog, tijdens

8 20 23# 3

In het Rijksmuseum zijn sinds 2012 herkomstonderzoekers werkzaam die zich buigen over de Tweede Wereld­ oorlog en de relatie met de collectie. In 2017 begon het museum met serieus herkomstonderzoek naar de koloniale periode. Smeulders: ‘Het was voor ons fijn dat we voor de aanpak daarvan konden voortbouwen op de ervaring die is opgedaan op het gebied van kunst met een oorlogsverleden.’ Ekkart: ‘Voor de koloniale periode is het vaak minder zwart-wit. Bij het onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog hebben we op een gegeven moment het begrip “bezitsverandering onder druk van de omstandigheden” ingevoerd. Dat ging bijvoorbeeld over Joodse Neder­lan­ ders die iets verkochten om een vals paspoort te kunnen kopen of om te kunnen onderduiken. Er komt altijd een stuk interpretatie bij. Dat geldt voor koloniaal herkomstonderzoek nog sterker, omdat we bij het herkomstonderzoek rond de Tweede

De verhalen die we vertellen gaan veranderen Valika Smeulders

Wereldoorlog meer de feiten kunnen aanwijzen.’ Op dit moment wordt er door vijf instellingen, waaronder het Rijks­ museum en het Nationaal Museum van Wereldculturen, gewerkt aan een database van koloniaal erfgoed in Nederlandse rijkscollecties. Het doel is dat herkomstlanden zo makkelijker een overzicht krijgen van wat hier aanwezig is. Collecties, documentatie en bronnen worden toegankelijker, zodat niet alleen beherende musea, maar álle belanghebbenden of belangstellenden onderzoek kunnen doen. Het is vervolgens aan de overheid van dat land om te bepalen of zij een claim gaat indienen bij de Nederlandse staat. De Commissie Koloniale Collecties beoordeelt of er sprake is van onvrijwillig bezitsverlies. Als dit niet kan worden vastgesteld, dan zal de commissie een brede belangenafweging maken, op basis waarvan de staatssecretaris van Cultuur en Media een besluit neemt over het verzoek tot teruggave. ANDERE VERHALEN

Het denken over restitutie van kunst met een besmette herkomst maakt een snelle ontwikkeling door, constateert zowel Ekkart als Smeulders. ‘Vijf jaar geleden werd me heel vaak gevraagd: Hebben we straks lege vitrines? En nu wordt meestal de vraag gesteld: Oké, maar waarom staat het hier nog?’ zegt Smeulders. ‘Het ongemak groeit en dat betekent dat er veel opener gesproken wordt. Het gaat er niet zozeer om dat alles teruggaat en dat elk land dan alleen nog maar lokale stukken heeft. Want ook in Nederland wonen mensen die een band voelen met beide kanten van het verhaal. Mensen met roots in


Sri Lanka willen hier ook iets kunnen blijven zien over hun geschiedenis. Ik denk dat wat we gaan vertellen in onze musea heel erg gaat veranderen. De bijschriften gingen vroeger vooral over wie de kunstenaar was en hoe iets is gemaakt, maar er is veel meer te vertellen over de samen­ levingen zoals die zijn voortgekomen uit de koloniale periode. Bij het kanon van Kandy vertellen we al sinds 2013 op zaal dat het roofbuit is, zodat mensen zien dat er een scherp randje aan zit. Nu is er een nieuwe tekst waarin we duidelijk maken dat het kanon binnenkort teruggaat en hoe dat in elkaar steekt, dus we laten de progressie zien in onze omgang met herkomstvragen. Ook over de Tweede Wereldoorlog kunnen we zoveel meer vertellen. Wie een bepaald werk in bezit heeft gehad, wat die oorlog en het onrecht heeft gedaan met mensen, en hoe dat is terug te vinden in de museumzalen waar we voorheen met z’n allen doorheen liepen zonder dat we daarbij stilstonden.’ SLEPENDE DOSSIERS

De snelheid waarmee de claims van Sri Lanka en Indonesië nu zijn afgehandeld contrasteert met de vaak jarenlang slepende zaken op het gebied van restitutie van oorlogskunst. Zo was het in de museale wereld al vele jaren bekend dat er belangstelling van rechthebbenden was voor de zilveren objecten uit de collectie van de Duits-Joodse verzamelaar Emma Budge. Toch viel het besluit om de voorwerpen terug te geven pas eind 2022. Op de vraag waarom deze zaken vaak zo lang duren is geen een­duidig antwoord te geven, zegt Ekkart. ‘Soms duurt het lang voordat er een serieuze claim wordt ingediend. Dat was bijvoorbeeld het geval bij de zoutvaten van Lutma. Aan de andere kant, daar moeten we eerlijk over zijn, zijn er ook musea geweest die hebben getraineerd. Een belangrijke factor is dat het

onderzoek zorgvuldig moet worden uitgevoerd. Dat heeft voor een deel te maken met een gebrek aan capaciteit: je moet ervaren onderzoekers hebben om rapporten te maken. En ook door inzet van advocaten duurt het vaak veel langer.’ Dat rechthebbenden in toenemende mate gebruik zijn gaan maken van diensten van advocaten, heeft te maken met de Goudstikker-zaak, die wereldwijd in het nieuws was en de indruk wekte dat de succesvolle afloop aan de inzet van advocaten was te danken, zegt Ekkart. ‘Terwijl er zonder één advocaat dezelfde uitslag was gekomen. Alleen iets vlotter misschien.’ Die zaak leidde er tevens toe dat advocatenkantoren actief Joodse families gingen benaderen met de belofte iets voor hen te kunnen doen op no cure, no pay-basis, of er nou enig spoor van een kunstwerk was of niet. ‘Daar zijn vele rechthebbenden ingetrapt, als ik het zo mag zeggen, want als een claim succes had, dan waren ze een aanzienlijk deel van de opbrengst kwijt, tientallen procenten, zo niet de helft. Dat betekende dat bijna iedereen die iets terugkreeg het meteen moest verkopen. Verkoop was soms ook nodig als iets verdeeld moest worden onder meerdere erfgenamen en familie­ leden elkaar niet konden uitkopen.’

Kunst in particulier bezit Moeten particulieren die kunst met een luchtje in hun bezit hebben zich zorgen maken? Zowel Smeulders als Ekkart benadrukt dat het in bezit hebben van kunst of andere objecten met een oorlogsverleden of koloniaal erfgoed dat onvrijwillig van eigenaar is gewisseld niet strafbaar is en de eigenaar tot niets verplicht, omdat het om verjaarde zaken gaat en de ingestelde regelgeving alleen geldt voor de rijkscollectie (ten aanzien van de Tweede Wereldoorlog is deze geaccepteerd door de verdere museale wereld). De huidige eigenaar dient zelf de afweging te maken of hij of zij zo’n kunstwerk nog wil hebben. Het is goed om te beseffen dat objecten met een besmette herkomst moeilijk verhandelbaar zijn. Particulieren die vragen hebben over bijvoorbeeld een Goudstikker-etiket op de achterkant van een schilderij (wat in twee derde van de gevallen overigens geen probleem is omdat er veel voor de oorlog gewoon is verhandeld) of advies willen over mogelijke oplossingen, kunnen zich wenden tot de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: restitutie@cultureelerfgoed.nl. De verstrekte informatie blijft vertrouwelijk. Ook musea kunnen hier voor advies terecht.

HARD TEGEN HARD

Een andere reden waarom Ekkart kritisch is over de inzet van advocaten die in restitutiezaken op no cure, no pay-basis werken, is dat het al snel hard tegen hard gaat. ‘Het gaat hun om een financiële oplossing en daar­ door worden andere mogelijkheden, zoals aandacht besteden aan het verhaal van de Joodse eigenaars, snel uitgeschakeld op het moment dat een advocaat zijn honorarium ziet verdwijnen.’ Smeulders: ‘Misschien is een mooie aanvulling hierop dat we in het Rijksmuseum bij de herverwerving van het Meissen-porselein in

9 20 23# 3

­


Herverwerving Vaak worden gerestitueerde kunstwerken al snel na teruggave verkocht, om redenen die in de tekst hiernaast worden toegelicht. Musea proberen soms stukken terug te kopen die zij als onmisbaar voor de collectie zijn gaan beschouwen. Rechtstreekse herverwerving kan alleen als rechthebben­den dat willen. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, kan een museum het in tweede instantie op een veiling proberen. De Vereniging Rembrandt is in principe bereid om hieraan bij te dragen wanneer het om belangrijke werken gaat, maar is van mening dat in dergelijke gevallen ook een substantiële inspanning van de overheid mag worden verwacht. Recent droeg de Vereniging bij aan de herverwerving van de zilveren zoutvaten van Johannes Lutma en de bekerschroef van Anthonie Grill uit de collectie van Emma Budge door het Rijksmuseum en Kunstmuseum Den Haag (zie hiervoor pp. 11-13 en pp. 18-19).

2022 een presentatie in de Eregalerij hebben geopend om juist dat verhaal te belichten. Een presentatie in het hart van het museum om te kunnen vertellen hoe belangrijk die geschiedenis is en dat het porselein met toestemming en instemming van de familie weer te zien is in het museum.’ De vaak moeizame procedures, de affaire rond Kandinsky’s Bild mit Haüsern uit het Stedelijk Museum – waarbij de Restitutiecommissie bij haar afwijzing van een claim de belangen van het museum liet meewegen – en het verschijnen van een kritische documentaire over de werk­ wijze van de Restitutiecommissie leidden enkele jaren geleden tot de instelling van de commissie-Kohnstamm om het beleid te evalueren. Door de snelle overname van de aanbevelingen van deze commissie is het vertrouwen inmiddels behoorlijk hersteld, zegt Ekkart. Het proces is geformaliseerd en er vindt geen afweging meer plaats tussen de belangen van de rechthebbenden en die van het museum, iets wat volgens Ekkart ook nooit de opzet is geweest bij de instelling van de Restitutie­ commissie. NIEUWE CL AIMS

We gaan een nieuwe reeks van claims tegemoet Rudi Ekkart

De toekomst zal uitwijzen hoe vaak landen om teruggave van koloniaal erfgoed zullen vragen en hoe coulant of strikt de overheid zich zal opstellen. Vooral voor musea met etnografische collecties kunnen de gevolgen groot zijn. Waar het gaat om Joods bezit is er de laatste 25 jaar al heel veel teruggeven. Maar wie denkt dat het boek bijna tachtig jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog binnenkort gesloten kan worden, vergist zich. ‘We gaan een nieuwe reeks van claims tegemoet,’ zegt Ekkart. ‘De eerste zijn er ook al. Dat heeft niet zozeer te maken met het advies van de commissie-Kohnstamm, want de basis van de beoordeling is hetzelfde, als wel met nieuw

10 20 2 3 # 3

onderzoek. Een van de belangrijkste factoren is dat het herkomstonderzoek in Duitsland sterk op gang is gekomen. Er zijn in de afgelopen jaren ontzettend veel bronnen gedigitaliseerd. In de periode 1998-2004, toen Bureau Herkomst Gezocht bezig was met onderzoek naar de NK-collectie, was er in Duits­land nog niets gaande op dit gebied. Nu zijn er in Duitse musea deskun­digen die je mails meteen kunnen beantwoorden, en zijn de archieven ontsloten van onder andere het Central Collecting Point in München en verschillende musea. Opvallend is dat de meerderheid van wat nu boven water komt aanvullingen zijn op claims die eerder toegewezen zijn, maar er kunnen ook verrassingen komen. In ieder geval is het duidelijk, en daar ben ik tevreden over, dat er nieuwe restituties komen. Aan de andere kant, en dat geldt ook voor het koloniale onderzoek, je houdt altijd kunstwerken en andere objecten over waar we niets van weten. Er is de regeling verweesd Joods erfgoed (de afspraak dat de cultuurgoederen uit de NK-collectie met een waarschijnlijk Joodse herkomst waarvan de oorspronkelijke eigenaren of hun erfgenamen niet zijn gevonden uiteindelijk ter beschikking komen van de Joodse gemeenschap), maar gelukkig hoor ik ook signalen van Joodse organisaties dat er rekening moet worden gehouden met na-ijlende berichten die toch een individuele regeling mogelijk maken. De bedoeling is dat het onderzoek nooit helemaal stil komt te staan, zoals helaas eerder wel gebeurd is, maar ook dat er mede door nieuwe bronnen die in het buitenland beschikbaar zijn, nog even een extra impuls wordt gegeven.’ Gerdien Wuestman is hoofdredacteur van het Bulletin van de Vereniging Rembrandt


DIRK JAN BIEMOND

Portret van Johannes Lutma Jacob Adriaensz Backer ca. 1640. Olieverf op paneel, 93 x 73 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM

Virtuoos zilver Met de herverwerving van vier zoutvaten van Johannes Lutma kon in 2023 een proces worden afgerond dat in totaal ruim vijftien jaar in beslag genomen heeft. Voor conser­ vator Dirk Jan Biemond betekende dat een steeds verder voerende ontdekkingsreis naar het belang van deze kunstenaar en deze kunstwerken voor de Collectie Nederland. Toen omstreeks 1880 het verhaal van het Nederlandse zilver voor het eerst werd geformuleerd, werd direct een hoofdrol toebedeeld aan Johannes Lutma (15841669). Uit de portretten, gedichten, gedenkpenningen en prentreeksen van en over Lutma en zijn werk spreekt een in de 17de eeuw uitzonderlijk hoog gewaardeerde kunstenaarspersoonlijkheid. Waarop zijn roem vooral berustte, was tweehonderd jaar later vergeten. In de 17de eeuw werden zilversmeden niet gewaardeerd als gemankeerde beeldhouwers of schilders, maar beschouwd als zelfstandige kunstenaars in hun eigen medium. Kennis van de Oudheid, creativiteit in vorm en versiering en virtuositeit in de uitvoering waren toen de essentiële ingrediënten voor hun kunstenaarschap.

11 20 23# 3


Aan de hand van deze zoutvaten kan dat worden geïllustreerd. In Rome had Lutma omstreeks 1630 kennisgemaakt met een nieuw classicisme. De hier toegepaste kindertjes – putti – zijn eigen varianten, gebaseerd op een gegeven uit de klassieke Oudheid. In de paren zout­ vaten zijn twee verschillende versies te onderscheiden. Doordat de putti onderling zijn gespiegeld, functioneren ze bovendien als elkaars pendant. Attributen worden door Lutma ingezet om een modern thema weer te geven. Zeewezens en verschillende – soms uiterst naturalistisch uitgewerkte – planten en schelpen verwijzen naar de rivieren en zeeën in Noord-Europa, Zuid-Europa en Azië waaraan de Republiek zijn rijkdom te danken had. Belangrijker nog is dat Lutma in Rome de nieuwe Italiaanse architectuur-theoretische uitgaven moet hebben gezien en begrepen. Schoonheid werd daarin geformuleerd als berustend op maatvoering en verhoudingen tussen de onderdelen, waarbij herkenbare motieven uit de Oudheid met eigentijds ornament werden gecombineerd. In de zoutvaten zette Lutma de voeten en bekroningen daarom in om zijn eigen abstracte versie van het kwabornament voor het voetlicht te brengen. Repeterende abstracte motieven paste hij toe in de

12 202 3 # 3

voeten, vrije vormen in telkens nieuwe combinaties in de schalen bovenop. Het spel van herhaling en variatie dat in beide paren ook afzonderlijk wordt gespeeld, gebruikte Lutma daarnaast om een samenhangend ensemble te creëren. Al deze elementen samen maken deze zoutvaten tot een van de vroegste uitingen van het barokke classicisme in Nederland, twintig jaar voor de totstandkoming van het stadhuis van Amsterdam (thans Koninklijk Paleis), waarin dezelfde principes op groot formaat zijn gevolgd. Lutma moet dit ontwerp ook zelf als een doorbraak hebben beschouwd. Op zijn rond 1640 door Jacob Adriaensz Backer (1608-1651) geschilderde portret is een andere versie prominent in beeld gebracht. Herverwerving

Toen de zoutvaten in 1904 in Amsterdam werden geveild, was het meesterteken van Lutma ternauwernood bekend, en het is dan ook begrijpelijk dat het belang ervan door Nederlandse instellingen en verzamelaars toen niet algemeen werd onderkend. De uitzonderlijke kwaliteit werd wel gezien door het Amerikaans-Duitse bankiersechtpaar Henry (1840-1928) en Emma (1852-


NIEUWE AANWINST Twee paar zoutvaten Johannes Lutma 1639 en 1643. Zilver, deels verguld, H 24 cm (het paar uit 1639) en H 23,3 (het paar uit 1643) Bijdrage: € 100.000, waarvan € 50.000 uit het Themafonds Zilver

Aangekocht in 2023 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Themafonds Zilver), de VriendenLoterij, het Mondriaan Fonds en via het Rijk­smuseum Fonds: de nalatenschap van de heer H. de Looper en de schenkingen van het Ton en Judy van Heuzen-Dijksma fonds, het Ernst Nijkerk-fonds en de heer H.B. van der Ven

1937) Budge. Vanaf omstreeks 1900 bouwden zij een internationale collectie Europees 17de-eeuws zilver op. Na hun dood zou deze een publieke bestemming in Hamburg krijgen, maar dat voornemen werd door de machtsovername van de nazi’s in 1933 doorkruist. De kunstverzameling werd vier jaar later geveild en de opbrengst daarvan geconfisqueerd. Terecht heeft de rijksoverheid daarom besloten om de zoutvaten aan de erfgemeenschap van het echtpaar Budge te restitueren. Na een langdurige en complexe onderhandeling konden de vier zoutvaten, die in 1960 waren aangekocht door het Rijk en de gemeente Amsterdam, door het Rijksmuseum worden teruggekocht. Hier getuigen de zoutvaten niet alleen van de virtuositeit van de kunstenaar die ze maakte en van het internationale karakter van diens werk, maar geven ze ook een belangrijke waarschuwing af. De testamenten en codicillen van Emma Budge maken duidelijk hoe snel en volkomen de transformatie van gewaardeerd burger tot uitgestoten en uitgeschudde paria voor Joden in de jaren 1930 in Duitsland verliep. Dirk Jan Biemond is conservator edele en onedele metalen van het Rijksmuseum Amsterdam

13 20 23# 3

Foto: Marijke Phoa

RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM

Dichter bij de kunst Als lid van de Vereniging Rembrandt kom je dichter bij de kunst. Voor leden die hun gift toewijzen aan een van de Thema­ fondsen geldt dit zelfs in letterlijke zin, want zij worden uitgenodigd voor speciale bijeenkomsten rond nieuwe aanwinsten of restauraties die met een bijdrage uit het Themafonds zijn gerealiseerd. Zo was er op donderdag 7 september 2023 een intieme ontvangst in het Rijksmuseum naar aanleiding van de verwerving van de zoutvaten van Johannes Lutma. Een van de schenkers aan het Themafonds Zilver was erbij. De schenker – die zijn naam liever niet vermeld ziet in het Bulletin – is al zestien jaar lid van de Vereniging Rembrandt, waarvan acht als meesterlid. Als liefhebber van gebruikszilver hoopt hij dat zilver door de publiciteit rond deze aankoop weer wat meer in de belangstelling komt, want wat hem betreft verdient dit verzamelgebied meer aandacht. ‘Bovenaards mooi’, vindt hij de zoutvaten van Lutma. ‘Het is pure kunst, je moet er niet aan denken om er echt zout in te doen.’ Versterkt de band De bijeenkomst werd bijgewoond door een selecte groep van schenkers

en vertegenwoordigers van het Rijks­ museum en de Vereniging Rembrandt, onder wie museumdirecteur Taco Dibbits en Geert-Jan Janse. Conser­ vator Dirk Jan Biemond gaf een toelichting op de zoutvaten. ‘Heel leuk dat dit soort ontvangsten georganiseerd wordt, met een expert erbij die het achtergrondverhaal kan vertellen,’ luidt het oordeel. ‘Het was heel aardig en persoonlijk omdat je met iedereen kon praten. Ik vond het een verrassend initiatief. Meestal hoor je niets van goede doelen als je iets gegeven hebt, maar dit versterkt de band. Je krijgt zo het gevoel dat je bijdrage gewaardeerd wordt.’ Voor meer informatie over de verschillende Themafondsen en lidmaatschapsvormen bij de Vereniging Rembrandt zie www.verenigingrembrandt.nl of p. 53.


BREGJE GERRITSE

De voorsteden ten noordwesten van Parijs oefenden eind 19de eeuw een grote aantrekkingskracht uit op Parijse schilders. Ook Van Gogh trok er tijdens zijn verblijf in Parijs meermaals op uit om daar aan de oevers van de Seine te schilderen. Wat hem en zijn tijdgenoten daar zo aansprak staat centraal in de tentoonstelling die dit najaar in het Van Gogh Museum te zien is.

14 20 2 3 # 3


De Seine door de ogen van Van Gogh Vissen in de lente, de Pont de Clichy (Asnières) Vincent van Gogh 1887. Olieverf op doek, 50,5 x 60 cm THE ART INSTITUTE OF CHICAGO

Schenking van Charles Deering McCormick, Brooks McCormick en de erven Roger McCormick

In de jaren 1880 trokken vijf ambi­ tieuze schilders – Vincent van Gogh, Georges Seurat, Paul Signac, Emile Bernard en Charles Angrand – de stad uit om te schilderen aan de oevers van de Seine ten noordwesten van Parijs rondom Asnières. Buiten de fortificaties en ver weg van alle drukte troffen zij een pretentieloos gebied dat werd gekenmerkt door tegenstellingen: weelderige groene eilandjes en pleziervaart op de Seine stonden in schril contrast met rokende fabrieks­ schoorstenen en reusachtige gashouders. Het snel veranderende landschap bleek de ideale plek om eigentijdse motieven te verkennen en nieuwe schilderstijlen te ontwikkelen. Dit najaar presenteert het Van Gogh Museum een baanbrekende tentoonstelling waarin deze intrigerende periode voor het eerst wordt belicht met 75 werken van de vijf genoemde kunstenaars, waaronder twee met steun van de Vereniging Rembrandt verworven. In de tweede helft van de 19de eeuw wonnen vrijetijdsactiviteiten langs de Seine buiten de stad aan populariteit onder Parijzenaars. Door de bouw van treinstations en bruggen werden plaatsen verder

stroomafwaarts eenvoudig bereikbaar. Impressionisten als Claude Monet en Alfred Sisley maakten gretig gebruik van deze ontwikkelingen en namen veelvuldig riviergezichten tot onderwerp. In de voetsporen van de impressionisten verlegde een nieuwe generatie van vijf moderne schilders vanaf 1881 hun werkgebied ook naar de oevers van de Seine, maar ditmaal iets dichter bij Parijs. Vanaf Montmartre, de levendige kunstenaarsbuurt in het noorden van de stad, was de voorstad Asnières te voet in een klein uur te bereiken. Ook het tegenoverliggende, geïn­dus­ tri­aliseerde Clichy, evenals diverse eilanden waaronder La Grande Jatte, trokken de aandacht van de schilders. Deze gebieden ondergingen een enorme transformatie als gevolg van stedelijke ontwikkelingen. Onder leiding van de stedenbouwkundige Georges-Eugène Haussmann hadden smalle straatjes in Parijs plaatsgemaakt voor een geordend stadsplan met brede boulevards. Om te kunnen voldoen aan de groeiende behoeften van Parijzenaars werden voorsteden langs de Seine steeds meer geïn­ dustrialiseerd. Het was hoogstwaarschijnlijk juist deze interactie tussen

De Seine bij Courbevoie Georges Seurat 1883-84. Olieverf op paneel, 15,5 cm x 24,5 cm VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM

Aangekocht in 1998 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds) en de Vincent van Gogh Stichting

15 20 2 3 # 3


Het ‘Ponton de la Félicité’ bij Asnières (Opus nr. 143) Paul Signac 1886. Olieverf op doek, 33,4 cm x 46,7 cm

het landelijke en het industriële die deze kunstenaars naar dit gebied trok.

VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM

EEN ‘SCHILDERCAMPAGNE’

Aangekocht in 2016 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Themafonds 19de-eeuwse schilderkunst, haar Liesbeth van Dorp Fonds en haar Claude Monet Fonds), de BankGiro Loterij, het Mondriaan Fonds en de leden van The Yellow House

Hoewel er veel bekend is over Van Goghs tweejarige verblijf in Parijs van 1886 tot 1888, bleef Asnières lange tijd onderbelicht als schilderlocatie. Van begin mei tot eind juli 1887 trok Van Gogh bijna dagelijks de stad uit met zijn schilderattributen op zijn rug. Deze periode van drie maanden beschouwde hij als een ‘schildercampagne’ waarin hij nieuwe motieven wilde ontdekken en intensief wilde experimenteren met stijl en kleurgebruik. In een lange brief aan zijn jongere zus in de late herfst van 1887 maakte Van Gogh terloops een veelzeggende opmerking over hoe hij het schilderen buiten Parijs

16 20 2 3 # 3

had ervaren: ‘En toen ik dezen zomer te Asnières landschap schilderde zag ik er meer kleur in dan vroeger’ (Vincent van Gogh aan zijn zus Wil, 1887). Het hoogtepunt van Van Goghs tijd in Asnières zijn drie triptieken die hij er maakte. Deze negen schilderijen verbeelden het uiteenlopende karakter van drie locaties van zijn werkgebied. De Grande Jatte-triptiek verbeeldt in schetsmatige losse toetsen het door Seurat beroemd gemaakte eiland; de Clichy-triptiek draait volledig om natuur en wordt gedomineerd door de idyllische begroeiing van de eilandjes in de Seine bij de pont de Clichy, en de Asnièrestriptiek toont levendige stedelijke motieven – bruggen, boten en restaurants – in een vrije toets en een helder palet. De schilderijen zijn in


De Seine bij Courbevoie: La Grande Jatte Charles Angrand 1888. Olieverf op doek, 50 x 60 cm PARTICULIERE COLLECTIE

De Seine bij La Grande Jatte Georges Seurat 1888. Olieverf op doek, 65 x 82 cm KONINKLIJKE MUSEA VOOR SCHONE KUNSTEN, BRUSSEL

Kijktip De tentoonstelling Van Gogh aan de Seine is t/m 13 januari 2024 te zien in het Van Gogh Museum in Amsterdam

de loop der tijd verspreid geraakt over verschillende particuliere en museale collecties; in deze tentoonstelling komen zeven van de negen werken weer samen. VERNIEUWINGEN

Hoewel de vijf genoemde kunstenaars geen groep vormden, zijn ze met elkaar verbonden vanwege de plek waar zij werkten, hun gemeenschappelijke doel de schilderkunst te vernieuwen, en onderlinge vriendschappen. De ouders van Emile Bernard verhuisden in 1884 naar Asnières en de jonge schilder had een houten atelier in de achtertuin waar hij samen met Van Gogh werkte. De ouders van Paul Signac waren al een paar jaar eerder naar Asnières verhuisd. Signac beschreef later hoe hij Van Gogh ontmoette tijdens een van zijn tochten: ‘We schilderden daar op de oevers; we lunchten in een guinguette [een klein café] en keerden dan te voet naar Parijs terug’. Georges Seurat werkte als een van de eersten in Asnières en koos de oevers van de Seine voor een van zijn meest ambitieuze schilderijen: Een zondag op La Grande Jatte – 1884. Samen met Charles Angrand, de

17 20 2 3 # 3

minst bekende van de vijf, schilderde hij in de zomer van 1888 op La Grande Jatte, wat resulteerde in twee verbluffende gestippelde werken die de kunstenaars zij-aan-zij maakten. De tijd in de omgeving van Asnières leidde bij alle vijf de kunstenaars tot een vernieuwing van hun schilderkunst. Op La Grande Jatte ontwikkelde Seurat zijn revolutionaire stippeltechniek, het pointillisme, die hij samen met Signac verder verfijnde. Bernard daarentegen begon in de voorsteden te werken met zijn kenmerkende schilderstijl, later cloisonnisme gedoopt, waarbij hij grote, platte kleurvlakken met stevige contouren gebruikte. Van Gogh experimenteerde aan de Seine voor het eerst met de kleurrijke weergave van licht, in een losse penseelstreek. Hier zette hij doorslaggevende stappen naar de felgekleurde schilderijen die hij later in Zuid-Frankrijk maakte. Door de stad te verlaten en de voorsteden in te trekken, wisten deze vijf kunstenaars de schilderkunst opvallend te vernieuwen. Bregje Gerritse is onderzoeker en tentoonstellingsconservator van het Van Gogh Museum


DOEDE HARDEMAN

NIEUWE AANWINST Bekerschroef Andries Grill 1642. Zilver, gedeeltelijk verguld, H 25,5 cm Bijdrage: € 100.000 KUNSTMUSEUM DEN HAAG

Aangekocht in 2023 met steun van de Vereniging Rembrandt, het Mondriaan Fonds, de gemeente Den Haag en het Hendrik Muller Fonds

Musea presenteren hun collecties het liefst als een coherente aaneenschakeling van verhalen. Bouwsteen voor bouwsteen zijn de verzamelingen zogenaamd opgebouwd in een logisch verband zonder breuklijnen. Maar vaak laat de vorming zich moeilijk voorspellen en blijken toevallig­ heden achteraf gezien de basis

Maar wat is een bekerschroef, waar diende het object voor en waarom wordt juist dit object bestempeld als van uitzonderlijke kwaliteit? Om te beginnen: bekerschroeven zijn zeldzaam. Hoewel ze in de 17de eeuw veelvuldig voorkomen in boedelinventarissen zijn er slechts zeven in Nederlands publiek bezit bewaard. Daarvan is de bekerschroef van Andries Grill (16041665) de enige met een sculpturale stam. De Bacchus­ figuur, het vrolijk drinkende mannetje op de ton, is een directe verwijzing naar de drankcultuur in de 17de eeuw. De figuur is van uitzonderlijke sculpturale kwaliteit, evenals de sierlijke draakfiguren die als klemmen dienen voor het te plaatsen glas. Want bekerschroeven

van belangrijke deelcollecties. Sterker nog, het gebeurt maar zelden dat bewust een nieuwe tak wordt aangezet om uit te groeien tot een beeldbepalend element van de collectie. De bekerschroef van Andries Grill is zo’n gerichte aankoop. Een beeldbepalende verwerving die direct de basis en het hoogtepunt vormde van de collectie Haags zilver van het Kunstmuseum Den Haag.

– de naam zegt het al – zijn sierlijke bekerhouders waar een glas in vastgeschroefd kan worden en waarmee men het glas heft, representatief voor status en rijkdom in de 17de-eeuwse samenleving. De voet van de bekerschroef is vervaardigd in de zogenaamde kwabstijl, een sierlijke decoratieve stijl die in de eerste helft van de 17de eeuw met name in Nederland werd toegepast. Het schilderij Schuttersmaaltijd van Wijk I met kolonel Jan van de Poll en kapitein Gijsbert van de Poll uit 1650 van Johannes Spilberg, in de collectie van het Amsterdam Museum, laat zien hoe een bekerschroef werd gebruikt. Binnen een gezelschap van 22 personen heeft de hoofd­ figuur – kolonel Jan van de Poll – een bekerschroef vast waarvan de houding van de Bacchusfiguur, de vergulding en de iconografie opvallende gelijkenissen vertonen met de bekerschroef van Grill. Ook op een aantal stillevens geschilderd door Willem Kalf is een rijk gedecoreerde bekerschroef te zien die sterk overeenkomt met die van Grill. Kortom: het is wat mij betreft de mooiste bekerschroef die uit de 17de eeuw bewaard is gebleven.

Bekerschroef als hoogtepunt

Haags zilver

Binnen de collectie van Kunstmuseum Den Haag vormt de bekerschroef van Grill de basis van de verzameling Haags zilver. De verwerving in 1937 vormde een omslagpunt in het verzamelbeleid. Waar voorheen zilver

18 20 2 3 # 3

Binnenkort te zien Van 25 november 2023 t/m 12 mei 2024 toont Kunstmuseum Den Haag de bekerschroef en een eveneens herverworven schaal in een speciale presentatie over het levensverhaal van Emma Budge, haar kunstverzameling en de lotgevallen van beide objecten.


Schuttersmaaltijd van Wijk I met kolonel Jan van de Poll en kapitein Gijsbert van de Poll (detail) Johannes Spilberg 1650. Olieverf op doek, 297,5 x 589 cm AMSTERDAM MUSEUM

werd verzameld op historische gronden werd er nu gezocht naar het specifieke karakter van het Haagse zilver, waarbij kwaliteit centraal kwam te staan. Haags zilver werd immers veelal vervaardigd voor een veel­ eisende klantenkring in een kleine, maar naar verhouding bijzonder rijke stad. Om het belang van het Haagse zilver in de 17de eeuw verder te onderstrepen en de ‘eenzame’ bekerschroef te omringen met tijd­ genoten, werd vanaf de jaren vijftig een omvangrijke deelcollectie opgebouwd van uiteindelijk driehonderd objecten. Altijd met de bekerschroef van Grill als hoogtepunt. De bekerschroef is net als de zoutvaten van Johannes Lutma afkomstig uit de collectie van het echtpaar Budge (zie pp. 11-13). Voor ons als museum was het in de eerste plaats belangrijk om recht te doen aan de geschiedenis door het object na de uitspraak van de Restitutie­com­ missie terug te geven aan de erfgenamen van Emma Budge. Wij zijn daarbij dankbaar en verheugd dat we in goed overleg met de erven het object na teruggave opnieuw hebben kunnen verwerven en daarmee dit uitzonderlijke voorbeeld van de Haagse edelsmeedkunst hebben kunnen behouden voor het museum, de stad Den Haag en Nederland.

* Met dank aan mijn collega’s van Kunstmuseum Den Haag, in het bijzonder Suzanne Lambooy, conservator oude toegepaste kunst, en Jet Pijzel, voormalig

Doede Hardeman is Hoofd Collecties van Kunstmuseum

conservator oude

Den Haag

toegepaste kunst.


Foto: Albertine Dijkema


ESTHER VAN DER HOORN

Een mooie vangst Wie aan Delfts aardewerk denkt, denkt algauw aan het beroemde Delfts blauw. Maar de productie van Delftse plateelbakkerijen was veel diverser. In de tweede helft van de 18de eeuw werd hier bijvoorbeeld kleurrijk trompe-l’oeil-serviesgoed gemaakt. Een bijzonder voorbeeld is het paar ‘snoekterrines’ dat Museum Prinsenhof Delft onlangs wist te bemachtigen. Vlak voor de zomer had Museum Prinsenhof Delft ‘beet’. Met hulp van de Vereniging Rembrandt – die in een spoedprocedure binnen twee dagen kon besluiten – slaagde het museum erin om op een veiling van het Venduehuis in Den Haag een imposant paar terrines van Delfts aardewerk te verwerven. Uit het fabrieksmerk dat ze dragen, ‘IVDuijn’, blijkt dat ze tussen 1764 en 1772 zijn gemaakt door plateelbakkerij De Porceleyne Schotel, destijds eigendom van Johannes van Duijn. In navolging van andere Europese keramiekfabrieken maakten de Delftse plateelbakkerijen in deze periode aardewerk in de vorm van groenten, fruit en dieren, in het geval van de verworven terrines snoeken. Onder de adel en gegoede burgerij was het mode geworden om de eettafel met dergelijk serviesgoed te versieren. Dineren à la française

NIEUWE AANWINST Terrines in de vorm van een mand met snoeken Plateelbakkerij De Porceleyne Schotel 1764-72. Aardewerk, H 32,5 cm, diameter schotel 41 cm Bijdrage: € 53.150, waarvan € 5.361 uit het Themafonds Keramiek MUSEUM PRINSENHOF DELFT Aangekocht in 2023 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Themafonds Keramiek)

De terrines met hun trompe-l’oeil-effect (gezichts­bedrog) vormen een ware lust voor het oog. Maar behalve visuele traktaties waaraan de eters zich konden verlekkeren, waren deze objecten functioneel. De terrine speelde een belangrijke rol bij de service à la française, tot in de 19de eeuw de in Nederland gangbare wijze van opdienen. Hierbij staan verschillende hoofd- en bijgerechten symmetrisch gerangschikt op tafel en bedienen de gasten zichzelf. Grote terrines vormden het stralende middelpunt van de rijkversierde diner­tafel. Ze werden gebruikt voor het opdienen van stoofschotels of soepen, terwijl in kleinere terrines ragouts, patés en compotes werden geserveerd. De door Museum Prinsenhof Delft gekochte terrines zullen zijn gebruikt voor het opdienen van gerechten waarin snoek de hoofdrol speelt. Tegenwoordig wordt snoek nauwelijks meer gegeten, maar in de 18de eeuw kwam deze vis regelmatig op tafel. Zo zijn in het kookboek De Volmaakte Hollandsche Keuken-meid uit 1746 verschillende recepten met snoek opgenomen, waaronder een recept voor gestoofde snoek. De fijngehakte vis wordt hierin vermengd met onder andere broodkruim, eieren en boter, maar ook met specerijen die door de VOC werden verhandeld, zoals nootmuskaat en foelie. Het recept beveelt aan om het mengsel te kneden, te stoven en te serveren ‘op de wyze van een Snoek’, dat wil zeggen, met kop, vinnen en staart ‘tot cieraad ’er aan’. Bij de snoekterrines lijkt die manier van opdienen in aardewerk vervat.

21 202 3 # 3

Titelpagina van F.J. Walther voor De volmaakte Hollandsche keuken-meid, Amsterdam 1746


RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM

Legaat van de heer E. van Hoboken van Rhoon Pendrecht en Oudelande, Arnhem, 1925

Foto: Tom Haartsen

Terrine in de vorm van een pompoen Plateelbakkerij Drie Posteleyne Astonne 1759-1804. Tinglazuuraarde­werk, L 19 cm

Met hun sprekende vormgeving, levendige beschildering en grote formaat vertegenwoordigen de nieuwe aanwinsten het beste van wat er in Delft werd gemaakt op dit gebied. Om de rand van een blauwwitte rieten mand heeft een snoek zich opgekruld. Op het deksel van de mand bevindt zich een tweede snoek, die op het punt staat om een kleiner visje te verorberen; de omhooggedraaide vissenstaart fungeert als knop. Ondertus­sen lijken de snoeken om de rand van de schotel waarop de mandjes staan zo weg te kunnen spartelen. De gladde vissenhuiden zijn natuurgetrouw beschilderd met toetsen in groen, bruin, geel en rood, waarmee het effect van schubben is gesuggereerd. De schotels dragen bovendien een beschildering met verschillende soorten visjes, die tussen groene waterplanten zwemmen. De terrines zijn uitzonderlijk groot voor Delftse begrippen: terwijl het merendeel van het Delftse trompel’oeil-aarde­werk in vergelijking met dat van buitenlandse fabrieken relatief klein is, meten deze terrines maar liefst 32,5 bij 41 cm. Dit soort vormstukken werd gemaakt door soepele klei in gipsen mallen te drukken, die op hun beurt werden gemaakt naar een model. Slechts een aantal Delftse plateelbakkerijen beschikte over een gespecialiseerde, als beeldsnijder opgeleide ‘modelleur’. Mallen en modellen waren dan ook waardevol en werden gedurende langere tijd gebruikt. Soms gingen ze zelfs over van de ene plateelbakkerij op de andere. Van de verworven snoekterrines bestaat bijvoorbeeld een exemplaar met het merk van plateelbakkerij De Twee Scheepjes. De beschildering van deze terrine is echter anders. Er zijn nog enkele exemplaren van dit model, maar de terrines in Museum Prinsenhof Delft vormen het enige bekende paar. Ze zullen samen enorme indruk op dinergasten hebben gemaakt; vandaag doen ze dat nog steeds.

Schotel van een van de aangekochte terrines

Pronkstuk voor de presentatie

Delfts aardewerk vormt een zwaartepunt in de collectie en vaste opstelling van Museum Prinsenhof Delft. Het ontbrak de museumcollectie echter nog aan een artistiek en technisch hoogtepunt van de Delftse aardewerk­industrie uit de tweede helft van de 18de eeuw. De Delftse plateelbakkers hadden het in deze periode moeilijk door stevige concurrentie uit het buitenland. Terwijl Chinees porselein steeds goedkoper werd, waren in Duitsland, Frankrijk en Engeland nieuwe porselein- en aardewerkfabrieken opgericht. Dankzij de verwerving van het paar terrines kan het museum laten zien dat er desondanks nog steeds grote pronkstukken werden gemaakt, die zich konden meten met de producten van internationale concurrenten. Een prachtige vangst! Esther van der Hoorn is conservator Toegepaste Kunst van Museum Prinsenhof Delft

22 202 3 # 3

Kijktip De snoekterrines zijn in Museum Prinsenhof Delft te zien, en maken daar van 16 februari t/m 8 september 2024 deel uit van de tentoonstelling Pioniers in keramiek. Deze tentoonstelling legt verrassende verbanden tussen historisch Delfts aardewerk en hedendaagse keramiek.


Enerzijds, anderzijds JOKE DE WOLF

Een gevoelige snaar Untitled #96 Cindy Sherman 1981. Chromogene druk op PE-papier, 60,8 x 121,1 cm MUSEUM BOIJMANS VAN

Courtesy the artist and Hauser & Wirth

BEUNINGEN, ROTTERDAM

De foto van Cindy Sherman maakt deel uit van de tentoon­stelling Museum Boijmans Van Beuningen at Rijksmuseum die t/m 14 januari 2024 te zien is in Amsterdam.

Op het eerste gezicht lijkt dit een toevallige foto van een tienermeisje, liggend op een vinylvloer met tegelpatroon. Haar oranje trui sluit aan bij haar blozende gezicht, het oranje-wit geblokte rokje echoot het patroon van de tegels. Toch is het niet de kleur die de aandacht trekt. Het is de uitdrukking op het gezicht van de hoofdpersoon: haar mond is een klein beetje open, haar ogen houdt ze gericht op iets of iemand buiten ons blikveld. Ze heeft een snipper van een krant in haar rechterhand. Er is nauwelijks iets leesbaars op te herkennen, behalve het vetgedrukte ‘Single?’, en de opmaak doet vermoeden dat het om contactadvertenties gaat. Het beeld roept vragen op. Waarom is haar rokje omhooggeschoven? Waarom heeft ze dit fragment van de krant in haar hand geklemd? En natuurlijk ook: waarom zien we dit? De foto is gemaakt door Cindy Sherman, de in 1954 geboren Amerikaanse kunstenaar. Ze poseerde zelf voor deze foto, en ook op al haar andere foto’s is ze zelf te zien, steeds als iemand anders verkleed. Toen ze in 1977 in New York City kwam wonen, schrok Sherman van de directe en soms opdringerige manier waarop mannen haar op straat benaderden. Om zich veilig te voelen in de openbare ruimte moest ze zich anders kleden. Nadat ze bekend was geworden met een serie zwartwitfoto’s die van een filmset leken te komen, vroeg het kunsttijdschrift Artforum Sherman foto’s te maken. Ze koos voor een langgerekt, liggend formaat, net als de

23 202 3# 3

centerfolds met foto’s van halfnaakte vrouwen in man­nentijdschriften. Op Shermans foto’s zijn de vrouwen steeds in liggende houding afgebeeld, met de suggestie dat er al iets seksueels gebeurd is. Veel mensen zouden de personages op de foto’s als slachtoffers zien, wist Sherman. Ze dacht aan de mannelijke blik, de ‘male gaze’. Door het kijken naar de foto’s zouden mannen zich schuldig kunnen voelen, ongemakkelijk op z’n minst. Mede door de conventies in de massamedia – televisie, film, tijdschriften – waren kijkers gewend vrouwen in dergelijke posities te zien. De foto’s waren zo overtuigend dat Artforum het niet aandurfde ze te publiceren. Lezers zouden immers kunnen denken dat de intentie was een ‘echte’ pin-up te tonen. Een New Yorkse galerie durfde het wel aan. Commentaar kwam er, van alle kanten. Riep Sherman met haar werk dezelfde sensaties op die ze zo verafschuwde? Het ongemak bij het kijken naar de foto is meteen ook de kracht. Bij een veiling in 2011 werd 3,89 miljoen dollar betaald voor een afdruk, in die tijd het hoogste bedrag dat ooit was betaald voor een foto. Hoewel veilingrecords zelden iets zeggen over de betekenis van een kunstwerk, werd wel duidelijk dat Sherman met haar foto een gevoelige snaar heeft geraakt.


In 2023 bestaat de Vereniging Rembrandt 140 jaar. Ter gelegenheid van dit jubileumjaar duiken we drie keer in onze eigen geschiedenis, op zoek naar opzienbarende momenten die nieuw licht werpen op de Vereniging. De laatste duiktocht brengt ons naar eind jaren twintig van de vorige eeuw, toen in het oosten van Europa een exodus aan westerse kunst plaatsvond.

HILBERT LOOTSMA

Het is onwaarschijnlijk, maar kan ook weer niet geheel worden uitgesloten: Poetin die een greep doet uit de collectie van de Hermitage om zijn oorlogsmachine draaiende te houden. Het Russische nationaal kunstbezit is beschermd, maar dictators in het nauw maken soms rare sprongen. En Poetin weet ook: dit is eerder gebeurd. Een nieuwe natie op zoek naar geld In de jaren twintig van de vorige eeuw was de toen nog jonge Sovjet-Unie hard op zoek naar buitenlandse valuta om het eerste Vijfjarenplan te bekostigen. Hiervoor besloot zij kunst­ werken en andere kostbaarheden uit nationaal bezit te liquideren. Via een speciaal hiervoor opgericht agentschap, het Antikvariat, belandden talloze werken in het buitenland. Geen enkele collectie ontsnapte aan de staatsplundering, zeker niet die van de Hermitage in Sint-Peters­

24 202 3# 3

burg, toen Leningrad geheten. Tussen maart 1928 en oktober 1933 werden uit deze verzameling bijna drieduizend schilderijen verkocht, waaronder Jan van Eycks Annunciatie, een schilderij dat tsaar Nicolaas I in 1850 had verworven op de veiling van de collectie van koning Willem II. Dat schilderij werd uit het museum verwijderd in het voorjaar van 1930. De betrokken conservator verklaarde later dat zij door het Antikvariat was bevolen om na werktijd in het museum te blijven, het schilderij van de wand te halen, het over te dragen aan een hooggeplaatste ambtenaar, en de lege plek op zaal te vullen met een ander schilderij. Wat zij toen niet wist, was dat de Van Eyck was verkocht aan Andrew Mellon, de toenmalige Amerikaanse minister van Financiën. Hij zou via zijn handelaar Knoedler in totaal 21 schilderijen uit de Sovjet-Unie halen, waaronder ook andere topstukken

Zaal in de Hermitage met Vlaamse en Nederlandse kunst Eduard Petrovich Hau 1857. Aquarel, 31,2 x 41 cm HERMITAGE, SINTPETERSBURG

Op de rechterwand (middelste rij, derde schilderij van links) is Rembrandts Verloochening van Petrus te zien, een schilderij dat in 1933 met steun van de Vereniging Rembrandt werd aangekocht door het Rijksmuseum


als Rafaëls Madonna van het huis Alba en Botticelli’s Aanbidding van de drie koningen. De Verenigde Staten erkenden de Sovjet-Unie nog niet, dus deze koop moest uiterst geheim worden gehouden en Mellon kon zijn nieuw verworven schatten voorlopig ook niet laten zien. De schilderijen zouden later de kern­ collectie vormen van de door Mellon zelf opgerichte National Gallery of Art in Washington. Kansen voor Nederland De Vereniging Rembrandt kreeg al vroeg, in 1924, lucht van het voornemen van de Sovjet-Unie om werk uit de collectie van de Hermitage te

Vereniging kortgeleden zo ongeveer iedere mogelijke donateur had gevraagd bij te dragen aan een nieuw, groot fonds voor aankopen van nationaal belang, en dat zij nu onmogelijk weer een oproep kon plaatsen. Toch lukte het over een periode van twee jaar vijf topstukken uit Russische collecties te verwerven. Met ruimhartige steun van de Vereniging Rembrandt slaagde het Mauritshuis erin het Portret van Loef Vredericx als vaandeldrager van Thomas de Keyser aan te kopen en het Rijksmuseum twee van de mooiste portretten van Anthonis Mor, gevolgd door twee late

Geen enkele collectie ontsnapte aan de staatsplundering

Kunst uit Rusland in de uitverkoop verkopen. Het bestuur vond het treurig, maar oordeelde ook dat als deze regering werkelijk tot zoiets vreselijks in staat was, het ‘tenslotte ook maar beter [is], dat die kunstschatten ergens anders op de wereld worden opgeborgen’. Zo’n zeven jaar later deed zich de kans voor om een aantal van die kunstschatten voor Nederland te verwerven. De timing was slecht. Nederland kampte met economische malaise, waardoor de regering een voorstel voor extra financiële steun voor kunstaankopen in de Tweede Kamer alleen met heel bijzondere hulp enige kans van slagen gaf. ‘Geen betere hulp dan (vergeef mij dat ik weer met het oude recept kom) de particuliere offervaardigheid,’ schreef de contactpersoon bij het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan bestuursvoorzitter Ernst Heldring. In zijn reactie schreef Heldring dat de

25 20 23# 3

Rembrandts: De verloochening van Petrus en Rembrandts zoon Titus in monniksdracht. Om de aankoop van die laatste twee schilderijen mogelijk te maken, moest er 800.000 gulden worden bijeengebracht. Om dat voor elkaar te krijgen, werd een financieel kunststukje bedacht. De Vereniging sloot een lening af bij de Pensioenfondsen voor Koloniale Landsdienaren en Locale Ambte­ naren, met een aflossingsperiode van maar liefst veertig jaar. De aankoop bleef nog even onder de pet, zodat de feestelijke overdracht van de twee Rembrandts aan het Rijksmuseum in 1933 een nog groter effect zou hebben. Een mooier cadeau ter ere van haar vijftigjarig bestaan had de Vereniging Rembrandt zichzelf haast niet kunnen geven. Hilbert Lootsma is hoofd Inhoud en Communicatie van de Vereniging Rembrandt

Rembrandts zoon Titus in monniksdracht Rembrandt 1660. Olieverf op doek, 79,5 x 67,7 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM

Aangekocht in 1933 met steun van de Vereniging Rembrandt


HILBERT LOOTSMA

Foto: Flip Franssen

Musea zijn verhalenvertellers. En voor die verhalen is onderzoek onmisbaar. Uit bezorgdheid over het verdwijnen van collectie­gerelateerd onderzoek en daarmee het afbrokkelen van kennis in musea verbreedde de Vereniging Rembrandt in 2012 haar missie. Dat werpt zijn vruchten af, zo blijkt uit een recente evaluatie.

Dankzij een beurs uit het Fonds voor Onder­ zoek naar Moderne en Hedendaagse kunst kon Marie Stel tussen november 2018 en december 2019 de collectie hedendaagse kunst in Museum Arnhem helpen ontsluiten. Sinds maart 2020 werkt zij als conservator moderne en hedendaagse kunst in het Valkhof Museum. Marie: ‘Mijn werkperiode in Museum Arnhem was voor mij zeer waardevol als kunsthistoricus. Die stelde mij in staat om mijn vaardigheden in het verzamelen, beoordelen en herschrijven van onderzoeksresultaten aan te scherpen. Inmiddels ben ik alweer drie jaar werkzaam als conservator moderne en hedendaagse kunst in het Valkhof Museum in Nijmegen. Het netwerk én de vaardigheden die ik dankzij mijn door de Vereniging Rembrandt gefinancierde onderzoeksperiode in Museum Arnhem kon meebrengen, blijken keer op keer belangrijk in mijn werk als conservator.’

Kansen voor musea en jong talent ‘Wat vind je ervan als ik begin met te zeggen dat iedereen zo dankbaar is?’ Ter afsluiting van zijn stage bij de Vereniging Rembrandt houdt Bauke Drenth, student internationale betrekkingen aan de Universiteit Leiden, een presentatie voor de Beoordelingscommissie onderzoeksbeurzen. Een spannend moment, dus niet zo vreemd dat hij het graag goed voorbereidt. Drie maanden lang heeft hij gewerkt aan de evaluatie van de onderzoeksbeurzen. Een belangrijk onderdeel daarvan was de enquête onder de oud-bursalen en hun begeleiders bij de musea. Uit hun antwoorden spreekt inderdaad vooral dankbaarheid. Uiteindelijk besluit Bauke daar pas op het einde iets over te zeggen. Hij opent zijn presentatie met cijfers. In tien jaar tijd heeft de Vereniging Rembrandt 57 aanvragen voor steun aan onderzoek ontvangen en daarvan zijn er 33 gehonoreerd. Voor deze steun is in totaal iets meer dan een half miljoen euro uitgegeven.

26 20 2 3 # 3

UITKOMST VOOR KLEINE MUSEA

Bauke merkt op dat musea door heel Nederland aanvragen hebben ingediend. Daartussen bevinden zich ook de allergrootste, zoals het Rijksmuseum en Museum Boijmans Van Beuningen, maar het valt bepaald op dat vooral middelgrote en kleine musea hebben aangeklopt voor steun bij onderzoek. Deze musea, waarvan sommige volledig draaien op vrijwilligers, ontbreekt het vaak aan eigen middelen voor wetenschappelijke activiteiten. Voor hen behoren de beurzen van de Vereniging Rembrandt tot de weinige mogelijkheden voor onderzoek. Jannie Polak, conservator van Museum Kennemerland, beaamt dit. Zij diende recent met succes een aanvraag in voor steun aan onderzoek naar handtapijtknoperij Kinheim, een familiebedrijf uit Beverwijk dat kort na de oprichting in 1910 een aantal enorme opdrachten binnensleepte: ‘Ik probeer al jaren een onderzoek naar onze collectie


Foto: Jeroen van der Meyde

Marjan Pantjes deed tussen juli 2019 en september 2020 met een beurs uit het Ekkart Fonds onderzoek voor de tentoonstelling over Allart van Everdingen in Stedelijk Museum Alkmaar. In februari 2022 startte zij als junior conservator bij het Koninklijk Paleis Amsterdam. Marjan: ‘Mijn project in Alkmaar was een kans om te laten zien wat ik kan. Dat was een belangrijke opstap naar mijn baan bij het Koninklijk Paleis. Een groot deel van de veelzijdige rol van een conservator is working out loud – het werk wordt breed zichtbaar in de vorm van tentoonstellingen, lezingen en publicaties. Dankzij de goede begeleiding die ik in Alkmaar heb gekregen, heb ik mij kunnen ontplooien en kunnen laten zien dat ik gedegen onderzoek kan doen, een presentatie kan maken en toegankelijk kan schrijven. Mede door de zichtbare resultaten, zoals het catalogus­essay, zal het succes van dit project mij blijven omstralen.’

Kinheim-tapijten van de grond te krijgen, maar het is haast onmogelijk om daarvoor de middelen bijeen te brengen. Ik sprong dan ook een gat in de lucht toen ik van de Vereni­ ging Rembrandt het verlossende telefoontje kreeg!’ SPRINGPL ANK VOOR JONG TALENT

Met de onderzoeksbeurzen van de Vereniging Rembrandt zijn niet alleen de musea geholpen. De beurzen hebben ook als doel om jonge, getalenteerde onderzoekers de kans te geven relevante ervaring op te doen in het museale werkveld. Uit de evaluatie blijkt dat vrijwel alle bursalen vaardigheden hebben opgedaan waarvan ze nog steeds profiteren. Sommigen van hen geven zelfs aan dat de beurs voor hen heeft gediend als een springplank voor hun carrière. Een van hen is Jip van Reijen, conservator oude kunst in het Bonnefanten in Maastricht. Jip is een van de maar liefst tien onder-

27 20 2 3 # 3

zoekers die meteen of kort na afronding van het gesteunde onderzoek een baan vonden als conservator. ‘Dankzij het Schoufour-Martin Fonds van de Vereniging Rembrandt en de inzet van Museum Catharijne­ convent kreeg ik de kans om in 2021 onderzoek te doen naar het Petrus­ beeld van Claux de Werve, dat het museum in 2014 met steun van de Vereniging Rembrandt heeft aan­ gekocht. Ik kreeg de vrijheid en het vertrouwen om naar New York en Bourgondië te reizen om werk van De Werve met eigen ogen te bestuderen en om met kenners van gedachten te wisselen. Als conservator oude kunst van het Bonnefanten heb ik veel profijt van de begeleiding die ik in Museum Catharijneconvent heb gekregen en put ik dikwijls uit de contacten die ik in deze periode heb opgedaan.’ GROEIENDE VRA AG

De vraag naar steun bij onderzoek neemt toe. In de voorjaarsronde ont-


Foto: Bymarjo.nl

Met een beurs uit het Ekkart Fonds kon Nadia Groeneveld-Baadj in 2021 onderzoek doen naar een groep 16de-eeuwse altaarstukken in de collectie van Museum Gouda. Nog hetzelfde jaar werd ze aangesteld als conservator oude kunst in Het Noordbrabants Museum. ‘Ik ben de Vereniging Rembrandt ontzettend dankbaar voor de mooie kans die ik heb gekregen. De ervaring en de kennis die ik in Gouda heb opgebouwd, hebben mij echt enorm geholpen. De beurs was voor mij cruciaal om een netwerk in de Nederlandse museumwereld op te bouwen.’

ving de Beoordelingscommissie onderzoeksbeurzen maar liefst zeven aanvragen, tot dan toe het grootste aantal in één ronde. Het lukt de Vereniging Rembrandt gelukkig nog steeds aardig om in de groeiende vraag te voorzien. Dat komt ook doordat steeds meer mensen inzien dat musea zonder kennis hun ziel verliezen, zoals oudbestuursvoorzitter van de Vereniging Rembrandt Martijn Sanders het eens verwoordde. De Vereniging Rembrandt begon in 2012 met steun aan onderzoek via de oprichting van het Ekkart Fonds. Sindsdien zijn er zes Fondsen op Naam bij gekomen met steun aan museaal onderzoek in de doelstelling. Samen zorgen deze fondsen ervoor dat musea in Nederland hun kennis van de collectie kunnen blijven verdiepen en ons, de bezoeker, kunnen blijven verrassen met steeds nieuwe verhalen. De prachtige kunst die wij met elkaar hebben verzameld verdient het (zie p. 54).

28 20 2 3 # 3

OOK BIJDRAGEN?

Wil u bijdragen aan het verdiepen van collectiegerelateerde kennis in onze musea? En tegelijkertijd investeren in jong talent? Overweeg dan een bijdrage aan het Ekkart Fonds. Of besluit zelf een Fonds op Naam voor steun aan onderzoek op te richten. Meer weten? Neem contact op met Mathilde van der Werff, hoofd Mecenaat (zie p. 54). Hilbert Lootsma is hoofd Inhoud en Communicatie en secretaris Onderzoek bij de Vereniging Rembrandt


Ruim 17.500 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Jelte de Jongh (44 jaar), sociaal ondernemer, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2018. Locatie: Museum Speelklok, Utrecht.

Rembrandtlid persoonlijk

Vroegste kunstervaring ‘Als kind ben ik eens naar het Chagallmuseum in Nice geweest. Die gigantische schilderijen met die sprookjes staan me nog helder bij.’ Kunstbeleving ‘Mijn bijbaan als rondleider in Museum Speelklok opende me de ogen voor collecties en verzamelen. Nog leuker dan zelf de carillons, speeldozen en draaiorgels aanzetten was het om de werkplaats te bezoeken. Ik kreeg er respect voor kennis en vakmanschap van de restaurators en conservators. Ook leerde ik er op welke manieren mensen kunst en museumbezoek beleven. De een wil alle details weten, de ander wil juist de anekdotes horen.’ Museum binnenland ‘Ik neem mijn bezoek vaak mee naar Museum Ons’ Lieve Heer op Solder in Amsterdam. Dat museum vertelt zo mooi het verhaal van Nederland, over de 17de-eeuwse koopmansgeest en de zogenaamde tolerantie: uw eigen geloof belijden mag, mits we het niet zien.’

29 20 23# 3

Museum buitenland ‘In de paar jaar dat ik in Londen heb gewoond, ging ik elke week wel een keer naar een museum. De Wallace Collection bezocht ik graag, met dat prachtige portret van een lachende man van Frans Hals en Rembrandts portret van Titus. Fijn aan dat museum is ook dat het een menselijke maat heeft, zodat je het in een middag kunt zien.’ Tentoonstelling ‘Deze zomer was in het Allard Pierson de tentoonstelling Open kaart, over kaarten en atlassen van Amsterdam en Nederland tot Europa en de wereld. Je zag er onder andere een kaart waarop landen verbeeld waren door cartooneske figuren, zoals een Duitse herder en een Franse buldog. Fascinerend hoe kunstzinnigheid, creativiteit en functionaliteit samengaan.’ Anders kijken ‘In Singer Laren ben ik gaan houden van Breitner. In zijn stadsgezichten zie je een ander tijdperk, je ziet bijvoorbeeld de opkomst van de industrie. Je gaat anders kijken naar het Damrak en het Rokin als je weet dat hier vroeger overslag­ havens waren. Door die schilderijen kijk je met een gelaagdere blik naar de werkelijkheid.’

Foto: Sander van den Bosch

Vereniging Rembrandt ‘Het steunen van de publieke zaak kreeg ik van huis uit mee. Zo legden mijn ouders uit hoe uniek en belangrijk de rol van de Vereniging Rembrandt is voor de collecties van musea. Vijf jaar geleden ben ik ook lid geworden.’


GERDIEN WUESTMAN

Een vanzelfsprekende keuze

Paul Schnabel heeft een jaloersmakende energie. Tien jaar na zijn pensionering, waarin hij onder andere Eerste Kamerlid voor D66 en hoogleraar aan de Universiteit Utrecht was, is hij nog altijd actief als bestuurder voor verschillende organisaties, geeft hij lezingen en rondleidingen en publiceert hij over wat hem als socioloog bezighoudt. In 2018 verscheen zijn boek Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht en vorig jaar waagde hij zich buiten zijn vakgebied met een kloeke publicatie over 17de-eeuwse kunst: Anders gekeken. Het beste en het boeiendste uit de Hollandse schilderkunst van de Gouden Eeuw. EEN EIGEN VERZ AMELING

Die belangstelling voor beeldende kunst was er al vroeg, al groeide Schnabel op in Breda, waar in de jaren zestig naar eigen zeggen weinig te beleven was op kunstgebied. Een oma die hem bij logeerpartijen in Den Haag meenam naar het Mauritshuis, een oom die schilderde en de encyclopedie thuis voedden zijn belangstelling. Als jongetje van twaalf, dertien jaar maakte hij een lijst met kunstenaars van wie hij later een werk zou willen bezitten in zijn gedroomde verzameling. De Rembrandts en de Van Goghs waarover hij in zijn gretigheid fanta-

Musea zijn selectief en dat is terecht

30 202 3#3

seerde zijn er nooit gekomen, maar die eigen collectie kwam er wel. In ongeveer drie decennia bouwde Schnabel een verzameling op van enkele tientallen schilderijen uit de 17de, 18de en eerste helft van de 19de eeuw. Grotendeels kleine meesters. Alles komt van veilingen, waaronder van de Amsterdamse vestigingen van Sotheby’s en Christie’s, die tot zijn spijt geen oude meesters meer veilen in Nederland. De vroegste aankoop is een Hieronymus in zijn cel van de Utrechtse kunstenaar Pieter Christoffel Wonder die hij in jaren negentig kocht, de laatste een romantisch riviergezicht van Wijnand Nuijen. Dit werk bleef dit voorjaar onverkocht op een Haagse veiling en was daarom voor een relatief laag bedrag te bemachtigen, vertelt Schnabel trots. Aan de wanden van zijn huis is inmiddels nauwelijks ruimte meer; bij elke nieuwe aankoop moet hij andere werken verhangen. ‘Gemiddeld koop ik één schilderij per jaar, al was dit jaar extreem met drie aankopen, waaronder die Nuijen. Ik heb nog nooit een werk verkocht. Er zijn er wel een paar waarvan ik achteraf denk: die had ik niet moeten kopen, maar meestal ben ik heel tevreden.’ De verzameling laat een voorliefde zien voor het werk van de Utrechtse caravaggisten en een meer dan gemiddelde belangstelling voor 18de-eeuwse schilderkunst. Veel figuurstukken, enkele landschappen en stillevens, één zeegezicht. ‘Ik koop heel intuïtief. Daarbij let ik natuurlijk op de prijs, maar geleidelijk ben ik steeds meer gaan kijken hoe ik ook recht kan doen aan de ongelooflijke rijkdom aan onderwerpen en specialismen in de Hollandse schilderkunst. Een architectuurstuk heb ik bijvoorbeeld nog niet. Laatst zag ik een kerkinterieur, volgens de veilingcatalogus 18de-eeuws, maar ik dacht:

Foto’s: Sander van den Bosch

Nalaten aan de Vereniging Rembrandt voelt vanzelfsprekend voor Paul Schnabel (75), oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en al dertig jaar Rembrandtlid. De doelstel­ ling van de Vereniging en het vertrouwen dat zij zorg­ vuldig zal omgaan met zijn nalatenschap gaven voor hem de doorslag.


dat moet Houckgeest of Van Vliet zijn. Maar iemand anders had dat ook gezien. Het bieden begon met duizend euro, maar de prijs vloog omhoog en op een gegeven moment moest ik het laten gaan. Achteraf bleek dat ik tegen een handelaar had opgeboden.’ HERZIENING TESTAMENT

Dit voorjaar werd hij 75 jaar. Het naderen van die leeftijd bracht Schnabel ertoe om na te denken over zijn nalatenschap, waarbij een eerder testament werd herzien. ‘Op een paar legaten en wat familiestukken na gaat alles naar de Vereniging Rembrandt. Met mijn nalatenschap wordt een Fonds op Naam ingesteld voor de aankoop van Nederlandse schilderkunst,’ zegt hij. ‘Voor mij is dit een heel logische constructie. Ik heb geen kinderen, ik ben alleen. Nalaten aan een ANBI (een algemeen nut beogende instelling) kan ik zeker iedereen aanraden. Dat is belastingvrij. Juist zonder partner of kinderen wordt de erfbelasting algauw hoog en voor de afhandeling van een collectie is deskundigheid nodig. De keuze voor de Vereniging Rembrandt was voor mij om die twee redenen evident. Het is de enige organisatie in Nederland die zich uitdrukkelijk richt op particuliere

31 202 3#3

mecenassen voor het openbaar kunstbezit. Ik ben al zo’n dertig jaar lid. Vooral de laatste twintig jaar heeft de Vereniging het heel goed gedaan, met het organiseren van Rembrandtlezingen, cirkelgezelschappen en het interesseren van jonge leden.’ Omdat Schnabel vermoedde dat een aantal van zijn schilderijen interessant zou kunnen zijn voor een museum en hij niet wilde dat alles zomaar zou worden geveild, nam hij twee jaar geleden contact op met de Vereniging Rembrandt. Doel was om te kijken of zich onder zijn schilderijen stukken van museale waarde bevinden, wat het geval bleek. De Vereniging zal te zijner tijd met hulp van een expert haar best doen een geschikte museale bestemming te vinden voor die werken. Zelf heeft Schnabel daar wel ideeën over en die legt hij ook vast voor de Vereniging Rembrandt. Hij wijst op een schilderij van een jonge vrouw met een kind van Reyer van Blommendael. ‘Een kleine, maar goede Haarlemse meester. Het Frans Hals Museum heeft wel een werk van hem, maar dat is niet erg typisch voor zijn stijl en minder mooi dan mijn schilderij.’ De Sint-Sebastiaan die Adriaen van der Werff – Rotterdammer en in zijn tijd een van de beroemdste schilders van het land – in 1700


Uitgelicht: de kwijt-­ scheldingsregeling Wanneer u een kunstwerk of cultuurgoed van uitzonderlijk belang erft, kunt u dit via de kwijtscheldingsregeling (ook wel successieregeling genoemd) aan de Staat overdragen in ruil voor vermindering van de erfbelasting. Om in aanmerking te komen voor de kwijtscheldingsregeling dient het kunstvoorwerp te voldoen aan specifieke voorwaarden. Zo dient het aangeboden kunstvoorwerp of cultuurgoed van nationaal cultuur- of kunsthistorisch belang te zijn en moet er belangstelling zijn van een Nederlands museum om het werk op te nemen in zijn collectie. Een daarvoor ingestelde adviescommissie beoordeelt of aan de specifieke voorwaarden is voldaan. Raadpleeg voor meer informatie de websites van de rijksoverheid of de Belastingdienst.

Zes vragen over nalaten 1 Waarom nalaten aan de Vereniging Rembrandt? Met een nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt steunt u museale kunstcollecties door heel Nederland. U kunt de Vereniging Rembrandt als (mede-)erfgenaam opnemen in uw testament of aan de Vereniging nalaten in de vorm van een legaat. Een legaat kan zowel gaan om een geldbedrag als om specifieke bezittingen, bijvoorbeeld onroerend goed. Indien gewenst kunnen wij u helpen met het formuleren van uw wensen ten behoeve van uw testament.

32 20 23# 3

2 Hoe pak ik dat aan? Wij stellen het op prijs als u contact met ons opneemt wanneer u overweegt de Vereniging Rembrandt in uw testament op te nemen, alleen al om u bij leven dank te kunnen zeggen en u uit te nodigen voor Jacobs Gilde (zie vraag 5). Wij kunnen u dan ook meer vertellen over de verschillende mogelijkheden en uw specifieke wensen en voorkeuren noteren. Vooral als u overweegt met uw nalatenschap een Fonds op Naam te laten instellen of kunst na te laten, helpt een persoonlijk gesprek om duidelijkheid te krijgen (zie ook vraag 4).

3 Kan ik zelf bepalen hoe mijn erfstelling of legaat wordt besteed? U kunt uw nalatenschap toewijzen aan een van onze Themafondsen, zodat die wordt ingezet voor een specifiek verzamelgebied. Vanaf een bedrag van € 75.000 is het mogelijk om een Fonds op Naam met een eigen naam en doelstelling in te stellen. Een Fonds op Naam biedt tevens de gelegenheid om een dierbare blijvend te herinneren of een familienaam in stand te houden.

4. Kan ik ook kunst nalaten aan de Vereniging Rembrandt? Veel particulieren hebben schilderijen of een zorgvuldig opgebouwde verzameling zilver of glas die ze willen nalaten aan de Vereniging Rembrandt ter plaatsing in een museum. In de praktijk kan het echter moeilijk zijn om een museale bestemming voor deze werken te vinden. Wij adviseren u daarom van tevoren contact met ons op te nemen als u overweegt kunst of werken van toegepaste kunst aan ons na te laten, zodat we met u kunnen bespreken wat de beste optie is.


maakte voor de keurvorst Johann Wilhelm von der Pfalz zou niet misstaan in de verzameling van Museum Boijmans Van Beuningen, merkt Schnabel op, en voor de goed bewaarde Kerstnacht van Gerard Hoet op koper denkt hij aan Museum Catharijneconvent. AFSTAND KUNNEN NEMEN

Tegelijkertijd is hij realistisch genoeg om te beseffen dat niet al zijn schilderijen een plek in een museum zullen krijgen. Omdat ze niet in de collectie of in het verzamelbeleid passen, omdat het museum vergelijkbare werken heeft, of eenvoudigweg omdat de kwaliteit onvoldoende is. ‘Ik vind het heel logisch dat ze niet alles kunnen en willen aanvaarden. Musea zijn selectief en dat is terecht.’ In zijn omgeving heeft hij meermalen meegemaakt dat het voor verzamelaars – of dat nu om platen, cd’s, boeken of kunst ging – moeilijk was om te accepteren dat familieleden of organisaties daar geen interesse voor hadden. ‘Ik heb eens gesproken met verzamelaars die over een lange periode een grote collectie met werk van één hedendaagse kunstenaar bijeengebracht hadden en dat als totaal aan een bepaald museum wilden nalaten. Ik heb meteen gezegd: dat gaat niet lukken, geen museum zegt daar ja op. Misschien wil een museum één of twee stukken hebben, maar geen karrenvrachten

5 Wat is Jacobs Gilde? Wij zijn dankbaar als leden aangeven via de Vereniging Rembrandt te willen nalaten aan ons gezamenlijk kunstbezit. Om uiting te geven aan die dankbaarheid hebben wij in 2020 Jacobs Gilde opgericht. Als u de Vereniging Rembrandt hebt opgenomen in uw testament of dat overweegt, nodigen wij u uit om deel uit te maken van dit gezelschap. U ontvangt dan jaarlijks een uitnodiging voor een bijzondere kunsthistorische ontvangst.

33 202 3#3

6 Is er erfbelasting over mijn nalatenschap verschuldigd? De Vereniging Rembrandt is aangemerkt als een erkend goed doel en een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Daarom is er over uw nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt geen erfbelasting verschuldigd en komt uw legaat of erfstelling geheel ten goede aan de doelstelling. Daarnaast kunnen particulieren onder bijzondere voorwaarden gebruikmaken van de zogenaamde kwijtscheldingsregeling (zie kadertekst op de pagina hiernaast).

aan materiaal. Je merkt dan dat dat pijnlijk is. Je moet afstand kunnen nemen van iets wat voor jou belangrijk is, omdat het gaat over jouw persoonlijke keuzes en overwinningen, en accepteren dat het voor iemand anders niet dezelfde kleur en herinneringen heeft. Alles wat ik heb, is keurig gedocumenteerd en geregistreerd. Ik laat het aan de Vereniging Rembrandt over om een goede bestemming voor mijn schilderijen te vinden. De rest gaat naar de veiling en dan maar hopen dat het wat opbrengt. De opbrengst wordt toegevoegd aan mijn Fonds op Naam. Dat er met zorg en aandacht zal worden omgegaan met een verzameling die met zoveel liefde is opgebouwd lucht op. En als iets verkocht wordt, dan weet je dat er in ieder geval een keuze is gemaakt.’

Je moet afstand kunnen nemen van iets wat voor jou belangrijk is

Hebt u meer vragen of wilt u advies over nalaten aan de Vereniging Rembrandt? Ga dan via de QR-code naar onze website en vraag kosteloos ons boekje Van blijvende waarde aan, of neem contact op met Leonie Pels Rijcken (zie p. 54). Voor algemene vragen kunt u natuurlijk ook terecht bij uw eigen notaris.


PETER VAN DER COELEN

Titelblad: ‘Verzameling van de meest opmerkelijke zaken gezien door John Wilkins, geleerde Engelse bisschop, tijdens zijn beroemde reis van de Aarde naar de Maan, met voorstellingen van dieren en machines, onbekend bij ons, en door hemzelf beschreven in zijn beroemde Historie. Weerge­geven in negen koperplaten door Filippo Morghen uit Florence [...] Opgedragen aan Zijne Excellentie de heer William Hamilton, gezant van Zijne Britse Majesteit aan het Hof van Napels.’

Reis naar de maan Ruim honderd jaar voor Jules Verne en zo’n twee eeuwen voor de Apollovluchten fantaseerde de 18de-eeuwse Italiaanse etser Filippo Morghen over hoe je van de aarde naar de maan zou kunnen reizen en wat je daar dan zou aantreffen. Zijn bizarre gezichten op de maan zijn een welkome aanvulling op de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen.

34 202 3 # 3

NIEUWE AANWINST Viaggio dalla Terra alla Luna Filippo Morghen 1766-67. Tien etsen, elk 280 x 380 mm (plaatrand) Bijdrage: € 14.250 uit het Themafonds Prenten en Tekeningen MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN Aangekocht in 2023 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Themafonds Prenten en Tekeningen) en de Stichting Lucas van Leyden


Blad 1: ‘Toont een Wilde op een gevleugelde slang die vecht met een beest dat op een stekelvarken lijkt’

Op de titelprent van Morghens Viaggio dalla Terra alla Luna (Reis van de aarde naar de maan) staat het vaartuig, een houten kist met vleugels, waarmee twee ruimtereizigers op de maan zijn geland. De overige negen bladen bevatten voorstellingen van het maanlandschap met zijn opvallende bewoners. In zijn krachtig maar verfijnd uitgevoerde etsen met hun grillige vormen en elegante lijnen toont Filippo Morghen (1730-na 1777) zich een meesterlijk vertegenwoordiger van de rococo. Zijn prenten zijn niet los te zien van de 18de-eeuwse fascinatie voor de maan, die zich uitte in wetenschap en literatuur. Ze vertegenwoordigen bovendien de fantastische traditie in de beeldende kunst, die zich uitstrekt van het werk van Bosch en Bruegel tot het surrealisme en verder. De tien bladen van de Viaggio dalla Terra alla Luna tonen een maanlandschap vol water. Dat lijkt visionair, want pas sinds enkele jaren is bekend hoe waterrijk

35 202 3 # 3

de maan is. Maar dan hebben we het over moleculen in het maanzand en niet over uitgestrekte meren of zeeën zoals bij Morghen. De Italiaanse kunstenaar modelleerde de maan vooral naar de aarde. Zijn ‘maanmannetjes’ – vrouwen ontbreken schijnbaar – doen met hun staarten en dunne hangsnorren denken aan de stereotiepe weergave van Chinezen. Ze leven in boomhutten, op woonboten en in enorme pompoenen. Daarin voelen zij zich veilig voor hun natuurlijke vijand: een soort uit de kluiten gewassen stekelvarkens met lange staarten en spitse neuzen. Om deze vijand te bestrijden, hebben de maanbewoners ingenieuze vallen bedacht. Andere dieren hebben zij weten te temmen, zoals een gevleugelde slang die als rijdier fungeert en een reusachtige vogel die wordt ingezet om een boot aan te drijven. Voor dat laatste worden doorgaans gewoon zeilen gebruikt, waarbij de wind soms wordt opgewekt door gigantische blaasbalgen.


Chinoiserieën

Blad 5: ‘Manier van vervoer van goederen over Vlotten getrokken door een Blaasbalg’

De uit Florence afkomstige Morghen had zich na een verblijf in Rome in 1756 in Napels gevestigd om te werken in de Stamperia Reale Borbonica. Als ‘graveur van de koning van de beide Siciliën’ maakte hij daar gezichten op Herculaneum, Paestum en de omgeving van de stad. De Viaggio dalla Terra alla Luna neemt een aparte plaats in binnen zijn oeuvre. Hier geen Italiaanse steden of landschappen, maar denkbeeldige gezichten op de maan. Het fantastische karakter sluit aan bij de capriccio’s van Italiaanse tijdgenoten als Giovanni Battista Piranesi (1720-1778). Nog sterkere overeenkomsten zijn er met de chinoiserieën van Jean-Baptiste Pillement (1728-1808), vooral in de weelderige vegetatie op de voorgrond, de kronkelende lijnen en de sierlijke schelpmotieven. Op het titelblad van de reeks, dat we in drie verschillende versies kennen, beweerde Morghen zijn

36 202 3 # 3

voorstellingen te hebben ontleend aan ooggetuigenverslagen van maanreizigers. In eerste instantie had hij ter plekke gemaakte tekeningen van de Franse geleerde Philippe de la Hire (1640-1718) nog als bron genoemd, maar in de tweede versie van het titelblad heet het dat het reisverslag van de geleerde Engelse bisschop John Wilkins (1614-1672) is gevolgd. Mogelijk werden de namen van De la Hire en Wilkins, beiden bekende astronomen, hem ingefluisterd door degene aan wie de prentreeks was opgedragen: William Hamilton (1730-1803), Brits ambassadeur in het Koninkrijk van de Beide Siciliën. Hamilton, die beroemd werd als oudheidkundige en verzamelaar, kan ook verantwoordelijk zijn geweest voor de aanpassing van de tekst. Hij moet zich hebben gerealiseerd dat De la Hire van opvatting was dat de maan onbewoond was; Wilkins geloofde daarentegen wel in leven op de maan en had in zijn publicaties gespeculeerd over de


mogelijkheid van een reis daarnaartoe (The Discovery of a World in the Moone, 1638). Voorbode van het surrealisme Blad 7: ‘Pompoenen die fungeren als woningen om zich te beschermen tegen beesten’

Het gestrooi met geleerdennamen op het titelblad van de Viaggio dalla Terra alla Luna was allerminst serieus bedoeld. De prenten van Morghen zijn geen illustraties van de toenmalige wetenschappelijke opvattingen over het aanzien van de maan of over de mogelijkheid van buitenaardse reizen. Als een vroege voorloper van de sciencefiction passen ze veel meer bij de imaginaire reisverhalen van zijn tijd, zoals Francis Gentlemans A Trip to the Moon uit 1764, gepubliceerd onder het veelzeggende pseudoniem Humphrey Lunatic. De Viaggio dalla Terra alla Luna staat bovendien in de lange traditie van het fantastische in de beeldende kunst. Voorstellingen van vreemde werelden, bizarre wezens en wonderlijke woningen zijn al te vinden bij Bosch en Bruegel. De

37 202 3 # 3

prentreeks van Morghen geldt daarnaast als voorbode van het surrealisme. Museum Boijmans Van Beuningen bezit als een van de weinige musea ter wereld zowel werk van Bosch en Bruegel als van de surrealisten, waar­onder topstukken van Dalí, Magritte, Miró en Carrington. Onder de noemer ‘surrealisme en het surreële’ richt het museum zich bij de uitbreiding van de collectie op de fantastische traditie in de kunst en op voorlopers van het surrealisme. Daarom wilden we de Viaggio dalla Terra alla Luna ook zo graag hebben. Peter van der Coelen is conservator prenten en tekeningen van Museum Boijmans Van Beuningen


Foto: Stedelijk Museum Kampen

Straks weer te zien Deze winter wordt de laatste hand gelegd aan de restauratie van twee 16de-eeuwse schilderijen in Stedelijk Museum Kampen. De Vereniging Rembrandt droeg hieraan bij vanuit haar VriendenLoterij Restauratie­ fonds. Tijdens het technisch onderzoek en de behandeling kwam de ene na de andere verrassing tevoorschijn. RENÉ VAN MIERLO

Links: de 16de-eeuwse panelen zijn in de 17de eeuw samen ingelijst (foto voor restauratie)

Een deel van de restauratie werd op zaal uitgevoerd zodat het publiek kon meekijken

Bij vrijwel ieder museumobject hoort wel een verhaal. Dat geldt zeker voor het tweeluik Maria met het Christuskind en Johannes de Doper met het Lam Gods. Het dateert uit 1548 en is daarmee een van de oudste schilderijen in de collectie van Stedelijk Museum Kampen, waar het op naam stond van de schilder Ernst Roelofsz Maler (vóór 1500 - ca. 1567). Het tweeluik is afkomstig uit de Verenigde Gasthuizen in Kampen en werd in 1976 samen met een aantal andere schilderijen geschonken aan het museum. Of het in opdracht is gemaakt van wat toen nog het Heilige Geestgasthuis heette of dat het oorspronkelijk kerk­ bezit was dat voor de Beeldenstorm in 1566 in veiligheid is gebracht, is niet bekend.

al in de 17de eeuw tot twee à drie millimeter afgedund en op een andere drager bevestigd. In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de panelen samen op één multiplexplaat gelijmd. Blijkens een etiket op de achterzijde is dit gebeurd in het Amsterdamse atelier van restaurator J.A. Hesterman en zonen. De reden hiervoor is onduidelijk, maar het is een procedé dat aan het begin van de 20ste eeuw vaak werd toegepast. In 1949 is het tweeluik opnieuw behandeld, dit keer door de Haagse restaurator J.C . Traas. De multiplexplaat is in de loop van de tijd kromgetrokken, wat de vraag deed rijzen of de plaat niet gescheiden moest worden van de originele panelen. Een ingrijpende operatie. De Brusselse paneelrestaurator Jean Albert Glatigny, expert op het gebied van houten dragers, werd gevraagd om het tweeluik van zijn lijst te ontdoen. De lijst bleek 17de-eeuws te zijn, waardoor we kunnen aannemen dat beide panelen pas in die eeuw zijn samengevoegd. Beslo­ten werd om de lichte vervorming van het multiplex te accepteren en dit niet los te maken

EERDERE INGREPEN

Het tweeluik verkeerde in slechte conditie en stond daarom al jaren in het depot. De vernislaag had een donkere, geelbruine toon gekregen en de vele oude retouches verstoorden het oppervlak als donkere vlekken. De beide panelen zijn waarschijnlijk

38 20 2 3 # 3


van de originele dragers. Wel werd de plaat doormidden gezaagd om de schilderijen te scheiden. Nu het tweeluik weer uit twee losse delen bestaat, drukken zij elkaar esthetisch gezien niet meer weg. Na voltooiing van de restauratie door Johanneke Verhave en Susanne Stangier zullen beide panelen een eigen lijst krijgen. VLEUGELS VAN EEN DRIELUIK

Naarmate de restauratie vorderde, groeide de overtuiging dat de twee panelen oorspronkelijk onderdeel zijn geweest van een drieluik waarvan het middendeel ontbreekt. Op het paneel met Maria met het Christus­kind werd namelijk zichtbaar dat de pilaar links­

In de eerste helft van de 20ste eeuw zijn de panelen op een grote multiplexplaat gelijmd (foto tijdens restauratie)

Restaurator Johanneke Verhave vult de barsten en diepe lacunes op het paneel met Johannes de Doper en het Lam Gods. Linksboven is het aangezette stukje paneel duidelijk te zien.

Foto’s: Johanneke Verhave en Susanne Stangier

Restaurator Susanne Stangier retoucheert de beschadigingen op het paneel Maria met het Christuskind. Het donkere, horizontale strookje rechtsboven is aangezet.

boven oorspronkelijk verder heeft doorgelopen. Tegelijkertijd blijkt het stukje met het baldakijn rechtsboven een latere toevoeging te zijn. Bij het paneel met Johannes de Doper zien we het omgekeerde. Een stukje van de wolken linksboven is een latere toevoeging, terwijl het paneel rechtsboven verder heeft doorgelopen: onder een laag overschildering zijn restanten van kleding gevonden, wat doet vermoeden dat hier de figuur van God de Vader op een wolk heeft gezeten. De overgebleven delen van de originele bovenrand suggereren dat de afgezaagde stukken naar de zijkant schuin naar boven liepen; in gesloten toestand zal het altaarstuk

39 20 23# 3


Maria met het Christuskind en Johannes de Doper met het Lam Gods Maker onbekend, mogelijk omgeving Maarten van Heemskerck of Jan van Scorel 1548. Olieverf op paneel, beide ca. 140 x 54 cm STEDELIJK MUSEUM KAMPEN

een driehoekige punt in het midden hebben gehad. Ergens in het verleden is besloten de twee panelen rechthoekig te maken, vermoedelijk in de 17de eeuw, toen de beide schilderijen in één lijst werden geplaatst. Kampen werd na 1619 streng contraremonstrants met als gevolg dat er een nog sterkere antipathie was tegen katholieke voorstellingen dan in de eerste decennia na de Reformatie. Door het wegzagen van de figuur van God de Vader kregen de panelen al een minder katholieke uitstraling. In een artikel van G.P. Rouffaer in Oud-Holland uit 1886 valt bovendien te lezen dat Johannes in plaats van een kaars destijds een miniatuur-herdersstaf droeg. Tege­lijkertijd beschrijft hij dat de slang op het andere paneel getekend, maar niet verder uitgevoerd was. Waarschijn­lijk was de slang in de 17de eeuw weggeschilderd en zag Rouffaer alleen nog de structuur van de onderliggende kwaststreken doorschemeren. TOESCHRIJVING

En dan het ontbrekende middendeel. Dat moet welhaast een kruisigingsscène geweest zijn. Alleen zo is het verhaal compleet: links het Christus­ kind dat de slang naast de appel vertrapt, verwijzend naar de erfzonde die begon met Adam en Eva in het Paradijs. Rechts Johannes de Doper met het Lam Gods, verwijzend naar

40 20 23# 3

Foto’s: Hans Westerink

Restauratie in 2023 gesteund door de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar VriendenLoterij Restauratiefonds), het Prins Bernhard Cultuurfonds Overijssel en de Stichting Kunst & Cultuur Stedelijk Museum Kampen

Na de restauratie, die deze winter wordt afgerond, zullen beide panelen een eigen lijst krijgen (foto najaar 2023)

Jezus die zich opoffert en daar­mee de zonden van de mensheid op zich neemt, en op de achtergrond de Doop in de Jordaan. Konden de beide zijpanelen nog enigszins van hun katholieke karakter ontdaan worden, met een kruisigingsscène is dat onmogelijk. We beschouwen dit middenpaneel dan ook als voorgoed verloren. Nog even terug naar het begin van dit verhaal. Tot de restauratie werden de schilderijen op stilistische gronden toegeschreven aan Ernst Maler. In de collectie van het museum bevindt zich een Laatste Oordeel uit 1545 dat onomstotelijk van zijn hand is, omdat de post voor de betaling in de Stede­ lijke Rekeningen van Kampen is terug­ gevonden. Na onderzoek van de restauratoren en de leden van de

begeleidingscommissie is de conclusie echter dat de schilderijen uit 1548 van een andere hand zijn. Gezien de hoge kwaliteit van de Maria met het Chris­tuskind en Johannes de Doper met het Lam Gods moet de maker eerder gezocht worden in kringen rond de in Haarlem werkzame Maarten van Heemskerck (1498-1574) of Jan van Scorel (1495-1562) in Utrecht. Voor het museum aanleiding om verder onderzoek te laten doen naar de maker van deze schilderijen. René van Mierlo is conservator van Stedelijk Museum Kampen * Met dank aan Johanneke Verhave, Susanne Stangier en de leden van de begeleidings­commissie voor hun input.


­ Denkraam WIM PIJBES

Koolstofboekhouding Eerst het veen, toen het gas, dacht ik, staande voor het kleine schilderijtje waarop twee voorovergebogen gedaantes naar de aarde reiken. Links een nog lege kruiwagen, die straks gevuld zal zijn met rechthoekige stukken turf, vers gestoken uit het veen om te drogen en vervolgens afgevoerd te worden om in een kachel, ver hiervandaan, te worden opgestookt. Het lege land berooid achterlatend. Waar in de 19de eeuw de Veenkoloniën werden geëxploiteerd zou in de volgende eeuwen het Groninger gas ons land verwarmen. Ik ben in het Drents Museum in Assen op de tentoonstelling Van Gogh in Drenthe. Mijn bezoek valt in hetzelfde jaargetijde als dat van de 24-jarige kunstenaar die komend uit Den Haag drie maanden in de noordelijke provincie zou verblijven. Vanaf 11 september 1883 was Vincent van Gogh in Drenthe. Hier schildert hij zijn Twee vrouwen in het veen, een ontroerend schilderijtje dat normaal in het Van Gogh Museum te zien is. Op zondag 7 oktober 1883 schrijft hij aan zijn broer Theo: ‘ik hoop van de wijfjes in het veen van ommestaand krabbeltje iets te maken en ga weer naar datzelfde veld.’ In het zompige land legt Van Gogh de beide figuren vast in het laatste resterende daglicht. Nooit eerder werd het zware leven in het veen treffender weergegeven en tegelijkertijd was de jonge schilder lyrisch over wat hij in deze (gezien vanuit Hollands perspectief) uithoek aantrof: ‘Drenthe is zóó mooi, zoo zeer pakt het me algeheel in en voldoet mij absoluut dat ik, indien ik niet voor altijd hier kon zijn, ik liever ’t maar niet gezien had. Het is onbeschrijfelijk schoon.’ (brief aan Theo, 11 november 1883). Een dag na mijn bezoek aan Assen stapte ik in het vliegtuig naar New York en bezocht daar het Museum of Modern Art (MoMA). Vincents Sterren­ nacht trekt hier verreweg de meeste aandacht, zo stelde ik vast, en ik dacht nog even terug aan de sferische herfst­taferelen die ik een dag eerder in Assen zag. Even verderop geraakte ik in de tentoonstelling Emerging Ecologies en las in de introductietekst dat de gemiddelde dagelijkse carbon footprint van een MoMA-bezoeker 180 pounds (82 kilo) koolstofdioxide bedraagt, vergelijkbaar met 338 kilometer rijden in een benzineauto. Behalve vliegen is museum-

41 202 3# 3

bezoek ook niet langer onschuldig. In dezelfde tekst roept het MoMA op voortaan een digitaal ticket in plaats van een papieren kaartje te kopen, gebruik te maken van de gescheiden recycle-prullenbakken en ‘[…] our digital visitor guide, low-flow water fountains, and energy-efficient hand dryers’. Je moet ergens beginnen, zo was mijn conclusie. Duidelijk is dat de klimaatcrisis en de hiermee samenhangende CO2-uitstoot ook de museumsector raakt. Zo maakte Le Monde onlangs een rondje langs de Franse musea, die al verder zijn dan de onze. Het Palais de Tokyo bijvoorbeeld beschikt over een koolstofboekhouding en komt tot zestien kilo CO2 per bezoeker, en het Louvre geeft aan verantwoordelijk te zijn voor maar liefst vier miljoen ton CO2. De getallen doen me duizelen. Reizen, zowel van personen als kunstwerken, vormt hierin een belangrijke factor. Een fikse besparing kan gevonden worden in een iets minder rigide afstelling van de temperatuur (en de luchtvochtigheid), die sinds enkele decennia strak genormeerd is en jaar in, jaar uit 24/7 constant moet worden gehouden. Een graadje minder zou misschien al helpen, zo laat Le Monde optekenen. O ja, en ik moet minder vliegen. Net als u.

MoMA New York, 25 september 2023 (foto auteur)


ANNE VAN DEN DOOL

Al sinds 1960 ontvangt de Vereniging Rembrandt jaarlijks een vast bedrag van het Prins Bernhard Cultuurfonds, dat zich inzet voor cultuur en natuurbehoud in Nederland. Met dit geld is in de loop der jaren bijgedragen aan de meest uiteenlopende aankopen voor musea: van tweeduizend jaar oude cameeën tot moderne en hedendaagse kunst. Cathelijne Broers, directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds, reflecteert op deze bijzondere samenwerking.

Bondgenoten Het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt zijn alleen al in opzet en positionering verwant. Het zijn beide organisaties die sterk geworteld zijn in het Nederlandse culturele veld en die hun financiering voor een belangrijk gedeelte ontvangen van particulieren: het Cultuurfonds vooral uit nalatenschappen en schenkingen, de Vereniging daarnaast ook uit contributies. Het is wellicht een van de redenen dat de samenwerking tussen deze twee partijen al meer dan zes decennia soepel verloopt. Cathelijne Broers, sinds eind 2020 directeur van het Prins Bernhard Cultuurfonds, onderstreept maar al te graag hoe blij ze is met deze verbintenis. ‘De Vereniging Rembrandt is een specialist met kennis over kunst op alle denkbare terreinen en heeft warme banden met musea in heel Nederland. Voor ons als fonds is dat heel prettig: wij kunnen vertrouwen op het oordeel van de Vereniging Rembrandt waar het gaat om het steunen van kunstaankopen.’

Foto: Valentina Vos

KOESTEREN WAT WE HEBBEN

Cathelijne Broers

42 20 23# 3

Andersom is het voor de Vereniging Rembrandt natuurlijk bijzonder prettig om te weten dat vanuit het Prins Bernhard Cultuurfonds jaarlijks een vast bedrag van € 650.000 voor haar wordt gereserveerd. Het bedrag wordt besteed aan grote, beeldbepalende aankopen, waar­ onder werken van kunstenaars als Constable, Van Gogh, Munch en Beckmann – om er maar een paar te noemen. Twee recente aanwinsten die mede dankzij de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds konden worden verwezenlijkt, zijn de collectie van 42 cameeën voor het

Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en Peinture-poème van de Spaanse surrealist Joan Miró voor Museum Boijmans Van Beuningen. Deze aanwinsten geven volgens Broers de breedte aan van de aankopen waarvoor de bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds is bestemd. ‘We zetten ons er met de Vereniging Rembrandt voor in om kunst voor Nederlandse musea te verwerven en te behouden, zichtbaar voor iedereen, zoals dat in musea kan. Wat het land uit is of in particuliere verzamelingen terechtkomt, krijgen we niet makkelijk meer terug. Dat maakt het des te belangrijker om te koesteren wat we hebben.’ SAMENWERKING TUSSEN MUSEA

Broers’ persoonlijke favoriet is misschien wel Guess Who’s Coming to Dinner Too? van de NederlandsSurinaamse kunstenaar patricia kaersenhout, een installatie waarin vier driehoekige tafels – die samen weer een driehoek vormen – zijn gedekt voor zestig vrouwen van kleur, als metafoor voor het feit dat zij nog steeds maar zelden een stem krijgen in het maatschappelijk debat. Het is een aankoop die past binnen de wens van het Prins Bernhard Cultuurfonds ook hedendaagse kunst te ondersteunen. Daarnaast is Broers positief over het feit dat de installatie door vier musea gezamenlijk is aangekocht. Het Centraal Museum, het Frans Hals Museum, het Stedelijk Museum Amsterdam en het Van Abbemuseum sloegen in 2021 de handen ineen om deze aankoop mogelijk te maken. ‘Zo’n open blik willen wij graag belonen,’ licht Broers toe. ‘Door samen een werk aan te kopen, is het vaker en op verschillende plekken in


Nederland te zien, zodat meer mensen ermee in aanraking kunnen komen.’ STRATEGISCHE ALLIANTIE

Bij het versterken van de Collectie Nederland vormen het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt een strategische alliantie, zoals Broers het noemt. ‘Samen hebben we een prachtig netwerk. Soms vergt een aanwinst jarenlange voorbereiding; andere keren spelen we juist kort op de bal. Tijdens zulke trajecten is het belangrijk om vertrouwen in elkaar te hebben, en die band is er met de Vereniging Rembrandt zeker. Wij kunnen elkaar dag en nacht bellen voor raad en daad.’ De afgelopen jaren stopte een aantal grote fondsen, waaronder het VSBfonds, met het steunen van kunstaankopen voor musea. Het Prins Bernhard Cultuurfonds peinst daar niet over. ‘Wij betrachten de kunst van het volhouden,’ aldus Broers. ‘Bedenk eens wat het zou

Wij kunnen vertrouwen op het oordeel van de Vereniging Rembrandt waar het gaat om het steunen van kunstaankopen

betekenen voor musea en kunstenaars als wij zouden stoppen met onze steun.’ Daar komt bovenop dat het culturele veld sinds de coronacrisis minder florissant is dan voorheen: musea kampen met achterblijvende bezoekerscijfers en inkomsten. Het Prins Bernhard Cultuurfonds blijft kunst juist in deze moeilijke tijd onder de aandacht te brengen, benadrukt Broers, bij voorkeur via samenwerkingen als die met de Vereniging Rembrandt. ‘Wij blijven positief: we willen al die mooie verhalen die kunst voor het voetlicht brengt blijven vertellen. Cultuur is de olie van je maatschappij. Ze geeft je een open blik. Ze is geen luxe, maar noodzaak. De komende jaren zullen wij alleen nog maar harder in kunst en cultuur investeren om de Collectie Nederland te vieren.’ Anne van den Dool is freelance cultuurjournalist

43 20 23# 3

Guess Who’s Coming to Dinner Too? patricia kaersenhout 2017-21. Vier driehoekig samengestelde tafels CENTRAAL MUSEUM, FRANS HALS MUSEUM, STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM, VAN ABBEMUSEUM

Aangekocht in 2021 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Caius Fonds, haar Desirée Lambers Fonds en de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds) en het Mondriaan Fonds, en vanuit het Centraal Museum: de Vrienden­Loterij, vanuit het Frans Hals Museum: de Vrienden­Loterij en de Vereniging van Vrienden van het Frans Hals Museum, vanuit het Stedelijk Museum Amsterdam: het Tijl Aankoopfonds, en vanuit het Van Abbemuseum: de gemeente Eindhoven.


Art & Project in het Kröller-Müller JIP HINTEN

De Amsterdamse galerie Art & Project vervulde een pioniersrol in de (inter)nationale avant-garde. Haar rol en betekenis worden belicht in de tentoonstelling die tot en met 25 februari 2024 te zien is in het Kröller-Müller Museum te Otterlo. Een van de auteurs van de publicatie die bij deze tentoonstelling verscheen, is Jip Hinten. Zij deed haar onderzoek met een beurs vanuit het Fonds voor Onderzoek naar Moderne en Hedendaagse kunst van de Vereniging Rembrandt.

In 2017 hoorde ik voor het eerst over de voormalige Amsterdamse galerie Art & Project. Ik werkte op dat moment als conservator-in-opleiding in het Kröller-Müller Museum, en sloot aan bij een bespreking over een grote schenking. Deze bestond uit ongeveer driehonderd, veelal ruimtelijke werken uit de collectie Art & Project / Depot VBVR, vernoemd naar de oprichters van de galerie, Geert van Beijeren (1933-2005) en Adriaan van Ravesteijn (1938-2015), en het archief dat zij hadden nage­laten aan het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschie­denis in Den Haag. Mijn interesse was direct gewekt. Wat was dit voor galerie, en hoe hadden deze twee zaken- en levenspartners het voor elkaar gekregen om zo’n indrukwekkende collectie bijeen te brengen?

44 20 2 3 # 3

En wat waren hun drijf­veren om een groot deel van deze collectie aan het Kröller-Müller te schenken? Ik was op dat moment op zoek naar een onderwerp voor mijn masterscriptie en polste voorzichtig of ik niet eens wat stukken uit het archief mocht bekijken. Het museum en het RKD gingen akkoord, en boden mij de ruimte om mijn onderzoek te starten. En zo geschiedde. Eind september opende de grote overzichtstentoonstelling Eerst komt de liefde voor de kunst. Art & Project in het KröllerMüller Museum, waarbij de omvangrijke publicatie Art & Project. Een geschiedenis verscheen.1 In de onderstaande tekst neem ik u kort mee langs mijn onderzoek en ervaringen van de afgelopen jaren, mede mogelijk gemaakt door het Fonds


Potje met rode inkt voor het signeren van Bulletin 47, Gilbert & George, Archief A & P

voor Onderzoek naar Moderne en Hedendaagse kunst van de Vereniging Rembrandt.

Foto: Marjon Gemmeke

GALERIE EN BULLETIN

Art & Project (Amsterdam 1968-1989, Slootdorp 1990-1998) was een van de toonaangevende galeries voor hedendaagse kunst in Nederland en ver daarbuiten. Oprichters Geert van Beijeren en Adriaan van Ravesteijn brachten een programma met nationale en internationale kunstenaars, dat aanvankelijk sterk verbonden was met de opkomst van de conceptuele kunst, maar later werd verbreed, met accenten op sculptuur en schilderkunst. Uniek voor Art & Project was het Bulletin. In eerste instantie fungeerde dat als tentoonstellingsaankondiging, maar het werd al snel door kunstenaars gebruikt als experimenteel medium voor het verspreiden van hun ideeën en zelfs als conceptueel kunstwerk. In het verlengde van hun galerieactiviteiten brachten Van Beijeren en Van Ravesteijn een omvangrijke privécollectie bij elkaar, die een afspiegeling is van het programma van Art & Project. Werken van onder anderen Stanley Brouwn, Hanne Darboven, Jan Dibbets, Ger van Elk, Gilbert & George, Willy Ørskov, Charlotte Posenenske, Barry Flanagan, Richard Long en Nicholas Pope behoren tot de collectie. BIJZONDER ARCHIEFMATERIA AL

Naast hun uitgebreide kunstcollectie hebben Van Beijeren en Van Ravesteijn ook met veel zorg een bijzonder volledig archief bijeengebracht, dat tussen 2001 en 2014 in delen aan het RKD is overgedragen.2 Voor mijn onderzoek heb ik de mogelijkheid gekregen om het gehele archief van Art & Project, dat ruim 70 meter beslaat, van begin tot eind door te werken. Dit heeft me meer dan een jaar gekost, en nog heb ik lang niet

45 20 23# 3

alles gezien. Het doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen in hoe Art & Project opereerde, en hoe de galerie zich door de jaren heen ontwikkelde. Hoe kwamen de galeriehouders met kunstenaars in contact en vice versa? En hoe kwamen vervolgens de tentoonstellingen – zowel in de fysieke galerieruimtes als op papier in het Bulletin van Art & Project – tot stand? Aan de hand van de uitvoerige correspondentie die bewaard is gebleven heb ik daar een goed beeld van kunnen krijgen. Het voelde soms bijna alsof ik in de hoofden van de kunstenaars en de galeriehouders kon meekijken. Werk en privé werden lang niet altijd gescheiden gehouden. In één brief kon het gaan over de laatste roddels rond het Amsterdamse kunstgebeuren, vroeg een kunstenaar die in het buitenland verbleef aan Van Ravesteijn en Van Beijeren of ze ‘even konden kijken of alles nog goed ging met de verbouwing van zijn huis in Amsterdam’ en werden daarnaast de laatste ontwikkelingen op het gebied van de hedendaagse kunst besproken. Het archief bevat naast papier ook veel curiosa. Onder deze wonderlijke voorwerpen bevindt zich een inktpotje met een restje opgedroogde inkt, dat in 1971 door het Britse kunstenaarsduo Gilbert & George is gebruikt om het door hen vormgegeven Bulletin 47 te ondertekenen. En, misschien wel mijn favoriete object, een glas dat in 1972 is gebruikt door de Nederlandse kunstenaar Bas Jan Ader tijdens een performance in de galerie. Zorgvuldig ingepakt in bruin papier met een label erop met de volgende beschrijving: ‘de kunstenaar dronk (als onderdeel van getoond werk) slokjes water uit dit glas. Werd daarna nooit meer afgewassen!’ Prachtig hoe met zoveel zorg kleine stukjes (kunst)geschiedenis bewaard zijn gebleven.

Gilbert & George, Bulletin 47, december 1971, gesigneerd met rode inkt, schenking Art & Project / Depot VBVR 2013, Kröller-Müller Museum, Otterlo

Tentoonstelling Bas Jan Ader, Art & Project, Van Breestraat 18, Amsterdam, 15-21 april 1972, met performance The Boy Who Fell over Niagara Falls, Archief A & P. Foto onder: glas gebruikt door Bas Jan Ader bij zijn performance The Boy Who Fell over Niagara Falls, april 1972, Archief A & P


TENTOONSTELLING EN PUBLICATIE

Een aantal van de objecten uit het archief is te zien in de tentoonstelling in het Kröller-Müller Museum, samen met ruim honderd werken uit de collectie van het Kröller-Müller, grotendeels afkomstig uit de schenking van Art & Project / Depot VBVR, een volledige serie Bulletins (156 nummers in totaal) en een selectie kunstenaarsboeken. Aan de hand van uiteenlopende kunstwerken wordt in het museum de ontwikkeling getoond van Art & Project, en daarmee ook ontwikkelingen binnen de kunst tussen 1968 en 1998. Bij de tentoonstelling verscheen het meer dan vijfhonderd pagina’s tellende boek Art & Project. Een geschiedenis. Hierin worden de tentoonstellingen, de Bulletins, het netwerk van de galerie en de invloed in de (inter)nationale kunstwereld vanuit diverse invalshoeken belicht. De resultaten van mijn onderzoek maken onderdeel uit van deze publicatie in de vorm van de tekst ‘Art & Project 1968-1998. De kunst als idee en het verhaal dat blijft’, geschreven in samenwerking met Catrien Schreuder. De tekst gaat over de geschiedenis van Art & Project en duidt de betekenis van de galerie aan de hand van verschillende verhalen. In ‘De vliegende start van Art & Project’ staat de periode van de oprichting van de galerie tot aan het einde van de jaren zeventig centraal, en in het tweede deel ‘Het idee van een neo-avantgarde in de praktijk’ wordt vervolgens de rol van Art & Project in een kunsthistorische context geplaatst. Het was een mooie ervaring om naast mijn onderzoek te kunnen meedenken over het eerste concept en over de uitwerking van de publicatie. Bijzonder is dat deze naast de wetenschappelijke artikelen ook bijdragen van kunstenaars en vrienden van de galeriehouders bevat. Zo schreef de Amerikaanse kunstenaar Lawrence Weiner kort voor zijn overlijden in 2021 speciaal voor de

46 20 23# 3

Nicholas Pope, Three Stone Slabs, 1978, aankoop Art & Project 1979, en aan de wand Ger van Elk, Los Angeles Freeway Flyer, 1973, schenking Art & Project / Depot VBVR 2013, Kröller-Müller Museum, Otterlo

publicatie een tekst gericht aan Van Beijeren en Van Ravesteijn. Ook is er een bijdrage over de verzamelaars Martijn en Jeanette Sanders, die een hechte en persoonlijke band met de galeriehouders hadden en ook veel werken bij Art & Project hebben verworven. Met hen heb ik uitgebreid mogen spreken. Het was een feest om het boek waaraan zo lang is gewerkt dit najaar voor het eerst in handen te hebben. Jip Hinten is freelance kunsthistoricus

Tentoonstelling Charlotte Posenenske, Art & Project, Richard Wagnerstraat 8, Amsterdam, 20 september-16 oktober 1968, met Serie D, 1967, Archief A & P

en tentoonstellingsmaker bij Expositieruimte 38CC in Delft

Noten 1 De titel Eerst komt de liefde voor de kunst verwijst naar een uitspraak van Adriaan van Ravesteijn in een interview met Betty van Garrel, ‘Galerie Art & Project verhuist naar Wieringermeer: rijke mensen komen er niet in’, NRC Handelsblad, 5 januari 1990. 2 Het archief van Art & Project is onder­gebracht in het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Den Haag, archief nr. 0784, in de bijschriften geciteerd als Archief A & P.

Geert van Beijeren en Adriaan van Ravesteijn, gefotografeerd door Gilbert & George in de ‘patio bar’ van Fortnum & Mason, Londen, november 1971


Ruim 17.500 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Marie-Antoinette Minis (68 jaar), oud-hoofddocent en onderzoeker ergotherapie, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 1979. Locatie: Huis van het Boek, Den Haag.

Vereniging Rembrandt ‘Via de grafisch kunstenaar Harry van Kuyk, met wie ik in 1979 trouwde, kwam ik in aanraking met de Vereniging Rembrandt. Na zijn overlijden in 2008 ben ik lid gebleven. Mijn huidige echtgenoot is via mij ook lid geworden.’ Indrukwekkendste museumervaring ‘In 1979 bezocht ik een tentoon­ stelling over Mark Rothko in het Guggenheim Museum in New York. Door van boven naar beneden te lopen in dat gebouw in de vorm van een slakkenhuis kon je Rothko’s levens­loop volgen. De donkere doeken die hij aan het einde van zijn leven maakte voorspellen bijna zijn zelfgekozen dood. Dat maakte veel indruk.’ Museum binnenland ‘Het Kröller-Müller Museum, door de combinatie van binnen en buiten. De natuur en de beeldentuin, en ook de collectie met topstukken van kunstenaars als Van Gogh, Monet, Seurat en Picasso. Een lief en intiem museum vind ik het Huis van het Boek (voorheen Museum Meermanno) in Den Haag, waar je eeuwenoude en moderne kunstenaarsboeken kunt bekijken.’ Guilty pleasure ‘Het verhaal van L’Origine du monde van Courbet vind ik heel leuk. Ik had gehoord over een schilderij dat in het

47 20 23#3

verleden vaak werd afgedekt, maar begreep pas waarom toen ik het zag in Musée d’Orsay.’ Museum buitenland ‘Museum Insel Hombroich in Neuss. Dat is zo bijzonder, daar ga ik elk jaar wel een keer heen. Net als het Kröller-Müller Museum bestaat het uit verschillende gebouwen in een parkachtig landschap. Het is heel afwisselend, en er wordt moderne en hedendaagse, maar ook oudere kunst getoond.’ Kijktip ‘Als je in een museum bent, kies dan per zaal één of twee werken die je het meest aanspreken of waar je blij van wordt. Dan onthoud je die. Wie alle kunstwerken één voor één bekijkt en alle bordjes leest, weet na afloop niets meer.’ Meer aandacht ‘Op de vraag welke kunstenaar meer aandacht verdient kan ik alleen maar Harry van Kuyk noemen. Hij was de uitvinder van de reliëfdruk en zijn werk is vaak getoond en nationaal en internationaal verzameld. Hij was een tijdgenoot van de kunstenaars van de Zero-groep.’ Gedroomde tentoonstelling ‘Ik zou wel eens een tentoonstelling over witte grafiek willen zien, met uitsluitend blind- en reliëfdrukken.’

Foto: Sander van den Bosch

Foto: Marjon Gemmeke

Rembrandtlid persoonlijk


Vijf jaar JongRembrandt Bij een rondleiding in het Stedelijk Museum Amsterdam raakte ik — tot die tijd uitsluitend oog hebbend voor oude meesters — verliefd op Willem de Kooning. De rond­ leider vertelde dat RosyFingered Dawn at Louse Point de herinneringen van de kunstenaar aan New York weergaf, en de kleuren raakten me, toen pas, enorm. Mijn interesse voor het abstract expressionisme was geboren. Ik besloot dat ik me voortaan vaker bij rondleidingen in musea zou aansluiten, omdat die extra uitleg mijn beleving van kunst zo verrijkte.

48 20 2 3 # 3

Uit je comfortzone Niet veel later werd ik gevraagd om lid te worden van het jongerenbestuur van de Vereniging Rembrandt: JongRembrandt. Alle bestuursleden kwamen samen en we besloten dat ons doel was om meer jonge Rembrand­tleden te enthousiasmeren voor kunst door het vertellen van inspirerende verhalen. Door mijn De Kooning-ervaring had ik veel zin om me hiervoor in te zetten. Hoe meer je te weten komt over kunst, hoe leuker je het gaat vinden. Maar hoe krijg je jongeren zo ver om, als ze nog niet zo breed geïnteresseerd zijn in kunst, toch mee te gaan naar een museum om te komen luisteren naar een verhaal over kunst die hen misschien nog niet boeit? We kwamen uit op een sociaal evenement, inclusief borrel, waar vragen stellen gestimuleerd wordt, de Art Talks. We bedachten een handig trucje om leden buiten hun comfortzone te laten treden: ze kiezen zelf een onderwerp voor de eerste rondleiding en worden verrast


XL-editie JongRembrandt

Art Night in Delft

met iets op een totaal ander terrein voor de tweede rondleiding. Zo staan Vermeer-fans opeens bij twee monumentale bloemenpiramides of een zilveren kwabkan. Ik weet nog dat ik bij een editie in het Kröller-Müller na mijn gekozen onderwerp, een Japans 19de-eeuwse kamerscherm van Kawahara Keiga, terechtkwam bij een fantastische installatie van Louise Bourgeois met een verwrongen lichaam in een ronde kooi. Het was shockingly interessant! Het format van de Art Talks staat als een huis, en we hebben nu een groep van trouwe bezoekers met wie we meer en meer kunststromen en -genres verkennen. Superleuk, want die vaste groep hebben we dus enthousiast weten te maken. Toch komen we na afloop van elke editie als jongerenbestuur bijeen om te bekijken wat nog beter kan. Om ideeën te formuleren over hoe we nóg meer jonge leden kunnen aantrekken, hebben we al heel wat avonden met pizza erbij gebrainstormd op het kantoor van de Vereniging Rembrandt in Den Haag. En via kleinere groepen

49 20 2 3 # 3

als de communicatiecommissie en de evenementencommissie proberen we sneller verbeteringen door te voeren, zoals in de teksten voor onze eigen pagina op de website van de Vereni­ging. Een nieuw plan is een groter jaarlijks evenement waarmee we nog meer jonge leden kunnen bereiken. Tot slot: ben of ken jij een jong Vereniging Rembrandt-lid? Kom naar onze Art Talks; alleen, met een vriend of vriendin, of als date (hoe leuk!?). Je hoeft nog helemaal niets van kunst af te weten. Reken er maar op dat je verrassend veel zult leren en het evenement geïnspireerd verlaat.

JongRembrandt viert feest! De Vereniging Rembrandt bestaat dit jaar 140 jaar en JongRembrandt vijf jaar. Op vrijdagavond 8 december van 19.30 tot 23.00 uur vieren wij dit in Museum Prinsenhof Delft met een avond vol verrassingen. Een digitale uitnodiging volgt (geef je e-mailadres door als dat nog niet bij ons bekend is).

Ben jij er ook bij? Voor wie is het bedoeld? Alle Rembrandtleden tussen 18 en 35 jaar die zin hebben in een leuke avond vol kunst. Wat is er te zien en te doen? Vijf eeuwen aan kunstgeschiedenis! Van zilver tot keramiek en van de Delftse oude meesters tot de Delftenaar Jan van Schoonhoven. Wat maakt deze editie speciaal? Het is het eerste XL-event van JongRembrandt, een primeur dus. We laten je het museum zien op een totaal andere manier.

Odilia Nanninga-van Wassenaer

Waarom zou je gaan? Simpel! Onder de sterrenhemel naar het museum, een rijke collectie, andere jonge kunstliefhebbers, muziek, cocktails en kleinkunst tussen de kloostermuren van het museum. Waarom zou je thuisblijven? Niet! Wat is er nou leuker dan een exclusieve Art Night at the museum?


‘Mankes is een meester in het weergeven van stilte. In dit schilderij voel je de stilte als de sneeuw net gevallen is en alle geluid gedempt wordt. Stilte is een groot goed, maar waar is het nog stil? Laten we de stilte, ook met dit sneeuwlandschap, koesteren.’

Meest geliefd sinds 1883 50 202 3 # 3

‘Op dit schilderij raak je niet gauw uitgekeken. Je wilt steeds verder kijken en het wonderlijke is dat je dan ook steeds meer ziet.’

Wat zou het worden, Titus van Rembrandt, La perruche et la sirène van Matisse of toch Het melkmeisje van Vermeer? De stemactie voor de afbeelding op de nieuwe Rembrandtkaart is een jaarlijkse traditie geworden waar veel leden (en musea) naar uitkijken. Dit jaar was het vanwege ons 140-jarig bestaan een bijzondere verkiezing. Het ging deze keer namelijk niet om de gesteunde aankopen uit het voorgaande jaar, maar om de mooiste en beste aanwinsten sinds 1883. We vroegen musea door heel Nederland een kunstwerk uit hun collectie voor te dragen dat met steun van de Vereniging Rembrandt is aangekocht. Maar liefst vijftig musea zonden deze zomer hun keuze met motivatie in. Hieruit sprak vaak een enorme trots. Zo schreef het Zaans Museum over zijn Monet: ‘Door de ogen van Monet raakt iedereen betoverd door de Zaanstreek. Dit schilderij


‘Zo mooi hoe de dromerigere en ontspannen blik van Titus wordt gevangen. Dat gevoel gun je iedereen.’

‘Het getuigt van durf en een vooruitziende blik dat dit prachtige en belangrijke werk van Matisse nu dus al meer dan vijftig jaar, mede dankzij de Vereniging Rembrandt, in Nederland te zien is.’

‘Trots als een pauw zou ik zijn met dit prachtige werk.’

© Succession Henri Matisse, c/o Pictoright Amsterdam/Stedelijk Museum Amsterdam

Top 5 is meer dan een prachtig kunstwerk. Het is de trots van de Zaanse gemeenschap.’ Uit al die inzendingen kozen stemmers hun favoriet. De verrassende winnaar, met bijna vijftien procent van de stemmen, was het Sneeuw­ landschap met sloot van Jan Mankes in Museum Belvédère. Het liefst zouden we alle toelichtingen hierbij afdrukken, maar met meer dan 5.400 stemmers moeten we ons beperken tot een selectie. Nogal wat inzenders lieten hun keuze bepalen door de geschiktheid voor de kaart. Zij schreven zich erop te verheugen om bij elk museumbezoek hun Rembrandtkaart met de Matisse tevoorschijn te halen (‘Een feestje om te laten zien in het museum!’). Ook de kleurrijke vogel van Karel Appel, het geitje van Mankes en het tegeltableau met de pauw van Max Laeuger werden nogal eens om deze reden gekozen. Bij het tegeltableau speelde voor veel stemmers mee dat het in 1979 werd gered bij de sloop van het imposante

51 20 23# 3

landhuis Kareol in Aerdenhout: ‘Dit werk herinnert je er steeds weer aan hoe belangrijk het is om kunst te behouden.’ Andere stemmers schreven over schoonheid, over kleurgebruik of over symboliek. Er waren mensen die lieten weten een bepaald kunstwerk te koesteren omdat het hun troost biedt. En weer anderen vertelden over dierbare herinneringen, over zomervakanties aan de kust bij Katwijk, een reis naar Rome waarmee de kunstliefde begon of over een onverge­ telijke eerste kennismaking met Rembrandts Titus. Al die persoonlijke voorkeuren, observaties en associaties laten zien hoeveel betekenis kunst kan hebben voor wie zich daarvoor openstelt. En ook – om een uitspraak van de beroemde kunsthistoricus Ernst Gombrich te parafraseren – dat er geen verkeerde redenen zijn om van een kunstwerk te houden.

1. Jan Mankes, Sneeuwlandschap met sloot, 1913, Museum Belvédère (gesteund in 2011) 2. Samuel van Hoogstraten, Perspectiefstuk, 1662-67, Dordrechts Museum (gesteund in 2023) 3. Rembrandt, Titus aan de lezenaar, 1655, Museum Boijmans Van Beuningen (gesteund in 1940) 4. Henri Matisse, La perruche et la sirène, 1952-53, Stedelijk Museum Amsterdam (gesteund in 1967) 5. Max Laeuger, Tegeltableau met pauw, 1908, Nederlands Tegelmuseum (gesteund in 1980)


kort Algemene Ledenvergadering 2023 Ongeveer 350 leden woonden de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging Rembrandt op 24 juni bij. De ALV werd gehouden in de Pieterskerk in Leiden en aansluitend was er een ontvangst in het Rijksmuseum van Oudheden.

Bezoek van De Kleine Consultant

Warm welkom in Middelburg Deze zomer nodigden we onze leden in Zeeland uit voor een ontvangst in het Zeeuws Museum rond de tentoonstelling over Adriaen van de Venne. Daar­naast kregen zij een extra Bulletin om een familielid of vriend(in) over de streep te trekken. Deze ontvangst vond plaats op 14 oktober.

52 20 23# 3

Zoetmulder in Rotterdam

Kerst in Utrecht

In 2022 hielp de Vereniging Rembrandt de Universitaire Bibliotheken Leiden (UBL) met de aankoop van vijftig originele afdrukken van de fotograaf Steef Zoetmulder. Momenteel zijn ze te zien in een tentoonstelling in de Kunsthal Rotterdam. Op zaterdag 16 september gaf Maartje van den Heuvel, conservator van de UBL, samensteller van de tentoonstelling én lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt. een lezing. De tentoonstelling is nog t/m 7 januari 2024 te bezoeken.

Het was vorige winter dringen in en om de Utrechtse Sint-Catharinakathedraal naast Museum Catharijneconvent. Bijna 50.000 bezoekers van alle leeftijden waren eropuit getrokken om de met steun van de Vereniging Rembrandt aangekochte Napolitaanse kerststal voor het eerst te bezichtigen. Hiermee was een nieuwe Utrechtse kersttraditie geboren. In de aan­komende winter is de kerststal te zien van 14 december 2023 t/m 14 januari 2024. Dit jaar zijn er ook avondopenstellingen, dus houd de website van het museum in de gaten. Foto: Femke Lockefeer

Deze non-profit-strategieconsultancy bestaat uit studenten die strategisch advies geven. Gedurende tien weken onderzoekt een team van zes studenten in opdracht van de Vereniging Rembrandt hoe andere partijen in de kunst- en goede doelensector, maar ook andere organisaties zich bewegen. Wat zij doen, wat zij aanbieden en wat voor de Vereniging Rembrandt mogelijk ook kansrijke ideeën zijn.

Blijf op de hoogte en volg ons via LinkedIn, Instagram en Facebook


Geef uw kunstliefde door Lidmaatschappen Jongmaat – € 37,50 per jaar Jonger dan 25 jaar? Word lid en breng vaker een flits­bezoek aan musea met de Rembrandtkaart. Ook worden jonge leden twee keer per jaar uitgenodigd voor de JongRembrandt Art Talks.

Gezel – € 75 per jaar of € 110 per jaar voor 2 pers. 25 jaar of ouder? Word dan Gezel. Net als bij een Jongmaatlidmaatschap is het ook bij het Gezellidmaat­schap mogelijk dit voor het leven af te sluiten.

Cadeaulidmaatschap Uw liefde voor kunst delen met een vriend(in) of dierbaar ­familielid? Dat kan via een cadeaulidmaatschap. Of geef het Gezellidmaatschap voor het leven voor twee personen cadeau.

Meester­lidmaatschappen Jonge Meester – ten minste € 350 per jaar*

Op onze gezamenlijke kunstcollecties raak je nooit uitgekeken. Onze musea kunnen Vermeer en Van Gogh op hun best laten zien, maar hun bezoekers ook meevoeren naar de middeleeuwen of langs hoogtepunten van de moderne kunst. Zo kunnen we ons steeds opnieuw blijven verwonderen. Dat zijn ervaringen die u ook anderen gunt. Uw (klein)kind bijvoorbeeld, of uw beste vriend of vriendin. Door uw vrienden enthousiast te maken voor een lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt of door een lidmaatschap cadeau te doen, geeft u anderen de gelegenheid te beleven wat u zelf hebt beleefd.

Compositie, 1917-18 Bart van der Leck 1917-18. Olieverf op doek, 40 x 32 cm SINGER LAREN Aangekocht in 2018 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Van Lith-Dumont Fonds en haar Innorosa Fonds), de BankGiro Loterij en het Mondriaan Fonds en Stichting Vrienden van het Singer Museum

Werf een nieuw lid of geef een lidmaatschap cadeau via: www.verenigingrembrandt.nl 53 20 23# 3

Jonge Meesters worden jaarlijks uitgenodigd voor de Zondag met Rembrandt om zo hun favoriete verzamel­ gebied te ontdekken.

Leermeester – ten minste € 1.000 per jaar* Als Leermeester kunt u uw gift toewijzen aan aankopen waaraan wordt bijgedragen via het Themafonds van uw voorkeur. Bij de jaarlijkse Leermeesterlezing geeft een kunstexpert tekst en uitleg bij een spraakmakende, recent gesteunde aankoop.

Grootmeester – ten minste € 2.500 per jaar* Grootmeesters krijgen net als Leermeesters de mogelijkheid hun gift toe te wijzen aan een van onze vijftien Thema­ fondsen. Zij worden uitgenodigd voor de Meesterschouw, een intieme bijeenkomst waarin specialisten in musea een kijkje achter de schermen bieden.

Hollandse Meester – ten minste € 15.000 per jaar* Zelf bepalen welke aankopen u steunt en met hoeveel? Of misschien onderzoek en restauratie mogelijk helpen maken? Word dan Hollandse Meester en richt een Fonds op Naam op. U geniet hiernaast dezelfde privileges als een Grootmeester en bent lid voor het leven.

* Een meesterlidmaatschap wordt afgesloten voor een periode van ten minste vijf jaar, waardoor er aantrekkelijke fiscale voordelen gelden.


Beschermvrouwe Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix der Nederlanden

VERENIGING REMBRANDT

Denneweg 124 2514 CL Den Haag T: 070 - 427 17 20 E: bureau@verenigingrembrandt.nl www.verenigingrembrandt.nl

De Vereniging Rembrandt zet zich al sinds 1883 in voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Dankzij de betrokkenheid en vrijgevigheid van haar 17.500 leden en in goede samenwerking met de musea vergroot de Vereniging de publieke belang­stelling voor onze gezamenlijke kunstcollecties en maakt zij aankopen, onderzoek en restauraties mede mogelijk. Als particuliere organisatie is de Vereniging Rembrandt overkoepelend, onafhankelijk en bevlogen, en handelt zij vanuit haar expertise.

Bankrekeningnummer: IBAN: NL21 ABNA 0252 2008 61

Hebt u vragen over schenken of het instellen van een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt? Neem dan contact op met Mathilde van der Werff, telefonisch of per e-mail: vanderwerff@verenigingrembrandt.nl.

Hebt u vragen of wilt u advies over nalaten, of overweegt u de Vereniging Rembrandt te benoemen in uw testament? Neem dan contact op met Leonie Pels Rijcken, telefonisch of per e-mail: pelsrijcken@verenigingrembrandt.nl.

BESTUUR

Niet-uitvoerende bestuurders: De heer drs. A.A. Fock, voorzitter De heer drs. B. Cornelis, vicevoorzitter De heer drs. P.A. Geelen, penningmeester De heer prof. dr. R.J. Baarsen De heer drs. T.D.W. Dibbits De heer H. Driessen Mevrouw drs. F. Haijtema De heer prof. dr. J.E.E. Keunen Mevrouw drs. G.M.E. Knol Mevrouw drs. C.M.H. van de Linde De heer prof. mr. G.T.M.J. Raaijmakers De heer prof. dr. M.S. Sellink Uitvoerend bestuurder: De heer drs. G. Janse

Zie voor de raad van adviseurs en de medewerkers van de Vereniging Rembrandt www.verenigingrembrandt.nl.

54 20 23# 3

Foto: Tom Haartsen

PER 24-6-2023

Terrines in de vorm van een mand met snoeken Plateelbakkerij De Porceleyne Schotel (zie over deze aanwinst van Museum Prinsenhof Delft, pp. 20-22)

OVER DEZE UITGAVE

Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 12.000 en wordt toegezonden aan leden van de Vereniging Rembrandt. Aan dit nummer werkten mee: Dirk Jan Biemond, Sander van den Bosch, Eveline Chaudron, Peter van der Coelen, Anne van den Dool, Bregje Gerritse, Doede Hardeman, Jip Hinten, Esther van der Hoorn, Geert-Jan Janse, Hilbert Lootsma, René van Mierlo, Odilia Nanninga-van Wassenaer, Wim Pijbes, Marijke Phoa, Joke de Wolf en Gerdien Wuestman. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © Pictoright Amsterdam 2023.

Hoofdredacteur: Gerdien Wuestman Eindredactie: Ingrid Mersel Redactieadviesraad: Bart Cornelis, Veerle Corstens, Laurens Meerman en Benno Tempel Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam Druk en bindwerk: Tuijtel, HardinxveldGiessendam


Vrije toegang tot de vaste collecties van ondersteunde musea Als lid van de Vereniging Rembrandt hebt u met uw Rembrandtkaart vrije toegang tot de vaste collecties van alle musea die sinds onze oprichting door ons zijn gesteund. Kijk voor uw bezoek altijd even op de website van de betreffende instelling voor de actuele gegevens. Bij sommige musea is reserveren verplicht.

Alkmaar Stedelijk Museum Alkmaar

Delft Museum Prinsenhof Delft

Helmond Museum Helmond

Oud-Zuilen Slot Zuylen

Vlissingen Maritiem Muzeeum Zeeland

Amerongen Kasteel Amerongen

Deventer Museum de Waag Speelgoedmuseum Deventer

’s-Hertogenbosch Het Noordbrabants Museum Design Museum Den Bosch

Purmerend Purmerends Museum

Voorburg Museum Swaensteyn

Dordrecht Dordrechts Museum Huis Van Gijn

Heusden a/d Maas Het Gouverneurshuis

Ridderkerk Huys ten Donck (alleen de tuinen)

Voorschoten Kasteel Duivenvoorde

Hilversum Museum Hilversum

Rhenen Stadsmuseum Rhenen

Warffum Openluchtmuseum Het Hoogeland

Hoorn Westfries Museum

Roermond Cuypershuis

Weesp Museum Weesp

Kampen Stedelijk Museum Kampen

Rotterdam Het Nieuwe Instituut Kunsthal Rotterdam

Woerden Stadsmuseum Woerden

Amersfoort Museum Flehite Ammerzoden Kasteel Ammersoyen Amstelveen Cobra Museum voor Moderne Kunst Amsterdam Allard Pierson Amsterdam Museum Amsterdam Pipe Museum Joods Museum Museum Rembrandthuis Museum Het Schip Museum Ons’ Lieve Heer op Solder Museum Van Loon Het Scheepvaartmuseum Rijksmuseum Stadsarchief Amsterdam Stedelijk Museum Tropenmuseum Van Gogh Museum

Edam Edams Museum Eindhoven Van Abbemuseum Elburg Museum Elburg Enkhuizen Zuiderzeemuseum Enschede Rijksmuseum Twenthe Franeker Museum Martena Gorinchem Gorcums Museum Gouda Museum Gouda

Assen Drents Museum

’s-Gravenhage De Mesdag Collectie Haags Historisch Museum Koninklijke Bibliotheek Kunstmuseum Den Haag (incl. Fotomuseum Den Haag) Mauritshuis (incl. Galerij Prins Willem V) Museum Beelden aan Zee Museum Bredius Museum Meermanno

Asten Museum Klok & Peel

Groningen Groninger Museum

Barneveld Museum Nairac

Haarlem Frans Hals Museum Teylers Museum

Apeldoorn Paleis Het Loo Appingedam Museum Stad Appingedam Arnhem Gelders Archief Museum Arnhem

Berg en Dal Afrika Museum Bergen op Zoom Het Markiezenhof

Haarzuilens Kasteel de Haar

Beverwijk Museum Kennemerland

Harlingen Gemeentemuseum Het Hannemahuis

Breda Stedelijk Museum Breda

Hattem Voerman Stadsmuseum

Brielle Historisch Museum Den Briel

’s-Heerenberg Kasteel Huis Bergh

Culemborg Elisabeth Weeshuis Museum

Heerenveen-Oranjewoud Museum Belvédère Heino/Wijhe Kasteel Het Nijenhuis

Katwijk Katwijks Museum Laren Singer Laren Leek Museum Nienoord Leens Landgoed Verhildersum Leerdam Nationaal Glasmuseum Leeuwarden Fries Museum Keramiekmuseum Princessehof Leiden Japanmuseum SieboldHuis Museum Boerhaave Museum Volken­kunde Museum De Lakenhal Rijksmuseum van Oudheden Universitaire Bibliotheken Leiden

Maritiem Museum Rotterdam Museum Boijmans Van Beuningen Nederlands Fotomuseum Wereldmuseum Rotterdam Rozendaal Kasteel Rosendael De Rijp Museum In ’t Houten Huis Schiedam Stedelijk Museum Schoonhoven Nederlands Zilvermuseum Schoonhoven

Zaandam Zaans Museum Museum Zaanse Tijd Zaltbommel Stadskasteel Zaltbommel Zierikzee Stadhuismuseum Zutphen Musea Zutphen (Museum Henriette Polak en Stedelijk Museum) Zwolle ANNO Museum de Fundatie

Sluis Museum Het Belfort

De volgende musea behoren niet tot de gesteunde musea maar accepteren wel onze Rembrandtkaart:

Sneek Fries Scheepvaart Museum

Alphen aan den Rijn Archeon

Soest Nationaal Militair Museum

Amstelveen Museum Jan van der Togt

Maastricht Bonnefanten

Tiel Flipje en Streekmuseum Tiel

Amsterdam Huis Marseille (50% korting op entree)

Marken Marker Museum

Tilburg TextielMuseum

Bergen Museum Kranenburgh

Middelburg Zeeuws Museum

Uden Museum Krona

’s-Gravenhage Museum de Gevangenpoort

Naarden Nederlands Vestingmuseum

Uithuizen Menkemaborg

Maassluis Museum Maassluis

Utrecht Centraal Museum Museum Catharijneconvent Museum Speelklok

Rotterdam Chabot Museum

Vaassen Kasteel Cannenburch

Tilburg De Pont museum

Veendam Veenkoloniaal Museum

Weert Museum W

Loosdrecht Kasteel-Museum Sypesteyn

Nijmegen Museum Het Valkhof Oss Museum Jan Cunen Otterlo Kröller-Müller Museum Nederlands Tegelmuseum

Slochteren Fraeylemaborg

Rijswijk (ZH) Museum Rijswijk



Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.