Zondag met Rembrandt
Leden van de Vereniging Rembrandt worden een paar keer per jaar uitgenodigd voor exclusieve ontvangsten en previews. Dit jaar stonden er, naast de Wakker worden met Rembrandtlezingen door heel Nederland, ontvangsten in Museum Arnhem en het Centraal Museum op het programma en begin december is er nog een ontvangst in Depot Boijmans Van Beuningen. Voor meesterleden worden er daarnaast extra bijeenkomsten georganiseerd, zoals Zondag met Rembrandt voor Jonge meesters op 30 oktober in Museum De Lakenhal. Kijk op p. 53 voor meer informatie over de verschillende lidmaatschapsvormen.
‘Wat wij in Nederland hebben is echt uniek’
Geert-Jan Janse 100 dagen aan het roer
Onderzoek als fundament
Ekkart Beurs voor tentoonstelling Van Gogh Museum
Oude meesters, nieuwe wereld
Tentoonstelling werken uit Frick Collection in het Mauritshuis 22
Missie geslaagd
Hoe een klein museum een eersteklas Van Goyen wist te kopen
40
Pronken met Zeus en Hera Rijksmuseum van Oudheden verwerft collectie cameeën
De stap die rust gaf
Twee leden vertellen over nalaten aan de Vereniging Rembrandt
Een wandeling langs de Seine
Vroeg werk Miró voor Museum Boijmans Van Beuningen
50 46
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand
Unieke 17de-eeuwse lijst voor Museum Prinsenhof Delft
Een avontuurlijke reis
Restauratie aardglobe voor Stedelijk Museum Zutphen
Minimale middelen, maximaal effect
Design Museum Den Bosch koopt prototypes en modellen Gijs Bakker
Nieuwe impulsen voor De Ploeg
Over Jan Wiegers en zijn ontmoeting met Ernst Ludwig Kirchner
en verder
GEERT-JAN JANSEKunstbegrip
In de NRC van 13 oktober zette Hans den Hartog Jager in een kritisch opiniestuk uiteen hoe naar zijn idee de ruimhartige steun van overheid en particuliere fondsen voor aankopen van grote kunstenaars uit het verleden de kunst ‘in de verkeerde richting’ stuurt. Hij stelt dat ‘kunst en kunstbeleid in belangrijke mate draaien om vooruit zien, om risico’s nemen, om visionair durven zijn’.
De voorbeelden die hij noemt om zijn pleidooi kracht bij te zetten, betreffen allemaal aankopen die met een groot bedrag door de Vereniging Rembrandt gesteund zijn: De vaandeldrager, de twee Italiaanse stadsgezichten van Caspar van Wittel voor Museum Flehite en de recent door Museum Boijmans Van Beuningen aangekochte Miró.
Wat mij zo aanspreekt in de Vereniging Rembrandt is juist de grote diversiteit aan aankopen die wij met elkaar mogelijk maken, van de oudheid tot nu. Zeker, de Miró is een zeer significante steunverlening voor het werk van een beroemde kunstenaar uit het verleden, maar het is ook het sluitstuk van een vermaarde collectie surrealisten die in de loop van decennia bijeen is gebracht, vaak met steun van de Vereniging. Juist vanuit onze lange geschiedenis hebben we oog voor die lange termijn.
Ik ben het volledig met Den Hartog Jager eens dat het van belang is aandacht te hebben voor contemporaine kunst en voor nieuwe perspectieven. En dat heeft de Vereniging Rembrandt ook, getuige haar recente steun voor de aankoop van werken door kunstenaars als El Anatsui, Dale Chihuly en Ellen Gallagher – een van de kunstenaars die volgens Den Hartog Jager meer steun en aandacht zouden verdienen. Tegelijkertijd ben ik er ook van overtuigd dat niet alleen de kunst van nu betekenis en waarde heeft voor de huidige tijd. In mijn kunstbegrip kan ook oude kunst nieuwe perspectieven bieden, inspireren en verbazen.
In die context introduceer ik graag onze nieuwe columnist: Joke de Wolf, recensent bij onder andere Trouw en Museumtijdschrift en recent gepromoveerd op foto’s van Parijs door de 19de-eeuwse fotograaf Charles Marville. Onder de titel ‘Enerzijds, anderzijds’ zal zij steeds een kunstwerk dat op dat moment in de schijnwerpers staat vanuit verschillende perspectieven belichten. Ik kijk uit naar haar columns en hoop dat ze u ook zullen prikkelen om met andere ogen naar al dan niet bekende kunstwerken – oud en hedendaags – te kijken.
Wanneer wij elkaar ontmoeten zitten de eerste honderd dagen erop voor Geert-Jan Janse, die in juli aantrad als directeur van de Vereniging Rembrandt. Hoog tijd voor een nadere kennismaking, in een gesprek over het belang van kennis en over vernieuwing en uitdagingen voor de toekomst.
‘Wat wij in Nederland hebben is echt uniek’
Op de middag van ons gesprek komt Janse net terug van het Depot Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Die ochtend is in aanwezigheid van staatssecretaris Gunay Uslu de nieuwste aanwinst van het museum gepresenteerd, een aankoop die met ruime steun van de Vereniging Rembrandt tot stand kwam. ‘Miró’s Peinturepoème (Musique, Seine, Michel, Bataille et moi) is een geweldige aankoop en bovendien een mooi voorbeeld van de kracht van de Vereniging Rembrandt,’ zegt Janse. ‘Het is een fantastisch schilderij, poëtisch en mysterieus, een werk dat zich niet eenvoudig bij de eerste aanblik laat doorgronden en dat ongetwijfeld interessant en relevant blijft voor toekomstige generaties. Dat het gelukt is om dit schilderij te verwerven, met meer dan 3 miljoen euro van de Vereniging Rembrandt en ruime ondersteuning van het Rijk en het Mondriaan Fonds, illustreert wat je gezamenlijk voor de Collectie Nederland kunt doen. Zo’n samenwerking tussen overheid en private fondsen is belangrijk en past ook in deze tijd, waarin de prijzen op de kunstmarkt hoog zijn en maatschappelijk draagvlak zwaarder weegt dan ooit.’
We hebben musea kunnen helpen om veel ambitieuzer te verzamelen
Achtergrond
Geert-Jan Janse (39) studeerde geschiedenis in Leiden en kunstgeschiedenis in Amsterdam, waarna hij een master cultuurgeschiedenis volgde aan het Warburg Institute in Londen. Dat onderzoeksinstituut werd vele decennia geleid door de befaamde kunsthistoricus Ernst Gombrich (1909-2001). ‘Toen ik er studeerde was Gombrich al overleden, maar er stond nog een piano van zijn weduwe waar zij een enkele keer op kwam spelen,’ zegt Janse met een glimlach. ‘Het was een geweldig stimulerende omgeving om te verblijven. Het instituut kent een sterke eigen traditie in de manier waarop cultuurgeschiedenis aan objectgericht onderzoek en schriftelijke bronnen wordt gekoppeld.’
In de daaropvolgende jaren deed Janse museale ervaring op bij onder andere het Rijksmuseum en Teylers Museum. Daarna woonde hij met zijn vrouw enkele jaren in achtereenvolgens Beijing en Parijs, waar zijn vrouw werkzaam was als diplomaat en hij aan eigen onderzoek werkte. In 2021-2022 was hij secretaris van de Commissie Collectie Nederland, die zich boog over de bescherming van roerend cultureel erfgoed in
Nederland. In die hoedanigheid schreef hij mee aan het adviesrapport Onvervangbaar & onmisbaar: naar een dynamisch beschermingsmodel voor de Collectie Nederland, dat in maart 2022 werd aangeboden aan staatssecretaris Uslu.
Brede steun en slagvaardigheid
Al tijdens zijn studie werd Janse lid van de Vereniging Rembrandt. ‘De Vereniging is een bolwerk van kunsthistorische expertise en kennis. De manier waarop over de hele breedte steun wordt verleend bij aankopen, van een zwaard uit de bronstijd tot contemporaine glaskunst en alles wat daartussen zit, sprak mij als student al erg aan. Ik heb zelf een groot enthousiasme voor verzamelen en verzamelgeschiedenis. Veel van de leukste contacten in mijn werk en privé zijn of waren met verzamelaars.’ Een gesteunde aankoop die grote indruk op hem maakte was die van de Japanse lakkist, in 2013 verworven door het Rijksmuseum. ‘Een ongelofelijk verhaal dat zich laat lezen als een detective: hoe die kist, rond 1640 in opdracht van handelaren uit de Nederlanden gemaakt in Kyoto, via omzwervingen langs Parijs, Londen en het platteland van Frankrijk uit-
eindelijk in het openbaar kunstbezit terechtkomt. Toen ik later enige tijd in Parijs woonde, werd ik meermalen op die aankoop door Nederland aangesproken. Met toch wel de nodige jaloezie constateerden Franse kunsthistorici dat die lakkist wat hen betreft in Frankrijk had moeten blijven. Maar dat men niet op kon tegen die bijzondere slagvaardigheid van een museum dat zich gesteund weet door een samenbundeling van private fondsen.
Dat een aankoop als deze daarnaast alleen door de aanwezigheid van diepgravende expertise tot stand kon komen, is duidelijk. Zowel expertise om het object en de kwaliteit ervan te herkennen als om het in zijn uniciteit te kunnen beoordelen en te taxeren. Wat dat betreft kan ik niet genoeg benadrukken hoezeer het van
belang is kennerschap en objectgericht onderzoek onder de aandacht te blijven brengen en nieuwe generaties ervoor te interesseren. Zeker nu dit type onderzoek op veel universiteiten onder druk is komen te staan en er op een andere, vrij theoretische manier naar de kunstgeschiedenis wordt gekeken.
Tegelijkertijd heeft de Vereniging Rembrandt altijd met beide benen in de eigen tijd gestaan. Dat betekent ook dat je oog moet hebben voor thema’s die nu spelen. Ik denk daarbij specifiek aan diversiteit en inclusie, en duurzaamheid. Er wordt daarnaast door musea in Nederland momenteel verzameld met veel oog voor groepen die voorheen weinig of geen aandacht hebben gekregen en niet of onvoldoende vertegenwoordigd zijn in onze museale verzamelingen. De
J apanse lakkist Kaomi-werkplaats (toegeschreven aan) ca. 1630-40. Div. mat., 63,5 x 144,5 x 73 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM Aangekocht in 2013 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Caius Fonds), de BankGiro Loterij [thans VriendenLoterij], de Jaffé-Pierson Stichting en JT International Company Netherlands.
Collectie Nederland is nooit af, en er is evenmin maar één perspectief op. Daarom is het van belang om breed aankopen te steunen en ook oog te hebben voor meer contemporaine kunst. Dat dit vervolgens aankopen zijn die soms debat opleveren, zoals Volkswagen Beetle 1980 van DRIFT, aangekocht door het Stedelijk Museum in Amsterdam, juich ik alleen maar toe. Dat betekent ook dat dit onderwerp leeft.’
Betrokkenheid
In de afgelopen maanden heeft Janse enkele bestuursvergaderingen bijgewoond, aanvragen begeleid, ontvangsten en presentaties in verschillende musea bezocht en kennisgemaakt met een groot aantal mensen – van Rembrandtleden en leden van de raad van adviseurs tot museumdirecteuren en directeuren van partnerorganisaties. ‘Een van de eerste dingen die me troffen toen ik bij de Vereniging Rembrandt begon te werken, was de enorme betrokkenheid van het bureau en ook van de leden die ik op de Algemene Ledenvergadering en bij andere gelegenheden heb ontmoet. Wat hun achtergrond ook is en welke interesses zij ook hebben,
zij willen zich allemaal inzetten voor hetzelfde doel: samen bijdragen aan het uitbreiden en doorgeven van ons openbaar kunstbezit.
Wat het werk voor de Vereniging Rembrandt zo bijzonder maakt, is de historische continuïteit, in een rechte lijn vanaf het ontstaan van de meer georganiseerde zorg voor het openbaar kunstbezit in Nederland. Die continuïteit zit niet alleen bij het bestuur en de raad van adviseurs. Die zie ik ook gereflecteerd in de kring van experts daaromheen, mensen op wie we een beroep kunnen doen en die ons met kennis en kunde ondersteunen. Ik hoop daar veel gebruik van te kunnen maken.’
Uitdagingen en kansen
Het is geen gemakkelijke tijd voor musea, beseft Janse. ‘Musea hadden het zwaar tijdens de pandemie en de bezoekersaantallen laten nog een diffuus beeld zien. Daarom denken we na over manieren waarop wij musea kunnen helpen hun vaste collectie voor het voetlicht te brengen.’ Een belangrijke opdracht die Janse zich stelt, is het uitdragen van het belang van onze gezamenlijke kunstcollecties. ‘Naast het steunen van aankopen, onderzoek en restauraties heeft de Vereniging Rembrandt in het afgelopen jaar ook aandacht besteed aan het bevorderen van collectiemobiliteit. Dit voorjaar zijn we begonnen met de actie “Buitenkans” in samenwerking met de Turing Foundation, waarbij musea worden uitgedaagd een presentatie te organiseren rondom één of enkele werken uit een andere Nederlandse collectie, en ter gelegenheid van het afscheid van mijn voorgangster Fusien Bijl de Vroe is het Fonds Fusien ingesteld om langdurige bruiklenen te stimuleren. Zo kunnen kunstwerken die bij het ene museum voor langere tijd in het depot hangen, in de vaste presentatie van een ander museum juist heel goed tot hun recht komen. Wat dat betreft hebben coronalockdowns en milieuproblematiek ook voor nog meer introspectie gezorgd bij musea: wat hebben we zelf in huis als het interna-
tionale bruikleenverkeer stilvalt of als we duurzamer willen tentoonstellen?
Onze missie is topkunst beschikbaar te maken voor een zo breed mogelijk publiek. Er ís al heel veel in Nederland, en er valt nog veel te winnen door dat nog beter met elkaar te verbinden.
In 2023 bestaat de Vereniging Rembrandt 140 jaar. Ons verenigingsgevoel is nog altijd onze grote kracht; tegelijkertijd is het nu de uitdaging dat gevoel ook bij volgende generaties aan te wakkeren en levend te houden. Ik zie veel mogelijkheden om de naamsbekendheid te vergroten en het ledenbestand wat te verbreden. Zo zijn we nog veel te onbekend bij studenten kunstgeschiedenis. Juist vanuit de geschiedenis en de doelstellingen die wij hebben, zouden we veel meer leden moeten hebben onder jongeren en studenten kunstgeschiedenis en aanverwante opleidingen.’
Prijzen
Een andere uitdaging die Janse noemt, zijn de stijgende prijzen op de internationale kunstmarkt voor het topsegment. ‘Hoe kun je hiermee gelijke tred houden? Bovendien heeft de Vereniging in de afgelopen jaren bijzonder ruimhartig steun verleend voor een aantal zeer grote en belangrijke aankopen. De vaandeldrager voor het Rijksmuseum is een buitencategorie. Maar ook voor de twee Van Wittels voor Museum Flehite en de Miró voor het Boijmans is een groot beroep op onze middelen gedaan. Dat kón ook, door het opgebouwde vermogen en de grote groei in het aantal leden, Fondsen op Naam en nalatenschappen. Daardoor hebben we musea kunnen helpen om veel ambitieuzer te verzamelen.
Nu staan we voor de opgave om dat vermogen weer aan te vullen, zodat we ook in de toekomst aankopen ruimhartig kunnen blijven steunen. We kijken daarbij kritisch naar onze uitgaven, bijvoorbeeld of het jaarverslag niet beter digitaal kan worden verspreid dan in druk, een besluit waarbij ook overwegingen van duurzaamheid meespelen. En we denken na over mogelijkheden om onze in-
komsten te vergroten. Wat daarbij bijvoorbeeld zou helpen is als er een verruiming kwam van de fiscale constructies om met belastingvoordeel te schenken aan ANBI’s en goede doelen. Daarover zijn aanbevelingen gedaan door de Commissie Collectie Nederland. Dat soort constructies kan helpen om het particulier mecenaat nog beter te bundelen en nog slagvaardiger te opereren op de internationale kunstmarkt.’
'Dat particulier mecenaat is in de meeste landen niet zo georganiseerd als in Nederland. De periodes waarin ik in China en Frankrijk woonde, waren ook wat dat betreft vormend voor mijn perspectief op het verzamelen van erfgoed. Wanneer je kijkt naar de situatie in die landen, dan zie je dat het echt uniek is wat wij in Nederland hebben met de Vereniging Rembrandt. Als je lid bent van de Vereniging verzamel je mee voor het openbaar kunstbezit. Dat onze gezamenlijke collecties zo rijk en gevarieerd zijn is geen vanzelfsprekendheid – voor het versterken en doorgeven daarvan wil ik mij heel graag inzetten.’
Saskia Cohen-Willner is freelance kunsthistoricus
De Collectie Nederland is nooit af, en er is evenmin maar één perspectief op
Wetenschappelijk onderzoek naar de collectie is essentieel, vindt de Vereniging Rembrandt. Daarom verstrekt zij elk jaar beurzen waarmee jonge kunsthistorici het vak kunnen leren.
In 2016 kende de Vereniging Rembrandt via het Ekkart Fonds een beurs voor kunsthistorisch onderzoek toe aan het Van Gogh Museum. Met deze beurs kon Lisa Smit worden aangesteld om onderzoek te doen naar de kritische receptie van West-Europese progressieve kunst in Wenen rond 1900. De resultaten van dit omvangrijke onderzoek vormen de bouwstenen voor de tentoonstelling Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse, momenteel te zien in het Van Gogh Museum.
Waterslangen II
Gustav Klimt 1904 (bewerkt 1906-1907). Olieverf op doek, 80 x 145 cm PRIVÉCOLLECTIE, COURTESY OF HOMEART
Onderzoek als fundament
Gustav Klimt (1862-1918) is wereldberoemd vanwege zijn schilderijen met goud en decoratieve ornamenten, zijn universele symboliek en zijn afbeeldingen van sensuele vrouwen. De centrale vraag in de tentoonstelling en de bijbehorende catalogus is waar Klimt zijn inspiratie vandaan haalde. Leidraad is de invloed op zijn werk van vernieuwende WestEuropese kunstenaars als Whistler, Singer Sargent, Toorop, Van Gogh, Monet, Rodin, Toulouse-Lautrec en Matisse. Klimt putte rijkelijk uit al deze inspiratiebronnen en kwam tot geheel eigen, gelaagd werk. Een mooi voorbeeld is Waterslangen II, de beelddrager van de tentoonstelling, waarin zowel invloeden van Toorop als van Rodin zijn terug te zien.
De voorbereidingen voor de expositie begonnen met een groots opgezet onderzoek naar de vraag welke werken van vooruitstrevende WestEuropese kunstenaars Klimt in tentoonstellingen en verzamelingen in Wenen met eigen ogen gezien kan hebben. Aan de hand van de vele ontdekkingen, groot en klein, is veel nieuwe kennis opgedaan over de bekendheid bij Klimt van specifieke kunstenaars en kunstwerken. Op basis hiervan plaatsten de conservatoren Klimt in de tentoonstelling, binnen de grenzen van het mogelijke, als het ware midden tussen zijn inspiratiebronnen.
Veel van de geëxposeerde werken zijn in Klimts tijd daadwerkelijk in Wenen te zien geweest. Dit uitpluizen was een omvangrijke klus, en het
Van Gogh Museum is de Vereniging Rembrandt bijzonder dankbaar dat een onderzoeker kon worden aangesteld om zogezegd het veldwerk te doen. Het Ekkart Fonds wijst bij elke toekenning een mentor aan die de jonge bursaal begeleidt bij het onderzoek. In dit geval was Jan van Adrichem, auteur van De ontvangst van de moderne kunst in Nederland (19102000). Picasso als pars pro toto (2001), met zijn expertise op het gebied van receptiegeschiedenis hiervoor de aangewezen persoon.
Dag- en weekbladen als bron Omdat er zeer weinig documentatie is overgeleverd van de belangrijke tentoonstellingsgelegenheden in Wenen en Klimt zelf zich nauwelijks heeft uitgelaten over zijn opvattingen
LISA SMITover kunst, was de belangrijkste bron van informatie de geschreven pers. Kranten en tijdschriften zijn cruciaal voor het begrip van de receptie van internationale eigentijdse kunst in Wenen rond 1900. De feuilletonisten van de Weense dag- en weekbladen stonden in hoog aanzien en hun meningen waren toonaangevend. De vele tentoonstellingsbesprekingen zijn de directe weerslag van de nieuwste ontwikkelingen in de Weense kunstwereld van rond 1900. In het onderzoek was niet alleen ruimte voor de opvattingen van progressieve Weense kunstcritici, maar ook voor die van gematigde en ronduit conservatieve. Zo ontstond een representatief beeld van de ontwikkeling van de reputatie van eigentijdse beeldende kunst uit West-Europa in Wenen in de periode 1894-1914.
‘Kunstsinn’
Het begrip ‘Wenen 1900’ spreekt tot
de verbeelding van velen, omdat zelden op één plaats in relatief zo korte tijd vanuit allerlei disciplines zoveel belangwekkends is voortgebracht. Het zal daarom misschien verbazen dat het slechts enkele jaren vóór 1900 volgens vrijwel alle Weense kunstcritici zeer matig gesteld was met de beeldende kunst. Naar aanleiding van de tegenvallende III. Internationale KunstAusstellung van het gerenommeerde Künstlerhaus in 1894 concludeerden critici vrijwel unaniem dat het in Wenen ontbrak aan ‘Kunstsinn’. Bovendien kenden volgens een criticus ‘de Weners de kunst van vandaag de dag niet. De gehele ontwikkeling van de laatste tien jaren, van Manet tot Whistler […] deze machtige creatie van een nieuwe kunst is hun vreemd.’ Om een progressief en bloeiend kunstklimaat te creëren was het van belang veel meer eigentijdse en vooruitstrevende kunst uit het buitenland (waarmee hier
West-Europa werd bedoeld) naar Wenen te halen. Alleen zo kon de Oostenrijkse kunst zich vernieuwen en haar middelmatige kwaliteit verbeteren.
Wiener
Secession
In de jaren die volgden was primair de kring van kunstenaars en intellectuelen rondom Klimt verantwoordelijk voor de aanwezigheid van West-Europese kunst in Wenen, en tegelijk voor de ongekende bloei van de Oostenrijkse kunst. Het waren Klimt en zijn kompanen die in 1897 de Wiener Secession oprichtten en daarmee voor wezenlijke verandering zorgden. De vele tentoonstellingen die deze kunstenaarsvereniging organiseerde, stonden garant voor een ongekende toestroom van eigentijdse internationale kunst. De succesvolle openingstentoonstelling, die in de lente van 1898 onder voorzitterschap van Klimt werd samengesteld, om-
VAN
vatte meer dan 500 kunstwerken uit heel Europa en was de eerste waarop de eigentijdse West-Europese kunst op grote schaal en met goede voorbeelden vertegenwoordigd was. Er volgden bij de Secession nog veel meer indrukwekkende exposities. Baanbrekend was de tentoonstelling die de vereniging begin 1903 organiseerde. Hierin werd eindelijk het Franse impressionisme grootschalig in Wenen geïntroduceerd. Ook was Vincent van Gogh met zes schilderijen – waaronder De roze boomgaard –voor het eerst goed vertegenwoordigd.
Vanaf 1905 was Galerie Miethke de belangrijkste plek om moderne kunst van over de grens te ontdekken. Deze galerie vertegenwoordigde Klimt nadat hij met een aantal gelijkgestemden de Secession in 1905 had verlaten, en voerde een uitgesproken internationaal beleid. Bij Miethke zag het Weense publiek belangrijke
vernieuwers, in solotentoonstellingen van onder anderen Van Gogh (1905), Paul Gauguin (1907) en Henri de Toulouse-Lautrec (1909). Ook de Internationale Kunstschau van 1909 mag niet onvermeld blijven. Hier liet de groep kunstenaars rond Klimt zich voor de laatste keer gelden met een ambitieuze tentoonstelling waarop zo’n 500 werken van bijna 200 kunstenaars uit tien verschillende landen te zien waren. De bedoeling was een ‘internationaal gesamtkunstwerk’ te creëren.
Uniek oeuvre
In de jaren voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd de aanwezigheid van buitenlandse vooruitstrevende eigentijdse kunst langzaamaan minder. Uiteindelijk concludeerde men rond 1914 in de pers, net als in 1894, dat in Wenen weinig belangwekkende internationale kunst te zien was. Zo was er dus sprake van
Nu te zien
De tentoonstelling
Golden Boy Gustav Klimt. Inspired by Van Gogh, Rodin, Matisse is tot en met 8 januari 2023 te zien in het Van Gogh Museum. De expositie werd samengesteld door conservatoren Renske
Suijver en Edwin Becker en is een samenwerking met het Belvedere in Wenen.
een golfbeweging, met een enorme opleving in de periode 1897-1909. Daarvoor was de kring rondom Klimt verantwoordelijk. Met een fijn oog voor kwaliteit ontleende Klimt zelf inspiratie aan tal van kunstenaars die hij zo leerde kennen. Zijn stijl en artistieke visie evolueerden daarbij voortdurend, met als resultaat een uniek oeuvre. Zoals de vooraanstaande kunstcriticus Ludwig Hevesi al in 1903 constateerde: ‘Je hoeft slechts een fragment van een schilderij te zien om te weten: dit is een Klimt’.
Lisa Smit verrichtte in 2016 onderzoek met een beurs vanuit het Ekkart Fonds en werkt sinds 2021 als conservator Schilderijen in het Van Gogh Museum
In de winkelstraat
Geen kunstwerk of er zijn verschillende interpretaties mogelijk. Joke de Wolf gaat op zoek naar de extra betekenis van een werk dat momenteel in de schijnwerpers staat.
Dit schilderij van Isaac Israels werkt als een magneet. Het trekt de toeschouwer het schilderij en de winkelstraat in, naar de overkant, waar een hoedenwinkel lonkt. Het schemert, in de winkel branden de lichten: buiten zijn de kleuren grauw en grijs, binnen is er kleur, felwit, geel en rood. Dáár moeten we zijn.
Het schilderij hangt in de tentoonstelling De nieuwe vrouw in Singer Laren, naast andere schilderijen van winkelende en werkende vrouwen. Wat er precies zo bijzonder is dat de dames zich verdringen voor de etalage, kunnen we niet zien. Ze hébben nota bene allemaal al een hoed. Wat vertelt dit schilderij ons nu? Wat kunnen we met dit beeld, als we ons tenminste weten los te rukken van de betovering?
Met meer achtergrondkennis begrijpen we waarom de kunstenaar juist dit, juist hier, schilderde. Als jonge twintiger woonde Israels aan het Amsterdamse Oosterpark. Hoewel hij een klassieke opleiding had en eerst vooral soldaten schilderde, richtte hij zijn blik in Amsterdam steeds vaker op de werkende bevolking. Vooral de vrouwen interesseerden hem: op straat, in fabrieken en in uitgaansgelegenheden schetste en schilderde hij hun bezigheden.
Toen de kunstenaar in 1893 een atelier kreeg aan de Nieuwendijk, hoefde hij zelfs niet naar buiten om die vrouwen te zien. Hij keek uit op het hoedenmagazijn van P. Mars & Co, een moderne zaak waar vrouwen hun hoeden naturel kochten en dan naar de laatste mode lieten versieren met veren, zijden bloemen en linten. Het was het uitzicht op die winkel dat Israels hier schilderde.
Ik denk dat het hem vooral om het beeld was te doen: om het contrast tussen de grijze buitenwereld en de verleiding van de met kunstlicht fonkelende etalage. In snelle, hoekige streken weet hij de figuren te typeren. De silhouetten van de nieuwsgierige voorbijgangers steken er fraai bij af, als bij een schimmenspel. Het was een effect dat Israels vaker zou gebruiken, bijvoorbeeld bij een ander etalagebeeld, een jaar later.
Tegelijk kunnen we het schilderij nu ook op een andere manier zien: als verwijzing naar, of zelfs als een
commentaar op verhoudingen die ook daarbuiten bestonden. De kunstenaar heeft de verschillende niveaus van het schilderij namelijk aan verschillende groepen toebedeeld. De dames bij de etalage en ook die op de voorgrond zijn vooral degenen met geld. Op het middenplan lopen de dienstbodes met hun schorten nog om, zij hebben geen tijd om zich te vergapen aan de dingen die ze toch niet kunnen betalen.
En binnen, duidelijk zichtbaar op de achtergrond en in het rood gekleed, werken twee verkoopsters achter de toonbank. Zonder hen had dit fraaie beeld niet bestaan, was de winkel dicht gebleven. Hoe lang hun werkdagen waren, vertelt het schilderij niet. Maar dat hoeft ook niet.
Israels gaf de verkoopsters naast de dienstmeiden en de rijkere dames een plek op dit schilderij. En aan ons de vrijheid om daarin te zien wat we willen zien.
Hoedenwinkel van Mars op de Nieuwendijk te Amsterdam
Isaac Israels
1893. Olieverf op doek, 64,5 x 59,5 cm GRONINGER MUSEUM
(in bruikleen van het J.B. Scholtenfonds)
QUENTIN BUVELOT
Oude meesters, nieuwe wereld
In de laatste decennia van de 19de eeuw – niet toevallig de periode waarin de Vereniging
Rembrandt werd
opgericht – werd steeds duidelijker hoeveel
Hollandse kunst er naar het buitenland was verdwenen en dat de uittocht nog altijd gaande was. Vooral
Amerikaanse verzamelaars hadden vaak onbeperkte middelen om de beste werken op te kopen. Het Mauritshuis in Den Haag toont deze winter een selectie
17de-eeuwse schilderijen uit een van de mooiste Amerikaanse privéverzamelingen uit die tijd, die van Henry Clay Frick.
Vanaf omstreeks 1870 brak in de Verenigde Staten van Amerika een bijzonder tijdperk aan in de geschiedenis van het verzamelen. Een relatief kleine groep kapitaalkrachtige Amerikanen wist in slechts enkele decennia collecties op te bouwen die konden wedijveren met eeuwenoude kunstverzamelingen in Europa. In steden als New York, Los Angeles en Boston werden imponerende stadspaleizen gevuld met rijkdommen uit alle perioden van de kunstgeschiedenis – ook met Hollandse schilderijen uit de 17de eeuw.
De boom in het verzamelen vond plaats in een periode waarin de Amerikaanse economie tot ongekend grote bloei kwam, de ‘Gilded Age’. Dit vergulde tijdperk is te situeren in de jaren tussen 1870 en 1914, het jaar waarin de Eerste Wereldoorlog uitbrak. De naam lijkt een verwijzing naar de vergulde lijsten rond schilderijen van oude meesters. Het tijdperk is echter vernoemd naar de beroemde, gelijknamige roman uit 1873 van Mark Twain (1835-1910). In deze roman vraagt de Amerikaanse schrijver aandacht voor de problemen van zijn tijd, zoals de armoede onder grote delen van de Amerikaanse bevolking. De rijkdom concentreerde zich immers maar bij een kleine groep mensen. Velen, onder wie de talloze immigranten uit het oude Europa, konden het hoofd maar amper boven water houden.
Death duties
In de ‘Gilded Age’ konden de ‘nieuwe rijken’ alles kopen wat ze wilden, ook kunst uit Europa. In diezelfde decennia verkocht de Britse adel juist vele schilderijen van oude meesters en andere cultuurgoederen ten gevolge van opeenvolgende vernieuwingen in het Britse belastingstelsel. Wanneer de eigenaar van een kunstverzameling kwam te overlijden, erfde een van de zoons, of een ander mannelijk familielid, het bezit. Over
de waarde van de erfenis werd belasting geheven. Om deze death duties te kunnen bekostigen, zagen erfgenamen zich veelal genoodzaakt om delen van de collectie te verkopen, om zo in elk geval het grondgebied van de familie te kunnen behouden. Er was sprake van een ware exodus van kunstschatten uit het Verenigd Koninkrijk. Amerikaanse verzamelaars sloegen hun slag, onder wie Henry Clay Frick (1849-1919). Ook hij profiteerde van de verkopen door de Britse adel, zoals bij de verwerving van het imponerende zelfportret van Rembrandt uit 1658 of het uiterst los geschilderde mansportret door Frans Hals uit omstreeks 1660. Deze topstukken van de buitencategorie waren zonder de death duties destijds niet op de markt gekomen. De Hals hing lange tijd in Althorp House als bezit van de Earls of Spencer, de voorouders van Lady Diana; de Rembrandt was sinds 1825 ondergebracht
in Melbury House, als bezit van de Earls of Ilchester. Zoals zoveel andere Hollandse schilderijen hadden deze doeken Nederland al geruime tijd daarvoor verlaten, net als de schilderijen van Cuyp en Hobbema die Frick verwierf. Via de landhuizen in Engeland vonden vele topstukken een nieuwe plek in Amerikaanse collecties. In 1911 verwierf Frick Soldaat en lachende vrouw, een van de vroegste en aantrekkelijkste genrestukken van Vermeer. Dit schilderij vormt een uitzondering op de regel, want het was pas eind 19de eeuw naar Engeland verhuisd, vanuit Italië.
Amerikaanse ‘vrijer’
Niet alleen uit Engelse, maar ook uit andere Europese verzamelingen werden meesterwerken van de allerhoogste kwaliteit verkocht aan Amerikaanse verzamelaars. Het lijkt erop dat deze ontwikkeling, waarbij mees-
terwerken in grote hoeveelheden en in snel tempo het continent verlieten, een stimulans heeft gegeven aan het cultuurbehoud in Nederland. In 1883 werd namelijk de Vereniging Rembrandt opgericht voor het behoud of de terugkeer van Nederlands erfgoed. Een van de toenmalige bestuursleden van de Vereniging was Abraham Bredius (18551946), van 1889 tot 1909 directeur van het Mauritshuis. Tijdens zijn directoraat werd Het puttertje van Fabritius in Parijs aangekocht, en in 1903 werd het legaat van Andries des Tombe aanvaard, waarna Vermeers Meisje met de parel een vaste bewoonster van het Mauritshuis werd.
Bredius sprak herhaaldelijk zijn zorgen uit over het tempo waarin belangrijke kunstwerken Nederland verlieten. Rond 1900 was Vermeers Melkmeisje, een van de iconen van de Hollandse schilderkunst uit de 17de eeuw, nog privébezit. Het bevond zich in de
Nu te zien
De tentoonstelling
Manhattan Masters is tot en met 15 januari 2023 te zien in het Mauritshuis te Den Haag
collectie van de Amsterdamse familie Six. Mede dankzij de steun van de Vereniging Rembrandt vond het schilderij in 1908, met nog 38 andere schilderijen, een blijvend onderkomen in het Amsterdamse Rijksmuseum. De regering werd bij deze aankoop geadviseerd door Bredius. Hij was ervan overtuigd dat John Pierpont Morgan (1837-1913), een exorbitant rijke Amerikaanse verzamelaar, op het schilderij aasde, en vond dat de overheid moest ingrijpen. Spotprenten uit 1907 laten zien hoe het door Vermeer geschilderde melkmeisje haar Amerikaanse ‘vrijer’ afwijst en kiest voor de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Pieter Rink.
Manhattan Masters
Uiteraard hoeven niet alle 17de-eeuwse schilderijen van Hollandse kunstenaars in Nederland te blijven, of permanent terug te keren naar ons land. In het buitenland fungeren deze werken immers als ambassadeurs voor het land van herkomst. En daar komt nog bij dat we in Nederland regelmatig oude meesters uit Amerikaanse verzamelingen kunnen zien als tijdelijke bruiklenen op tentoonstellingen. Zo organiseerde het Mauritshuis in 1990 een grote tentoonstelling over het verzamelen van 17de-eeuwse Hollandse schilderijen door Amerikaanse verzamelaars, Hollandse meesters uit Amerika The Frick Collection ontbrak destijds als bruikleengever. Dat wordt nu meer dan goedgemaakt met de huidige tentoonstelling in het Mauritshuis, Manhattan Masters.
Het melkmeisje
Johannes Vermeer ca. 1660. Olieverf op doek, 45,5 x 41 cm RIJKSMUSEUM, AMSTERDAM
Aangekocht in 1908 met steun van de Vereniging Rembrandt.
De kleine, maar uitgelezen tentoonstelling maakt je niet alleen bewust van de omzwervingen van oude schilderijen, maar ook van wat er rond 1900 nog allemaal voor moois te vinden was op de internationale kunstmarkt. De schilderijen in de tentoonstelling zijn na de aankoop door Frick, meer dan honderd jaar geleden, niet meer in Nederland te zien geweest (uitgezonderd een na zijn dood verworven schilderij van Jacob van Ruisdael). Het was zijn wens om met de oprichting van The Frick Collection het publiek te laten meegenieten van zijn geliefde schilderijen. Hij zou het vast geweldig hebben gevonden dat zijn Hollandse schilderijen voor de duur van de tentoonstelling gezelschap krijgen van de topstukken in het Mauritshuis.
Quentin Buvelot Hoofdconservator MauritshuisRuim 17.000 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Jan Rozemond (25 jaar), student School voor de Journalistiek, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2020.
Rembrandtlid persoonlijk
Vereniging Rembrandt
‘Het was op aanraden van mijn zus dat ik lid ben geworden. Ik vind het leuk om op de hoogte te blijven en heb heel veel plezier van mijn Rembrandtkaart, want ik ga vaak naar musea. En ik heb mijn vriendin een cadeau-abonnement gegeven, zodat we samen kunnen gaan.’
Eerste kunstervaring
‘Dat weet ik nog goed. Toen ik een jaar of vijf, zes was, nam mijn opa me mee naar Panorama Mesdag. Mijn opa kon er veel over vertellen, bijvoorbeeld dat Breitner de paarden had geschilderd omdat Mesdag dat niet aandurfde.’
Eerste kunstervaring
‘Op een tentoonstelling zag ik eens een schilderij met een bokser in de ring van Isaac Israels, van het Centraal Museum. Dat was het eerste werk dat echt indruk op me maakte. Al die schaduwen en die gezichten op de achtergrond... en het was natuurlijk een stoere bokser.’
Niet meer willen missen
‘De bedreigde zwaan van Asselijn in het Rijksmuseum. Spectaculair om naar te kijken met dat contrast tussen die blauwe achtergrond en die witte veren. Heel mooi.’
Kijken naar kunst
‘Kijk niet naar het opvallendste element in een schilderij, maar bepaal je eigen focus. Dat is mijn tip. Vaak
kun je in vervoering raken door een heel ander detail. Ik heb bijvoorbeeld plezier in die half gepelde mandarijn in Farewell to Washington Square van Paul Thek in Kunstmuseum Den Haag, terwijl de rest van het schilderij me niet zoveel zegt.’
Audiotour of tekstboekje
‘Zonder twijfel het tekstboekje. Eigenlijk luister ik nooit naar audiotours, omdat ze me erg afleiden. Ik lees de zaalteksten en als ik meer wil weten zoek ik wel op internet.’
Opvallendste aankoop
‘Die bloemenpiramides die Kunstmuseum Den Haag een paar jaar geleden heeft gekocht, vind ik heel mooi. Goed geconserveerd, maar zo kwetsbaar. En dat portret van Felix Auerbach van Munch, vooral door die bijzondere achtergrond.’
Kunst thuis
‘Ik woon in een studentenhuis met zeven jongens, dus er hangt niet zoveel kunst. Op mijn kamer hangt wel een reproductie van een werk van Jack Vettriano en ik koop vaak kaarten. Echte kunst kopen zit er nog niet in.’
Bij design ziet de consument vaak alleen het eindproduct.
Maar hoe komt een ontwerper tot een ontwerp? Modellen en prototypes vervullen een belangrijke rol binnen dit proces en zeggen veel over de tijdgeest waarin een ontwerp tot stand kwam. Design Museum Den Bosch verwierf met genereuze steun van de Vereniging
Rembrandt een belangrijke selectie prototypes en modellen uit het designarchief van Gijs Bakker, waaronder een aantal sleutelstukken uit zijn oeuvre.
Minimale middelen, maximaal effect
NIEUWE AANWINST
Prototypes en modellen
Gijs Bakker
1962-97. Diverse materialen
Bijdrage: € 34.270 uit het Jheronimus Fonds
DESIGN MUSEUM DEN BOSCH
Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Jheronimus Fonds).
Gijs Bakker (1942) zette samen met zijn vrouw Emmy van Leersum (1930-1984) eind jaren zestig het sieraad als autonome kunstvorm op de kaart. Als sieradenmaker is Bakker wereldwijd bekend en geprezen en zijn sieraden zijn veelvuldig in (inter) nationale museumcollecties vertegenwoordigd. Daarnaast werkt hij als industrieel ontwerper aan de vormgeving van de meest uiteenlopende objecten, van meubels en servies tot straatmeubilair. Voor veel mensen is dit industriële werk minder bekend, maar het is zeker niet minder belangrijk. Binnen het designveld heeft Bakker vooral naam gemaakt als medegrondlegger van Droog Design. Dit inmiddels internationaal gerenommeerde designlabel wordt gekenmerkt door krachtige ontwerpen die vaak humor bevatten. Een werk dat Bakker hier zelf voor maakte is High-tech Accent, een theepot waarvan de titel verwijst naar de keramische vezels waaruit het handvat is gemaakt.
Onder andere als hoofd van het masterprogramma van de Design Academy Eindhoven droeg Bakker zijn ontwerpvisie over op meerdere generaties ontwerpers. In navolging van het (sieraad)oeuvre en archief van Emmy van Leersum, dat in 2010 eveneens met steun van de Vereniging
Rembrandt door het Design Museum is verworven, vinden nu iconische modellen en prototypes uit het oeuvre van Bakker hun weg naar Den Bosch.
Eigenzinnige ontwerpfilosofie
Lampen, stoelen, bestek, een koffieservies en brillen (uit 1972 en nooit in productie genomen door opdrachtgever Polaroid, want ‘rond is uit’ – ‘het moesten absoluut vlindermodellen zijn’). Op kleine schaal vertellen de verworven objecten iets over de achterkant van het ontwerp en over hoe de industrie in elkaar zit, of zat. Wars van conventies voedde Bakker als zelfstandig ontwerper vanaf de jaren zestig de industrie met zijn eigenzinnige ontwerpfilosofie. In een tijd waarin producenten vanuit de mogelijkheden van de beschikbare machines bepaalden hoe een object eruit zou moeten zien, probeerde hij de ontwerper een autonomere plaats te laten innemen. Zijn sieraadontwerpen beschouwde Bakker daarbij als laboratorium voor zijn productontwerpen. Zelf verwoordde hij het als volgt: ‘Qua ideevorming, dus het hele creatieve proces, is daar niet zoveel verschil tussen. Dat verschil is er wel bij de uitvoering […] In een heel vroeg stadium denk je na over de pro -
duceerbaarheid, de mogelijkheden daarvan, en dan vooral ook het materiaal dat je kiest. Wat dan niet alleen het hele concept verbeeldt, maar ook geschikt is om in een grote serie uit te werken.’
STRIP CHAIR
Een bijzonder succesvol ontwerp van Bakker dat deze overwegingen goed illustreert, is de zogenaamde Strip Chair of strokenstoel uit 1974. Het idee van deze stoel is het minimaliseren van het materiaal terwijl er nog steeds een sterke vorm overblijft. Bakker bereikte zijn idee van de lichte vorm van de stoel door zes stroken gelamineerd beukenhout met lijm in een mal te persen en in de vorm te laten uitharden. Het schetsmodel dat zich in het door het museum verworven oeuvre bevindt, is een van de allereerste stappen in het ontwerpproces en is uitgevoerd in aluminium. Er ging geen schets op papier aan vooraf, Bakker werkte zijn idee direct uit in het materiaal dat hij voorhanden had. In dit geval was dat aluminium, een materiaal dat hij in die tijd ook voor zijn sieraden gebruikte. Aluminium is relatief makkelijk in een nieuwe vorm te buigen, in tegenstelling tot het uitgeharde laminaat waarin de stoel uiteindelijk werd uitgevoerd.
SAW-CUT CHAIR
Bijzondere voorbeelden die een kijkje in het ontwerpproces bieden, zijn ook de Finger Chair en de Saw-Cut Chair. Het basisprincipe van deze ontwerpen is het benutten van de veerkracht van het materiaal om zo tot een comfortabele stoel te komen. De plank waarop de zitting rust is in een hoek van 90 graden geplaatst ten opzichte van de plank die de rug en de stoelpoot vormt. De zitting veert als het ware mee. Begin jaren tachtig werkte Bakker vijf jaar aan de Finger Chair, maar hij bleef ontevreden met de manier waarop de poten en de rugleuning van de stoelen bevestigd werden. Nadat er
door Artifort twee houten varianten op de markt waren gebracht, ging Bakker door met het onderzoeken van het originele ontwerpidee. De modellen die met steun van de Vereniging Rembrandt zijn verworven, laten verschillende stadia in deze zoektocht zien. De Saw-Cut Chair is uiteindelijk het resultaat. Bakker gebruikte voor de Saw-Cut Chair geen hout maar staal. Hiermee onderving hij het probleem met de aanhechting van de stoelpoot met de zitting, maar bleef het principe van de vering hetzelfde. De schetsmodellen die bovenstaande zoektocht illustreren, zijn, net als het schetsmodel van de Strip Chair en een groot aantal van de andere verworven modellen, tot 26 februari 2023 te zien op de tweede etage van het museum.
Schetsmodellen
Saw-Cut Chair
Gijs Bakker
ca. 1983. Metaal, textiel, lak, H 16,2 – 21,7 cm
Missie geslaagd
Rhenen oefende in de 17de eeuw een sterke aantrekkingskracht uit op kunstenaars. Vooral op Jan van Goyen (1596-1656), die niet minder dan 28 gezichten op de stad maakte. Voor het kleine en jonge Stadsmuseum Rhenen, dat geen enkel topstuk uit deze periode had, leek een schilderij door Van Goyen onbereikbaar. Toch lukte het met dank aan vele gulle gevers om het mooiste van zijn gezichten op Rhenen te bemachtigen.
Het begon allemaal met een telefoontje namens een familie uit Berlijn. Of Stadsmuseum Rhenen belangstelling had een gezicht op Rhenen van Jan van Goyen voor de periode van ruim een jaar in bruikleen te nemen. Daar had Maike Woldring, sinds 2018 directeur van het museum, wel oren naar. ‘In de 17de eeuw hebben heel veel kunstenaars Rhenen vastgelegd. Rembrandt, Saenredam, Cuyp, en Van Goyen zelfs 28 keer. Daar konden we niets van laten zien. Die schilderijen hangen overal ter wereld, in Dublin, Washington, Toronto – alleen niet in de stad die is afgebeeld. Dus het was een droomscenario dat we in de winter van 2021, drie jaar na de opening van het museum in het oude raadhuis, een topstuk van Van Goyen zouden kunnen laten zien.’
‘Het bestuur van het museum viel wel even stil toen ik het voorstelde. Wat komt er op ons af? Wat moeten we allemaal regelen qua beveiliging, klimaat, inrichting, en kunnen we dat wel aan? Maar toen het er eenmaal hing, zei iedereen: dit schilderij hoort bij Rhenen, dit laten we nooit meer gaan. Van Goyen heeft de stad, of delen ervan, vanuit verschillende richtingen afgebeeld. Maar op dit panorama zie je Rhenen vrijwel compleet en vanuit het zuidwesten. Dat is ook de meest fotogenieke kant: aan het water, tegen de heuvelrug en met een skyline om te zoenen. Het schilderij is uit Van Goyens beste tijd en bovendien in heel goede conditie.’
Crowdfunding
Toen bleek dat de eigenaar het schilderij wel wilde verkopen, ging Woldring aan de slag. Het museum ging in gesprek met het gemeentebestuur en vroeg collega’s uit verschillende musea, het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed om het te komen bekijken of hun visie te geven. Ook de Vereniging Rembrandt kwam al snel in beeld. Een verkennend gesprek hielp Woldring een goed gefundeerde aanvraag op te stellen. Dat het museum steun zou krijgen stond allesbehalve vast, besefte ze. Landschappen en stadsgezichten van veelschilder Jan van Goyen zijn immers geen zeldzaamheid in de Nederlandse musea. En lag het op de weg van de Vereniging Rembrandt om na Leiden, en recenter Dordrecht en Katwijk, ook Rhenen aan een gezicht op de stad te helpen? Maar het bestuur was onder de indruk van de kwaliteit van het schilderij en waardeerde de ambitie
NIEUWE AANWINST
Gezicht op Rhenen
Jan van Goyen
1649. Olieverf op paneel, 67 x 98,5 cm
Bijdrage: € 175.000, waarvan € 15.000
vanuit het Alida Fonds en € 100.000 vanuit
het VriendenLoterij Aankoopfonds
STADSMUSEUM RHENEN
Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Alida Fonds en haar VriendenLoterij Aankoopfonds), het Mondriaan Fonds, Stichting het Voormalig Gast- en Weeshuis, Stichting
Gebroken Lente Rhenen, H.P. Deys en J.H.C.T. DeysTrijssenaar, Stichting Cuneragilde Rhenen, Jumbo Rhenen en andere begunstigers.
van het museum om een werk van dit niveau te kopen (zie ook de kadertekst op p. 24).
Draagvlak in Rhenen en omgeving was zeer belangrijk, vonden ook de landelijke fondsen waar het museum aanklopte. Daarom zette Woldring een crowdfundingactie op. Hiervoor won zij advies in bij Peter Schoon, oud-directeur van het Dordrechts Museum, vanwege zijn ervaring met de succesvolle geldinzamelingscampagne waarmee hij zo’n vijftien jaar geleden een Van Goyen voor Dordrecht wist te behouden. De overeenkomst tussen de slogans van beide musea (‘Geef Dordrecht zijn gezicht terug’ en ‘Gun Rhenen een groots gezicht’) berust dan ook niet geheel op toeval, geeft Woldring lachend toe.
Na een toezegging van de Vereniging Rembrandt voor vijftig procent van de vraagprijs moest het museum nog het resterende bedrag bijeen zien te krijgen. Met filmpjes, flyers en banners, en geholpen door de Vereniging Rembrandt die een paginagrote advertentie in de NRC zette, wist Stadsmuseum Rhenen de aandacht van de media te trekken en het publiek te mobiliseren. Ruim voor de deadline van eind 2022 was het geld bij elkaar, ook dankzij een bijdrage van het Mondriaan Fonds. ‘Het is geweldig dat het is gelukt, maar het was wel een tour de force voor een museum met veertig vrijwilligers en een directeur als enige betaalde kracht,’ zegt Woldring.
Koningshuis
In de kleine zaal die voor de Van Goyen is ingericht, kunnen bezoekers het schilderij bekijken vanaf een bank, speciaal neergezet opdat het publiek echt de tijd neemt. Naast een bord met achtergrondinformatie is er een filmpje te zien waarin Laurens Schoemaker, specialist topografie van het RKD, je meeneemt in het 17de-
Andere gezichten op Rhenen
Van de 28 gezichten op Rhenen door Jan van Goyen bevinden zich er drie in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Dat was voor het bestuur van de Vereniging Rembrandt geen reden om de aanvraag van Stadsmuseum Rhenen niet te honoreren. Deze drie schilderijen behoren namelijk alle tot de zogenaamde NK-collectie, wat betekent dat ze tijdens de Tweede Wereldoorlog in Duitsland terecht zijn gekomen door roof, confiscatie of (onvrijwillige) verkoop en vervolgens na de oorlog aan de Nederlandse Staat zijn teruggegeven. Deze werken moeten beschikbaar blijven voor restitutie. Bovendien is geen ervan in kwalitatief opzicht vergelijkbaar met het nu verworven panorama, waarvan de herkomst voorafgaand aan de verwerving uitvoerig is onderzocht.
eeuwse Rhenen op het schilderij. Daarvan is helaas niet zoveel bewaard. Een aantal van de afgebeelde gebouwen is in de 19de eeuw afgebroken en in 1940 is er bij de Slag om de Grebbeberg een flink deel van de historische binnenstad verwoest. De Cunerakerk met haar kenmerkende toren staat er nog altijd, maar andere gebouwen in het schilderij, zoals de Gevangentoren, de Westpoort en de Rijnpoort, zijn allemaal verdwenen. Ook het imposante gebouw links naast de Cunerakerk, het Koningshuis, is er niet meer. Dit rond 1630 gebouwde zomerverblijf voor de Duitse keurvorst Frederik van de Palts en zijn vrouw Elizabeth Stuart was in die tijd een boegbeeld van de stad.
Het schilderij spreekt enorm tot de verbeelding van de bezoekers, omdat het een wereld laat zien die je nu niet meer ziet, vertelt Woldring. ‘Het is een artistiek hoogtepunt én een conversatiestuk. Er ontspinnen zich allerlei discussies hier op zaal. Mensen praten over wat ze herkennen, of die ene molen wel op de juiste plaats staat en of Van Goyen zich bij die stadspoort niet wat artistieke vrijheid heeft gepermitteerd. We krijgen ook weleens foto’s toegestuurd van mensen die de plek hebben opgezocht waar Van Goyen moet hebben gestaan, aan de overkant van de Nederrijn. En iedereen praat over de Rijnbrug. In de 17de eeuw was er geen brug en moesten mensen met een pontje naar de overkant, zoals je in het schilderij kunt zien. Dat pontje is zwaarbeladen, met onder andere een koets en vier paarden. Het mooie van dit panorama is dat het weids is en tegelijkertijd heel uitvoerig geschilderd, er zijn allerlei bijzondere details te ontdekken. Hoe langer je naar het schilderij kijkt, hoe meer je ervan gaat houden.’
Van ons allemaal sinds 1986
De discussie over de vertegenwoordiging van vrouwelijke kunstenaars in musea is actueler dan ooit, maar nieuw is zij allerminst. Al in de jaren tachtig besloot de onlangs overleden Liesbeth Brandt Corstius (1940-2022), destijds directeur van Museum Arnhem, vijftig procent van de nieuwe aankopen voor werken van vrouwelijke kunstenaars te reserveren. De Vereniging Rembrandt steunde haar in 1986 bij de verwerving van de fascinerende Venustrechter van Rebecca Horn.
De Venustrechter is een kunstwerk dat er geen dag hetzelfde uitziet. Het bestaat uit twee piramideachtige vormen van tien panelen. Boven de grond is de piramide opgebouwd uit panelen van glas, bekroond door een trechter met daarin een vergulde bol. Onder de grond wordt de piramide gespiegeld door eenzelfde vorm, maar dan met tien spiegels. De cyclus van regenwater dat in de trechter valt, condenseert, stroomt en verdampt, maakt deel uit van het kunstwerk.
‘Het gaat in dit werk over circulatie. Het is altijd in beweging, ook door de weerkaatsing van de spiegels onder de grond,’ zegt Mirjam Westen, die dit jaar afscheid nam als conservator hedendaagse kunst van Museum Arnhem. ‘Rebecca Horn maakte de Venustrechter in 1986 voor Sonsbeek. Het was een belangrijke aanwinst voor Museum Arnhem. Niet alleen als internationale aankoop voor een museum dat in die tijd vooral op Nederlandse kunst gericht was, maar ook omdat er in onze beeldentuin nog geen werk van een vrouwelijke kunstenaar was.’
Als directeur van Museum Arnhem streefde Brandt Corstius naar een fifty-fifty verhouding van mannelijke en vrouwelijke kunstenaars, zowel bij nieuwe aankopen als bij tentoonstellingen. ‘Met Josine de Bruyn Kops, toen directeur van Museum Gouda, liep Liesbeth echt voorop, ook internationaal,’ vertelt Mirjam Westen. ‘De discussie over de ondervertegenwoordiging van vrouwen in de kunstsector was al
gaande sinds de vroege jaren zeventig, toen Linda Nochlins beroemde essay “Why have there been no great women artists?” verscheen, maar Josine en Liesbeth waren de eersten die dit omzetten in museaal beleid.’
Het besluit van Brandt Corstius om evenveel werken van vrouwelijke als van mannelijke kunstenaars te kopen, was lange tijd uitzonderlijk, zegt Westen. ‘Dat leverde kritiek op (de grap “vijftig procent kunst en vijftig procent vrouwen” was snel gemaakt), maar ook bewondering. Liesbeth heeft het museum en ook vrouwelijke kunstenaars op de kaart gezet. Zij heeft op dit gebied belangrijke aankopen voor het museum gedaan, zowel van kunstenaars uit het interbellum zoals Charley Toorop en Marguerite Hynckes-Zahn, als van eigentijdse kunstenaars, onder wie Marlene Dumas, Pearl Perlmuter en Rebecca Horn.’
GW
Venustrechter
Rebecca Horn
De stap die rust gaf
Nadenken over je testament is voor velen iets om voor je uit te schuiven. Dat deden ook Nora van der Wal en Jan Berkenbosch, al bleef steeds die ene vraag door hun hoofd spoken: wat gebeurt er met onze nalatenschap als wij er niet meer zijn? Een gesprek met de Vereniging Rembrandt om zich te oriënteren op de mogelijkheden leidde tot nieuwe inzichten én een bezoek aan de notaris. Tijdens een wandeling door de beeldentuin van Kasteel het Nijenhuis in Heino/Wijhe vertellen zij over hun testament en de keuzes die zij daarin hebben gemaakt.
De locatie die voor dit gesprek is uitgekozen, is geen toevallige. Nora – die is opgeleid als tuinarchitect –en Jan zijn beiden kunst- én tuinliefhebbers, en in de beeldentuin van Kasteel het Nijenhuis in Heino/Wijhe komen deze passies samen. Met hetzelfde gemak waarmee zij beelden en kunstenaars thuisbrengen, herkennen zij ook de bomen in de tuin. Een reusachtige Liriodendron, een bladerrijke Catalpa, en kijk daar: een metershoge berceau van beuken. Nora en Jan kennen de beeldentuin van Kasteel het Nijenhuis goed, maar omdat de collectie nog altijd wordt aangevuld valt er steeds opnieuw iets te ontdekken. Een van de eerste kunstwerken waar ze bij stilstaan is Drift (2008) van Adri Verhoeven, een serie platte, gepolijste stenen in het gras over een strook van zo’n twintig, dertig meter lang. Nora pakt het gidsje van de beeldentuin erbij. ‘Vergeleken met de steen zijn wij zelfs nog geen eendagsvlieg en past ons dus enige bescheidenheid,’ leest Nora de toelichting van de kunstenaar met instemming voor. ‘Dit soort eenvoud spreekt ons aan,’ zegt Jan.
Een zaadje geplant
Liefde voor kunst kreeg Nora van thuis mee. Haar moeder – die ook degene was die Nora en Jan met de Vereniging Rembrandt in aanraking zou brengen – was een groot kunstliefhebster. Zij gaf haar dochter voor haar zestiende verjaardag een reproductie van een frescoschildering van Flora, de Romeinse godin van de bloemen, uit de Villa Arianna bij Pompeï. Nora laat het plaatje zien op haar telefoon. ‘Dat heeft een zaadje bij me geplant. Het maakte
indruk. Een afbeelding van Flora, terwijl ik op dat moment nog niet eens wist dat ik iets met tuinen zou gaan doen.’ Voor Jan, die opgroeide in Almelo, was het een bezoek aan een tentoonstelling met werk van Willem de Kooning, in zijn middelbareschooltijd, dat zijn belangstelling voor kunst aanwakkerde. Na zijn afstuderen zou hij zijn eerste kunstwerk aanschaffen, een werk van Erik Mattijssen.
Moderne kunst
Nora en Jan delen een voorkeur voor moderne en abstracte kunst. Hockney is een favoriet van beiden. Land art heeft ook hun interesse, net als het werk van een kunstenaar als Andy Goldsworthy, die de natuurlijke omgeving als uitgangspunt neemt in zijn performances en installaties. ‘Van de eenvoud en schoonheid van een Brancusi tot de arte povera van Giuseppe Penone. De kubussen van Sol LeWitt. Maar ook de Zadkine in Rotterdam,’ somt Nora op, als haar gevraagd wordt naar haar smaak op het gebied van beeldhouwkunst. Het paar verzamelt ook zelf. Naast een bescheiden collectie beeldende kunst en keramiek is er een vrij uitgebreide verzameling glas opgebouwd, vooral uit de eerste decennia van de 20ste eeuw, met toegepaste kunst van onder anderen Copier en De Bazel, maar ook recenter werk zoals dat van Bert Frijns. Bij het verzamelen van glas uit Leerdam speelt het plezier van het zoeken naar volledig-
heid mee, zegt Jan, die ook genoegen beleeft aan de door hem bijeengebrachte collectie scheermesjesslijpapparatuur.
Testament
Dat er ooit een testament moest worden opgesteld beseften Nora en Jan, maar jarenlang was het iets dat ze uitstelden. Nadat ze in hun nabije omgeving enkele voorbeelden hadden gezien van wat er kan gebeuren met nalatenschappen wanneer er geen duidelijke keuzes worden gemaakt, besloten ze ernst hiermee te maken. ‘We hebben geen kinderen, en we moeten iets met wat overblijft als wij er niet meer zijn,’ zegt Nora. ‘We zijn op een leeftijd dat het eigenlijk onverantwoord is om niets te doen,’ vervolgt Jan. ‘Ik dacht weleens: straks komt de eerste de beste uitdrager en die gooit onze hele verzameling in de glasbak. Dat was een schrikbeeld. We hebben ons huis samen gekocht en zien bouwen, en alles samen ingericht. Bijna al onze meubelen zijn design: Le Corbusier, Eames en Arne Jacobsen als vertegenwoordiger van de Scandinavische meubelkunst. Dat vertegenwoordigt ook een zekere waarde. Toen ik hierover ging nadenken, realiseerde ik me dat niemand inzicht heeft in de kwaliteit van dat design. Daar heb je meerdere experts voor nodig. En wie moet dat beheren? Daar wilden we geen nichtjes en neefjes mee lastigvallen.’
Vereniging Rembrandt
Op een gegeven moment kwam de Vereniging Rembrandt in beeld. Nora en Jan waren al zo’n twintig jaar lid, maar zijn zich vooral de laatste jaren steeds beter gaan thuis voelen bij de
Ik dacht weleens: straks komt de eerste de beste uitdrager en die gooit onze hele verzameling in de glasbak
Over de beeldentuin
Kasteel het Nijenhuis in Heino/Wijhe is onderdeel van Museum de Fundatie in Zwolle. De havezate, die grotendeels uit de 17de eeuw stamt, werd tot 1984 bewoond door Dirk Hannema, verzamelaar en oud-directeur van Museum Boijmans Van Beuningen. In 1964 bracht hij zijn collectie onder bij de stichting Hannema-de Stuers Fundatie, waaruit na zijn overlijden Museum de Fundatie voortkwam. Zowel het kasteel als de tuinen zijn met de Rembrandtkaart vrij van entree te bezoeken. In de beeldentuin worden ruim honderd beelden uit de collecties van Museum de Fundatie, Museum Beelden aan Zee en de Provincie Overijssel tentoongesteld.
Zeven vragen over nalaten
Hoe werkt nalaten aan de Vereniging Rembrandt?
Met uw nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt steunt u museale kunstcollecties door heel Nederland. U kunt de Vereniging Rembrandt als (mede-)erfgenaam opnemen in uw testament of aan de Vereniging nalaten in de vorm van een legaat. Een legaat kan zowel gaan om een geldbedrag als om specifieke bezittingen. Indien gewenst kunnen wij u helpen met het formuleren van uw wensen ten behoeve van uw testament.
Is het nodig om dat van tevoren te bespreken?
Dat is niet noodzakelijk, maar alleen al vanwege het feit dat wij u dan persoonlijk kunnen dankzeggen en uitnodigen voor Jacobs Gilde stellen wij contact zeer op prijs. Wij kunnen u dan ook meer vertellen over de verschillende mogelijkheden en uw specifieke wensen en voorkeuren noteren. Vooral als u overweegt met uw nalatenschap een Fonds op Naam te laten instellen, helpt een persoonlijk gesprek ons om de doelstelling van het fonds goed te interpreteren.
3
Wat is Jacobs Gilde?
Wij zijn dankbaar als leden aangeven via de Vereniging Rembrandt te willen nalaten aan ons gezamenlijk kunstbezit. Om uiting te geven aan die dankbaarheid hebben wij in 2020 Jacobs Gilde opgericht. Als u de Vereniging Rembrandt hebt opgenomen in uw testament of dat overweegt, nodigen wij u uit om deel uit te maken van dit gezelschap. U ontvangt dan jaarlijks een uitnodiging voor een bijzondere kunsthistorische ontvangst.
Is er aan een legaat of erfenis een minimumbedrag verbonden?
Het is een misverstand dat je vermogend moet zijn om na te laten aan de Vereniging Rembrandt. Elke bijdrage, groot of klein, is welkom. Zeker gezien de stijgende prijzen op de kunstmarkt zijn wij zeer dankbaar voor alle nalatenschappen die wij mogen ontvangen.
Vereniging. Door de ontvangsten (‘altijd een feest’), het Bulletin (‘is met de jaren elke keer weer beter geworden’) en de persoonlijke benadering, zoals zij die ervoeren tijdens een toevallige ontmoeting met voorzitter Arent Fock op een ontvangst in het Depot Boijmans Van Beuningen. Zij vroegen een gesprek aan met bestuurssecretaris Leonie Pels Rijcken, die hun vertelde dat de Vereniging Rembrandt zich bij nalatenschappen van enige omvang indien gewenst ook kan bekommeren om verzamelingen. In zulke gevallen worden experts ingeschakeld om te selecteren wat museumwaardig is, zodat belangrijke objecten bij musea kunnen worden ondergebracht. Die deskundigen geven tevens advies over wat via welke kanalen beter kan worden verkocht. De opbrengst daarvan gaat naar de Vereniging Rembrandt.
Een Fonds op Naam
Bij de gesprekken op het bureau van de Vereniging Rembrandt kwam ook de mogelijkheid van het instellen van een Fonds op Naam ter sprake.
Nora en Jan kenden het fenomeen van de bordjes in het museum en hadden er ook over gelezen in het boekje Van blijvende waarde, dat de Vereniging Rembrandt haar leden in 2021 toestuurde. Zij lieten vastleggen dat met hun nalatenschap het Berkenbosch-van der Wal Fonds bij de Vereniging Rembrandt zal worden ingesteld, met als doel het steunen van aankopen en het restaureren van werken met een relatie tot het landschap, de tuinkunst of de tuinhistorie. ‘Het zou om land art kunnen gaan, om een schilderij van Monet, maar bijvoorbeeld ook om een Constable. De periode maakt ons niet uit. We wilden geen beperkende doelstelling, maar een brede en inspirerende,’ zegt Nora. ‘Ik vind het een heel leuk idee. Ik ben zeer voor de publieke zaak, en ben ook altijd heel gelukkig als ik in musea ben. Dat ik daar na mijn dood door zo’n bordje in een museum een heel klein beetje aan verbonden blijf, vind ik fantastisch. Dat verzoent me tot op zekere hoogte met de eindigheid van het leven.’
Anderen inspireren
De wetenschap dat hun nalatenschap geregeld is, geeft rust, zeggen beiden. Jan: ‘Nu hoeven we er niet meer over na te denken, dat vind ik een heerlijk gevoel. De Vereniging Rembrandt geeft continuïteit, en heeft een doelstelling waar we 200 procent achter staan. We weten dat wat wij nalaten goed terechtkomt, en dat vind ik belangrijk.’ Met het idee dat hun verzamelingen uiteindelijk uit elkaar zullen vallen, hebben ze geen moeite. ‘Het gaat niet om ons,’ zegt Nora. ‘Als wij er niet meer zijn, is de samenhang van onze collecties en het verhaal erachter er toch niet meer,’ sluit Jan aan. ‘De reden dat wij ons verhaal hier wilden vertellen, is dat dit anderen misschien inspireert om hier ook over na te denken. Dat zouden we erg leuk vinden.’
Gerdien Wuestman is hoofdredacteur van het Bulletin van de Vereniging Rembrandt
5
Kan ik zelf bepalen hoe mijn erfstelling of legaat wordt besteed?
U kunt uw nalatenschap toewijzen aan een van onze Themafondsen, zodat die wordt ingezet voor een specifiek verzamelgebied. Vanaf een bedrag van € 75.000 is het mogelijk om een Fonds op Naam met een eigen naam en doelstelling in te stellen. Een Fonds op Naam biedt tevens de gelegenheid om een dierbare blijvend te herinneren of een familienaam in stand te houden.
6
Kun je ook kunst nalaten aan de Vereniging Rembrandt?
Als een kunstwerk dat u nalaat mogelijk museumwaardig is, dan schakelen wij een expert in om te kijken voor welk museum het een interessante aanvulling zou kunnen zijn. Als een werk niet in een museale collectie kan worden geplaatst, behoudt de Vereniging Rembrandt zich het recht voor om het te verkopen. De opbrengst komt dan ten goede aan de algemene middelen of aan een passend Themafonds.
7
Is er erfbelasting over mijn nalatenschap verschuldigd?
De Vereniging Rembrandt is aangemerkt als een erkend goed doel en een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI). Daarom hoeft er over uw nalatenschap aan de Vereniging Rembrandt geen erfbelasting te worden betaald en komt uw legaat of erfstelling geheel ten goede aan de doelstelling.
Hebt u meer vragen of wilt u advies over nalaten aan de Vereniging Rembrandt?
Ga dan via de QR-code naar onze website en vraag kosteloos ons boekje Van blijvende waarde aan of neem contact op met Leonie Pels Rijcken (zie p. 58). Voor algemene vragen kunt u natuurlijk ook terecht bij uw eigen notaris.
‘De twee grote leemtes zijn Tanguy en Miró, en ik vrees dat die er nooit meer zullen komen.’ Dit verzuchtte Coert Ebbinge Wubben 35 jaar geleden, terugblikkend op de collectievorming in de periode dat hij directeur was van Museum Boijmans Van Beuningen.1 Gelukkig is zijn vrees niet bewaarheid. De collectie bevat – mede dankzij de Vereniging Rembrandt – inmiddels werk van Yves Tanguy, en dit najaar is daar – opnieuw met een substantiële bijdrage van de Vereniging Rembrandt –een vroeg schilderij van de Spaanse surrealist Joan Miró (1893-1983) bij gekomen.
Door de aankoop is het aantal schilderijen van Miró in de Collectie Nederland verdubbeld. Er was alleen een relatief laat werk, Composition avec des cordes uit 1950, in het Van Abbemuseum. Boijmans bezit nu Peinturepoème (Musique, Seine, Michel, Bataille et moi) uit de revolutionaire beginperiode van het surrealisme.
DIEPTE
Peinture-poème voldoet niet aan het beeld dat de meeste mensen bij Miró zullen hebben. Het doek heeft een wat modderige bruine ondergrond met daarop een min of meer ovale vorm in fel oranjerood. Rechts van het midden staan vijf uit gekleurde stipjes opgebouwde spiralen. En dan zijn er nog woorden in zwart: ‘Musique’, ‘Seine’ en ‘Michel, Bataille et moi’. De ondergrond heeft veel verschillende tinten, van licht geelbruin tot donker groenzwart bruin. Door al die nuances ervaar je een diepte waar je met een beetje verbeeldingskracht van alles in kunt herkennen. De rode vlek lijkt helemaal niets met de diepte te maken te hebben, hij zweeft erboven. De spiralen zijn met de rode vlek verbonden door hun heldere kleur. Tegelijk wortelen ze met dunne zwarte lijnen in de diepte. De woorden liggen tussen de voor- en de achtergrond in, waarbij ‘Musique’ zich meer op het niveau van de vlek ophoudt en ‘Seine’ het verst weg ligt. Het zinnetje ‘Michel, Bataille et moi’ beweegt zich tussen de niveaus in.
JOAN MIRÓ
Laten we beginnen bij ‘moi’ – de kunstenaar zelf. Geboren in Barcelona in 1893, waar hij ook is opgegroeid en opgeleid. Zijn vroege leven klinkt bekend: gevoelig kind, slechte cijfers op school, geen aansluiting bij andere kinderen, tekentalent, een strenge vader die wil dat zijn zoon de handel in gaat. Maar als Miró op zijn achttiende achter een bureau zit in een handelshuis voor koloniale producten wordt hij depressief en doodziek, waarna zijn vader het verzet tegen zijn loopbaankeuze opgeeft.
Ook Miró’s vroege ontwikkeling vertoont overeenkomsten met die van tijdgenoten: hij wordt beïnvloed door Cézanne, Van Gogh en Matisse. Maar dan, in maart 1920, gaat hij naar Parijs, waar hij in contact komt met André Breton, Tristan Tzara, André Masson en andere schrijvers en kunstenaars rondom het tijdschrift Littérature. Ze zijn van zijn eigen generatie en druk
NIEUWE AANWINST
Peinture-poème (Musique, Seine, Michel, Bataille et moi)
Joan Miró
1927. Olieverf op doek, 81 x 100 cm
Bijdrage: € 3.546.000, waarvan
€ 500.000 uit het Nationaal Fonds
Kunstbezit, € 100.000 uit het
Dura Kunstfonds, € 75.000 uit het
Innorosa Fonds en € 30.000 uit het
Themafonds Moderne kunst
MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Nationaal Fonds Kunstbezit, haar Dura Kunstfonds, haar Innorosa Fonds, haar Themafonds Moderne kunst en de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds), het Museaal Aankoopfonds, het Mondriaan Fonds, de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen, de VriendenLoterij, de Stichting Bevordering van Volkskracht, de G.Ph. VerhagenStichting, de Kring van Eyck, de Boijmans Business Club en Boijmans Corporate Members, de Stichting Elise Mathilde Fonds, de Erasmusstichting en andere begunstigers.
Een wandeling
wandeling langs de Seine
© Successió Miró, c/o Pictoright Amsterdam, 2022Une vipère, un vampire, une vitre Marcel Broodthaers 1974. Acrylverf op doek en koffer (afm. doek 83,5 x 50,8 cm)
MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM Aangekocht in 2010 met steun van de Vereniging Rembrandt en de BankGiro Loterij [thans VriendenLoterij].
bezig om met hun werk een reactie te formuleren op de gevestigde orde. Daarbij keren ze zich met name tegen het rationalisme, dat het ‘gezonde verstand’ benadrukt ten koste van andere menselijke mogelijkheden en talenten, en dat volgens hen heeft geleid tot een wereldoorlog. Tijdens deze oorlog was in het neutrale Zwitserland het dadaïsme ontstaan, een nihilistische protestbeweging van kunstenaars uit verschillende disciplines. De dadaïsten waren boos en schopten tegen alle heilige huisjes. Nadat de vrede was getekend verzamelden ze zich in Parijs en ging de boosheid over in hoop en daadkracht. Zou kunst wellicht een rol kunnen spelen bij de totstandkoming van een nieuwe maatschappij? Samen zochten ze naar uitgangspunten en uit hun zoektocht kwam het surrealisme voort.
BRETON EN HET SURREALISME
Joan Miró is nauw betrokken bij de ontwikkeling van het surrealisme. Meteen al in 1924, wanneer Breton het surrealistisch manifest publiceert, begint Miró automatistische schilderijen te maken, dat wil zeggen: schilderijen die direct vanuit het onderbewuste ontstaan. Het begrip ‘automatisme’ komt niet uit de kunst. Breton ontleent het aan de psychologie. In de 19de eeuw had de Franse psycholoog Pierre Janet een traumatherapie ontwikkeld waarbij gedachtestromen op gang worden
gebracht buiten het rationele denken van de patiënt om. Janet noemde dit proces ‘automatisme’. Sigmund Freud gaf het automatisme vervolgens een rol in de psychoanalyse. Breton, die geneeskunde studeert en tijdens de oorlog werkt in een kliniek voor getraumatiseerde soldaten, ziet een nieuwe schoonheid in de associatieve woord- en beeldcombinaties die mensen in trance voortbrengen. Hij definieert het surrealisme als ‘puur psychisch automatisme’, waarmee hij suggereert dat een surrealist de werking van het brein zichtbaar maakt. De automatistische schilderijen van Miró staan bekend als zijn ‘droomschilderijen’, waarbij het doek in Boijmans een van de laatste is uit de reeks. Valt de werking van Miró’s brein erin te ontdekken?
LICHTKRINGEN
‘Musique’ en ‘Seine’. Deze compositieonderdelen liggen in ruimtelijk opzicht ver van elkaar verwijderd en bakenen de reikwijdte van het schilderij af: de Seine als een duistere diepte die je naar beneden trekt, tegenover de lucht daarboven waarin muziek klinkt. Het zijn misschien maar ijle flarden die van ver over het water komen aanwaaien, maar het is genoeg om de aantrekkingskracht van de dieptes te kunnen weerstaan en de aandacht te verleggen naar de rode schijf – is het de ondergaande zon, de opkomende maan misschien? –en de lichtkringen op het water.2 Dit schilderij lijkt te getuigen van een diepgevoelde ervaring op een avond in Parijs. Miró was die avond niet alleen; hij maakte een wandeling langs de Seine in het gezelschap van twee vrienden.
Met ‘Michel’ doelt Miró ongetwijfeld op Michel Leiris, een Franse schrijver en dichter die zich ook al vroeg aansluit bij de surrealisten. De andere vriend is Georges Bataille, een Franse intellectueel met een enorm brede kennis en interesse, die moeiteloos ideeën en kunstvoorwerpen uit andere tijden en culturen verbindt met dingen die in de eigen tijd spelen. Met deze transhistorische en transculturele benadering onderstreept hij telkens opnieuw dat tijden en omstandigheden weliswaar veranderlijk zijn, maar de menselijke natuur in essentie altijd en overal hetzelfde is. Ook Bataille voelde zich aangetrokken tot het surrealisme. Als Miró het schilderij maakt, kent hij Bataille nog maar net – het is zelfs goed mogelijk dat hun kennismaking de aanleiding vormt tot het doek.
Paysage avec nuages roses
Yves Tanguy
1928. Olieverf op doek, 81 x 65 cm
MUSEUM BOIJMANS VAN
BEUNINGEN, ROTTERDAM
Aangekocht in 2007 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Dura Kunstfonds), de BankGiro Loterij [thans VriendenLoterij], de Mondriaan Stichting, het VSBfonds, het Prins Bernhard Cultuurfonds, het Breeman Talle Fonds en particulieren en bedrijven.
HET ONGEVORMDE
Nadat Miró de wandeling heeft vastgelegd, verdiept de vriendschap met Leiris en Bataille zich. Ze scherpen hun ideeën in discussies, waarbij een terugkerend gespreksonderwerp het begrip l’Informe (het ongevormde) moet zijn geweest. Bataille stelt dat ook dingen die geen vorm hebben betekenisvol zijn, en noemt het universum als voorbeeld. Miró’s werk kan wel worden gezien als een schilderkunstige zoektocht naar het belang van het ongevormde.3
Miró, Leiris en Bataille beginnen ook vraagtekens te zetten bij de door André Breton uitgezette koers. Breton ziet het surrealisme vooral als een instrument om de maatschappij te hervormen en verbindt het direct aan het communisme. Eind 1929 onderschrijven Leiris en Bataille een schotschrift waarmee ze zich van deze politieke interpretatie distantiëren.4 Ze worden door Breton uit de groep gezet, maar hebben samen al een nieuw surrealistisch tijdschrift opgericht: Documents
Leiris en Bataille besteden in Documents allebei aandacht aan Miró’s werk. Leiris geeft een prachtige beschrijving van de droomschilderijen: ‘De doeken zien eruit alsof ze bevuild zijn, eerder dan geschilderd – ze zijn donker als een ingestort gebouw, aantrekkelijk als een uitgebleekte muur waarop generaties van afficheplakkers, samen met een eeuwenlange miezer-
Genereuze gevers
Voor een aankoop van dit formaat is meestal hulp van velen nodig. De Vereniging Rembrandt kon voor haar steun putten uit vier van haar fondsen en de onmisbare jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds. Een van de bijdragende Fondsen op Naam is het Dura Kunstfonds, in 2002 ingesteld en sindsdien vele malen ingezet voor aankopen van onder anderen Theo van Doesburg, Salvador Dalí en Max Beckmann voor Museum Boijmans Van Beuningen, Museum Rotterdam, Het Nieuwe Instituut en het Nederlands Fotomuseum. ‘De rode draad is Rotterdam,’ zegt woordvoerder Marielle Reimers. ‘Daar liggen de roots van de familie en van het bouwbedrijf Dura Vermeer Groep dat groot is geworden tijdens de wederopbouwperiode. Men wilde iets terugdoen voor de samenleving en de stad. Het fonds steunt om deze reden aankopen voor Rotterdamse instellingen of aankopen die anderszins met Rotterdam te maken hebben. De leden van het bestuur zagen meteen het belang van deze aankoop en begrepen de wens van het Boijmans om zijn collectie surrealisme met deze Miró te versterken.’
Nu of nooit
We keken lang uit naar een sleutelstuk van de surrealist Joan Miró. Een werk uit de incubatieperiode van de beweging rond André Breton. Liefst uit het brandpunt van de artistieke discussie, met een provenance die klinkt als een klok. Letterlijk en figuurlijk zochten we naar een droomschilderij.
Die Miró is ineens te koop bij Christie’s New York, in de winter van 2021. De geschatte opbrengst van Peinturepoème was 8 tot 12 miljoen dollar, exclusief opgeld en bijkomende kosten. Bieden en
afrekenen in drie weken. De prijzen voor klassiek modern werk rijzen de pan uit, onze middelen zijn beperkt, en dan zo kort de tijd. Ga er maar aan staan.
Daags na de veiling zegt een stemmetje: toch nog even kijken... Niet verkocht? Het veilinghuis brengt ons in contact met de eigenaar, een Zwitserse stichting. We vragen een optie, een richtprijs en zes maanden de tijd voor een wervingsactie.
Het zou een van onze grootste aankopen ooit zijn. Kan dit lukken? Met de Vereniging Rembrandt, het Mondriaan Fonds en een extra bijdrage vanuit de Rijksoverheid?
En met aan Rotterdam gelieerde cultuurfondsen en de vrienden van het museum? Als je het nu niet probeert, lukt het je nooit meer, zegt het stemmetje.
Een dag na het opsturen van onze aanvragen staat de wereld op zijn kop. Poetin valt Oekraïne binnen. In de weken daarna vinden de beoordelingen bij de Vereniging Rembrandt en het Mondriaan Fonds plaats. Eind april druppelt goed nieuws binnen. Beide fondsen doen mee en de staatssecretaris voor Cultuur en Media is gevraagd om een groot bedrag uit de schatkist.
Alles loopt volgens plan, op één ding na: de dollar stijgt exponentieel. Zelfs tot een miljoen euro boven op de richtprijs van 8,5 miljoen dollar (op het moment van aanvragen 7,6 miljoen euro). Moet naar de verkopers toe, gonst het door mijn hoofd. Kort voor de vergadering in Winterthur hoor ik dat de staatssecretaris meedoet. De ontvangst bij de Volkart Stiftung is hartelijk, men toont zich ingenomen met onze belangstelling en blijkt fan van het nieuwe depot. Dan trek ik mijn kaart. Laten we de dollar en die stijging vergeten, ik bied u 8 miljoen in Zwitserse francs, inclusief alle bijkomende kosten, en we betalen snel. Een week of wat daarna volgt positief bericht. Daarna is snelle actie vereist, want ook de Zwitserse franc sprint inmiddels omhoog, waardoor het bedrag in euro’s uiteindelijk net boven de 8 miljoen uitkomt. Operatie geslaagd, en weer wat geleerd: luister naar de zachte stemmen, kijk uit met valutasprongen.
Le modèle rouge III
René Magritte 1937. Olieverf op doek, 183 x 136 cm
MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM
Aangekocht in 1979 met steun van de Vereniging Rembrandt, de Stichting Museum Boijmans Van Beuningen, het Prins Bernhard Fonds, de Erasmusstichting en de Stichting Bevordering van Volkskracht.
regen, geheimzinnige gedichten hebben geschreven.’ Miró gaf later aan dat hij zijn rationele bewustzijn kon uitschakelen doordat hij niet genoeg at. Leiris vertelt dat Miró bovendien bedreven is in een aan de Tibetaanse spiritualiteit ontleende techniek. Door beelden tot in de kleinste bijzonderheden in zich op te nemen en de onderdelen vervolgens stuk voor stuk weg te nemen, leert hij abstracte begrippen als ‘leegte’ of ‘ongevormdheid’ te doorgronden.5
SURREALISME IN HET BOIJMANS
Aan de basis van de Rotterdamse surrealismecollectie liggen de vriendschappen die de Britse dichter en mecenas Edward James in de jaren 1930 onderhield met Salvador Dalí en René Magritte. De stukken die het museum eind jaren 1970 uit James’ collectie verwierf, vormen hoogtepunten in de oeuvres van beide kunstenaars. De kerncollectie is geleidelijk uitgebreid, zodat we nu niet alleen de groep kunstenaars rondom Breton kunnen neerzetten, maar ook kunnen laten zien hoe zijn politieke interpretatie van het surrealisme weerstand opriep, de samenstelling van de groep beïn-
vloedde en veel surrealisten een andere weg deed kiezen. Met dit schilderij van Miró kunnen we de andere interpretaties van het surrealisme een context geven. En dit niet alleen voor kunst uit de eerste helft van de 20ste eeuw, maar ook voor de zogenaamde postmoderne kunst uit de jaren 1980-1990 én voor de hedendaagse kunst die – opnieuw – het rationalistische wereldbeeld ter discussie stelt. We zijn kortom ontzettend blij met Peinture-poème van Joan Miró, want het schilderij vormt de hoeksteen voor nieuwe verhalen over minder bekende maar uiterst actuele interpretaties van het surrealisme.
Els Hoek Conservator Museum Boijmans Van Beuningen
Noten
1. C. Blotkamp en M. Visser, ‘Een gesprek met J.C. Ebbinge Wubben’, Jong Holland 3 (1987) nr. 2, p. 29.
2. ‘Ik hield ervan om kringen in het water te maken,’ zegt Miró als hij jaren later over het doek vertelt.
Joan Miró, ‘Memories of the Rue Blomet’, in 1977 getranscribeerd door Jacques Dupin.
3. P. de Haan en L. van Halem, ‘Miró in Holland: The Dutch Interiors (1928)’ in The Rijksmuseum Bulletin 58 (2010), pp. 211-45.
4. Het pamflet heet Un Cadavre en is gepubliceerd in januari 1930 als reactie op het tweede surrealistische manifest.
5. M. Leiris, ‘Joan Miró’, Documents 1 (1929), 5, pp. 263-64.
Literatuur
A. Breton, Manifeste du surréalisme (1924), in Ch. Harrison en P. Woods (red.), Art in Theory 19001990: An Anthology of Changing Ideas, Oxford/Cambridge 1994.
J. Dupin, Joan Miró. Leben und Werk, Keulen 1961.
Het jaar 1921 markeert een belangrijk moment in de geschiedenis van de avant-gardistische Groninger Kunstkring
De Ploeg. Dat had alles te maken met de terugkeer van Jan Wiegers uit Zwitserland, waar hij de Duitse kunstenaar
Ernst Ludwig Kirchner had ontmoet. De vriendschap tussen deze kunstenaars
was cruciaal voor de internationale positionering van De Ploeg. Met de aankoop van twee schilderijen uit de Zwitserse
tijd van Wiegers, Frauenkirch en Stilleven met sculpturen, kan het Groninger Museum het internationale karakter van deze beweging op een aansprekende manier laten zien.
Nieuwe impulsen voor De Ploeg
NIEUWE AANWINST
Frauenkirch
Stilleven met sculpturen
Jan Wiegers
1920-21. Olieverf en bijenwas op doek, 67x79 cm en 79x49 cm
Bijdrage: € 75.000, waarvan € 35.000 uit het Groninger Fonds, € 25.000 uit het E.A. en
C.M. Alkema-Hilbrands Fonds en € 15.000 uit het Ruze Fonds
GRONINGER MUSEUM
Aangekocht in 2021 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Groninger Fonds, haar E.A. en C.M. Alkema-Hilbrands Fonds en haar Ruze Fonds), de Stichting Beringer Hazewinkel en het VriendenLoterij Fonds.
Jan Wiegers (1893-1959) maakte de twee schilderijen vermoedelijk in het atelier van Kirchner in het Zwitserse Frauenkirch, een landelijk dorp net buiten Davos. In 1920 was hij vanwege longklachten naar Davos afgereisd om daar in het Nederlands sanatorium aan te sterken. Het kuren had snel effect. Al na enkele weken verliet Wiegers het sanatorium en werd hij onder dagbehandeling geplaatst. Via zijn arts dokter Spengler kon hij een houten huisje huren in Frauenkirch om daar verder aan te sterken. Zijn vrouw Gé reisde hem algauw na met hun tweejarige zoontje Frans.
Het verblijf in Frauenkirch zou een nieuwe wending geven aan de artistieke carrière van Wiegers. Dezelfde arts bracht hem namelijk ook in contact met Ernst Ludwig Kirchner (1880-1938), die iets verderop woonde en ook onder behandeling was. Kirchner was in 1905 een van de oprichters van Die Brücke en behoorde tot de belangrijkste kunstenaars van het Duitse expressionisme. De vriendschap tussen hen was van groot belang voor de artistieke ontwikkeling van Wiegers en later ook voor de andere kunstenaars van De Ploeg.
Zo nam Wiegers het gebruik van de wasverftechniek over, waarbij olieverf werd vermengd met bijenwas en
wasbenzine. Kirchner ontwikkelde deze techniek rond 1909, nadat hij had gezien hoe kunstenaar Erich Heckel terpentine gebruikte om olieverf te verdunnen. In plaats van terpentine gebruikte Kirchner het goedkopere wasbenzine. Dit maakte de verf nog dunner, waardoor hij nog makkelijker met bijenwas te vermengen en uit te smeren was. Door de snelle droogtijd leende de techniek zich goed voor het maken van vlotte en expressieve schilderingen. De bijenwas zorgde er tevens voor dat de schilderijen vrijwel niet verkleurden, waardoor ze hun levendigheid behielden. Met deze nieuwe techniek had Kirchner een geheel eigen expressionisti-
Ernst Ludwig Kirchner, De danseres Nina Hard in Kirchners huis ‘in den Lärchen’ in Frauenkirch bij Davos, 1921 (afdruk foto 1985). STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM
sche beeldtaal gecreëerd. In de schilderijen Frauenkirch en Stilleven met sculpturen zien we duidelijk hoe Jan Wiegers zich deze techniek ook eigen heeft gemaakt.
TEGENBEWEGING
Het verbeelden van het landelijke leven was in die tijd een geliefd thema. Rond de eeuwwisseling ontstond de angst dat de toenemende industrialisering en technologisering het ‘oergevoel’ van de mens zou doen verdwijnen. Er ontstond een romantische tegenbeweging tegen het rationele, het wetenschappelijke en het industriële. Kirchner was, net als andere kunstenaars van Die Brücke, aanhanger van een naturistische levensstijl en van de reformbeweging. Dit maakte een klein dorpje als Frauenkirch de ideale plek om zich te vestigen. In tegenstelling tot het mondaine Davos leek het alsof de moderniteit hier nog niet was doorgedrongen.
In Frauenkirch reduceert Wiegers het landschap tot primaire vormen – typerend voor de Groninger expressionisten van De Ploeg en de Duitse expressionisten van Die Brücke. Hij werkte met snelle verfstreken, want met de wasverftechniek was het noodzakelijk de voorstelling in één keer goed op het doek te zetten. Daarbij bracht hij de verschillende onderdelen van het landschap terug tot de meest essentiële vormen, die naast elkaar een kleurrijke compositie geven van contrasterende vlakken. Het gele hooi dat de boeren sjouwen steekt af tegen de groene vlakken eromheen en de roze accenten in zowel de lucht als de voorgrond. Er is vrijwel geen sprake meer van perspectief of diepte. Het landschap wordt een spel van kleur en vorm.
Vrouwelijk naakt Jan Wiegers ca. 1923. Hout, H 50 cm GRONINGER MUSEUM
Schenking Vereniging van Vrienden van het Groninger Museum.
AFRIKAANSE BEELDHOUWKUNST
In Stilleven met sculpturen heeft Wiegers een fruitschaal en enkele houtsculpturen in Kirchners atelier afgebeeld. Door het gekantelde perspectief is het moeilijk om de ruimte waarin de voorwerpen staan te reconstrueren. Van de vier afgebeelde werken – een naakte man en vrouw, een koe en een antilope – zijn er nu nog maar twee bekend. Het beeld van de naakte vrouw bevindt zich in het Städel Museum in Frankfurt, het beeld van de koe in een particuliere collectie.
Deze beelden zijn sterk geïnspireerd op Afrikaanse beeldhouwwerken. Kirchner kende die voornamelijk uit de Duitse etnologische musea, die hij graag bezocht om zich te laten inspireren door al wat ‘exotisch’, ‘erotisch’ en/of ‘anders’ was. Niet-westerse culturen werden als minder ontwikkeld bestempeld en zouden daarom veel meer in verbinding staan met de natuur en het menselijk ‘oergevoel’. Deze verheerlijking van de zogenaamde ‘nobele wilde’ is daarmee niet los te zien van de veelal racistische denkbeelden over niet-westerse culturen die in deze periode breed gedeeld werden.
In Zwitserland vervaardigde Kirchner tal van houten sculpturen. Deze bestaan vaak uit gestileerde naakte figuren met gedramatiseerde proporties, al dan niet in erotische houdingen. Ook Jan Wiegers waagde zich een enkele keer aan het maken van een dergelijke houten sculptuur, hoewel hij deze beelden meer afwerkte, waardoor ze minder overtuigend expressionistisch ogen. In de collectie van het Groninger Museum bevindt zich een voorbeeld hiervan, een beeldhouwwerk van een vrouwelijk naakt met dezelfde stereotiepe overdrijvingen van de lichaamsvormen als bij Kirchner. En zo maken de twee nu verworven schilderijen het mogelijk allerlei nieuwe dwarsverbanden te leggen binnen de De Ploeg-collectie van het Groninger Museum.
AbdelkauiLove locks
Ook al is hij niet van Audrey Hepburn, aan wie de uitspraak meestal wordt toegedicht, Paris is always a good idea. Want waar wordt het leven beter gevierd?
Ik ging er onlangs weer heen om een lezing te geven in het Musée de l’histoire de l’immigration, dat momenteel verbouwd wordt. En er werd in Parijs meer verbouwd, zo stelde ik vast. De stad maakt zich op voor de Olympische Spelen in 2024 en doet er alles aan om zich straks van haar beste kant te laten zien. Dat resulteert nu al in gemiddeld ieder kwartaal de opening van een nieuwe culturele instelling of een bestaand museum dat stralend en als herboren uit de steigers tevoorschijn komt. Parijs positioneert zich hiermee opnieuw als cultureel centrum van de wereld. Ook bezocht ik, pal naast de Eiffeltoren, de eerste editie van Paris+, een ambitieus onderdeel van het toonaangevende hedendaagse kunstbeurzenconglomeraat Art Basel. In het monumentale Grand Palais Éphémère, ontworpen door architect Jean-Michel Wilmotte (die ook tekende voor het interieur van het Rijksmuseum), flaneert nu het bezoek tussen de Picasso’s, in 2024 strijden hier judoka’s en worstelaars.
Overal in de stad hadden musea hun programmering afgestemd op Paris+ en zo kwam ik op een tentoonstelling van de jonge Franse kunstenaar Cyprien Gaillard. Het eerste werk dat ik zag was direct raak. Grote in het gelid opgestelde zakken vol metalen hangsloten, losgeknipte liefdesslotjes afkomstig van Parijse bruggen, waaronder de Pont des Arts. Delen van deze brug bezweken in 2015 onder de enorme last van alle vastgeklonken liefdesbetuigingen. In 2008 begonnen amoureuze koppels elkaar eeuwige trouw te beloven door een slotje, met elkaars namen en liefdesboodschap, aan de reling te bevestigen en vervolgens de sleutel in de Seine te werpen. Andere steden volgden en tegenwoordig zie ik overal op bruggen en andere publieke plekken deze aanstellerige rage van persoonlijk geluk.
Op de Pont des Arts geldt inmiddels een verbod. Een deel van de 45 ton verwijderd oud metaal is nu verwerkt in het kunstwerk van Gaillard. De vraag die de kunstenaar hier stelt is hoe eeuwige liefde zich verhoudt tot eeuwenoud erfgoed. ‘Love you forever!’ lees ik op een van de weggeknipte hangslotjes, maar ondertussen denk ik: jouw ‘je t’aime’ is het mijne niet en doe je ‘kusje-kusje-kusje’ voortaan lekker thuis.
Welbeschouwd zijn deze zogenaamde love locks een uitwas van wat tegenwoordig de aandachtseconomie heet. Door gebrek aan tijd en de toename van keuzemogelijkheden, in vrijetijdsbesteding, in media, eigenlijk in alles, is aandacht een schaars goed. Natuurlijk is het prachtig om elkaar de liefde te beloven, zelfs tot in de eeuwigheid. En ook is het goed om aandacht te vragen voor urgente kwesties. Maar laat de brug der kunsten daar niet onder lijden, want die is er juist om te verbinden en ons tot elkaar te brengen.
Pronken met Zeus en Hera
Al ver voor de christelijke jaartelling werden fraai gesneden edelstenen als sierobjecten gekoesterd en in sieraden verwerkt. Geen enkel museum in ons land heeft op dit gebied zo’n mooie verzameling als het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden. Dit jaar versterkte het zijn collectie met de aankoop van een privéverzameling van 444 cameeën, overwegend uit de Grieks-Romeinse oudheid. De Vereniging Rembrandt verbond haar naam aan een groep van 42 topstukken binnen dit ensemble. Met deze aankoop behoort het Rijksmuseum van Oudheden in één klap tot de belangrijkste centra ter wereld op het gebied van de cameekunst.
Egypte
Romeinse
Cameeën zijn sculpturen in miniatuur, zorgvuldig uitgesneden in veelkleurige halfedelstenen zoals sardonyx, cornalijn en agaat. Door rekening te houden met kleurverschillen in de steen konden verrassende effecten verkregen worden. De techniek van het snijden van cameeën ontstond tijdens de dynastie der Ptolemaeën, die in de periode van het hellenisme heersten over Egypte (ca. 323-31 voor Chr.). Het vervaardigen van miniatuursculpturen was in het oude Egypte al bekend, zoals blijkt uit in natuursteen uitgesneden scarabeeën (heilige kevers), die op de onderzijde vaak ingekerfde hiërogliefen laten zien. Door de Griekse veroveringen in het oosten ontstond tijdens het hellenisme een levendige handel met India, van waaruit halfedelstenen werden geïmporteerd en bewerkt tot cameeën. Ook via de haven van Berenikè aan de Rode Zee had Egypte handelsrelaties met het oosten. De hellenistische vorsten lieten zich op de exotische pronkcameeën vereeuwigen, een gewoonte die door Romeinse keizers werd overgenomen.
VOOR ELKE BEURS
Na de introductie van cameeën als sierobjecten in Rome werden deze miniatuur-kunstobjecten zeer populair. Behalve voor de ‘officiële’ cameeën met afbeeldingen van leden van de keizerlijke familie werden de steentjes ook op grote schaal gebruikt om allerlei sieraden te verfraaien. Gouden ringen, oorhangers, kettingen en broches werden versierd met de kleurige stenen. Was een sieraad versleten, dan kon de camee eruit worden genomen en in een nieuwe zetting aan een tweede leven beginnen. Voor elke beurs was er wel een camee te krijgen. De duurste waren van steensoorten die uit Zuidoost-Azië werden geïmporteerd, zoals sardonyx, chalcedon en citrien. Van dichterbij kwamen steensoorten als git (Klein-Azië) en fluoriet (Spanje en Frankrijk). Voor de goedkopere sieraden werd meerkleurig glas gebruikt, dat in cameetechniek werd uitgesneden. Veel afbeeldingen op deze cameeën zijn ontleend aan de antieke mythologie. Sieraden waren immers persoonlijk bezit en weerspiegelden de voorkeur van de draagster of drager. Soldaten kozen bijvoorbeeld voor een afbeelding van de oorlogsgod Mars of de regerende keizer. Vrouwen
NIEUWE AANWINST
42 cameeën
Diverse makers (Europa en Azië)
200 voor Chr.-1500 na Chr. Half-edelsteen, steen en glas, 16 x 100 mm
Bijdrage: € 2,5 miljoen, waarvan € 30.000 uit het Eleonora Jeuken-Tesser Fonds, € 25.000 uit het Fonds 1931 en € 1.250 uit het Themafonds Oudheid en Archeologie
RIJKSMUSEUM VAN OUDHEDEN, LEIDEN
Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Eleonora Jeuken-Tesser Fonds, haar Fonds 1931, haar Themafonds Oudheid en Archeologie en de jaarlijkse bijdrage van het Prins Bernhard Cultuurfonds), de VriendenLoterij en private fondsen bij het RMO: het Elisabet Huss Fonds, het Van der Schans Fonds, het Asklepios Fonds, het Eega van Asklepios Fonds, het Gildemeester Fonds en tientallen particuliere donaties verenigd in het private RMOaankoopfonds.
Gemmen of cameeën?
De techniek van het snijden in steen is al eeuwenoud. De vroegste exemplaren uit het Midden-Oosten werden als stempel gebruikt om bijvoorbeeld aardewerk te voorzien van een merkteken. In de Griekse en Romeinse oudheid werden dergelijke gemmen (ook wel intaglio’s genoemd) in zegelringen gedragen. Bij het snijden van cameeën (‘glyptiek’) wordt niet de voorstelling in de steen gesneden, maar worden de steenlagen eromheen weggesneden, zodat een voorstelling in hoogreliëf verschijnt. Met dergelijke reliëfstenen kan niet gestempeld worden, dus een praktisch nut hebben cameeën niet. Ze werden voornamelijk gebruikt om sieraden te versieren, zoals ringen, oorhangers, broches en kettingen Cameeën zijn relatief zeldzaam: tegenover elke camee staan ongeveer vijftig gemmen.
zagen in Juno, Diana of Minerva rolmodellen. Wie het moeilijk had zocht steun bij Hercules, die een zwaar leven had op aarde, maar na zijn dood een god werd. Bacchus, saters en maenaden stonden symbool voor de vergetelheid die wijn kan geven en geluk in de liefde was te vinden bij Venus en haar zoon Cupido. Naast mythologische voorstellingen waren ook dieren geliefd. Vaak stonden die symbool voor bepaalde eigenschappen: de hond is waakzaam, de ooievaar is trouw en de leeuw is machtig. Cameeën met tekst vormden een aparte categorie. Losse letters konden in een ketting worden samengeregen tot een eigennaam. Veel teksten hebben betrekking op een wens, zoals ‘Blijf gezond!’, ‘Denk aan mij!’ en ‘Veel geluk!’. Afbeeldingen van genezende goden met als tekst ‘Wees mij nabij!’ vallen ook in deze categorie.
VERZAMELOBJECTEN
Na het uiteenvallen van het West-Romeinse Rijk in de 5de eeuw na Chr. kwam de productie van cameeën tot stilstand. Antieke stenen werden nog wel hergebruikt als sieraden in versierde boekbanden, crucifixen en liturgisch vaatwerk. In het Byzantijnse Rijk ging de techniek niet verloren, maar veranderde de thematiek naar christelijke onderwerpen, zoals personen uit de Bijbel en heiligen. Tijdens de renaissance ontstonden de eerste verzamelingen van antieke gesneden stenen. Deze ‘kabinetten’ raakten zo in zwang dat generaties steensnijders zich gingen toeleggen op imitaties à l’antique, die vaak zó goed zijn uitgevoerd dat ze met moeite van de originele stenen zijn te onderscheiden. Door de overeenkomsten in formaat werden gemmen en cameeën in dit soort verzamelingen vaak gecombineerd met antieke munten, die ook keizerportretten, mythologische afbeeldingen en teksten laten zien. Zo had het voormalige Koninklijk Munt- en Penningkabinet in Den Haag ook een verzameling gesneden stenen, die in 2013 werd overgenomen door het Rijksmuseum van Oudheden. In deze voormalige Haagse collectie komen veel meer gemmen voor dan cameeën (zie kadertekst voor het verschil tussen beide). En de cameeën die er zijn, dateren voor het grootste deel uit de renaissance en latere periodes. De aankoop van een particuliere collectie van 444 cameeën die grotendeels uit de Grieks-Romeinse oudheid stammen, vormt dan ook een zeer welkome aanvulling op zowel de verzameling van het Rijksmuseum van Oudheden als de Collectie Nederland. De collectie is bijeengebracht door de in Nederland geboren, maar in het buitenland wonende verzamelaar Derek Content. Deze belangrijke privéverzameling – op dit gebied de grootste ter wereld – was al langer bekend. Het Ashmolean Museum in Oxford heeft lange tijd een deel van deze collectie in bruikleen gehad en tentoongesteld. In 2018 verscheen de wetenschappelijke catalogus van deze cameeën onder redactie van twee internationale experts op dit terrein.1
12de eeuw. Sardonyx (twee lagen), 21,6 x 19,1 x 7,6 mm
PRESENTATIE IN HET MUSEUM
Om het publiek kennis te laten maken met de nu aangekochte verzameling worden de cameeën vanaf eind november op verschillende manieren getoond. In de eerste plaats worden de cameeën ingepast in de reeds bestaande permanente exposities Griekse en Romeinse kunst. Bij de Griekse afdeling wordt met behulp van de gesneden stenen aandacht besteed aan de thema’s mobiliteit, mythologie en geschreven teksten. Op de Romeinse afdeling staat de keizerlijke propaganda centraal, naast enkele luchtiger onderwerpen zoals de wereld van de liefdesgodin Venus en de wijngod Bacchus.
Eroten in leeuwenwagen
16de eeuw. Sardonyx (twee lagen), 28 x 22 x 6,9 mm
Naast deze invlechting in de permanente expositie wordt ook een meerjarige tijdelijke tentoonstelling gewijd aan de opmerkelijkste stenen uit deze collectie. De opzet van deze expositie vindt zijn inspiratie in de Eregalerij van het Rijksmuseum. Aan weerszijden van de zaal zijn de cameeën in een prachtige vormgeving geordend naar onderwerp: sieraden, materialen, mythologie, dieren, theater, teksten, topstukken en middeleeuwse cameeën. Zoals de ereplaats aan het einde van de Eregalerij in het Rijksmuseum wordt ingenomen door De nachtwacht, is de ereplaats in het Rijksmuseum van Oudheden voor het boegbeeld van de Leidse collectie: een uitzonderlijk grote keizerlijke camee, die de triomf uitbeeldt van keizer Constantijn over zijn rivaal Maxentius in 312 na Chr. (de ‘Gemma Constantiniana’). In totaal zijn er drie van dergelijke keizerlijke cameeën bewaard gebleven. De andere bevinden zich in Wenen (de ‘Gemma Augustea’) en in Parijs (de ‘Grand Camée de France’). De Leidse ‘Grote Camee’ stamt uit het Koninklijk Munt- en Penningkabinet in Den Haag en heeft dankzij de nieuwe aanwinst nu eindelijk voortreffelijk gezelschap gekregen.
Ruurd Binnert Halbertsma
Conservator Griekenland en Rome, Rijksmuseum van Oudheden
Nu te zien
De tentoonstelling Cameeën – meesterwerken in miniatuur is vanaf 25 november 2022 te bezoeken in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Leden van de Vereniging Rembrandt kunnen tot en met 31 december 2023 in de museumwinkel het gelijknamige tentoonstellingsboekje gratis ophalen, als gebaar van dank voor de ondersteuning van de aankoop. In deze publicatie wordt een deel van de 42 met steun van de Vereniging Rembrandt verworven cameeën afgebeeld en van een toelichting voorzien.
Triomf van keizer Constantijn
312-315 na Chr. Sardonyx (twee lagen) in 17de-eeuwse lijst, 30 x 22 x 3,6 cm
RIJKSMUSEUM VAN
OUDHEDEN, LEIDEN
Ruim 17.000 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Carolien Haverkate (58 jaar), die dit jaar afscheid nam als relatiebeheerder bij de Vereniging Rembrandt, lid sinds 2010.
Rembrandtlid persoonlijk
Vereniging Rembrandt
‘Mijn ouders waren lid, maar pas toen ik hoorde dat er een vacature was, ontdekte ik wat de Vereniging Rembrandt nu eigenlijk is. Ik heb er twaalf jaar gewerkt als relatiebeheerder voor de cirkels. Het leukst vond ik het contact met leden.’
Eerste kunstervaring
‘Mijn grootvader nam me altijd mee naar Paleis Het Loo, waar hij tegenover woonde. Dat zal vanaf mijn zesde zijn geweest. Ik vond het waanzinnig dat hij toegang had tot dat enorme paleis, en was elke keer weer onder de indruk van die stijlkamers met die gordijnen, wandbekleding en kleurrijke stoffen.’
Kunstherinnering
‘Toen ik een jaar of negen, tien was, zag ik werk van Günther Uecker in de Kunsthalle in Essen dat indruk op me maakte. Hij maakt grote witte doeken met daarin velden van spijkers die beweging suggereren. Thuis gingen mijn broertje en ik dit onmiddellijk namaken. Maar wát wij ook probeerden: die suggestie van beweging kregen wij er niet in.’
Favoriete kunstenaar
‘Douwe Elias. Hij schildert interieurs van huizen waar ik graag zou willen zijn. Doorkijkjes in huizen met hoge plafonds, kroegen met leestafels –heerlijk.’
Museum in Nederland
‘Singer Laren. Vooral vanwege de mooie architectuur. De nieuwe aanbouw sluit naadloos aan bij het oude gebouw, alsof hij er altijd heeft gestaan. Ook de collectie spreekt me aan. En Museum Beelden aan Zee natuurlijk. Zoals dat gebouw versmelt met de duinen en Paviljoen de Witte… daar komen mijn liefde voor architectuur en buiten zijn samen.’
Even lenen
‘Als ik een werk uit een museum eventjes thuis zou mogen hangen, kies ik voor het portret van Marie Fargues in het Rijksmuseum, gemaakt door Jean-Etienne Liotard. Hij gaf zijn vrouw weer in een Turks kostuum met prachtige stoffen in zachte kleuren.’
Tot tranen geroerd
‘In de zomer van 2013 zag ik in het Guggenheim Museum in Bilbao een video van Ragnar Kjartansson, The Visitors. Daarin zie je op tien schermen evenveel kamers van een oude, wat vervallen villa in New York. In elke kamer bespeelt iemand een muziekinstrument en na afloop zie je ze allemaal samen naar de Hudson lopen. Heel meeslepend. Die video – ook te zien op YouTube – kan ik iedereen aanraden.’
Spiegeltje, spiegeltje aan de wand
Deze unieke beschilderde
lijst zat tot voor kort om een schilderij, maar was hij daar oorspronkelijk ook voor bedoeld? En wat betekenen die putti en dat stilleven? De nieuwe
aanwinst van Museum
Prinsenhof Delft roept allerlei vragen op, maar één ding staat vast: de lijst, in 1655 beschilderd door de Delftse meester Cornelis de Man, is een prachtig voorbeeld van de experimenteerlust en de hoge kwaliteit van de Delftse schilderkunst uit de tijd van Johannes Vermeer en Pieter de Hooch.
Rondom een zwarte geschilderde lijst spelen elf putti. Wie goed kijkt, merkt op dat het jongetjes zijn, van wie de meesten wijzen of kijken naar het enige meisje, midden boven. Tussen de twee voetstukken onderaan liggen enkele attributen die te maken hebben met het vrouwelijk toilet: een spiegeltje, een poederkwast en een juwelenkistje met daarin een parelketting. Al deze motieven verwijzen naar schoonheid. In combinatie met het horloge, dat de tijd symboliseert, vormen deze elementen een morele boodschap: schoonheid is vergankelijk.
Spiegel- of schilderijlijst?
Toen de lijst aan het begin van dit jaar op een veiling werd aangeboden, zat er een zelfportretje in van de Leidse kunstenaar Jacob van Spreeuwen (1611-1650/60), gesigneerd en gedateerd 1642 (zie p. 49). Waarschijnlijk is dit portret in de 18de of 19de eeuw in de lijst gezet. Mogelijk door de laatste eigenaar, de familie Bond, die het jarenlang op Creech Grange, hun huis in Dorset, aan de muur had hangen. Dat er oorspronkelijk een portret in de lijst heeft gezeten is echter niet waarschijnlijk: hoewel er voorbeelden bestaan van 17de-eeuwse vrouwenportretten in gesneden houten lijsten met toiletartikelen, suggereren een spottende saterkop en het ontbreken van een wapen of andere persoonlijke verwijzingen dat de lijst een andere functie had. Met de motieven die Cornelis de Man (1621-1706) op de lijst af-
NIEUWE AANWINST
Beschilderde lijst met putti en toiletattributen
Cornelis de Man
1655. Olieverf op paneel, 82,5 x 65 cm
Bijdrage: € 130.000, waarvan
€ 25.000 uit het Johannes
Vermeer Fonds, € 30.000 uit het Themafonds 17de-eeuwse schilderkunst en € 50.000 uit het VriendenLoterij Aankoopfonds
MUSEUM PRINSENHOF DELFT
Aangekocht in 2022 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Johannes Vermeer Fonds, haar Themafonds 17de-eeuwse schilderkunst en haar VriendenLoterij Aankoopfonds).
beeldde, borduurt hij op innovatieve wijze voort op de beeldtraditie van interieurs met vrouwen voor een toilettafel, bekend geworden door schilders als Gerard Dou, Gerard ter Borch en Gabriël Metsu. Aan deze schilderijen liggen vaak thema’s als ijdelheid en vergankelijkheid ten grondslag. De beschilderde lijst van De Man roept vergelijkbare associaties op. De aanname dat het hier gaat om een spiegellijst is hierop gebaseerd.
De Man heeft op bijzondere wijze de bestaande thematiek naar een conceptueler niveau getild door vorm, functie en inhoud met elkaar te verbinden. Dat deed hij door de toevoeging van trompe-l’oeilelementen als de architectonische omlijsting, de zwarte lijst en het gordijn. Deze motieven koppelde
hij aan de gebruiksfunctie van de spiegel, waarmee degene die in de spiegel kijkt niet alleen wordt gewezen op de vergankelijkheid, maar ook op de bedrieglijkheid van aardse schoonheid. De saterkop midden bovenin duidt op spot en draagt bij aan het ‘spel’ van illusie en schoonheid met de toeschouwer.
Artistieke bloeiperiode
Hiermee past dit ongewone kunstwerk bij uitstek in het Delft van de jaren 1650-1675, toen de stad een artistieke bloeiperiode doormaakte en Delftse meesters experimenteerden met licht, perspectief en het creëren van illusies. Vermeer en Pieter de Hooch waren hier heel
succesvol mee in de jaren vijftig en zestig van de 17de eeuw. De recente restauratie van het Brieflezend meisje (Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden) geeft aanleiding te denken dat De Mans elf jaar jongere stadgenoot Johannes Vermeer een beschilderde lijst om dit schilderij had bedacht, waarop de op de voorstelling zichtbare gordijnroede als trompe-l'oeil zou doorlopen. Dit is onder andere gebaseerd op het feit dat de gordijnroede doorloopt tot de randen van het doek en bevestigingshaken ontbreken. Met de datering in 1655 komt de lijst van De Man en daarmee ook de kunstenaar zelf aan het begin van deze ontwikkeling te staan. Dat maakt
Beschilderde lijst met putti, horloge en andere attributen Cornelis de Man
Ongedateerd. Olieverf op paneel, 74,5 x 60 cm
HUIDIGE VERBLIJFPLAATS ONBEKEND (Advertentie kunsthandel
Bruno Meissner, Zürich, 1981)
Een verrassende wending
Zo spannend en uniek als de beschilderde lijst is, was ook de verwerving ervan. De lijst, met daarin een zelfportret van de Leidse kunstenaar Jacob van Spreeuwen in zijn atelier, werd in januari 2022 aangeboden op een veiling in Somerset, Engeland. Met de onmisbare steun van de Vereniging Rembrandt werd een mooi bedrag bij elkaar gebracht en vol goede moed nam het museum deel aan het biedproces om de uitzonderlijke lijst te verwerven. Helaas visten ze achter het net. Dankzij een alert bestuurslid van de Vereniging Rembrandt werd nog diezelfde avond duidelijk dat het werk was gekocht door een kunsthandelaar in Londen. Die bleek juist geïnteresseerd te zijn in het schilderijtje door Van Spreeuwen en was gelukkig bereid om de lijst aan het museum te verkopen. En zo kreeg Museum Prinsenhof de door Cornelis de Man beschilderde lijst alsnog in bezit.
dit kunstwerk zowel binnen zijn oeuvre als in de context van andere Delftse meesters extra interessant. Vergelijkbare beeldmotieven van het vrouwelijk toilet zien we wel bij gesneden houten lijsten, maar een platte, beschilderde trompe-l’oeil-lijst als deze vormt een grote zeldzaamheid in de Nederlandse 17de-eeuwse schilderkunst. In het oeuvre van De Man is er één vergelijkbare lijst bekend. Die werd in 1981 aangeboden door de Zwitserse kunsthandel Bruno Meissner; de huidige verblijfplaats ervan is onbekend.
Betekenis voor de collectie Cornelis de Man was een veelzijdige Delftse meester, die zowel portretten, genreschilderijen, kerkinterieurs als landschappen schilderde. Museum Prinsenhof Delft heeft verschillende werken van hem in de collectie. De geschilderde lijst voegt daar een geheel nieuw aspect aan toe en vormt een spannende brug naar voorwerpen van toegepaste kunst, zoals gesneden schilderijlijsten. Bovendien fungeert het werk naast dat van
tijdgenoten als Gerard Houckgeest als sleutelstuk voor de presentatie van de belangrijke bloeiperiode van de Delftse schilderkunst in 1650-1675. De lijst kan zomaar uitgroeien tot een publiekslieveling in de collectie.
Momenteel wordt de lijst gerestaureerd en onderzocht. Samen met een team van kunsthistorici en deskundigen op het gebied van lijsten hoopt het museum uitsluitsel te krijgen over zijn oorspronkelijke functie. Het onderzoek wordt gebruikt om een besluit te nemen over de presentatie van de lijst op zaal: gaan we hem tonen met of zonder spiegel?
Hoe het museum de nieuwe aanwinst zal tonen blijft dus nog even een verrassing, maar zeker is dat voor de lijst een glansrol is weggelegd in de tentoonstelling Het Delft van Vermeer, die vanaf 10 februari 2023 in Museum Prinsenhof Delft is te zien.
Julia van Marissing Conservator Museum Prinsenhof DelftSinds 2018 draagt de Vereniging Rembrandt bij aan restauraties van werken in musea die vanwege hun conditie niet of niet optimaal kunnen worden getoond, omdat wat wij met elkaar verzameld hebben ook te zien moet zijn.
De aardglobe van Van Langren is een van de absolute topstukken van het Stedelijk Museum Zutphen. Er zijn talloze interessante details op afgebeeld, maar het kijkplezier werd belemmerd door vuil, verkleuring, ontbrekende delen papier en storende oude reparaties. Een schenking uit het VriendenLoterij Restauratiefonds van de Vereniging Rembrandt stelde het museum in de gelegenheid om de globe te laten restaureren.
Een avontuurlijke reis
Toen de Nederlanden aan het einde van de 16de eeuw een zeevarende natie van betekenis werden, groeide de globeproductie; kaarten werden onmisbaar in de zeevaart en in de 17de eeuw werd de globe een geliefd prestigeobject. Jacob Floris van Langren en zijn zoon Arnold Floris waren de eerste globemakers in Amsterdam en behoorden tot de vroegste globemakers in de Nederlanden.
De globe van het Stedelijk Museum Zutphen is gemaakt door Arnold Floris van Langren (1571-1644) in opdracht van de stad Zutphen, die haar in 1608 voor 60 Carolusguldens aankocht. Bijzonder is dat zij nog steeds in handen is van dezelfde stad. Van de beroemde globemakers Van Langren zijn maar vijftien exemplaren bewaard gebleven waaronder deze, gebaseerd op de beroemde wereldkaart van Mercator uit 1569.
i De aardglobe voor behandeling. Een globebol staat in een houten stoel. Om vrij te kunnen draaien is er een houten as in de bol geplaatst, die bij de noord- en zuidpool in een metalen meridiaanring valt.
t Tijdens het vooronderzoek zijn de conditie van de globeschil en de houten as-constructie met behulp van röntgenfotografie nauwkeurig in kaart gebracht.
Naast de vele geografische aanduidingen maken afbeeldingen van belangrijke gebeurtenissen, zoals de overwintering van Willem Barentsz in het Behouden Huys op Nova Zembla in 1596, de globe een fascinerend tijdsdocument. Ze is rijk geïllustreerd met bergketens en bossen, schepen, walvissen, slangen en zeemonsters. Zelfs de Chinese Muur is herkenbaar weergegeven. Het was een lang gekoesterde wens van het museum de globe te restaureren.
Het museum heeft papierrestaurator en specialist op het gebied van globes Francien van Daalen gevraagd de restauratie te begeleiden. De behandeling heeft zij uitgevoerd in samenwerking met houtrestaurator Jurjen Creman en metaalrestaurator Daan Brouwer. Voor het behoud van de globe is de vergeelde vernis en het oppervlaktevuil verwijderd en zijn storende reparaties aan de diverse onderdelen vervangen door nieuwe subtiele reversibele restauraties. Met respect voor haar hoge leeftijd wordt de Van Langren-globe als prestigeobject in ere hersteld. Vanaf 13 december kan zij weer door iedereen worden bewonderd.
ii In Stedelijk Museum Zutphen staat de globe in een glazen vitrine die bescherming biedt tegen schommelingen in temperatuur en luchtvochtigheid. Speciale takelapparatuur was nodig om de globe uit de vitrine te halen.
i Detail tijdens vernisafname. Onder de buitenste niet-originele vernislaag, een cellulosenitraat, was veel oppervlaktevuil aanwezig, waardoor met name het noordelijk halfrond zeer grauw oogde. Onderzoek naar de afwerklagen op het papier is uitgevoerd door Birgit Reissland en Fahed Ibrahim van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
i Detail met de Chinese muur.
o De uurcirkel met de verdeling in uren waarmee het verstrijken van de tijd rond de aarde werd aangegeven, lang voordat de wereld in tijdzones werd verdeeld.
u Francien van Daalen tijdens reparatie van ontbrekende delen papier. De globeschil is gemaakt van papier-maché met daarop een egale krijt-lijmlaag, die is beplakt met papieren segmenten waarop de cartografie in gravure is gedrukt.
o Zoals bij elke door de Vereniging Rembrandt gesteunde restauratie is er een begeleidingscommissie ingesteld die is betrokken bij de historische, technische, ethische en esthetische vraagstukken. Op de foto René Boitelle van het Van Gogh Museum (links) en Diederick Wildeman van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam (rechts).
u De horizonring, 70 cm in doorsnee, tijdens de reparatie van meerdere breuken.
t Horizonring met kompas, voor en tijdens behandeling. Doordat het papier direct op de houten horizonring is aangebracht, is het meer gedegradeerd en verbruind dan het papier op de krijtlaag op de globe.
Foto: Jurjen Cremani Cartouche met een handgeschreven opdracht van globemaker Arnold Floris van Langren aan de magistraat van Zutphen, voor behandeling. De linker helft van de cartouche ontbreekt.
i Inspectie onder UV-licht verschaft informatie over de originele afwerklaag, het papier, de inkt en de pigmenten, en over de niet-originele toevoegingen, de afwerklaag en de oude reparaties met krijt en lijm.
o Tijdens het verwijderen van de niet-originele vernis en van het oppervlaktevuil werd de cartografie weer goed leesbaar. Het jaartal 1492 verwijst naar de ontdekking van Amerika.
u De Zuidpool voor behandeling. De globe met een doorsnede van 52,5 cm is bekleed met 24 papieren segmenten en twee papieren poolkappen in gravure, ingekleurd en versierd met bladgoud. Bij de Zuidpool was een beschadiging in de schil van de globe en ontbreekt een aanzienlijk deel origineel papier.
u De Zuidpool tijdens behandeling. De oude verkleurde reparaties zijn verwijderd, de beschadiging aan de schil is gerepareerd en met nieuw papier bekleed.
i De cartouche tijdens behandeling. De krijtreparatie is vervangen door papier. Het nieuwe papier krijgt dezelfde tint als het rechterdeel, zodat het kleurverschil minder opvalt.
Foto’s: Francien van DaalenGeef uw kunstliefde door
Lidmaatschappen
Jongmaat – € 28 per jaar
Jonger dan 28 jaar? Word lid en breng vaker een flitsbezoek aan musea met de Rembrandtkaart. Ook worden jonge leden twee keer per jaar uitgenodigd voor de JongRembrandt Art Talks.
Gezel – € 75 per jaar of € 110 per jaar voor 2 pers. 28 jaar of ouder? Word dan Gezel. Net als bij een Jongmaatlidmaatschap is het ook bij het Gezellidmaatschap mogelijk dit voor het leven af te sluiten.
Cadeaulidmaatschap
Uw liefde voor kunst delen met een vriend(in) of dierbaar familielid? Dat kan via een cadeaulidmaatschap. Of geef het Gezellidmaatschap voor het leven voor twee personen cadeau.
Meesterlidmaatschappen
Jonge Meester – ten minste € 350 per jaar*
Portret van Asta Nielsen Pyke Koch
Op onze gezamenlijke kunstcollecties raak je nooit uitgekeken. Onze musea kunnen Vermeer en Van Gogh op hun best laten zien, maar hun bezoekers ook meevoeren naar de middeleeuwen of langs hoogtepunten van de moderne kunst. Zij kunnen ons aan het denken zetten, ons ontroeren of ons in contact brengen met onbekende werelden.
Op onze gezamenlijke kunstcollecties raak je nooit uitgekeken. Onze musea kunnen Vermeer en Van Gogh op hun best laten zien, maar hun bezoekers ook meevoeren naar de middeleeuwen of langs hoogtepunten van de moderne kunst. Zij laten ons kennismaken met andere werelden en andere gebruiken, zodat we ons steeds opnieuw kunnen blijven verwonderen.
Dat zijn ervaringen die u ook anderen gunt. Uw (klein)kind bijvoorbeeld, of uw beste vriend of vriendin. Door uw vrienden enthousiast te maken voor een lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt of door een lidmaatschap cadeau te doen, geeft u anderen de gelegenheid te beleven wat u zelf hebt beleefd.
Dat zijn ervaringen die u ook anderen gunt. Uw (klein)kind bijvoorbeeld, of uw beste vriend of vriendin. Door uw vrienden enthousiast te maken voor een lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt of door een lidmaatschap cadeau te doen, geeft u anderen de gelegenheid te beleven wat u zelf hebt beleefd.
1929. Olieverf op doek, 95,5 x 80 cm
CENTRAAL MUSEUM, UTRECHT
Aangekocht in 1995 met steun van de Vereniging Rembrandt, de Mondriaan Stichting en de Provincie Utrecht
Beker gegraveerd met namen uit de Friese adel Werkplaats het ‘Gelaesenhuys’ (toegeschreven aan) 1599. Kleurloos glas ‘à la façon de Venise’, bladgoud en turkooizen parels, H 17,8 cm FRIES MUSEUM, LEEUWARDEN (in langdurig bruikleen van de Ottema-Kingma Stichting) Aangekocht in 2019 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Saskia Fonds).
Jonge Meesters worden jaarlijks uitgenodigd voor de Zondag met Rembrandt om zo hun favoriete verzamelgebied te ontdekken.
Leermeester – ten minste € 1.000 per jaar*
Als Leermeester kunt u uw gift toewijzen aan aankopen waaraan wordt bijgedragen via het Themafonds van uw voorkeur. Bij de jaarlijkse Leermeesterlezing geeft een kunstexpert tekst en uitleg bij een spraakmakende, recent gesteunde aankoop.
Grootmeester – ten minste € 2.500 per jaar*
Grootmeesters krijgen net als Leermeesters de mogelijkheid hun gift toe te wijzen aan een van onze vijftien Themafondsen. Zij worden uitgenodigd voor de Meesterschouw, een intieme bijeenkomst waarin specialisten in musea een kijkje achter de schermen bieden.
Hollandse Meester – ten minste € 15.000 per jaar*
Zelf bepalen welke aankopen u steunt en met hoeveel? Of misschien onderzoek en restauratie mogelijk helpen maken? Word dan Hollandse Meester en richt een Fonds op Naam op. U geniet hiernaast dezelfde privileges als een Grootmeester en bent lid voor het leven.
* Een meesterlidmaatschap wordt afgesloten voor een periode van ten minste vijf jaar, waardoor er aantrekkelijke fiscale voordelen gelden.
een nieuw lid of geef
Verdubbeling gift door werkgever
Het Nederlandse hightechbedrijf ASML kwam dit jaar met een vernieuwend initiatief om goede doelen te steunen: het verdubbelt giften van medewerkers aan ANBI-instellingen. Zo stimuleert het bedrijf niet alleen vrijgevigheid binnen de eigen organisatie, maar draagt het zelf ook bij aan de goede doelen die zijn medewerkers het meest na aan het hart liggen.
Johan Hoogboom, als medewerker onderzoek en ontwikkeling werkzaam bij ASML, dacht meteen aan de Vereniging Rembrandt toen hij hoorde van dit initiatief van zijn werkgever. Al sinds 2010 is hij lid van de Vereniging, en in 2021 heeft hij zijn reguliere lidmaatschap omgezet in het Leermeesterschap (zie p. 53 voor een overzicht van de verschillende lidmaatschapsvormen).
kort
Zijn gift van € 1.000 aan de Vereniging Rembrandt in 2022 wordt dus € 2.000. ‘Dit initiatief is overgewaaid uit de Verenigde Staten, waar ondernemingen via het platform Bright Funds schenkingen van hun medewerkers aan goede doelen verdubbelen. Donation matching wordt dat genoemd. Niet elke ANBIinstelling komt hier zomaar voor in aanmerking: het platform kijkt kritisch naar de goede doelen en stelt ook extra voorwaarden om er zeker van te zijn dat de gelden goed terechtkomen. De vestiging van ASML in de Verenigde Staten doet hier al enkele jaren aan mee en dit jaar begon ook de Nederlandse vestiging in Veldhoven hiermee,’ vertelt Hoogboom. ‘Het is de bedoeling dat dit iets blijvends wordt. Per jaar geldt een maximum van € 1.000 per persoon. In Nederland is er op deze manier al € 17.000 bijgelegd, dus het is wel een succes.’ Een inspirerend voorbeeld voor andere bedrijven?
17.000 leden
Op 30 augustus van dit jaar werd een nieuwe mijlpaal bereikt: het aantal leden van de Vereniging Rembrandt kwam voor het eerst boven de 17.000. Een bijzonder moment voor de Vereniging, waarvan het aantal leden zo’n honderd jaar lang beperkt bleef tot enkele duizenden. Ons 17.000ste lid is de 26-jarige Luka van Groeningen Zij werd op het bestaan van de Vereniging Rembrandt gewezen door een vriend, en gaf zelf onmiddellijk een lidmaatschap aan een vriendin cadeau. Voortaan altijd iemand om mee naar het museum te gaan!
Verzamelen voor een veranderende maatschappij
De Onderzoekschool Kunstgeschiedenis en de Vereniging Rembrandt organiseerden deze zomer een cursus voor studenten kunstgeschiedenis – de conservatoren en museumdirecteuren van de toekomst. Met zestien studenten bezochten Stijn Bussels, hoogleraar Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden, en Hilbert Lootsma van de Vereniging Rembrandt zes musea door heel Nederland. Daar spraken ze met museumdirecteuren en collectiehoofden over het verzamelen van kunst voor een veranderende maatschappij. Kunnen musea bij het verzamelen wel doorgaan op dezelfde voet? Moet hierbij niet meer worden gelet op meerstemmigheid? En is kwaliteit in kunst subjectief of valt er wel degelijk iets over te zeggen? De meningen over deze en de andere thema’s liepen uiteen, maar waar alle deelnemers het over eens waren: Nederland heeft misschien wel de beste museummensen ter wereld. Wat een gedrevenheid en kennis van zaken! Dank aan alle studenten voor hun frisse blik en kritische vragen, en dank ook aan de musea die deze zomercursus tot een succes hebben gemaakt.
Hans en Thea AldersTimmer Fonds
Dit jaar zijn er niet minder dan vier nieuwe Fondsen op Naam bij de Vereniging Rembrandt ingesteld. Eén hiervan is het Hans en Thea Alders-Timmer Fonds, ingesteld met een legaat van € 75.000 van mevrouw Alders-Timmer, bij leven Leermeester bij de Vereniging Rembrandt. De doelstelling van het fonds is het steunen van aankopen op het gebied van 17de-eeuwse schilderkunst en/of middeleeuwen en renaissance. Bijzonder aan dit fonds is dat het een zogenaamd open fonds is, wat betekent dat het openstaat voor schenkingen van derden.
Helze Fonds
Ook het Helze Fonds zag dit jaar het licht. Dit Fonds op Naam is ingesteld vanuit een bedrijf. Oprichter Cees Mulder is een groot bewonderaar van moderne kunst en deze passie deelt hij het liefst met zoveel mogelijk mensen. Met zijn fonds helpt hij Nederlandse musea bij het verzamelen van kunst uit de 20ste en 21ste eeuw. ‘De grootste kracht van kunst is dat zij emoties kan oproepen,’ zegt Cees Mulder. Zijn lijstje van favoriete kunstenaars telt dan ook opvallend veel namen van expressionistische kunstenaars. Karel Appel staat erop, maar ook Jackson Pollock, Wassily Kandinsky en Gabriele Münter. Naast moderne schilderkunst heeft Cees Mulder een grote voorliefde voor glaskunst, zoals van Andries Copier, wiens werk hem aanspreekt vanwege de combinatie van sierlijke schoonheid en puur functionele vormgeving.
Rapper meets Rembrandt
‘Het voelt goed als je een bijdrage levert aan dat wat je na aan het hart ligt’
Aandacht voor nalaten
Op 3 oktober was de tweede bijeenkomst van Jacobs Gilde, een gezelschap van leden die de Vereniging Rembrandt in hun testament hebben opgenomen of dat overwegen (zie hierover ook p. 28).
Zo’n 35 leden waren aanwezig op de speciale ontvangst in Teylers Museum te Haarlem, waar onder andere de tentoonstelling Hockney’s Eye werd bezocht.
En in de eerste week van november, de landelijke week van het nalaten, hebben we uitgebreid aan de weg getimmerd om de mogelijkheid onder de aandacht te brengen om via de Vereniging Rembrandt na te laten aan onze gezamenlijke kunstcollecties. Dat deden we door middel van advertenties en advertorials in gidsen over schenken en nalaten en via een online campagne. We danken de leden die bereid waren een inkijkje te geven in hun motieven en overwegingen om de Vereniging Rembrandt in hun testament op te nemen.
In september was Flevoland aan de beurt om De vaandeldrager te ontvangen. Op vrijdag 2 september ging de presentatie met een feestelijke opening van start in Kunstlinie te Almere. Een verrassende gast tussen onder anderen Taco Dibbits van het Rijksmuseum en Geert-Jan Janse van de Vereniging Rembrandt was de Almeerse rapper Leafs. Hij trad op met zijn nummer ‘City Boy’, waarvoor hij zich had laten inspireren door De vaandeldrager. In interviews vertelde de jonge rapper dat het vooral de zelfverzekerde uitstraling van Rembrandts Vaandeldrager was die hem had getroffen. De videoclip van ‘City Boy’ is op YouTube te bekijken.
Op de helft
De feestelijke tournee van De vaandeldrager langs alle twaalf provincies van Nederland is inmiddels op de helft. De gehele maand november was het schilderij te zien in het Mauritshuis in Den Haag. Na de provincie Zuid-Holland is Overijssel aan de beurt, waar De vaandeldrager te zien zal zijn in Enschede (Rijksmuseum Twenthe, 2 t/m 30 december). In de eerste maanden van 2023 gaat hij achtereenvolgens naar Arnhem (Museum Arnhem, 3 t/m 29 januari), Middelburg (Zeeuws Museum, 31 januari t/m 28 februari) en Maastricht (Het Bonnefanten, 2 t/m 30 maart). Na de laatste tussenstop in Groningen (Groninger Museum, 4 april t/m 7 mei) keert hij terug naar Amsterdam.
Elk van de twaalf musea biedt ten minste één dag gratis toegang aan. Ook verzorgen Hilbert Lootsma en Merel Deinema van de Vereniging Rembrandt elke eerste zondag van de maand om beurten een lezing voor leden van de Vereniging Rembrandt. Leden worden hiervoor per provincie uitgenodigd via e-mail. Mocht uw e-mailadres bij ons nog niet bekend zijn, dan kunt u dit doorgeven via 070-427 1720 of via bureau@verenigingrembrandt.nl.
kort
Johannes Vermeer Fonds
De Johannes Vermeer Stichting, opgericht door Niek van Lingen en de gezaghebbende kunsthistoricus en Vermeerkenner Albert Blankert, zette zich in voor meer aandacht voor Johannes Vermeer. Dat deden zij door activiteiten als de schenking van een beeld van Het melkmeisje door Wim T. Schippers aan de stad Delft en de uitgave van een serie
penningen met daarop alle werken van Vermeer. De stichting was met name in de jaren zeventig actief.
Dit jaar viel het besluit de stichting op te heffen. Voor het restvermogen werd een passend doel gezocht: de Vereniging Rembrandt. Met een (eenmalige) schenking van € 110.000 is het Johannes Vermeer Fonds bij de Vereniging Rembrandt ingesteld, met als doelstelling het vergroten van kunsthisto-
Kerst in Utrecht
Vorig jaar steunden wij de aankoop van een Napolitaanse kerststal, een zogeheten presepe, voor Museum Catharijneconvent. Van de bijna 700 figuren stammen de oudste uit de 18de eeuw. Omdat een deel hiervan diende te worden gerestaureerd, kon de kerststal in 2021 nog niet worden getoond, maar van 18 december tot en met 8 januari kan iedereen dit bijzondere ensemble nu bewonderen in Museum Catharijneconvent. Een aardig detail is dat het museum de figuren plaatst in een Utrechts decor, met grachten en kenmerkende gebouwen als de Domtoren, de Winkel van Sinkel en de Sonnenborgh. Dit kerstspektakel is voor jong en oud gratis te bezoeken. Zie voor meer informatie de website van Museum Catharijneconvent.
rische kennis van Johannes Vermeer en zijn Delftse tijdgenoten via aankopen, restauraties en onderzoek. Daarmee blijft dit fonds dicht bij de oorspronkelijke doelstelling van de stichting. Kort erna deed zich meteen een mooie gelegenheid voor om het fonds in te zetten: de aankoop van een beschilderde lijst door Cornelis de Man, tijd- en stadgenoot van Vermeer (zie hierover pp. 46-49).
Rembrandtkaart 2023
Dit najaar werd er weer gestemd voor de afbeelding op de nieuwe Rembrandtkaart. In totaal stelden 1812 stemmers hun persoonlijke ranglijst samen uit tien gesteunde aankopen van het afgelopen kalenderjaar. De motivaties verschilden. Voor velen was Jan van Goyens Gezicht op Rhenen een ‘thuiskomst’ in het Stadsmuseum Rhenen; anderen ervoeren het kleurrijke en het alledaagse van Max Beckmanns Baders met groene kleedcabine en schippers met rode broek als ‘liefde op het eerste gezicht’.
Uiteindelijk behaalde De badende vrouw van Mary Cassatt gemiddeld de hoogste positie. Dit werk, met drie andere prenten van Cassatt aangekocht door het Van Gogh Museum, was volgens een lid het treffendst voor de nieuwe kaart: in huidige tijden van energiebesparing is een lampetstel in plaats van een moderne, stromende douche misschien zo gek nog niet. Anderen noemden de zichtbaar Japanse invloeden, de intieme sfeer en de bijzondere positie van Cassatt als vrouwelijke kunstenaar als doorslaggevende redenen voor hun keuze.
Cadeautips voor de feestdagen
Bent u nog op zoek naar een goed cadeau voor Sinterklaas of Kerst? Verras uw vriend of vriendin, een (klein)kind of een ander familielid met een cadeaulidmaatschap. Daarmee geeft u iemand een jaar lang kunstplezier. En misschien ontdekt de ontvanger net als Sinterklaas een kunstwerk in onze gedeelde collecties om altijd weer naar terug te gaan.
Zijn uw vrienden en familie al lid? Denk dan eens aan een doosje Rembrandtjes, chocolademunten met de smaak van kaneel, kruidnagel en andere specerijen en ingrediënten die in de 17de eeuw van bijzondere betekenis waren. Dankzij de samenwerking tussen Rembrandtje Chocolate Coins en de Vereniging Rembrandt komt van elk doosje € 0,50 ten goede aan de missie van de Vereniging Rembrandt. In december geldt een speciale actie, waarbij € 1 naar de Vereniging Rembrandt gaat van elk doosje van zes of twaalf munten dat via de webshop www.rembrandtje.nl wordt gekocht met de promotiecode VR2022. Bovendien worden er geen verzendkosten berekend bij aankoop van zes giftboxes met zes chocolademunten.
Dames Spoorenberg Fonds
Naast de hiervoor genoemde nieuwe Fondsen op Naam werd dit jaar ook het Dames Spoorenberg Fonds ingesteld. De Stichting Dames Spoorenberg steunt de Vereniging Rembrandt al sinds 2016 met schenkingen voor het Ekkart Fonds, van waaruit onderzoeksbeurzen voor jonge kunsthistorici worden verstrekt. Op die manier droeg de stichting bij aan onderzoeksprojecten voor Museum Krona, Stedelijk Museum Alkmaar en Museum Gouda. Dit jaar werd besloten met een royale schenking het Dames Spoorenberg Fonds in te stellen. Het fonds heeft een tweeledig doel: het eerste doel is het bijdragen aan wetenschappelijk, collectiegerelateerd onderzoek en het organiseren van kennisbevorderende activiteiten over religieuze kunst, het tweede is het steunen van restauratieprojecten van religieuze kunst, met een voorkeur voor kleinere musea en uitgevoerd door jonge (aankomende) restauratoren.
Een jaar lang kunstplezier met een cadeauabonnement
De Vereniging Rembrandt zet zich al sinds 1883 in voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Dankzij de betrokkenheid en vrijgevigheid van haar 17.000 leden en in goede samenwerking met de musea vergroot de Vereniging de publieke belangstelling voor onze gezamenlijke kunstcollecties en maakt zij aankopen, onderzoek en restauraties mede mogelijk. Als particuliere organisatie is de Vereniging Rembrandt overkoepelend, onafhankelijk en bevlogen, en handelt zij vanuit haar expertise.
Hebt u vragen over schenken of het oprichten van een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt? Neem dan contact op met Mathilde van der Werff, telefonisch of per e-mail: vanderwerff@verenigingrembrandt.nl.
Beschermvrouwe
Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix der Nederlanden
BESTUUR
PER 25-6-2022
Niet-uitvoerende bestuurders:
De heer drs. A.A. Fock, voorzitter
De heer drs. P.J. Schoon, vicevoorzitter
De heer drs. P.A. Geelen, penningmeester
De heer prof. dr. R.J. Baarsen
De heer drs. B. Cornelis
De heer drs. T.D.W. Dibbits
De heer prof. dr. J.E.E. Keunen
Mevrouw drs. G.M.E. Knol
De heer drs. G.C.M. Luijten
De heer prof. mr. G.T.M.J. Raaijmakers
De heer prof. dr. M.S. Selllink
Uitvoerend bestuurder (per 1-7-2022):
De heer drs. G. Janse
Zie voor de raad van adviseurs en de medewerkers van de Vereniging Rembrandt www.verenigingrembrandt.nl.
Denkt u na over een partnership vanuit uw (familie)bedrijf of (familie)stichting?
Michiel Huisinga denkt graag met u mee. U kunt hem telefonisch bereiken of per e-mail: huisinga@verenigingrembrandt.nl.
VERENIGING REMBRANDT
Denneweg 124
2514 CL Den Haag
T: 070-4271720
E: bureau@verenigingrembrandt.nl www.verenigingrembrandt.nl
Bankrekeningnummer:
IBAN: NL 21 ABNA 0252 2008 61
OVER DEZE UITGAVE
Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 11.700 en wordt toegezonden aan leden van de Vereniging Rembrandt. Aan dit nummer werkten mee: Nadia Abdelkaui, Sander van den Bosch, Quentin Buvelot, Saskia Cohen-Willner, Francien van Daalen, Sjarel Ex, Ruurd Halbertsma, Els Hoek, Geert-Jan Janse, Marieke de Jongh, Anne-Karlijn van Kesteren, Siepke van Keulen, Tessel Krijgsman, Julia van Marissing, Marijke Phoa, Wim Pijbes, Lisa Smit, Joke de Wolf en Gerdien Wuestman. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © Pictoright Amsterdam 2022.
Hoofdredacteur: Gerdien Wuestman
Eindredactie: Ingrid Mersel
Redactieadviesraad: Bart Cornelis, Veerle Corstens, Laurens Meerman en Benno Tempel
Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam
Druk: Drukkerij Badoux, Houten
Afbeelding omslag
Frauenkirch (detail)
Jan Wiegers
1920-21. Olieverf en bijenwas op doek, 67 x 79 cm
GRONINGER MUSEUM
Hebt u vragen of wilt u advies over nalaten, of overweegt u de Vereniging Rembrandt te benoemen in uw testament? Neem dan contact op met Leonie Pels Rijcken, telefonisch of per e-mail: pelsrijcken@verenigingrembrandt.nl.
Alkmaar
Stedelijk Museum Alkmaar
Amerongen
Kasteel Amerongen
Amersfoort
Museum Flehite
Ammerzoden
Kasteel Ammersoyen
Amstelveen
Cobra Museum voor
Moderne Kunst
Amsterdam
Allard Pierson
Amsterdam Museum
Amsterdam Pipe Museum
Joods Historisch Museum
Museum Het Rembrandthuis
Museum Het Schip
Museum Ons’ Lieve Heer
op Solder
Museum Van Loon
Het Scheepvaartmuseum
Rijksmuseum
Stadsarchief Amsterdam
Stedelijk Museum
Tropenmuseum
Van Gogh Museum
Apeldoorn
Paleis Het Loo
Appingedam
Museum Stad Appingedam
Arnhem
Gelders Archief
Museum Arnhem
Assen
Drents Museum
Asten
Museum Klok & Peel
Barneveld
Museum Nairac
Berg en Dal
Afrika Museum
Bergen op Zoom
Het Markiezenhof
Beverwijk Museum Kennemerland
Breda
Stedelijk Museum Breda
Brielle
Historisch Museum Den
Briel
Culemborg
Elisabeth Weeshuis
Museum
Vrije toegang tot de vaste collecties van ondersteunde musea
Leden van de Vereniging Rembrandt hebben op vertoon van het bewijs van lidmaatschap
vrije toegang tot de vaste collecties van de onderstaande musea, die sinds de oprichting van de Vereniging in 1883 zijn gesteund bij de aankoop van kunstwerken. Raadpleeg voor uw bezoek altijd de website van de betreffende instelling voor de actuele gegevens.
Delft
Museum Prinsenhof Delft
Deventer
Museum de Waag
Speelgoedmuseum
Deventer
Dordrecht
Dordrechts Museum
Huis Van Gijn
Edam
Edams Museum
Eindhoven
Van Abbemuseum
Elburg Museum Elburg
Enkhuizen
Zuiderzeemuseum
Enschede
Rijksmuseum Twenthe
Franeker Museum Martena
Gorinchem
Gorcums Museum
Gouda Museum Gouda
’s-Gravenhage
De Mesdag Collectie
Haags Historisch Museum
Koninklijke Bibliotheek
Kunstmuseum Den Haag
Mauritshuis
Museum Beelden aan Zee
Museum Bredius
Museum Meermanno
Groningen
Groninger Museum
Haarlem
Frans Hals Museum
Teylers Museum
Haarzuilens
Kasteel de Haar
Harlingen
Gemeentemuseum
Het Hannemahuis
Hattem
Voerman Stadsmuseum
’s-Heerenberg
Kasteel Huis Bergh
Heerenveen-Oranjewoud
Museum Belvédère
Heino/Wijhe
Kasteel Het Nijenhuis
Helmond Museum Helmond
’s-Hertogenbosch
Het Noordbrabants
Museum
Design Museum Den Bosch
Heusden a/d Maas
Het Gouverneurshuis
Hilversum Museum Hilversum
Hoorn
Westfries Museum
Katwijk
Katwijks Museum
Laren
Singer Laren
Leek Museum Nienoord
Leens
Landgoed Verhildersum
Leerdam
Nationaal Glasmuseum
Leeuwarden
Fries Museum
Keramiekmuseum
Princessehof
Leiden
Japanmuseum SieboldHuis
Museum Boerhaave
Museum Volkenkunde
Museum De Lakenhal
Rijksmuseum van Oudheden
Universitaire Bibliotheken
Leiden
Loosdrecht
Kasteel-Museum
Sypesteyn
Maastricht
Bonnefanten
Marken
Marker Museum
Middelburg
Zeeuws Museum
Naarden
Nederlands
Vestingmuseum
Nijmegen Museum Het Valkhof
Oss Museum Jan Cunen
Otterlo
Kröller-Müller Museum
Nederlands Tegelmuseum
Oud-Zuilen
Slot Zuylen
Purmerend Purmerends Museum
Ridderkerk
Huys ten Donck (alleen de tuinen)
Rhenen
Stadsmuseum Rhenen
Roermond
Cuypershuis
Rotterdam
Het Nieuwe Instituut
Kunsthal Rotterdam
Maritiem Museum
Rotterdam
Museum Boijmans Van
Beuningen
Nederlands Fotomuseum
Wereldmuseum Rotterdam
Rozendaal
Kasteel Rosendael
De Rijp
Museum In ’t Houten Huis
Schiedam
Stedelijk Museum
Schoonhoven
Nederlands Zilvermuseum
Schoonhoven
Slochteren
Fraeylemaborg
Sluis
Museum Het Belfort
Sneek
Fries Scheepvaart Museum
Soest
Nationaal Militair Museum
Tiel
Flipje en Streekmuseum
Tiel
Tilburg
TextielMuseum
Uden
Museum Krona
Uithuizen
Menkemaborg
Utrecht
Centraal Museum
Museum Catharijneconvent
Museum Speelklok
Vaassen
Kasteel Cannenburch
Veendam
Veenkoloniaal Museum
Vlissingen
Zeeuws maritiem muZEEum
Voorburg Museum Swaensteyn
Voorschoten
Kasteel Duivenvoorde
Weesp Museum Weesp
Woerden
Stadsmuseum Woerden
Zaandam
Zaans Museum
Museum Zaanse Tijd
Zaltbommel
Stadskasteel Zaltbommel
Zierikzee
Stadhuismuseum
Zutphen Musea Zutphen (Museum
Henriette Polak en Stedelijk Museum)
Zwolle Museum de Fundatie
De volgende musea behoren niet tot de gesteunde musea maar accepteren wel onze Rembrandtkaart:
Alphen aan den Rijn
Archeon
Amstelveen Museum Jan van der Togt Amsterdam
Huis Marseille (50% korting op entree)
Bergen Museum Kranenburgh
’s-Gravenhage Museum de Gevangenpoort
Kampen
Stedelijk Museum Kampen
Maassluis Museum Maassluis
Rotterdam
Chabot Museum
Rijswijk (ZH) Museum Rijswijk
Tilburg
De Pont museum
Weert Museum W