Bulletin van de Vereniging Rembrandt, voorjaar 2024

Page 1

Oog voor textiel

JAARGANG 34#1 VOORJAAR 2024

JongRembrandt in Delft

Het vijfjarig jubileum van JongRembrandt werd in december 2023 uitgebreid gevierd in Museum Prinsenhof Delft. Een van de programma-onderdelen speelde zich af op de zaal met schuttersstukken, waar psycholoog René ter Horst met zijn spoedcursus Visual Thinking Strategies de bezoekers uitnodigde tot gesprekken over de kunst van het kijken (zie ook pp. 48-49).

Reis van het brein

Essay door Bas Heijne over beter leren kijken door kunst

Ode aan Wonder

Voorpublicatie uit bundeling artikelen door Peter Hecht

Who’s afraid of red, yellow and blue?

Geslaagde restauratie van Mondriaans gele vlak

Hoe Frans Hals het portret tot kunst verhief

Het leven zelf in stilgezette momenten en lachende gezichten 26 30

34

Conservator, een schaap met (meer dan) vijf poten

Interview met twee conservatoren van Museum De Lakenhal

40

Titus wordt twintig

De Titus Cirkel viert zijn vierde lustrum

44

Hella Jongerius: vernieuwende ontwerper en kunstenaar met textiel

Aanwinsten voor het textiele designarchief van het TextielMuseum

34

Aardse verlokkingen

Een zeldzaam keukenstuk van Cornelis van Haarlem

45

Vormen in gips

Onderzoek naar de betekenis van Hans Arps gipsen beelden

48

JongRembrandt langs de big five

Vijfjarig jubileum gevierd in Museum Prinsenhof Delft

INHOUD BULLETIN VAN DE VERENIGING REMBRANDT 2024 #1
6 18 12 14
4 2024#1

Voorwoord

GEERT-JAN JANSE

Aardappels uit Parijs

‘Zóó dat het bonken worden die zwaarte hebben en stevig zijn…’

en verder

17

Brede toegankelijkheid

Natuurlijk, er zijn de zorgen om de sterk gestegen energie- en personeelskosten, maar tegelijkertijd ontvingen de Nederlandse musea in 2023 gezamenlijk waarschijnlijk een recordaantal bezoekers (de definitieve cijfers over 2023 zijn nog niet bekend). Alleen al de Museumkaarthouders waren vorig jaar goed voor 9,5 miljoen bezoeken.

Die hoge bezoekersaantallen illustreren de betekenis die kunst heeft voor velen. Dat kunst en cultuur niettemin nagenoeg afwezig waren in de verkiezingsstrijd stemt droef. Te meer omdat de bezoekerscijfers ook de economische en maatschappelijke draagwijdte van de sector bevestigen. Die is, zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau enkele jaren terug becijferde, niet gering: de culturele en creatieve sector als geheel is goed voor bijna 4 procent van het bruto nationaal product. Het probleem is dat het belang van kunst en cultuur in dergelijke cijfers vaak abstract blijft.

In het mooie essay dat Bas Heijne voor dit Bulletin schreef, voert hij ons langs de relevantie die kunst voor hem heeft gekregen. Het is een krachtig en persoonlijk pleidooi voor de verrijking die de ontmoeting met kunst kan bieden.

Iemand voor wie kunstliefde en kunstgeschiedenis al van jongs af aan niet te scheiden zijn, is Peter Hecht. Zijn prachtige nieuwe boek – een bundeling van zijn artikelen, waaronder ook stukken die hij voor de Vereniging schreef – beveel ik van harte aan. In dit Bulletin vindt u een voorpublicatie.

Om de (hernieuwde) ontmoeting met kunst voor iedereen mogelijk te maken en te houden, is het nodig dat een brede toegang tot onze musea gewaarborgd blijft. Het verlaagde btw-tarief (9 procent) voor cultuur (waaronder musea) dient gehandhaafd te blijven – zoals bepleit door onder andere de Museumvereniging. Om ons openbaar kunstbezit in een snel veranderende samenleving levendig en relevant te houden, is het daarnaast van groot belang dat de overheid ruimhartig blijft bijdragen aan aankopen voor de Nederlandse musea en dat het Museaal Aankoopfonds goed gevuld is. In een kunstmarkt waarin de prijzen voor topkunst sterk gestegen zijn, kunnen belangrijke aankopen immers alleen nog in grote gezamenlijkheid tot stand komen. Uw steun en betrokkenheid zijn daarbij onmisbaar.

Wij volgen de ontwikkelingen op de voet en zullen waar nodig onze stem laten horen.

Geert-Jan Janse is directeur van de Vereniging Rembrandt

Enerzijds, anderzijds
11
Rembrandtlid persoonlijk: Norbert Mergen
Rembrandtlid persoonlijk: Saskia Brinkmann
Denkraam
R kort
Lidmaatschapspagina
Over de Vereniging 55 Ondersteunde musea
29
39
50
53
54
22
5 2024#1

Reis van het brein

Het bestaansrecht van musea lijkt zijn vanzelfsprekendheid te hebben verloren. De samenleving en de politiek zetten in toenemende mate vraagtekens bij het nut en de noodzaak van het openbaar kunstbezit. Daarbij wordt vaak naar de cijfers gekeken: wat kost het en wat levert het op?

Voor de intrinsieke waarde van kunst en de verbindende waarde van onze museale collecties is geen plaats in deze berekeningen. Daarom vroegen we drie schrijvers een essay te schrijven over wat kunst de samenleving en het individu kan brengen. In de eerste aflevering uit deze reeks: Bas Heijne.

Wie het maatschappelijk belang van kunst wil bepleiten, kan maar beter dicht bij zichzelf blijven. Wanneer het erom gaat te laten zien dat kunst, creativiteit en schoonheidsbeleving een fundamentele rol spelen in de manier waarop we de wereld om ons heen zien, beland je al snel in een moeras van algemeenheden.

In een tijd dat de kunsten in Nederland steeds minder als onderdeel van de publieke zaak worden gezien, en eerder als een persoonlijke ‘hobby’ (aldus gewezen VVD-minister Eric Wiebes), die buiten de verantwoor-

6 2024#1
BAS HEIJNE

Le déjeuner sur l’herbe

Edouard Manet

1863. Olieverf op doek, 207 x 265 cm

MUSÉE

Symbolische revolutie

Olympia

Edouard Manet

1863. Olieverf op doek, 130,5 x 190 cm

MUSÉE D’ORSAY, PARIJS

delijkheid van de maatschappij zou moeten vallen, regent het wanhopige pleidooien waarin kunstbeleving als noodzaak wordt voorgesteld – even noodzakelijk als ademhalen. Maar leg het maar eens uit. Empathie, de noodzaak van verhalen vertellen, onbekende werelden ontdekken, bewustwording, de ‘ander’ leren zien –het komt steeds allemaal voorbij. Zeker, al die fraaie woorden komen niet uit de lucht vallen. Ze hebben stuk voor stuk wel degelijk betekenis. Maar eerlijk gezegd: ik heb niet het gevoel dat ze ooit een ongelovige hebben bekeerd. Wie kunst

beschouwt als franje, als louter tijdverdrijf, dat in een drukke, om aandacht smekende wereld al snel op tijdverspilling lijkt, zal niet aangeraakt worden door zulke hartenkreten. Zelfs als ze níét obligaat zijn. Het is domweg erg lastig om in algemene termen iets over de noodzaak van kunst te zeggen, iets dat niet meteen doodslaat. Dus: beter kun je kunst in actie laten zien. Laten zien wat dít schilderij, déze film, díé roman met mensen doet, met jou heeft gedaan.

Sinds ik deels in Parijs woon, heb ik de schilderkunst ontdekt. Door het bezoeken van de vele tentoonstellingen in de stad ben ik onmiskenbaar ‘visueler’ geworden. Anders gezegd: ik heb beter leren kijken. Door kunst, maar niet alleen náár kunst.

Zeker in de tijd tussen de lockdowns tijdens de pandemie, toen veel musea praktisch uitgestorven waren, heb ik urenlang langs meesterwerken kunnen slenteren. Ik ben vaak teruggegaan – om nog eens te kijken. Niet alleen mijn smaak is veranderd (lang deed Cézanne me niet veel, tegenwoordig beschouw ik hem als een van de grootsten), mijn blik is veranderd.

Een schilderij waar ik altijd even langsloop, in het Musée d’Orsay, het grote Parijse museum voor 19deeeuwse kunst, is het beroemde Le déjeuner sur l’herbe van Edouard Manet. Ook voor Manet koester ik inmiddels grote bewondering, terwijl ik hem vroeger op één hoop gooide met Monet en Renoir, twee schilders die mij nu veel minder te zeggen hebben. Maar dat is niet de reden dat ik altijd naar het doek ga kijken.

7 2024#1
Galerie des Impressionistes in Musée d’Orsay, Parijs © Musée d’Orsay / Sophie Crépy D’ORSAY, PARIJS

Zoals bekend veroorzaakte dit schilderij toen het voor het eerst tentoongesteld werd in 1863, een groot schandaal. Of misschien is onbegrip een beter woord – hoe kon dit in godsnaam kunst genoemd worden? Het doek leek met alle geldende regels van de schilderkunst te spotten, alle geaccepteerde morele codes aan zijn laars te lappen (een ontspannen uitziende, naakte vrouw in gezelschap van twee modern geklede heren!). Het was een slécht schilderij, slecht in alle betekenissen van het woord. Bezoekers aan de Salon des Refusés, waar werken die waren afgewezen voor de officiële Salon te zien waren, liepen rood aan van verontwaardiging, lachten het doek uit, scholden ertegen – het werd gezien als één grote, brutale belediging in olieverf. De schok die het doek veroorzaakte ebde niet weg. Het zette, in de woorden van de beroemde Franse socioloog Pierre Bourdieu, ‘een symbolische revolutie’ in gang. Bourdieu, die eind jaren 1990 twee leergangen aan het Collège de France aan enkel dit schilderij wijdde, begreep dat de confrontatie tussen de onbegrijpende toeschouwers en Manets doek een paradigmaverschuiving in gang zette, waarna niets meer hetzelfde zou zijn. Het was een revolutie, maar geen revolutie met hooivorken en bestormingen. Het ging om schokken die vanbinnen plaatsvonden, in ons hoofd, in onze manier van kijken.

ER WAS EEN ERVÓÓR, EN ER IS EEN ERNÁ

De gevestigde Franse academische kunstwereld met zijn officiële Salons vol geaccepteerde kunst wordt door Bourdieu met een ‘kerk’ vergeleken. Het geloof in wat goede kunst was, met tal van geschreven en ongeschreven regels, werd uitgedragen door ‘priesters’. Dat waren vertegenwoordigers van de kunstwereld, handelaren en critici.

Slechte kunst laat je zien hoe adembenemend goed goede kunst is

De schok die het doek van Manet teweegbracht deed de kerk op zijn grondvesten schudden. Daarna begon het bouwwerk te wankelen en stortte ineen. Bij de priesters sloeg de twijfel toe: ze begonnen vraagtekens bij hun eigen dogma’s te plaatsen, ze vielen van hun geloof. De academische kunst die, voordat Le déjeuner sur l’herbe aan het publiek werd getoond, als het summum van smaak en schoonheid gold, zag er plotseling bedaagd en gedateerd uit. Ondanks de woede en het verzet was er geen weg meer terug.

Als ik nu voor Manets schilderij sta, moet ik altijd aan Bourdieu en zijn symbolische revolutie denken. De roerige geschiedenis van het doek is voor mij onderdeel van het kunstwerk geworden. Ik bewonder de esthetische kwaliteiten van het schilderij, zeker, al is het niet mijn favoriet onder de Manets. Maar het heeft me ook aan het denken gezet – daarbij geholpen door de colleges van Bourdieu, die in 2013 postuum in boekvorm verschenen onder de titel Manet. Une révolution symbolique

Wat ik vooral leerde, was de voorlopigheid van mijn eigen manier van kijken. Dat geldt niet alleen mijn kunstsmaak – schrijvers met wie ik ooit dweepte en die me nu futiel en achterhaald voorkomen, de appels van Cézanne waar ik jarenlang onaangedaan voorbijliep, maar die

Nature morte aux pommes et aux oranges

Paul Cézanne 1895-1900. Olieverf op doek, 73 x 92 cm MUSEE D’ORSAY, PARIJS

me nu telkens opnieuw in vervoering brengen. Het gaat om mijn hele bewustzijn, mijn hele bestaan. Ons hele bestaan is vol van symbolische revoluties, kleine of grote schokken die onze manier van denken bevragen en uitdagen. Daarna is alles anders.

VOORTSCHRIJDEND INZICHT

Voor de samenleving geldt hetzelfde. De meest in het oog vallende recente paradigmaverschuiving is ongetwijfeld de val van Zwarte Piet. Toen de politie in 2011 bij de intocht van Sinterklaas in Dordrecht de activisten Quinsy Gario en Jerry Afriyie hardhandig tegen de grond werkte en arresteerde, omdat ze wilden laten zien dat de figuur van Zwarte Piet racistisch van aard was, heerste er vooral onbegrip. De aanwezigheid van Zwarte Piet sprak zo vanzelf in het traditionele culturele landschap, dat het onzinnig leek om daar vraagtekens bij te zetten. Maar door het proces van mondialisering en het groeiend zelfbewustzijn van biculturele Nederlanders en hun medestanders sprak wat vanzelf sprak niet langer vanzelf.

8 2024#1

De commotie die de groeiende protesten teweegbracht, de verontwaardiging van Zwarte Pietfans die het racistische karakter van de figuur ontkenden, fel alsof hun leven ervan afhing, kun je vergelijken met de ophef rond het schilderij van Manet. Ook hier begon een ‘kerk’ te wankelen. Mensen die de hele discussie aanvankelijk maar onzin vonden (‘Zwarte Piet is zwart,’ verkondigde premier Mark Rutte in eerste instantie) draaiden langzaam bij; ze beriepen zich op voortschrijdend inzicht. Zoals ze er eerst tegenaan keken, zo zagen ze het niet langer.

Wie door museumzalen slentert en zijn blik langs keurig geconserveerde meesterwerken laat glijden, zichzelf laat verzadigen met bedaagde jaartallen, gestolde stromingen en bewegingen, zal het niet meteen tot zich laten doordringen, maar de geschiedenis van de kunst is een aanhoudende beeldenstorm. Wanneer oude beelden verstarren en niet langer betekenisvol tot ons spreken, ant-

woorden de kunstenaars met nieuwe beelden, die de context van de oude beelden voorgoed vernietigen.

SLEETSE BEELDEN ANDERS GEORDEND

Het is een van de redenen dat ik zo graag naar het beroemde Parijse veilinghuis Drouot ga, dat zich niet ver van mijn appartement in het 9de arrondissement bevindt. De meeste belangstellenden die daar rondlopen, worden aangetrokken door de topstukken, die voor reusachtige bedragen van de hand gaan. Mij fascineert iets anders. In het overgrote deel van de kunst die daar ter veiling wordt aangeboden, kun je zien waarmee baanbrekende, grote kunstenaars als Manet afrekenden – een massa middelmatige schilderijen, geheel volgens de traditionele regels vervaardigd, zalen vol sleetse beelden en sjablonen. Wat je vooral ziet bij Drouot, is een ontzagwekkende hoeveelheid kunst die de normen en waarden van haar tijd weerspiegelt, zonder een uitgesproken individueel

karakter. Zelden wordt de toeschouwer door de kunstenaar uitgedaagd. Ik verbaas me over de assertieve bedaagdheid van zoveel schilderijen, portretten en aquarellen, van kunstenaars wier blik geheel en al samen leek te vallen met de manier waarop de meeste mensen in hun tijd naar de wereld keken. Een geriefelijke, zelfbevestigende blik. Slechte kunst laat je zien hoe adembenemend goed goede kunst is.

Maar ook grote kunst kan onze blik doen verharden; ze is dan zo bekend, zo alomtegenwoordig dat we haar niet meer ‘zien’. Een directeur van het Van Gogh Museum in Amsterdam zei ooit tegen me dat de grootste uitdaging voor het museum was om bezoekers uit Nederland aan te trekken – Vincent van Gogh is gewoon te familiair, zijn werk overbekend door oneindige reproductie, van stropdassen tot muismatten, tot douchegordijnen aan toe. Het dramatische verhaal van zijn leven en kunstenaarschap was verworden tot

9 2024#1
Kijkdag van het veilinghuis Hôtel Drouot in Parijs, 2017

een handvol eindeloos herhaalde clichés, het museum een toeristische attractie in de trant van de Keukenhof en Marken. Wie wil daarnaar kijken, of misschien beter Bourdieu-iaans gezegd, wie wil daarmee gezien worden?

Soms kan een museum onze blik opnieuw richten. Dan gaan we overbekende kunst ineens ‘anders’ zien. Collecties kunnen anders geordend worden, de context kan veranderen, waardoor afzonderlijke kunstwerken zichzelf in een nieuwe gedaante laten zien. Een mooi voorbeeld: in 2019 organiseerde het Musée d’Orsay een tentoonstelling getiteld Le modèle noir, de Géricault à Matisse. Daarin kwam de afbeelding van zwarte modellen op beroemde schilderijen centraal te staan. Het meest spraakmakende voorbeeld was het dienstmeisje op Manets beroemde Olympia, een doek dat twee jaar na Le déjeuner sur l’herbe opnieuw een schandaal veroorzaakte. Het model heette Laure en door het schilderij tijdelijk naar haar te noemen, verplaatste de blik van de toeschouwer zich ineens van de witte, lang uitgestrekte vrouw in het midden van het doek naar de donkere vrouw met het bloemenboeket: wie was zij? Wat deed zij daar? Hoe verhield zij zich tot de naakte, witte vrouw? Wat was haar relatie tot de schilder?

Waarom waren die vragen meer dan een eeuw lang zo weinig, of eigenlijk helemaal niet, gesteld?

Wat zei dat over onze maatschappij, over de manier waarop wij beroemde kunst beleven? Maar vooral: wat zei dat over de manier waarop we zelf zo lang gekeken hadden? Het schilderij zelf was niet veranderd. We keken er alleen anders naar, omdat onze blik anders werd gestuurd.

De ‘symbolische revolutie’ die Manets Déjeuner veroorzaakte is fameus in de kunstgeschiedenis, maar Bourdieu laat in zijn colleges

Het is de kunst die ons meeneemt naar onbekende regionen in onze eigen geest

zien dat zulke omwentelingen voortdurend plaatsvinden, niet alleen in de kunst. Om na Zwarte Piet nog een voorbeeld te noemen: de afgelopen decennia leefden we in de overtuiging dat op grote schaal oorlog voeren iets van het verleden was, omdat virulent nationalisme op zijn retour was, en belangrijker, de handelsbelangen van grote naties zo met elkaar verknoopt waren, dat je wel gek moest zijn om een oorlog te beginnen. Die overtuiging ging gepaard met het idee dat je door de handel te stimuleren als vanzelf een democratische gezindheid zou kunnen kweken. We geloofden in dat beeld van de werkelijkheid, omdat het leek te kloppen. Alle tekenen die op het tegendeel wezen werden genegeerd of goedgepraat. Pas met Ruslands invasie van Oekraïne werd dat geriefelijke wereldbeeld aan gruzelementen geslagen. Er was een ervóór, en er is een erná.

Maar wat het doek van Manet en Bourdieus obsessie ermee, want zo kun je het wel noemen, mij vooral leerde, is dat symbolische revoluties ook in ons eigen intieme leven plaatsvinden. Dat gebeurt soms door een schok, maar ook vaak op een subtiele, ongrijpbare manier, zodat we ons er nauwelijks van bewust zijn. Onze verbeelding geeft ons leven vorm, en om ons leven vorm te geven hebben we onze verbeelding nodig.

Zoals de grote Amerikaanse schrijver Henry James, in een brief aan collega H.G. Wells, schreef: ‘It is art that makes life, makes interest, makes importance…’

Maar het beeld dat we ons vormen van onszelf en de wereld waarin we leven, kan gemakkelijk verharden, tot een sjabloon worden dat niet langer een levende relatie met de wereld buiten ons hoofd onderhoudt, net zoals de academische schilderkunst vóór Manet. Om ons voor die verschraling en verharding te behoeden, hebben we de verbeelding van anderen nodig.

Wij kijken naar een kunstwerk, maar het kunstwerk kijkt net zo goed naar ons. Wanneer het belang van kunst wordt bepleit, gaat het vooral over anderen – alsof we de wereld buiten onszelf kunnen leren kennen door middel van kunstwerken. Dat is ongetwijfeld zo, maar het gaat wat mij betreft voorbij aan de essentie. Het is de kunst die inbreekt in ons eigen hoofd, die verwarring zaait en twijfel, die ons ons ongemakkelijk doet voelen en boos maakt, die ons meeneemt naar regionen in onze eigen geest die we nog nooit eerder verkenden.

Ik zei het: wie over het belang van kunst spreekt, verliest zich gemakkelijk in algemeenheden. Daarom: wat zie ik als ik in de zaal van het Orsay voor het schilderij van Manet sta? Ik zie het intrigerende, altijd raadselachtige tafereel van de mannen en de naakte vrouw, en de nimf op de achtergrond. Ik zie de geschiedenis van het doek, de symbolische revolutie die het veroorzaakte. Maar ook zie ik mijzelf, hoe ikzelf veranderd ben – nog steeds verander. Je kunt niet zo intens naar kunst kijken zonder dat de kunst naar jou kijkt.

Bas Heijne, schrijver en essayist

10 2024#1

Enerzijds, anderzijds

Een ruimte aan zee

Bij het woord zeegezicht denk ik aan zand, een horizon en eindeloos ver kijken. Ik denk aan de ongrijpbare vergezichten van Caspar David Friedrich, wiens werk dit jaar uitgebreid getoond wordt in Duitsland. En aan de kalme zee die Hendrik Willem Mesdag vaak heeft geschilderd, de zee die het Panorama van Scheveningen zo aangenaam tijdloos maakt.

Max Beckmann schilderde hier, in Zandvoort in 1934, een ander zeegezicht. Het is niet dat hij zijn klassieken niet kende, of onbekend was met de werkelijke zee. De Duitse kunstenaar ging zoals veel van zijn landgenoten graag naar de Noordzeekust, ook voordat hij in 1937 uitweek naar Nederland. Thuis in Berlijn en Frankfurt schilderde hij vooral de mensen en de dingen binnen, op Scheveningen en in Zandvoort schilderde hij het landschap. Toch deed hij dat niet op de manier zoals veel van zijn voorgangers dat deden.

Zoals duidelijk wordt in de huidige tentoonstelling in Kunstmuseum Den Haag koos Beckmann zijn eigen weg. Enerzijds zette hij zich bewust af tegen de nieuwste stromingen in de beeldende kunst. Anderzijds koos hij er niet voor om zich te houden aan de klassieke weergave van de ruimte die kunstenaars sinds de Renaissance hadden nagestreefd, hij bewonderde soms openlijk de volheid van de Middeleeuwen.

Hij koos een klassiek genre – het stilleven, het portret of, in dit geval, het zeegezicht – en gaf daar zijn eigen invulling aan. Bij zijn zeegezichten zette hij de voorgrond van het schilderij soms vol met schijnbaar toevallige accessoires – een boek, een raamkozijn, een glas. En soms maakte hij het zeegezicht, hét schoolvoorbeeld van het lange horizonschilderij, verticaal. Zoals hier.

Op de voorgrond staan twee onduidelijke ovale vormen; uit voorstudies weten we dat het waarschijnlijk de bovenste delen van twee strandstoelen zijn. Twee vlaggenmasten benadrukken de hoogte. Op het strand zien we spelende kinderen, we zien de ‘schippers met rode broek’ uit de titel, hun boot gekanteld ernaast. De zee reikt vervaarlijk hoog naar de horizon, ook daarmee vult Beckmann de ruimte. Er zijn zwemmers te zien, in de verte vaart een stoomschip. En midden op dat strand staat de groene kleedcabine. Een ding dat Beckmann vaker liet verschijnen, en ook hier is het het enige voorwerp dat diepte toont.

De ruimte van het schilderij is een essentieel middel voor de zoektocht naar de ‘individualiteit van onze ziel’, zo stelde de kunstenaar aan het eind van zijn leven. ‘In het begin was er de ruimte, die beangstigende en onvoorstelbare uitvinding van het almachtige. Tijd is een uitvinding van de mens, ruimte is het paleis van de goden.’ In dit drukke zeegezicht is de toevlucht niet aan de horizon maar daar, in die groene, tijdloze kubus.

Baders met groene kleedcabine en schippers met rode broek Max Beckmann 1934. Olieverf op doek, 80 x 60 cm KUNSTMUSEUM DEN HAAG

De Baders maakt deel uit van de tentoonstelling Universum Max Beckmann die t/m 20 mei te zien is in Kunstmuseum Den Haag

11 2024#1

Ode aan Wonder

Met zijn brede kennis en zijn even scherp als gevat geformuleerde meningen is Peter Hecht een auteur die je niet snel vergeet. Al decennialang is hij een toegewijd pleitbezorger van het openbaar kunstbezit. Begin 2024 verscheen een bundel met 25 van zijn beste artikelen, recensies en andere teksten. Over het belang van kijken, over smaak, over verzamelen voor het openbaar kunstbezit. In een van de meest persoonlijke stukken vertelt hij over zijn liefde voor een schilderij op een kilometer afstand van zijn Utrechtse werkkamer.

Een liefdesbetuiging of oorlogsverklaring aan een kunstwerk op loopafstand van de Kromme Nieuwegracht –dat schrijf ik niet elke dag. Maar ik hou van kunst en ik weet ook zeker dat kunstliefde de reden was dat ik zelf ooit kunstgeschiedenis ben gaan studeren. Verwoorden waarom een kunstwerk je treft en je liefde waard is, is echter minder eenvoudig dan een verhaal vertellen over de omstandigheden waaronder het werd geproduceerd, de functie en betekenis die de voorstelling wellicht ooit had of de geschiedenis van zijn opeenvolgende eigenaars. Dat zijn weliswaar stuk voor stuk interessante zaken voor de kunsthistoricus en zijn publiek, maar als het om de liefde gaat, dan hebben we het daar niet over. Eerst raak je verliefd en later vraag je pas: wat doen je ouders en waar komen die vandaan? Als dat niet zo is, dan was je niet verliefd maar zocht je een goede partij of zo, dan was je geen verzamelaar maar belegger. Mijn liefdesbetuiging van vandaag gaat naar een schilderij van P.C. Wonder in het Centraal Museum in Utrecht. Ik zag het voor het eerst aan het begin van de jaren tachtig toen het net was aangekocht en sloot het meteen in mijn hart. Het was een schilderij dat ik zelf wel had willen hebben, voor thuis. En dat gevoel gaat – bij mij tenminste – voor de analyse uit.

Objectief gezien is Wonders schilderij van het trappenhuis in zijn woning in Londen een intelligente perspectiefstudie met een meesterlijk gebruik van verschillende soorten invallend licht. Het is bovendien een intrigerend beeld, een voorstelling uit het dagelijks leven die een vraag oproept maar geen antwoord geeft. Want onder aan die trap die dat prachtige licht vangt, staat een man te wachten die vriendschap probeert te sluiten met het hondje van het huis dat tegen hem keft. Op wie die man wacht en wat hij komt doen wordt ons niet verteld. Misschien heeft hij het wild gebracht dat op een tafeltje in de hal is neergelegd – een haas en twee patrijzen. Aan een van de poten van de haas hangt een kaartje met naam en adres van de schilder, een aardige manier om te signeren zonder de illusie van het beeld te verstoren, en grappig ook, het idee om de schilder zo letterlijk als de afzender van zijn schilderij te presenteren.

Je zou kunnen denken dat het de thematiek van het eeuwige wachten is waarom Wonders schilderij mij nooit verveelt, want dat is echt een vondst. Maar als het schilderkunstig een beroerd geval was, had ik met dat wachten geen moment geduld. De aanhoudende liefde heeft dus meer te maken met zijn artistieke kwaliteit – met de scherpe manier waarop de schaduwen in het schilderij zijn geobserveerd bijvoorbeeld, de schaduwen van de benen van de man, waardoor hij nog langer lijkt dan hij al is, de schaduw van de leuning van de trap, die een baan van licht op het tapijt in de hal doet ontstaan, de schaduw zelfs van dat kaartje waarop de schilder zijn naam heeft gezet, krankzinnig groot ten opzichte van het papier in kwestie. En dan de verticaal gestreepte traploper, die eigenlijk niet past bij het tapijt in de hal en het kleedje voor de openstaande deur naar de tuin. Dat is abstracte schilderkunst uit de tijd dat die nog niet zo heette. Die bomen buiten in de zon. Dat is een hulde aan het licht.

De trouw waarmee Wonder heeft gekeken en geregistreerd maakt dat alles past, ook als het in het dagelijks leven misschien een beetje vloekte, zoals die loper en dat kleed, en die waarheid van zijn registratie vind ik heel erg mooi. Dat eeuwige wachten ook. Maar misschien ligt de bron van mijn liefde voor dat schilderij, het allereerste gevoel dat ik er ooit bij had, wel onbewust in de herinnering aan een huis waar ik als kind dikwijls logeerde. Een huis dat net zo’n sfeer als het huis op deze Wonder had. Die herinnering is, nu ik eraan denk, zelfs zo sterk, dat ik

12 2024#1 PETER HECHT
Peter Hecht, Listening to what you see. Selected contributions on Dutch art, uitgegeven door Paul Holberton Publishing in Londen, is verkrijgbaar via de betere boekhandel. Engelstalig, hardcover, 342 pagina’s, € 39,99.

ook nu nog ruik hoe het daar bij open deuren destijds rook – naar frisse buitenlucht die binnendringt in een al te vaak gesloten huis. Ook het licht beleefde ik daar zo. Liefde op basis van een herinnering uit de nog welhaast woordeloze tijd. Dat kan.

Veel soorten van liefde en waardering dus voor een schilderij uit 1828 van een betrekkelijk onbekende schilder uit een tijdperk dat in de Nederlandse kunst nu niet direct een grote reputatie heeft. En toen ik er dezer dagen even langs liep om er nog eens naar te kijken voordat ik dit stukje schreef, was er ook sprake van haat – jegens het

museum dat Wonders schilderij bij slecht licht, op een dodelijk hagelwitte wand en veel te hoog heeft opgehangen, te midden van een cluster krengen.1 Maar die ellende krijg je als de mensen een ideetje hebben alvorens te kijken naar de kunst – want die beroerde manier van hangen was ingegeven door een thema. En van die ideetjes, dat is op het ogenblik een plaag.

Peter Hecht is emeritus hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en oud-bestuurslid van de Vereniging Rembrandt

Het trappenhuis van de Londense woning van de schilder

P.C. Wonder 1828. Olieverf op doek, 71,4 x 57,2 cm

CENTRAAL MUSEUM, UTRECHT

Noot

1. Peter Hecht schreef deze tekst in 2005 voor aankomende studenten Kunstgeschiedenis. In de vernieuwde collectiepresentatie van het Centraal Museum die eind 2023 opende, hangt het schilderij van P.C. Wonder op een andere plek op grond van een ander ideetje. Nu in een kooi.

13 2024#1

Who’s afraid of red, yellow and blue?

Over het rood en blauw in Mondriaans Compositie met rood, geel, zwart, blauw en grijs in Kunstmuseum Den Haag maakte niemand zich ongerust. Anders was dat bij het gele vlak met zijn vele barsten. Daar was de dikke verflaag plaatselijk losgekomen van de grondering, met een kleine krater van opstaande verf als gevolg. In het midden daarvan had zelfs een stukje verf losgelaten. In 2023 durfde restaurator Laura Kolkena het aan het schilderij te behandelen.

GERDIEN WUESTMAN

Dat de conditie van het schilderij te wensen overliet, was al bekend bij binnenkomst in het museum (zie kader p. 16). Een conditierapport uit januari 2012 maakt melding van een netwerk van onregelmatige barsten met opkrullende randen, opstaande verfschollen en een afgebroken stukje verf in het gele vlak. Omdat de verflaag stabiel genoeg was en ook een restauratie niet zonder risico’s is, werd besloten het schilderij op korte termijn niet te behandelen.

In 2023 stelde restaurator Laura Kolkena voor materiaaltechnisch onderzoek uit te voeren om de onderliggende oorzaken van de schade bloot te leggen. ‘Die opstaande verf was visueel behoorlijk storend, dat zag er echt eng uit,’ zegt Kolkena. ‘Maar we wisten niet precies wat er met de verflaag aan de hand was. En als je niet weet wat de oorzaak is, dan ga je het schilderij ook niet zomaar behandelen.’

PIGMENT CADMIUM

Bij het onderzoek werd gebruikgemaakt van relatief nieuwe technieken, waaronder röntgenfluorescentie om de gebruikte pigmenten in kaart te brengen. Deze techniek was tien jaar geleden ook al bekend, maar werd niet veel toegepast en ook nu zijn er nog altijd maar twee instellingen in Nederland die hierover beschikken, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) en het Rijksmuseum. Guusje Hartevelt van de RCE heeft de scan voor het Kunstmuseum Den Haag uitgevoerd. Kolkena: ‘Een van de vragen die we hadden, was in hoeverre cadmiumgeel een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de schade. Door die scan is duidelijk geworden dat er heel veel cadmium in het gele vlak zit. Cadmium kan hard en bros worden en heeft dan weinig flexibiliteit. Daardoor zijn de verflagen als één pakket gebarsten.’ Een andere factor die heeft meegespeeld is de dikte van de verflaag.

Laura Kolkena tijdens het scannen van het schilderij met röntgenfluorescentie

Detail van het gele vlak na restauratie

Foto onder: Microscoopopname van het afgebroken stukje verf dat in 2012 onder de opstaande verfschollen is aangetroffen en nu weer is vastgezet

‘Uit het onderzoek kwam naar voren dat Mondriaan een eerder beschilderd doek heeft gebruikt, met kleuren uit zijn kubistische periode, zoals oker, zachtroze en lichtblauw. Daaroverheen schilderde hij Compositie met rood, geel, zwart, blauw en grijs. Mondriaan was erg op zoek naar evenwicht tussen kleuren, alles moest in balans zijn met elkaar. Het gele vlak bestaat uit wel veertien lagen verf. In de dwarsdoorsneden zie je dat elke laag er net weer anders uitziet, steeds een andere kleur geel.’ En dan is er nog het type doek, dat een zogenaamde panamabinding heeft. Dat is een weefwijze met dubbele draden, die kan leiden tot problemen met de verfhechting, legt Kolkena uit

HOT-AIRPEN

Met de opgedane kennis kon een betere inschatting worden gemaakt

van de mogelijke risico’s van een behandeling. Besloten werd te proberen de opstaande verf met warme lucht en lichte druk vlak te leggen. Als dat niet zou lukken, zouden de verfschollen voorzichtig worden vastgezet, maar dan zou de krater wel zichtbaar blijven. Tot Kolkena’s opluchting reageerde de verf op beperkte warmte, zodat zij de opstaande partijen kon vlakleggen en consolideren. Hierbij gebruikte ze een hot-airpen – ‘een soort miniföhntje’ – in combinatie met een elektrisch verwarmde spatel. Hoe is het om zo’n behandeling uit te voeren? ‘Het is een heel gebruikelijke methode, alleen was de situatie in dit geval vrij extreem, door de dikte van de lagen en doordat die verf zo hoog stond. Je begint natuurlijk met een test, en je moet steeds kijken: wat gebeurt er met deze druk, wat doet de warmte met de verflaag?

15 2024#1
Foto: Laura Kolkena Foto: Laura Kolkena
200 μm
Foto: Inez van der Werf, RCE Foto: Alice de Groot, Kunstmuseum Den Haag

In bruikleen

Piet Mondriaans Compositie met rood, geel, zwart, blauw en grijs hangt al sinds 2011 in Kunstmuseum Den Haag, toen nog Gemeentemuseum Den Haag geheten. Aanvankelijk in bruikleen van een familiestichting, maar sinds begin 2014 als bruikleen van de Vereniging Rembrandt. De familiestichting, die het schilderij al vele decennia in haar bezit had, had het schilderij namelijk eind 2013 aan de Vereniging Rembrandt geschonken, op voorwaarde dat de bruikleenovereenkomst zou worden gecontinueerd. Dat deed zij omdat zij van mening was dat de Vereniging met haar expertise beter uitgerust was om de belangen van het schilderij – dat inmiddels vele miljoenen waard was –te behartigen. Het onderzoek en de behandeling in 2023 zijn uitgevoerd in nauw overleg met het bestuur van de Vereniging Rembrandt en Ella Hendriks, hoogleraar conservering en restauratie aan de UvA en lid van de raad van adviseurs van de Vereniging Rembrandt.

Na de restauratie werd het schilderij in november 2023 weer op zijn vaste plek teruggehangen

Compositie met rood, geel, zwart, blauw en grijs (na restauratie)

Piet Mondriaan

1921. Olieverf op doek, 48 x 38 cm

KUNSTMUSEUM DEN HAAG

(in langdurig bruikleen van de Vereniging Rembrandt)

Want als je niet oplet, kan de verf gaan glanzen of juist mat worden, of kunnen er verkleuringen ontstaan. Het is niet iets wat je even tussendoor doet.’

Op het laatst was er nog één ontbrekend puzzelstukje: het afgebroken verfdeeltje dat al die tijd zorgvuldig was bewaard. ‘Dat maakte wel echt het verschil,’ zegt Kolkena over het terugplaatsen van dat stukje. ‘Natuurlijk zie je nog steeds veel barsten in het gele vlak, maar het is niet meer zo alarmerend. En misschien accepteer je die barsten ook wel als een normaal verouderingsproces

dat hoort bij een schilderij dat al 103 jaar oud is. Ik moet zeggen dat ik het nog wel spannend vind. We denken dat die heftige barstvorming en het opstaan van de verf al heel vroeg gebeurd zijn, en dat zulke schade niet decennia na vervaardiging nog ontstaat, maar dat weten we niet honderd procent zeker. Het blijft iets om in de gaten te houden.’

Gerdien Wuestman is hoofdredacteur van het Bulletin van de Vereniging Rembrandt

16 2024#1
Foto: Alice de Groot

Ruim 17.500 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Norbert Mergen (67 jaar), boer en ‘groentefundamentalist’, lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2021. Locatie: Museum Arnhem.

Rembrandtlid persoonlijk

Vereniging Rembrandt

‘Dat ik lid ben geworden komt door Piet Mondriaan. Ik had een foto op onze website geplaatst van een boom met besneeuwde takken, die me aan een schilderij van Mondriaan deed denken. Dat leverde een telefoontje op van de Vereniging Rembrandt, omdat zij toen net een fotoactie hadden. Ik koppelde de Vereniging altijd aan de kunstenaar Rembrandt, maar ontdekte toen dat zij ook de aankoop van moderne kunst steunt.’

Vroegste kunstervaring

‘Ik ben in het kunstenaarsdorp Bergen opgegroeid, en kwam op allerlei manieren met kunst in aanraking. Mijn ouders hadden een hotel waar schilderijen hingen die kunstenaars in ruil voor hun verblijf hadden geschonken.’

Gevallen voor

‘Het eerste werk dat echt indruk op me maakte was het schilderij Naféa Faa Ipoipo van Paul Gauguin, dat ik in Parijs zag. Ik moet toen een jaar of 22 zijn geweest.’

Museum binnenland

‘Het liefst ga ik naar musea buiten de Randstad, zoals Beeldengalerij Het Depot in Wageningen, het KröllerMüller, Museum MORE of de beeldentuin van Kasteel Het Nijenhuis.’

Museum buitenland

‘Museum Insel Hombroich bij Neuss vond ik zeker voor herhaling vatbaar.’

Museale ontwikkeling

‘In tentoonstellingen wordt de laatste tijd veel meer aandacht besteed aan context. Van Gogh, Cézanne, Le Fauconnier & de Bergense School, vorig jaar in Stedelijk Museum Alkmaar, is een goed voorbeeld.’

Tentoonstelling

‘De gemeente Renkum laat zich graag voorstaan op de Oosterbeekse kunstenaarskolonie, maar doet er zelf weinig mee. Kleine gemeente, krappe budgetten. In 2021 overleed Pim Kwak, verzamelaar van schilderijen van de Oosterbeekse school. Een mecenas heeft diens collectie gekocht om aan de gemeente te schenken. Daar is vorig jaar een mooie tentoonstelling mee georganiseerd in de Concertzaal in Oosterbeek.’

Tekstboekje of audiotour?

‘Ik vind dat audiotours vaak een kinderlijke toon hebben. Geef mij maar een tekstboekje, dan kun je zelf bepalen wat je eruit haalt.’

Nog bezoeken

‘De tentoonstelling Kunst in het derde rijk in Museum Arnhem (t/m 14 april, red.). Soms kun je kunst tegen je gevoel in mooi vinden. Ik heb in Parijs eens een tentoonstelling bezocht over propagandakunst uit de SovjetUnie. Die tweeslachtigheid die je dan voelt vind ik interessant: mag je dit mooi vinden?’

Foto: Marjon Gemmeke 17 2024#1

Hoe Frans Hals het portret tot kunst verhief

Frans Hals staat vooral bekend als portretschilder, een genre dat in de 17de eeuw niet heel hoog stond aangeschreven. Maar Hals bezat als geen ander een fabelachtige techniek waarmee hij zijn portretten een ongeëvenaarde levendigheid kon meegeven. Het zijn karakters, mensen van vlees en bloed.

Een briljante krantenkop stelde recentelijk de vraag: ‘Why Are So Many Once-in-a-Lifetime Art Exhibitions Happening in Our Lifetime?’ Zo’n formulering is even geestig als legitiem. Alleen al gedurende de afgelopen vijf jaar werden er grootscheepse overzichtstentoonstellingen gewijd aan Rafaël, Donatello, Leonardo en Vermeer, terwijl de ambitieuze expositie die in 2014 werd gewijd aan het late werk van Rembrandt nog betrekkelijk vers in het geheugen ligt. Met de Haarlemse meester Frans Hals ligt dat anders. Het laatste grote overzicht van diens werk was bijna 35 jaar geleden te zien in Washington, Londen en Haarlem. Wie zich dat kan herinneren is op zijn minst vijftig jaar of ouder, en dus was het tijd de schilder aan een nieuwe generatie voor te stellen. Dat gebeurt nu in het Rijksmuseum met een overzichtstentoonstelling die eerder in de National Gallery in Londen te zien was en die in een iets aangepaste versie na Amsterdam in de Berlijnse Gemäldegalerie zal worden getoond.

Maar waarom doet Frans Hals ertoe? Ook een legitieme vraag. Hoewel hij zich tevens aan het genrestuk waagde, waarvan Lachende jongen een voorbeeld is, staat Frans Hals vooral bekend als portretschilder. Portretten hebben een overwegend dynastieke functie. Men kon als het

ware ‘naar de fotograaf’ om een gelijkenis van zichzelf of leden van de familie te laten vastleggen. Het eigentijdse publiek kon zo zien wie er van belang was, en latere generaties konden zien wie er in het verleden toe hadden gedaan. Er was een klein leger van ‘fotografen’ dat deze markt bediende. In veel gevallen leverden portretschilders werken die in schildertechnisch opzicht niets te wensen overlieten, terwijl het grote succes van sommigen onder hen erop duidt dat het maken van een goede ‘pasfoto’ hen kennelijk goed afging. Maar zulke portretten waren vaak ook behoorlijk saai. En omdat het bovenal om een gelijkenis ging, stond het portret niet in bijzonder hoog aanzien. De leermeester van Frans Hals, Karel van Mander, schreef in zijn in 1604 gepubliceerde Schilder-boeck dat het portret slechts een ‘sijd-wegh der Consten’ was. De vraag naar portretten was groot, en de markt ervoor dus lucratief, maar in Van Manders ogen viel de vergelijking met de hogere roeping van het schilderen van menselijke figuren in Bijbelse of mythologische historiestukken nadelig uit. Daarvoor was immers verbeeldingskracht nodig. Het is daarom niet van enige ironie gespeend dat de man die het portret afdeed als ‘een zijweg in de kunst’ onder zijn leerlingen een jonge Frans Hals had, die tot een van de grootste portretschilders aller tijden zou uitgroeien. Maar wat maakt in het geval van Frans Hals dan het verschil? Waarom zien we hem nu als een schilder wiens kunst zich kan meten met die van tijdgenoten als Rembrandt en Velázquez?

ALLA PRIMA

Frans Hals bereikte dit door gebruik te maken van verschillende strategieën, die echter niet los van elkaar staan. Hij werkte in hoofdzaak alla prima, dat wil zeggen direct met snelle, trefzekere toetsen op het gegrondeerde doek of paneel, en niet,

Lachende jongen

Frans Hals

ca. 1630. Olieverf op paneel, Ø 30,4 cm

MAURITSHUIS, DEN HAAG Verworven in 1968 met steun van de Vereniging Rembrandt, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Stichting Vrienden van het Mauritshuis

Portret van Pieter van den Broecke

Frans Hals

1633. Olieverf op doek, 68,3 x 54,9 cm

ENGLISH HERITAGE, THE IVEAGH BEQUEST, KENWOOD, LONDEN

zoals veel van zijn collega’s, door meerdere transparante lagen aan te brengen met verdunde verf (wat we glaceertechniek noemen). Door die laatste, meer arbeidsintensieve methode verkrijg je weliswaar diepe kleuren, maar het komt de levendigheid van het geheel niet ten goede. Met behulp van die snelle toets tekent Frans Hals als het ware met het penseel. Zo bekeken is het misschien ook niet zo verwonderlijk dat er van Frans Hals geen enkele tekening bewaard is gebleven, want als je

19 2024#1
BART CORNELIS

‘tekent met verf’ wordt die stap min of meer overbodig. En die techniek is niet los te zien van de ongeëvenaarde levendigheid die we zien in zijn portretten. In zijn vroege werk houdt Hals zich nog een beetje in, met name in zijn in opdracht vervaardigde portretten, die per slot van rekening nog een zeker decorum vereisen. Maar zijn genrestukken uit de jaren 1620 en 1630 maakte hij veelal voor de vrije markt. Daarin konden conventies gemakkelijker opzij worden geschoven en komt zijn losse toets volledig op gang. Later in zijn loopbaan veroorloofde Frans Hals zich diezelfde vrijheid ook in zijn portretten. Die levendigheid is echter evenzeer het gevolg van de ongeëvenaarde manier waarop Frans Hals mensen

van vlees en bloed wist neer te zetten. Het zijn stuk voor stuk karakters waarvan we het gevoel hebben dat we ze zojuist nog ergens op straat hebben zien rondlopen. Het maakt het kijken naar zijn portretten een bijna lijfelijke ervaring. Dat vereist dat de schilder het meest karakteristieke in een persoon naar voren haalt. Dat karakter blijkt overigens niet alleen uit de expressie van het gezicht; we herkennen mensen vaak alleen al aan de manier waarop ze lopen of zitten. Frans Hals begreep dat als geen ander en buitte dat uit. Je kunt je daarom afvragen of men eigenlijk wel stil hoefde te zitten voor Frans Hals. Bij gebrek aan bronnen zullen we het waarschijnlijk nooit zeker weten, maar het is goed voorstelbaar dat

Portret van Michiel de Wael

Frans Hals ca. 1625. Olieverf op doek, 118,8 x 95,3 cm

TAFT MUSEUM OF ART, CINCINNATI, OHIO

Legaat van Charles Phelps en Anna Sinton Taft

Portret van Cunera van Baersdorp

Frans Hals ca. 1625. Olieverf op doek, 123,8 x 95,3 cm

SUSAN AND MATTHEW

WEATHERBIE COLLECTION

20 2024#1

het zitten voor Hals een betrekkelijk ongedwongen aangelegenheid was. Nu kun je dat ongedwongene wel willen treffen, maar je moet het ook kunnen. Frans Hals kon dat.

Zijn losse schildertechniek hielp hem daarbij. Het hielp hem ook om de indruk te wekken dat de tijd even stil kon worden gezet. We zijn door de fotografie zo gewend aan het idee van een snapshot, dat het misschien moeilijk voorstelbaar is hoe vernieuwend het was om te bedenken dat zo’n stilgezet moment iets extra’s teweegbrengt in de beschouwer. Wie naar het portret van Pieter van den Broecke kijkt, veronderstelt het moment voorafgaand aan het afgebeelde moment, en ook het moment erna. Deze man zit niet stil; zelfs zijn krullerige haar lijkt te bewegen. Dat is knap bedacht van iemand die niet bekend was met fotografie. Hetzelfde mechanisme treedt in werking in Hals’ verbluffende vermogen om lachende gezichten te treffen, iets wat vrijwel geen van zijn collega’s aandurfde omdat zoiets zo gemakkelijk tot een grimas kan worden.

Nu was Pieter van den Broecke een vriend van Frans Hals, en dus voelde hij misschien dat het geoorloofd was om om zo’n uitzonderlijk informeel portret te leveren. Maar Hals zet ook in zijn meer formele portretten de heersende normen op zijn kop. De pose met de hand in de zij is in de Hollandse portretkunst vrijwel uitsluitend voorbehouden aan mannen, maar in Hals’ oeuvre is er een magnifieke uitzondering. Pas recentelijk is vastgesteld dat dit portret Cunera van Baersdorp voorstelt en een pendant is van het eveneens onconventionele portret van haar echtgenoot Michiel de Wael, een succesvolle Haarlemse koopman. Het zal de kijker van toen niet ontgaan zijn dat een dergelijke krachtige houding ongebruikelijk was in een vrouwenportret, en sommigen zullen het niet passend hebben gevonden. Hals’ leermeester Van Mander

raadde schilders aan het decorum in acht te nemen bij de weergave van gebaren en gedragingen, zodat mannen zich als man en vrouwen zich als vrouw gedroegen. De fermheid in Cunera van Baersdorps portret wordt beantwoord in dat van haar echtgenoot. Bij pendanten van echtparen was het niet alleen gebruikelijk dat de man links staat en de vrouw rechts, maar ook dat ze zich naar elkaar toe keren. Michiel de Wael laat echter, net als zijn vrouw, zijn linkerhand in zijn zij rusten, zodat zijn lichaam van haar af draait en frontaler wordt gezien. Daardoor ben je geneigd de pendanten van rechts naar links te ‘lezen’ en bij de gebiedende houding van Van Baersdorp te beginnen voordat de aandacht naar haar man gaat. Dit voelt overigens geenszins misplaatst; integendeel, ondanks het non-conformisme zit er een prachtige eenheid en continuïteit in de pendanten. Het is deze zelfde inventiviteit die Hals maakt tot de grootmeester van het groepsportret, zoals bekend is van de indrukwekkende schuttersstukken die in het Frans Hals Museum worden bewaard. Zulke voorbeelden laten zien dat Hals, veel meer dan zijn tijdgenoten, net zozeer uitging van iemands gedrag als van diens fysionomie om treffende portretten te maken.

LOSSE TOETS

In Hals’ late werk lijkt hij zich niet meer om enig decorum te bekommeren. Dat is mooi te zien in de regentenstukken in het Frans Hals Museum, die hij schilderde toen hij al over de tachtig was. Ook een prachtig voorbeeld is het mansportret dat in Kassel wordt bewaard, waarin de genoemde kenmerken van Hals’ schilderkunst als in een apotheose bij elkaar komen: de onwaarschijnlijk losse toets waarmee Hals de ongedwongen houding van de geportretteerde en zijn ons toelachende gezicht heeft getroffen, veroorzaken in de toeschouwer de geheel vanzelfsprekende en toch ook

Portret van een man met een slappe hoed Frans Hals ca. 1660. Olieverf op doek, 79,5 x 66,5 cm GEMÄLDEGALERIE ALTE MEISTER, KASSEL

verbluffende gewaarwording dat we deze man denken te herkennen. Veel portretten van Hals hebben net als dit schilderij in Kassel hun identiteit verloren. Maar die schok der herkenning blijft, en biedt ons bovendien de troostende gedachte dat mensen van toen precies zo waren als wij nu. En die identiteit doet er dan ineens helemaal niet meer toe, want we kijken misschien wel naar een portret, maar in het geval van Frans Hals toch bovenal naar een kunstwerk

Bart Cornelis is conservator Nederlandse en Vlaamse schilderijen 1600-1800 bij The National Gallery in Londen en bestuurslid van de Vereniging Rembrandt

21 2024#1

Het schilderij Stilleven met aardappels van Vincent van Gogh (winter 18861887) was al veertig jaar in bruikleen bij Museum Boijmans Van Beuningen. Langdurige bruiklenen kunnen echter door de eigenaren worden teruggevraagd en verkocht op de vrije markt, waardoor een kunstwerk naar het buitenland kan verdwijnen of in particuliere handen komt. Om te voorkomen dat dit zou gebeuren,

deed het museum een beroep op de Vereniging Rembrandt, het Mondriaan Fonds en enkele andere fondsen en particulieren. Dankzij hun meer dan genereuze ondersteuning kon het schilderij onlangs definitief verworven worden voor de Collectie Nederland.

22 2024#1

Mand met aardappels

Vincent van Gogh september 1885.

Olieverf op doek, 45 x 60,5 cm

VAN GOGH MUSEUM, AMSTERDAM (Vincent van Gogh Stichting)

Aardappels uit Parijs

Stilleven met aardappels is inhoudelijk gerelateerd aan het beroemdste werk van Van Gogh, De aardappeleters, dat hij in 1885 in Nuenen schilderde. De aardappelen zijn bonkig en knoestig, karakteristiek voor het vroege Nederlandse werk dat we van Van Gogh kennen, en geschilderd met een somber palet. Vincent besprak het donkere en beperkte kleurenpalet in een brief aan zijn broer Theo van 4 oktober 1885: ‘Gij zult ontvangen een groot stilleven van aardappels – waar ik getracht heb corps in te brengen – ik bedoel de stof uit te drukken. Zóó dat het bonken worden die zwaarte hebben en stevig zijn, die men voelen zou als men er mede gegooid werd […]’ (brief 533). Ondanks pogingen zijn werk op de kunstmarkt onder de aandacht te brengen, was er anno 1885 weinig interesse in de donkere schilderijen van Vincent van Gogh. In Parijs was immers een heel nieuwe kunstbeweging gaande, het impressionisme, met frisse, kleurrijke schilderijen, uitgevoerd in losse toetsen, van kunstenaars als Claude Monet en Camille Pissarro.

Met het Stilleven met aardappels sloeg Van Gogh stilistisch een nieuwe weg in. De blauwe doek is zwierig rond het hoofdmotief gedrapeerd en geschilderd in dynamische toetsen. Ook verschilt de kleur in dit werk sterk van die in eerdere werken. Deze stilistische ontwikkeling is des te zichtbaarder wanneer we drie aardappelstillevens uit respectievelijk 1885, 1886 en 1889 met elkaar verge -

NIEUWE AANWINST

Stilleven met aardappels

Vincent van Gogh

1886-87. Olieverf op doek, 47 x 57 cm

Bijdrage € 2,25 miljoen, waarvan € 100.000 uit het Dura Kunstfonds, € 100.000 uit het

Gijsbert van Laack Fonds en € 50.000 uit het

Themafonds 19de-eeuwse schilderkunst

MUSEUM BOIJMANS VAN BEUNINGEN, ROTTERDAM

Aangekocht in 2024 met steun van Vereniging

Rembrandt (mede dankzij haar Dura Kunstfonds, haar Gijsbert van Laack Fonds, haar Themafonds

19de-eeuwse schilderkunst en de jaarlijkse bijdrage van het Cultuurfonds), Museaal Aankoopfonds, Mondriaan Fonds, Kring Van Eyck, Stichting Boijmans

Van Beuningen, Boijmans Business Club en Boijmans

Corporate Members, VriendenLoterij, Bruynzeel, diverse particuliere schenkers en gelden uit de nalatenschap van mevrouw N.C. Van Riemsdijk-Borsje.

Stilleven met aardappels

Vincent van Gogh midden januari 1889. Olieverf op doek, 39,5 x 47,5 cm KRÖLLER-MÜLLER MUSEUM, OTTERLO

23 2024#1
SANDRA KISTERS

Waarom gesteund?

Van Goghs Stilleven met aardappels vormt een prachtig overgangswerk tussen de andere Van Goghs die Museum Boijmans Van Beuningen vrijwel permanent toonde tussen schilderijen van Franse tijdgenoten. Na de vroege wat sombere schilderijen is dit Stilleven een aankondiging van de lichtheid die Van Gogh na zijn vertrek uit Nederland in zijn werk zou toelaten.

Om de aankoop van het schilderij mogelijk te maken en het in de collectie te kunnen behouden, moest het museum financiële steun zien te vinden bij publieke en private fondsen. Het deed daarbij ook een beroep op de Vereniging Rembrandt.

Het bestuur van de Vereniging achtte het Stilleven met aardappels unaniem een kwalitatief sterk en intrigerend werk en belangrijk voor het openbaar kunstbezit, en zou het betreuren als het schilderij niet voor Nederland behouden kon worden. Maar bij de besluitvorming ging het bestuur niet over één nacht ijs. Het gaat immers om een aanzienlijk bedrag.

Vanwege de hoogte van het gevraagde bedrag is niet één, maar zijn twee preadviezen van experts op het gebied van Van Gogh ingewonnen, waarbij niet alleen gekeken is naar het belang van dit schilderij op zich, maar ook naar het belang van het werk in Van Goghs oeuvre, de betekenis ervan voor het Nederlands openbaar kunstbezit, de marktwaarde, de herkomst en de conditie. Een van de adviseurs merkte op dat het schilderij door de herdatering een nieuwe plaats in Van Goghs oeuvre heeft gekregen, waardoor het des te begerenswaardiger is. Het kan nu gezien worden als voorbeeld van zijn Parijse experimenten met kleur en pasteus schilderen. Ook het oordeel over de conditie, waarvoor een derde deskundige om advies werd gevraagd, viel positief uit. Het besluit tot steunverlening heeft het bestuur na al deze zorgvuldige adviezen pas in een tweede bestuursvergadering genomen.

In het jaarverslag over 2023 kunt u meer lezen over de procedure rond de steun voor deze bijzondere aanwinst.

lijken. Waar de Mand met aardappels (september 1885, Nuenen) uit de collectie van het Van Gogh Museum nog heel somber van toon is, en de compositie tamelijk klassiek, is het Stilleven met aardappels dat Vincent in januari 1889 in Arles schilderde, uit de collectie van het Kröller-Müller Museum, kleurrijk, uitgevoerd in een pasteuze, horizontale penseelvoering en voorzien van een strakke compositorische tweedeling. Het door Boijmans verworven stilleven zit hier stilistisch precies tussenin.

Eind 1885 vertrok Vincent vanuit Brabant naar Antwerpen, waar hij korte tijd lessen volgde aan de kunstacademie. Februari 1886 reisde hij door naar Parijs, waar Theo op dat moment werkte als bedrijfsleider bij de kunsthandel Boussod, Valadon et Cie (voorheen Goupil et Cie). Vincents kennismaking met het werk van de Franse impressionisten en van kunstenaars als Henri de Toulouse-Lautrec, Emile Bernard en Paul Gauguin had grote invloed op zijn werk. Zijn kleurenpalet werd lichter en hij experimenteerde met een impressionistische schilderstijl. Het door Boijmans verworven Stilleven met aardappels laat de overgang zien van Nuenen naar Parijs en vormt de opmaat naar de latere werken, die zijn uitgevoerd in een lichter en steeds feller coloriet.

Lang werd gedacht dat dit stilleven in 1885 in Nuenen was geschilderd, nog voor de verhuizing naar Antwerpen en Parijs. Uit recent onderzoek van Boijmans-conservator Alexandra van Dongen voor haar boek Dichter bij Vincent. Alledaagse voorwerpen in het werk van Vincent van Gogh (2022) blijkt dat deze aanname niet klopt: dit werk moet zijn geschilderd in de winter van 1886-1887 in Parijs. De pan op de voorstelling werd door haar geidentificeerd als een casserole Parisienne, een specifiek type aardewerken steelpan gemaakt in het Zuid-Franse pottenbakkerscentrum Vallauris. Vincent woonde in die tijd bij Theo op de Rue l’Epic in Montmartre en in elke Franse keuken was dit soort aardewerken kookgerei toen in gebruik, terwijl het in Nederland niet in omloop was. Röntgenonderzoek naar de herkomst van het doek bevestigde dit vermoeden: het bleek afkomstig van de Parijse firma Tasset et l’Hôte, een winkel in kunstenaarsbenodigdheden, waarvan een voor het oog onzichtbaar stempel achter op het oorspronkelijke (bedoekte) doek teruggevonden is. Vincent moet het doek dus in Parijs hebben gekocht.

Casserole Parisienne

Carbonel-Cavasse, Fabrique de Poterie en Terre Réfractaire des Alpes, Vallauris, Zuid-Frankrijk ca. 1886-1887. Aardewerk, loodglazuur. Ø 20 cm

PARTICULIERE COLLECTIE GUY MOMBEL

Het Stilleven met aardappels vormt een mooie aanvulling op de collectie van Museum Boijmans Van Beuningen, dat met deze aanwinst zeven schilderijen van Van Gogh bezit, evenals een aantal werken op papier, waaronder een prachtige vroege tekening uit Twente en twee landschapstekeningen die hij in Arles maakte. Het eerste schilderij van Van Gogh dat het museum verwierf, was Populierenlaan bij Nuenen, dat in 1903 kon worden aangekocht door de inspanningen van toenmalig directeur Pieter Haverkorn van Rijsewijk. Hij was een fervent verzamelaar van de Haagse School, een stroming waar Van Gogh aanvankelijk ook door beïnvloed werd. De museumcommissie, die over de aanwinsten besloot, was het vaak niet eens met zijn aankoopvoorstellen, waardoor Haverkorn van Rijsewijk creatieve middelen moest aanwenden om vooruitstrevende aanwinsten te realiseren. Hij wist Populierenlaan bij Nuenen te bemachtigen met financiële steun van 26 Rotterdamse kunstliefhebbers en kocht het direct van Jo van Gogh-Bonger, de weduwe van Theo van Gogh. Daarmee bezat het Boijmans het eerste schilderij van Van Gogh in een openbare collectie. Van Gogh schilderde de Populierenlaan in het Brabantse Nuenen, net als twee andere werken die in de jaren 1930 en 1950 werden toegevoegd aan de collectie van het museum: Weversinterieur (1884) en Cineraria’s (1885).

LICHT EN KLEUR

Toen Van Gogh in 1885 naar Antwerpen en later naar Parijs verhuisde, nam hij een groot aantal werken uit Brabant mee, waaronder Populierenlaan bij Nuenen. In Parijs zag hij voor het eerst de kunst van de impressionisten en kreeg hij belangstelling voor het spel van licht en kleur. Hij raakte er vertrouwd met het werk van kunstenaars van wie Museum Boijmans Van Beuningen een belangrijke groep kunstwerken bezit. Sterker nog: het cluster Frans impressionisme in Boijmans is een van de mooiste ensembles in Nederland op dit gebied, al is het voor het grootste deel via particuliere verzamelaars pas veel later in de collectie terechtgekomen. Na intensief materiaaltechnisch onderzoek in verband met de restauratie van dit gevoelige werk – dat Van Gogh over een ander nog nat schilderij had geschilderd – trekken we de voorzichtige conclusie dat hij in Parijs losse lichtgele, blauwe en groene toetsen aan Populierenlaan bij Nuenen heeft toegevoegd. Voor het museum

markeert dit schilderij de overgang van zijn donkere Nederlandse oeuvre naar de lichtere Franse tijd. Daarop is het Stilleven met aardappels een schitterend vervolg. Vroeg in Parijs ontstonden diverse stillevens, waaronder Vaas met anjers (1886) en Vaas met rode gladiolen en witte violieren (1886), die ook deel uitmaken van de collectie. Over net zo’n bloemstilleven besloot Van Gogh, die moest woekeren met materiaal, in de winter van 1886-1887 het Stilleven met aardappels heen te schilderen.

Het hoogtepunt van de werken van Van Gogh in de collectie van Boijmans is het Portret van Armand Roulin (1888), dat in 1958 werd verworven met de collectie van D.G. van Beuningen. Dankzij de aanwinst van het Stilleven met aardappels kan het museum nu permanent een prachtig overzicht laten zien van de ontwikkelingen in het werk van Vincent van Gogh, met als schakelpunt die overgang van donker naar licht, van Brabant naar Parijs.

Sandra Kisters is directeur collectie en onderzoek van Museum Boijmans Van Beuningen

De nieuwe aanwinst zal worden opgenomen in de Lievelingen-presentatie in Depot Boijmans Van Beuningen, die op 23 maart opent en ruim een jaar te zien zal zijn. Hiermee vieren we het 175-jarig bestaan van het museum in 2024. De tentoonstelling bevat van iedere geselecteerde kunstenaar één werk, behalve van Van Gogh: hij is vertegenwoordigd met twee schilderijen. Naast het Portret van Armand Roulin (1888) zal ook Stilleven met aardappels te zien zijn.

25 2024#1

Conservator, een schaap met

In 2023 verscheen het rapport De kunstconservator van de toekomst met daarin de uitkomsten van een onderzoek naar de huidige staat van het vak kunstconservator in musea. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van CODART, het internationale netwerk voor museumconservatoren Nederlandse en Vlaamse kunst van voor 1800. Over de uitkomsten spraken we met Christiaan Vogelaar, die ruim dertig jaar conservator was bij Museum De Lakenhal in Leiden, en met zijn opvolger Janneke van Asperen, die nog aan het begin van haar carrière staat.

(meer dan) vijf poten

Het CODART-rapport signaleert grote veranderingen in het vak van de conservator. Wat zijn jullie bevindingen?

Janneke: ‘Conservatoren hebben een breed takenpakket gekregen. Een dag uit mijn agenda van vorige week geeft een indruk: ’s ochtends de installatie van een kleine tentoonstelling, waar ook een particuliere bruikleengever uit New York bij was, dus we begonnen met het zorgvuldig uitpakken van de objecten, daarna de installatie, de tekstbordjes en het licht. Tussendoor werkte ik met onze fondsenwerver aan een fondsaanvraag voor een aankoop en werd ik door journalisten geïnterviewd over de tentoonstelling. ’s Avonds reisde ik naar München om met buitenlandse collega’s een schilderij te bekijken voor een volgende tentoonstelling. Ook ben ik bijvoorbeeld betrokken bij de samenstelling van audiotours en publieksprogramma’s. Met onze publieksafdeling bespreek ik de kaders en uiteindelijk check ik alles nog inhoudelijk. Veel verschillende bezigheden dus, die allemaal andere kennis en vaardigheden vereisen.’

Wat is er vooral veranderd aan het conservatorschap?

Christiaan: ‘Toen ik in 1988 begon was de opdracht: doe onderzoek en maak tentoonstellingen. We hadden een veel kleinere staf. En er waren nog geen pc’s; alle aanvragen moesten per brief en alle artikelen op de tikmachine. Nog net. Twee jaar later was alles veranderd. Digitalisering is natuurlijk ook ongelofelijk ingrijpend: veel onderzoek kan nu via zoekmachines, maar ouderwets archiefonderzoek blijft noodzakelijk.

Kun je zeggen dat alles in het museum nog steeds om de conservator draait?

Janneke: ‘Zeker niet, musea hebben tegenwoordig specialisten op allerlei gebieden in huis. Het is wel zo dat je als conservator vaak een spilfunctie vervult, zeker bij tentoonstel-

lingen in een klein of middelgroot museum. Alle afdelingen werken mee, maar veel gaat langs de conservator, van restauraties tot aan de berichten op sociale media. Daarnaast geef ik nog lezingen en rondleidingen en doe ik natuurlijk onderzoek. Herkomstonderzoek is een belangrijke rol gaan spelen. Een museum is een kennisinstituut. Je kunt je inhoudelijk gewoon geen fouten veroorloven.’

Christiaan: ‘Een conservator is een schaap met vijf poten: onderzoeker, smaakbepaler, connaisseur, tentoonstellingsmaker, verhalenverteller, fondsenwerver, presentator, schrijver. In feite allemaal taken die ik ook deed, maar minder expliciet. Ik ben misschien ouderwets, maar ik vind dat het in één hand moet blijven. Het aantal afdelingen dat zich met tentoonstellingen bezighoudt is enorm gegroeid en het risico bestaat dat de ene hand niet weet wat de andere doet, dat de aanpak te versnipperd raakt. Soms zie je bij musea dat daardoor de benadering van een tentoonstelling niet in balans is. Het neemt niet weg dat die afdelingen belangrijk zijn. Een conservator is soms op de vierkante centimeter bezig en de focus moet natuurlijk breder.’

Merkt het publiek er iets van als een tentoonstelling ‘niet in balans’ is?

Christiaan: ‘Ik denk van wel. Een goede tentoonstelling is niet alleen het onderwerp en de inrichting. Als het goed is, krijgt het publiek ook iets mee van de – in slecht Nederlands –begeestering van de maker. De conservator is eigenlijk de regisseur van de tentoonstelling. Dat wordt door het publiek niet zo ervaren maar er zit een regie achter.’

De verandering van het conservatorschap ligt dus niet alleen in een toename van taken, maar ook van het aantal spelers waar rekening mee moet worden gehouden.

Christiaan: ‘Meer spelers inderdaad. En ook medewerkers die er voorheen niet waren. Vroeger maakte ik bijvoorbeeld zelf de con-

ditierapporten van de museumobjecten en begeleidde ik restauraties. Nu is daar vaak iemand voor die daar een relevante opleiding voor heeft gevolgd, en die begeleid je.’

Janneke: ‘Dat is een vooruitgang, het is fijn om op dat soort gebieden te kunnen samenwerken met specialistische collega’s. En toch besteed ik er wel tijd aan, want het komt allemaal bij elkaar in mijn rol. In ons museum zijn de conclusies uit het rapport misschien wat minder zwart-wit. Toen de nadruk nog meer op onderzoek en connaisseurschap lag, had Christiaan volgens mij al een goed oog voor de publiekskant, wat toen misschien niet overal vanzelfsprekend was. Nu staat het aanspreken van een breed publiek centraler, maar ikzelf doe ook nog steeds graag onderzoek.’

Christiaan: ‘Diversiteit en inclusie hebben ook voor verandering gezorgd. Veel thema’s kwamen en gingen. Een tijdlang moest alles ineens internationaal en kreeg je voor een tentoonstelling zonder internationale samenwerking de handen niet op elkaar. Maar inclusiviteit is geen modeverschijnsel en die nieuwe focus heeft effect op de programmering en soms zelfs op aankopen. De artistieke waarde van een object kan dan ondergeschikt zijn aan het verhaal dat ermee kan worden verteld.’

Janneke: ‘Het vertellen van die cultuurhistorische verhalen, ook met kunstobjecten, wordt meer dan vroeger als een taak van het museum gezien.’

Dat constateren jullie. Vinden jullie er ook iets van?

Christiaan: ‘De maatschappelijke kant is natuurlijk goed, maar ik was een klassieke conservator, de artistieke kwaliteit van het object staat voor mij bovenaan.’

Janneke: ‘Ik vind het interessant en belangrijk om op basis van nieuw onderzoek te kijken hoe we andere verhalen over de collectie kunnen vertellen. Tentoonstellingen en aankopen kunnen helpen dat andere verhaal te

27 2024#1
ASTRID SCHENK
van den Bosch
Foto: Sander

Over het rapport

Maartje Beekman, directeur van CODART, over het rapport: ‘We ontvingen al lang signalen uit het veld dat het vak van conservator de laatste jaren sterk is veranderd. We wilden weten of daar ook een feitelijke basis voor te vinden was. Het onderzoek bevestigde veel van wat we al wisten: het veld verandert meer dan ooit, er is een verbreding van het takenpakket. De verandering is in veel opzichten positief en ook nodig, maar er zijn ook conservatoren die zich zorgen maken dat al die extra taken ten koste gaan van bijvoorbeeld het doen van onderzoek naar en het beheer van de collecties. Conservatoren zijn als spin in het web in staat om vanuit de collectie verbanden te leggen met wat er in de samenleving speelt en het verhaal van de collectie vanuit maatschappelijk perspectief te vertellen. Ze kunnen een cruciale rol spelen op het gebied van verandering en innovatie binnen musea, maar daarvoor zijn voldoende tijd, ruimte, middelen, een goede opleiding en plaats voor opvolging wel essentiële voorwaarden.’

kennis. Tijd daarvoor vrijmaken is steeds moeilijker geworden.’

Janneke: ‘Je hebt er fondsen voor nodig. Dankzij regelingen van bijvoorbeeld het Cultuurfonds en de Vereniging Rembrandt kunnen musea onderzoeksbeurzen aanvragen of tijdelijk een junior conservator inhuren. Het is wel belangrijk dat degene die het onderzoek uitvoert goed in de museumcollectie thuis is.’

Volgens het rapport zijn tentoonstellingen steeds vaker ‘visitor driven’. De conservator zou een steviger standpunt moeten innemen om het maatschappelijk perspectief te belichten. Hoe zien jullie dit?

Janneke: ‘Ik zie de tegenstelling niet zo scherp. Je kiest als conservator natuurlijk altijd wát je precies onderzoekt, en met wie je samenwerkt. Daarin zouden museum, maatschappij en publiek moeten samenkomen.’

banen met daarna hooguit een tijdelijke verlenging. Ik ken veel goede mensen die daardoor noodgedwongen uit het veld vertrekken. Zelf deed ik er tien jaar over om hier te komen, met veel tijdelijke aanstellingen en bij elke sollicitatie waren er tussen de vijftig en tweehonderd reacties. Meer plekken zijn nodig voor onderzoek, kennisborging en het beperken van werkdruk. Dat zou eigenlijk meer verankerd moeten zijn in de basisbegroting van musea en niet zoveel moeten afhangen van particuliere fondsen.’

Moeten er fondsen komen speciaal voor conservatorposities?

Christiaan: ‘Onder andere in de Verenigde Staten doen ze dat ja, dan is er zoiets als de “Philips Curator of Old Masters”. Tja, dat zou in Nederland ook kunnen werken.’

vertellen, over de rol van vrouwen bijvoorbeeld. We zijn bezig met een enorme inhaalslag om geschiedenissen te vertellen die er altijd al waren, maar waar gewoon geen onderzoek naar werd gedaan. Artistieke kwaliteit blijft wat mij betreft belangrijk, maar een maatschappelijke blik en het werken op de vierkante centimeter, zoals Christiaan het net noemde, kunnen volgens mij goed samengaan.’

Christiaan: ‘Dat zeg je goed. De conservator is altijd op ontdekkingsreis, een reis waarmee je nooit klaar bent, zolang je goed blijft kijken.’

Hou je met zo’n volle agenda nog wel tijd over voor goed onderzoek?

Janneke: ‘Met al die taken is echt diepgravend onderzoek doen wel een uitdaging. Het kan dan helpen om samen te werken of anderen te inspireren om met bepaalde vragen rondom onze collectie aan de slag te gaan.’

Christiaan: ‘Het meest tijdrovende aan onderzoek doen is het schrijven. En juist daarmee zet je opgedane kennis om in duurzame

Christiaan: ‘Publiekstentoonstellingen zijn soms nodig om andere ambities financieel te dekken, zoals onderzoek.’

Zit de conservator in het vormgeven van de genoemde veranderingen voldoende aan het stuur?

Christiaan: ‘Met het groeien van het gewicht van de afdeling educatie ontstaat bij sommige musea het beeld van de conservator die niet snapt waar het maken van tentoonstellingen echt om draait. In die gevallen is de zeggenschap van de conservator wel afgenomen.’

Janneke: ‘Als conservator moet je kunnen meedenken met alle specialismen in het team.’

Christiaan: ‘Klopt, en als je kwaliteit levert wordt er nog steeds naar je geluisterd.’

Nog een zorg uit het rapport: de werkdruk. Janneke, jij bent nu de enige conservator oude kunst in het museum. Kwetsbaar, toch?

Janneke: ‘Inderdaad, je hebt continuïteit nodig en voor beginnende conservatoren zijn er niet veel plekken. Het zijn altijd tijdelijke

Janneke: ‘De Vereniging Rembrandt en andere particuliere fondsen zijn hard nodig en het is geweldig dat ze er zijn, maar gezien de maatschappelijke functie van musea zou ook de overheid meer moeten bijdragen.’

Tot nu toe was je vooral positief

Janneke: ‘Dat ben ik ook. Ik voel me bevoorrecht met deze baan en werk in een prachtig museum. Wel deel ik de zorgen over het gebrek aan inhoudelijke posities in musea voor mijn generatie, en wat daarmee gepaard gaat: de werkdruk en het verdwijnen van kennis. Dat komt het werkveld en onze kunstcollecties niet ten goede, Maar de veelzijdigheid van het conservatorschap is iets dat me er juist in aantrekt. Ik zie het als uitdaging, net als het combineren van artistieke kwaliteit en maatschappelijke relevantie. Volgens mij gaan ze prima samen. Het moet alleen wel allemaal in je werkweek passen.’

Astrid Schenk is kunsthistoricus

28 2024#1

Ruim 17.500 leden telt de Vereniging Rembrandt. In elk Bulletin stelt ze twee van hen voor. Op deze pagina Saskia Brinkmann (36 jaar), plastisch, reconstructief en handchirurg i.o., lid van de Vereniging Rembrandt sinds 2023. Locatie: Huis Marseille, Amsterdam.

Rembrandtlid persoonlijk

Vereniging Rembrandt

‘Ik ga graag naar musea. Door een tip van een vriend werd ik lid. Nu ben ik niet langer alleen toeschouwer, maar echt betrokken en door het Bulletin ook beter op de hoogte. Helaas ben ik net te oud voor JongRembrandt-evenementen, dus iedereen onder de 35 die nog twijfelt: gelijk aanmelden!’

Vroegste kunstherinnering

‘Met school gingen we naar het Valkhof Museum in Nijmegen, mijn geboortestad, waar de rijke stadsgeschiedenis tot aan de Romeinse tijd me fascineerde. De tijdspanne ging mijn voorstellingsvermogen te boven, maar door de perfect bewaard gebleven objecten kwam die tijd even tot leven.’

Kunstkijken

‘Kijken naar kunst lijkt veel op het stellen van een diagnose. Bij een patiënt zie ik eerst wat zich direct aandient. Daarna kijk ik naar wat niet verteld wordt: naar uiterlijk, hoe een patiënt zich gedraagt, wie er is meegekomen. Ook bij een kunstwerk kijk je in tweede instantie naar context, details en naar wat de kunstenaar eigenlijk bedoeld heeft. En ik haal inspiratie uit esthetische lijnen, vormen en proporties in kunstwerken, want chirurgische reconstructies vereisen veel creativiteit.’

Gedroomde tentoonstelling

‘Een tentoonstelling over kunst en

geneeskunde zou geweldig zijn, met veel anatomie in de kunst en een aparte zaal met kunst door artsen zelf gemaakt!’

Kunststromingen

‘Elke stroming kan inspireren. Ik maak zelf schilderijen en beelden en bij 17de-eeuws realisme denk ik: zou ik ook zoiets kunnen maken? Abstracte kunst zet meer aan tot reflectie en raakt me daardoor op een andere manier.’

Ontwikkeling in musea

’Musea werken steeds vaker met nieuwe technologieën. Laatst stond ik in het Mauritshuis met een VR-bril op ineens naast de Quadriga op de Brandenburger Tor, in 1806, toen Napoleons troepen Berlijn binnenvielen en het paardenvierspan als overwinningstrofee werd meegenomen naar Parijs.’

Guilty pleasure

‘David LaChapelle is een soort “kitsch-pop-surrealisme” en eigenlijk té fout, maar je blijft ernaar kijken. Zijn kleurgebruik is explosief en een genot voor het oog, alsof je naar snoep kijkt.’

Favoriet kunstwerk

‘Anish Kapoors sculptuur Untitled in het Kröller-Müller Museum vind ik prachtig. Alle levenstegenstellingen komen erin samen. Steeds als ik de zachte vormen binnenin en de weerbarstige buitenkant zie, word ik erdoor gegrepen.’

29 2024#1
Foto: Sander van den Bosch 29 2024#1

Titus wordt twintig

De Titus Cirkel is jarig. In 2024 beleeft deze Cirkel alweer zijn vierde lustrum. Opgericht in 2004 als een nieuwe vorm van doneren gebaseerd op een Amerikaans model, is de Cirkel uitgegroeid tot het grootste geefgezelschap van de Vereniging Rembrandt. Inmiddels heeft de Cirkel al bijgedragen aan 35 aankopen, zijn er ruim 140 leden aan verbonden en is er al bijna 2,5 miljoen euro aan donaties opgehaald. Hoog tijd dus om eens terug te blikken.

Leden van de Titus Cirkel met conservator Laura Stamps (Kunstmuseum Den Haag) bij The Pillowman van Paula Rego (gesteunde aankoop uit 2022)

GEEFCIRKELS

In 2003 werd het idee voor de Titus Cirkel gelanceerd door Frank Heerkens Thijssen, Cirkellid van het eerste uur bij de Vereniging Rembrandt. Het voorbeeld voor de cirkel was de Apollo Circle van het Metropolitan Museum of Art in New York. Daar bestonden dit soort besloten vraaggezelschappen van donateurs al langer, in Nederland was Titus het eerste. Zelfs vriendenkringen van musea bestonden hier destijds nog nauwelijks. Mede door het grote succes van Titus volgden bij de Vereniging Rembrandt algauw nieuwe cirkels, elk met hun eigen doelstelling. Sommige cirkels richten zich op een bepaalde leeftijdscategorie, andere op een geografische regio, zoals de Jheronimus Cirkel in Noord-Brabant. In totaal zijn er nu twaalf cirkels bij de Vereniging Rembrandt, waarvan de jongste, de Fabritius Cirkel, op 1 januari van dit jaar van start is gegaan. Ook in museumland en in de bredere filantropische sector zijn geefkringen volgens het model van Titus inmiddels eerder de norm dan de uitzondering: de formule is er duidelijk een die werkt. Zo heeft het Concertgebouworkest het Gouden Gilde, het Rijksmuseum zijn International Circle en het Rode Kruis de Tiffany Circle. Het sociale aspect van deze cirkels en de betrokkenheid van

de leden zijn misschien net zo belangrijk als de uitwerking die gebundelde giften kunnen hebben.

De Titus Cirkel vertegenwoordigt een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt. Via een speciale commissie van acht leden wordt namens de leden besloten aan welke door de Vereniging Rembrandt gesteunde aankopen de Titus Cirkel bijdraagt. Vlak na de oprichting besloot de Titus Cirkel zich uitsluitend te richten op naoorlogse en hedendaagse kunst. De liefde voor deze kunst bindt de leden en de Cirkel is duidelijk populair: met nu ruim 140 leden is een wachtlijst voor het lidmaatschap ingesteld – en dat terwijl alleen mensen die worden aangedragen door twee zittende leden lid kunnen worden. Zo direct betrokken zijn bij een aanwinst leidt vaak tot een speciale band met een kunstwerk: het voelt alsof het een beetje van jou wordt. De emotionele band die Titusleden hebben met hun favoriete werken is terug te zien in hun reacties op de werken die zij hebben helpen aankopen. Want voor het twintigjarig bestaan hebben wij de Titusleden laten stemmen op hun meest geliefde aankoop, uit twintig jaar Titusgeschiedenis. Dat resulteerde in een top 5 van iconische naoorlogse en hedendaagse kunstwerken.

30 2024#1
MEREL DEINEMA

Untitled 1 (to Piet Mondrian through his preferred colors, red, yellow and blue) en

Untitled 2 (to Piet Mondrian who lacked green)

Dan Flavin

1986. Roze, geel, blauw, rood tl-licht en daglicht (Untitled 1); groen tl-licht (Untitled 2), diverse afmetingen

STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM

Aangekocht in 2012 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds), de BankGiro Loterij (thans VriendenLoterij), het Mondriaan Fonds en de heer R.H. Defares

De Titus-top 5

Dan Flavin is in de jaren 1960 bekend geworden met zijn kunstwerken waarvoor hij gebruikmaakte van neonlicht. Deze installatie is speciaal voor het trappenhuis van het Stedelijk Museum Amsterdam gemaakt. Het werk werd gesteund in 2012. Volgens de huidige Titusvoorzitter Bartjan Zoetmulder is ‘dit prachtige conceptuele werk typerend voor de Titus Cirkel’, vanwege de dialoog die het werk aangaat met de ruimte en de door Flavin bewonderde kunstenaar Piet Mondriaan. Het is niet simpelweg een kunstwerk, maar ‘een beleving’. Deze grote neoninstallatie kan niet altijd getoond worden, maar speciaal voor het Titusjubileum zal ze – hoogstwaarschijnlijk – vanaf september weer te bewonderen zijn in het trappenhuis van het museum.

Om hun bewondering voor Opposites of White van glaskunstenaar Roni Horn – gesteund in 2014 – uit te spreken, hebben Titusleden niet veel woorden nodig: ‘prachtig’, ‘betoverend en tijdloos’ en ‘gestolde magie’.

Opposites of White Roni Horn

2006-07. Zwart en kleurloos glas, elk 142 cm doorsnee KRÖLLER-MÜLLER MUSEUM, OTTERLO

Aangekocht in 2014 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Van Rijn Fonds, haar A. Quist-Rütter Fonds en haar P.H. Soeters Fonds voor 20ste-eeuwse

Glaskunst), de BankGiro Loterij (thans VriendenLoterij) en het Mondriaan Fonds

31 2024#1
4 5

2 3

In the World But Don’t Know the World

El Anatsui

2009. Aluminium en koperdraad, 560 x 1000 cm

STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM

Grayson Perry

2011-16. Gietijzer, olieverf, glas, touw, hout en vuurstenen vuistbijl, h 305 cm

BONNEFANTEN, MAASTRICHT

Aangekocht in 2016 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds en haar Innorosa Fonds) en het Mondriaan Fonds

Dit ‘visueel superaantrekkelijke werk’ van de Britse kunstenaar Grayson Perry, gesteund in 2016, viert het belang van ambacht en handwerk, wat volgens Perry nogal eens ontbreekt in de hedendaagse kunstwereld. Eén Tituslid bewondert het toegankelijke karakter van het kunstwerk, ook voor kinderen, iets wat ‘wellicht aanzet om meer moderne kunst te gaan zien’.

Aangekocht in 2020 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Themafonds Naoorlogse en Hedendaagse kunst, haar Van Rijn Fonds en haar Coleminks Fonds), het Mondriaan Fonds, de BankGiro Loterij (thans VriendenLoterij), Stiftung GegenwART en de collectie Sigg

Deze indrukwekkende wandsculptuur van de Ghanese kunstenaar El Anatsui werd na de aankoop in 2020 meteen een publiekslieveling en sierde een jaar later ook de Rembrandtkaart. Het werk, gemaakt van duizenden platgemaakte flesdoppen en wikkels van flessenhalzen, is ‘overweldigend mooi’, ‘groots in zijn kleinschaligheid’ en laat zien hoe je ‘met iets heel simpels iets heel erg moois kan maken’.

32 2024#1
The Tomb of the Unknown Craftsman

1Untitled

Anish Kapoor

Lustrumtentoonstelling

Collectie Titus

De liefde voor de hedendaagse kunst van Titusleden beperkt zich niet tot de kunst die in musea te zien is: in het gezelschap zitten ook fervente verzamelaars. Voor het jubileum richt de Titus Cirkel daarom de Lustrumtentoonstelling Collectie Titus in, met werk uit de collecties van Titusleden. Deze tentoonstelling is van 7 t/m 13 april op afspraak te bezichtigen in Galerie Roger Katwijk (Prinsengracht 737, Amsterdam).

2018. Albast, h 104 cm KRÖLLER-MÜLLER MUSEUM, OTTERLO

Aangekocht in 2021 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Titus Fonds, haar Hendrickje Fonds en haar A. Quist-Rütter Fonds) en de VriendenLoterij

De favoriet van de leden van de Titus Cirkel kreeg ruim 20 procent van de stemmen: de albasten sculptuur Untitled van Anish Kapoor, gesteund in 2021: ‘een lust voor het oog, de kracht van de eenvoud’, het ‘maakt nieuwsgierig en intrigeert, het spreekt tot de verbeelding’. ‘Er hangt een sfeer omheen, iets mysterieus […] Visueel, en ook als technisch hoogstandje. Je kan nauwelijks weerstand bieden aan de verleiding om het vanuit verschillende oogpunten te bekijken.’ Het beeld is ‘spannend door het schijnbaar zwevende ei, zo luchtig en dat in dat keiharde materiaal’.

33 2024#1

Aardse verlokkingen

In de decennia rond 1600 maakte de schilderkunst in Haarlem revolutionaire ontwikkelingen door. Kunstenaars begonnen te experimenteren met nieuwe onderwerpen om een groeiend en steeds welvarender koperspubliek te kunnen bedienen. Dankzij de aankoop van een zeldzaam keukenstuk van Cornelis van Haarlem kan het Frans Hals Museum deze ontwikkeling op een overtuigende manier laten zien.

Cornelis Cornelisz van Haarlem (1562-1638) behoorde tot de toonaangevende schilders van de stad. Zijn veelzijdige oeuvre bestaat onder meer uit religieuze en mythologische voorstellingen en portretten. Van de twee bekende keukenstukken van zijn hand is dit werk uit 1596 het enige dat bewaard is gebleven. De voorstelling is een feest om naar te kijken. Onze aandacht wordt als vanzelf getrokken naar het uitbundige stilleven op de schuin in beeld gebrachte tafel: een bloemstuk, een fruitschaal op een kuip vol groenten, kostbaar vaatwerk in een rieten mand, diverse vissoorten, met vooraan een steur en een enorme zeeschildpad. De kunstenaar heeft zich uitgeleefd in de virtuoze weergave van de verschillende materialen en reflecties.

Het stilleven wordt naar rechts voortgezet in de vorm van een schaal met vlees en gevogelte op een driepoot. Daarboven zien we een rendez-vous van een jongeman met – op zijn schoot – de keukenmeid. Misschien is hij de slagersknecht die zojuist zijn waren heeft afgeleverd en nog even is gebleven. Terwijl de meid het aangeboden pluimvee inspecteert, is haar blik op ons gericht. Op de achtergrond geeft een feestende groep zich over aan de genoegens van muziek, broodjes en drank, begeleid door een fraai in tegenlicht weergegeven fluitspeler. Te oordelen naar hun kleding gaat het om eenvoudige gasten, niet om welgestelde lieden.

Als toeschouwers zijn wij dus getuige van een cruciaal moment in een welvoorziene herbergkeuken; deze keukenmeid zal óf zwichten voor de avances van de jongeman, óf volharden in haar huishoudelijke taken. Het detail van de loszittende val aan de schouw linksboven kan een voorbode zijn van wat nog komen gaat.

Moralistische uitleg

De rijkgeschakeerde voorstelling nodigt als vanzelfsprekend uit tot een moralistische lezing van de getoonde motieven, handelingen en gebaren. De prominente zeeschildpad op de voorgrond ontleende Cornelis wellicht aan een eigen tekening of aan een prent. De schilderbiograaf en kunsttheoreticus Karel van Mander, die met de schilder bevriend was, dichtte het reptiel een niet mis te verstane betekenis toe: ‘De Schildpadde wijst aen, dat de Vrouwen inhuysigh behooren te wesen’. Uit de ontmoeting tussen de meid en de slagersknecht blijkt evenwel dat dit geen garanties biedt voor deugdzaam gedrag. Integendeel, de manier waarop zij de vogel in

NORBERT MIDDELKOOP
35 2024#1

NIEUWE AANWINST

Keukenstuk

Cornelis Cornelisz van Haarlem

1596. Olieverf op doek, 137 x 198 cm

Bijdrage: € 100.000, waarvan € 25.000 uit het Theodora Fonds

FRANS HALS MUSEUM, HAARLEM

Aangekocht in 2023 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar Theodora Fonds), de Van Toorn Scholten Stichting, de Vereniging van Vrienden van het Frans Hals Museum en een particulier fonds van het Frans Hals Museum

ontvangst neemt, zou duiden op wellust. In dit licht bezien is het evenzeer mogelijk dat het tafereel op de achtergrond refereert aan het Bijbelverhaal van de verloren zoon, die het er goed van neemt alvorens alles te verliezen en tot inkeer te komen (Lucas 15:11-32).

In haar geheel kan de voorstelling verwijzen naar een passage uit Cicero’s De officiis, een werk dat in 1561 door Dirck Volckertsz Coornhert was vertaald. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen eerzame en oneervolle beroepen. Aangezien de nering van de kok, de slager en de visboer alles te maken heeft met eetlust, behoren hun beroepen tot de laagste categorie; de stap naar vraatzucht is immers snel gezet. Het schilderij zou daarmee een waarschuwing kunnen inhouden tegen zowel gastronomische overdaad als vleselijke geneugten.

Nieuwe genres

Moralistische duiding of niet, het schilderij biedt hoe dan ook een proeve van Cornelis’ artistieke vermogens. Keukenstukken als deze waren zeer in trek bij verzamelaars; de eerste eigenaar zal het als conversation piece

36 2024#1

Keukenstuk

Floris van Schooten

1620-25. Olieverf op paneel, 91,4 x 155 cm

trots aan zijn gasten hebben laten zien. Kunsthistorisch beschouwd volgt het schilderij op de 16de-eeuwse keukenstukken met een Bijbels tafereel op de achtergrond van Pieter Aertsen en Joachim Beuckelaer; Cornelis leerde onder anderen bij Aertsens zoon Pieter Pietersz, die ze eveneens schilderde. Het werk vormt een belangrijke verbindende schakel tussen deze Vlaamse keukenstukken en de noordelijke varianten van Floris van Schooten en Cornelis Delff, een ontwikkeling die in Haarlem zou leiden tot de ingetogen ontbijtstillevens van Floris van Dijck en Nicolaes Gillisz uit de jaren 1610. Mogelijk eveneens geïnspireerd door een profaan keukenstuk als dat van Cornelis schilderden Willem Buytewech en Esaias van de Velde kort daarna hun eerste vrolijke gezelschappen op klein formaat: taferelen met jongelui die zich vermaken met elkaar, spijs, drank en muziek. Zowel het ontbijtstilleven als het vrolijke gezelschap beleefde zijn eerste grote bloei in Haarlem. De sensuele ontmoeting op de voorgrond vindt een vervolg in de genretaferelen van de 17de eeuw. Voor alle drie de stromingen geldt dat ogenschijnlijk realistische voorstellingen ertoe uitnodigen te zoeken naar verborgen betekenissen.

Restauratie en verwerving

De verflaag is op sommige plaatsen vrij sleets, wat heeft geleid tot meerdere campagnes van overschilderen. Vooral in de gezichten van het paar rechts en het fees-

Restauratie in 2024

In het najaar van 2022 nam het Frans Hals Museum contact op met de Vereniging Rembrandt over het schilderij van Cornelis Cornelisz van Haarlem. Als waarschijnlijk het enige bewaard gebleven voorbeeld van een keukenstuk in zijn oeuvre is het een belangrijke aanvulling op de werken die het museum al bezat. Wat het schilderij extra interessant maakt, is dat de voorstelling is opgebouwd uit elementen die in de vroege 17de eeuw zouden uitgroeien tot zelfstandige onderwerpen.

Hoewel het bestuur van de Vereniging Rembrandt overtuigd is van het belang van dit keukenstuk en de betekenis ervan voor de collectie van het Frans Hals Museum, was er in eerste instantie enige aarzeling over de steunverlening. Die had te maken met de conditie van het schilderij. Delen van de voorstelling, waaronder het bovenlichaam van de vrouw en de gezichten van het paar in de voorgrond, zijn in het verleden overschilderd om de sleetse verflaag te bedekken. Die weinig subtiel uitgevoerde overschilderingen zijn weliswaar te verwijderen, maar hoe het schilderij tevoorschijn zal komen uit een restauratie is niet precies te voorspellen. Op verzoek van het bestuur is vervolgens aanvullend onderzoek gedaan naar de conditie van het schilderij.

Onderzoek met infrarood en proeven met het verwijderen van oud vernis en overschilderingen door Liesbeth Abraham, restaurator van het museum, stemmen hoopvol over de conditie van de oorspronkelijke verflaag. Enkele bestuursleden met expertise op het gebied van 17de-eeuwse schilderkunst en restauraties zijn ter plekke gaan kijken, en in de bestuursvergadering van 3 februari 2023 is het werk getoond aan het voltallige bestuur. De zeldzaamheid van een schilderij als dit én de verwachting dat het enorm zal opknappen van een restauratie hebben het bestuur uiteindelijk doen besluiten de aanvraag te steunen. Na onderhandelingen met de verkoper wist het museum het werk uiteindelijk voor een lagere prijs te verwerven.

Het schilderij is tot het najaar van 2024 te zien in het museum. Daarna wordt het werk gerestaureerd, waarna het in het voorjaar van 2025 terugkeert op zaal. Wordt vervolgd.

37 2024#1

Buitenpartij

Esaias van de Velde 1619. Olieverf op paneel, 34 x 51,5 cm

tend gezelschap in de achtergrond zijn de retouches te zwaar en te dekkend uitgevoerd, waardoor veel details nu niet langer zichtbaar zijn en ook de ruimtelijke illusie sterk is verminderd. Daarentegen is het stilleven relatief goed bewaard gebleven. Uit testjes is gebleken dat de kleur van de achtergrond oorspronkelijk koeler en lichter was, en de contrasten subtieler en schilderachtiger waren. De verwachting is dat de voor eind 2024 geplande restauratie, na verwijdering van de vernis, de retouches en de brede overschilderingen, de kwaliteiten van Cornelis’ Keukenstuk weer naar voren zal halen.

Het schilderij dook in 1891 op in een Duitse privéverzameling. Dertig jaar geleden was het te zien in de tentoonstelling Dageraad der Gouden Eeuw in het Rijksmuseum en vorig jaar in de tentoonstelling Nieuwkomers – Vlaamse kunstenaars in Haarlem 1580 ­1630 in het Frans Hals Museum. Naar aanleiding van die laatste presentatie zijn de gesprekken over verwerving door het museum op gang gekomen en uiteindelijk succesvol afgerond.

Het Keukenstuk van Cornelis van Haarlem is een belangrijke aanwinst voor het museum en completeert de toch al rijke verzameling schilderijen van de meester. Deze varieert van Bijbelse en mythologische voorstellingen tot allegorieën en portretten, zowel individueel

als in groepsverband. Het schilderij staat thematisch aan de wieg van drie typisch Hollandse schilderkundige genres. Bovendien leent het tafereel zich dankbaar voor educatieve doeleinden en transhistorische confrontaties. De worsteling tussen wellust en deugdzaamheid is immers van alle tijden.

Norbert Middelkoop is senior conservator schilderijen, tekeningen en prenten bij het Amsterdam Museum. De afgelopen tweeënhalf jaar was hij als conservator ook gedetacheerd bij het Frans Hals Museum.

Literatuur

P.J.J. van Thiel in G. Luijten en A. van Suchtelen (red.), Dawn of the Golden Age – Northern Netherlandish Art 1580-1620, tent. cat. Amsterdam (Rijksmuseum) 1993-94

Z. Kwak, ‘Proeft de kost en kauwtse met uw’ oogen’. Beeldtraditie, betekenis en functie van het NoordNederlandse keukentafereel (ca. 1590-1650), diss. Universiteit van Amsterdam 2014

P.J.J. van Thiel, Cornelis Cornelisz van Haarlem 1562-1638. A Monograph and Catalogue Raisonné, Doornspijk 1999

Z. Kwak, ‘Taste making southerners and northern innovators: Artistic dialogue between painters of kitchen scenes in the Republic and the Southern Netherlands, c. 1590-1630’, De Zeventiende Eeuw 31 (2015) 1, pp. 211-39

38 2024#1
FRANS HALS MUSEUM, HAARLEM

Denkraam

O, zit dat zo

Herkent u dit voorwerp? Het is een 18de-eeuwse jojo, in het Frans ook wel émigrette genoemd. Dit woord is afgeleid van het werkwoord émigrer, omdat het jojospel werd beoefend door Franse aristocraten die hun land tijdens de Franse Revolutie waren ontvlucht. Het kleinood trok mijn aandacht in het recentelijk heringerichte Musée de l’histoire de l’immigration in Parijs. Et voilà, weer een museum heropend, dacht ik.

Hoe anders dan het eindeloze getreuzel in eigen land, waar het maar niet opschiet met museale verbouwingen. Ondertussen verhoogt de Franse regering ook nog de cultuurbegroting met 6 procent. En in Le Journal des Arts lees ik over Parijs: ‘un public très éduqué, une formidable concentration de musées et de fondations de premier plan, et une communauté de collectionneurs et de mécènes lavisés’ (een zeer ontwikkeld publiek, een geweldige concentratie van eersterangs musea en culturele organisaties, en een gemeenschap van scherpzinnige verzamelaars en begunstigers). Zij wel.

Het Musée de l’histoire de l’immigration is gehuisvest in het voormalige Palais de la Porte Dorée, een overblijfsel van de Exposition Coloniale Internationale in 1931. Alle wanden van dit imposante gebouw zijn van plint tot dak gevuld met koloniale voorstellingen, allegorieën en tropische gewassen, en uitbundig gedecoreerd met schaars geklede bewoners van de toenmalige Franse koloniën. Ik beschouw dit soort heroïsche symboliek vooral zoals het destijds bedoeld is, namelijk als propaganda voor en door mensen van toen. Aan wie al moeite heeft met het omstreden zijpaneeltje van onze Gouden Koets en afbeeldingen niet in hun historische context kan plaatsen, raad ik een bezoek daarom ten zeerste af. De alweer bijna vergeten politici Harry van Bommel en Mariko Peeters betitelden de allegorische voorstelling Hulde der koloniën op de Gouden Koets als slavernijpanelen, waardoor de discussie op vileine wijze vlam vatte. Natuurlijk, de muren van het Palais de la Porte Dorée bieden met even rijp als overdadig fruit en vrouwelijk vertoon ‘une ambiance exotique et féerique’ (volgens de website van het Palais), maar dat was destijds ook al een sprookje.

Tegelijk met de Exposition Coloniale Internationale vond in 1931 al een tegententoonstelling plaats die de koloniale propaganda doorprikte. En dat is precies wat

het Musée de l’histoire de l’immigration ook doet. Het verhaal vertellen, feitelijk, in de historische context, aan een hedendaagse bezoeker. ‘O, zit dat zo’, stel je dan vast wanneer er weer een jaartal of cijfer wordt gepresenteerd. Bijvoorbeeld over de uittocht van de 180.000 Franse hugenoten, van wie er aan het einde van de 17de eeuw circa 60.000 naar de Republiek vluchtten. Hun gedwongen vertrek was het gevolg van het herroepen van de godsdienstvrijheid door Lodewijk XIV in 1685. Voortaan gold zijn ‘Un roi, une loi, une foi’ (één koning, één wet, één geloof).

Afgezet tegen de 102.000 Oekraïense vluchtelingen (stand november 2023) die momenteel in ons land verblijven (op een huidige bevolking van ruim 17 miljoen inwoners), krijgen deze getallen ineens een andere betekenis. Getallen zijn hier overigens mensen. In de historisch beladen huls van een koloniaal propagandapaviljoen brengt het nieuwe Musée de l’histoire de l’immigration aan de hand van een op het eerste gezicht onbeduidend, klein, 18de-eeuws object op fascinerende wijze een razend actueel en immens thema in beeld. Het laat hiermee precies de betekenis zien van een museum op zijn best, voor de maatschappij van nu.

Emigrette (jojo) Maker onbekend ca. 1791. Koper, Ø 9,5 cm

MUSÉE DE L’HISTOIRE DE L’IMMIGRATION, PARIJS

39 2024#1

Sinds de oprichting van haar studio Jongeriuslab in 1993 verwierf ontwerper

Hella Jongerius internationale bekendheid met haar eigenzinnige visie op het vak van vormgeving. Het grote publiek kent haar speelse textielontwerpen en keramische vazen voor het Zweedse warenhuis IKEA, of haar onorthodoxe Polder Sofa in opdracht van het Zwitserse meubelbedrijf Vitra. In de praktijk van Jongerius wisselen ontwerpen voor de industrie en zelf geïnitieerde onderzoeksprojecten op het snijvlak van vormgeving en kunst elkaar af. Vanaf 2010 ontwierp zij voor de KLM­vloot het interieur en de textiele onderdelen, met een scherpe focus op duurzaamheid. In 2013 werd de Delegate’s Lounge van het VN­hoofdkantoor in New York vernieuwd en onder leiding van Hella Jongerius en architectenbureau OMA opnieuw ingericht. De ruimte waar wereldleiders elkaar ontmoeten is een visitekaartje voor de Nederlandse creatieve industrie.

NIEUWE AANWINST

Textiele objecten en prototypes

Hella Jongerius /Jongeriuslab

1995-2021. Div. materialen, div. afmetingen Bijdrage € 34.600 uit het Titus Fonds

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

Aangekocht in 2024 met steun van de Vereniging Rembrandt (dankzij haar Titus Fonds)

Hella Jongerius

vernieuwende ontwerper en kunstenaar met textiel

Hella Jongerius, in 1963 geboren in De Meern, dankt haar bekendheid vooral aan de manier waarop ze in haar werk industrie en ambacht, innovatie en duurzaamheid, vormgevingstraditie en eigentijds design met elkaar weet te verbinden. Ze is inmiddels een internationaal invloedrijke ontwerper: bedrijven als Vitra, Maharam, Danskina en KLM behoren tot haar opdrachtgevers. Haar werk is opgenomen in internationale museumcollecties: van het Museum of Modern

Knitted Lamp

Hella Jongerius/Droog Design

1995. Glasvezel, perspex, zes gloeilampen; gebreid, verhit, in mal gevormd, 75 x 50 x 15 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

Sampler Blanket (artist proof)

Hella Jongerius/ Jongeriuslab

2004. Wol, polyester; geknipt, naaldgevilt, gestikt, 150 x 205 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

SUZAN RÜSSELER
40 2024#1

Art (MoMA) in New York tot het Centre Pompidou in Parijs. Paola Antonelli, conservator design van het MoMA, vorig jaar geïnterviewd in de Volkskrant over eigentijds Nederlands design, was vol lof: ‘Nergens wordt design zo intelligent ingezet. De ontwerper die daar dan met kop en schouders bovenuit steekt, is Hella Jongerius. Ze was de eerste die de relevantie van ambacht voor de productie benadrukte. Ze was de eerste die diepgravend onderzoek deed naar de herkomst van materialen en productietechnieken. […] Al die kennis en ideeën past zij uiteindelijk heel concreet toe in blijvende objecten.’

Hella Jongerius werkt in verschillende technieken, maar textiel speelt in haar ontwerpen een steeds prominentere rol. Het TextielMuseum volgt haar al sinds haar beginjaren en bezit met ruim 45 objecten en stalen verreweg de grootste collectie van haar textiele werk: van haar Kasese Sheep Chair en ontwerpen voor de Amerikaanse stoffenfabrikant Maharam tot haar zelf geïnitieerde onderzoek naar materiaalgebruik, kleur en vorm in haar vrije werk. In de aanloop naar een geplande tentoonstelling over haar textiele designarchief in het TextielMuseum is ook naar lacunes in de museumcollectie gekeken. De daaruit voortvloeiende wens om een aantal retrospectieve en actuele textiele designobjecten en prototypes van Jongerius aan te kopen, resulteerde in een aanvraag voor financiële ondersteuning bij de Vereniging Rembrandt.

Elf objecten uit de periode 1995-2021 kan het TextielMuseum dankzij de ondersteuning van de Vereniging Rembrandt en het Titus Fonds aan zijn collectie toevoegen. Een prototype van de Knitted Lamp uit 1995, een innovatief ontwerp in opdracht van designplatform Droog Design in samenwerking met de afdeling Luchten Ruimtevaarttechniek van de TU Delft, is het vroegste object uit de aankoop. Van recenter datum is het geweven wandwerk Aerial View (2021) uit de serie ‘Woven Windows’ – een verwijzing naar het textiele oeuvre van Bauhauspionier Anni Albers. De serie ‘Woven Windows’ ontstond uit het spel met garen en binding, met kleur en textuur. Ook kunnen we in het raammotief een verwijzing naar 17de-eeuwse schildertradities zien. Jongerius werkt met een team van experts, onder wie professionele wevers, maar verdiepte haar textieltechnische kennis ‘hands-on’ en voerde de serie zelf uit.

Aerial View (Woven Window) Hella Jongerius /Jongeriuslab 2019. Diverse textiele materialen; handgeweven, 115 x 85 x 3 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

IKEA PS collectie, prototype Portrait Hella Jongerius /Jongeriuslab 2005. Wol, katoen; geknipt, gestikt, diverse afmetingen

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

IKEA PS collectie, prototype Animal Portrait (Gullspira)

Hella Jongerius /Jongeriuslab 2005. Wol, katoen; geknipt, gestikt, diverse afmetingen TEXTIELMUSEUM, TILBURG

42 2024#1
foto: Laura Fiorio

Dancing a Yarn

De aankoop bevat ook een aantal prototypes, zoals die voor een serie textiele werken voor IKEA. De dierenmotieven ‘Pelle’, ‘Mikkel’ en ‘Gullspira’ zijn in 2009 in het kader van een IKEA-Unicefproject ontworpen. Het project helpt Indiase vrouwen de kost te verdienen. Ook de prototypes die niet in de serie eindigden, zoals het motief met vrouwelijk hoofd, zijn nu onderdeel van de collectie van het TextielMuseum.

Designarchief

Jongerius beschouwt het TextielMuseum als een instituut van kennis en expertise waar haar textiele oeuvre perfect op zijn plaats is. Om die reden krijgt het museum, parallel aan de verwerving van de objecten en prototypes, ook Jongerius’ textiele designarchief in bezit. Dit archief bestaat uit meer dan 160 dozen met schetsen en stalen van Jongerius’ industriële en vrije projecten. Voor het TextielMuseum is deze

Werk van Jongeriuslab voor de tentoonstelling Woven Cosmos in de Martin-Gropius-Bau in Berlijn, 29 april t/m 15 augustus 2021.

Bezoekers werden uitgenodigd om actief bij te dragen aan het maakproces. Klosjes van een touwvlechtmachine draaien in cirkels om elkaar heen en vlechten een omhulsel om de streng draden in het midden.

Rope Ladder black and green Hella Jongerius /Jongeriuslab 2021. Restgarens; koordgedraaid, geknoopt, 270 x 42 x 10 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

43 2024#1

schenking een unieke kans om een blauwdruk van Jongerius’ textiele werk in handen te krijgen, maar tegelijk is het een belangrijke aanwinst voor de Collectie Nederland, want een aanzienlijk deel van haar werk blijft hiermee voor ons land behouden. De rijkdom van Jongerius’ textiele oeuvre, haar ontwerpproces en de rol van haar textiele ontwerparchief zullen in het voorjaar van 2026 in een solotentoonstelling in het TextielMuseum gepresenteerd worden. Het museum kijkt ernaar uit het werk van deze Hollandse meester aan een breed publiek te kunnen laten zien. Tevens zal haar werk toegankelijk gemaakt worden in het toekomstige Depot on Demand, waar professionals en geïnteresseerde bezoekers werken uit de collectie kunnen opvragen voor onderzoek

Suzan Rüsseler is conservator kunst en vormgeving van het TextielMuseum

Space Loom #1 model

Hella Jongerius/Jongeriuslab 2019. Diverse textiele materialen, hout, 1001 x 92 x 50 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

Repeat

Hella Jongerius/Jongeriuslab 2002. Katoen, polyester, kunstzijde, zeefdrukinkt; machinaal geweven, gezeefdrukt, geborduurd, 115 x 680 cm

TEXTIELMUSEUM, TILBURG

44 2024#1

Vormen in gips

Dankzij een schenking is Museum Beelden aan Zee sinds kort 21 gipsmodellen van de Frans­Duitse beeldhouwer Hans Arp rijker. De komende vier jaar zal onderzoek worden gedaan naar de plaats en betekenis van deze bijzondere organische vormen in de atelierpraktijk van de kunstenaar.

In 2023 ontvingen tien musea wereldwijd elk een schenking van 22 werken uit de nalatenschap van de FransDuitse kunstenaar Hans Arp (18861966). De schenker was de Stiftung Hans Arp und Sophie Taeuber-Arp in Berlijn. Museum Beelden aan Zee verwierf 21 gipsen beelden en een postuum gegoten bronzen sculptuur. Beelden aan Zee is het enige museum in Nederland dat zich uitsluitend richt op het verzamelen, onderzoeken en presenteren van moderne en hedendaagse beeldhouwkunst. Het bezit nu de meest uitgebreide collectie beeldhouwwerken van Hans Arp in Nederland.

Een voorwaarde voor de schenking was dat elk museum onderzoek zou doen naar de werken die in zijn bezit waren gekomen. Beelden aan Zee, dat al beschikt over een Gipsotheek met meer dan duizend gipsmodellen, besloot het onderzoek toe te spitsen op Arps pionierswerk in gips.

Dankzij een onderzoeksbeurs van de Vereniging Rembrandt kon Museum Beelden aan Zee kunsthistoricus Louise Bjeldbak Henriksen aanstellen om onderzoek te doen naar de 21 gipsen beelden van Hans Arp. Henriksen (Denemarken, 1990) volgde eerder een fellowship bij de Stiftung Hans Arp und Sophie Taeuber-Arp in Berlijn en leidde in 2021-2022 een

Gestalt aus dem Wald

Hans Arp

1963, cast 1963-1975. Gips, 43,5 x 21,5 x 18,5 cm

MUSEUM BEELDEN AAN ZEE, SCHEVENINGEN

Wetenschappelijk onderzoek naar de collectie is essentieel, vindt de Vereniging Rembrandt. Daarom verstrekt zij elk jaar beurzen waarmee jonge kunsthistorici het vak kunnen leren.

45 2024#1
LOUISE BJELDBAK HENRIKSEN
Zo ontstond een visueel vocabulaire van ontluikende organische vormen

Onderzoeker Louise Bjeldbak Henriksen in de bibliotheek van Museum Beelden aan Zee met in haar handen Hans Arps Freund des kleinen Fingers (1963) en links vooraan diens Orient-Schatten (1961)

Zu den Wolken gerichtet

Hans Arp

1979, cast 1961-1974.

Gips, 41 x 23,5 x 16 cm

MUSEUM BEELDEN AAN

ZEE, SCHEVENINGEN

onderzoek naar de herkomst en authenticiteit van het werk van Arp in de collectie van Kunstmuseum Den Haag.

ARPS ATELIERPRAKTIJK

Modellen in gips speelden in Arps atelierpraktijk een belangrijke rol. Vanaf het begin van de jaren 1930 bouwde de dichter, schilder, graficus en beeldhouwer aan een grote bibliotheek van uitzonderlijke vormen in gips, die hij later vaak gebruikte voor uitvoeringen in brons. Daarnaast maakten al die gipsen modellen deel uit van een proces van eindeloos variëren op figuren en vormen. In zijn overtuiging dat kunst en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zocht Arp naar steeds nieuwe vormen om daar uitdrukking aan te geven. De baanbrekende vormentaal die hij ontwikkelde, bestaat uit organische verdraaiingen en rondingen, waarmee hij natuurlijke processen suggereerde die zich naadloos konden voegen in de wereld van de natuur. Zo ontstond een visueel vocabulaire van ontluikende organische vormen die zich vloeiend bewogen tussen abstractie en figuratie. Arps atelier werd bekend als ‘een eenmanslaboratorium voor de ontdekking van nieuwe vormen’. En ook als een ‘versteend, betoverd woud’.

Tegenwoordig lijkt Arps vocabulaire bijna vertrouwd – in die mate dat we gemakkelijk over het hoofd kunnen zien hoe baanbrekend zijn werk was toen hij in de jaren 1930 met beeldhouwen begon. Arp introduceerde niet alleen een nieuwe expressie in de beeldhouwkunst, hij hanteerde ook een innovatieve benadering bij het vormgeven van zijn werk. Gips speelde daarbij een cruciale rol. De

kneedbaarheid ervan stelde hem in staat om de vloeiende en organische vormen – die hij al toepaste in zijn reliëfs en collages – te vertalen naar drie dimensies.

Telkens wanneer Arp een gips voltooide, maakte hij – of een van zijn assistenten – een mal van het gips en goot hij minstens twee nieuwe gipsen. Deze dienden als verzekering wanneer gipsen naar gieterijen of steenhouwers werden gestuurd om te worden omgezet in andere materialen. Maar de multiples dienden ook als overgangs-

46 2024#1

objecten in Arps cyclische werkproces. Soms werden de afgietsels ontleed, opnieuw gebruikt en geïntegreerd in nieuwe creaties. Het doel van het onderzoek in Museum Beelden aan Zee is om vast te stellen hoe deze bibliotheek van vormen is ontstaan en hoe deze zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Het onderzoek zal kunsthistorisch en materiaaltechnisch van aard zijn.

Van 6 maart t/m 15 december 2024 zullen de 21 gipsmodellen voor het eerst te zien zijn in de tentoonstelling

Hans Arp. A Petrified Forest. Ze zijn te beschouwen als een retrospectief in het klein en geven samen met de eerste onderzoeksresultaten een boeiende introductie op Arps atelierpraktijk. In 2025 zal Henriksen korte essays over de individuele sculpturen publiceren in het online tijdschrift Sculptuur Studies van het Sculptuur Instituut, het wetenschappelijk instituut van Museum Beelden aan Zee. En op de Arp-conferentie in 2025, georganiseerd door de Stiftung Hans Arp und Sophie Taeuber-Arp, zal zij de

resultaten tot dan toe presenteren. Vervolgens zal Museum Beelden aan Zee in 2027, samen met de partners van het project, een grote overzichtstentoonstelling van Hans Arp organiseren. In deze tentoonstelling en in de bijbehorende catalogus zullen de uitkomsten van het vierjarige onderzoek worden gepresenteerd.

Louise Bjeldbak Henriksen is kunsthistoricus

47 2024#1
Foto: Gerrit Schreurs

JongRembrandt langs de big five

Afgelopen jaar was een feestelijk jaar voor de Vereniging Rembrandt. De Vereniging vierde zowel haar 140 ­jarig bestaan als het vijfjarig jubileum van JongRembrandt. Om dit jubileum op een bijzondere manier te vieren, werd op 8 december 2023 de allereerste JongRembrandt Art Night gehouden in Museum Prinsenhof Delft. Een museum met een prachtige collectie en een bijzondere geschiedenis.

Museum Prinsenhof Delft by night

JongRembrandt organiseert twee keer per jaar Art Talks in musea verspreid over het hele land. Het doel is om meer jongeren naar musea te lokken en kennis te laten maken met de verrassende kunst in de Nederlandse musea. Met de Art Night in Delft is dit meer dan gelukt. We mochten ruim tweehonderd jongeren verwelkomen. Het was daarmee het grootste jongerenevent van de Vereniging tot nu toe.

Tijdens deze night at the museum hadden we het museum de hele avond voor onszelf. Kunstexperts namen de aanwezigen mee op kunstsafari door de museumzalen; tussendoor traden de vrolijk uitgedoste muzikale performers van Splitter Splatter op. De kunstsafari, een nieuw element in het JongRembrandt-aanbod, leidde de bezoekers langs de big five van het museum. Deze vijf, door de Vereniging Rembrandt gesteunde, kunstwerken hebben elk een eigen geschiedenis en betekenis.

Bij een schuttersportret gaf psycholoog René ter Horst een spoedcursus ‘Visual Thinking Strategies’ en raakte de groep in gesprek over de

kunst van het kijken. Verder ging de safari langs de indrukwekkende 18de-eeuwse snoekterrines, een van de nieuwste aanwinsten van het museum. Een ander, wel heel bijzonder onderdeel van de safari vond plaats bij het Portret van de familie Van der Dussen. Daar gaven sopraan Marijje van Stralen en luitspeler Elly van Munster een muzikale toelichting bij het schilderij. Muziek die je mee terugnam naar de 17de eeuw, waardoor het familieportret tot leven leek te komen.

Er viel die avond nog veel meer te beleven, zoals de workshop waar je je eigen wijsheid kon vereeuwigen op een Delfts blauw tegeltje. En natuurlijk kon er ook heerlijk worden gedanst op zowel hits uit een ver verleden als hits van nu.

Het was een avond om niet te vergeten en als we een van de bezoekers mogen geloven, was deze avond ‘het beste Vereniging Rembrandt-event waar ik ooit ben geweest’.

48 2024#1

Mijn favoriet

Drie vragen aan Britt

Hoe kijk je terug op het event van JongRembrandt in Museum Prinsenhof Delft?

‘Ik vond het een superleuke avond! Ik was nog nooit in dat museum geweest en had geen idee dat het zo’n historisch beladen plek is. Ik vond het vooral erg leuk dat er zoveel experts rondliepen die echt wisten wat er aan de muur hing en er goed over konden vertellen. Door de workshops was het ook lekker interactief.

Het leukste onderdeel van de avond vond ik de workshop van de operazangeres. Ik ben wel een keer naar de opera geweest, maar ik had nog nooit iemand zó mooi horen zingen van dichtbij, echt heel bijzonder. Ik houd erg van muziek, dus ik vond het prachtig om te luisteren naar haar stemcontrole en de dynamiek die ze wist te brengen in het nummer: echt betoverend.’

Wat was jouw favoriete kunstwerk?

‘Dat was Allegorie op de tirannie van de hertog van Alva in de Nederlanden. In eerste instantie vond ik het nogal onheilspellend en wilde ik er niet te veel aandacht aan besteden. Maar mijn vriend bleef er langer naar kijken en dus ik ook. Het schilderij blijkt vol symboliek te zitten over de Tachtigjarige Oorlog tussen Nederland en Spanje. Het schilderwerk vond ik niet heel bijzonder, maar de beladenheid ervan des te meer. Het hielp dat er een tablet stond waarmee je op alle kleine details van het schilderij kon inzoomen en de betekenis ervan kon achterhalen. Zoals de heerser van Spanje die de provincies van Nederland “aan de ketting hield” en het duiveltje op zijn schouder. Bovendien vond ik het grappig om te zien dat het eigenlijk een oude vorm van propaganda is die gebruikt werd om de mening van het volk te beïnvloeden.’

Wat zou je JongRembrandt willen meegeven?

‘Echt goed dat jullie dit soort avonden organiseren, ik zou zeker nog een keer gaan! Een ideetje: hoe vet om voor een volgende avond een “achter-de-schermen”tour te krijgen in een museum. Het lijkt mij echt cool om de opslagplaatsen te zien, of hoe bijvoorbeeld de Nachtwacht wordt gerestaureerd. En als laatste: zouden de kaartjes niet wat goedkoper kunnen? Achttien euro is best duur voor studenten, dus je moet wel echt al van kunst houden om naar zo’n avond te gaan.’

49 2024#1 Foto’s: Marijke Phoa

Jacobs Gilde

Op 23 oktober 2023 was er een bijeenkomst van Jacobs Gilde in Kunstmuseum Den Haag, waar op dat moment de tentoonstelling Hilma af Klint & Piet Mondriaan en een presentatie van het werk van de Nederlandse keramist Wouter Dam te zien waren. Na korte inleidingen van conservatoren Laura Stamps en Jan de Bruijn werden beide tentoonstellingen bezocht. Naar aanleiding van de verwerving door het museum van het schilderij Martha – My Ouma uit de nalatenschap van Jan Maarten Boll, oud-voorzitter van de Vereniging Rembrandt, bezocht het gezelschap ook de speciale collectiepresentatie van Marlene Dumas.

Jacobs Gilde bestaat uit leden die de Vereniging Rembrandt in hun testament hebben opgenomen of overwegen dat te doen. Voor meer informatie over nalaten en Jacobs Gilde kunt u contact opnemen met Leonie Pels Rijcken (zie p. 54).

kort

Nieuwe collectiepresentatie Centraal Museum

Het kan bijna niemand zijn ontgaan: in het Centraal Museum is sinds 16 december 2023 de compleet vernieuwde collectiepresentatie Collectie Centraal te zien. Hierin toont het museum meer dan vierhonderd hoogtepunten uit zijn collectie, waarvan een aanzienlijk aantal met steun van de Vereniging Rembrandt is aangekocht. Het schilderij Granida en Daifilo van Gerard van Honthorst (aangekocht in 1943) hangt gebroederlijk naast het verwante werk van Dirck van Baburen (aangekocht in 2020), dat een andere scène uit hetzelfde verhaal toont.

Fijn om zo even een museum in te kunnen lopen met je

Rembrandtkaart

Uit: ledenonderzoek 2023

Jonge cirkel

Op 9 november 2023 werd in H’Art Museum in Amsterdam een introductieavond georganiseerd voor een nieuwe Rembrandtcirkel voor jonge leden. Het animo bleek dusdanig groot dat de cirkel kort daarna is opgericht. Inmiddels telt de Fabritius Cirkel al 26 leden.

Op 21 januari 2024 heeft de eerste ontvangst plaatsgevonden in Museum Rembrandthuis, het jaardiner vindt dit voorjaar plaats in Museum Van Loon.

50 2024#1
Foto: Marijke Phoa

Cadeau met inhoud

De vraag wat je wilt hebben voor je verjaardag kan een lastige zijn. Niet voor Rembrandtlid Ton Rodenburg, die eind 2023 zijn zestigste verjaardag vierde en zijn gasten vroeg om een bijdrage voor een meesterlidmaatschap bij de Vereniging Rembrandt. Bijkomend voordeel was dat een deel van zijn gasten op deze manier voor het eerst met de Vereniging Rembrandt in aanraking kwam.

Met Mankes op stap

In 2024 siert Mankes’ Sneeuwlandschap met sloot de Rembrandtkaart. Het schilderij kwam vorig jaar bij een stemactie als de meest geliefde aankoop sinds 1883 naar voren. Ruim 5.400 kunstliefhebbers brachten hun stem uit, vaak voorzien van een toelichting. Een driekoppige jury koos daaruit de tien mooiste en best verwoorde quotes. De inzenders daarvan kregen een speciaal voor deze actie gemaakte tas, beschikbaar gesteld door EE Exclusives in Heeze

Roelant Savery in Den Haag

In het Mauritshuis is (t/m 20 mei) een tentoonstelling te zien over de illustere kunstenaar Roelant Savery. Savery werkte meer dan tien jaar in Praag aan het hof van de Habsburgse keizer Rudolf II, waar hij met grote interesse keek naar de planten, dieren en kunstwerken die de keizer had verzameld. In de tentoonstelling schittert het kapitale bloemstilleven dat het Mauritshuis in 2016 met steun van de Vereniging Rembrandt heeft aangekocht. Ook te zien is het oudste nog bekende bloemstilleven uit de Noordelijke Nederlanden, in 1603 geschilderd door Savery en in 1943 met steun van de Vereniging aangekocht door het Centraal Museum.

51 2024#1
Blijf op de hoogte en volg ons via LinkedIn, Instagram en Facebook

Bord

Maker onbekend (Jingdezhen, China)

ca. 1700-20. Porselein, Ø 27,3 cm

KUNSTMUSEUM DEN HAAG

Geschonken in 2014 door de Vereniging Rembrandt (dankzij een schenking van Henriëtte Roelofsz-Dunlop en Noes Roelofsz)

kort

Een groots geschenk

Melk en bloed. Zo noemen experts en verzamelaars het rood-witte porselein dat aan het begin van de 18de eeuw in de Chinese stad Jingdezhen werd gemaakt voor de export naar Europa. Dit fraaie porselein is niet alleen minder bekend dan de blauw-witte variant, maar was ook lange tijd nauwelijks aanwezig in Nederlandse musea. Dankzij het Haagse echtpaar Henriëtte Roelofsz-Dunlop (19262014) en Noes Roelofz (1921-2012) is dat veranderd. Hun belangwekkende verzameling melk-en-bloedporselein is in 2014 via de Vereniging Rembrandt geschonken aan het Kunstmuseum Den Haag, waar de collectie momenteel (t/m 5 mei) te zien is in een speciale presentatie.

Sprenkelaars Maker onbekend (Jingdezhen, China) ca. 1710-30. Porselein, H 19,3 cm

KUNSTMUSEUM DEN HAAG

Geschonken in 2014 door de Vereniging Rembrandt (dankzij een schenking van Henriëtte Roelofsz-Dunlop en Noes Roelofsz)

Geef uw kunstliefde door

Op onze gezamenlijke kunstcollecties

raak je nooit uitgekeken. Onze musea kunnen Vermeer en Van Gogh op hun best laten zien, maar hun bezoekers ook meevoeren naar de Middeleeuwen of langs hoogtepunten van de moderne kunst. Zo kunnen we ons steeds opnieuw blijven verwonderen.

Dat zijn ervaringen die u ook anderen gunt. Uw (klein)kind bijvoorbeeld, of uw beste vriend of vriendin. Door uw vrienden enthousiast te maken voor een lidmaatschap van de Vereniging Rembrandt of door een lidmaatschap cadeau te doen, geeft u anderen de gelegenheid te beleven wat u zelf hebt beleefd.

Vaasje met bloemendecor (een van 24 stukken sieraardewerk

Firma Wed. N.S.A. Brantjes & Co ca. 1900. Aardewerk, H 15,5 cm

PURMERENDS MUSEUM

Aangekocht in 2018 met steun van de Vereniging Rembrandt (mede dankzij haar BankGiro Loterij Aankoopfonds (thans VriendenLoterij)), het Mondriaan Fonds en de Stichting De Vrienden van het Purmerends Museum

Werf een nieuw lid of geef een lidmaatschap cadeau via: www.verenigingrembrandt.nl

Lidmaatschappen

Jongmaat – € 37,50 per jaar

Jonger dan 25 jaar? Word lid en breng vaker een flitsbezoek aan musea met de Rembrandtkaart. Ook worden jonge leden twee keer per jaar uitgenodigd voor de JongRembrandt Art Talks.

Gezel – € 75 per jaar of € 110 per jaar voor 2 pers. 25 jaar of ouder? Word dan Gezel. Net als bij een Jongmaatlidmaatschap is het ook bij het Gezellidmaatschap mogelijk dit voor het leven af te sluiten.

Cadeaulidmaatschap

Uw liefde voor kunst delen met een vriend(in) of dierbaar familielid? Dat kan via een cadeaulidmaatschap. Of geef het Gezellidmaatschap voor het leven voor twee personen cadeau.

Meesterlidmaatschappen

Jonge Meester – ten minste € 350 per jaar* Jonge Meesters worden jaarlijks uitgenodigd voor de Zondag met Rembrandt om zo hun favoriete verzamelgebied te ontdekken.

Leermeester – ten minste € 1.000 per jaar*

Als Leermeester kunt u uw gift toewijzen aan aankopen waaraan wordt bijgedragen via het Themafonds van uw voorkeur. Bij de jaarlijkse Leermeesterlezing geeft een kunstexpert tekst en uitleg bij een spraakmakende, recent gesteunde aankoop.

Grootmeester – ten minste € 2.500 per jaar*

Grootmeesters krijgen net als Leermeesters de mogelijkheid hun gift toe te wijzen aan een van onze vijftien Themafondsen. Zij worden uitgenodigd voor de Meesterschouw, een intieme bijeenkomst waarin specialisten in musea een kijkje achter de schermen bieden.

Hollandse Meester – ten minste € 15.000 per jaar*

Zelf bepalen welke aankopen u steunt en met hoeveel? Of misschien onderzoek en restauratie mogelijk helpen maken? Word dan Hollandse Meester en richt een Fonds op Naam op. U geniet hiernaast dezelfde privileges als een Grootmeester en bent lid voor het leven.

* Een meesterlidmaatschap wordt afgesloten voor een periode van ten minste vijf jaar, waardoor er aantrekkelijke fiscale voordelen gelden.

53 2024#1

De Vereniging Rembrandt zet zich al sinds 1883 in voor het Nederlands openbaar kunstbezit. Dankzij de betrokkenheid en vrijgevigheid van haar 17.500 leden en in goede samenwerking met de musea vergroot de Vereniging de publieke belangstelling voor onze gezamenlijke kunstcollecties en maakt zij aankopen, onderzoek en restauraties mede mogelijk. Als particuliere organisatie is de Vereniging Rembrandt overkoepelend, onafhankelijk en bevlogen, en handelt zij vanuit haar expertise.

Hebt u vragen over schenken of het instellen van een Fonds op Naam bij de Vereniging Rembrandt? Neem dan contact op met Mathilde van der Werff, telefonisch of per e-mail: vanderwerff@verenigingrembrandt.nl.

BESTUUR

PER 24-6-2023

Niet-uitvoerende bestuurders:

De heer drs. A.A. Fock, voorzitter

De heer drs. B. Cornelis, vicevoorzitter

De heer drs. P.A. Geelen, penningmeester

De heer prof. dr. R.J. Baarsen

De heer drs. T.D.W. Dibbits

De heer H. Driessen

Mevrouw drs. F. Haijtema

De heer prof. dr. J.E.E. Keunen

Mevrouw drs. G.M.E. Knol

Mevrouw drs. C.M.H. van de Linde

De heer prof. mr. G.T.M.J. Raaijmakers

De heer prof. dr. M.S. Sellink

Uitvoerend bestuurder:

De heer drs. G. Janse

Zie voor de raad van adviseurs en de medewerkers van de Vereniging Rembrandt www.verenigingrembrandt.nl.

Hebt u vragen of wilt u advies over nalaten, of overweegt u de Vereniging Rembrandt te benoemen in uw testament? Neem dan contact op met Leonie Pels Rijcken, telefonisch of per e-mail: pelsrijcken@verenigingrembrandt.nl.

afbeelding omslag

Prototype portrait (detail) Hella Jongerius/Jongeriuslab (zie over deze aanwinst van TextielMuseum, Tilburg, pp. 40-44)

Beschermvrouwe

Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Beatrix der Nederlanden

VERENIGING REMBRANDT

Denneweg 124

2514 CL Den Haag

T: 070-4271720

E: bureau@verenigingrembrandt.nl www.verenigingrembrandt.nl

Bankrekeningnummer:

IBAN: NL 21 ABNA 0252 2008 61

OVER DEZE UITGAVE

Het Bulletin van de Vereniging Rembrandt verschijnt drie keer per jaar in een oplage van 11.500 en wordt toegezonden aan leden van de Vereniging Rembrandt. Aan dit nummer werkten mee: Laura Bjeldbak Henriksen, Sander van den Bosch, Eveline Chaudron, Bart Cornelis, Merel Deinema, Marjon Gemmeke, Peter Hecht, Bas Heijne, Geert-Jan Janse, Sandra Kisters, Laura Kolkena, Britt Krijgsman, Hilbert Lootsma, Norbert Middelkoop, Wim Pijbes, Marijke Phoa, Suzan Rüsseler, Astrid Schenk, Gerrit Schreurs, Joke de Wolf en Gerdien Wuestman.

Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright te Amsterdam. © Pictoright Amsterdam 2024.

Hoofdredacteur: Gerdien Wuestman

Redactie: Annemiek Overbeek

Eindredactie: Ingrid Mersel

Redactieadviesraad: Veerle Corstens en Laurens Meerman

Ontwerp: van Rosmalen & Schenk, Amsterdam

Drukwerk: Tuijtel, Werkendam

54 2024#1

Alkmaar

Stedelijk Museum Alkmaar

Amerongen

Kasteel Amerongen

Amersfoort

Museum Flehite

Ammerzoden

Kasteel Ammersoyen

Amstelveen

Cobra Museum voor

Moderne Kunst

Museum Jan

Amsterdam

Allard Pierson

Amsterdam Museum

Amsterdam Pipe Museum

Joods Museum

Museum Rembrandthuis

Museum Het Schip

Museum Ons’ Lieve Heer

op Solder

Museum Van Loon

Het Scheepvaartmuseum

Rijksmuseum

Stadsarchief Amsterdam

Stedelijk Museum

Van Gogh Museum

Wereldmuseum Amsterdam

Apeldoorn

Paleis Het Loo

Appingedam Museum Stad Appingedam

Arnhem

Gelders Archief

Museum Arnhem

Assen

Drents Museum

Asten Museum Klok & Peel

Barneveld

Museum Nairac

Berg en Dal

Afrika Museum

Bergen op Zoom

Het Markiezenhof

Beverwijk

Museum Kennemerland

Breda

Stedelijk Museum Breda

Brielle

Historisch Museum Den

Briel

Culemborg

Elisabeth Weeshuis Museum

Vrije toegang tot de vaste collecties van ondersteunde musea

Als lid van de Vereniging Rembrandt hebt u met uw Rembrandtkaart vrije toegang tot de vaste collecties van alle musea die sinds onze oprichting door ons zijn gesteund. Kijk voor uw bezoek altijd even op de website van de betreffende instelling voor de actuele gegevens. Bij sommige musea is reserveren verplicht.

Delft Museum Prinsenhof Delft

Deventer

Museum de Waag

Speelgoedmuseum Deventer

Dordrecht

Dordrechts Museum

Huis Van Gijn

Edam

Edams Museum

Eindhoven Van Abbemuseum

Elburg Museum Elburg

Enkhuizen

Zuiderzeemuseum

Enschede

Rijksmuseum Twenthe

Franeker Museum Martena

Gorinchem

Gorcums Museum

Gouda Museum Gouda

’s-Gravenhage

De Mesdag Collectie

Haags Historisch Museum

Huis van het Boek

Koninklijke Bibliotheek

Kunstmuseum Den Haag (incl. Fotomuseum Den Haag)

Mauritshuis (incl. Galerij

Prins Willem V)

Museum Beelden aan

Zee Museum Bredius

Groningen

Groninger Museum

Haarlem

Frans Hals Museum

Teylers Museum

Haarzuilens

Kasteel de Haar

Harlingen

Gemeentemuseum

Het Hannemahuis

Hattem

Voerman Stadsmuseum

’s-Heerenberg

Kasteel Huis Bergh

Heerenveen-Oranjewoud

Museum Belvédère

Heino/Wijhe

Kasteel Het Nijenhuis

Helmond Museum Helmond

’s-Hertogenbosch

Het Noordbrabants

Museum

Design Museum Den Bosch

Heusden a/d Maas

Het Gouverneurshuis

Hilversum Museum Hilversum

Hoorn Westfries Museum

Kampen

Stedelijk Museum Kampen

Katwijk

Katwijks Museum

Laren

Singer Laren

Leek

Museum Nienoord

Leens

Landgoed Verhildersum

Leerdam

Nationaal Glasmuseum

Leeuwarden

Fries Museum

Keramiekmuseum

Princessehof

Leiden

Japanmuseum SieboldHuis

Museum Boerhaave

Museum De Lakenhal

Rijksmuseum van Oudheden

Universitaire Bibliotheken

Leiden

Wereldmuseum Leiden

Loosdrecht

Kasteel-Museum

Sypesteyn

Maastricht

Bonnefanten

Marken

Marker Museum

Middelburg

Zeeuws Museum

Naarden

Nederlands

Vestingmuseum

Nijmegen

Valkhof Museum

Oss Museum Jan Cunen

Otterlo

Kröller-Müller Museum

Nederlands Tegelmuseum

Oud-Zuilen Slot Zuylen

Purmerend

Purmerends Museum

Ridderkerk

Huys ten Donck (alleen de tuinen)

Rhenen

Stadsmuseum Rhenen

Roermond

Cuypershuis Rotterdam

Chabot Museum

Het Nieuwe Instituut

Kunsthal Rotterdam

Maritiem Museum

Rotterdam Museum Boijmans Van Beuningen

Nederlands Fotomuseum

Wereldmuseum Rotterdam

Rozendaal

Kasteel Rosendael

De Rijp

Museum In ’t Houten Huis

Schiedam

Stedelijk Museum

Schoonhoven

Nederlands Zilvermuseum

Schoonhoven

Slochteren

Fraeylemaborg

Sluis Museum Het Belfort

Sneek

Fries Scheepvaart Museum

Soest

Nationaal Militair Museum

Tiel

Flipje en Streekmuseum

Tiel

Tilburg

TextielMuseum

Uden Museum Krona

Uithuizen

Menkemaborg

Utrecht

Centraal Museum

Museum Catharijneconvent

Museum Speelklok

Vaassen

Kasteel Cannenburch

Veendam

Veenkoloniaal Museum

Vlissingen

Maritiem Muzeeum Zeeland

Voorburg Museum Swaensteyn

Voorschoten

Kasteel Duivenvoorde

Warffum

Openluchtmuseum Het

Hoogeland

Weesp Museum Weesp

Woerden

Stadsmuseum Woerden

Zaandam

Zaans Museum

Museum Zaanse Tijd

Zaltbommel

Stadskasteel Zaltbommel

Zierikzee

Stadhuismuseum

Zutphen

Musea Zutphen (Museum Henriette Polak en Stedelijk Museum)

Zwolle

ANNO

Museum de Fundatie

De volgende musea behoren niet tot de gesteunde musea maar accepteren wel onze

Rembrandtkaart:

Alphen aan den Rijn

Archeon

Amstelveen

Museum Jan van der Togt

Amsterdam

Huis Marseille (50% korting op entree)

Bergen Museum Kranenburgh

’s-Gravenhage

Museum de Gevangenpoort

Maassluis

Museum Maassluis

Rotterdam

Chabot Museum

Rijswijk (ZH) Museum Rijswijk

Tilburg

De Pont museum

Weert Museum W

Met elkaar is het mogelijk

Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.